NU Zorg Begeleiden in de zorg Theorieboek | Niveau 3
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 1
12/06/14 8:22 PM
Vormgeving omslag Nu Amsterdam, Amsterdam Ontwerp binnenwerk G2K, Groningen/Amsterdam Foto omslag Frank Muller, Nijmegen
2014 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzondering mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher. Met betrekking tot sommige teksten en/of illustratiemateriaal is het de uitgever, ondanks zorgvuldige inspanningen daartoe, niet gelukt eventuele rechthebbende(n) te achterhalen. Mocht u van mening zijn (auteurs)rechten te kunnen doen gelden op teksten en/of illustratiemateriaal in deze uitgave dan verzoeken wij u contact op te nemen met de uitgever. Aan de totstandkoming van deze uitgave is uiterste zorg besteed. Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich aanbevolen. ISBN 978-90-01-83480-7 253715
253715.indb 2
12/06/14 8:22 PM
NU Zorg Begeleiden in de zorg Theorieboek | Niveau 3
Onder redactie van Anneke Ormel Ank van de Wiel
Auteurs M. van der Linden † H. Molenaar J. Olthof
Eerste druk, 2014
Noordhoff Uitgevers
253715.indb 3
12/06/14 8:22 PM
Methodeoverzicht De methode NU Zorg is ontwikkeld op basis van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur voor verzorgende-IG (niveau 3) en verpleegkundige (niveau 4). De kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier vormen de basis voor de inhoud en de structuur van NU Zorg.
NU Zorg niveau 3 en 4 Boeken
Online
generiek theorieboek
werkboek
e-books
branche theorieboek
werkboek
docentenhandleiding
NU Zorg Online Met je NU Zorg-licentie heb je via NU Zorg Online toegang tot de e-books. Op NU Zorg Online vind je ook extra informatie, zoals: • interactieve oefen- en toetsvragen • beschrijving en formulieren beroepsvaardigheden • praktijkinformatie Meer informatie over NU Zorg en een compleet overzicht van alle titels vind je op www.nu-zorg.nl. Hier kun je ook terecht voor de oefen- en toetsvragen als je niet over een NU Zorg-licentie beschikt.
4
253715.indb 4
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:22 PM
Voordat je begint Met de methode NU Zorg bereid je je voor op je beroep als verzorgende-IG of verpleegkundige. Aan de hand van projecten, praktijksituaties, verdiepings- en transferopdrachten leer je met kennis en inzicht te werken in de praktijk. In dit theorieboek vind je de informatie om met kennis van zaken te kunnen handelen. De theorie is gerelateerd aan de beroepspraktijk en voorzien van praktijkvoorbeelden. Het theorieboek is een naslagwerk. Het bevat alle kennis en informatie die horen bij een werkproces uit het kwalificatiedossier. Het boek is zo opgebouwd dat je er snel de weg in kunt vinden. Elk hoofdstuk begint met een korte inleiding en een praktijkschets. Met de stellingen aan het eind van elk hoofdstuk kun je testen of je de theorie goed hebt begrepen. Als je aan het eind van een hoofdstuk je kennis nog verder wilt toetsen kun je gebruikmaken van de interactieve oefenvragen op NU Zorg Online. Daar staan ook toetsvragen die je kunt maken na bestudering van het hele theorieboek. Voor elk theorieboek zijn twee toetsen van elk tien vragen beschikbaar.
Pictogrammen In dit boek kun je de volgende pictogrammen tegenkomen: Tip Definitie Voorbeeld Verwijzing naar website
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 5
5
12/06/14 8:22 PM
Inhoud 1 Begeleiding
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
9
Intro 10 Meneer Bos 10 Wat is ondersteunende begeleiding? 11 De begeleidende taken van de verzorgende 12 Samenwerking met andere disciplines 14 Maatschappelijke ontwikkelingen 15 Wetgeving 16 Visie op zorg 18 Methodisch begeleiden 21 De relatie tussen zorgverlener en zorgvrager 21 Stellingen 26
4 Begeleiding bij groepsactiviteiten
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Intro 60 Samen eten 60 Groepsactiviteiten 61 Groepen en groepsprocessen 62 Ontwikkelingsfasen van een groep 64 Het groepsklimaat bevorderen en bewaken Communicatie en interactie 66 Begeleiding tijdens groepsactiviteiten 72 Speciale groepsprogramma’s 74 Stellingen 75
5 Begeleiding bij gedragsproblemen 2 Begeleiding bij het dagelijks functioneren in de woonsituatie 29 Intro 30 Meneer Kok 30 2.1 De praktische problemen in het dagelijkse leven 31 2.2 De zorgdoelen van de begeleiding 32 2.3 Omgaan met veranderingen 34 Stellingen 39
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
59
65
77
Intro 78 Meneer De Jong 78 Gedragsproblemen 79 Multidisciplinaire aanpak 79 Gedragsproblemen observeren en signaleren 80 Gedragsproblemen bij verschillende zorgvragersgroepen 81 Agressie 86 Traumatische ervaringen 90 Stellingen 91
3 Begeleiding bij individuele activiteiten 41
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
6
253715.indb 6
Intro 42 Dolf Jongejans 42 Organiseren van activiteiten 43 Methodisch werken 44 Ontwikkelprogramma’s 48 Specifieke benaderingswijzen 52 Grenzen stellen 56 Stellingen 57
6 Begeleiding bij emotionele verwerking 93
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
Intro 94 Max 94 Wat is begeleiding bij emotionele verwerking? 95 Omgaan met verliessituaties 96 Signaleren van verliesverwerking 97 Het verwerkingsproces 100 Omgaan met emoties bij verliessituaties Verstoorde rouw 108 De beroepshouding 109 Omgaan met ethische vragen 112 Stellingen 115
105
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:22 PM
7 Begeleiding van het sociale netwerk
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
117
Intro 118 Joke Diekstra 118 Het belang van een sociaal netwerk 119 Ontwikkelingen rondom de begeleiding van het sociale netwerk 120 De systeembenadering 120 Het sociale netwerk in kaart brengen 121 Het sociale netwerk ondersteunen of uitbouwen 123 Samenwerking met mantelzorgers 124 De relatie tussen mantelzorgers en zorgvrager 127 Mantelzorg ondersteunen 128 Vrijwilligers 132 Stellingen 134
Register 154 Verantwoording 157
8 Begeleiding bij maatschappelijk functioneren 137
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
Intro 138 Mariët Cornee 138 Wat is begeleiden bij het maatschappelijk functioneren? 139 De rol van bemiddelaar 139 Vergroten van de zelfredzaamheid 140 Begeleiding bij reizen en vakanties 141 Educatieve ondersteuning 144 Ondersteuning bij het eerste contact 147 Wet- en regelgeving 149 Stellingen 153
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 7
7
12/06/14 8:22 PM
253715.indb 8
12/06/14 8:22 PM
Begeleiding
1
Inhoud Intro 10 Meneer Bos 10 Wat is ondersteunende begeleiding? 11 De begeleidende taken van de verzorgende 12 Samenwerking met andere disciplines 14 Maatschappelijke ontwikkelingen 15 Wetgeving 16 Visie op zorg 18 Methodisch begeleiden 21 De relatie tussen zorgverlener en zorgvrager 21 Stellingen 26
www.nu-zorg.nl • relatie met kwalificatiedossier • oefenvragen • toetsvragen • e-learning
253715.indb 9
12/06/14 8:22 PM
Hoofdstuk 1
Intro Zorgvragers hebben op veel gebieden begeleiding en ondersteuning nodig. In dit hoofdstuk lees je op welke gebieden je de zorgvrager kunt begeleiden en hoe je op een systematische en professionele manier de zorgvrager kunt ondersteunen bij praktische, maatschappelijke, sociale en emotionele problemen.
Meneer Bos Meneer Bos heeft reuma. De laatste jaren gaat het steeds wat minder. Op dit moment heeft meneer met name hulp nodig bij de lichamelijke verzorging. Zijn vrouw hielp hem hierbij tot het haar te veel werd. Sinds kort ontvangt hij thuiszorg. Dagelijks komt Merel, die hem begeleidt en waar nodig de zorg overneemt. Meneer Bos vindt het maar moeilijk te accepteren dat hij aan zelfstandigheid moet inleveren. Alleen douchen durft meneer niet goed meer, maar hij vindt het vreselijk hierbij geholpen te worden. Om toch zo veel mogelijk zelf te kunnen doen, wast meneer zich nu vaker bij de wastafel. Merel zet dan een stoel voor hem bij de wastafel, zodat hij zich rustig kan wassen en scheren. Soms loopt de frustratie van meneer Bos over zijn beperkingen zo hoog op dat hij zich volledig afhankelijk opstelt. Op andere momenten is hij zo eigenwijs dat hij zijn eigen grenzen overschrijdt. Zo nam hij er op een morgen geen genoegen mee om zich bij de wastafel te verzorgen en ging op eigen houtje onder de douche. Bij het afdrogen gleed hij uit en maakte een nare val, waardoor hij met een gebroken heup in het ziekenhuis moest worden opgenomen.
10
253715.indb 10
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:22 PM
Begeleiding
1.1
Wat is ondersteunende begeleiding?
Begeleiding is een belangrijk onderdeel van het werk van een verzorgende. Als verzorgende begeleid je, samen met andere gezondheidswerkers, verschillende zorgvragers en groepen. Je doet dit volgens het begeleidingsproces en met behulp van een begeleidingsplan.
Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) beschrijft het begrip ‘begeleiden’ als volgt.
Begeleiden is invloed uitoefenen op het functioneren van de zorgvrager, zodat: • problemen of terugval van de zorgvrager voorkomen worden; • bepaalde situaties voor de zorgvrager dragelijk worden; • de zelfredzaamheid van de zorgvrager vergroot wordt.
Bij begeleiden gaat de verzorgende in eerste instantie uit van ondersteunende begeleiding. Als dit niet genoeg is, moet de verzorgende overgaan tot sturende begeleiding. Bij sturing ligt het initiatief vooral bij de verzorgende.
De begeleiding richt zich dan op het vergroten van de onafhankelijkheid en de zelfcontrole van de zorgvrager. De groei en ontplooiing van de zorgvrager staan daarbij voorop. Ondersteunende begeleiding betekent dat je begeleiding biedt aan zorgvragers en de mantelzorg bij praktische, maatschappelijke, sociale en emotionele problemen tijdens de dagelijkse zorgverlening. Het is de begeleiding die je dagelijks geeft en die niet gericht is op een specifiek verbeterdoel. Bij ondersteunende begeleiding begeleid je een zorgvrager niet van ‘a’ naar ‘b’, maar haak je in op datgene wat de zorgvrager aan problemen ervaart. De begeleiding kan op ieder moment van de zorgverlening geboden worden. Vaak is het voldoende als je goed luistert en een empathische houding toont. Het probleem is dikwijls incidenteel. De zorgvrager of mantelzorger wil bijvoorbeeld zijn hart luchten, een luisterend oor vinden of een arm om zich heen voelen.
Voorbeelden van ondersteunende begeleiding g g Praktisch probleem
Maatschappelijk probleem
Sociaal probleem
Emotioneel probleem
Probleem zorgvrager
Ik kan niet naar de fysiotherapeut, want de bus rijdt niet.
Ik weet niet wat ik tegen mijn baas moet zeggen over mijn ziekte.
Ik voel mij zo alleen.
De zorgvrager huilt.
Ondersteunende begeleiding
Je geeft als mogelijke oplossing aan dat de zorgvrager een taxi kan regelen of kan vragen of mantelzorgers kunnen rijden.
Je praat met de zorgvrager over wat hij zou willen zeggen en hoe hij dit kan aanpakken.
Je vraagt waarom, luistert en vat samen.
Je vraagt naar de reden en laat daarbij merken dat je er voor de zorgvrager bent. Bijvoorbeeld door een arm om hem heen te slaan. Vervolgens ga je in op de ervaren situatie.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 11
11
12/06/14 8:22 PM
Hoofdstuk 1
1.2
De begeleidende taken van de verzorgende
Een zorgvrager begeleid je samen met andere disciplines. Als verzorgende moet je dus weten wat jouw specifieke taak is bij het begeleiden.
1 Planning Samen met de zorgvrager, de mantelzorg en de professionele zorg stel je een begeleidingsplan op. Dit doe je altijd samen met de zorgvrager. Dat is belangrijk, omdat de zorgvrager daardoor meer gemotiveerd is om samen aan de zorgdoelen te werken; hij vindt ze zelf haalbaar en zinvol. Door alle disciplines samen wordt bepaald op welke manier aan de doelen gewerkt gaat worden, zodat alle zorgverleners op één lijn zitten.
2 Voorlichting Voorlichting is belangrijk bij begeleiding. Bijvoorbeeld voorlichting over de aandoening en de gevolgen ervan. Ook het aanleren van vaardigheden is een manier om zorgvragers te begeleiden. Denk bijvoorbeeld aan praktische vaardigheden, gedragsvaardigheden en communicatieve vaardigheden.
• een begeleidingsplan uitvoert en veranderingen signaleert; • voorwaarden voor alle betrokkenen creëert om tot een goede begeleiding te komen; • de intake, het ontslag en de overdrachtsprocedure regelt.
3 Begeleiding uitvoeren De begeleiding die je als verzorgende biedt, richt zich op verschillende terreinen.
Terreinen begeleiding • Je begeleidt de zorgvrager bij de huishoudelijke taken. • Je begeleidt de zorgvrager bij de persoonlijke zorg. • Je biedt opvoedingsondersteuning. • Je begeleidt de zorgvrager bij het vinden en uitvoeren van geschikte activiteiten. • Je begeleidt de zorgvrager bij maatschappelijke problemen. • Je begeleidt de zorgvrager bij sociale problemen. • Je begeleidt de zorgvrager bij gedragsveranderingen. • Je begeleidt de zorgvrager bij emotionele problemen. • Je begeleidt het sociale netwerk van de zorgvrager
4 Zelfredzaamheid stimuleren Een zorgvrager leert stapsgewijs omgaan met een rolstoel. Coördineren Begeleiden doe je samen met andere disciplines. Om goed samen te kunnen werken, is het belangrijk dat je als verzorgende: • afspraken maakt over de begeleiding (wie doet wat wanneer?); • weet hoe en waar iets plaatsvindt;
12
253715.indb 12
Iemand is zelfredzaam als hij zijn leven zo kan inrichten dat hij geen hulp van anderen nodig heeft. In dit geval heeft een zorgvrager de regie over zijn eigen leven. In de gezondheidszorg is het bij uitstek de taak van de zorgverleners om de zelfzorg en de zelfstandigheid van de zorgvrager te bevorderen. Dit wordt ook wel empowerment genoemd. Mensen die een beroep doen op zorg zijn veelal in meer of mindere mate verminderd zelfredzaam. De zorgverlening moet erop gericht zijn een zo groot mogelijke zelfredzaamheid te bereiken.
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:22 PM
Begeleiding
De mate waarin een zorgvrager zelfredzaam is, bepaalt de zelfstandigheid en daarmee de mogelijkheden om zelf de regie over het eigen leven te voeren. Wanneer je afhankelijk bent van anderen, kan dat gemakkelijk leiden tot gevoelens van minderwaardigheid. Dat zelfredzaamheid bijdraagt aan het gevoel van eigenwaarde zien we heel mooi bij kinderen. Kinderen willen dingen vaak per se zelf doen en zijn trots op hun prestaties. Als verzorgende krijg je te maken met situaties waarin je de zelfredzaamheid bij zorgvragers moet stimuleren en zo nodig (opnieuw) moet aanleren. Als verzorgende ga je uit van de mogelijkheden van de zorgvrager en niet van zijn beperkingen. Voorwaarden bij het stimuleren van de zelfredzaamheid • Als verzorgende draag je zorg voor een veilige en vertrouwde omgeving. Om te leren/ontwikkelen, is het belangrijk dat de zorgvrager zich veilig en vertrouwd voelt. Pas dan zal hij zich voldoende beschermd voelen om nieuwe situaties aan te gaan. • Als verzorgende laat je de zorgvrager zelf op onderzoek uitgaan. De zorgvrager zal veelal zelf de drang voelen om zijn zelfredzaamheid te vergroten. Het is belangrijk de zorgvrager te ondersteunen op het moment dat hij hulp nodig heeft of hulp vraagt. Waar nodig reik je hulpmiddelen aan. De regie blijft in handen van de zorgvrager. Jij biedt de zorgvrager de gelegenheid om te experimenteren en te ontdekken hoe hij zich verder kan ontwikkelen. Als verzorgende motiveer en stimuleer je de zorgvrager om het volgende stapje te zetten of juist niet te hard te gaan. In vastgelopen situaties bedenk je nieuwe mogelijkheden. • Als verzorgende geef je de zorgvrager eigen verantwoordelijkheid. Wanneer de regie bij de zorgvrager blijft, zal hij zichzelf verantwoordelijk voelen. Het is belangrijk dat de zorgvrager actief meedenkt en invloed kan uitoefenen op zijn eigen leven. Zelfredzaamheid stimuleren betekent dat je als verzorgende aansluit bij de mogelijkheden van de zorgvrager of bij zijn interesses. Wanneer je aansluit bij de leerbehoefte, bij dat wat iemand wil leren, leert hij het snelst. Voorkom dat je te hoge eisen aan de zorgvrager stelt. Dit werkt demotiverend en vertraagt het leerproces. Voor de zorgvrager is het belangrijk te weten dat hij waar nodig op iemand kan terugvallen.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 13
• Als verzorgende sluit je aan bij wat de zorgvrager al kan. Een zorgvrager leert het meest als hij gestimuleerd wordt om wat hij al kan te verbeteren. Je stimuleert hem door daar iets aan toe te voegen of door de moeilijkheidsgraad te verhogen. Het aanleren van nieuwe vaardigheden zal veelal pas mogelijk zijn wanneer de zorgvrager hier zelf in is geïnteresseerd. Als verzorgende doe je een beroep op de wilskracht van de zorgvrager en daag je hem uit tot verdere ontwikkeling. Je laat de zorgvrager zelf dingen ervaren en neemt niet te snel iets van hem over. • Als verzorgende sluit je aan bij de persoonlijke manier van leren van de zorgvrager. De wijze waarop je de zorgvrager stimuleert bij de zelfredzaamheid moet aansluiten bij de manier waarop de zorgvrager leert. De ene zorgvrager leert door gewoon te doen en dan te ontdekken wat wel of niet lukt. De andere zorgvrager wil eerst precies weten wat de mogelijkheden en eventuele gevolgen of risico’s zijn voordat hij gaat handelen. Als hulpverlener moedig je de zorgvrager aan en laat je zien dat je vertrouwen in hem hebt. • Als verzorgende geef je positieve feedback. Een compliment is voor de zorgvrager een stimulans om door te gaan en extra zijn best te doen. Het vergroot tevens zijn gevoel van eigenwaarde. Met opbouwende feedback geef je aan wat niet goed ging of hoe iets anders zou kunnen. Door de zorgvrager een spiegel voor te houden en hem te wijzen op de consequenties van zijn gedrag, draag je bij tot het verbeteren van de zelfredzaamheid. Feedback wordt altijd gegeven over bepaald gedrag dat de zorgvrager laat zien en niet over zijn persoonlijkheid. Het geven van negatieve feedback ontmoedigt. • Als verzorgende zorg je voor voldoende rustmomenten. Werken aan een grotere zelfredzaamheid vraagt veel inspanning en energie van de zorgvrager. Stimuleren op momenten dat een zorgvrager moe is, heeft geen zin. Perioden van oefenen en ontwikkelen, moeten dan ook afgewisseld worden met perioden van rust. Op de website van Movisie, www.movisie.nl, staan allerlei praktische tips voor het vergroten van de zelfredzaamheid.
13
12/06/14 8:22 PM
Hoofdstuk 1
1.3
Samenwerking met andere disciplines
Bij het begeleiden van een zorgvrager werk je samen met verschillende mensen. Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van de werkterreinen en taken van andere hulpverleners, zodat je weet wie je kunt raadplegen of naar wie je een zorgvrager kunt doorverwijzen. Je werkt onder andere samen met mantelzorgers van de zorgvrager, vrijwilligers, verpleegkundig specialisten en mensen die werkzaam zijn in andere disciplines.
1 De mantelzorgers Mantelzorg wordt vaak verleend door de naasten. Zij hebben een groot aandeel in de begeleiding van de zorgvrager. Soms nemen ze de wettelijke verantwoordelijkheden (tijdelijk) over van de zorgvrager. Op dit aspect wordt dieper ingegaan in paragraaf 1.5 over wetgeving. Daarnaast zijn er talloze vrijwilligers die praktische en psychosociale begeleiding bieden. Voorbeelden zijn de mensen van ‘Tafeltje-dek-je’, gastvrouwen, huiskamerassistenten, mensen die bewoners begeleiden bij het wandelen of fietsen, of buddy’s voor jong dementerenden.
2 De verpleegkundig specialisten Je kunt allerlei verschillende gespecialiseerde verpleegkundigen tegenkomen in je werk: • PIT-verpleegkundigen (Psychiatrische Intensieve Thuiszorg-verpleegkundigen) zoeken de zorgvrager thuis op en begeleiden de familie. Ze kunnen de familie bijstaan bij problemen en optreden als tussenpersoon voor familie en andere hulpverleners. • Sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen zijn gespecialiseerd in het omgaan met en begeleiden van zorgvragers met probleemgedragingen. Verder kun je nog andere gespecialiseerde verpleegkundigen tegenkomen, zoals diabetesverpleegkundigen, astmaverpleegkundigen, arboverpleegkundigen, oncologisch verpleegkundigen en de aidsconsulent.
14
253715.indb 14
3 Andere disciplines Andere gespecialiseerde vakmensen met wie je te maken kunt krijgen, zijn: • De PPG’er (praktisch pedagogische gezinsbegeleider) geeft ouders en begeleiders van kinderen met een verstandelijke beperking ondersteuning bij opvoedingsvragen. • RIBW-medewerkers – RIBW staat voor Regionaal Instituut Beschermd Wonen – bieden thuis hulp aan zorgvragers met psychiatrische problemen. De ondersteuning richt zich op algemene zelfredzaamheid, sociale netwerken, werk en dagbesteding. • Medewerkers in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ; voorheen RIAGG), zoals psychologen en maatschappelijk werkers bieden begeleiding thuis bij mensen die ernstig in de problemen zijn geraakt en als gevolg daarvan in psychische nood verkeren. De GGZmedewerkers bieden ondersteuning bij moeilijkheden in de opvoeding, bij huwelijks- en gezinsproblemen, bij zaken als angsten, spanningen, vereenzaming, enzovoort. • Arbodienstmedewerkers adviseren en begeleiden gehandicapte zorgvragers bij aanpassingen op de werkplek. Ten slotte kun je nog te maken krijgen met de volgende specialisten. • Fysiotherapeuten bieden begeleiding bij de mobiliteit. • Ergotherapeuten begeleiden zorgvragers bij het leren omgaan met een lichamelijke handicap en het aanleren van vaardigheden en adviseren bij het gebruik van hulpmiddelen en aanpassingen. • Activiteitenbegeleiders bieden professionele begeleiding bij het vinden en uitvoeren van activiteiten. • Maatschappelijk werkers begeleiden bij sociale en financiële problemen. • Psychologen bieden psychosociale begeleiding in de vorm van therapieën. © Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:22 PM
Begeleiding
• Pedagogen bieden begeleiding bij opvoedingsproblemen. • Orthopedagogen bieden begeleiding bij de opvoeding van kinderen met gedrags- of leerproblemen. • Psychiaters begeleiden zorgvragers met gedragsstoornissen door middel van behandeling en therapie. • Medisch specialisten, zoals revalidatieartsen, gerontologen, oncologen en internisten, begeleiden de zorgvragers in het kader van hun specialisatie. Een team van specialisten begeleidt Martha en haar familieleden.
1.4
Maatschappelijke ontwikkelingen
Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen heeft invloed op de manier waarop de begeleiding van zorgvragers wordt ingevuld, nu en in de toekomst.
1 Vergrijzing Vanaf 1995 tot 2025 neemt het aandeel 65-plussers in de bevolking toe van 13,3 tot 21,2 procent. Dit is een groei van ruim twee miljoen mensen tot 3,7 miljoen. Dit komt doordat mensen steeds ouder worden en er minder kinderen geboren worden. Daarnaast is er een grote groep mensen geboren in de periode 1946-1965, de ‘babyboomers’. Deze groep bereikt sinds 2010 de leeftijd van 65 jaar. Dit betekent dat er straks meer ouderen zijn en minder mensen om voor hen te zorgen. Veel ouderen willen langer thuis wonen en langer zelfstandig blijven. Men noemt dit fenomeen: de dubbele vergrijzing.
Ze vinden dat mensen worden teruggeplaatst in de samenleving die zich er vaak niet kunnen redden, die een grote kans hebben om bijvoorbeeld in het drugscircuit terecht te komen of een gevaar zijn voor zichzelf of voor anderen.
3 Individualisering De zorg wordt steeds minder gericht op de groep en steeds meer op het individu. De zorgvragers zijn beter geïnformeerd en hebben meer eigen inbreng. Bovendien zijn ze mondiger geworden. Dit verschijnsel wordt wel de individualisering van de samenleving genoemd.
2 Normalisatie Door het beleid van de overheid krijgen meer zorgvragers met een verstandelijke beperking en psychiatrische zorgvragers een plaats in woonwijken. Dit wordt normalisatie genoemd. Dat betekent dat deze zorgvragers een gewoon leven en eigen levensstijl kunnen hebben. Integratie betekent dat mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrische problemen recht hebben op een eigen plek in de maatschappij. Ze moeten kunnen wonen en werken waar ze willen en relaties kunnen aangaan die zij kiezen. Door normalisatie neemt de complexiteit van de extramurale zorg toe. Volgens tegenstanders van deze benadering is deze groep mensen op een gesloten afdeling of in een instelling beter af. © Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 15
4 Toename van ketenzorg In de toekomst zal er steeds meer ontschotting plaatsvinden tussen de verschillende zorgsettingen. Ontschotting betekent ‘zorg bieden over de muren van de instellingen heen’. De grenzen tussen intramurale, semimurale en extramurale zorg zullen steeds meer wegvallen. Daarvoor in de plaats zal ketenzorg ontstaan. Ketenzorg betekent dat zorg wordt verleend door zorgverleners die gezamenlijk een netwerk vormen om integrale, deskundige en samenhangende zorg en behandeling te kunnen bieden aan zorgvragers met specifieke aandoeningen of stoornissen.
15
12/06/14 8:22 PM
Hoofdstuk 1
5 Interculturalisatie Ten slotte is er in Nederland een toenemend aantal zorgvragers die afkomstig zijn uit een ander land en een andere cultuur: het begrip interculturalisatie staat voor sociaal-culturele aanpassingen aan de veranderde samenstelling van de bevolking. Niet iedereen is de Nederlandse taal machtig, het ontbreekt ten aanzien van dit punt aan duidelijk beleid, er is onvoldoende aandacht voor nietwesterse denkbeelden over ziekten en gewoonten en voor gebruiken van allochtone zorgvragers.
6 Aandacht voor zelfmanagement Het aantal chronisch zieken neemt de komende jaren flink toe. Daardoor groeit de vraag naar zorg en stijgen de kosten van de gezondheidszorg. Om te kunnen voldoen aan de groeiende zorgvraag moet de zorg voor chronisch zieken anders georganiseerd worden. Daarom krijgt zelfmanagement vanuit de politiek steeds meer aandacht. Zelfmanagement is er namelijk op gericht zorgvragers minder afhankelijk te maken van zorgverleners. Zelfmanagement is het individuele vermogen van een zorgvrager om goed om te gaan met symptomen, de behandeling, lichamelijke en sociale consequenties en leefstijlaanpassingen bij een chronische aandoening.
1.5
Zelfmanagement stelt de chronisch zieke in staat om bewuste keuzes te maken over hoe zijn leven en behandeling eruitzien. Bij zelfmanagement voert de zorgvrager de regie in het eigen zorgproces. Maar dat kan alleen als de zorgvrager dat wil en kan. Begeleiding is hierbij dus van groot belang is. Bij de begeleiding ligt de nadruk op het vergroten van de competenties van de zorgvrager: • Wat weet de zorgvrager over zijn aandoening en de gevolgen die deze heeft voor het dagelijks leven? • Wat weet de zorgvrager over de beschikbare zorg? • Wat wil de zorgvrager meer in eigen beheer nemen? • Hoe kan de zorgvrager nieuwe vaardigheden of nieuw gedrag het best aanleren? Door de zorgvrager te coachen geef je hem meer verantwoordelijkheid en zeggenschap over zijn leven en gezondheid. Een belangrijke succesfactor bij zelfmanagement is samenwerken: met de zorgvrager, met collega’s en andere disciplines. Meer lezen over zelfmanagement? Kijk dan eens op: www.kennispleinchronischezorg.nl.
Wetgeving
In deze paragraaf komt een aantal wetten aan bod die specifiek gericht zijn op het begeleiden van zorgvragers. Deze wetgeving is enerzijds gericht op het belang van de zorgvrager – bijvoorbeeld de WGBO (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst) en de Wet Bopz (Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, zie hoofdstuk 8) – en anderzijds op de financiële situatie van de zorgvrager, bijvoorbeeld de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) en de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning).
In de WGBO is vastgelegd dat de zorgvrager: • recht heeft op informatie; • toestemming moet geven voor behandeling en verzorging; • het zorgdossier mag inzien en dat dit zorgdossier zonder zijn toestemming niet door anderen ingezien of gekopieerd mag worden;
16
253715.indb 16
• recht heeft op bescherming van de leefsfeer; • een wettelijke vertegenwoordiger mag hebben, als hij niet zelf in staat is op te komen voor zijn rechten.
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:22 PM
Begeleiding
De wettelijk vertegenwoordiger van een zorgvrager die niet zelf voor zijn rechten kan opkomen, is vaak een familielid.
Kinderen zijn voor de wet handelingsonbekwaam. Dat betekent dat ze wettelijk niet bevoegd zijn om te handelen. De ouders vertegenwoordigen hun kind voor de wet.
• Een mentor: deze ondersteunt de zorgvrager als hij niet zelf voldoende voor zijn rechten op kan komen bij zijn verzorging en begeleiding. De mentor moet in overleg met de zorgvrager met anderen (bijvoorbeeld zorgverleners) praten. De zorgvrager moet hem daarvoor toestemming geven. De mentor wordt aangesteld door middel van de Wet Mentorschap. Deze wet regelt dat de belangen van de zorgvrager op het gebied van niet-financiële zaken behartigd worden door de mentor. Niet-financiële zaken zijn belangen op het gebied van verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. De zorgvrager is dus niet handelingsonbekwaam, want hij regelt zijn financiën zelf.
• Een bewindvoerder: dit is een persoon die vermogen, geld en goederen (eigendommen) van een zorgvrager beheert als de zorgvrager daar niet toe in staat is. Ook de bewindvoerder wordt door de rechter aangesteld. Vaak is dat een naast familielid. De zorgvrager staat dan onder bewindstelling. Dat betekent dat alleen zijn financiële zaken door de bewindsvoerder geregeld worden. De bewindvoerder heeft wel toestemming nodig van de zorgvrager, die dus niet handelingsonbekwaam is.
• Een curator: als een zorgvrager helemaal handelingsonbekwaam wordt geacht, plaatst de rechter hem onder curatele. De zorgvrager is dan voor de wet onmondig. Hij heeft geen zeggenschap. De curator, die door de rechter wordt aangewezen, doet alle rechtshandelingen voor de zorgvrager. De curator mag zowel de financiële als de niet-financiële zaken voor de zorgvrager regelen.
Mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychiatrisch probleem kunnen soms de wettelijke gevolgen van een beslissing niet overzien. De zorgvrager kan dan zijn eigen belang niet inschatten. Hij is wilsonbekwaam. Daarom heeft de volwassen mens met een verstandelijke beperking of met psychiatrische problemen recht op een wettelijk vertegenwoordiger. De wettelijk vertegenwoordiger kan een mentor, bewindvoerder of curator zijn. Wil je meer weten over bewindvoering? Kijk dan bijvoorbeeld eens op de site van de Rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl. Gebruik als zoekopdracht: curatele, bewind en mentorschap.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 17
AWBZ en Wmo Zorgvragers die speciale hulpmiddelen, vervoerskostenvergoeding of aanpassingen in huis nodig hebben, kunnen die aanvragen bij de gemeentelijke instanties. Afspraken hierover worden geregeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wmo, de Wet maatschappelijke ondersteuning. Wil je meer weten over de AWBZ of de Wmo? Kijk dan op de site van de Rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl.
17
12/06/14 8:22 PM
Hoofdstuk 1
1.6
Visie op zorg
De manier waarop je een zorgvrager begeleidt, wordt bepaald door de visie op zorg die eraan ten grondslag ligt. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet (2006) is de stap gezet naar een vraaggestuurd zorgstelsel. Hetzelfde geldt voor de AWBZ-zorg met de introductie van de zorgzwaartepakketten. Daardoor krijgen zorgvragers meer zeggenschap over het zorgproces en krijgen ze meer keuzevrijheid ten aanzien van de invulling van de zorg. Vraaggestuurde zorg betekent dat er beter ingespeeld wordt op wat zorgvragers willen en belangrijk vinden.
1 Vraaggerichte en vraaggestuurde zorg De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg omschrijft vraaggerichte zorg als een gezamenlijke inspanning van zorgvrager en zorgverlener die erin resulteert dat de zorgvrager de hulp en zorg ontvangt die tegemoetkomt aan zijn wensen en verwachtingen en die tevens voldoet aan de professionele standaarden (1998). Meer lezen over vraaggerichte zorg? Kijk bijvoorbeeld eens op: www.invoorzorg.nl. Vraaggestuurde zorg gaat een stap verder dan vraaggerichte zorg. In die zin dat de vrager (zorgvrager) niet alleen richting geeft aan het zorgaanbod, maar het zorgaanbod ook direct bepaalt. Een zorgvrager kan door zijn persoonsgebonden budget (PGB) zelf bepalen bij wie hij de zorg inkoopt, maar ook welke zorg hij wil ontvangen. De zorgvrager heeft alle macht in handen om de inhoud van de zorg te bepalen. De zorgvrager kan dus zijn eigen zorg sturen (Verbeek, 1999). Wil je op de hoogte blijven van ontwikkelingen met betrekking tot het PGB, kijk dan op de site van de Rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl.
2 Belevingsgerichte zorg Bij belevingsgerichte zorg bepalen zorgvragers en zorgverleners samen de inhoud van de zorg. Daarbij gaat het om hoe de zorgvrager zijn situatie beleeft: zijn levensverhaal, het ziek zijn en de (on)mogelijkheden zijn uitgangspunt van de zorgverlening. Nadat is vastgesteld welke gezondheids-, bestaans- en interactieproblemen er zijn, overleggen de zorgvrager, zijn naasten en de zorgverlener over het plan van aanpak. Dit gebeurt op basis van gelijkwaardigheid.
18
253715.indb 18
Hierbij wordt de (ervaringsdeskundige) zorgvrager serieus genomen en zijn autonomie (onafhankelijkheid) gerespecteerd en versterkt (Pool e.a., 1998). Een zorgvrager die vanaf zijn geboorte blind is, heeft zijn eigen gewoonten ontwikkeld om in zijn zelfzorg te voorzien. Hij heeft die gewoonten door ervaring opgebouwd. Als de zorgvrager tijdelijk ondersteuning krijgt bij de persoonlijke verzorging, houdt de verzorgende bij het opstellen van het plan van aanpak rekening met de manier waarop hij gewend was voor zichzelf te zorgen. De zorgvrager heeft eigen, waardevolle ervaringen met zijn blindheid opgedaan in zijn leven en heeft daardoor persoonlijke deskundigheid ontwikkeld.
Geïntegreerde, belevingsgerichte zorg Bij geïntegreerde, belevingsgerichte zorg wordt de zorgverlening gericht op het verbeteren van het emotioneel en sociaal functioneren en de kwaliteit van leven. Deze zorg wordt specifiek toegepast bij dementerende ouderen. Bij deze vorm van begeleiden staat het aansluiten bij de beleving en de mogelijkheden van de persoon voorop. In alle gevallen wordt gestreefd naar een op de persoon afgestemde zorg (Van der Kooij, 1998). De zorgdoelen richten zich op: • harmonie (overeenstemming); • bevestiging, eigenwaarde; • ontspanning, zingeving; • contact, nabijheid, saamhorigheid; • houvast, structuur; • acceptatie van afhankelijkheid, ervaren van keuzevrijheid. (Van der Kooij, 2001) © Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:22 PM
Begeleiding
Toepassen van belevingsgerichte zorg Bij de toepassing van belevingsgerichte zorg gelden de volgende uitgangspunten. • Je stemt de zorg af op de zorgvrager door professionele communicatie: – door respect te hebben voor de privacy, wensen en ervaringsdeskundigheid van de zorgvrager(s) en zijn medebewoners; – door je in te leven in de gevolgen van de aandoening of ziekte; – door je bewust te zijn van de afhankelijkheid van de zorgvrager(s) en zijn medebewoners; – door je bewust te zijn van je eigen waarneming en je eigen verklaringen (interpretatie). • Je hebt aandacht voor het levensverhaal: als je de levensgeschiedenis van de zorgvrager kent, zul je hem beter begrijpen. Hierdoor kun je de begeleiding beter afstemmen op de behoeften van de zorgvrager. Zijn levensverhaal geeft je aanknopingspunten: Hoe stond hij in het leven? Wie waren er belangrijk voor hem? Waar heeft hij gewerkt en gewoond? Wat is er goed gegaan, waar is hij trots op? Als het de zorgvrager niet lukt om dit te vertellen, kun je de familie of vrienden om informatie vragen. Centrale waarden van belevingsgerichte zorg Bij belevingsgerichte zorg probeer je tot een gelijkwaardige relatie te komen. Voor het opbouwen van een gelijkwaardige relatie zijn vier waarden erg belangrijk: 1 Gelijkwaardigheid: hiermee wordt bedoeld dat de inbreng van de zorgverlener en de zorgvrager even belangrijk is. Dat komt tot uiting in het respecteren van autonomie, deskundigheid en de kijk op de situatie van iedereen. Veel langdurig zieken worden zelf zeer ervaringsdeskundig. Dit betekent dat de zorgvrager gedurende zijn ziek zijn kennis opbouwt over zijn ziekte of stoornis. Jij bent professioneel deskundig over wat wel en niet gewenst is bij het ondersteunen, de zorgvrager is deskundig door zijn ervaringen. 2 Gezamenlijkheid: de zorgverlener, de zorgvrager en zijn naasten zijn het eens over de zorg en begeleiding die noodzakelijk is en werken samen. Daarbij heeft iedereen zijn eigen taken en verantwoordelijkheden, die niet uitwisselbaar zijn.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 19
3 Gepastheid: dit betekent dat de zorgverlener een rol heeft die verplichtingen oplegt. De zorgverlener bewaakt in de professionele relatie zijn eigen rol en grenzen. Je bent vakbekwaam in het met verstand en gevoel samenwerken met de zorgvrager(s). 4 Autonomie: dit is het proces waardoor iemand zijn mening over zijn situatie, zijn lichaam en zijn leven kan houden en daarnaar kan handelen. Dit geldt voor de zorgvrager en de zorgverlener. Door de erkenning van de autonomie van de ander kan de professionele zorgverlener voorkomen dat de zorgvrager een machteloze deelnemer is in de zorgrelatie. Toepassing en methodiek van belevingsgerichte zorg Om te kunnen aansluiten bij de ervaring van anderen moet je aandacht hebben voor de relatie tussen de persoon en zijn lichaam en de relatie tussen de persoon en de buitenwereld.
In de belevingsgerichte zorg wordt uitgegaan van drie probleemgebieden: 1 Gezondheidsproblemen: dit zijn problemen die zich voordoen op het gebied van het lichamelijk en geestelijk functioneren en het functioneren als zelfstandig individu. 2 Bestaansproblemen: dit zijn problemen die op de voorgrond treden in de zorg om het bestaan en bij vragen over zingeving en levensaspecten die niet direct met gezondheid te maken hebben. Ze worden vaak door de omstandigheden, als gevolg van ziekte, veroorzaakt. Ze hebben betrekking op de kwaliteit van leven, deelname aan het maatschappelijke en het sociale functioneren door werk en studie, en op economische omstandigheden. 3 Interactieproblemen: dit zijn problemen die zich voordoen tussen mensen. Interactieproblemen kunnen ontstaan tussen de zorgvrager, naasten en zorgverleners.
Om de methodiek van belevingsgerichte zorg te realiseren, hanteer je het dertienstappenplan.
19
12/06/14 8:22 PM
Hoofdstuk 1
Het dertienstappenplan pp p voor belevingsgerichte g g zorgg Stap
Uitvoering
1
Ga na wat de hulpvraag van de zorgvrager in zijn eigen woorden is.
2
Bespreek met de zorgvrager hoe hij zijn situatie ziet en hoe hij ermee omgaat. Hoe gaat hij normaal gesproken met problemen en emoties om?
3
Ga na wat de gezondheidsproblemen en bestaansproblemen van de zorgvrager zijn. Zijn er interactieproblemen te verwachten?
4
Ga na welke factoren beïnvloed kunnen worden en stel vast of deze de persoon of het systeem betreffen. Een probleem kan actueel zijn, dus feitelijk bestaan. Een probleem kan ook potentieel zijn: in aanleg aanwezig, maar nog niet feitelijk bestaand.
5
Ga na wat de overheersende problemen zijn die aangepakt moeten worden. Zijn dit gezondheidsproblemen, bestaansproblemen, interactieproblemen, of is er sprake van een combinatie? Stel prioriteiten.
6
Ga na welke rol de mantelzorg en vrijwilligerszorg spelen. Stel ook vast welke vormen van samenwerking of steun gewenst en mogelijk zijn.
7
Stel op basis van de prioriteiten en in overleg met de zorgvrager en mantelzorg vast welke doelen in de zorgverlening zullen worden nagestreefd.
8
Maak een vergelijking tussen wat nodig is en wat volgens de criteria van de instelling is toegestaan.
9
Stel vast welke activiteiten nodig zijn. Kennis van de betekenis die de zorgvrager aan zijn ziekte geeft en van de oorzaken en symptomen biedt hiervoor aanknopingspunten.
10
Maak een plan van aanpak: leg vast wie wat wanneer gaat doen.
11
Bepaal en leg vast wie de zorg coördineert, wie de regie heeft en waaruit deze bestaat.
12
Voer de met de zorgvrager gemaakte afspraken uit en evalueer regelmatig de zorgverlening (tussenevaluaties).
13
Beoordeel samen met de zorgvrager in hoeverre de gezamenlijk gestelde doelen zijn bereikt en hoe die zijn bereikt (product en proces).
Bron: Pool e.a., 1998. IMOZ ontwikkelde een zorgleefplan dat is gebaseerd op de uitgangspunten van belevingsgerichte zorg. Een voorbeeld van een ingevuld model zorgleefplan IMOZ is te vinden op: www.zorgleefplanwijzer.nl. Zoek op trefwoord: IMOZ. 20
253715.indb 20
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:22 PM
Begeleiding
1.7
Methodisch begeleiden
Wanneer je de zorgvrager goede begeleiding wilt geven, moet je samen met de zorgvrager(s) een begeleidingsplan opstellen en je daaraan houden. De zorgvrager en jij moeten weten wat hij wil en kan en hoe hij dat kan bereiken. In een begeleidingsplan staan begeleidingsinterventies, die worden vastgelegd volgens de stappen van het begeleidingsproces. Een begeleidingsplan wordt afgestemd met de mantelzorg en de verschillende disciplines, zodat de werkzaamheden op elkaar aansluiten en iedereen de zorgvrager op dezelfde manier begeleidt. Soms is er een apart begeleidingsplan en soms is het begeleidingsplan een onderdeel van het zorg(leef)plan.
Alle informatie wordt gedurende het hele begeleidingsproces in het begeleidingsplan vastgelegd; in het begin, tijdens en aan het eind van het proces. De informatie wordt op twee manieren overgebracht. Mondeling door overdracht van collega’s en de leidinggevende, via zorgvragersbijeenkomsten en via multidisciplinaire besprekingen. Schriftelijk door het invullen van observatielijsten, het opstellen en bijstellen van een begeleidingsplan, rapportage in het zorgdossier of de dagrapportage, en het invullen van evaluatielijsten.
1.8
Alles gebeurt in overleg met de zorgvrager.
De relatie tussen zorgverlener en zorgvrager
Je kunt een zorgvrager alleen begeleiden als je een goede relatie met hem hebt. Daarbij is vertrouwen een sleutelbegrip. Je kunt als zorgverlener op allerlei manieren een relatie met de zorgvrager opbouwen. Hoe je dat doet, heeft te maken met je eigen persoonlijkheid en met de persoonlijkheid van de zorgvrager, maar ook met de begeleidingsdoelen die je nastreeft. Als professional ben je in staat om instrumenten in te zetten die de relatie tussen jou en de zorgvrager ten goede komen.
1 Begeleidingsstijlen Om de zelfredzaamheid van de zorgvrager te bevorderen moet je per interventie bepalen welke begeleidingsstijl je toepast.
Drie begeleidingsstijlen • Loodsen: hand in hand begeleiden. Deze stijl pas je toe als de zorgvrager niet zelfredzaam is. Dit wordt ook wel overnemen genoemd. • Coachen: support geven vanaf de zijlijn. Deze stijl pas je toe bij zorgvragers die onafhankelijker worden en hun zelfredzaamheid vergroten. Dit wordt ook wel ondersteunen genoemd.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 21
• Delegeren: de zorgvrager weet wat hij moet doen, je hebt met hem overlegd en afspraken gemaakt; de zorgvrager voert de handeling zelfstandig zonder toezicht uit. Deze stijl pas je toe bij zorgvragers die behoorlijk zelfstandig kunnen functioneren en hun zelfredzaamheid bijna hebben bereikt. Dit wordt ook wel stimuleren genoemd.
Elke begeleider heeft onbewust zijn eigen voorkeur voor een bepaalde begeleidingsstijl. De ene begeleider laat graag veel aan de ander over, terwijl de andere begeleider erg zorgzaam is en graag hand-in-handbegeleiding geeft. 21
12/06/14 8:22 PM
Hoofdstuk 1
Er is altijd het risico dat jouw voorkeur voor een begeleidingsstijl niet aansluit bij de mogelijkheden van de zorgvrager. Daarom moet je altijd eerst uitzoeken wat de oorzaak van het zelfzorgtekort is. Gaat het om een kennis-, vaardigheids- of motivatietekort? Verder moet je samen met de zorgvrager een begeleidingsdoel opstellen dat haalbaar is en een begeleidingsinterventie kiezen die hierbij aansluit. Zoek uit wat de zorgvrager kan en wat zijn wensen zijn en kies voor een begeleidingsstijl die aansluit bij de mogelijkheden van de zorgvrager.
2 Kenmerken van de begeleidingsrelatie Een goede begeleiding is alleen mogelijk als er een vertrouwensrelatie is. Die relatie moet je niet alleen opbouwen, maar ook onderhouden. Als de begeleiding ten einde loopt, bouw je de begeleidingsrelatie af. Een begeleidingsrelatie is de relatie die de begeleider, de zorgvrager en zijn naasten met elkaar aangaan om gezamenlijk te kunnen werken aan een zo optimaal en zelfstandig mogelijk functioneren van de zorgvrager. In deze relatie staan de wensen en de mogelijkheden van de zorgvrager centraal.
Je kunt de zorgvrager naar zijn doel ‘loodsen’. Kenmerken van een begeleidingsrelatie g g
22
253715.indb 22
Vertrouwen winnen
Ga uit van de mogelijkheden en behoeften van de zorgvrager, wees eerlijk en kom afspraken na.
Uitgaan van een gelijkwaardige relatie
De zorgvrager en jij hebben een gelijkwaardige inbreng: jij als verzorgende vanuit jouw deskundigheid en de zorgvrager vanuit zijn ervaringsdeskundigheid. Als verzorgende ga je naast de zorgvrager staan en niet boven hem. Voortdurend overleg is noodzakelijk.
Bij voorkeur een vaste begeleider
In een begeleidingsrelatie is een vaste begeleider een voorwaarde om tot vertrouwen en gelijkwaardigheid te komen.
Behoeften en mogelijkheden van de zorgvrager staan centraal
De wensen, normen en waarden van de zorgvrager zijn het uitgangspunt bij de begeleiding. Dat betekent dat je soms jouw professionele normen aan de kant moet zetten als deze in strijd zijn met de wensen van de zorgvrager.
Je eigen grenzen en mogelijkheden in de begeleiding kennen
Laat de zorgvrager weten dat je de competenties bezit om hem deskundig te begeleiden. Als je iets niet kunt of wilt, is het belangrijk dit aan te geven en de begeleiding over te dragen. Zo voorkom je dat de begeleidingsrelatie geschaad wordt.
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:23 PM
Begeleiding
3 Invloeden op de begeleidingsrelatie Als verzorgende heb je een bepaalde relatie met de zorgvrager. De manier waarop je deze relatie invult, wordt onder andere bepaald door de bagage (zoals je opvoeding, opleiding) die je als persoon meeneemt in je vak. Het feit dat de zorgvrager jouw hulp nodig heeft, maakt deze functionele relatie anders dan een persoonlijke relatie. Zodra de zorgvraag er niet meer is, zal de functionele relatie met de zorgvrager beëindigd worden. Functioneel handelen is het toepassen van vaardigheden die nodig zijn om je beroep goed uit te kunnen oefenen.
Functioneel handelen heeft iets te maken met jou als persoon, met de manier waarop je je beroep uitoefent en met de organisatie waarbij je werkt. Functioneel handelen doe je altijd in relatie tot anderen. Daarom is het belangrijk te weten welke relaties je aangaat in je beroep. In een functionele relatie ga je met anderen een relatie aan omdat ze iets te maken hebben met je beroep. Dit kan een relatie zijn tussen een afdelingshoofd en een verzorgende, tussen een docent en een student, of tussen een zorgverlener en een zorgvrager.
4 Eerste indruk en vooroordelen Wanneer je iemand voor het eerst ontmoet, gaan er allerlei gedachten door je hoofd en trek je (voorlopige) conclusies. Je denkt: dat is een vlot type, daar zal ik het zeker goed mee kunnen vinden, of: hoe komt iemand op het idee om zo’n broek aan te trekken? Als je je er niet van bewust bent dat je zo snel conclusies trekt, zie je ook niet in dat het vervolg van je contact met die persoon ook daardoor bepaald wordt. Je eerste indruk van iemand vorm je in een heel korte tijd en op grond van enkele gegevens. Wanneer je denkt dat je het goed met iemand zult kunnen vinden, treed je die persoon ook hartelijk tegemoet. Op iemand die zich volgens jou raar kleedt, zul je veel gereserveerder reageren. De manier waarop jij de ander waarneemt, kan te maken hebben met vooroordelen. Vooroordelen ontstaan op de volgende manieren: 1 Stereotypering: hierbij deel je een hele groep mensen in. Je stopt ze in één hokje en gaat ervan uit dat iedereen die tot die groep behoort bepaalde eigenschappen of kenmerken © Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 23
heeft. In de praktijk werkt het vaak zo dat je uit bepaalde kenmerken afleidt tot welke groep iemand behoort. 2 Identificatie: wanneer je je sterk met iemand identificeert en deze persoon bewondert (een popzanger, een hulpvrager, een docent), zal dat je waarneming en interpretatie beïnvloeden. Wanneer je iemand sympathiek vindt, zie je gemakkelijker de minder leuke dingen door de vingers. Zo kan er ook sprake zijn van negatieve identificatie; dan kan iemand als het ware geen goed meer doen. 3 Projectie: je ergert je bij andere mensen soms aan dingen die met jezelf te maken hebben. Wanneer je je eigen (onbewuste) gevoelens bij een ander legt, heet dit projectie. Jij bent zenuwachtig voor een toets en je zegt tegen een medestudent: ‘Volgens mij ben je behoorlijk zenuwachtig voor de toets.’ Ook bij eigenschappen die jij absoluut niet bezit, zie je dit effect. Als jij bijvoorbeeld erg precies bent, erger je je aan slordige mensen. Vraag je af wat die ergernis over jou zegt. Zou het niet gemakkelijker voor je worden als je iets van die eigenschap van de ander over kon nemen? De problemen die ontstaan door je vooroordelen kun je voorkomen door bepaalde uitgangspunten te hanteren in de omgang met mensen. Door een geïnteresseerde manier van kijken, een vriendelijke uitdrukking, een open lichaamshouding en belangstellende vragen zul je sneller het vertrouwen van een zorgvrager winnen. Dit is belangrijk en bepalend voor het slagen van je begeleiding. Ceciel biedt vanaf volgende week ondersteunende begeleiding bij de opvoeding in een Marokkaans gezin. Ze verwacht dat het opbouwen van een vertrouwensband en het bieden van hulp moeilijk zal worden. Een collega van Ceciel, die twee keer een Marokkaans gezin heeft begeleid, was hier niet zo positief over. Ze vertelde aan Ceciel dat bij beide families het islamitische geloof een overheersende rol speelde in het dagelijkse leven. ‘Een vertrouwensband is dan onmogelijk, omdat de mannen alles volgen en controleren. Over de opvoeding kun je in Marokkaanse gezinnen ook helemaal niet praten.’ Ceciel heeft door het verhaal van haar collega vooroordelen gekregen. Ze benadert het gezin niet vanuit een open houding. De kans is groot dat zij inderdaad moeite zal krijgen met het opbouwen van een vertrouwensband. 23
12/06/14 8:23 PM
Hoofdstuk 1
5 Begeleidingsrelaties aangaan, onderhouden en afbouwen Het begeleiden van een zorgvrager gaat niet zomaar. De zorgvrager moet vertrouwen in je hebben en houden tijdens het begeleidingsproces, anders zal hij jou niet toelaten in zijn wereld. Hoe je vertrouwen krijgt en houdt, wordt hieronder beschreven. Het opbouwen van een begeleidingsrelatie Bij het opbouwen van de begeleidingsrelatie moet de zorgvrager vertrouwen in je krijgen. Zonder dit vertrouwen zal de zorgvrager geen veranderingsproces aan willen gaan om zijn situatie te verbeteren of verergering van zijn situatie te voorkomen. In deze opbouwfase van de begeleiding hoef je ‘alleen maar aanwezig’ te zijn. Het is belangrijk dat de zorgvrager zo veel mogelijk zichzelf blijft. Door samen de activiteiten uit te voeren die gepland staan, voelt de zorgvrager zich gesteund. Alle activiteiten die de zorgvrager doet, worden positief benaderd; de zorgvrager krijgt complimenten voor wat hij doet en onderneemt.
Samen een kopje koffie drinken kan het vertrouwen in elkaar vergroten. Als verzorgende: • kom je regelmatig langs en luister je naar de zorgvrager; • voer je gesprekken met de zorgvrager tijdens de koffie en werkzaamheden om de zorgvrager beter te leren kennen en begrijpen; • voer je samen met de zorgvrager de werkzaamheden uit en neem je die werkzaamheden op je die de zorgvrager op dat moment niet kan uitvoeren; • observeer je de zorgvrager.
24
253715.indb 24
Het onderhouden van een begeleidingsrelatie Door het onderhouden van de begeleidingsrelatie ben je beter op de hoogte van de achterliggende problematiek van de zorgvrager en is de zorgvrager vertrouwd met jouw aanwezigheid. Er kunnen interventies plaatsvinden om de situatie te verbeteren of verergering te voorkomen. Hierbij wordt de hulpvraag omgezet in een concreet begeleidingsplan, waar de zorgvrager en het team achter staan. Het begeleidingsproces wordt sturend. Alles gebeurt in overleg met de zorgvrager. De begeleider heeft regelmatig contact met de zorgvrager. Ze moet samen met de zorgvrager taken uitvoeren en de begeleiding met de zorgvrager evalueren en bijstellen. De begeleider is vaak ook de contactpersoon voor de zorgvrager in het overleg met andere disciplines. De begeleider coördineert de werkzaamheden van de verschillende collega’s, andere disciplines en mantelzorg. Het afbouwen van een begeleidingsrelatie Bij het afbouwen van de relatie geef je op tijd aan dat je de relatie gaat beëindigen. Er kunnen twee redenen zijn voor het afbouwen van een begeleidingsrelatie: 1 De zorgvrager gaat naar een andere instelling, omdat zijn situatie veranderd is. 2 De zorgvrager kan zodanig zelfstandig functioneren dat begeleiding niet meer nodig is. In beide gevallen zal de zorgvrager zich voorbereiden op de nieuwe situatie. Dit kan angst veroorzaken: hij moet nieuwe zorgverleners ontmoeten in een andere omgeving of zelfstandig verder zonder de vertrouwde begeleider op wie hij kan terugvallen. Om de angstgevoelens te verminderen moet je de zorgvrager goede voorlichting geven over de nieuwe situatie. Neem de tijd om met de zorgvrager te praten over zijn gevoelens van onzekerheid en angst. Evalueer het begeleidingsplan en het begeleidingsproces aan de hand van de gestelde doelen en het begeleidingsproces, waaronder het resultaat en de kwaliteit van de begeleiding. Het is goed om regelmatig met de zorgvrager te praten over het komende afscheid en, als hij zelfstandig verder kan, de onafhankelijkheid van de zorgvrager te benadrukken. Een goede nazorg kan de zorgvrager een gevoel van veiligheid geven.
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:23 PM
Begeleiding
Begeleidingsinterventies Om begeleiding te kunnen bieden, moet je als verzorgende vaak werken met je handen op je rug. Begeleiden bestaat onder andere uit luisteren, motiveren, stimuleren, structuur bieden en voorlichten. Je kunt hierbij een aantal technieken toepassen: • Positief bekrachtigen: geef een compliment voor positief gedrag. Dit heeft een positief effect op de zorgvrager en op anderen: ‘Dat heb je erg goed gedaan.’ • Beloningssystemen: het belonen van de zorgvrager is gericht op een handeling of op gedrag in het algemeen. Het kan onderdeel zijn van het begeleidingsplan. De verzorgende geeft complimenten, benadrukt de activiteiten die gelukt zijn en moedigt de zorgvrager aan. Het een en ander kan gekoppeld worden aan het krijgen van extra rechten (extra lang opblijven, vaker sporten). • Takenlijst: bij sommige zorgvragers, bijvoorbeeld bij zorgvragers met een verstandelijke beperking en kinderen uit een gezin, kun je een stap verder gaan met belonen. Je kunt een lijst met taken aanleggen die ze dagelijks of wekelijks moeten uitvoeren. Door ruimte achter de taak vrij te houden, kun je daar een sticker of plaatje plakken als de taak uitgevoerd is. Je kunt een verrassing geven als de zorgvrager een gedeelte van de taken heeft uitgevoerd, bijvoorbeeld een spelletje doen, naar de dierentuin of speeltuin gaan of picknicken in een park.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 25
• Het geven van ik-antwoorden: een verzorgende kan de zorgvrager inzicht in en kennis over zijn eigen situatie laten krijgen door ik-antwoorden uit te lokken. Bijvoorbeeld door vragen te stellen: ‘Als je naar jezelf kijkt, wat zou je dan willen veranderen?’ De zorgvrager moet dan een ik-antwoord geven. Door daarna een wij-vraag te stellen, wordt het een gezamenlijk doel. Bijvoorbeeld: ‘Hoe kunnen we dat bereiken?’ Je laat de zorgvrager dan de afspraken die daaruit voortvloeien op papier zetten, in bijvoorbeeld een schriftje. Hij is zelf verantwoordelijk voor het schriftje. • Uitproberen: er zijn verschillende soorten mensen en dus ook verschillende soorten zorgvragers, waarbij de benadering telkens verschillend moet zijn. Bij een zorgvrager die zich afhankelijk opstelt, is positief bekrachtigen een goede keuze om samen te werken. Bij een zorgvrager die wantrouwig is, is het belangrijk dat afspraken op papier staan en dat deze dagelijks doorgesproken worden. De zorgvrager houdt zelf het schrift bij. Bij een manipulerende zorgvrager is het belangrijk om samen het gezamenlijke doel te bepalen. Stel daarbij wel je eigen grenzen en die van de zorgverlening.
25
12/06/14 8:23 PM
Hoofdstuk 1
Stellingen Aan de hand van deze stellingen kun je testen of je de theorie goed begrepen hebt. Op www.nu-zorg.nl kun je kijken of de stellingen juist of onjuist zijn. 1 Bij ondersteunende begeleiding richt de begeleiding zich op een concreet verbeterdoel. 2 Het begeleiden van de zorgvrager bij het beheer van de financiën is een taak van de verzorgende. 3 Iemand die zorg nodig heeft, is niet zelfredzaam. 4 Ketenzorg betekent: zorg bieden over de muren van de instellingen heen. 5 In de WGBO is vastgelegd dat de zorgvrager recht heeft op informatie en toestemming moet geven voor behandeling en verzorging. 6 Een bewindvoerder is een persoon die het vermogen, het geld en de goederen (eigendommen) van een zorgvrager beheert als de zorgvrager daar niet toe in staat is. 7 Bij vraaggestuurde zorg staan de manier waarop de zorgvrager zijn situatie beleeft en zijn levensverhaal centraal. 8 Bij belevingsgerichte zorg wordt uitgegaan van drie soorten problemen: gezondheidsproblemen, bestaansproblemen en interactieproblemen. 9 Een zorgvrager met diabetes is niet gemotiveerd om zich aan zijn dieet te houden. Er is dus sprake van een motivatietekort. De juiste begeleidingsactiviteit is dan voorlichting geven. 10 Er zijn verschillende begeleidingsstijlen: loodsen, coachen en delegeren. Loodsen pas je toe als de zorgvrager niet zelfredzaam is.
26
253715.indb 26
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:23 PM
253715.indb 27
12/06/14 8:23 PM
253715.indb 28
12/06/14 8:23 PM
Begeleiding bij het dagelijks functioneren in de woonsituatie
2
Inhoud Intro 30 Meneer Kok 30 De praktische problemen in het dagelijkse leven De zorgdoelen van de begeleiding 32 Omgaan met veranderingen 34 Stellingen 39
31
www.nu-zorg.nl • relatie met kwalificatiedossier • oefenvragen • toetsvragen • e-learning
253715.indb 29
12/06/14 8:23 PM
Hoofdstuk 2
Intro Zorgvragers hebben op veel gebieden begeleiding en ondersteuning nodig. In dit hoofdstuk lees je op welke gebieden je de zorgvrager kunt begeleiden en hoe je op een systematische en professionele manier de zorgvrager kunt ondersteunen in de woonsituatie.
Meneer Kok Elly volgt de opleiding tot verzorgende-IG en loopt stage in een psychogeriatrisch verpleeghuis. Ze dacht altijd dat alle demente zorgvragers incontinent waren en veel aandacht vroegen. Het valt haar nu op dat iedereen zo verschillend is. Ze zal tijdens deze stage onder andere meneer Kok begeleiden. Hij is een dementerende man van achtenzestig. Ze moet er erg aan wennen dat meneer Kok zulke wisselende stemmingen heeft. De eerste paar dagen vindt ze het moeilijk om hem professioneel te benaderen. Ze betrapt zich erop dat ze hem wanneer hij verward is vaak met je aanspreekt, alsof hij een kind is. Gisterochtend zou Elly hem helpen met aankleden. Toen weigerde hij om mee te werken, omdat hij nog geen zin had om op te staan. Ze zei: ‘Als je je niet aankleedt, krijg je ook geen koffie.’ Meneer Kok reageerde glimlachend en antwoordde: ‘Kind, ik kon je opa wel zijn, hoe kun je mij koffie verbieden?’ Ze verontschuldigde zich direct.
30
253715.indb 30
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:23 PM
Begeleiding bij het dagelijks functioneren in de woonsituatie
2.1
De praktische problemen in het dagelijkse leven
Als verzorgende begeleid je de zorgvrager in de woonsituatie. Een zorgvrager kan praktische problemen hebben, zoals problemen die ontstaan door een te kleine woonruimte.
Mevrouw Kloosterman is een zorgvrager die vier jaar geleden gescheiden is. Ze krijgt begeleiding in de woonsituatie. Mevrouw Kloosterman zorgt vier dagen per week voor haar twee kinderen. Ze heeft sinds een half jaar een nieuwe vriend, die bij haar is ingetrokken. Haar vriend is gescheiden en vader van drie kinderen, die om het weekend bij hem komen. Als haar vriend werkt, heeft mevrouw Kloosterman soms de zorg voor vijf kinderen. De woonruimte is te klein voor zoveel mensen, waardoor er spanningen ontstaan.
Andere zorgvragers hebben hulp nodig op het sociale vlak, zoals het leren onderhouden van contacten. Een zorgvrager met een verstandelijke beperking, die zich hiervan bewust is, heeft moeite om contact te leggen met andere mensen. Door zijn onzekerheid stelt hij zich afwachtend op. Hij heeft de neiging zich na het eten terug te trekken op zijn kamer.
Het therapeutisch regime Het therapeutisch regime is een verzamelnaam voor alles wat de zorgvrager voor zijn aandoening of stoornis moet doen of juist moet laten. Soms weet een zorgvrager hoe hij met zijn behandeling, medicatie, gedragsregels of leefregels moet omgaan, soms ook niet. In een situatie van verlies kan het voorkomen dat een zorgvrager zijn therapie niet wil voortzetten. Soms vertoont hij juist bewust ongezond gedrag en neemt hij bijvoorbeeld zijn medicatie niet in, of gaat hij drinken en roken. Dit doet hij om zijn grenzen te verkennen of uit verdriet. Je kunt de zorgvrager dan stimuleren en motiveren door te gaan met de behandeling. Ook kun je helpen zoeken naar manieren om de gevolgen van een aandoening of stoornis te beperken. Je kunt zorgvragers doorverwijzen naar andere disciplines of je kunt ze leren omgaan met leef- en gedragsregels, zodat zij hun aandoening of stoornis beter onder controle kunnen houden.
Als je een zorgvrager begeleidt bij het dagelijks functioneren, ondersteun je de zorgvrager bij: • de huishouding; • het aangaan, onderhouden en afbouwen van sociale contacten; • de lichamelijke verzorging.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 31
31
12/06/14 8:23 PM
Hoofdstuk 2
2.2
De zorgdoelen van de begeleiding
Voordat je kunt beginnen met de begeleiding moet de zorgbehoefte van de zorgvrager duidelijk zijn. Aan de hand van de zorgbehoefte stel je een zorgdoel op.
1 Zorgdoelen in de woonsituatie Een voorbeeld van een zorgbehoefte is: u bent niet in staat zelfstandig uw huishouden te organiseren, als gevolg van de plotselinge dood van uw partner, die bij een auto-ongeval om het leven kwam. Het zorgdoel zou in dit geval kunnen zijn: U voert aan de hand van een wekelijkse en dagelijkse planning de meest voorkomende huishoudelijke taken systematisch uit. De begeleiding wordt gegeven volgens de afspraken in het zorg(leef)plan en de richtlijnen van de instelling. Na een bepaalde periode wordt, samen met de zorgvrager, bekeken welke doelen bereikt zijn en welke nieuwe doelen opgesteld kunnen worden. Als de zorgbehoefte en het zorgdoel duidelijk zijn, kun je structuur gaan aanbrengen door samen met de zorgvrager de taken te verdelen, de tijd in te delen en prioriteiten te stellen.
2 Zorgdoelen met betrekking tot de sociale contacten Ieder mens heeft behoefte aan samenzijn, aan liefde, aan tederheid en intimiteit. Mensen hebben sociale contacten nodig om aan die behoeften te voldoen. Contacten met anderen geven zin aan je leven. Voor sommige zorgvragers is het aangaan van contacten moeilijk. Denk hierbij aan mensen met een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis of aan ouderen of gezinnen met veel psychosociale problemen. Dat mensen weinig sociale contacten hebben, kan komen doordat: • ze een laag gevoel van eigenwaarde en weinig zelfrespect hebben; • ze zich schamen voor hun aandoening of stoornis; • ze weinig sociale en communicatieve vaardigheden bezitten; • ze een gebrek aan vertrouwen hebben in anderen door traumatische ervaringen in het verleden.
32
253715.indb 32
Voordat je een zorgvrager begeleidt bij het aangaan van contacten, moet je weten om welke reden de zorgvrager dit zelf niet kan. Is er begeleiding nodig op verstandelijk of op sociaal gebied? Sommige zorgvragers hebben door verstandelijke beperkingen problemen met het aangaan van contacten. Bij een zorgvrager met een verstandelijke beperking kun je: • benoemen in welke sociale situaties hij nu verkeert en hoe hij daar functioneert (op welke manier); • bespreken wanneer problemen ontstaan en waardoor; • bespreken welke factoren er in zijn omgeving of in hemzelf zijn die het aangaan van sociale contacten bemoeilijken; • bespreken hoe hij zijn sociale netwerk zou willen uitbreiden; • bespreken welk gedrag passend is binnen de verschillende sociale situaties. Zie ook hoofdstuk 7 ‘Begeleiding van het sociale netwerk’. Er zijn ook zorgvragers die begeleiding nodig hebben bij het onderhouden van contacten omdat ze problemen hebben op sociaal gebied. Meneer Van der Vlist heeft een geldschuld opgebouwd en is onder curatele gesteld. Hij heeft last van telefoonangst, waardoor hij problemen heeft om zijn sociale netwerk in stand te houden. Hij krijgt begeleiding om zijn administratie en financiën op orde te houden, om op die manier zijn schulden af te lossen.
Het is belangrijk om gedrag eerst te oefenen in een veilige situatie door middel van rollenspelen of tijdens dagelijkse bezigheden. Bespreek met de zorgvrager welke gevoelens het gedrag bij hem oproept en bespreek welke gevoelens het gedrag oproept bij anderen. Probeer gedrag te stimuleren dat een positief effect heeft op de zorgvrager en op anderen.
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:23 PM
Begeleiding bij het dagelijks functioneren in de woonsituatie
• De huishouding wordt gedaan of de lichamelijke verzorging wordt uitgevoerd. • Er wordt structuur geboden in het dagritme van de zorgvrager. • De zorgvrager krijgt een prettig en goed gevoel over zijn leefsfeer. • Er ontstaat inzicht in de problematiek van de zorgvrager.
De zorgvrager moet leren omgaan met een nieuwe groep.
3 Zorgdoelen met betrekking tot het huishouden en de lichamelijke verzorging Als je aan de slag gaat bij een zorgvrager met psychiatrische of psychosociale problemen, is er vaak sprake van dieperliggende problemen. Het feit dat men het huishouden of zichzelf verwaarloost of er juist veel te veel aandacht aan besteedt, is niet het echte probleem, maar het gevolg van die echte problemen. Een dergelijke situatie probeer je zo te verbeteren dat de situatie acceptabel wordt. Daarbij streef je de volgende doelen na.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 33
De vaardigheden die nodig zijn bij de ondersteuning bij de huishouding en lichamelijke verzorging worden ook wel de praktische leefvaardigheden genoemd. Het gaat om de volgende vaardigheden. • Persoonlijke hygiëne en verzorging • Verzorging en onderhoud van de woning • Maaltijdbereiding. Als verzorgende kun je directe ondersteuning bieden bij de huishouding en de lichamelijke verzorging of de zorg coördineren. Dit is afhankelijk van je functie en het werkveld waarin je werkt.
33
12/06/14 8:23 PM
Hoofdstuk 2
2.3
Omgaan met veranderingen
Als een zorgvrager zijn huishouding niet meer zelf kan doen of niet zelf meer voor zijn persoonlijke hygiëne kan zorgen, verandert zijn leven. Hij moet hulp accepteren en vaak verandert daardoor zijn dagelijks leven. Als verzorgende kun je het verwerken van die verandering begeleiden.
1 Blijvende veranderingen Bij blijvende, ongewilde veranderingen moet je er als begeleider rekening mee houden dat je te maken hebt met een rouwproces bij de zorgvrager. Hoe je de zorgvrager begeleidt bij zijn omgang met de veranderingen, is afhankelijk van de zorgvrager en van zijn behoeften. Er zijn wel enkele uitgangspunten die in de begeleiding bij veranderingen naar voren moeten komen: • Veranderingen kunnen angst oproepen voor het onbekende. Daarom is goede informatie over de activiteiten die tot verandering leiden belangrijk. Elke verandering levert naast voordelen ook nadelen op. Toon begrip voor de zwaarte van die nadelen voor sommige zorgvragers. • Bij veranderingen is het belangrijk tegemoet te komen aan de zorgen van de zorgvrager. Maar houd ook de zorgdoelen in de gaten. Onderhandel over het weerstandspunt en probeer tot overeenstemming te komen. • Volg bij veranderingen altijd het tempo van de zorgvrager. Geef iemand de tijd om beslissingen te nemen en om aan het idee van verlies te wennen. • Geef ruimte aan de zorgvrager, zodat hij veranderingen kan verwerken. • Houd rekening met een rouwproces in je begeleiding, wanneer een zorgvrager een blijvende ongewilde verandering ondergaat. Vergeet bij de verwerking de naasten van de zorgvrager niet. Je kunt een zorgvrager en zijn naasten ook ondersteuning bieden bij het wennen aan de veranderde situatie: • Luister naar het verhaal van de zorgvrager en zijn naasten. • Praat over de gevoelens bij het verlies; ieder lid van een gezin zal het verlies anders beleven en met andere gevoelens komen (verdriet, boosheid, schaamte, schuldgevoel, onmacht enzovoort). Laat merken dat iedereen zijn gevoelens mag hebben en deze mag uiten. • Let op voorvallen die te maken hebben met de verandering van de situatie. 34
253715.indb 34
Mevrouw Hofland is depressief. Ze kan haar eigen verzorging en die van haar gezinsleden en de huishouding niet aan. Ze voelt zich schuldig en merkt dat de kinderen en haar partner eronder lijden. Haar familieleden staan achter haar therapie en de begeleiding die ze krijgt. Als er een vriend langskomt, zegt deze tegen de familie: ‘Ik vind het zo zielig voor jullie; het is ook wat om te moeten zien dat ze niks meer kan.’ Daarna vermijdt hij de familie want ‘hij kan er niet tegen’. Dit geeft een schok in het gezin. Ze realiseren zich dat vrienden kunnen afhaken in moeilijke tijden. Ze moeten naast het verdriet over de aandoening ook nog het verdriet verwerken van het verlies van sommige vrienden.
2 Weerstanden bij veranderingen Als je een zorgvrager begeleidt wil je verandering brengen in de structuur van het leven van de zorgvrager, zijn gedrag veranderen of hem nieuwe vaardigheden aanleren om de leefsituatie te verbeteren. De zorgvrager kan dan weerstand bieden. Vaak is die weerstand het gevolg van angst. Angst dat hij iets niet kan, angst voor verandering of angst voor het onbekende. Daarom is het belangrijk dat je de verschillende soorten veranderingen kunt herkennen en inzicht hebt in de krachten die een rol spelen bij de begeleiding. Er wordt bij de begeleiding onderscheid gemaakt tussen psychische veranderingen, lichamelijke veranderingen en sociale veranderingen. Deze drie veranderingen zijn vaak met elkaar verweven.
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:23 PM
Begeleiding bij het dagelijks functioneren in de woonsituatie
Veranderingskrachten is de energie die mensen in zich hebben om veranderingen aan te gaan (ook wel positieve energie genoemd).
Weerstandskrachten is de energie die mensen in zich hebben om veranderingen tegen te gaan (ook wel negatieve energie genoemd).
De zorgvrager biedt weerstand tegen veranderingen uit boosheid over de eigen situatie. Marion bevindt zich, na de amputatie van een been, in de revalidatiefase. Er is dus sprake van een lichamelijke verandering. Marion piekert over de cursus die zij op dit moment volgt. Nu ze een deel van de cursus mist, is ze bang dat ze niet zal slagen en daardoor niet de baan kan krijgen die haar is toegezegd. Daarbij twijfelt ze erover of ze na de amputatie wel een baan kan krijgen. En hoe moet het met haar flat? Kan zij daar nog wel in blijven wonen en kan zij met een rolstoel functioneren? Haar vriendin vindt haar zorgelijker dan anders (psychische verandering). Doordat Marion in het revalidatiecentrum verblijft, ziet zij haar vrienden minder. Die werken allemaal en de contacten lopen terug (sociale verandering). Zullen ze bang zijn haar te ontmoeten in haar nieuwe situatie?
Veranderingskrachten en weerstandskrachten Wanneer er veranderingen plaatsvinden in het leven van de zorgvrager, zul je merken dat de ene verandering hem meer moeite kost dan de andere. Een verbouwing van een huis kan een leuke verandering zijn, als iemand het zelf mooi vindt en hij er meer comfort door krijgt. Maar een verbouwing kan erg confronterend zijn als het huis aangepast moet worden aan de handicaps van een zorgvrager. De ene zorgvrager gaat gemakkelijk met veranderingen om, terwijl de andere zorgvrager wat behoudender is en meer moeite heeft. Het wel of geen moeite hebben met veranderingen wordt bepaald door de veranderingskrachten en de weerstandskrachten in de zorgvrager.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 35
Beide krachten zijn nuttig. Toch worden weerstandskrachten vaak negatief genoemd. In werkelijkheid blijken deze krachten heel nuttig te zijn, omdat ze ons beschermen tegen ongewenste veranderingen. Wanneer er sprake is van een evenwicht tussen de weerstandskrachten en de veranderingskrachten binnen een individu, kan de zorgvrager moeilijk een beslissing nemen over de komende verandering. Er zitten dan net zoveel nadelen als voordelen aan de verandering. Wanneer de zorgvrager meer veranderingskrachten in zich heeft dan weerstandskrachten, zullen de komende veranderingen niet veel problemen met zich meebrengen, want hij ziet de verandering positief tegemoet. Zijn de weerstandskrachten groter dan de veranderingskrachten, dan wil de zorgvrager liever de verandering (die soms nodig is) tegengaan of tegenwerken, omdat hij meer nadelen ziet. Omdat het belangrijk is dat de zorgvrager zijn zelfzorgactiviteiten weer op zich neemt, desnoods met gebruik van hulpmiddelen, moet de weerstand tegen de verandering worden verminderd. Er zijn twee manieren om de zorgvrager te stimuleren om zijn zelfzorgactiviteiten weer op te pakken: • het voeren van een tweekolommengesprek met de zorgvrager met als doel de veranderingskrachten te vergroten en de weerstandskrachten te verkleinen; • het voeren van onderhandelingen met de zorgvrager over wat hij wil bereiken.
3 Tweekolommengesprekken voeren Sommige zorgvragers hebben zo’n weerstand tegen een verandering dat je die weerstand eerst in kaart moet brengen en moet oplossen voordat je activiteiten kunt aanbieden. Een van de manieren om dat te doen is het voeren van een tweekolommengesprek. Een tweekolommengesprek voer je uit volgens onderstaande stappen:
35
12/06/14 8:23 PM
Hoofdstuk 2
Tweekolommengesprek in stappen Stap 1: Het in kaart brengen van de weerstanden. Je bespreekt met de zorgvrager wat hij vervelend vindt aan de veranderingen. Laat hem de nadelen opnoemen. Het is jouw taak hier uitgebreid naar en op door te vragen. De zorgvrager voelt dan dat hij serieus genomen wordt. Hij mag nu echt alle nadelen en weerstanden noemen. Je schrijft de nadelen op. Daarna lees je ze samen door om te beoordelen of ze daadwerkelijk allemaal opgeschreven zijn. Dit heeft als doel de weerstanden voor jullie beiden inzichtelijk te maken. Stap 2: Het in kaart brengen van de voordelen van verandering. Vervolgens vraag je aan de zorgvrager of het uitvoeren van de activiteiten ook voordelen heeft, waardoor veranderingen plaatsvinden in de zelfzorg. Ook de voordelen worden genoteerd. Vervolgens wordt de lijst opnieuw door jullie beiden bekeken. Stap 3: Verkleinen van de weerstandskrachten. Samen bespreek je op welke wijze de nadelen voor de zorgvrager kleiner gemaakt kunnen worden. Je vraagt welke oplossingen de zorgvrager ziet en bekijkt samen wat de mogelijkheden zijn. De oplossingen noteer je en lees je samen met de zorgvrager na. Stap 4: Vergroten van de veranderingskrachten. Je bespreekt en noteert samen hoe je de voordelen voor de zorgvrager kunt vergroten. Stap 5: Afspraken maken om een verandering aan te gaan. De kans is groot dat de weerstanden afnemen en dat de zin in verandering toeneemt. Als dat het geval is, maak je met de zorgvrager afspraken om de veranderingen in te zetten. Je neemt kleine stappen die voordelen hebben voor de zorgvrager en maakt daar een stappenplan voor.
36
253715.indb 36
4 Onderhandelen bij veranderingen Als je een zorgvrager begeleidt bij het huishouden en de persoonlijke zorg, maak je afspraken, bijvoorbeeld over hoe vaak hij iets schoonmaakt. Om samen tot afspraken te komen, moet je onderhandelen. Onderhandelen is een manier om met iemand tot overeenstemming te komen over bepaalde zaken. Bij elke onderhandeling moet je zowel rekening houden met de inhoud, datgene waarover je met de ander onderhandelt, als met de relatie die je hebt met de onderhandelingspartner. Er zijn drie soorten onderhandelingen: • Verdelend onderhandelen: hiervan is sprake als twee partijen beslag willen leggen op een schaars goed. Er is bijvoorbeeld maar één televisietoestel in de woonkamer van een gezin. Het ene kind wil naar een muziekzender kijken, terwijl het andere naar een voetbalwedstrijd van Ajax wil kijken. Hier overheersen de belangentegenstellingen. Winst voor het ene gezinslid betekent (gezichts)verlies voor het andere gezinslid. Dit noem je een win-verliessituatie. Het is belangrijk om te bekijken of het verdelend onderhandelen kan worden omgezet in probleemoplossend onderhandelen. • Probleemoplossend onderhandelen: hierbij streven twee partijen naar een compromis, waarbij zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de wensen van beide partijen. Bij probleemoplossend onderhandelen probeer je samen met de ander een win-winsituatie te bereiken waarbij beide partijen zo weinig mogelijk (gezichts)verlies lijden: beide partijen zijn tevreden met het resultaat. • Gemengd onderhandelen: dit is een combinatie van verdelend en probleemoplossend onderhandelen.
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:23 PM
Begeleiding bij het dagelijks functioneren in de woonsituatie
Marcel, een psychiatrische zorgvrager, wil op de ochtend dat de zorgverlener normaal langskomt een vriend ontvangen uit Amerika. Twee dagen van tevoren begint Marcel hierover tegen de zorgverlener. Hij ziet het niet zitten dat ze langskomt. Ook als hij niet hoeft te helpen met de huishouding, vindt hij het storend dat de zorgverlener in zijn huis rondloopt, zuigt en stoft. De zorgverlener geeft aan dat zij die dag niet op een ander tijdstip kan langskomen, omdat ze al afspraken heeft gemaakt met andere zorgvragers. In overleg met de zorgverlener wordt afgesproken dat ze een dag later langskomt, mits Marcel dan thuis is. Marcel belooft dan thuis te zijn en zich goed in te zetten bij de huishouding. De zorgverlener kan op de dag dat ze normaal bij hem langskomt naar een andere zorgvrager gaan.
De onderhandelingsruimte Bij het onderhandelen hebben partijen tegengestelde wensen. Daarom is het belangrijk om onderhandelingsruimte te scheppen. Dit doe je door voor jezelf na te gaan wat je weerstandspunt en streefpunt zijn.
Een verwarde zorgvrager verwaarloost zijn hygiëne: hij stofzuigt niet meer omdat hij bang is dat zijn hersenen dan opgezogen worden. Er komen klachten van buurtbewoners over de hygiënische situatie van de zorgvrager. De zorgverlener stelt zich op het standpunt dat de zorgvrager moet stofzuigen. Hierover valt niet te onderhandelen (verdelend onderhandelen), maar er is wel te onderhandelen over hoe vaak hij zelf stofzuigt, bijvoorbeeld één keer per week, en dan zal de zorgverlener ook één keer per week stofzuigen.
Bij het probleemoplossend onderhandelen ga je op zoek naar het weerstandspunt en streefpunt van je onderhandelingspartner. Vervolgens kun je kijken of je tot overeenstemming kunt komen.
Het streefpunt is het resultaat dat je het liefste bereikt.
Het weerstandspunt is het resultaat waarmee je nog net genoegen neemt; met andere woorden: onder dit weerstandspunt wil je niet gaan.
De onderhandelingsruimte is het verschil tussen het streefpunt en het weerstandspunt.
Een zorgvrager met een verstandelijke beperking, Judith, verwaarloost haar persoonlijke zorg. Omdat ze sterk transpireert, ruikt ze niet fris. De zorgverlener streeft ernaar dat deze zorgvrager vier keer per week onder de douche gaat (het streefpunt), maar accepteert eventueel dat de zorgvrager twee keer per week onder de douche gaat (het weerstandspunt). De zorgvrager streeft naar één keer per week onder de douche (streefpunt), maar accepteert eventueel tot drie keer per week onder de douche (weerstandspunt). In een overzicht ziet dit er als volgt uit:
‘Je mag nog een half uur uitslapen.’
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 37
37
12/06/14 8:23 PM
Hoofdstuk 2
zorgverlener
WP
aantal x per week onder de douche
1x
zorgvrager
SP
2x
De vier principes van de Harvardmethode
SP 3x
4x
5x
6x
7x
WP
In dit voorbeeld kunnen de zorgverlener en de zorgvrager tot overeenstemming komen in het onderhandelingsgebied tussen twee en drie keer per week douchen. De methode van onderhandelen Er zijn verschillende manieren waarop je kunt onderhandelen. Een van die manieren is de Harvardmethode. Bij de Harvardmethode wordt uitgegaan van vier principes die belangrijk zijn bij het onderhandelen.
1 Scheid de mensen van het probleem. Problemen kunnen gemakkelijk gezien worden als een persoonlijke aanval: ‘Het is een troep in de keuken’ wordt dan opgevat als: ‘Jij maakt troep’. Het gaat er niet om wie de schuldige is. Het gaat erom een oplossing te zoeken voor een probleem. 2 Richt je op belangen en niet op standpunten. Maak anderen duidelijk waarom je iets graag wilt, anders ontstaat er al snel een welles-nietesgesprek. Als je wilt dat de ander rekening houdt met jouw belangen, moet je die uitspreken. Maar begin met te laten zien dat jij oog hebt voor de belangen van de ander! Zoek naar oplossingen in elkaars belang. 3 Geef niet te snel een oordeel over een voorgestelde oplossing. Zet eerst een aantal oplossingen op een rijtje (brainstormen), beoordeel ze en neem dan pas een besluit. Zo is de kans het grootst dat je er samen uit komt. 4 Richt je op algemeen gangbare regels. Oplossingen die gebaseerd zijn op algemeen geaccepteerde principes, zoals protocollen, worden vaak door alle partijen geaccepteerd. Als je moet kiezen uit oplossingen, zoek dan naar die oplossingen die het meest aansluiten bij algemeen geldende regels over redelijkheid, doelmatigheid en juistheid.
Voorbeelden van onderhandelen met behulp van de Harvardmethode kun je bijvoorbeeld vinden op www.youtube.com.
38
253715.indb 38
© Noordhoff Uitgevers bv
12/06/14 8:23 PM
Stellingen Aan de hand van deze stellingen kun je testen of je de theorie goed begrepen hebt. Op www.nu-zorg.nl kun je kijken of de stellingen juist of onjuist zijn. 1 Sommige zorgvragers hebben moeite met het aangaan en onderhouden van contacten. Dat kan veroorzaakt worden door een laag gevoel van eigenwaarde. 2 Als een zorgvrager hulp of begeleiding nodig heeft en daardoor zijn zelfstandigheid verliest, is er vaak sprake van een rouwproces. 3 Bij een zorgvrager die makkelijk met veranderingen kan omgaan, zijn de weerstandskrachten groter dan de veranderingskrachten. 4 Een tweekolommengesprek is een hulpmiddel bij het onderhandelen. 5 Bij verdelend onderhandelen streven beide partijen naar een win-winsituatie. 6 Jij verkoopt je auto. Je wilt dat de auto 2500 euro opbrengt, maar je accepteert eventueel een bod van 2000 euro. 2500 euro is in dit voorbeeld het streefpunt, 2000 euro is het weerstandspunt. 7 De Harvardmethode is een methode om te onderhandelen waarbij samen gezocht wordt naar oplossingen. 8 Het therapeutisch regime is een verzamelnaam voor alles wat de zorgvrager voor zijn aandoening of stoornis moet doen of juist moet laten. 9 De vaardigheden die nodig zijn bij het aangaan en onderhouden van sociale contacten worden ook wel de praktische leefvaardigheden genoemd. 10 Win-winsituatie betekent dat beide partijen voordeel halen uit een bepaalde situatie. 11 Verwaarlozing van het huishouden is vaak een signaal van een achterliggend probleem, zoals psychische problemen of overbelasting van de mantelzorger.
© Noordhoff Uitgevers bv
253715.indb 39
39
12/06/14 8:23 PM
253715.indb 40
12/06/14 8:23 PM