Theorieboek Niveau 4
g r o z m a Kra
NU Zorg Kraamzorg Theorieboek | Niveau 4
© Noordhoff Uitgevers bv
Vormgeving omslag Nu Amsterdam, Amsterdam Ontwerp binnenwerk G2K, Groningen/Amsterdam Foto omslag Frank Muller, Nijmegen
© 2014 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher. Met betrekking tot sommige teksten en/of illustratiemateriaal is het de uitgever, ondanks zorgvuldige inspanningen daartoe, niet gelukt eventuele rechthebbende(n) te achterhalen. Mocht u van mening zijn (auteurs)rechten te kunnen doen gelden op teksten en/of illustratiemateriaal in deze uitgave dan verzoeken wij u contact op te nemen met de uitgever. Aan de totstandkoming van deze uitgave is uiterste zorg besteed. Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich aanbevolen. ISBN 978-90-01-83488-3 253704
NU Zorg Kraamzorg Theorieboek I Niveau 4
Onder redactie van Anneke Ormel Ank van de Wiel
Met medewerking van: Ilona Naus Hoevenaars
Eerste druk, 2014
Noordhoff Uitgevers
Methodeoverzicht De methode NU Zorg is ontwikkeld op basis van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur voor verzorgende-IG (niveau 3) en verpleegkundige (niveau 4). De kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier vormen de basis voor de inhoud en de structuur van NU Zorg.
NU Zorg niveau 3 en 4 Boeken
Online
generiek theorieboek
werkboek
e-books
branche theorieboek
werkboek
docentenhandleiding
NU Zorg Online Met je NU Zorg-licentie heb je via NU Zorg Online toegang tot de e-books. Op NU Zorg Online vind je ook extra informatie, zoals: • interactieve oefen- en toetsvragen • beschrijving en formulieren beroepsvaardigheden • praktijkinformatie Meer informatie over NU Zorg en een compleet overzicht van alle titels vind je op www.nu-zorg.nl. Hier kun je ook terecht voor de oefen- en toetsvragen als je niet over een NU Zorg-licentie beschikt.
4
© Noordhoff Uitgevers bv
Voordat je begint Met de methode NU Zorg bereid je je voor op je beroep als verzorgende-IG of verpleegkundige. Aan de hand van projecten, praktijksituaties, verdiepings- en transferopdrachten leer je met kennis en inzicht te werken in de praktijk. In dit theorieboek vind je de informatie om met kennis van zaken te kunnen handelen. De theorie is gerelateerd aan de beroepspraktijk en voorzien van praktijkvoorbeelden. Het theorieboek is een naslagwerk. Het bevat alle kennis en informatie die horen bij een werkproces uit het kwalificatiedossier. Het boek is zo opgebouwd dat je er snel de weg in kunt vinden. Elk hoofdstuk begint met een korte inleiding en een praktijkschets. Met de stellingen aan het eind van elk hoofdstuk kun je testen of je de theorie goed hebt begrepen. Als je aan het eind van een hoofdstuk je kennis nog verder wilt toetsen kun je gebruikmaken van de interactieve oefenvragen op NU Zorg Online. Daar staan ook toetsvragen die je kunt maken na bestudering van het hele theorieboek. Voor elk theorieboek zijn twee toetsen van elk tien vragen beschikbaar.
Pictogrammen In dit boek kun je de volgende pictogrammen tegenkomen: Tip Definitie Voorbeeld Verwijzing naar website
© Noordhoff Uitgevers bv
5
Inhoud 1 De organisatie van de kraamzorg 9 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
Intro 10 De unieke positie van Nederland 10 Keuzemogelijkheid in kraaminstellingen De organisatie van zorg 14 Professionele zorg 15 De voorbereiding op de kraamzorg 18 Een anamnese afnemen 19 Een kraamzorgplan opstellen 21 Coördineren van de zorg 24 Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering 25
4 Partusassistentie uitvoeren
11
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
69 Intro 70 Eerste contact met de barende 70 Verpleegkundige zorg tijdens de ontsluitingsperiode 72 Verpleegkundige zorg tijdens de uitdrijvingsperiode 74 Verpleegkundige zorg tijdens de nageboorteperiode 76 Het begin van de baring 77 Besnijdenis van vrouwen 86 Pijnstilling tijdens de baring 88 Assisteren bij de normale bevalling 89
2 Plannen en coördineren van zorg 29 2.1 2.2 2.3 2.4
Intro 30 Plannen 30 Coördinatie en continuïteit 36 Werkplanning 39 Kwaliteitszorg 40
5 Persoonlijke zorg – Kraamvrouw 99 Intro 100 5.1 Herstel organen en normale klachten 100 5.2 Borstvoeding 101 5.3 De afwijkende kraamperiode 109 5.4 Tekorten in zelfzorg 111
3 Persoonlijke zorg – Zwangeren 45 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
6
Intro 46 De bevruchting en de zwangerschap 46 Rechten van het ongeboren kind 51 Zwangerschap 53 Prenatale zorg 57 Zwangerschapscursussen 60 Leefwijze 60 Mogelijke complicaties 63
6 Persoonlijke zorg – Pasgeborene 115 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Intro 116 De eerste dag na de geboorte 116 De kenmerken van de pasgeborene 118 Complicaties bij pasgeborenen 120 Basiszorg verlenen aan een pasgeborene 124 Het gedrag van de pasgeborene 127 Begeleiding van de ouders 128
© Noordhoff Uitgevers bv
7 Verpleegtechnische handelingen 131 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8
Intro 132 De Wet BIG 132 Helpen bij de opname van voeding en vocht 133 Medicijnen toedienen 134 Wonden verzorgen 136 Blaaskatheters inbrengen en verzorgen 137 Zuurstof toedienen en mond schoonmaken 138 Puncties uitvoeren 139 Adequaat reageren in onvoorziene situaties 139
Register 174 Verantwoording 178
8 Voorlichting, advies en instructie 143 8.1 8.2 8.3 8.4
Intro 144 Primaire preventie 144 Secundaire preventie 148 Tertiaire preventie 150 Gezondheidsvoorlichting 154
9 Begeleiding 157 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8
Intro 158 Ouderschap in Nederland 158 Voorzieningen voor barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen 159 Rechten en plichten van ouders 160 Begeleiding bij ziekenhuisopname 162 Aandachtsgebieden tijdens de baring 163 Begeleiding van de ouders 163 Allochtone zorgvragers 166 Overlijden van het kindje 172
© Noordhoff Uitgevers bv
7
De organisatie van de kraamzorg Inhoud Intro 10 De unieke positie van Nederland 10 Keuzemogelijkheid in kraaminstellingen 11 De organisatie van zorg 14 Professionele zorg 15 De voorbereiding op de kraamzorg 18 Een anamnese afnemen 19 Een kraamzorgplan opstellen 21 Coördineren van de zorg 24 Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
www.nu-zorg.nl • relatie met kwalificatiedossier • oefenvragen • toetsvragen • e-learning
25
1
Hoofdstuk 1
Intro De manier waarop de kraamzorg in Nederland is georganiseerd, is uniek in de wereld. Het aantal medische ingrepen is minimaal en de geboorte vindt zo veel mogelijk op natuurlijke wijze plaats. De ‘normale’ bevalling gebeurt onder verantwoordelijkheid van de verloskundige. De kraamzorg is altijd kortdurend en wordt professioneel begeleid door kraamverzorgende of kraamverpleegkundige. Tijdens het intakegesprek voor de kraamzorg kan het zijn dat de zwangere vragen heeft over de komende bevalling. Wat zijn voor- en nadelen van een bevalling thuis of in een instelling? Wie helpt haar daarbij? Welk zorgarrangement past het beste bij haar gezinssituatie? Ook kan ze na haar bevalling met allerlei vragen komen over de organisatie van de kraamzorg, bijvoorbeeld omdat ze vanwege complicaties wordt overgeplaatst naar een intra- of extramurale instelling, of omdat ze iets wil weten over wat er op consultatiebureaus gebeurt. Als kraamverpleegkundige moet je over deze dingen dus voorlichting kunnen geven.
1.1
De unieke positie van Nederland
In geen enkel ander land dan Nederland vinden er zoveel thuisbevallingen plaats onder begeleiding van een verloskundige, namelijk 35%. Nederland is het enige land waar men thuiskraamzorg kan ontvangen. In de ons omringende landen gaat een aanstaande moeder naar het ziekenhuis om te bevallen onder leiding van een verloskundige of gynaecoloog. Ze verblijft daar om te herstellen onder de deskundige hulp van verpleegkundigen. Bij thuiskomst staat men er dan meestal weer alleen voor. Ook zijn er landen, bijvoorbeeld Turkije en Marokko, waar men wel thuis kan bevallen, maar waar de zorg rondom de kraamvrouw een familieaangelegenheid is. Vrouwen die thuis bevallen, hebben - mits ze niet in een risicogroep vallen - minder kans op ernstige complicaties dan vrouwen met een geplande bevalling in het ziekenhuis. Dat blijkt uit een studie van de afdeling Midwifery Science van VU medisch centrum.
1 Laag sterftecijfer De zorg rondom zwangerschap en bevalling in Nederland is goed en professioneel geregeld. Jaarlijks worden de cijfers van perinatale sterfte bijgehouden. Ook wordt er steeds onderzocht hoe de zorg voor de zwangeren en barenden nog beter kan. De perinatale sterfte (sterfte rond de geboorte) is in Nederland gedaald van 10,5 per duizend in 2004 naar 9,0 per duizend in 2010. Hierdoor is de internationale positie van Nederland verbeterd. Deze verbetering is het resultaat van de grote inzet van alle beroepsgroepen die betrokken zijn bij zwangerschap en geboorte. Dit blijkt uit het derde EURO-PERISTAT 2013-onderzoek naar de perinatale gezondheid (gezondheid van moeder en kind rond de geboorte) in 29 Europese landen in 2010.
De manier waarop de kraamzorg in Nederland is georganiseerd, is uniek in de wereld. 10
© Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
In het begin van de twintigste eeuw stierven 250 van de 100.000 vrouwen tijdens de bevalling. In de periode 1993 tot 2005 stierven 12,1 moeders per 100.000 levend geboren kinderen. Dit cijfer is de laatste jaren weer iets toegenomen. Die toename heeft verschillende oorzaken. Vrouwen in Nederland krijgen tegenwoordig relatief oud hun eerste kindje en hebben vaker hart- en vaatziekten. Tegenwoordig worden vrouwen met een ernstige ziekte namelijk wel zwanger, terwijl zij vroeger vaker een negatief zwangerschapsadvies kregen. Een belangrijke doodsoorzaak is zwangerschapsvergiftiging.
1.2
2 Minder medische ingrepen Het percentage baby’s in ons land dat met een keizersnee wordt geboren, neemt nog steeds toe. Momenteel ligt het rond de 14%. In 1993 was dit nog 8%. Toch zijn de aantallen in Nederland nog laag in vergelijking met de overige West-Europese landen en de Verenigde Staten. Daar liggen de percentages tussen de 15 en de 20%. Bij het Nederlandse verloskundige systeem wordt in een vroeg stadium een onderscheid gemaakt tussen een normale zwangerschap en bevalling en die met een risico. Dat heeft tot gevolg dat er minder baringen worden begeleid door de gynaecoloog. Bovendien blijkt dat bij bevallingen onder leiding van verloskundigen in instellingen minder medische ingrepen plaatsvinden.
Keuzemogelijkheid in kraaminstellingen
Bij een fysiologische baring of natuurlijke bevalling zonder ingrepen kunnen de zwangere en partner zelf beslissen waar de bevalling plaatsvindt. Dit kan thuis, in een kraamkliniek, kraamhotel of ziekenhuis. Een pathologische bevalling zal altijd plaatsvinden in het ziekenhuis: er is geen keuze. Na een baring in een instelling kunnen kraamvrouw en pasgeborene desgewenst daar blijven. Maar het ziekenhuis kan de zorg voor hen ook overdragen aan een particulier of regulier kraamzorgcentrum, zodat zij thuis de kraamperiode kunnen doorbrengen.
1 Particuliere en reguliere kraaminstellingen Het uitgangspunt van de reguliere kraamcentra is dat iedereen recht heeft op de kraamzorg die nodig is, ongeacht de kosten. Deze kraamzorg kan thuis of in het kraamzorghotel geboden worden. Alle erkende kraaminstellingen zijn verplicht de cao Thuiszorg na te leven. Daarin hebben de werknemersbonden en vertegenwoordigers van de werkgevers afspraken gemaakt over werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Ook hebben erkende organisaties een opleidingsplicht. Dat is nodig omdat er anders onvoldoende nieuwe, vaardige werkers in de kraamzorg kunnen worden opgeleid. Zij werken dus met professionele, gediplomeerde kraamverzorgenden en kraamverpleegkundigen, waardoor kwaliteit gewaarborgd is. Tevens ontvangen deze medewerkers een vastgesteld cao-loon en zijn ze verplicht aan een vast aantal werkbesprekingen per jaar deel te nemen.
© Noordhoff Uitgevers bv
In de cao is ook de wachtdienst voor kraamverpleegkundigen geregeld. In een uitvoeringsregeling staat precies vermeld hoe lang iemand achter elkaar op wacht mag en hoeveel vrije tijd zij daarvoor terug krijgt. Dit kan overigens bij nieuwe cao-afspraken worden bijgesteld. Het betreft vaak grotere organisaties, waar meerdere disciplines werken, zoals lactatiedeskundigen. Sinds 1997 is ook de particuliere kraamzorg verplicht de cao Thuiszorg te volgen. De concurrentie wordt hiermee eerlijker. Door het opstellen van basiskwaliteitseisen die voor iedere kraaminstelling gelden, wordt de kwaliteit van kraamzorg gewaarborgd.
11
Hoofdstuk 1
2 Kraamafdeling van het algemeen ziekenhuis Als er zich complicaties voordoen bij een zwangere vrouw, een barende of een kraamvrouw, komt zij onder behandeling van de gynaecoloog. Men spreekt dan van een pathologische zwangerschap, bevalling of kraamperiode. Op grond van deze zogeheten medische indicatie wordt de vrouw meteen doorgestuurd naar het ziekenhuis, of opgenomen zodra de bevalling begint. Een ziekenhuis is altijd een reguliere instelling. Soms komt het voor dat de thuissituatie niet geschikt is om te bevallen en de kraamtijd door te brengen. Dan kan er sprake zijn van een sociale indicatie. Daarbij wordt de baring geleid door een verloskundige. De zwangere en partner kunnen ook kiezen om zonder een medische indicatie te bevallen in het ziekenhuis onder leiding van de verloskundige en daar 24 uur te verblijven, om vervolgens overgedragen te worden aan een kraamcentrum. Dit heet poliklinische bevalling. Reden hiervoor kan zijn dat de barende zich veiliger en zekerder voelt, omdat een gynaecoloog en kinderarts op de achtergrond aanwezig zijn. In sommige delen van Nederland heeft een thuiszorginstelling een verloskamer gehuurd van het ziekenhuis, omdat de verloskundige de afstanden in de regio niet meer kan overbruggen.
Een geboorte in het ziekenhuis kan met of zonder medische indicatie.
12
Als dat het geval is, gaat de kraamverpleegkundige van het kraamcentrum mee om partusassistentie te verrichten en noemt men dit een verplaatste thuisbevalling. Er is in dat geval sprake van transmurale zorg. Een andere motivatie is soms dat de barende zelf minder hoeft te regelen rondom de bevalling, want de verloskamer is speciaal ontworpen om te baren. Pathologische bevallingen worden altijd door de gynaecoloog begeleid die door kraamverpleegkundigen wordt geassisteerd. Op de kraamafdeling kunnen ook kraamverzorgenden en -verpleegkundigen werkzaam zijn om in laagcomplexe zorgsituaties kraamzorg te bieden.
3 Kraamkliniek of kraamzorghotel In een kraamkliniek of een kraamzorghotel kan een vrouw bevallen als er geen complicaties worden verwacht en ze ook thuis zou mogen bevallen. De eigen verloskundige doet dan de bevalling en de nacontroles. De kraamkliniek is een particulier initiatief. Het kraamzorghotel is soms particulier, maar valt veelal onder de thuiszorginstelling. In deze instellingen is 24 uur per dag zorg beschikbaar, zodat de kraamvrouw altijd met haar vragen bij een deskundige terechtkan. Veel zwangeren kiezen voor deze instellingen, omdat ze graag rustig willen herstellen en genieten van de kraamperiode, zonder zich te hoeven bekommeren om hun dagelijkse bezigheden. Allochtone vrouwen worden soms nadrukkelijk door de verloskundige geadviseerd hier enkele dagen te verblijven. Daardoor is de kans groter dat ze uitrusten en niet meteen weer de taken van het gezin op zich nemen. Het kraamzorghotel heeft als extra een hotelfunctie. De partner kan op dezelfde kamer blijven overnachten en gebruikmaken van de hoteldiensten zoals televisie op de kamer en maaltijden. Ook broertjes of zusjes kunnen logeren bij de moeder, als ze bijvoorbeeld heimwee hebben. Deze leden van het gezin betalen wel voor deze service. Een kraamzorghotel kan ook een oplossing zijn voor mensen die erg klein behuisd zijn en voor moeders die alleenstaand zijn of van wie de partner bijvoorbeeld voor werk in het buitenland verblijft.
© Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
4 Kraamcentra Kraamcentra kunnen een thuiszorginstelling of particuliere organisatie zijn. Ze bieden de zorg bij thuisbevallingen. Een voordeel van thuisbevallingen is dat de baring ontspannen en natuurlijker verloopt, doordat de zorgvrager in de eigen omgeving meer zichzelf kan zijn. Bovendien zijn er thuis minder schadelijke microorganismen aanwezig dan in een ziekenhuis. De particuliere kraamzorginstellingen kunnen wisselende kwaliteit bieden en sterk uiteenlopende zorgarrangementen. De reguliere thuiszorginstellingen vallen onder Landelijke Vereniging voor Thuiszorg (LVT). Steeds meer instellingen voor kruiswerk, kraamzorg en gezinsverzorging zijn bij deze landelijke, overkoepelende vereniging aangesloten. De LVT waarborgt de kwaliteit door het stellen van kwaliteitseisen. De kwaliteit van de zorg is geregeld in de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Daarin staat dat zorgaanbieders verantwoorde zorg moeten leveren. Daaronder wordt verstaan ‘zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de patiënt’ (Kwaliteitswet zorginstellingen, artikel 2). Ook het landelijk indicatie protocol kraamzorg biedt een kwaliteitskader voor de geleverde zorg.
5 Gezinszorg Soms is bij moeder of kind sprake van een complexe zorgsituatie, bijvoorbeeld na een keizersnede of bij de geboorte van een lichamelijk gehandicapte baby. Het is dan mogelijk om na de kraamperiode gezinszorg in te schakelen, zodat de moeder of het kind een langere periode begeleid kan worden.
6 Consultatiebureaus Na de aangifte van de geboorte van de baby geeft de gemeenteambtenaar de geboorte door aan de divisie Ouder-Kindzorg van de thuiszorg. Kind en ouder bezoeken dan geregeld het consultatiebureau (CB). Dit is niet verplicht, maar ongeveer 98% van de ouders maakt gebruik van deze dienst. Het is soms ook mogelijk om de controles te laten uitvoeren bij de eigen huisarts. In gebieden waar de wijkverpleegkundige de hielprik verzorgt, is zij al tijdens de kraamtijd (dag 6 of 7 post partum) in het gezin geweest om kennis te maken.
© Noordhoff Uitgevers bv
Op het consultatiebureau worden de kinderen gemeten, gewogen en lichamelijk onderzocht. Deze vorderingen van de eerste vier jaar worden bijgehouden in het groeiboekje. Ook noteert de wijkverpleegkundige algemene gegevens in een status. Deze wordt gebruikt tot het 18de levensjaar, dus ook bij de schoolarts. Op het consultatiebureau wordt de baby afwisselend gezien door de CB-arts en de wijkverpleegkundige. De ouders kunnen hier met hun vragen terecht en krijgen adviezen met betrekking tot de verzorging, de voeding en de opvoeding. In de eerste weken na de geboorte en rond de dertiende maand wordt een gehoortest gedaan. In het kader van het Rijksvaccinatieprogramma kan elk kind de vaccinaties (inentingen) ontvangen die in dit programma zijn opgenomen. Bij allochtone gezinnen of vluchtelingen bestaan er veel vragen over het gezondheidszorgsysteem. Ze moeten tijdens de kraamperiode informatie krijgen over de huisarts (deze bestaat in veel landen niet), het verwijzingssysteem naar het consultatiebureau, de zorgverzekering, de tandarts, en de preventieve jeugdgezondheidszorg. Het vaccinatieschema voor asielzoekerskinderen is afwijkend. Deze kinderen worden zo snel mogelijk gevaccineerd. De kinderen krijgen direct na aankomst in Nederland of na de geboorte een BCG-vaccinatie tegen tuberculose. Dit wordt verzorgd door de ggd. Als de moeder hepatitis B blijkt te hebben of antistoffen in haar bloed heeft, krijgt haar pasgeboren kind een hepatitis B-vaccinatie. Voor de metingen worden aangepaste groeidiagrammen gebruikt. Daarnaast wordt er voorlichting gegeven over voeding, veiligheid en de opvoeding van het kind. Het groeiboekje voor allochtone ouders heet het ‘babyboekje’. Het wordt in vele talen uitgegeven.
7 Thuiszorgwinkels In veel steden is een thuiszorgwinkel. Hier kunnen mensen terecht voor materiaal dat zij nodig hebben rondom de bevalling, zoals bedverhogers of klossen, een po en een kraampakket. In de kleinere dorpen bestaat vaak de mogelijkheid om de benodigde spullen te halen bij een uitleenmagazijn.
13
Hoofdstuk 1
1.3
De organisatie van zorg
Vrouwen kiezen zelf waar de bevalling zal plaatsvinden. Een derde van de vrouwen kiest voor een thuisbevalling onder leiding van de verloskundige. De kraamverzorgende en soms de kraamverpleegkundige biedt assistentie bij de bevalling en geeft zorg tijdens de kraamperiode.
1 Vergoeding van de kraamzorg en kraamzorgpakket De zorgbehoefte wordt op drie momenten geïnventariseerd. • Het eerste moment is tijdens de intake door de kraamzorgorganisatie, dit is in ongeveer de zevende maand van de zwangerschap. Er wordt dan onder andere gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de aanstaande kraamvrouw. • Het tweede moment is kort na de bevalling, er vindt dan een herindicatie plaats door de verloskundige. • Het derde moment is tijdens de kraamperiode. De verloskundige zal dan beoordelen of het nodig is om het aantal uren nogmaals bij te stellen. Er is een landelijk indicatieprotocol kraamzorg, dat voor iedereen gelijk is.
Níet opgenomen zijn: • verzorging en opvang van huisgenoten; • ondersteuning bij of tijdelijk overnemen van extra huishoudelijke taken.
Het kraamzorgpakket Sommige ziektekostenverzekeraars bieden extra uren in hun aanvullende zorgpakketten voor kraamzorg. Het samenstellen van een kraamzorgpakket is afhankelijk van de situatie van de zorgvrager, de zorgbehoefte van de zorgvrager en het professionele oordeel van de beroepsbeoefenaar die de indicatie stelt en de grenzen die er vanuit de wet aan gegeven zijn. Het Basispakket kraamzorg is van toepassing als er geen extra bijzonderheden in het kraamgezin zijn. Dat wil zeggen: de kraamzorg in het kraambed gedurende de eerste 8 dagen, gerekend vanaf de geboortedag van de baby, waarbij het kraambed normaal verloopt. Het herstel van de moeder verloopt normaal, het kind maakt een goede start en er zijn geen factoren in de omgeving die om andere zorg vragen. In het Basispakket kraamzorg zijn opgenomen: • het geven van borstvoeding; • verzorging en controle van moeder en kind; • voorlichting, instructie en integratie in het gezin; • observeren, signaleren en rapporteren; • waarborgen hygiëne.
Zie voor meer informatie: www.knov.nl.
14
Het Minimumpakket kraamzorg is het pakket dat in ieder geval geleverd wordt, in iedere situatie waar sprake is van kraamzorg. Dit pakket is gebaseerd op het wettelijke minimum van 24 uur (kraamzorg in het kraambed exclusief partusassistentie). Deze ondergrens is ook door de betrokken partijen als absoluut minimum onderschreven in de Basiskwaliteitseisen. Ook de kraamzorg in het Minimumpakket kraamzorg betreft zorg verdeeld over de eerste acht dagen na de geboorte van de baby.
2 Doelstelling kraamzorg Kraamzorg is gericht op het bieden van zorg, ondersteuning, instructie en voorlichting aan de moeder, haar partner en haar kind. En heeft als doel het bevorderen van het geestelijke en fysieke herstel van de kraamvrouw en het opnemen van het kind binnen het gezin. Andere doelstellingen zijn: • vroege signalering en preventie van problemen bij moeder en kind, om hen een zo goed mogelijke start te kunnen geven; • juiste verzorging van de pasgeborene en de voorbereiding van de moeder en de partner op deze taak. Er wordt tijdens de kraamperiode aandacht besteed aan: • de verzorging en controle van de kraamvrouw; • de verzorging en controle van het kind; • voorlichting, instructie en opname van het kind in het gezin; • observeren, signaleren en rapporteren; • waarborgen hygiëne.
© Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
1.4
Professionele zorg
Vroeger was het traditie om behalve de vroedvrouw ook buurvrouwen en familieleden die zelf kinderen hadden gebaard, bij de bevalling te roepen. Tegenwoordig is de zorg rondom de bevalling sterk geprofessionaliseerd. Naast de verloskundige of kraamverzorgende/verpleegkundige is het in Nederland gewoon dat de partner de barende ondersteunt bij de bevalling.
1 De verloskundige hulp De baring kan door verschillende deskundigen worden begeleid, afhankelijk van het feit of het een fysiologische baring of een pathologische baring betreft. De verloskundige De leiding van een fysiologische thuisbevalling berust bij een verloskundige, soms nog net als vroeger vroedvrouw genoemd. Al sinds 1668 zijn er gediplomeerde vroedvrouwen. Verloskundigen moeten zich houden aan een aantal richtlijnen. Zo zal de verloskundige altijd een zorgvrager doorsturen als zij verwacht dat er complicaties optreden. Ook kan zij een gynaecoloog raadplegen als er ergens over getwijfeld wordt. De huisarts Het uitblijven van de menstruatie is voor vele vrouwen reden om een zwangerschapstest te doen. Sinds 1999 mogen zwangere vrouwen ook kiezen om de huisarts de baring te laten begeleiden in plaats van de verloskundige. Als een huisarts de bevalling doet, moet hij er wel ervaren in zijn en een minimumaantal bevallingen per jaar doen om de routine te behouden. Ook moet er altijd vervanging geregeld zijn.
De gynaecoloog Bij een pathologische zwangerschap, bevalling of kraamperiode schakelt de verloskundige de gynaecoloog in. De gynaecoloog begeleidt dan verder de zwangere tot na de bevalling. In de kraamperiode is het afhankelijk van de observaties van moeder en kind of zij in het ziekenhuis blijven of de kraamperiode thuis verder mogen doorbrengen onder toezicht van de huisarts. Is er tijdens of na de bevalling sprake van een complicatie bij de pasgeborene, dan vindt de bevalling ook plaats onder begeleiding van de gynaecoloog. Tevens zal er een kinderarts bij de baring aanwezig zijn, die de pasgeborene observeert en medisch begeleidt.
2 De kraamzorg Omdat men in Nederland in verschillende instellingen en bovendien nog thuis kan bevallen, wordt de kraamzorg hier verleend door verschillende beroepsbeoefenaars. De kraamverzorgende Aan het eind van de 19de eeuw werd er een begin gemaakt met het geven van zorg voor moeder en kind. Er ontstond een opleiding voor ‘bakers’, zoals de kraamverzorgenden van toen heetten. Pas in 1929 kwamen er via het Ministerie van Volksgezondheid de eisen voor het officiële diploma en de speld (het ooievaartje) die daarbij hoorde. Alle bakers en kraamverzorgenden werden in een register bij de Hoofdinspectie van de Volksgezondheid ingeschreven. Tegenwoordig hebben we alleen nog maar geregistreerde kraamverzorgenden en gespecialiseerde verpleegkundigen. Voor de bevalling wordt een kraamverzorgende opgeroepen om de vrouw en partner te ondersteunen en te begeleiden bij de baring en de verloskundige te assisteren tijdens en na de bevalling.
De zwangere kan er ook voor kiezen om haar huisarts de bevalling te laten begeleiden. © Noordhoff Uitgevers bv
15
Hoofdstuk 1
Na de geboorte van het kind bestaat de kraamzorg uit: 1 Verzorging en controle van de kraamvrouw • Controle van de temperatuur en pols. • Controle van het bloedverlies en baarmoederstand. • Controle en verzorging van perineum en borsten. • Controle van urine en de ontlasting. • Controle van de benen. • Zorg voor geestelijk en lichamelijk welbevinden. • Hulp bij douchen/wassen. • Hulp bij (borst)voeding. • Informeren naar de nachtrust en vermoeidheid. 2 Verzorging en controle van het kind • Controle van de temperatuur. • De kraamverzorgende ziet het kind iedere dag geheel bloot en observeert de kleur, ademfrequentie, motoriek, gewicht, huid, ogen en navel. • Overige observaties zoals gedrag, voeding, vochtbalans, spugen, urine en ontlasting. • Lichamelijke verzorging zoals wassen en baden, huidverzorging en navelverzorging. 3 a Voorlichting en instructie • Ten aanzien van het kind: onder andere over (borst)voeding, slaap-/waakritme kind, huilgedrag en troosten, tegengaan voorkeurshouding, allergiepreventie, preventie wiegendood, meeroken, veiligheid in huis, vitamine K, naar buiten gaan en vervoer kind. • Ten aanzien van de kraamvrouw/het gezin: onder andere over (borst)voeding, alarmsignalen en herkennen van problemen na de kraamtijd, ontzwangering, mobilisatie, huishouden en dagindeling, belang van rust, hygiëne en gezonde leefwijze. b Opnemen van het kind in het gezin Wanneer er één of meer andere kinderen onder de 6 jaar in het gezin aanwezig zijn, besteedt de kraamverzorgende daar ook aandacht aan. Zij geeft de andere kinderen tijdens haar aanwezigheid eten en drinken en indien aan de orde helpt zij hen bij de toiletgang en besteedt aandacht aan het opnemen van de baby in het gezin door de andere kinderen bij de zorg voor de baby te betrekken. 4 Observeren, signaleren en rapporteren • Observeren van het kind, de moeder en het gezin. • Signaleren van (potentiële) problemen bij de moeder of in de ontwikkeling van het kind. 16
• Schrijven van de rapportage. • Overdragen en rapporteren aan verloskundige/ huisarts en/of collega’s. • Rapporteren gesignaleerde (potentiële) problemen aan de huisarts en/of verloskundige. • Overdacht naar de JGZ. 5 Waarborgen hygiëne • Dagelijks reinigen van badkamer en toilet(ten). • Frequent verschonen kraambed en bed van het kind. • Uitkoken materiaal zoals borstkolf, flessen en spenen. 6 Verzorging en opvang huisgenoten • Verzorging en opvang van andere aanwezige kinderen. • Verzorging en opvang van een gehandicapt of ziek gezinslid. 7 a Ondersteuning bij of tijdelijk overnemen van basishuishoudelijke taken • Schoonhouden van de babykamer en de kamer waarin de moeder verblijft. • Verzorging van de kraamwas. • Verzorgen van de lunch. b Ondersteuning bij of tijdelijk overnemen van extra huishoudelijke taken • (Voor)bereiden van de (warme) maaltijd. • Schoonhouden van andere kamers. • Opvang van het bezoek. • Boodschappen doen. • Verzorging van de gezinswas.
Werken in de kraamzorg Kraamverzorgenden kunnen werkzaam zijn in verschillende instellingen: • Via de kraamcentra bij het kraamgezin thuis. De taken zijn dan afhankelijk van het kraamzorgarrangement. Bij transmurale zorg of een verplaatste thuisbevalling is het mogelijk dat ze bij een fysiologische partus assisteren op de verloskamer. • In dienst van het kraamzorghotel, alwaar ze alle hiervoor beschreven taken verrichten. • Op de kraamafdeling van een ziekenhuis, maar niet op de verloskamer. Ze geven basiszorg aan moeder en kind en hebben verzorgende taken in laagcomplexe zorgsituaties.
© Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
De kraamverpleegkundige De meeste kraamverpleegkundigen werken in het ziekenhuis en begeleiden de zwangere bij de zwangerschapscontroles van de gynaecoloog, bij een pathologische baring in de verloskamers en bij de kraamperiode op de kraamafdeling. Dit zijn met name verpleegkundigen van niveau 4 en niveau 5. Daarnaast kunnen ze in dienst zijn van kraamcentra en daar als schakel fungeren tussen de zorgvragers en de kraamorganisatie. Dit zijn verpleegkundigen niveau 5, verpleegkundigen van het eerste functieniveau met een aanvullende opleiding MGZ of hbo-v. Zij geven leiding aan de kraamverzorgenden en werken op het eerste deskundigheidsniveau. De hoofdtaken van deze kraamverpleegkundige zijn: • intake en voorlichting over de kraamzorg geboden door het kraamcentrum en het afstemmen van het kraamarrangement; • afleggen van prenatale huisbezoeken of telefonisch contact met de zorgvragers/cliënten; • (bege)leiding geven aan kraamverzorgenden; • deskundigheidsbevordering bij de kraamverzorgenden in de vorm van werkoverleg en bijscholing; • als aanspreekpunt fungeren indien de kraamverzorgende problemen rondom de zorg constateert; • voorlichting geven op aanstaande-ouderbijeenkomsten; • begeleiding van stagiaires. Lactatiedeskundige Lactatiedeskundigen of borstvoedingdeskundigen zijn gespecialiseerd in het proces en de praktijk van de menselijke borstvoeding. Zij volgen een parttime opleiding van anderhalf jaar en leggen dan het Internationale Examen voor Lactatiedeskundige (IBCLC) af. Met name de wat grotere kraaminstellingen hebben lactatiedeskundigen in dienst. Verder kunnen zij werkzaam zijn bij patiëntenorganisaties of in een zelfstandige praktijk. Hun taken zijn: • op methodische en systematische wijze moeder en pasgeborene begeleiden bij alle aspecten van de borstvoeding; • steun bieden bij het zorg dragen voor een sociale omgeving voor een borstvoedende moeder; • voorlichting, instructie en bijscholing geven aan individuen en groepen om borstvoeding te beschermen, te bevorderen en te ondersteunen; • meewerken aan het ontwikkelen van beleid op het gebied van borstvoeding; • beoordelen wanneer samenwerken met andere disciplines noodzakelijk is. © Noordhoff Uitgevers bv
3 De thuiszorg Na de kraamperiode wordt de zorg voor de pasgeborene overgedragen aan de thuiszorg, die als onderdeel de ouder-kindzorg onder zich heeft. Als de kraamperiode veel complexe zorg met zich meebrengt, komt het voor dat de kraamvrouw voor een langere periode zorg of begeleiding voor haar pasgeborene nodig heeft. Dan wordt de thuiszorg ook ingeschakeld. De wijkverpleegkundige De wijkverpleegkundige is een verpleegkundige van het eerste functieniveau die een aanvullende opleiding Maatschappelijke Gezondheidszorg (MGZ) heeft gevolgd, of een hbo-verpleegkundige van niveau vijf. De hoofdtaken kunnen op twee gebieden liggen: • thuisverpleging en -verzorging; • Jeugdgezondheidszorg (JGZ). Voor deze branche is vooral de JGZ en Centrum Jeugd en Gezin (CJG) van belang. Dit omvat de zorg van nultot vierjarigen. De JGZ is met name preventief bezig. Zo organiseert het CJG onder andere aanstaandeoudercursussen, zwangerschapsgymnastiek en postnatale gymnastiek. Ook worden regelmatig cursussen of themaavonden verzorgd voor ouders met jonge kinderen. Tevens wordt de zorg van moeder en kind door de kraamverzorgende aan het eind van de kraamperiode overgedragen aan wijkverpleegkundigen van het consultatiebureau. Als er in een gezin sprake is van een complexe situatie naar aanleiding van een pasgeborene of ziekte bij de kraamvrouw, kan er na de kraamperiode een gespecialiseerde helpende, verzorgende of verpleegkundige worden ingezet. De kraamverzorgende draagt dan de zorg aan haar over. Beroepsgeheim Alle professionele zorgverleners hebben hun beroepsgeheim, ook de kraamverzorgende en -verpleegkundige. Omdat je in een kraamgezin meestal zelfstandig werkt, is het soms moeilijk om met een collega te overleggen. Toch kan het voorkomen dat je in moeilijke situaties werkt en daarover met iemand wilt praten. Aangewezen personen zijn dan jouw leidinggevende, de verloskundige of een collega. Zij hebben immers net als jij hun beroepsgeheim.
17
Hoofdstuk 1
1.5
De voorbereiding op de kraamzorg
Nadat de zwangere zich heeft aangemeld voor kraamzorg bij het kraamcentrum, begint het kraamzorgproces. Een kraamverpleegkundige of de intaker voert in de 7de of 8ste maand van de zwangerschap een intakegesprek met de zwangere (en partner), waarbij er afspraken rondom de kraamzorg worden gemaakt. Zij bespreekt dan ook de eisen die het kraamcentrum stelt om goede en veilige kraamzorg te kunnen bieden.
1 Aanmelden bij het kraamcentrum De verloskundige is degene die de zwangere en haar partner voorlichting geeft over de verschillende kraamzorgmogelijkheden. Als zij ervoor kiezen thuis te bevallen, melden zij zich aan bij een kraamcentrum. In Nederland is het gebruikelijk zich vroeg in de zwangerschap aan te melden. Bij allochtone zorgvragers gebeurt dit vaak later, omdat zij de geboorte meer als een natuurlijk proces beschouwen. Ook wordt er minder vaak kraamzorg aangevraagd, omdat men voldoende hulp vanuit de familie verwacht. Bovendien is men niet altijd op de hoogte van de voorzieningen van de kraamzorg of is er sprake van gebrekkige communicatie. Om die reden ligt er tegenwoordig bij iedere verloskundige voorlichtingsmateriaal in verschillende talen. Als er kraamzorg is aangevraagd, hechten allochtone vrouwen veel waarde aan de deskundigheid van de verloskundige en de kraamverzorgende.
2 Voorwaardenscheppende afspraken maken Tijdens de intake maakt de kraamverpleegkundige of intaker afspraken die voor de kraamverzorgende voorwaardenscheppend zijn. Dat wil zeggen: het kraamcentrum stelt zodanige voorwaarden dat de kraamverzorgende haar werk goed kan verrichten. Deze voorwaarden bestaan uit organisatorische en inhoudelijke aspecten. Alle afspraken en gegevens worden genoteerd op het intakeformulier in het zorgdossier.
Als iemand niet in aanmerking komt voor een kraampakket, kunnen ze zelf de belangrijkste medische spullen of een volledig kraampakket aanschaffen. Verder bestaat er een advieslijst voor de babyuitzet. Afhankelijk van de inkomsten van het gezin zullen deze artikelen gekocht, geleend of tweedehands gebruikt worden. Ook worden er veiligheidstips voor de babykamer, het babybedje en andere factoren besproken. Advieslijst voor de babyuitzet • 3 molton onderleggers • 2 dekentjes en lakentjes • klein zeiltje voor het matras • 12 hydrofiele luiers (ruitjesluiers) • bij het gebruik van stoffen luiers: 24 oogjesluiers, een doosje inlegluiers en strikslips • 3 flanellen luiers • 6 spuugdoekjes • 6 washandjes • 6 hemdjes of rompertjes • 4 truitjes of luierpakjes • 1 of 2 metalen kruiken met kruikenzak • beveiligde veiligheidsspelden • luieremmer met deksel of pedaalemmer • babybadje met stevige standaard of bademmer • doosje babylotiondoekjes • babyzeep, haarborsteltje en -kammetje
3 Adviseren over de benodigdheden De kraamzorg controleert of de benodigdheden voor de kraamvrouw, barende en pasgeborene aangeschaft zijn. Naast de bekende ‘pretpakketten’, ontvangen zwangeren rond de 34e week van de zwangerschap een kraampakket. Indien ze in het begin van de zwangerschap bij de zorgverzekeraar hebben aangegeven zwanger te zijn, vragen ze kraamzorg aan. Bij een aanvullende verzekering ontvangen ze een kraampakket gratis.
18
© Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
Veiligheidstips voor de pasgeborene • Zet een kinderbedje niet te dicht bij losse snoeren en/of stopcontacten. • De ruimte tussen de spijltjes van een kinderbedje mag niet meer dan 7 cm zijn. • De bedbodem moet voldoende gaten bevatten voor een goede ventilatie. • Gebruik nooit een zeegras-matrasje (liggen nog wel eens in oude familiewiegen). Zeegras kan, als het vochtig is bewaard, ongezonde stoffen afscheiden. Bovendien worden bij gebruik van zeegras sneller allergische reacties geconstateerd. • Gebruik geen dekbed als het kind nog geen twee jaar is, maar kies voor een lakentje en dekentje of een babyslaapzak op de juiste maat. • Leg geen hoofdbeschermer, kussentje of losse knuffels in bed, in verband met verstikkingsgevaar. • Gebruik een naadloze kruik met een rubberen afsluitring in de dop. • Leg de baby niet op de buik om te slapen, rugligging is aan te bevelen. • De temperatuur van de babykamer overdag kan ongeveer 18 °C zijn, ’s nachts is 15 °C voldoende. • Rook niet in de kamer waar de baby is. • Verklein het bed niet met een kussen. Als de baby een kleinere slaapruimte nodig heeft, maak dan het bed kort op.
1.6
Een anamnese afnemen
Voor goede kraamzorg is het afnemen van een goede anamnese onmisbaar. Vanaf de baring tot het einde van de kraamzorg verzamel je gegevens over de barende, pasgeborene, kraamvrouw en het kraamgezin. Dat kun je op verschillende manieren doen. Het is niet altijd mogelijk direct gegevens te verzamelen, en soms zul je bijvoorbeeld achteraf een gebeurtenis moeten evalueren. In iedere fase van de baring en in de kraamperiode zal de kraamzorgbehoefte steeds veranderen en bijgesteld worden.
1 Verzamelen van gegevens Op het moment dat je het huis van het gezin betreedt, begint het continue proces van het verzamelen van de gegevens. Dit proces eindigt wanneer je het kraamgezin verlaat. Gegevens verzamelen voor, tijdens en na de baring Als je wordt opgeroepen om partusassistentie te verlenen, dan heb je de volgende informatie nodig: • NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats); • indien noodzakelijk een routebeschrijving; • gezinsgegevens, soort zorg, aantal kinderen; • naam van degene die de bevalling begeleidt; • hoe ver de bevalling (ontsluiting) gevorderd is.
Vanaf de baring tot het einde van de kraamzorg verzamel je gegevens over de barende, pasgeborene, kraamvrouw en het kraamgezin.
Naast de gebruikelijke gegevens, zijn er ook specifieke gegevens noodzakelijk voor de zorgverlening aan een barende.
© Noordhoff Uitgevers bv
19
Hoofdstuk 1
Specifieke vragen bij een baring • Hoe is de zwangerschap verlopen? • Wat is de datum à terme? • Is de barende primigravida of multigravida? • Is de barende primipara of multipara? • Wanneer zijn de weeën begonnen? • Om de hoeveel minuten komen de weeën? • Hoe krachtig zijn de weeën? • Zijn de vliezen al gebroken? • Wat was de kleur van het vruchtwater? • Is de slijmprop verloren en hoe zag die eruit? • Wil de moeder na de baring de pasgeborene direct op de buik? • Wil de moeder borstvoeding geven (om de pasgeborene direct aan te leggen)? • Is de verloskundige al gebeld? • Welke afspraken zijn er met de verloskundige gemaakt? • Zijn (slapen) er andere kinderen thuis? • Op welke manier heeft de barende geleerd om de weeën op te vangen? • Heeft het gezin nog iets te melden dat voor de partus van belang is? Hierbij kun je denken aan bekkenklachten, waardoor de barende haar benen niet op kan trekken tijdens het persen.
De antwoorden op deze vragen moet je op verschillende manieren verzamelen. Je noteert alle gegevens op het anamneseformulier in het zorgdossier en in het baringsverslag. Gegevens verzamelen in de kraamperiode Bevalt een vrouw in een instelling en wordt ze daarna overgedragen aan het kraamcentrum, dan begint het verzamelen van gegevens pas op dat moment. Ook na een thuisbevalling worden er andere gegevens verzameld dan tijdens de baring. In de kraamperiode verzamel je gegevens over de kraamvrouw, de pasgeborene en het kraamgezin.
20
Anamnesegegevens in de kraamperiode: • medische gegevens over de kraamvrouw en de pasgeborene; • gegevens over de mate van zelfzorg van de kraamvrouw; • gegevens over de zorg voor de pasgeborene en de overname van deze zorg door de ouders; • observatiegegevens van de kraamvrouw en de pasgeborene; • gegevens over de gezinssituatie; • gegevens over de huishoudelijke situatie. Probeer dus altijd zoveel mogelijk informatie te verzamelen, zodat je een juist beeld krijgt van de zorgbehoefte.
2 Informatiebronnen raadplegen In eerste instantie probeer je altijd een primaire anamnese af te nemen bij de barende of de kraamvrouw. Een primaire anamnese is een anamnese bij de zorgvrager zelf. Omdat de barende vaak geconcentreerd is op de bevalling, is dit niet altijd mogelijk. Daarom worden verschillende gegevens verzameld aan de hand van een secundaire anamnese. Dit betekent dat de anamnese wordt afgenomen via andere bronnen. Dit is mogelijk door: • een anamnesegesprek met de partner of familie van de barende of kraamvrouw te voeren; • het observeren van de barende, kraamvrouw en pasgeborene; • het intakegesprek van de kraamverpleegkundige te raadplegen; • het verloskundig of medisch dossier te raadplegen; • uit het baringsverslag of uit de overdracht van een instelling in de kraamperiode de gegevens over te nemen.
3 Tijdstip bepalen van het verzamelen van de gegevens Vanzelfsprekend hangt het af van de mate waarin de baring is gevorderd, of je de anamnese nog kunt afnemen. Een geschikt moment hiervoor is de ontspannende fase tussen de weeën door. Gegevens die niet belangrijk zijn voor de baring kunnen na de bevalling gevraagd worden. Tijdens de kraamperiode is het zinvol om dagelijks op een rustig moment alle gegevens die je door de dag heen verzameld hebt, te noteren in het zorgdossier en vervolgens je zorgplan daarop af te stemmen.
© Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
1.7
Een kraamzorgplan opstellen
Iedere kraamzorginstelling gebruikt een standaardzorgdossier, waarin een standaardzorgplan is opgenomen. Dit zorgplan bestaat uit dezelfde onderdelen als het zorgplan van een willekeurig zorgdossier, namelijk: de zorgbehoeften en zorgproblemen, de zorgdoelen, de zorgactiviteiten en de zorgevaluaties. Het verschil met andere zorgplannen is dat het zorgplan is gericht op meerdere zorgvragers: de barende en kraamvrouw, en de pasgeborene. Om die reden bestaat het zorgdossier uit twee delen: een zorgplan voor de periode van de baring, en een zorgplan voor de kraamperiode.
1 De zorgbehoefte inschatten Zeker in de kraamzorg denken de zorgvragers (en partners) zeer verschillend over bevallen, de zorg voor hun pasgeborene, de opvoeding van hun kinderen en de zorg voor henzelf. Tijdens de zwangerschap hebben zij zich op hun eigen manier op het ouderschap voorbereid. De zorgbehoefte is dus zeer wisselend en als kraamverzorgende en -verpleegkundige moet je de zorg dan ook afstemmen op hun zelfzorgbehoeften. Enkele keuzen die de zorgvrager in dit opzicht kan maken, zijn: • de wijze van bevallen; • de plaats van bevallen; • het kraamzorgpakket; • het geven van borstvoeding of flesvoeding; • feeding-on-demand of volgens een vast voedingsschema; • de kraamrituelen en -gebruiken; • het wel of niet ontvangen van bezoek. Daarnaast zullen de mogelijkheden van de zorgvragers verschillend zijn. In hoeverre een kraamvrouw voor zichzelf en voor de pasgeborene kan zorgen, hangt af van haar lichamelijke en psychosociale toestand. De kraamvrouw kan bijvoorbeeld een zware bevalling achter de rug hebben, waardoor de verloskundige haar twee dagen bedrust voorschrijft. In zo’n geval neem je gedeeltelijk of helemaal de zelfzorg over. Een andere kraamvrouw wil alleen maar begeleid worden bij het douchen. De wensen en gewoonten van de zorgvragers zijn afhankelijk van de aanwezige mantelzorg, de culturele achtergrond, de leefomstandigheden en de financiële positie van het gezin. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat een baby in de wastafel gewassen wordt en niet in een babybadje. Voordat je hulp biedt, observeer je daarom altijd of er daadwerkelijk
© Noordhoff Uitgevers bv
sprake is van zelfzorgtekorten. De zorgbehoeften, zorgproblemen en zelfzorgtekorten stel je altijd in overleg vast. Een goede methode om in de kraamzorg tot duidelijke afspraken te komen, is de volgende. • Analyse van wensen: als je afspraken gaat maken met een gezin, dan begin je met het analyseren van de wensen van de klant. Je geeft de zorg die gewenst is, die binnen de afspraken van het kraamcentrum valt en waarvoor je bent opgeleid. • Analyse van mogelijkheden: het is belangrijk dat jij jouw kraamgezin uitlegt wat jouw taken zijn. Bespreek met de kraamvrouw wat wel en niet tot de mogelijkheden behoort. Je neemt de wensen van de kraamvrouw serieus en jullie zoeken samen naar een oplossing als dat nodig is. • Aanbod: als duidelijk is wat de wensen en mogelijkheden zijn, kun je de kraamvrouw een aanbod doen. Het is belangrijk dat het een aanbod is waar jullie allebei tevreden mee zijn. De klant moet kunnen zeggen: ‘Ik heb een kraamtijd gehad zoals ik me die wenste’ en jij moet kunnen zeggen: ‘Ik heb die zorg geboden waarvoor ik ben opgeleid en mijn klant was hier blij mee.’
2 De zorgdoelen formuleren Het uiteindelijke doel van kraamzorg is dat de kraamvrouw na ongeveer acht dagen de pasgeborene zelfstandig kan verzorgen en de normale dagelijkse activiteiten weer kan oppakken in het gezin. Dit noemt men ook wel het langetermijndoel of einddoel van de kraamzorg. Dat betekent dat de zorgdoelen die voor de korte termijn vastgesteld worden, afgestemd zijn op het einddoel. Ze zijn gericht op de verzorging van de kraamvrouw, de pasgeborene en het gezin, en daarnaast vooral op begeleiding, instructie en op het geven van voorlichting.
21
Hoofdstuk 1
Het is belangrijk de kraamvrouw te betrekken bij het maken van een planning voor het bereiken van de zorgdoelen, zodat zij inbreng heeft in het planningsschema en haar eigen doelen kenbaar kan maken. Samen kun je prioriteiten stellen. Verder is het van belang dat je in je zorgdoelen tot uiting brengt dat de kraamvrouw weer zo snel mogelijk voor zichzelf kan zorgen. Als je een doel formuleert, houd er dan rekening mee dat het doel haalbaar, concreet en toetsbaar moet zijn. Dus niet: mevrouw gaat haar baby verzorgen. Maar wel: op dag drie doet mevrouw haar baby zelf in bad, ik zet de benodigdheden samen met haar klaar en we ruimen samen op. Op dag vier doet mevrouw haar baby zelf in bad, zij zet zelf de benodigdheden klaar en zij ruimt zelf op. Op deze manier kun je duidelijk vaststellen of het doel gehaald is of niet. Door het bereiken van de kortetermijndoelen zul je uiteindelijk het einddoel van de kraamzorg behalen.
3 De zorgactiviteiten vaststellen Om de zorgactiviteiten uit te kunnen voeren is jouw deskundigheid nodig. Wisselende zorgactiviteiten vaststellen De zorgactiviteiten kunnen zeer verschillend zijn. Een kraamvrouw die al eerder een baby heeft gehad, zal bijvoorbeeld minder instructie en begeleiding nodig hebben. Zij kiest er dan vaak voor om in de kraamperiode weinig zelf te doen, van de kraamperiode te genieten en de zorg voor de kinderen en huishouding aan jou over te laten. Een kraamvrouw met een eerstgeborene wil juist veel voorlichting en instructie van je krijgen. Ze kan onzeker zijn over de zorg voor de baby en het geven van borstvoeding. Ieder kraamgezin heeft dus andere zorgbehoeften, waardoor er zeer verschillende zorgactiviteiten door de kraamzorg worden uitgevoerd. Doordat je kraamzorg geeft aan de kraamvrouw, de pasgeborene en het kraamgezin zijn de zorgactiviteiten steeds gericht op een andere zorgvrager. Op het ene moment verschoon je de baby, vervolgens troost je de peuter die gevallen is, om daarna de kraamvrouw voorlichting te geven over haar borstverzorging. Ook zijn de zorgactiviteiten altijd van korte duur, omdat de kraamvrouw en partner na acht dagen de zorg voor het gezin weer zelf op zich nemen. Daarnaast zijn de zorgactiviteiten afgebakend door het kraamzorgpakket dat een gezin heeft aangevraagd. Er zijn dan grenzen aan de zorg die je kunt bieden. 22
Onderhandelen met de ouders In de kraamzorg zal het vaker voorkomen dat je met de kraamvrouw of met andere leden van het gezin over het uitvoeren van de zorg moet onderhandelen. Vaak hebben zij immers een uitgesproken mening over de zorg voor de pasgeborene en de opvoedingstaken in het gezin. Onderhandelen is vrij zakelijk en gaat over afstemming van wederzijdse belangen. Als een van de partijen niet wil wat de ander wil, kan dat wrevel oproepen. Er zijn verschillende manieren om met deze gevoelens of problemen om te gaan.
4 Het zorgplan evalueren In de kraamzorg is het van groot belang te evalueren. Je bent namelijk maar een korte periode in het gezin aanwezig. De zorgactiviteiten wisselen sterk, doordat er in het begin sprake is van totale overname van de zorg en na enkele dagen al van begeleiding bij de zorg. Deze veranderingen kun je alleen goed constateren als je continu evalueert. Aan het eind van de geboden kraamzorg vindt er een eindevaluatie plaats aan de hand van een standaardevaluatieformulier van het kraamcentrum. Beide evaluaties betreffen zowel het proces als het product.
Je werkt het zorgplan dagelijks bij. Het zorgplan bijstellen In de korte periode dat het gezin kraamzorg krijgt, dient het zorgplan dagelijks bijgesteld te worden aan de nieuwe zorgsituatie. Staat in het begin de overname van de zelfzorg centraal, al snel gaat deze over in voorlichting en instructie. Ook kan de benodigde begeleiding sterk wisselen door psychosociale veranderingen.
© Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
Na de baring is er veel behoefte aan het uiten van emoties, terwijl later de onzekerheid en twijfel over de zorg van de pasgeborene centraal kunnen staan. Daarnaast kunnen aan de hand van observaties nieuwe zorgproblemen geconstateerd worden, die aanpassing vergen. Daarom vindt continu evaluatie plaats, zodat je steeds kunt inspringen op de wensen en mogelijkheden van de kraamvrouw en partner. Proces- en productevaluatie toepassen Bij iedere evaluatie is het van belang om te kijken of de zorgdoelen behaald zijn. Dit noemen we de productevaluatie. In de kraamzorg komt het voor dat de zorgdoelen niet haalbaar zijn of juist sneller behaald zijn dan verwacht. De kraamvrouw kan zich namelijk per dag anders voelen. Bij de procesevaluatie gaat het om de wijze waarop, dus hoe je het doel hebt behaald. Het zegt iets over de kwaliteit en deskundigheid van jouw handelen. Met andere woorden: Wat vinden kraamvrouw en partner van jouw manier van werken? Vooral als de zorgvragers niet tevreden zijn, vinden ze het moeilijk je dat te vertellen. Juist dan is het belangrijk dat je de tijd neemt, zodat duidelijk wordt waarover ze precies niet tevreden zijn. Soms kan dat moeilijk voor je zijn, maar probeer het te zien als informatie waardoor jij je handelen, deskundigheid en kwaliteit van zorg kunt verbeteren. De eindevaluatie uitvoeren De eindevaluatie heeft in de kraamzorg tot doel te beoordelen of de kraamvrouw en partner zelfstandig de zorg voor de pasgeborene en het gezin kunnen overnemen. Als er bijvoorbeeld sprake is van een opname van een pasgeborene of de kraamvrouw krijgt een borstontsteking, dan is er extra begeleiding of voorlichting nodig. De kraamzorg kan dan bijtijds overleggen met de verloskundige en de zorgmanager van het kraamcentrum om andere disciplines in te schakelen. Dit is dus een productevaluatie. De eindevaluatie is eigenlijk te vergelijken met een ontslagprocedure. Neem deze op tijd af, zodat je eventueel nog de mogelijkheid krijgt om de zorgvrager verder te verwijzen. De eindevaluatie heeft ook tot doel de deskundigheid en kwaliteit van de kraamzorg te beoordelen. Dit is de procesevaluatie. Daarbij staat de organisatie vanuit het kraamcentrum, maar ook jouw handelen centraal. In het zorgdossier is een evaluatieformulier van het kraamcentrum opgenomen. Dit is vaak een standaardformulier, maar schroom niet om buiten het formulier om open vragen te stellen. © Noordhoff Uitgevers bv
Zo krijg je een duidelijk beeld van de geboden zorg. Voeg deze opmerkingen toe aan het formulier. Op die manier kan de kwaliteit van de kraamzorg verbeterd worden. Omdat de ouders het zorgdossier houden, is het evaluatieformulier meestal verwijderbaar, zodat het op het kraamcentrum met de zorgmanager besproken kan worden.
5 Rapporteren in het zorgdossier Het zorgdossier ligt bij de ouders thuis en de ouders kunnen het dagelijks inzien. Tevens vullen zij zelf bij afwezigheid van zorgverleners de temperatuurlijsten in. Het zorgdossier heeft een aantal formulieren die uniek zijn voor de kraamzorg, maar het bevat ook onderdelen die je uit andere zorgsectoren kent. De formulieren zijn gestandaardiseerd, maar het is altijd mogelijk om eigen aanvullingen te geven. Een zorgdossier bevat altijd de volgende onderdelen: • het intakeformulier; • een lijst met belangrijke telefoonnummers van het kraamcentrum, de verloskundige of gynaecoloog en informatieadressen; • afsprakenformulier voor de verloskundige of gynaecoloog; • een formulier voor het baringsverslag; • het zorgplan voor de barende met een lijst van aandachtspunten; • het zorgplan voor de moeder in de kraamperiode; • het zorgplan voor de pasgeborene in de kraamperiode; • het zorgplan voor andere gezinsleden; • evaluatie van de zorgverlening; • observatielijst of temperatuurlijst voor de moeder; • observatielijst of temperatuurlijst voor de pasgeborene; • een overdrachtsformulier. De overige pagina’s worden gevuld met checklisten. Daarnaast zijn er voorlichtingspagina’s opgenomen over allerlei onderwerpen zoals borstvoeding. De invulling is zeer wisselend. Voor de ouders is het prettig dat ze schriftelijke instructie ter inzage hebben als ze alleen zijn. De schriftelijke rapportage in het zorgdossier is belangrijk. Het bevordert de continuïteit van zorg en geeft de verloskundige een duidelijk beeld van het herstel van moeder en kind. Bij problemen vergemakkelijkt het de coördinatie van de zorg en biedt het de mogelijkheid de feiten te achterhalen. Tevens dwingt het zorgdossier je tot een methodische en systematische aanpak van de kraamzorg. Daarnaast blijft het natuurlijk van belang om de verloskundige en eventuele andere deskundigen mondeling te rapporteren over ontstane zorgproblemen. 23
Hoofdstuk 1
1.8
Coördineren van de zorg
De coördinatie van zorg start al op de dag dat de zwangere kraamzorg aanvraagt. De intake-verpleegkundige of -verzorgende regelt het zorgarrangement en plant dat in. Soms coördineer je de zorg pas op het moment dat de zwangere gaat bevallen, maar meestal zijn alle hulpmiddelen en benodigdheden al aanwezig. Dat geldt zeker in een intramurale instelling. Bevalt een vrouw in een instelling, dan regel je daarna de overdracht naar een kraamcentrum voor thuiszorg.
Consulteren van deskundigen Als verzorgende of verpleegkundige kun je problemen signaleren en je daarna voor overleg wenden tot de verloskundige, huisarts of leidinggevende van de kraaminstelling of ziekenhuis. Na overleg is het mogelijk dat je zorg moet coördineren. Hierbij kun je denken aan het aanvragen van hulpmiddelen, of het overleggen met andere deskundigen of andere functionarissen van de instelling. Als je organisatorische problemen constateert, kun je dit probleem inbrengen in een werkoverleg. Is het noodzakelijk om direct met oplossingen te komen, dan overleg je met de leidinggevende van de kraamzorginstelling. Overdragen aan een andere instelling Bij ernstige complicaties wordt de barende, kraamvrouw en/of pasgeborene overgedragen aan het ziekenhuis. Als de barende wordt opgenomen, gebeurt dit vaak acuut, omdat er snel gehandeld moet worden. Wordt de kraamvrouw overgeplaatst, dan gaat de baby altijd mee. Dit bevordert het contact tussen kind en moeder. Tevens kan de borstvoeding doorgaan. De kraamafdeling is daar ook voor ingericht. Wordt de baby overgeplaatst dan gaat hij naar de kinder- of couveuse-afdeling. Deze is niet ingericht op het verblijf van de moeder en vader. Wel kunnen zij de hele dag daar aanwezig zijn en is er de mogelijkheid op de kinderafdeling om een bed te plaatsen als er sprake is van een ernstige complicatie. Sommige ziekenhuizen hebben tegenwoordig ook een of meer couveusesuites: kamers waar de ouders dag en nacht bij hun kind in de couveuse kunnen zijn. In alle gevallen schrijf je een overdaracht voor de verpleging en verzorging. In het zorgdossier zit altijd een standaardoverdrachtsformulier, dat je nauwkeurig en uitgebreid invult.
24
Soms heeft de baby extra zorg nodig in de couveuse. Overdracht naar de Jeugdgezondheidszorg Aan het eind van het kraambed wordt er door de kraamverzorgende een overdracht geschreven aan het consultatiebureau van de Jeugdgezondheidszorg. De informatie in deze overdracht wordt met de ouders besproken. Tenzij er zorgen zijn en ouders niet willen meewerken, dan wordt er in belang van het kind gehandeld. Je moet hierbij denken aan situaties waarin er sprake is van bijvoorbeeld geweld in het gezin, andere kinderen die onverzorgd zijn, ouders die kinderen alleen laten zonder begeleiding of als er ernstige financiële zorgen zijn. Het consultatiebureau neemt de controles met betrekking tot de groei en ontwikkeling van de baby over.
© Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
Ouders kunnen op het consultatiebureau terecht voor alle vragen over opvoeding en verzorging van hun baby. Soms maakt ook een lactatiedeskundige deel uit van het consultatiebureau. De controles vinden op regelmatige basis plaats totdat het kindje vier jaar is. Daarna wordt het kind gevolgd door de schoolarts. De verpleegkundige of arts van het consultatiebureau kan zich door een goede overdracht goed voorbereiden op het eerste bezoek. Voor ouders en kind is dit belangrijk. Zo is de kans kleiner dat er informatie verloren gaat en de ouders hoeven hun verhaal niet steeds opnieuw te vertellen. Dit voor een optimale continuïteit van zorg. In de overdracht worden alle gegevens uitgebreid genoteerd zoals: • de geboortedatum; • voor- en achternaam van het kindje; • adresgegevens; • huisarts; • duur van de zwangerschap; • lengte en gewicht; • hoofdomtrek; • Apgarscore; • hoeveelste kindje het is; • plaats van de bevalling en indien er een ziekenhuisopname volgde, de indicatie en verblijfsduur; • fysiologische partus, een kunstverlossing of sectio caesarea; • ligging van het kindje.
1.9
Het is belangrijk om te omschrijven of het een fysiologische partus, een kunstverlossing of een sectio caesarea betreft. Ook de ligging van het kindje wordt hierbij beschreven. Verder wordt er overgedragen welke voeding het kindje krijgt en hoe de voedingen verlopen. In het geval van borstvoeding is het goed om te beschrijven hoe het drinkgedrag is en of er eventueel maatregelen zijn genomen om de voedingen beter te laten verlopen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat er tijdens het kraambed al hulp van een lactatiekundige is gevraagd. Als het kindje flesvoeding krijgt, het aantal voedingen, de hoeveelheid voeding en het drinkgedrag van de baby. Ook wordt er aangegeven wanneer de PKU en de gehoortest zijn afgenomen. Ten slotte wordt er omschreven hoe zelfstandig de kraamvrouw is met betrekking tot de verzorging van de baby en zichzelf, of er nog behoefte is aan voorlichting en eventuele bijzonderheden. Bij bijzonderheden moet je denken aan lichamelijke klachten, een vreemde taal, of een bijzondere sociale situatie. Als de kraamverzorgende een ‘nietpluisgevoel’ heeft wordt dit met het gezin, de verloskundige en het consultatiebureau besproken. Soms wordt ook de huisarts op de hoogte gesteld. Samen wordt gekeken welke zorg er verder wenselijk is.
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Ook in de kraamzorg is het van belang dat je deskundig bent en goede kwaliteit levert. Door je opleiding bezit je kennis over de kraamzorg, die je deskundig maakt. Maar ook in de kraamzorg verandert de kennis voortdurend door nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. Door bij te blijven kun je op deskundige wijze blijven handelen op je werk en de kwaliteit handhaven.
1 Kwaliteit meten en klachten verwerken Voor kraamcentra is het van belang dat ze kwaliteit bieden. Daarom willen ze graag voldoen aan landelijke kwaliteitsnormen. Klachten van zorgvragers vragen om een professionele oplossing, zodat deskundigheid en kwaliteit van het centrum gehandhaafd en verbeterd worden. Het handhaven van kwaliteitsnormen Steeds meer kraamcentra gaan werken volgens landelijke kwaliteitsnormen die zijn gebaseerd op de normen van © Noordhoff Uitgevers bv
HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) en hebben een HKZ-certificaat. HKZ is een kwaliteitsmodel dat verbonden is aan het internationale ISO-systeem. Kraamcentra krijgen een HKZcertificering na onderzoek door een onafhankelijke instelling. De HKZ laat kraamcentra vervolgens om de drie jaar toetsen en er is een tussentijdse controle. Daarnaast is er ook nog een BKE-certificaat. Dit is een certificaat dat na beoordeling door TNO wordt afgegeven. Het certificaat is drie jaar geldig. 25
Hoofdstuk 1
Deze certificaten geven verzekeraars de zekerheid dat hun klanten hulp krijgen van een organisatie die de gewenste kwaliteit levert. Om aan de normen te kunnen voldoen moeten kraamcentra gebruikmaken van protocollen, zorgdossiers en evaluaties. Zo is er een standaardprotocol voor het verzorgen van de hechtingen bij een kraamvrouw. Ook voor de hoeveelheid borstvoeding die een pasgeborene moet krijgen is een standaard. Om te kijken of je aan die standaard voldoet hou je het minimale aantal voedingen per dag en het aantal natte luiers in de gaten. Zo meet je de kwaliteit van de zorg. Je kunt dus meewerken aan de meting van de kwaliteit van de kraamzorg door: • het evalueren van de zorgdossiers; • het bespreken van de protocollen; • evalueren met de zorgvrager aan de hand van standaardformulieren. Op deze manier kun je bijvoorbeeld beoordelen of het zorgdossier goed is samengesteld. Veronderstel dat je bij het invullen van het zorgdossier steeds tegen hetzelfde probleem oploopt, omdat je een formulier mist. Dit bespreek je met de zorgmanager of in het werkoverleg. Daardoor kan later bij een herdruk van het zorgdossier een aanpassing plaatsvinden. Bij het bespreken van protocollen kan blijken dat je een bepaalde handeling nooit uitvoert, omdat die niet haalbaar is in de zorgsituatie. Het kraamcentrum kan dan besluiten het protocol aan te passen. Door de evaluaties met zorgvragers kan steeds dezelfde kritiek naar voren komen over de kraamorganisatie. Het kraamcentrum krijgt dan duidelijkheid over het aspect van de organisatie waarop kritiek is, zodat de leiding de organisatie kan verbeteren. Op die manier kunnen kraamcentra allerlei verbeteringen in de zorg aanbrengen, waardoor ze voldoen en blijven voldoen aan de kwaliteitsnormen. Het omgaan met klachten Voor een kraamorganisatie is het van belang dat de klachten die zorgvragers uiten, bij de zorgmanager terechtkomen. Zorgvragers kunnen ontevreden zijn over de geboden zorg, het zorgarrangement, de organisatie van de kraamzorg of vele andere zaken. Zoiets is natuurlijk niet leuk, maar het heeft ook een andere kant. Het kan een signaal zijn naar een kraamorganisatie dat er iets niet optimaal verloopt, waar dan vervolgens iets aan gedaan kan worden. 26
Van belang is deze signalen serieus te nemen en professioneel op te pakken. Professioneel betekent dat je er serieus en direct aandacht aan schenkt en er met een open houding naar luistert, en zo nodig voorlichting over de klachtenprocedure geeft. Op die manier kan een kraamzorgorganisatie duidelijkheid krijgen over het functioneren van de zorg die zij biedt. En dus ook het disfunctioneren. Met die gegevens kan de kraamorganisatie veel doen om haar kwaliteit te verbeteren en te voldoen aan de kwaliteitsnormen.
2 Kwaliteitsverbetering door de kraamorganisatie Om aan de landelijke kwaliteitseisen te voldoen, moet een organisatie ook tijd en geld investeren in de deskundigheid van kraamverzorgenden en verpleegkundigen. Dit kan een kraamorganisatie doen door deskundigen te consulteren, bijscholing aan te bieden, werk- en zorgvragersoverleg vast te leggen en intercollegiale toetsing plaats te laten vinden. Daarnaast moet de organisatie leerlingenbegeleiding bieden. Het consulteren van deskundigen Ook kraamcentra willen graag dat hun medewerkers deskundig zijn en blijven en van de nieuwe ontwikkelingen op de hoogte zijn. Daar hebben zij niet altijd de deskundigheid voor in huis, zeker niet als het een kleine organisatie betreft. Zij kunnen daarom andere deskundigen, bijvoorbeeld een verloskundige of een lactatiedeskundige, uitnodigen om voorlichting te geven over onderwerpen die met het vak te maken hebben. Bijscholing volgen Een organisatie kan bijscholingen aanbieden om deskundigheid te bevorderen. Vaak wordt daar een bepaald budget voor uitgetrokken en betaalt de organisatie de bijscholing. Een vaak georganiseerde bijscholing in de kraamzorg is de opleiding tot praktijkopleider. Andere specifieke bijscholingen voor de kraamzorg liggen op het gebied van rouwverwerking, doodgeboren baby’s, borstvoeding, huilbaby’s en onderhandelen. Werk- en zorgvragersoverleg bijwonen In het werkoverleg komen vaak nieuwe werkwijzen aan de orde en bespreek je praktijkproblemen met je collega’s. Zo kun je leren van elkaars oplossingen. Tijdens het zorgvragersoverleg worden regelmatig praktische problemen of ziektebeelden van zorgvragers besproken. © Noordhoff Uitgevers bv
De organisatie van de kraamzorg
Intercollegiale toetsing bijwonen Iedereen loopt weleens tegen een probleem aan waar zij graag met een collega over wil praten. De organisatie kan de gelegenheid bieden om dit gestructureerd te doen door intercollegiale toetsing. Hierbij legt een zorgverlener een probleem uit het werk voor aan het team. Dat probleem staat dan tijdens de bijeenkomst centraal. Iedereen bedenkt oplossingen zonder een waardeoordeel. De zorgverlener die het probleem inbrengt, krijgt daardoor verschillende mogelijkheden aangereikt om het probleem op te lossen. Zij kan deze oplossingen dan in de zorgsituatie toepassen en zo haar zorg verbeteren. Werkbegeleiding geven Tijdens haar stages krijgt een kraamverzorgende of -verpleegkundige werkbegeleiding. Het is prettig om begeleid te worden door ervaren collega’s. Zo leert de stagiaire hoe ze deskundige zorg verleent in een kraamzorgsituatie. Maar ook de ervaren kracht leert van de werkbegeleiding, omdat de stagiaire regelmatig kritisch haar handelen observeert. Probeer daar later open voor te staan. Als een werkbegeleider anders handelt dan de stagiaire heeft geleerd, kan een leuke discussie ontstaan over de achterliggende redenen van een bepaalde handelwijze.
3 Deskundigheid vergroten door eigen inbreng Na je opleiding is het van belang dat je ook zelfstandig je vakbekwaamheid op peil houdt en je op de hoogte stelt van nieuwe ontwikkelingen in de kraamzorg. Dat kun je doen door het lezen van vakliteratuur, door informatie te halen van internet of op te vragen bij landelijke verenigingen en door het bezoeken van vakbeurzen en symposia. Vakliteratuur bijhouden Er is veel literatuur te verkrijgen over de kraamzorg. Door regelmatig naar een gespecialiseerde boekhandel te gaan of bibliotheken te bezoeken kun je op de hoogte blijven van de nieuwste boekuitgaven. Daarnaast komen er verschillende vakbladen op de markt die zich speciaal richten op de kraamzorg, of onderwerpen uit de kraamzorg onder de aandacht brengen. Voorbeelden hiervan zijn Tijdschrift voor Verpleegkundig experts (TvZ), Kraamsupport online en Kraamzorg Nursing.
© Noordhoff Uitgevers bv
Informatie op internet opzoeken Op internet vind je veel informatie, ook over kraamzorg. Let altijd wel goed op wat de bron is: gaat het om reclame of om onafhankelijke informatie? Check ook of de informatie actueel is.
Met een vakblad hou je je vakbekwaamheid op peil. Informatie aanvragen bij patiëntenverenigingen In Nederland zijn er veel verenigingen die voorlichting geven met betrekking tot kraamzorgonderwerpen. Zij geven informatiemateriaal uit en beleggen bijeenkomsten voor zorgvragers en deskundigen. Op www.patientenvereniging.startpagina.nl vind je een overzicht van patiëntenverenigingen. Bezoeken van vakbeurzen en symposia Er zijn jaarlijks verschillende vakbeurzen op het gebied van de kraamzorg. Een van de belangrijkste vakbeurzen voor de kraamverpleegkundige is ZorgVak. Op deze beurs staan veel organisaties, uitgeverijen en commerciële bedrijven die voorlichtingsmaterialen uitdelen en de nieuwste producten voor de thuiszorg, kraamzorg en instellingen tonen. De Landelijke Dag van de Kraamzorg wordt georganiseerd door de Landelijke Vereniging Thuiszorg. Vaak organiseren kraaminstellingen, workshops of lezingen op die dag.
27
Plannen en 2 coördineren van zorg Inhoud Intro 30 Plannen 30 Coördinatie en continuïteit 36 Werkplanning 39 Kwaliteitszorg 40
www.nu-zorg.nl • relatie met kwalificatiedossier • oefenvragen • toetsvragen • e-learning
Hoofdstuk 2
Intro Op een kraamafdeling verpleeg je zorgvragers met verschillende zorgbehoeften. Zo heeft een pasgeborene andere zorg nodig dan een zwangere of een barende. Het is daarom belangrijk dat je systematisch werkt met behulp van een individueel verpleegplan. Een goede planning helpt je om prettig en efficiënt te werken. Goede zorg verlenen betekent ook het werk goed coördineren en voor continuïteit zorgen. Dit betekent dat je naast de praktische zaken ook nadenkt over hoe je het werk het beste kunt aanpakken en organiseren. In de kraam zie je de zorgvragers vaak maar een korte tijd. Bij ontslag of vertrek verwerk je alle administratie. Net als in andere zorgsituaties is het ook in de verloskunde belangrijk dat de kwaliteit van de zorg die je levert goed is.
2.1
Plannen
Je hebt al geleerd hoe je verpleegplannen maakt en hoe je ermee werkt. Op een kraamafdeling verpleeg je zorgvragers met verschillende zorgbehoeften. Zo heeft een pasgeborene andere zorg nodig dan een zwangere of een barende. Het is daarom belangrijk dat je systematisch werkt. Je verzamelt gegevens over een zorgvrager en aan de hand van deze gegevens maak je een individueel verpleegplan. Door je zorg regelmatig te evalueren, kun je het verpleegplan altijd aanpassen als de situatie van de zorgvrager verandert. Daardoor weet je zeker dat elke zorgvrager precies die zorg krijgt die hij of zij nodig heeft. In dit hoofdstuk leer je verpleegplannen te hanteren voor zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen.
1 Het verpleegplan voor een zwangere Zwangere vrouwen kunnen om verschillende redenen worden opgenomen in het ziekenhuis. Deze redenen kunnen te maken hebben met de moeder, met het ongeboren kind of met beiden. Bij het opstellen van een verpleegplan voor een zwangere moet je de volgende stappen volgen: • verzamel informatie; • bepaal de verpleegdoelen; • kies de verpleegkundige interventies; • rapporteer en evalueer je zorg. Informatie verzamelen Je moet eerst vaststellen wat de verpleegproblemen zijn voordat je de verpleegdoelen kunt bepalen. Zo kom je te weten welke zorg de zorgvrager nodig heeft en hoe jij die zorg kunt verlenen. Je doet dit door informatie te verzamelen.
Systematisch werken: het verpleegplan.
De verpleegkundige anamnese De makkelijkste manier om informatie te verzamelen over een zorgvrager is de verpleegkundige anamnese. Bij het anamnesegesprek gebruik je het classificatiesysteem van Gordon/NANDA. Deze standaardlijst bevat vragen volgens een indeling naar elf gezondheidspatronen. 30
© Noordhoff Uitgevers bv
Plannen en coördineren van zorg
Er is een aantal onderwerpen waar je speciaal aandacht aan moet besteden tijdens een anamnesegesprek met een zwangere. Deze onderwerpen zijn: • de medische voorgeschiedenis; • de verloskundige voorgeschiedenis; • het verloop van deze zwangerschap tot nog toe; • de emotionele toestand van de zwangere. Medische voorgeschiedenis Je stelt dezelfde vragen over de medische voorgeschiedenis die je bij andere zorgvragers ook stelt. Het is daarnaast belangrijk dat je de volgende dingen weet over de medische voorgeschiedenis van de zwangere: • heeft de vrouw een ziekte of aandoening die van invloed kan zijn op de zwangerschap? • gebruikt de vrouw medicijnen die invloed kunnen hebben op het ongeboren kind? Verloskundige voorgeschiedenis De verloskundige geschiedenis is altijd belangrijk bij een zwangere. Complicaties tijdens vorige zwangerschappen kunnen de huidige zwangerschap beïnvloeden. Je moet de volgende vragen stellen over de verloskundige voorgeschiedenis: • is de vrouw eerder zwanger geweest? • hoeveel kinderen heeft de vrouw? • waren er problemen bij een vorige zwangerschap of bevalling? • heeft de vrouw ooit een spontane abortus of een abortus provocatus gehad? • is de vrouw ooit bevallen van een te vroeg of te laat geboren kind? • is de vrouw ooit bevallen van een kind met een aangeboren afwijking? • is de vrouw ooit bevallen van een doodgeboren kind? Huidige zwangerschap Je moet ook op de hoogte zijn van het verloop van de huidige zwangerschap. Eventuele complicaties kunnen van invloed zijn op je zorg. Je moet de volgende vragen stellen over de huidige zwangerschap: • door wie is de vrouw tijdens de zwangerschap begeleid? • heeft de vrouw een zwangerschapscursus gevolgd? • zijn er complicaties opgetreden tijdens de zwangerschap?
© Noordhoff Uitgevers bv
Emotionele toestand van de zwangere Als een zwangere vrouw in het ziekenhuis wordt opgenomen, dan betekent dit meestal dat er iets mis is met de moeder of met het kind. De zwangere vrouw kan zich hierdoor erg ongerust voelen over de gezondheid van haar ongeboren kind. Het is daarom belangrijk dat je extra aandacht besteedt aan de emotionele toestand van de zwangere. Je kunt haar bijvoorbeeld vragen hoe zij de opname ervaart, en of zij ergens bang voor is. Andere informatiebronnen Informatie over bijvoorbeeld de medische en verloskundige voorgeschiedenis en over de prenatale zorg kun je ook uit indirecte bronnen halen, bijvoorbeeld uit het medisch dossier van de arts of de verloskundige. Je kunt veel informatie verzamelen door zelf te observeren. Dit doe je door bijvoorbeeld de bloeddruk en de temperatuur van de zwangere te meten. Het is belangrijk dat je de toestand van de zorgvrager blijft monitoren, omdat er veel kan veranderen in de tijd dat ze is opgenomen. Zij kan nieuwe klachten krijgen, of klachten kunnen overgaan. Verpleegdoelen bepalen Je bepaalt de verpleegdoelen nadat je informatie hebt verzameld. Dit doe je in overleg met de zorgvrager. De verpleegdoelen moeten voldoen aan de RUMBA-eisen. Voorbeelden van verpleegdoelen bij zwangeren zijn: • de zwangere geeft aan geen of minder pijn te hebben; • de zwangere (en haar partner) zijn geïnformeerd over haar toestand; • de zwangere maakt zich niet onnodig zorgen. Verpleegkundige interventies kiezen Nadat je de verpleegdoelen hebt bepaald, ga je de verpleegkundige interventies kiezen. Je moet bepalen welke zorg de zwangere nodig heeft om de verpleegdoelen te bereiken. Je bepaalt ook hoe je die zorg het best kunt verlenen. Voorbeelden van verpleegkundige interventies bij zwangeren zijn: • informatie geven over de toestand van het ongeboren kind; • de zwangere helpen bij de zelfzorg; • de zwangere en haar partner geruststellen.
31
Hoofdstuk 2
Het is belangrijk dat je je zorg afstemt op die van de andere zorgverleners. De arts kan bijvoorbeeld pijnstillers voorschrijven als een zwangere veel pijn heeft. Jij kunt haar helpen om de pijn te verminderen door haar een goede houding te adviseren. Rapporteren en evalueren Net als bij andere zorgvragers is het belangrijk dat je de informatie die je hebt verzameld rapporteert. Je moet je zorg steeds blijven evalueren. Hierdoor kun je bepalen of je de gestelde verpleegdoelen gehaald hebt, en kun je de zorg die je verleent aanpassen als dat nodig is. Als de toestand van de zorgvrager verandert, moeten je verpleegdoelen ook veranderen. Een van de belangrijkste manieren om je zorg te evalueren is het monitoren. Tiffany werkt als kraamverpleegkundige in het ziekenhuis. In dit ziekenhuis wordt Mara opgenomen. Mara is zes maanden zwanger en hiv-positief. Als Tiffany de verpleegkundige anamnese bij Mara afneemt, vertelt Mara haar dat zij erg bezorgd is en zich vreselijk schuldig voelt. Ze denkt dat haar kind nu waarschijnlijk ook hiv-positief wordt en aids krijgt. Na de anamnese bepaalt Tiffany de verpleegdoelen. Een van deze doelen is: Mara maakt zich niet onnodig ongerust. Om dit te bereiken, moet Tiffany haar informatie geven en geruststellen, dit is haar verpleegkundige interventie. Zij vertelt Mara dat zij er niet voor heeft gekozen om hiv-positief te zijn, en dat het niet haar schuld is. Zij vertelt ook dat de kans dat haar kind besmet wordt ongeveer 25% is. Dit betekent dat er een kans is van 75% dat het kind niet besmet wordt. Natuurlijk maakt Mara zich nog erg ongerust, maar zij voelt zich wel iets beter. Tiffany schrijft in het verpleegkundig dossier op wat de angsten van Mara zijn, zo kunnen haar collega’s hier rekening mee houden.
32
2 Het verpleegplan voor een barende Als kraamverpleegkundige assisteer je bij klinische en poliklinische bevallingen. Het is dan belangrijk dat je weet wat je tijdens de bevalling kunt verwachten. Zo moet je bijvoorbeeld weten of er complicaties waren tijdens de zwangerschap die van invloed kunnen zijn op de bevalling. Bij een barende volg je dezelfde stappen om te bepalen welke zorg nodig is als bij een zwangere. Informatie verzamelen Je gaat eerst weer de verpleegproblemen bepalen door middel van het verzamelen van informatie. Verpleegkundige anamnese Je moet tijdens een anamnesegesprek met een barende vragen stellen over: • de medische voorgeschiedenis; • de verloskundige voorgeschiedenis; • de huidige zwangerschap; • het verloop van de bevalling tot nog toe. Vraag naar het bevallingsplan. Medische voorgeschiedenis Het is belangrijk dat je de volgende dingen weet over de medische voorgeschiedenis van de barende: • heeft ze een ziekte of aandoening? • gebruikt ze medicijnen? • volgt ze een dieet? Verloskundige voorgeschiedenis De verloskundige geschiedenis is altijd belangrijk bij een barende. Een barende die van een eerste kind bevalt mag bijvoorbeeld langer persen voordat er wordt ingegrepen, dan een barende die al eerder is bevallen. De vragen die je stelt over de verloskundige voorgeschiedenis zijn dezelfde als bij een zwangere. Huidige zwangerschap Als verpleegkundige moet je op de hoogte zijn van het verloop van de zwangerschap. Je zult bijvoorbeeld meer begeleiding en uitleg moeten geven als de barende geen zwangerschapscursus heeft gevolgd. De vragen die je stelt over de huidige zwangerschap zijn dezelfde als bij een zwangere.
© Noordhoff Uitgevers bv
Plannen en coördineren van zorg
De vrouw kan bijvoorbeeld uitgeput raken omdat de weeën steeds vaker komen, of omdat het persen te lang duurt. Het is daarom belangrijk dat je informatie blijft verzamelen. Rapporteren Je moet de gegevens van de bevalling rapporteren in een partusverslag. Hierin komt informatie over het verloop van de bevalling. Je noteert ook gegevens over de gezondheid van moeder en kind tijdens en vlak na de bevalling.
Het anamnesegesprek voer je zo mogelijk met de barende zelf. Het verloop van de bevalling Je moet voldoende informatie hebben over het verloop van de bevalling om de barende goed te kunnen begeleiden. Je kunt haar bijvoorbeeld beter helpen om de weeën op te vangen als je weet welke houding zij het liefst aanneemt, en hoe haar partner haar daarbij helpt. Je moet de volgende vragen stellen over het verloop van de bevalling tot nu toe: • wanneer zijn de weeën begonnen? • hoe vaak komen de weeën? • hoe vangt de kraamvrouw de weeën op? • zijn haar vliezen al gebroken? • wat is de kleur van het vruchtwater? • heeft ze getekend (de slijmprop verloren)? • wil de partner bij de bevalling aanwezig zijn? Vraag ook naar het geboorteplan. Andere informatiebronnen De meeste vragen stel je aan de barende zelf. Je kunt ook een deel van de informatie uit indirecte bronnen halen zoals: • schriftelijke informatie uit de rapporten van de verloskundige of gynaecoloog; • mondelinge informatie van de verloskundige of gynaecoloog; • mondelinge informatie van de partner van de kraamvrouw. Je kunt veel informatie verzamelen door te observeren. Zo kun je bijvoorbeeld zelf zien hoe vaak de weeën komen en hoe lang ze duren. Je ziet ook of een kraamvrouw veel pijn heeft, en of het haar goed lukt om de weeën op te vangen. De situatie van de barende verandert steeds tijdens de bevalling. © Noordhoff Uitgevers bv
Verpleegdoelen formuleren Voorbeelden van verpleegdoelen bij barenden zijn: • de barende en haar partner voelen zich op hun gemak; • de barende en haar partner zijn geïnformeerd; • de barende kan haar weeën goed opvangen. Je moet bij het bepalen van de verpleegdoelen rekening houden met de mantelzorg. Jij hebt bijvoorbeeld een belangrijkere rol bij het begeleiden van de barende tijdens de weeën als er geen partner bij de bevalling aanwezig is. Verpleegkundige interventies kiezen Als je de verpleegdoelen hebt bepaald, ga je bedenken met welke verpleegkundige interventies je die doelen kunt bereiken. Je moet onder andere bepalen wat jouw taken zijn tijdens de bevalling. Voorbeelden van verpleegkundige interventies bij barenden zijn: • informatie geven over het verloop van de bevalling; • de verloskundige of gynaecoloog assisteren; • de barende aansporen om te persen; • de barende en haar partner geruststellen. Je moet je zorg ook afstemmen op degene die de bevalling begeleidt. Jij moet bijvoorbeeld meer doen aan de emotionele begeleiding van een barende als de verloskundige of gynaecoloog daar minder aandacht aan besteedt. Evalueren Je moet tijdens de bevalling steeds in de gaten houden of je de gestelde verpleegdoelen haalt. Dit kun je bijvoorbeeld doen door te vragen of de partner alles begrijpt en of hij nog vragen heeft. Je moet ook de barende blijven observeren tijdens de weeën. Je moet je zorg aanpassen als de verpleegdoelen niet gehaald worden.
33
Hoofdstuk 2
Maaike is kraamverpleegkundige. Tijdens een avonddienst komt een vrouw binnen met weeën. Maaike zal de verloskundige assisteren bij de bevalling. Maaike neemt eerst met de verloskundige en de kraamvrouw nog alle informatie door. Zij vraagt naar de medische en naar de verloskundige voorgeschiedenis van de kraamvrouw. Zij vraagt ook hoe de zwangerschap is verlopen, en hoe de bevalling tot nu toe gaat. Zij vult alle gegevens in op het partusverslag. De kraamvrouw heeft geen zwangerschapscursus gevolgd en zij heeft moeite om de weeën goed op te vangen. Maaike stelt vast dat zij haar hierbij kan helpen. Zij geeft de kraamvrouw advies over de houdingen die zij bij de weeën aan kan nemen, en over haar ademhaling. Zij vertelt aan de partner van de kraamvrouw hoe hij haar het beste hierbij kan helpen.
3 Het verpleegplan voor de kraamvrouw en de pasgeborene Soms moet een kraamvrouw haar kraamperiode in het ziekenhuis doorbrengen. In deze tijd verzorg je als kraamverpleegkundige de kraamvrouw en haar pasgeborene. Het is belangrijk dat je voldoende informatie hebt over de kraamvrouw en haar kind. Informatie verzamelen Je hebt meestal tijdens de bevalling al veel informatie gekregen uit de anamnese en door je observaties. Je kunt het partusverslag van een collega lezen als je zelf niet bij de bevalling bent geweest. Als de vrouw thuis is bevallen, krijg je het partusverslag van de verloskundige of huisarts die de bevalling heeft begeleid. Neem deze informatie nog even door met de kraamvrouw. Zo toon je belangstelling voor wat zij heeft meegemaakt en geef je haar de kans om de informatie aan te vullen. Je kunt de informatie over de bevalling aanvullen met de dingen die voor jou belangrijk zijn om te weten, zoals: • informatie over de mantelzorg; • de wensen van de ouders. Mantelzorg Het is altijd belangrijk om te weten over hoeveel mantelzorg een kraamvrouw beschikt. Jij kunt je zorg dan hierop aanpassen. Je moet bijvoorbeeld weten of de vader een deel van de zorg over wil nemen als de moeder dit niet kan. 34
De wensen van de ouders Het is belangrijk om te weten wat de wensen van de ouders zijn, zodat je hen in deze tijd zo goed mogelijk kunt helpen. Zo moet je bijvoorbeeld weten of de moeder heeft gekozen om het kind borstvoeding of flesvoeding te geven. Verpleegdoelen formuleren Je bepaalt de verpleegdoelen nadat je de informatie hebt verzameld. Dit doe je weer in overleg met de zorgvragers. Daarbij moet je, net als bij andere zorgvragers, erop letten of je: • de zelfzorg geheel moet overnemen (de zorgvrager kan niets zelf); • de zelfzorg gedeeltelijk moet overnemen (de zorgvrager kan niet alles zelf); • de zelfzorg moet ondersteunen (de zorgvrager heeft enige hulp nodig); • instructies/advies moet geven (je leert de zorgvrager het zelf te doen). Verpleegdoelen bij een kraamvrouw De verpleegdoelen voor een kraamvrouw zijn afhankelijk van haar eigen mogelijkheden, maar het is meestal niet nodig dat je de zelfzorg van een kraamvrouw geheel overneemt. Je houdt bij het bepalen van de verpleegdoelen rekening met de individuele zorgvrager. De verpleegdoelen voor een kraamvrouw die net is bevallen van haar derde kind zijn anders dan wanneer iemand net haar eerste kind heeft gekregen. Verpleegdoelen bij een kraamvrouw zijn bijvoorbeeld: • de vrouw kan de zelfzorg volledig uitvoeren; • de ouders kunnen voor hun kind zorgen; • de vrouw is geïnformeerd over haar eigen gezondheid en verzorging; • de vrouw is geïnformeerd over de gezondheid en verzorging van haar pasgeborene. Verpleegdoelen bij een pasgeborene Een pasgeborene kan nog niet voor zichzelf zorgen. Daarom is het nodig dat jij en de ouders de zorg volledig overnemen. Verpleegdoelen bij een pasgeborene zijn bijvoorbeeld: • de baby is schoon en aangekleed; • de baby is gevoed; • de baby voelt zich geborgen en veilig.
© Noordhoff Uitgevers bv
Plannen en coördineren van zorg
Verpleegkundige interventies kiezen Nadat je de verpleegdoelen hebt bepaald, moet je bepalen hoe je die doelen kunt bereiken. Dit doe je weer door de verpleegkundige interventies te kiezen. Verpleegkundige interventies bij kraamvrouwen Voorbeelden van verpleegkundige interventies bij kraamvrouwen zijn: • informatie geven over de verzorging van de pasgeborene; • het verzorgen van de pasgeborene voordoen; • de kraamvrouw helpen om een juiste houding te vinden bij de borstvoeding. Verpleegkundige interventies bij de pasgeborene Voorbeelden van verpleegkundige interventies bij pasgeborenen zijn: • de baby in bad doen; • de navelstomp verzorgen; • een hielprikje afnemen. Rapporteren Het is weer belangrijk dat je je observaties en interventies rapporteert in het dossier. Op deze manier weten je collega’s bijvoorbeeld wat de ouders al kunnen en wat zij nog moeten leren. Evalueren De zorgbehoefte van een kraamvrouw verandert voortdurend tijdens de kraamperiode. Zij wordt weer zelfstandiger, en zij en haar partner leren hoe zij zelf voor hun kind kunnen zorgen. Door deze veranderingen is het nodig dat je je verpleegplan steeds evalueert en bijstelt. Het is ook belangrijk dat je de verleende zorg evalueert met de kraamvrouw en haar partner. Zij kunnen je vertellen hoe zij de zorg ervaren. Sta hierbij open voor kritiek en suggesties. Afbouwen van de zorg Je geeft de kraamvrouw de eerste dagen na de bevalling de meeste zorg. Je bouwt de zorg, als dat mogelijk is, steeds een beetje af, zodat zij weer helemaal voor zichzelf kan zorgen als zij het ziekenhuis verlaat. Hetzelfde geldt voor de zorg voor de pasgeborene. In het begin verzorg jij de baby voor het grootste deel. Het is de bedoeling dat de ouders steeds meer zelf voor het kind gaan zorgen.
© Noordhoff Uitgevers bv
De kraamverpleegkundige neemt de eerste dagen het grootste deel van de zorg over.
Cheryl werkt op de kraamafdeling waar Gwen ligt. Gwen is gisteravond laat bevallen van een dochter, Kimberly. Cheryl is verantwoordelijk voor de verzorging van moeder en kind. Zij leest eerst het partusverslag van haar collega, omdat zij zelf niet bij de bevalling is geweest. Daarna neemt Cheryl nog even alle informatie door met Gwen. Zij vraagt aan haar en haar man Jos hoe de bevalling is gegaan en hoe zij het hebben ervaren. Hierna vult Cheryl de informatie uit het baringsverslag aan met gegevens die zij belangrijk vindt. Zij vraagt bijvoorbeeld of Gwen haar dochter borstvoeding wil geven of flesvoeding, en of de ouders ervaring hebben met het verzorgen van kinderen. Met deze informatie stelt Cheryl de verpleegdoelen vast. Gwen heeft besloten om haar dochter borstvoeding te geven. Dat betekent dat een van de verpleegdoelen is: Gwen weet welke houdingen zij aan kan nemen bij het geven van borstvoeding. Cheryl wil dit verpleegdoel bereiken door Gwen uitleg te geven over de verschillende houdingen en door de houdingen voor te doen. Cheryl rapporteert dagelijks de vorderingen van Gwen in het dossier. Zij blijft tijdens de kraamperiode steeds haar zorg aanpassen aan de zelfzorgmogelijkheden van Gwen en Jos. Zo weet zij zeker dat zij weer helemaal voor zichzelf kunnen zorgen als Gwen en de baby weer naar huis mogen.
35
Hoofdstuk 2
2.2
Coördinatie en continuïteit
Goede zorg verlenen betekent niet alleen dat je je werk inhoudelijk goed doet. Je moet het werk ook goed coördineren en voor continuïteit zorgen. Dit betekent dat je naast de praktische zaken ook nadenkt over hoe je het werk het beste kunt aanpakken en organiseren. Waar kun je bijvoorbeeld het eerste mee beginnen? En wat doe je als je merkt dat je zorg niet toereikend is voor de zorgvrager? Waaraan moet je denken als een zorgvrager de afdeling verlaat en naar huis gaat? Dit zijn allemaal vragen waarmee je te maken zult krijgen. Door een oplossing te zoeken voor deze vragen kun je je zorg goed afstemmen op de behoeften van de zorgvrager.
Ellen is verpleegkundige op de kraamafdeling. Als ze ’s morgens in het ziekenhuis komt, hoort ze dat Maria aan het bevallen is van een tweeling. De bevalling is sneller op gang gekomen dan gepland. De baby’s moeten daarom de eerste paar dagen doorbrengen in een couveuse op de kinderafdeling. Ellen bespreekt met een collega wat ze het beste kunnen doen en hoe ze dit moeten organiseren. Ellen probeert zich alvast een beetje voor te stellen wat er allemaal moet gebeuren. Ze vult een overdrachtformulier in met gegevens over de moeder en de zwangerschap. Deze medische gegevens van de zorgvrager moet Ellen doorgeven aan de kinderafdeling. Daarnaast moet ze de ouders goed begeleiden bij de overplaatsing van de pasgeborenen.
Een goede communicatie is daarbij heel belangrijk. Er zijn twee manieren om te communiceren met je collega’s: • in een bespreking; • via een consult. Besprekingen Je krijgt te maken met de volgende vormen van besprekingen: • een teambespreking; • een bespreking met andere disciplines.
1 Besprekingen en consulten Communiceren met collega’s vormt een essentieel onderdeel van je werk als verpleegkundige. Je gaat dus niet alleen praktisch te werk, maar je overlegt ook regelmatig. Zo kun je met anderen bespreken hoe je dingen het beste kunt aanpakken. Sommige baby’s drinken bijvoorbeeld al vlak na de geboorte niet goed of spugen alles meteen weer uit. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Een oorzaak van dit probleem kan bijvoorbeeld een stoornis in het maag-darmkanaal zijn. Dit probleem kun je vaak niet zelf oplossen. Je raadpleegt een arts zodat je weet wat het kindje mankeert en hoe je het moet behandelen. Het kan ook zo zijn dat je een diëtist moet vragen om een aangepast dieet. Je merkt dat je in deze situatie met verschillende mensen in het ziekenhuis gesprekken moet voeren.
36
Communiceren met collegaís is een essentieel onderdeel van je werk. Teambesprekingen In het ziekenhuis heb je als verpleegkundige regelmatig teambesprekingen. Je spreekt dan met de andere verpleegkundigen de belangrijkste zaken van de afdeling door. Tijdens je normale dagelijkse werkzaamheden is daar vaak geen tijd voor omdat je het druk hebt met de zorgvragers. Het is daarom belangrijk dat je aanwezig bent bij de teambespreking.
© Noordhoff Uitgevers bv
Plannen en coördineren van zorg
Bij deze besprekingen komen knelpunten aan de orde en krijg je de gelegenheid om ervaringen die je met de zorgvragers hebt, uit te wisselen. Mevrouw Jaspers heeft een zwangerschapstoxicose en ligt bij je op de afdeling. Het kost haar veel moeite om de bevalling af te wachten en je hebt het gevoel dat ze haar verveling en bezorgdheid soms op jou afreageert. Hoewel je haar ongeduld goed begrijpt, vind je het moeilijk om met haar om te gaan. Deze situatie kun je bespreken met het team. Je collega’s ervaren misschien hetzelfde. Met elkaar kunnen jullie overleggen wat een redelijke oplossing is. Ook als er niet direct een oplossing mogelijk is, is het toch belangrijk het probleem bespreekbaar te maken. Je lucht dan in ieder geval je hart en je collega’s weten wat er leeft.
Ook organisatorische punten komen ter sprake. Je merkt bijvoorbeeld dat het bezoekuur vaak rommelig is voor het personeel omdat het bezoek dan de keuken in en uit loopt, op zoek naar frisdrank of een vaas voor bloemen. Tijdens de teambespreking kun je dit aangeven en een praktische oplossing bedenken met het team. Soms zullen een paar mensen na de bespreking aan de slag moeten om een besluit of plan uit te voeren. De taken die zij dan op zich nemen noem je actiepunten, net als bij een vergadering. Besprekingen met andere disciplines Soms bespreek je onderwerpen met iemand uit een andere discipline. Bijvoorbeeld met een arts of verloskundige. Zij hebben een specifieke deskundigheid en kunnen je vaak goed advies geven bij speciale omstandigheden. De meeste artsen gaan iedere dag wel even bij hun zorgvragers langs. Tijdens deze visites heb jij gelegenheid om belangrijke zaken te bespreken met de arts en om eventuele vragen te stellen. De arts zal je zo veel mogelijk op de hoogte houden van de behandeling. Je hoort dan ook welke verpleegkundige zorg de zorgvrager nodig heeft. Bij een vrouw met voortijdig gebroken vliezen zal de arts je bijvoorbeeld vragen goed te letten op de hygiëne. Als je de vrouw wast let je erop dat haar schaamstreek niet in aanraking komt met ongewassen handen of andere voorwerpen.
© Noordhoff Uitgevers bv
De verloskundige houdt nauwlettend de conditie van de moeder en het ongeboren kind in de gaten. Van de verloskundige hoor je hoe het met de zorgvrager gaat. Je kunt hierop inspelen bij de zorg die je verleent aan de vrouw. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat je weet wanneer de situatie van de foetus kritiek is. Je benadert de vrouw in deze moeilijke omstandigheden dan met extra tact. Consult Een consult komt, net als een bespreking, voor in twee vormen: • een consult over de geplande en verleende zorg; • een consult aanvragen bij een andere discipline. Consult over de geplande en verleende zorg Soms loop je in je werk tegen een probleem aan. Je merkt bijvoorbeeld dat een kraamvrouw nog erg veel pijn heeft van de hechtingen na de bevalling en dat ze niet echt kan genieten van haar kind en het kraambezoek. Ze is vaak somber en je weet niet zo goed hoe je hierop moet reageren. Je bespreekt dit met je collega’s of met de coördinerende van de afdeling. Zo blijf je niet met het probleem rondlopen. Samen kunnen jullie een goede oplossing bedenken. Misschien is het bezoek wat te veel voor de moeder of wil ze eens praten met een maatschappelijk werkster. Zo kun je de geplande en verleende zorg beter afstemmen op de behoeften van de zorgvrager. Andere disciplines consulteren Het kan voorkomen dat je er met je collega’s of met de coördinerende van de afdeling niet uitkomt. Je moet dan advies vragen aan iemand die je wel kan helpen. Sommige vrouwen hebben bijvoorbeeld na de bevalling last van bekkeninstabiliteit. Dit is zeer pijnlijk en kan er zelfs toe leiden dat de vrouw (meestal tijdelijk) in een rolstoel belandt. Bij zo’n ernstig probleem is meer specialistische hulp nodig. Je kunt bijvoorbeeld advies inwinnen bij een fysiotherapeut. Die geeft aan waar je rekening mee moet houden bij de verpleging van deze zorgvrager.
37
Hoofdstuk 2
Josien werkt als verpleegkundige en zit in een bespreking met het afdelingsteam. Er komen verschillende onderwerpen aan de orde. Eerst bespreekt het team de zorgvragers die op dat moment op de afdeling liggen. Het gaat vooral over Janna. Ze is een paar dagen geleden via een keizersnede bevallen van haar vierde kindje en is nog erg moe. Haar drie andere kinderen zijn erg druk en uitgelaten als ze hun moeder komen opzoeken. Josien vertelt haar collega’s dat ze merkt dat het bezoek van de kinderen soms te vermoeiend is voor Janna. Josien weet niet zo goed wat ze er aan kan doen. Haar collega’s herkennen het probleem. Ze praten er samen over en denken over een goede oplossing. Een collega van Josien, Jos, stelt voor dat de kinderen niet meer met z’n drieën tegelijk komen. De anderen vinden dit een goed plan en Josien bespreekt het met Janna. Janna is opgelucht dat Josien erover begint. Ze vraagt aan de buurvrouw of die tijdens het bezoekuur op twee van haar kinderen wil passen. Als haar man Pieter ’s avonds komt met haar oudste zoontje merkt Josien dat Janna meer ontspannen is.
2 Ontslag en overdracht Vrouwen die door de zwangerschap in het ziekenhuis terechtkomen blijven er vaak maar kort. Vooral als de bevalling prima verloopt. Alleen bij complicaties, zoals een keizersnede of bijvoorbeeld een ernstige zwangerschapstoxicose, duurt het verblijf langer. Je zult op een afdeling met zwangere vrouwen en kraamvrouwen dus vaak te maken krijgen met ontslag en overdracht. Zo draag je je zorg regelmatig over aan een kraamverzorgende, die de kraamvrouw verzorgt na het ontslag uit het ziekenhuis. Ontslag van de zorgvrager Als de moeder en haar pasgeboren kind naar huis gaan zit jouw taak erop. Voor de familie breekt er dan meestal een leuke tijd aan. Ze kunnen in hun eigen huis genieten van het nieuwe baby’tje in hun gezin. Voordat de vrouw het ziekenhuis verlaat moet je vaak nog een aantal dingen regelen. Je houdt een exitgesprek waarin je de ouders kunt vragen hoe ze de medische en verpleegkundige zorg in het ziekenhuis hebben ervaren. Dit is belangrijk om te weten. Je weet dan welke dingen prima verlopen en op welke punten mensen minder tevreden zijn. Deze kritiek kun je gebruiken om je zorg te verbeteren. Je kunt in plaats van een exitgesprek de zorgvrager ook een evaluatieformulier laten invullen. Je kunt ook informeren hoe de moeder het ontslag vindt en of ze er aan toe is thuis voor de baby te zorgen en verder te herstellen. Eventueel kun je nog wat adviezen meegeven. Bij het ontslag vul je een overdrachtformulier in dat bestemd is voor de kraamverzorgende. Ook zorg je dat het vertrek van de zorgvrager in de administratie verwerkt is.
38
Overdracht Soms is het nodig een kraamvrouw of haar pasgeboren kind over te plaatsen naar een plek waar ze meer specialistische hulp kunnen krijgen. Je kunt de zorgvrager overplaatsen naar een andere afdeling of een andere instelling. Overdracht naar een andere afdeling Je draagt de zorg over aan een andere afdeling als een baby bijvoorbeeld last heeft van geelzucht na de geboorte. Het bilirubinegehalte in het bloed is dan veel te hoog. De normale medische zorg op de kraamafdeling is niet voldoende. Je moet het kindje overplaatsen naar een andere afdeling. Hier krijgt het kind fototherapie zodat het kan herstellen. Bij deze overdracht is het belangrijk dat je alles goed organiseert. Als het kind te geel is, waarschuw jij de arts, die er dan voor zorgt dat een kinderarts komt kijken. Deze kinderarts regelt meestal de opname op de kinderafdeling. Ook licht je de ouders in. Zij moeten weten wat er precies gaat gebeuren met hun kindje en waar zij naartoe moeten in het ziekenhuis om bij hun kind te zijn. Overdracht naar een andere instelling In bijzondere gevallen plaats je een pasgeborene of de moeder over naar een andere instelling. Bijvoorbeeld als een pasgeborene een hartoperatie moet ondergaan. Deze operaties gebeuren meestal in een academisch centrum of een ander ziekenhuis waar de artsen veel expertise hebben op dit gebied. Voor de ouders is dit vaak behoorlijk schrikken. Het is dan prettig als jij de overdracht goed geregeld hebt en hen kunt begeleiden. Voor de ouders is het fijn als zij zoveel mogelijk bij hun kind kunnen zijn. Dit betekent dat de moeder vaak meeverhuist naar het andere ziekenhuis als de baby daarheen moet. © Noordhoff Uitgevers bv
Plannen en coördineren van zorg
Tim loopt stage op de afdeling kraamverpleegkunde. Kim, een pasgeboren kindje, heeft blauwe handjes en voetjes als Tim ’s ochtends aankomt. Het ziet er ernstig uit. Tim meldt het meteen aan Elise, een collegaverpleegkundige. Ze piept direct de behandelend arts op en vertelt hoe het kindje eruitziet en hoe oud het precies is. Elise vertelt dat het kindje ook blauw is rond z’n mondje en dat het moeilijk ademhaalt. De arts denkt dat dit op een hartafwijking wijst en komt snel langs. Hij besluit dat Kim naar de kinderafdeling moet van een academisch ziekenhuis voor controle en extra zorg. Tim helpt de ouders met inpakken van spullen voor de opname en vult samen met hen een aantal formulieren in die nodig zijn voor het ziekenhuis. Dan neemt hij afscheid en wenst de ouders veel sterkte. De afdeling in het andere ziekenhuis neemt de zorg nu over.
2.3
Werkplanning
Een goede planning is belangrijk om prettig en efficiënt te werken. Je dagen zijn dan goed gevuld en je ziet geen belangrijke zaken over het hoofd. Bij het maken van een goede werkplanning is een aantal aandachtspunten van belang: • plannen; • omgaan met een vaste dagindeling; • prioriteiten stellen; • flexibel omgaan met de werkplanning.
1 Plannen Een werkplanning maak je altijd van tevoren. Dit betekent dat je vooruit moet denken en inschat hoeveel tijd je overal voor nodig hebt. Je noemt dit ook wel plannen. In het begin is dit vaak moeilijk. Je kunt dan aan een ervaren collega vragen hoeveel tijd een taak ongeveer kost. Na verloop van tijd gaat het plannen bijna vanzelf. Je merkt dan ook dat je de tijd die je kwijt bent aan het maken van een goede planning weer terugverdient omdat je efficiënter werkt. Je werkt beter omdat je precies weet wat je moet doen. Zo zijn er geen verloren momenten door een onhandige volgorde.
2 Omgaan met een vaste dagindeling In de meeste ziekenhuizen werk je volgens een vaste dagindeling. De aandachtspunten in de verpleegplannen moet je inpassen in je dagindeling. Je begint ’s morgens met het wassen van de zorgvragers, deelt de medicijnen uit bij het ontbijt enzovoort. Van deze volgorde wijk je natuurlijk niet af bij het maken van je werkplanning. Waar je bijvoorbeeld wel rekening mee kunt houden in je eigen planning zijn de tijden waarop de mensen wakker worden. © Noordhoff Uitgevers bv
Mensen die vroeg wakker worden vinden het vaak prettig om niet te lang te hoeven wachten op het wassen en het ontbijt. Daarna kun je dan langsgaan bij de andere zorgvragers.
Een werkplanning maak je altijd van tevoren.
3 Prioriteiten Bij de planning van je werk moet je ook rekening houden met belangrijke en minder belangrijke dingen. Je moet in ieder geval de belangrijkste taken prioriteit geven. De tijd die je daarna overhoudt kun je besteden aan extra aandacht voor de zorgvrager of de familie.
39
Hoofdstuk 2
Zo kun je eens een praatje maken met een vader die je op de gang tegenkomt en die trots vertelt over zijn pasgeboren dochter. Het is vaak handig om voor jezelf de werkplanning even overzichtelijk op papier te zetten. Je hebt dan een goed geheugensteuntje. Vergelijk het maar met het maken van een boodschappenlijstje of het noteren van je huiswerk en afspraken in je agenda. Door je lijstje af te werken voorkom je dat je iets vergeet.
4 Flexibiliteit Soms lopen de dingen wel eens anders dan je verwacht. Je maakt de planning van tevoren, maar ondertussen kan er van alles veranderen. Een pasgeborene kan bijvoorbeeld plotseling heel ziek worden en tegelijkertijd komen er drie nieuwe mensen bij op de afdeling. Dit kost vaak extra tijd waardoor je weer minder tijd hebt voor andere dingen in je werkplanning. In zo’n situatie moet je afwijken van het schema dat je in je hoofd hebt. Je laat de belangrijkste dingen voorgaan. Het is dus belangrijk dat je flexibel met het werkschema omgaat.
2.4
Jane is verpleegkundige en heeft vandaag een drukke dag. Er zijn veel bevallingen gepland en er zijn verschillende vrouwen met complicaties opgenomen. Ze heeft daarom een goede werkplanning gemaakt. Eerst gaat ze langs bij mevrouw Jacobs. Mevrouw Jacobs is net bevallen en moet nog even kalm aan doen. Jane doet haar kersverse zoontje Joris een schone luier om en brengt hem bij zijn moeder voor de borstvoeding. Aan het einde van de ochtend streept Jane de taken voor de ochtend door op haar lijstje. Die zitten erop. ’s Middags assisteert Jane bij de bevallingen. Er zijn twee vrouwen die ingeleid worden. Tussendoor komen er nog onverwachte bevallingen. Dit zijn vooral vrouwen die thuis hadden willen bevallen, maar uiteindelijk toch in de kliniek moeten bevallen. Als Jane even wil pauzeren met haar collega’s komt er net een spoedgeval binnen. Pff…, denkt Jane. Maar als ze thuis is vindt ze het toch een goed geplande dag. Het was hectisch, maar uiteindelijk liep alles gesmeerd.
Kwaliteitszorg
Net als in andere zorgsituaties is het ook in de verloskunde belangrijk dat de kwaliteit van de zorg die je levert goed is.
1 Verbetering van de kwaliteit Als kraamverpleegkundige kun je een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van het werk dat je verricht. Je kunt dit op verschillende manieren doen, onder andere door: • mee te werken aan de toepassing van kwaliteitsmeetinstrumenten; • zo nodig deskundigen te consulteren; • klachten van zorgvragers en hun familieleden te benutten bij de verbetering van de kwaliteitszorg en de beroepshouding. Kwaliteitsmeetinstrumenten Als kraamverpleegkundige wordt van je verwacht dat je meehelpt bij de toepassing van kwaliteitsmeetinstrumenten. Het meten van de kwaliteit van zorg heeft alleen
40
zin als je de gemeten kwaliteit kunt vergelijken met de gewenste kwaliteit. Alleen zo kun je kijken of de zorg verbeterd moet worden. Daarom is het nodig dat iedereen weet wat de gewenste kwaliteit van de zorg is. Deze is vastgelegd in standaarden en criteria. In de verloskunde zijn er bijvoorbeeld standaarden voor de hoeveelheid borst- of flesvoeding die een baby moet krijgen. Criteria bij borstvoeding zijn het aantal voedingen op een dag (minimaal zes keer) en het aantal natte luiers. Als een baby bijvoeding krijgt is de hoeveelheid hiervan ook een criterium. Dit laatste geldt ook voor flesvoeding. Een criterium dat voor beide soorten voeding geldt, is of de baby voldoende in gewicht aankomt. Met behulp van de criteria kijk je of er aan de standaard voldaan wordt.
© Noordhoff Uitgevers bv
Plannen en coördineren van zorg
Je kunt onder andere meewerken aan de meting van de zorgkwaliteit door: • het evalueren van verpleegplannen; • het bespreken van protocollen; • evaluatie met de zorgvrager. Verpleegplan Het evalueren van verpleegplannen doe je om te kijken of deze goed opgesteld zijn. Je kijkt of alle belangrijke informatie over de zorgvrager in het verpleegplan staat vermeld. Ook controleer je of de specifieke taken die je bij de betreffende zorgvrager moet verrichten wel goed gedaan worden. Zo controleer je de hechtingen van een episiotomiewond en verwissel je het kraamverband regelmatig. Protocol Protocollen worden besproken zodat je kunt controleren of iedereen volgens het protocol werkt. Er zijn bijvoorbeeld protocollen over hoe je de pasgeborene moet verzorgen vlak na de geboorte en waar je op let bij het onderzoek van een zwangere die bijvoorbeeld toxicose of diabetes mellitus heeft. Als veel kraamverpleegkundigen op een andere manier werken dan het protocol aangeeft, is er waarschijnlijk iets mis met het protocol. Zorgvrager Je evalueert de verleende zorg met de zorgvrager. Als je openstaat voor suggesties, kun je te weten komen wat de zorgvrager belangrijk vindt. Zo kun je goed inspelen op de behoeften van de zorgvragers. Als veel zorgvragers dezelfde op- of aanmerkingen hebben, kan het zijn dat er iets aan de kwaliteit van de zorg mankeert. Maar ook als één enkele zorgvrager een suggestie heeft, kan het zijn dat de zorg veranderd moet worden. Deskundigen consulteren Het kan gebeuren dat je het idee hebt dat je te weinig weet van een bepaald onderwerp waar je mee te maken krijgt als kraamverpleegkundige. Ook is het mogelijk dat je zit met een probleem dat op het gebied van een andere discipline ligt. Je hebt dan hulp van anderen nodig om zorg van goede kwaliteit te kunnen verlenen. Het kan dan erg handig zijn om een deskundige te consulteren. Dit kan voor jou als kraamverpleegkundige een kinderarts of een verloskundige zijn. Het consulteren van deskundigen gaat in verschillende organisaties vaak op verschillende © Noordhoff Uitgevers bv
manieren. Daarom moet je nagaan hoe dat gedaan wordt op de kraamafdeling waar je werkt. Klachten benutten Zorgvragers kunnen ontevreden zijn over de zorg die ze krijgen. Als zij dit uiten, is dat een klacht. Klachten kunnen vervelend zijn, want bijna niemand vindt het leuk als er kritiek geleverd wordt op hem of haar. En juist in de gezondheidszorg proberen veel mensen om goede zorg te verlenen. Klachten hebben echter ook een andere kant. Het zijn signalen van de zorgvrager dat hij iets anders wil. Een klacht kan betekenen dat er iets mis is met de kwaliteit van de zorg. Er moet dus iets veranderen. Daarom is het belangrijk dat je klachten ziet als nuttige tips en niet als een aanval op jou als persoon. Met behulp van klachten kun je beter inspelen op de behoeften van de zorgvrager. Ook is het een manier om de kwaliteit te evalueren van de zorg die jij en je collega’s leveren. Als dan blijkt dat er iets schort aan de zorgkwaliteit, kun je samen proberen om dat te veranderen. Als je merkt dat een zorgvrager een klacht heeft, moet je daar open voor staan en de klacht serieus nemen. Je hebt misschien de neiging om een verdedigende houding aan te nemen, maar daar bereik je niets mee. De zorgvrager wordt dan alleen maar boos. Je kunt het beste aandachtig luisteren naar de klachten van de zorgvrager. Stel verduidelijkingsvragen zodat je goed weet wat de zorgvrager bedoelt en waardoor duidelijk wordt dat je het ook begrijpt. Vat ook af en toe samen wat er gezegd wordt. Zo kun je controleren of je alles goed begrijpt en zo merkt de zorgvrager dat je naar haar of hem luistert. Ten slotte kun je nog vragen of de zorgvrager suggesties heeft over hoe het anders kan. De zorgvragers die klachten indienen in de verloskunde zijn vooral zwangere vrouwen, kraamvrouwen en hun familieleden. Een barende vrouw kan soms haar zelfbeheersing kwijtraken (bijvoorbeeld omdat zij angstig is). Ze kan zich dan op jou afreageren. Dit moet je niet persoonlijk opvatten. Als het kind eenmaal geboren is, zal de vrouw meestal dolgelukkig zijn en is zij alles weer vergeten. Kwaliteitsverbetering Als blijkt dat de zorgkwaliteit niet optimaal is, moet je dit verbeteren. Er moet dan een veranderplan komen, waarin staat wat er mis is met de zorg en hoe dit verbeterd kan worden. Zo’n veranderplan kan door een werkgroep van kraamverpleegkundigen en andere zorgverleners opgesteld worden met behulp van een zogeheten kwaliteitscirkel. 41
Hoofdstuk 2
Chantal is kraamverpleegkundige. Ze vindt het erg belangrijk om goed voor de zorgvragers te zorgen. Ze probeert zoveel mogelijk te praten met de kraamvrouwen en zwangeren die onder haar zorg vallen. Marieke is twee uur geleden bevallen van een gezond meisje. Tijdens een gesprek met haar merkt Chantal dat Marieke niet zo tevreden is met de mate van privacy bij het wassen na de bevalling. Volgens Marieke deed Chantal het gordijn om het bed niet goed dicht en praatte ze nogal hard. Chantal biedt haar verontschuldigingen aan en zegt dat ze hier in het vervolg op zal letten. Ze praat met andere kraamvrouwen over dit onderwerp. Het blijkt dat meer kraamvrouwen niet zo tevreden zijn over hun privacy. Hierbij zijn ook vrouwen die door een andere kraamverpleegkundige gewassen zijn. Chantal stelt voor met een werkgroep te overleggen om door middel van de kwaliteitscirkel iets aan dit probleem te doen.
2 Visie en ethiek Als je later als kraamverpleegkundige aan het werk gaat, doe je je werk op een bepaalde manier. Jouw manier van zorg verlenen is afhankelijk van je visie op je werk, dat wil zeggen de manier waarop jij naar je werk kijkt. Hoe jij je werk uit moet voeren, is beschreven in de beroepscode. Deze beroepscode zorgt ervoor dat iedere kraamverpleegkundige haar werk goed uitvoert. Daarbij mag je je dan dus niet alleen aan je visie houden. In de beroepscode staat bijvoorbeeld beschreven dat je zorg moet verlenen aan een zorgvrager ongeacht wat zijn levensbeschouwing (de manier waarop hij naar het leven kijkt), waarden, normen en gewoonten zijn. Jouw visie is afhankelijk van jouw normen en waarden. Ethiek houdt zich bezig met de normen en waarden die te maken hebben met het handelen van mensen. Ieder mens heeft normen en waarden. Een waarde is bijvoorbeeld eerlijkheid en een norm die daarbij hoort is dat je niet mag stelen. Het is belangrijk om te weten dat niet ieder mens dezelfde normen en waarden heeft. Je kunt daardoor van mening verschillen over een bepaald onderwerp. Dit komt ook voor bij de uitvoering van je werk als kraamverpleegkundige.
42
Als verpleegkundige moet je je houden aan de beroepscode. Discussie Als je van mening verschilt over een bepaald onderwerp in de verloskunde, zul je daar soms een discussie over voeren met je collega’s. Dit is vooral belangrijk als er een beslissing genomen moet worden over de zorgverlening. Er kan bijvoorbeeld een discussie ontstaan over hoe vaak de familie de kraamvrouw mag bezoeken. Een van jullie kan de norm hebben dat een kraamvrouw zoveel mogelijk rust moet hebben. Iemand anders kan als norm hebben dat een kraamvrouw juist zoveel mogelijk steun en gezelschap van de familie moet krijgen. Er kan ook een discussie ontstaan over een onderwerp waar je zelf niet zoveel invloed op uit kunt oefenen, maar waar je waarschijnlijk wel een mening over hebt. Dit kan bijvoorbeeld zijn of je het eens bent met de mogelijkheid van abortus. Het komt voor dat vrouwen na de twaalfde week hun zwangerschap nog willen laten afbreken. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat het kind afwijkend is, of omdat ze geen drieling willen.
© Noordhoff Uitgevers bv
Plannen en coördineren van zorg
Maar misschien willen sommige vrouwen hun zwangerschap laten afbreken omdat het een meisje is terwijl ze een jongetje willen. In hoeverre moet je in deze wensen meegaan en waar ligt je grens? Ook kun je een discussie voeren over het voortzetten van de behandeling van een ernstig zieke pasgeborene. Je kunt de vraag stellen wanneer een kind levensvatbaar is: deze grens verschuift namelijk steeds verder naar voren. En mag je de zwangerschap nog afbreken als het kind levensvatbaar is? Hier zijn overigens wettelijke regels voor: een vrucht van minder dan 24 weken wordt niet als levensvatbaar beschouwd. Er mag normalerwijze na twintig weken zwangerschapsduur geen abortus meer verricht worden, tenzij er gebruikgemaakt wordt van zeer goede diagnostische methoden. De zwangerschapsduur kan dan namelijk nauwkeuriger vastgesteld worden. De grens van zwangerschapsafbreking is dan 22 weken. Je kunt je misschien wel voorstellen dat iedereen een andere mening over deze en andere vraagstukken heeft. Het is erg belangrijk dat je bij ethische vragen goed nadenkt over je mening en dat je ook argumenten voor je mening hebt. Zo kan er een goede en leerzame discussie ontstaan. Er zijn bij het voeren van een ethische discussie een aantal regels waar iedereen zich aan moet houden: • iedereen is aan elkaar gelijk en naar iedereen wordt goed geluisterd; • iedereen komt met argumenten om zijn standpunt te verduidelijken; • de beslissing die uit de discussie komt, staat van tevoren niet vast. Bij het houden van een ethische discussie is het goed om je te houden aan een stappenplan. Zo kun je overzicht houden en worden het standpunt en de argumenten van iedereen gehoord.
© Noordhoff Uitgevers bv
Een voorbeeld van een stappenplan is: • omschrijf het ethische probleem; • verzamel de mogelijke feiten over het ethische probleem; • zet alle mogelijke oplossingen op een rij; • zet alle argumenten van de oplossingen op een rij; • maak duidelijk welke normen en waarden er bij elke oplossing aan de orde zijn; • achterhaal je eigen normen en waarden en die van de zorgvragers; • neem de uiteindelijke beslissing; • voer het besluit uit; • evalueer. Femke en Jasper zijn kraamverpleegkundige op dezelfde kraamafdeling. Femke heeft de zorg voor mevrouw Versteeg. Toevallig komt ze te weten dat mevrouw Versteeg al twee keer een abortus heeft laten doen. Dit was omdat ze de verzorging van een kind niet kon betalen. Eigenlijk had ze bij deze zwangerschap weer een abortus gewild, maar ze had zich op het laatste moment bedacht. Ze wilde toch wel graag een baby, bovendien had haar vriend haar gezegd dat hij met haar wilde trouwen. Hij keurde abortus sterk af. Femke, die fel tegen abortus is, gaat verontwaardigd naar Jasper toe. Ze vertelt hem het verhaal. Jasper vindt dat als de dame in kwestie de verzorging van een kind niet kan betalen, zij zeker abortus mag laten verrichten. Hij vindt wel dat de vrouw toch wat beter uit zou moeten kijken. Femke stelt voor om de volgende dag met een groter groepje een ethische discussie over dit onderwerp te houden. Hierbij maken ze gebruik van het stappenplan.
43