Werkboek Niveau 4
n e t p a Geha nd ic zo rg
NU Zorg Gehandicaptenzorg Werkboek | Niveau 4
© Noordhoff Uitgevers bv
Vormgeving omslag Nu Amsterdam, Amsterdam Ontwerp binnenwerk G2K, Groningen/Amsterdam Foto omslag Frank Muller, Nijmegen
© 2014 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/Houten, The Netherlands Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher. Met betrekking tot sommige teksten en/of illustratiemateriaal is het de uitgever, ondanks zorgvuldige inspanningen daartoe, niet gelukt eventuele rechthebbende(n) te achterhalen. Mocht u van mening zijn (auteurs)rechten te kunnen doen gelden op teksten en/of illustratiemateriaal in deze uitgave dan verzoeken wij u contact op te nemen met de uitgever. Aan de totstandkoming van deze uitgave is uiterste zorg besteed. Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich aanbevolen. ISBN 978-90-01-83497-5 253686
NU Zorg Gehandicaptenzorg Werkboek | Niveau 4
Onder redactie van Anneke Ormel Ank van de Wiel
Eerste druk, 2014
Noordhoff Uitgevers
Methodeoverzicht De methode NU Zorg is ontwikkeld op basis van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur voor verzorgende-IG (niveau 3) en verpleegkundige (niveau 4). De kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier vormen de basis voor de inhoud en de structuur van NU Zorg.
NU Zorg niveau 3 en 4 Boeken
Online
generiek theorieboek
werkboek
e-books
branche theorieboek
werkboek
docentenhandleiding
NU Zorg online Met je NU Zorg-licentie heb je via NU Zorg Online toegang tot de e-books. Op NU Zorg Online vind je ook extra informatie, zoals: • interactieve oefen- en toetsvragen • beschrijving en formulieren beroepsvaardigheden • praktijkinformatie Meer informatie over NU Zorg en een compleet overzicht van alle titels vind je op www.nu-zorg.nl. Hier kun je ook terecht voor de oefen- en toetsvragen als je niet over een NU Zorg-licentie beschikt.
4
© Noordhoff Uitgevers bv
Voordat je begint Met de methode NU Zorg bereid je je voor op je beroep als verzorgende-IG of verpleegkundige. Aan de hand van projecten, praktijksituaties, verdiepings- en transferopdrachten leer je met kennis en inzicht te werken in de praktijk. In dit werkboek wordt per leereenheid één werkproces behandeld. Aan het begin van elke leereenheid staat een overzicht waarin je ziet welke hoofdstukken uit het theorieboek je erop na kunt slaan, welke vaardigheden je kunt oefenen en welke hulpmiddelen je kunt gebruiken. Een leereenheid bestaat uit de volgende onderdelen:
Project
Leereenheld
Praktijksituaties
Plus
Met behulp van een project ontwikkel je de competenties die nodig zijn voor dit werkproces. Je werkt aan echte beroepsproducten, zoals je dit in de praktijk zou doen. Je doet dit aan de hand van een stappenplan. Aan de hand van verschillende opdrachten leer je omgaan met veelvoorkomende praktijksituaties. Je leert de situatie van verschillende kanten te benaderen en je eigen rol te bepalen. Aan het eind van elke leereenheid vind je extra opdrachten: verdieping en transfer. Verdiepingsopdrachten bieden extra uitdaging. Met transferopdrachten pas je het geleerde toe in andere zorgsettings.
Pictogrammen In dit boek kun je de volgende pictogrammen tegenkomen: Tip Groepsopdracht Verwijzing naar website Verwijzing naar theorieboek
© Noordhoff Uitgevers bv
5
Inhoud 1 Persoonlijke zorg
9
4 Ondersteuning bij probleemgedrag
Project 10 De verzorging van Ronald 10 Opdracht 10 Stappenplan 10 Praktijksituaties 12 1 PDL 12 2 Mobiliteit 13 3 Eetproblemen 14 Plus 16 Verdieping 16 Transfer 17
2 Voorlichting, advies en instructie
19
Project 20 Harold vergeet te plassen 20 Opdracht 20 Stappenplan 20 Praktijksituaties 22 1 Zelf leren eten 22 2 Informeren van naasten 23 3 Instructie geven over boodschappen doen 24 4 Voorlichting aan een zorgvrager met een verstandelijke beperking en dementie 25 5 Voorlichting over de beperking, behandeling, therapie en het onderzoek 27 6 Voorlichting over intimiteit en seksualiteit 29 Plus 31 Verdieping 31 Transfer 31
3 Maatschappelijke ondersteuning
35
47
Project 48 Doet Gerda mee of niet? 48 Opdracht 48 Stappenplan 48 Praktijksituaties 50 1 Begeleiden van een angstige zorgvrager 50 2 Begeleiden van zorgvragers met probleemgedrag 3 Begeleiden van een agressieve zorgvrager 52 4 Probleemgedrag bij een dove zorgvrager 53 5 Aanpak van probleemgedrag 54 6 Begeleiden bij psychiatrische problematiek 55 Plus 57 Verdieping 57 Transfer 57
5 Begeleiding van groepen
51
61
Project 62 Sjoerd pikt de koekjes 62 Opdracht 62 Stappenplan 62 Praktijksituaties 64 1 Groepsindeling 64 2 Groep begeleiden bij huishouden 65 3 Samenstellen van een groep 66 4 Groepsactiviteiten 67 5 Groepsregels 68 6 Groepsgesprek 69 7 Verliefd, gaat dat de hele groep aan? 71 Plus 72 Verdieping 72 Transfer 73
Project 36 Bart mist zijn werk 36 Opdracht 36 Stappenplan 36 Praktijksituaties 38 1 Niveau-indeling 38 2 Niveau-indeling en zorgvrager met ernstige verstandelijke beperking 39 3 Zinvolle dagbesteding bij ouderen 40 4 Dagbesteding bij een ernstige verstandelijke beperking 42 Plus 44 Verdieping 44 Transfer 44
6
© Noordhoff Uitgevers bv
6 Plannen en coördineren van zorg
75
Project 76 Margreet is eigenwijs 76 Opdracht 76 Stappenplan 76 Praktijksituaties 78 1 Visies op de zorg 78 2 Wetgeving/rechtspositie 80 3 Zorgbehoeften, doelen en acties 81 4 Multidisciplinaire zorg bij probleemgedrag 83 5 Coördinatie van zorg 84 6 Kwaliteitszorg 85 7 Coördinatie van zorg bij een ziekenhuisopname 86 Plus 88 Verdieping 88 Transfer 89
7 Verpleegtechnische handelingen
106
Persoonlijke zorg – Gehandicaptenzorg Kennis- en ervaringsformulier 107 Registratieformulier 109 Voorlichting, advies en instructie – Gehandicaptenzorg Kennis- en ervaringsformulier 111 Registratieformulier 113 Maatschappelijke ondersteuning – Gehandicaptenzorg Kennis- en ervaringsformulier 115 Registratieformulier 117 Ondersteuning bij probleemgedrag – Gehandicaptenzorg Kennis- en ervaringsformulier 119 Registratieformulier 121
91
Project 92 Extra hulp bij de verzorging van Karel 92 Opdracht 92 Stappenplan 92 Praktijksituaties 94 1 Ademhalingsondersteuning 94 2 Verplegen van een kindje met een chronische nierziekte en verstandelijke beperking 95 3 Naasten informeren over verpleegtechnische zorg 96 4 PEG-katheter 98 5 Zorgvrager met ademhalingsproblemen 99 6 Verplegen van zorgvrager met een katheter 100 7 Medische zorg voor volwassenen 101 Plus 102 Verdieping 102 Transfer 104
© Noordhoff Uitgevers bv
Bijlagen
Begeleiden van groepen – Gehandicaptenzorg Kennis- en ervaringsformulier 123 Registratieformulier 125 Plannen en coördineren van zorg – Gehandicaptenzorg Kennis- en ervaringsformulier 127 Registratieformulier 129 Verpleegtechnische handelingen – Gehandicaptenzorg Kennis- en ervaringsformulier 131 Registratieformulier 133
Verantwoording
135
7
Persoonlijke zorg www.nu-zorg.nl Benodigdheden portfolio • Kennis- en ervaringsformulier Persoonlijke zorg – Gehandicaptenzorg • Registratieformulier Persoonlijke zorg – Gehandicaptenzorg Formulieren beroepsvaardigheden • Begeleiden bij eten en drinken • Manueel ontlasting verwijderen
Theorieboek Gehandicaptenzorg Hoofdstuk 3 Persoonlijke zorg
1
Hoofdstuk 1
Project De verzorging van Ronald Ronald is een jongen met een ernstige motorische beperking en daarnaast ook een ernstige verstandelijke beperking. Hij is slechtziend, spastisch, kan niet praten en kan zichzelf niet voortbewegen. Ronald heeft een elektrisch hoog-laag bed met een alternating matras. Zijn rolstoel is voorzien van een op maat gemaakte zitschelp met tempurkussen. Deze rolstoel is voorzien van een voorzettafel. Ronald heeft veel hulp nodig bij de uitvoering van zijn zelfzorgactiviteiten. Door zijn spasticiteit heeft Ronald grote moeite met eten en drinken. Toch gaat het behandelteam er vanuit dat Ronalds voedingstoestand door PDL, aanpassingen en voldoende hulp op peil kan blijven. Dat wil dus zeggen, zonder gebruik van een (PEG-)sonde. Hij wordt regelmatig gewogen om te controleren of zijn gewicht voldoende stabiel blijft. Ronald laat de laatste tijd merken dat hij pijn heeft aan armen en benen. Hij kreunt voortdurend en lijkt minder eetlust te hebben. Hij lijkt ook stijver dan voorheen. Ronald woont in een woonvoorziening en krijgt ondersteuning van een aantal vaste begeleiders.
Opdracht Bedenk welke PDL-maatregelen genomen kunnen worden voor de zorgvrager in de projectsituatie. Gebruik hiervoor het onderstaande stappenplan. Kijk of er nog een digitale werkvorm is. Stappenplan Persoonlijke zorg
Stap 1 – Plannen Lees dit stappenplan. Bespreek met je begeleider of docent de aanpak van de opdracht en maak hierover afspraken. Product: een planning voor de opdracht Beschrijf: • wanneer en met wie je de opdracht uitvoert; • hoe en door wie de opdracht wordt beoordeeld.
Stap 2 – Analyseren Analyseer de gegevens uit de projectsituatie. Of kies in overleg met je begeleider een geschikte praktijksituatie. Maak een overzicht van de PDL-maatregelen die voor Ronald reeds genomen zijn. Product: een analyse van de situatie Beschrijf maatregelen ten aanzien van: • ligcomfort; • zitcomfort; • transfers; • aankleden; • wassen en verschonen; • voeden; • beleven en welzijn. Geef bij elke maatregel aan: • wat het beoogde effect is van de maatregel; • welke hulpmiddelen nodig zijn; • welke rol andere disciplines spelen bij het uitvoeren van de maatregel.
10
© Noordhoff Uitgevers bv
Persoonlijke zorg
Stap 3 – Voorbereiden Verdiep je in de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de opdracht te kunnen uitvoeren. Gebruik hiervoor het overzicht van de hulpbronnen aan het begin van deze leereenheid. Product: een overzicht van je voorbereiding Beschrijf: • welke kennis en ervaring je al hebt. Gebruik hiervoor het Kennis- en ervaringsformulier Persoonlijke zorg – Gehandicaptenzorg uit de bijlagen achter in dit werkboek of op de website; • welke hulpbronnen je gaat gebruiken; • hoe en wanneer je gaat werken aan de beroepsvaardigheden en competenties.
Stap 4 – Aanvullende PDL-maatregelen Maak een voorstel voor aanvullende PDL-maatregelen die in Ronalds situatie genomen kunnen worden. Product: een presentatie van je voorstel voor aanvullende PDL-maatregelen. Beschrijf maatregelen ten aanzien van: • ligcomfort; • zitcomfort; • transfers; • aankleden; • wassen en verschonen; • voeden; • beleven en welzijn. Geef bij elke maatregel aan: • wat het beoogde effect is van de maatregel; • welke hulpmiddelen nodig zijn; • welke rol andere disciplines spelen bij het uitvoeren van de maatregel.
© Noordhoff Uitgevers bv
Stap 5 – Instructie Kies twee van de maatregelen uit en instrueer je collega’s en de ouders/naasten over het uitvoeren van deze maatregelen. Product: een verslag van de instructie Het verslag bevat informatie over: • de manier waarop je de instructie hebt voorbereid en aangepakt; • de hulpmiddelen die je hebt gebruikt; • de reactie en vragen van toehoorders.
Stap 6 – Reflecteren Maak een reflectieverslag van de opdracht. Product: een reflectieverslag Het verslag bevat de antwoorden op de volgende vragen: • Wat ging goed en waarom? • Wat ging minder goed en waarom? • Wat zou je een volgende keer anders doen? • Wat heb je van deze opdracht geleerd? • Welke leerpunten heb je bij jezelf ontdekt? • Welke kwaliteiten heb je bij jezelf ontdekt? • Hoe ga je werken aan je leerpunten?
Stap 7 – Afronden Rond het project af. Product: een registratieformulier Vul het Registratieformulier Persoonlijke zorg – Gehandicaptenzorg in. Teken het af, eventueel samen met je docent of begeleider.
11
Hoofdstuk 1
Praktijksituaties 1
PDL
Tijdens de gewichtscontrole van Ronald blijkt hij op een risicogewicht te zitten. Een van de doelen die in zijn zorgplan staan, gaat over het eten en drinken en zijn voedingstoestand. Er staat: ‘Ronalds lichaamsgewicht komt niet onder de 58 kg en hij heeft een goede voedingstoestand’. Nu weegt Ronald nog maar 56 kg. Er zijn veel wisselingen in het personeel geweest en Ronald lijkt daar niet goed op te reageren. Hij is meer gespannen en kreunt voortdurend alsof hij pijn heeft. Onderzoek gaf aan dat zijn armen en benen minder beweeglijk en stijver zijn dan voorheen. Als hij geholpen wordt met eten maakt hij afwerende gebaren en verslikt zich vaker dan anders.
Herkenning 1 Zoek informatie over spasticiteit. Wat is het verband tussen spasticiteit en moeite hebben met eten en drinken? 2 Vlak na de geboorte kunnen kinderen met ernstige meervoudige beperkingen verschillende problemen hebben met eten. a Welke aanlegstoornissen kunnen problemen opleveren met eten? b Welke problemen kunnen zich voordoen die invloed hebben op eten na zuurstofgebrek rond de geboorte? c Welke maag- en darmproblemen kunnen zich voordoen? d Welke syndromen veroorzaken vaak voedingsproblemen? 3 De meestgebruikte methode om het gewicht in verhouding tot lichaamslengte te berekenen is de Body Mass Index (BMI) of Quetelet Index. De BMI wordt berekend door het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door de lengte in meters en de uitkomst nog een keer te delen door de lengte. a Wat is jouw BMI? b Is deze berekening voor iedereen hetzelfde? Gebruik voor het antwoord op deze vraag ook de site van: www.voedingscentrum.nl.
4 In sommige gevallen is het toch noodzakelijk om zorgvragers sondevoeding te geven. Wat zijn de criteria voor het geven van sondevoeding bij een zorgvrager met meervoudige beperkingen?
12
Verwerking 1 Ronald eet en drinkt erg slecht. a Noem twee mogelijke oorzaken van een geringe vochtopname. b Noem vijf mogelijke oorzaken van een slechte voedingstoestand. 2 Als zorgvragers niet kunnen communiceren is observatie nog belangrijker. a Hoe kun je zien of iemand in een goede voedingstoestand verkeert? b Hoe zou het handelingsplan wat betreft het eten en drinken van Ronald eruit kunnen zien? Bedenk acties en aanpassingen waarmee je bij iemand als Ronald (spastisch, ernstige verstandelijke beperking) het in de case genoemde zorgdoel zou kunnen behalen. c Vergelijk je handelingsplan met dat van twee medestudenten. Bespreek de verschillen. d Hoe kun je er achter komen of deze zorgvrager pijn heeft? 3 Verzorg een presentatie over PDL. Besteed daarin in ieder geval aandacht aan de onderstaande vragen: a Wat wordt er met de methode PDL bedoeld? b Wat zijn de primaire doelen van PDL en waarom is dat zo? c In welke zorgsituaties kun je PDL toepassen? Geef van twee zorgsituaties een voorbeeld. Op de website van Stichting PDL vind je onder andere protocollen wassen, kleden, baden. Ga naar www.stichtingpdl.nl en klik op het kopje `Informatief’. Daar vind je alle protocollen in de Protocollenbank.
© Noordhoff Uitgevers bv
Persoonlijke zorg
4 De ouders van Ronald komen regelmatig bij hem op bezoek. Tijdens een gesprek maken ze duidelijk dat ze het moeilijk vinden om contact met Ronald te maken omdat hij niet kan praten. Wat kun je de ouders van Ronald adviseren? Geef twee voorbeelden. Speel het gesprek eventueel na in een rollenspel. 5 Omdat Ronald spastisch is, is het aan- en uitkleden soms een heel karwei. Noem drie maatregelen die je kunt nemen om het aan- en uitkleden minder belastend te maken. 6 In de praktijksituatie vermoedt het team dat Ronald pijn heeft, maar ze weten niet goed hoe ze hierover meer zekerheid kunnen verkrijgen. Zoek in de literatuur antwoord op de volgende vragen. Maak een samenvatting van de informatie die je hebt gevonden.
2
a Zijn er verschillen bekend in de manier waarop mensen met en zonder (ernstige) verstandelijke beperking pijn ervaren? b Hoe kun je er als begeleider achter komen of een bewoner pijn heeft? c Hoe kun je als verpleegkundige leren om pijnverschijnselen bij zorgvragers beter te leren interpreteren of te behandelen? d Maak nu een kort stappenplan (half A4’tje) dat het volgende beschrijft: • welk gedrag bij Ronald je op welke tijdstippen en via welke methoden gaat observeren om er achter te komen of hij al dan niet pijn heeft; • welke maatregelen je (in samenwerking met andere disciplines) neemt om de pijn te behandelen.
Mobiliteit
Ronald ligt de laatste tijd veel op bed omdat hij aangeeft dat hij moe is. Hij wordt een paar keer per dag in zijn rolstoel gezet. Als hij daar een uur in gezeten heeft, merken de verpleegkundigen dat het hem pijn doet. Ze leggen hem dan weer op zijn bed in de huiskamer. Ronald heeft weer last van een luchtweginfectie. De dagelijkse verzorging zoals wassen en aankleden vergen veel kracht van de verpleegkundigen omdat er bij Ronald afweerspanning optreedt. Hij wil liever niet geholpen worden omdat hij dan nog meer pijn heeft en benauwd wordt. Als hij dingen zelf probeert te doen gaat het nogal eens mis. Door zijn slechtziendheid heeft hij niet altijd in de gaten wat er gebeurt. Het behandelen van zijn stijve ledematen heeft nauwelijks effect. Doordat Ronald zoveel in bed zit en ondergewicht heeft, begint hij ook rode drukplekken te ontwikkelen. Om die reden is er besloten toch actief te mobiliseren maar Ronald verzet zich hier tegen. Hij gaat nog maar halve dagen naar het kinderdagcentrum.
Herkenning 1 Het niet meer zelf kunnen bewegen levert een groot aantal problemen op. a Niet-activeerbare passiviteit geeft bij zorgvragers een aantal risico’s. Welke zijn dit? b Wat kun je doen om dit te voorkomen? 2 Rolstoelen kunnen worden voorzien van verschillende hulpmiddelen om decubitus te voorkomen. a Geef een aantal voorbeelden. b Op welke manier en met gebruik van welke wetten kunnen zorgvragers hun rolstoel vergoed krijgen?
© Noordhoff Uitgevers bv
3 Veel kinderen met ernstige meervoudige beperkingen gaan naar een kinderdagcentrum. a Welke zorg kunnen deze kinderen hier verwachten? b Welke verschillende disciplines kun je aantreffen in een kinderdagcentrum? c Welke deskundigen en specialisten geven buiten dit centrum ook nog zorg aan kinderen met ernstige meervoudige beperkingen?
13
Hoofdstuk 1
Verwerking 1 Hoe zou je aan Ronald kunnen merken dat hij niet lekker in zijn rolstoel zit? Geef drie voorbeelden. 2 Zorgvragers die zelf moeilijk kunnen bewegen, zul je actief moeten mobiliseren. a Wat is actief mobiliseren? b Welke rol heb jij als verpleegkundige hierin? c Hoe ga je om met verzet van Ronald? d Hoe begeleid je ouders? e Als je een zorgvrager helpt bij mobiliteitsproblemen schat je zijn zorgbehoefte in en stem je de zorg hier op af. Doe dit nu ook voor de zorgvrager in de praktijksituatie en beantwoord daarbij de volgende vragen. • Wat is zijn visueel vermogen? • Hoe zit het met zijn kracht, energie, balans en coördinatievermogen? • Wat kan Ronald nog zelf? • Welke klachten beïnvloeden zijn mobiliteit? • Welke houding is voor Ronald het meest geschikt en waarom? • Hoe groot is zijn valrisico? • Welke hulpmiddelen kan Ronald gebruiken? • Welke voorlichting heeft Ronald en zijn naasten nodig over zijn mobiliteit en de gebruikte hulpmiddelen?
3 Om werknemers in de zorg te beschermen, zijn er verschillende wetten gemaakt. Een daarvan is het Besluit Fysieke Belasting. a Wat houdt deze wet in? b Is deze wet in deze praktijksituatie van toepassing? c Hoe kun je in het geval van de praktijksituatie zorgen voor een veilige werkplek met betrekking tot het tillen? 4 Bij Ronald is sprake van rode drukplekken. Volgens het WCS-classificatiemodel valt dit onder categorie I van decubitus. a Welke andere verschijnselen horen ook bij dit stadium. b Welke factoren kunnen van invloed zijn op genezing van de drukplekken? c Welke maatregelen kun je bedenken om decubitus te voorkomen in deze case?
3 Eetproblemen Vanaf het moment dat Carola op De Hanze verbleef, is de voeding een probleem geweest. Op de een of andere manier voelden de ouders van Carola beter aan hoe ze haar konden stimuleren om te eten. Ze konden echter niet concreet aangeven hoe ze dit deden, en ondanks veel observaties - ook van de manier waarop Carola’s ouders haar te eten gaven - zijn de zorgverleners van De Hanze er niet helemaal in geslaagd de voeding van Carola op dezelfde wijze voort te zetten als thuis. Carola wordt langzaam magerder, en de ouders hebben hierover al meermalen de verpleegkundigen aangesproken. Zo vinden ze dat er te weinig tijd wordt genomen om Carola te eten te geven. De verpleegkundigen bestrijden dit. Er vindt een gesprek plaats met Rob, de vaste begeleider van Carola, om de kwestie uit te praten. Desondanks blijven Carola’s ouders ontevreden over de geleverde zorg. Ook vinden ze dat veel absences niet worden opgemerkt en er niet goed wordt omgegaan met de epilepsie van Carola.
Herkenning 1 Ouders van kinderen met ernstige meervoudige beperkingen spelen vaak een grote rol bij de invulling van de zorg. a Geef een definitie van ouderparticipatie. b Bij wie kunnen ouders vaak terecht wanneer ze ontevreden zijn over het beleid van een instelling?
14
2 Er zijn verschillende wetten die zorgvragers in zorginstellingen bescherming bieden. a Wat wordt er geregeld in de wet Medezegenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ)? b Is deze wet van toepassing voor een kind met een ernstige meervoudige beperking in een kleine woongroep en waarom? © Noordhoff Uitgevers bv
Persoonlijke zorg
3 Soms gaat de voedselinname niet vanzelf. a Welke mogelijkheden ken je om de vocht en voedselinname van zorgvragers met een ernstige meervoudige verstandelijke beperking te stimuleren?
b Wat houdt gedwongen voedseltoediening in en mag dit? c Wat vind je zelf van gedwongen voedseltoediening?
Verwerking 1 De ontevredenheid van de ouders van Carola kan reëel zijn, maar kan ook het gevolg zijn van verwerkingsproblematiek van de ouders. Het vertrek van een kind met een verstandelijke beperking is voor ouders meestal een ingrijpende gebeurtenis. Probeer in de instelling waar je stage loopt of werkt (of hebt gewerkt) een inzicht te krijgen in de verwerkingsproblematiek waar ouders mee geconfronteerd kunnen worden. Besteed hierbij aandacht aan de volgende vragen. • Hoe staan ouders tegenover de beperking van het kind? • Hoe verwerken ze het vertrek van het kind? • Hoe verwerken ze het feit dat de zorg minder is/lijkt? • Welke steun krijgen de ouders van de instelling of anderen? • Wat is de taak van de verpleegkundige bij de verwerkingsproblematiek? • Welke visie hanteert de instelling ten aanzien van dit onderwerp? Maak een presentatie van de informatie die je verzameld hebt. 2 Zoek aan de hand van de literatuur uit welke specifieke problemen zich voordoen rondom voeding bij zorgvragers met een ernstige verstandelijke beperking. a Maak een samenvatting waarin de volgende punten zijn verwerkt. • Welke problemen zich voordoen. • Bij wie de problemen zich voordoen. • Hoe vaak de problemen zich voordoen. • Wat de oorzaak is van de problemen. • Hoe de problemen worden opgelost. • Welke behandelingen er zijn. • Of er sprake is van ethische dilemma’s en zo ja, welke. • Welke rol de verpleegkundige hierin speelt en over welke interventies de verpleegkundige in dit verband beschikt. • Of er andere disciplines betrokken zijn bij de aanpak van de problemen en zo ja, wie. • Of er protocollen beschikbaar zijn voor dit probleem.
© Noordhoff Uitgevers bv
b Leg je overzicht vervolgens voor aan een ervaren collega en onderzoek in hoeverre de informatie van je collega overeenkomt met de informatie die je gevonden hebt. Je kunt ook proberen een (schriftelijk) interview te regelen met een voedingsdeskundige of diëtist die bij een instelling voor mensen met een verstandelijke beperkingzorg werkt. c Maak nu als afsluiting van deze opdracht een lijst met aanbevelingen die de verpleegkundige zorg bij voedingsproblematiek kan verbeteren. 3 Het voedingsprobleem van Carola is mogelijk een reactie van Carola op de nieuwe woonsituatie (door haar beperking(en) gebruikt zij deze manier om haar onvrede te uiten). Het kan ook zijn dat het eten van de Hanze anders is of is klaargemaakt dan thuis. Beschrijf welke gegevens je verzamelt om bovenstaande hypothesen te bevestigen of te verwerpen. 4 Stel dat de ouders van Carola en klacht indienen tegen de eerstverantwoordelijke verpleegkundige van de instelling, omdat zij de voeding van Carola verwaarloosd zou hebben. a Welk advies geef je de ouders als ze vragen om informatie over de te volgen procedure? Speel het advies eventueel in een rollenspel. b Welke wetgeving is hierop van toepassing? c Mogen de ouders het medische en verpleegkundige dossier inzien? d Wie kunnen er gedurende een eventuele gerechtelijke procedure nog meer inzage in de dossiers krijgen?
15
Hoofdstuk 1
Plus Verdieping 1 Medicijnen hebben altijd bijwerkingen. Zo kunnen ze ook invloed hebben op het eten en drinken. Welke invloed kunnen medicijnen hebben op de eetlust van een zorgvrager? 2 Sommige zorgvragers krijgen naast hun gewone eten ook nog sondevoeding. a Welke aspecten zijn belangrijk bij het geven van sondevoeding aan een kind met een ernstige, meervoudige verstandelijk beperking? b Wat zijn de voor- en nadelen van sondevoeding? 3 Bezoek een woning waar een aantal zorgvragers met een verstandelijke beperking samen onder minimale begeleiding het huishouden doen en interview de bewoners en de begeleiders. Probeer door middel van een aantal van tevoren opgestelde vragen uit te zoeken hoe de schoonmaak en onderhoud van deze groepswoning wordt georganiseerd. Verwerk in de vragen de volgende aandachtspunten. • Wie doet wat en wanneer. • Wie controleert de taken. • Wat gebeurt er als de taken niet goed worden uitgevoerd. • Wat is de rol van de verpleegkundige hierin. • Welke invloed heeft de uitvoering van de taken op het groepsproces. • Verwerk de informatie in een klein verslag. 4 Mensen met een verstandelijke beperking kunnen last van obstipatie hebben. Zij geven deze klachten niet altijd aan en dus zul je op symptomen hiervan moeten letten. a Wat kunnen oorzaken zijn van obstipatie bij mensen met een verstandelijke beperking? b Welke observaties verricht je om te beoordelen of een zorgvrager last heeft van obstipatie? c Bedenk een aantal acties om obsitpatie te voorkomen. 5 Bij sommige zorgvragers met chronische problemen met de ontlasting moet deze manueel worden verwijderd. a Wie mag deze handeling uitvoeren? b Moet de arts hiertoe een opdracht geven? c Beschrijf de stappen die je bij deze handeling maakt.
16
6 Veel kinderen met een meervoudige handicap hebben zindelijkheidsproblemen. a Zoek verschillende methoden en trainingen op die voor deze groep beschikbaar is. b Welke methode spreekt je het meest aan? a Verwerk je bevindingen in een onderzoeksverslag. 7 Als het de zorgvrager niet lukt om zindelijk te worden of zelf zorg te dragen voor het verschonen help je hem hierbij. a Hoe kun je de zorgvrager zoveel mogelijk betrekken bij het verschonen? b Welke PDL-maatregelen kun je toepassen bij verschonen? 8 Bij mensen met een verstandelijke beperking geven hun lichamelijke mogelijkheden niet altijd voldoende aan in hoeverre zij ook in staat zijn voor zichzelf te zorgen. a Wat wordt hiermee bedoeld? b Waarom is het belangrijk dat je je als verpleegkundige hiervan bewust bent? c Geef een voorbeeld van gevolgen die voort kunnen komen uit het verkeerd inschatten van de verzorgingsbehoefte met betrekking tot de zelfzorg? 9 Het komt voor dat een zorgvrager fysiek in staat is zichzelf te verzorgen, maar hier geen eisen aan stelt. a Wat kan hiervan de consequentie zijn en wat betekent dit voor de zorgvrager? b Wat kan dit betekenen voor jou als verpleegkundige? 10 Mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking, die volledig afhankelijk zijn van zorg, kunnen vaak niet met woorden aangeven wat hun zorgbehoefte is. a Hoe kan je als verpleegkundige toch aansluiten bij hun wensen en behoeften? b Kun je deze zorgvrager bij de zorg betrekken? Geef een voorbeeld. c Zijn bovenstaande aspecten belangrijk bij de persoonlijke zorgverlening? Motiveer je antwoord.
© Noordhoff Uitgevers bv
Persoonlijke zorg
Transfer 1 Maak een kookboek voor zorgvragers. Het moet voor de zorgvragers met een lichte verstandelijke beperking begrijpelijk en praktisch zijn samengesteld. Maak bijvoorbeeld gebruik van pictogrammen of plaatjes. Het kookboek moet in elk geval voldoen aan de volgende eisen. • Het moet verschillende mogelijkheden voor de menukeuze bezitten (bijvoorbeeld diverse weekmenu’s). • Het moet duidelijk weergeven wat de benodigdheden voor de gerechten zijn. • Het geeft aanwijzingen voor de bereiding van de maaltijd. • Probeer zo goed en volledig mogelijk rekening te houden voor de speciale eisen van de doelgroep. Geef bijvoorbeeld bij ongewone ingrediënten aan waar deze verkrijgbaar zijn, geef structuuraanwijzingen voor de bereiding (‘zet eerst de rijst op voordat je de salade gaat maken’), of geef tips om de maaltijd gezelliger te maken. 2 Lees de onderstaande tekst en beantwoord dan de vragen. Seksueel misbruik van mensen met een verstandelijke beperking wordt zelden bestraft. Mensen met een verstandelijke beperking zijn kwetsbaar voor seksueel misbruik. Ze bevinden zich in een afhankelijkheidspositie en machtsongelijkheid kan gemakkelijk leiden tot seksueel misbruik. Uit onderzoek blijkt dat instellingen vaak geen aangifte doen bij een vermoeden van seksueel misbruik. Daar zijn verschillende redenen voor: • Er zijn zelden harde bewijzen aan te voeren. • Werknemers gaan verschillend om met onthullingen van vermoedelijke slachtoffers (de een geloof het wel, de ander niet). • Bij vermoeden van misbruik door medewerkers gaan managers ervan uit dat het om een incident gaat. Managers nemen geen verantwoordelijkheid en leggen het probleem bij de werkvloer. • Bij vermoeden van misbruik door familieleden nemen managers een afwachtende houding aan. Zij zijn bang om de thuissituatie te verstoren of de cliënt uit het oog te verliezen, omdat de familie naar een andere zorginstelling over stapt.
a Heb je op je werk of stage wel eens met dit onderwerp te maken gehad? b Hoe zou je kwetsbare zorgvragers beter kunnen beschermen tegen misbruik? c Wat staat er in je beroepscode over het onderwerp seksualiteit? De Nationale Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden (2007), samengesteld door V&VN en NU’91 kun je vinden op de site van V&VN. Ga naar www.venvn.nl en zoek op het trefwoord: Beroepscode.
d Welke richtlijnen of protocollen zijn er in jouw beroepspraktijk over handelen bij vermoeden van seksueel misbruik? e Hoe zou jij reageren op de onderstaande voorbeelden van vermoedens van seksueel misbruik? • Een cliënte heeft inslaapproblemen en angst voor aanraken (indirecte signalen). • Een cliënt vertelt dat het weekend niet leuk was, omdat er ‘s nachts een man op haar kamer is geweest die zijn broek uit deed (spontane onthulling). • Een begeleider ziet dat een cliënt een medebewoonster regelmatig op haar borsten aanraakt. Zij wil dat niet en duwt hem weg (waarneming door derden). • Een cliënte vertelt dat ze een bepaalde medewerker niet leuk vindt, omdat hij tijdens gesprekken met haar de ruimte waarin zij verblijven op slot doet en met haar praat over bloot (spontane onthulling). • Op de vraag waar de cliënt gewerkt heeft in het verleden zegt hij: ‘Bij een kweker, maar daar kweken ze homo´s.’ (vage spontane onthulling). Bron: VGN, Sturen op aanpak van seksueel misbruik
f Zoek in jouw BPV de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling op. Welke stappen moet je volgens deze code nemen bij een vermoeden van seksueel misbruik? De V&VN heeft een meldcode ontwikkeld voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Ga naar www.venvn.nl en zoek op trefwoord: meldcode.
© Noordhoff Uitgevers bv
17
Voorlichting, 2 advies en instructie www.nu-zorg.nl Benodigdheden portfolio • Kennis- en ervaringsformulier Voorlichting, advies en instructie – Gehandicaptenzorg • Registratieformulier Voorlichting, advies en instructie – Gehandicaptenzorg Formulieren beroepsvaardigheden • Voorlichting geven • ADL-vaardigheidstraining geven • Sociale vaardigheidstraining toepassen
Theorieboek Gehandicaptenzorg Hoofdstuk 5 Voorlichting, advies en instructie Hoofdstuk 10 De oudere zorgvrager met een verstandelijke beperking
Hoofdstuk 2
Project Harold vergeet te plassen Harold is een zesjarige, autistische jongen met een matige verstandelijke beperking die met veel dingen geholpen wordt. Hij plast nog vaak in zijn broek. Meestal komt dit doordat hij het te druk heeft met spelen. Hij vergeet op tijd naar de wc te gaan. Harold vindt het erg moeilijk om zijn aandacht bij een taak te houden. Ook verandering van omgeving maakt hem onrustig. Wel gaat hij graag in de weekenden naar zijn ouders. Zijn ouders hebben aangegeven dat ze gaan proberen om Harold wat meer taken zelf te laten doen. Zo willen ze dat hij zichzelf leert verzorgen en zelf gaat eten. Ook willen ze graag dat hij nu echt zindelijk wordt en niet steeds ongelukjes heeft. Ze vinden het erg moeilijk om te zien hoe verdrietig Harold hier van wordt.
Opdracht Geef instructie aan de zorgvrager en diens ouders ten aanzien van persoonlijke verzorging, eten of uitscheiding. Gebruik hiervoor het onderstaande stappenplan. Kijk of er nog een digitale werkvorm is. Stappenplan Voorlichting, advies en instructie
Stap 1 – Plannen Lees dit stappenplan. Bespreek met je begeleider of docent de aanpak van de opdracht en maak hierover afspraken. Product: een planning voor de opdracht Beschrijf: • wanneer en met wie je de opdracht uitvoert; • hoe en door wie de opdracht wordt beoordeeld.
Product: een analyse van de situatie Geef een: • overzicht van wat iemand moet kunnen om te leren: – zichzelf te verzorgen – zelf te eten – zindelijk te worden; • beschrijving van hoe jij bepaalt of Harold het aankan om dit te leren.
Stap 3 – Voorbereiden Stap 2 – Analyseren Analyseer de gegevens uit de projectsituatie. Of kies in overleg met je begeleider een geschikte praktijksituatie. Bij zorgvragers met een verstandelijke beperking geven de fysieke mogelijkheden niet altijd voldoende aan in hoeverre ze in staat zijn om iets te kunnen. Er is een onderscheid tussen kunnen en aankunnen. De ouders van Harold willen dat hij zichzelf leert verzorgen, zelf gaat eten en zindelijk wordt. Zet op een rijtje wat hij daarvoor moet kunnen en beschrijf vervolgens hoe jij bepaalt of Harold het ook aankan.
20
Verdiep je in de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de opdracht te kunnen uitvoeren. Gebruik hiervoor het overzicht van de hulpbronnen aan het begin van deze leereenheid. Product: een overzicht van je voorbereiding Beschrijf: • welke kennis en ervaring je al hebt. Gebruik hiervoor het Kennis- en ervaringsformulier Voorlichting, advies en instructie – Gehandicaptenzorg uit de bijlagen achter in dit werkboek of op de website; • welke hulpbronnen je gaat gebruiken; • hoe en wanneer je gaat werken aan de beroepsvaardigheden en competenties.
© Noordhoff Uitgevers bv
Voorlichting, advies en instructie
Stap 4 – Autisme Harold is een zesjarige autistische jongen met een matige verstandelijke beperking. Dat heeft invloed op de manier waarop jij de voorlichting en instructie in deze situatie aanpakt. Zet de mogelijkheden en beperkingen van Harold op een rijtje. Maak daarbij gebruik van achtergrondliteratuur en lever een overzicht in van de door jou geraadpleegde bronnen. Product: een overzicht Maak een overzicht van aandachtspunten voor voorlichting en instructie voor Harold • met betrekking tot leeftijd; • met betrekking tot autisme; • met betrekking tot matige verstandelijke beperking.
Stap 5 – Voorlichtingsmateriaal Ga op zoek naar voorlichtingsmaterialen die geschikt zijn voor Harold bij het zichzelf leren verzorgen, zelf eten en zindelijk worden. Product: een overzicht van voorlichtingsmaterialen • Geef aan waarom de voorlichtingsmaterialen geschikt zijn voor Harold en/of zijn ouders. • Geef aan hoe je de voorlichtingsmaterialen zou gebruiken.
Stap 7 – Instructie in de praktijk Laat (in een rollenspel) zien hoe je in een leersituatie deze instructie aanpakt. Product: een rapportage naar aanleiding van de instructie Beschrijf: • reacties van de zorgvrager tijdens je handelen (observatie van de zorgvrager); • welke vervolgacties volgens jou ondernomen moeten worden.
Stap 8 – Reflecteren Maak een reflectieverslag van de opdracht. Product: een reflectieverslag Het verslag bevat de antwoorden op de volgende vragen: • wat ging goed en waarom? • wat ging minder goed en waarom? • wat zou je een volgende keer anders doen? • wat heb je van deze opdracht geleerd? • welke leerpunten heb je bij jezelf ontdekt? • welke kwaliteiten heb je bij jezelf ontdekt? • hoe ga je werken aan je leerpunten?
Stap 9 – Afronden Rond het project af.
Stap 6 – Training Stel dat je Harold wilt leren om zindelijk te worden/ zelfstandig te eten/ zijn persoonlijke verzorging zelf te doen. Ontwerp samen met een medestudent een stappenplan voor Harold.
Product: een registratieformulier Vul het Registratieformulier Voorlichting, advies en instructie – Gehandicaptenzorg in. Teken het af, eventueel samen met je docent of begeleider.
Product: stappenplan Beantwoord de volgende vragen: • Welke gegevens heb je van Harold nodig? (Denk bijvoorbeeld aan gegevens over zijn uitscheidingspatroon. Hoe is zijn zelfzorgvermogen ten aanzien van het doelgedrag? Beheerst hij al facetten of gaat het om het leren van een nieuwe vaardigheid?) • Het doel van de training: welk gedrag ga je de zorgvrager leren? • Welke methode ga je toepassen? • Welke deelvaardigheden wil je aanleren? • Welke concrete leersituaties ga je gebruiken? • Hoe ga je succesvol gedrag belonen? • Wat is de rol van de ouders? • Welke adviezen geef je de ouders als hij in het weekend naar zijn ouders gaat ten aanzien van het voortzetten van de training? © Noordhoff Uitgevers bv
21
Hoofdstuk 2
Praktijksituaties 1
Zelf leren eten
Harold is een 6-jarige, autistische jongen met een matige verstandelijke beperking die met eten geholpen wordt. De laatste tijd pakt Harold tussen twee happen door, die zijn verpleegkundige hem geeft, zelf brood of vlees van zijn bord en probeert dit in zijn mond te stoppen. Het team ziet kansen om Harold zelf te leren eten en stimuleert hem hierbij door dingen op tafel te zetten die hij lekker vindt. Soms schrokt hij echter te snel zijn brood naar binnen en verslikt hij zich. Ook het omgaan met mes en vork vindt hij erg lastig omdat hij last heeft van spasmen.
Herkenning 1 Bij sommige zorgvragers met een verstandelijke beperking is er ook sprake van autisme. a Op welke manier wordt autisme gedefinieerd in de DSM-IV en de DSM-5? b Bij een autistische zorgvrager is vaak sprake van tekortkomingen op drie verschillende gebieden. Welke zijn dit? c Vanaf welke leeftijd worden de verschijnselen van autisme meestal zichtbaar? 2 Het grootste gevaar bij te snel eten is verslikking. a Wat gebeurt er bij verslikking met het voedsel? b Wat gebeurt er bij verslikking met de zorgvrager? c Wat is een aspiratiepneumonie? 3 Soms wordt de ADL bemoeilijkt door spasmen. a Wat wordt er bedoeld met spasmen? b Welke kenmerken vertoont een spastisch kind? c Wat is het verschil tussen tonische en clonische spasmen? d Wat is een complicatie van spasmen?
Verwerking 1 Maak een stappenplan voor het zelf leren eten van Harold. Vergelijk je stappenplan met dat van een medestudent. Bespreek de verschillen en licht je eigen keuzes toe. Het Eigen Initiatief Model (EIM) is een methode voor het leren van nieuwe vaardigheden voor mensen met een verstandelijke beperking, hun begeleiders en familie. Het model is bedoeld voor het vergroten van de redzaamheid in het dagelijks leven. Lees meer over dit model op www.eigeninitiatiefmodel.nl, of op www.zorgvoorbeter.nl.
2 Noem twee manieren waarop je positief gedrag kunt stimuleren. 3 Soms is het beter om gebruik te maken van deelhandelingen. a Wat zijn deelhandelingen? b Je wilt een zorgvrager leren zelf zijn tanden te poetsen. Welke deelhandelingen horen hierbij? Laat de deelhandelingen zien in een stripverhaal of fotoverhaal. c Geef aan waarom het bij het aanleren van vaardigheden belangrijk kan zijn om met de laatste deelhandeling te beginnen. 4 Een huisgenoot van Harold, Guus, plast ook nog vaak in zijn broek. Daarom draagt hij een luier. Die wil hij ook per se om. Het lijkt wel of hij bang is voor de wc, want hij laat zich er niet heenbrengen. Ontwerp ook voor Guus – maar nu met déze gegevens – samen met een medestudent een stappenplan voor een zindelijkheidstraining.
22
© Noordhoff Uitgevers bv
Voorlichting, advies en instructie
2
Informeren van naasten
Idelet is bij haar zoontje Robbie op bezoek. Robbie heeft een meervoudige handicap en is alleen om het weekend thuis. Idelet wordt sinds kort bijgestaan door mensen van de Stichting IV+VO Nederland. Sukayna is eerstverantwoordelijke voor Robbie en kent hem goed. Idelet zit gezellig met Sukayna koffie te drinken als deze zich ineens tot Robbie wendt en opmerkt: ‘Ja Robbie, natuurlijk krijg je ook wat drinken. ik zal het direct voor je halen.’ Idelet kijkt verbaasd. Ze had toevallig net naar Robbie zitten kijken en niet gezien of gehoord dat hij om drinken vroeg.
Herkenning 1 In 2002 werd de Landelijke stichting IV+VO Nederland opgericht. a Waar staat het voor en wat doet het? b Op welke terreinen wordt samengewerkt door de verschillende disciplines? c Hoe komen ouders in aanmerking voor hulp van deze stichting? d Welke disciplines zitten er in een team van deze organisatie? 2 Kinderen met een autistische stoornis hebben vaak verschillende beperkingen in hun communicatie. a Welke zijn dit? b Welke beperkingen gelden voor de sociale interacties? 3 Voor veel aandoeningen zijn er belangenverenigingen en clubs voor lotgenoten. a Waar kunnen ouders van een kind met een verstandelijke beperking terecht? b Hoe kun je ouders zelf ondersteunen?
Verwerking 1 Sukayna maakt in het contact met Robbie gebruik van ‘Totale Communicatie’. a Wat wordt hiermee bedoeld? b Bedenk drie verschillende manieren waarop Robbie duidelijk gemaakt zou kunnen hebben dat hij iets te drinken wilde: met een gezichtsuitdrukking, lichaamstaal en een gebaar. Probeer die manieren eens uit op een groepje medestudenten. Begrijpen ze je? c Maak een fotoboekje dat je kunt gebruiken om te communiceren met zorgvragers. Gebruik foto’s van je eigen huis, je familie, dieren, gebruiksvoorwerpen, enzovoort. 2 Geef aan drie medestudenten een presentatie van maximaal tien minuten over: • De manieren waarop op je werk met en tussen zorgvragers wordt gecommuniceerd. • Het resultaat van die communicatie: worden de zorgvragers goed begrepen? Begrijpen ze jou? • Ideeën om de communicatie te verbeteren. 3 De meeste kinderen met een meervoudige handicap gaan naar een mytylschool. a Wat is dit voor school, hoe zit het eruit en wie kan er terecht? b Een mytylschool wordt ook vaak cluster 3-school genoemd. Wat betekent dit en welke clusters zijn er nog meer?
© Noordhoff Uitgevers bv
23
Hoofdstuk 2
3 Instructie geven over boodschappen doen Arjan woont zelfstandig in een groep met vier anderen in een kleinschalig woonproject in een gewone woonwijk. Warme maaltijden worden verzorgd door Tafeltje-dek-je. Boodschappen die ze verder nodig hebben, worden centraal ingekocht door het personeel van de woonvoorziening. De boodschappen worden bezorgd. Arjan zegt dat hij wil leren om de boodschappen voor de groep te halen. Arjan kan niet lezen. Je vindt het een goed idee en je wilt Arjan hierin begeleiden. Je maakt met Arjan een lijst waarop staat wat er elke dag in huis moet zijn.
Herkenning 1 Er zijn verschillende organisaties die maaltijden verzorgen. a Wat is tafeltje-dek-je voor organisatie? b Wat zou het nadeel van dit soort maaltijden kunnen zijn? 2 In totaal zijn er zo’n 1,5 miljoen functioneel analfabeten in Nederland. a Wat wordt er met de term functioneel analfabeet bedoeld? b Wat betekent het voor mensen als ze niet of slecht kunnen lezen? c Een van de oplossingen voor mensen met leesproblemen die bedacht is, heet eenvoudig communiceren. Wat houdt dit in?
24
Verwerking 1 Welke vaardigheden moet Arjan beheersen voordat hij in staat is om zelfstandig boodschappen te doen? 2 Maak samen met een medestudent voor Arjan een kaartjessysteem waarmee hij boodschappen kan gaan halen; een kaartje met een plaatje van een pak koffie, een kaartje met het etiket van de pindakaaspot erop, een kaartje met melk of frisdrank erop, kortom: kaartjes die Arjan als boodschappenlijstje kan gebruiken. 3 Arjen werkt in een sociale werkvoorziening. Hier moet hij ‘s ochtends op tijd verschijnen, maar hij komt regelmatig te laat, omdat Ad, die hem altijd wekt, zich verslaapt. Bedenk een stappenplan om Arjen te leren om zelfstandig op te staan.
© Noordhoff Uitgevers bv
Voorlichting, advies en instructie
4 Voorlichting aan een zorgvrager met een verstandelijke beperking en dementie Karel heeft een ongeluk gehad toen hij een pakje shag ging kopen. Bij het stoplicht wachtte hij tot het groen was en toen stak hij over. Zijn zicht werd echter belemmerd door een vrachtwagen, en hij had nooit geleerd dat er vrachtwagens konden staan die het zicht konden belemmeren. Hij had geleerd: als het groen is kun je oversteken. Zo gebeurde het dat hij geschept werd door een auto die achter de vrachtwagen verscheen. Karel werd met een bovenbeenfractuur en een hersenschudding in het ziekenhuis opgenomen. Hij herstelde relatief snel, al ging het lopen moeilijker, en mocht weer snel terug naar de woonvoorziening. Het viel Esther op dat Karel steeds vaker dingen vergat en geleidelijk vaardigheden begon te verliezen die hij vroeger beheerste. Eerst dacht ze dat het nog van het ongeval was, maar daar ging ze steeds meer aan twijfelen. Als hij naar buiten ging, raakte hij bijvoorbeeld de weg kwijt en laatst vond Esther een brandend shagje op zijn tafel. ‘Karel, wat is dat nou je steekt heel de boel in brand!’ riep Esther. Karel keek eerst haar beteuterd aan en toen naar het brandende shagje in zijn hand. ‘Hè, hoe kan dat nou? ’ zei hij, ‘wat doet dat shagje daar?’ Esther keek hem hoofdschuddend aan en begon zich nu toch echt zorgen te maken. Karel werd niet alleen steeds vergeetachtiger maar die ochtend was zelfs zijn bed nat en dat gebeurde normaal nooit. Ze besloot hulp in te roepen van de huisarts. Deze dacht dat Karel mogelijk aan het dementeren was. Naarmate de maanden verstreken nam de verwardheid bij Karel steeds ernstiger vormen aan. Dit leidde tot allerlei misverstanden en irritaties in de groep. Esther treft Annie en Karel in haar avonddienst ruziënd in de woonkamer aan. ‘Karel heeft aan mijn spullen gezeten,’ schreeuwt Annie, ‘hij sloopt alles.’ Terwijl ze dit zegt, houdt ze een gescheurd boek haar hand. ‘Terug, terug’, roept Karel en trekt aan het boek. ‘Houd daar onmiddellijk mee op jullie twee’, zegt Esther en ze gaat tussen de twee kemphanen in staan. ‘Van wie is dat boek, Karel?’ ‘Van Teuntje natuurlijk’, zegt Karel. ‘Teuntje is al lang dood, man’, antwoordt Annie. ‘Rustig Annie’, zegt Esther. ‘Ja, dat is toch zo. Zijn zus is al jaren dood’, reageert Annie. Dit is weer een van de vele botsingen zoals die er de laatste tijd wel erg veel zijn in de groep, denkt Esther. De toestand begint onhoudbaar te worden. Het is voor de bewonersgroep ook niet goed te bevatten wat er met Karel is en de belasting voor hen wordt zo wel erg groot. Ze besluit zo spoedig mogelijk een overleg te plannen met zowel het multidisciplinaire team als met de bewonersgroep.
Herkenning 1 Dementie treft een grote groep oudere zorgvragers. a Geef een algemene definitie van dementie. b Welke vormen van dementie ken je? c Welke drie stadia van dementie kun je onderscheiden? d Hoe kun je een verergering van de dementie signaleren? e Noem drie methoden waarmee men de diagnose dementie kan vaststellen f Beschrijf voor elke vorm minimaal vier beperkingen die karakteristiek zijn voor die vorm van dementie.
© Noordhoff Uitgevers bv
2 De ziekte van Alzheimer is ook opgenomen in de DSM. a Welke stoornissen in de hersenfunctie kunnen er volgens de DSM voorkomen bij de ziekte van Alzheimer? b Noem bij elke stoornis twee concrete beperkingen die deze stoornis met zich mee kan brengen. c Van welke stoornis kan er bij Karel sprake zijn?
25
Hoofdstuk 2
3 Als verpleegkundige ben je een van de personen die het eerst gedragsveranderingen van zorgvragers opvalt. a Wie zou je kunnen inschakelen om bij de zorgvrager een diagnose te stellen over zijn veranderend gedrag? b Welke acties moet je ondernemen als je vermoedens van dementie hebt? Wie stelt de diagnose en hoe gaat dit in zijn werk? 4 Soms wordt er met een ontwikkelingsprogramma gewerkt. a Bij het starten van een ontwikkelingsprogramma moet je antwoord kunnen geven op een viertal vragen. Welke zijn dit? b Vul deze vragen nu in voor de zorgvrager in de praktijksituatie. c Kun je in principe voor elke willekeurige zorgvrager een ontwikkelingsprogramma starten? Motiveer je antwoord. 5 Zorgvragers met een verstandelijke beperking kunnen worden ingedeeld op hun manier van ervaren. a Wat wordt bedoeld met ‘associatief ervaren’? b Welke relatie heeft dit met het krijgen van een ongeluk door een zorgvrager? c Op welke manier kun je de zelfredzaamheid van een zorgvrager die zich op het niveau van a bevindt stimuleren? 6 Er zijn verschillende interventies om het groepsproces te begeleiden. a Noem minimaal vier van dit soort interventies. b Wat is een conflict en hoe moet je hiermee omgaan?
Verwerking 1 Dementie kan veel invloed hebben op het functioneren van een zorgvrager met een verstandelijke beperking. a Welke invloed is dit? b Beschrijf waarin de dementerende zorgvrager met een verstandelijke beperking verschilt van een dementerende zorgvrager zonder verstandelijke beperking. 2 Dementie kan leiden tot probleemgedrag bij de cliënt met een verstandelijke beperking. a Welke vormen van probleemgedrag zijn er (geef de definities)? b Geef van iedere vorm van probleemgedrag een voorbeeld dat te maken heeft met dementie. 3 Soms wordt er gebruikgemaakt van bepaalde meetinstrumenten. a Wat houdt de sociale-redzaamheidsschaal in en welke rol speelt deze schaal bij dementerende mensen met een verstandelijke beperking? b Beschrijf hoe ROT en validation kunnen worden toegepast bij dementerende mensen met een verstandelijke beperking. 4 Soms zitten zorgvragers ook zichzelf in de weg. a In hoeverre kan het gedrag van Karel ook voor hemzelf een probleem zijn? b Welke gevolgen heeft dit gedrag voor de interactie met de groepsgenoten? c Is het reëel om van de groepsgenoten te vragen om met Karel rekening te houden? Motiveer je antwoord. d Hoe kun je hier als verpleegkundige op inspelen? 5 Groepsbesprekingen worden veel gebruikt om het groepsproces te sturen. a Welke hulpmiddelen kun je gebruiken voor zorgvragers met een verstandelijke beperking? b Wat wordt er met sociale vaardigheidstraining bedoeld? c Hoe kun je dat in de situatie van Karel toepassen?
26
© Noordhoff Uitgevers bv
Voorlichting, advies en instructie
5
Voorlichting over de beperking, behandeling, therapie en het onderzoek
Carola is een meisje van 9 met een meervoudige handicap. Ze verblijft sinds een jaar op een intramurale afdeling van instelling voor gehandicaptenzorg De Hanze. Carola heeft een ernstige verstandelijke beperking, is blind, motorisch gehandicapt en heeft epilepsie. Haar ouders hebben haar acht jaar thuis verzorgd, daarbij intensief ondersteund door een VTO-team. Carola is de oudste van vier kinderen. Het heeft lang geduurd voordat de ouders van Carola weer aan een kind durfden te beginnen. Toen Carola vier was, werd haar zusje Eva geboren. De ouders hadden van tevoren uitgebreide prenatale diagnostiek laten verrichten. Hierbij werden geen afwijkingen gevonden. Vanaf het begin is alles anders bij het tweede kind: Eva maakt contact en ontwikkelt zich snel. Naarmate Eva ouder wordt, gaat ze allerlei vragen stellen, bijvoorbeeld waarom Carola nooit met haar gaat spelen terwijl zusjes van andere kinderen wel mee gaan spelen. Af en toe gaan de ouders een weekendje met Eva alleen weg, dan gaat Carola naar een logeerhuis. Vorig jaar was moeder weer zwanger. Er werd een tweeling geboren. Hiermee werd de zorg voor Carola te zwaar en moest er naar een passende woonvorm gezocht worden. Carola ging naar een instelling in de buurt. Als Carola een paar weken op De Hanze is, blijkt tijdens een multidisciplinaire teambespreking dat het bijzonder moeilijk is een goed beeld van haar te krijgen. Zo is het niemand duidelijk welk ontwikkelingsniveau Carola heeft. Testen gaat erg moeilijk vanwege haar ernstige motorische handicap. Carola kan zich niet zelfstandig voortbewegen, haar hoofdbalans is slecht en zij kan zich niet willekeurig bewegen. Carola is in haar eerste levensjaren uitgebreid neurologisch onderzocht, maar recente gegevens zijn niet beschikbaar. Om te weten waar Carola behoefte aan heeft, is het vooral zaak goed te observeren. Carola kan niet spreken of haar stem doelbewust gebruiken. Ze leeft in haar eigen wereldje en kan waarschijnlijk geen onderscheid maken tussen zichzelf en de omgeving: de lichaamsgeboden ervaringsfase. Ze huilt als ze zich niet prettig voelt, en verder communiceert ze vooral met haar lichaam. Wanneer ze in een ruimte met veel geluiden komt, begint ze met haar gezicht te bewegen en spieren te spannen, waaruit het team concludeert dat ze zich dan angstig voelt. Soms lijkt ze het prettig te vinden om in bad te gaan dan ontspant haar lichaam. Een terugkerend punt op de teambespreking is de epilepsie van Carola. Deze is moeilijk in te stellen op medicijnen. Ook is het moeilijk om te observeren wanneer ze een epileptische aanval heeft, en de ouders hebben meegedeeld dat Carola zich bij een hevige aanval soms verwondt.
Herkenning 1 Geef de definitie van ‘meervoudige handicap’. 2 Nogal wat zorgvragers met een verstandelijke beperking hebben epilepsie. a Welke vormen van epilepsie ken je en wat zie je als deze optreden? b Wat moet je bij een epileptische aanval juist niet doen als hulpverlener? c Hoe kun je bij een epileptische zorgvrager zelfverwondend gedrag voorkomen?
© Noordhoff Uitgevers bv
3 De communicatie met zorgvragers met een verstandelijke beperking verloopt vaak anders dan bij zorgvragers zonder deze beperking. a Maak een overzicht van de methoden die gebruikt worden ter ondersteuning van de communicatie bij mensen met een verstandelijke beperking. b Welke van deze methoden zijn geschikt voor de zorgvrager met een ernstige verstandelijke beperking?
27
Hoofdstuk 2
Verwerking 1 De oorzaak van de verstandelijke beperking van Carola is vermoedelijk prenataal. Welke specifieke prenatale oorzaken kun je noemen? 2 Zorgvragers als Carola worden ernstig in hun functioneren belemmerd. a Welke ervaringsfase is meestal kenmerkend voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking? b Beschrijf de voornaamste aspecten van het ontwikkelingsniveau van mensen met een verstandelijke beperking. 3 Carola kan op de leeftijd van anderhalf nog niet zitten. Om een beter beeld te krijgen van haar mogelijkheden, is het goed haar ontwikkeling te vergelijken met die van een ‘normale’ peuter van anderhalf. Beschrijf de ontwikkeling van een kind van anderhalf jaar met betrekking tot: • motoriek; • cognitie en de omgang met objecten; • hechting; • taal. 4 Het multidisciplinaire team van De Hanze slaagt er in eerste instantie niet in een goed beeld van Carola te verkrijgen. Ze besluiten daarom eerst haar meervoudige handicaps in kaart te brengen en te bepalen welke gevolgen deze handicaps hebben voor haar functioneren en voor de te verlenen verpleegkundige zorg. Kennis van de handicaps is nodig om de zorg zo goed mogelijk af te stemmen. Je gaat daarom nu informatie zoeken over de handicaps van Carola. a Bij Carola zijn bij het neurologisch onderzoek in haar eerste levensjaren ataxie en chorea gediagnosticeerd. Onderzoek wat deze stoornissen inhouden, welke negatieve gevolgen ze voor de ontwikkeling kunnen hebben en wat de consequenties zijn voor de te verlenen zorg. b Carola heeft ook een stoornis in de waarneming: ze is blind. Onderzoek wat deze stoornis in de waarneming voor gevolgen heeft met betrekking tot: • de ontwikkeling: • het gebruik van hulpmiddelen; • de verpleegkundige zorg.
28
c Carola heeft een ernstige verstandelijke beperking. Inventariseer bij haar tot welke gevolgen/beperkingen deze beperking leidt met betrekking tot het gedragspatroon (is er bijvoorbeeld sprake van dwangmatig gedrag, heeft ze besef van vaste dagelijkse patronen, welke lust of onlustgevoelens spelen een belangrijke rol in haar leven). Verwerk al deze informatie over de zorgvrager in een verslag van ten minste twee A4’tjes, dat een overzichtelijk beeld verkregen wordt van de meervoudige handicap (stoornis) en de bijbehorende beperkingen. 5 Zoek aan de hand van literatuur uit hoe er bij zorgvragers met een ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperking een ontwikkelingsachterstand wordt gediagnosticeerd. Maak een samenvatting van de informatie. Besteed hierbij aandacht aan: • de methode of procedure; • gebruik van hulpmiddelen; • wie de diagnose stelt; • welke rol de verpleegkundige hierbij kan hebben. 6 Bij Carola, die een ernstige verstandelijke beperking heeft en als bijkomende beperking onder andere blindheid, verloopt de communicatie heel moeilijk. Het is daarom heel belangrijk haar gedrag zo goed mogelijk te observeren. a Beantwoord de volgende vragen over haar gedrag: • Hoe merk je dat Carola/de zorgvrager zich prettig voelt? • Hoe merk je dat Carola/de zorgvrager een lichamelijk aanraking ervaart? • Hoe merk je dat Carola/de zorgvrager moe is? • Hoe merk je dat Carola/de zorgvrager reageert op auditieve invloeden vanuit de omgeving? b Carola kan verbale uitingen niet begrijpen, en omdat ze blind is kun je ook niet met gebaren werken. Het is dus een probleem haar iets duidelijk te maken. Ontwerp een communicatiewijze om Carola duidelijk te maken dat: • het tijd voor een maaltijd is; • haar ouders haar komen bezoeken; • ze naar een andere ruimte gebracht zal worden; • ze in bad gaat.
© Noordhoff Uitgevers bv
Voorlichting, advies en instructie
6 Voorlichting over intimiteit en seksualiteit Sinds twee maanden heeft Flip een nieuwe medebewoner van wie hij erg gecharmeerd is. Het gaat om Marijtje die tijdelijk naar hun woongroep is overgeplaatst, omdat haar oude woning moet worden gerenoveerd. Het klikte meteen tussen Flip en Marijtje en ze zijn altijd samen op stap. Flip is tot over zijn oren verliefd en als Marijtje zegt te willen gaan samenwonen, stemt hij hier meteen mee in. Dat vormt het begin van een lange discussie tussen Flip en Marijtje, de wederzijdse ouders, verpleegkundigen, een therapeut van De Hanze en andere betrokkenen. Nadat toestemming is verkregen, volgt eerst een trainingsperiode, die goed uitpakt. Dat betekent dat er een flatje kan worden gezocht … en dat wordt gevonden. Flip en Marijtje verhuizen. Een keer per week komt er een ambulante verpleegkundige langs (meestal Huub of Marjo) om na te gaan of er problemen zijn en het tweetal te helpen met de financiën of andere moeilijkheden. Marjo, die bij Flip en Marijtje aan de keukentafel zit, geniet van haar kopje koffie. ‘Jullie hebben het maar mooi voor elkaar zo hé?’ zegt ze terwijl ze naar het tweetal kijkt. ‘Ja, en nou de kleine nog,’ mompelt Marijtje. Marjo zet haar kopje even neer. ‘Wat bedoel je daarmee Marijtje?’ ‘Nou ik neem die pilletjes niet meer en dan krijgen Flip en ik een kindje.’ ‘Maar heb je het daar dan al met iemand over gehad?’ vraagt Marjo een beetje verbaasd. ‘Nee hoor, dat kunnen we zelf wel’, antwoordt Marijtje en Flip zit instemmend mee te knikken.
Herkenning 1 Vind je dat zorgvragers met een verstandelijke beperking zelf over hun seksleven moeten kunnen beslissen? Licht dit toe. 2 Geef een definitie van intimiteit en seksualiteit en geef het verschil weer. 3 Misschien ben je tijdens je stage/werk al eens in aanraking gekomen met seksuele problematiek bij zorgvragers, en heb je daarover met hen gesproken of op een bepaalde manier begeleiding gegeven. Bespreek in kleine groepjes: • de problematiek; • jouw reactie daarop/de begeleiding die je hebt gegeven; • hoe je tot die reactie/begeleiding kwam; • wat je eventueel moeilijk in deze situatie vond; • wat je eventueel zou willen veranderen/zou willen leren. 4 Er kunnen zich rondom seksualiteit bij mensen met een verstandelijke beperking verschillende problemen voordoen. a Kun je er drie noemen die veel voorkomen? b Geef bij elk van de problemen aan waarom mensen met een verstandelijke beperking op dat punt problemen ervaren.
© Noordhoff Uitgevers bv
5 Bij het aangaan van contacten en het opbouwen van netwerken worden zorgvragers met een verstandelijke beperking regelmatig geconfronteerd met negatieve reacties uit hun omgeving. a Hoe denk je dat het komt dat mensen met een verstandelijke beperking nog zo vaak worden geconfronteerd met negatieve reacties? b Vind je het belangrijk dat je de zorgvrager leert hier adequaat op te reageren? Motiveer je antwoord. c Hoe kun je een zorgvrager leren deze vaardigheid te ontwikkelen? 6 Beschrijf drie situaties uit de praktijk waarbij je als hulpverlener geconfronteerd wordt met zorg/ondersteuningsvragen op het gebied van relatievorming en seksualiteit. Beantwoord daarbij de volgende vragen: a Wat is de ondersteuningsvraag van de zorgvrager? b Hoe ben jij, of hoe is hier op de afdeling mee omgegaan? c In hoeverre accepteer jij de seksuele gevoelens van de zorgvrager? Wat vind je lastig of waar heb je moeite mee? d Waren er situaties bij die handelingsverlegenheid opriepen? Formuleer aan de hand van jouw bevindingen leerdoelen.
29
Hoofdstuk 2
Verwerking 1 Niet elke zorgvrager kan zich even goed zelf redden in de maatschappij. a Geef een omschrijving van het begrip sociale redzaamheid. b Welke aspecten van de sociale redzaamheid zijn in het geval van Flip en Marijtje relevant? 2 Elke instelling heeft een visie, beleid en protocollen ontwikkeld over intimiteit, seksualiteit, relatievorming en seksueel misbruik. Bestudeer het materiaal dat je op je werkplek/stageplek over deze onderwerpen kunt vinden, of vraag dit materiaal op. a Geef je mening over de visie, het beleid en de protocollen. b Beschrijf de verpleegkundige taak hierbij. c Toets bij verschillende collega’s of het beleid overeenkomt met de praktijk. d Neem deze bevindingen, conclusies en mogelijke aanbevelingen mee voor een klassikale bespreking en vergelijk de verschillende werkplekken. e Formuleer op maximaal een getypt A4’tje een voorstel voor aanpassingen in de visie, het beleid en de protocollen.
30
3 Mensen met een beperking hebben bij hun persoonlijke verzorging vaak hulp nodig. Daardoor zijn ze extra kwetsbaar voor seksuele intimidatie. Seksueel misbruik van mensen met een verstandelijke beperking is een groot probleem. In westerse landen wordt zestig procent van de mensen met een verstandelijke beperking één keer of vaker in hun leven slachtoffer van seksueel misbruik, blijkt uit onderzoek. a Hoe zou het komen dat seksueel misbruik bij mensen met een verstandelijke beperking vaker voorkomt dan men denkt? b Geef aan welke signalen bij mensen met een verstandelijke beperking kunnen wijzen op seksueel misbruik? c Hoe wordt seksueel misbruik in de Kwaliteitswet gedefinieerd? d Wat moet je doen als er sprake is van Seksueel misbruik op jouw werkplek? 4 De meningen over hoe en of er seksuele voorlichting moet worden gegeven aan mensen met een verstandelijke beperking zijn nogal verdeeld. Als zorgvragers echter niet weten hoe ze moeten omgaan met seksueel gedrag zijn ze veel kwetsbaarder voor grensoverschrijdend gedrag, aanranding en seksueel misbruik. Zoek via internet meer informatie op over dit onderwerp. Maak dan een stappenplan om zorgvragers met een verstandelijke beperking voor te lichten voordat ze gaan samenwonen.
© Noordhoff Uitgevers bv
Voorlichting, advies en instructie
Plus Verdieping 1 Zoek uit aan de hand van literatuur en interviews met collega’s hoe er in de praktijk wordt omgegaan met demente zorgvragers met een verstandelijke beperking. Zoek een antwoord op de volgende vragen: • In welke woon- en zorgvorm tref je deze doelgroep meestal aan? • Hoe houdt men in de zorg rekening met de dementie? • Wat betekent de dementie voor de zwaarte van de zorg? • Welke zorgverleners van het multidisciplinaire team zijn bij de zorg betrokken? • Op welke manier worden andere zorgvragers of medebewoners begeleid en voorgelicht over de demente medebewoner?
4 Mensen met een verstandelijke beperking hebben over het algemeen een beperkt aantal sociale contacten. Voor het opbouwen van een sociaal netwerk voor mensen met een verstandelijke beperking zijn verschillende methoden bedacht. a Zoek uit wat de methode ‘Natuurlijk een netwerk!’ inhoudt? Verwerk in een verslag: • wat de methode inhoudt; • door wie deze is ontwikkeld; • wat het tienstappenplan inhoudt. b Een ander middel om een sociaal isolement te doorbereken zijn de ‘maatjesprojecten’. Wat houden deze projecten in? Ontwerp zelf een poster of digitale flyer om nieuwe maatjes te werven.
2 Er bestaan verschillende schalen en andere meetinstrumenten voor het meten van dementie. a Zoek aan de hand van de literatuur informatie op over verschillende schalen of meetinstrumenten. Probeer met behulp van de informatie de volgende punten uit te werken: • naam en definitie van de schaal of meetinstrument; • mogelijkheden van toepassing; • gebruik in de praktijk; • wetenschappelijke betrouwbaarheid; b Probeer met behulp van de gevonden informatie zelf een voorstel te maken voor een nieuw meetinstrument dat in het bijzonder geschikt is voor toepassing bij mensen met een verstandelijke beperking.
5 Waarom is het voor zorgvragers met een verstandelijke beperking moeilijk om de eigen financiën te regelen?
3 Veel zorgvragers met een verstandelijke beperking gebruiken medicijnen. Soms gaat dit mis en is er niet langer sprake van therapietrouw. a Wat wordt er bedoeld met de term therapietrouw? b Wat zijn de gevolgen van therapieontrouw? c Wat zijn oorzaken van therapieontrouw? d Wie is er verantwoordelijk voor de therapietrouw van een zorgvrager?
6 Waarom is het belangrijk voor een zorgvrager met een verstandelijke beperking, wanneer hij de vermogens heeft, om een eigen budget te beheren? 7 Toos, een zorgvrager met een verstandelijke beperking, beheert een budget van honderd euro per week. Van dit budget moet ze de dagelijkse boodschappen doen en treinkaartjes betalen. Na twee dagen is steeds het geld van Toos op, waardoor ze geen geld meer heeft voor de rest van de week. Wat zou Toos kunnen helpen toch voldoende geld over te houden voor de rest van de week? 8 Na een gesprek met Toos blijkt dat ze het meeste geld weggeeft aan een collectant die dagelijks voor de deur van de supermarkt staat. Deze collectant gebruikt slimme praatjes om geld van mensen te krijgen. Waar wil je Toos over voorlichten? 9 De meeste zorgvragers met een verstandelijke beperking hebben hulp nodig bij het regelen van de financiën. Wat kan jij als zorgverlener hierin betekenen?
Transfer 1 Lees het hierna volgende artikel. a Wat vind je van het artikel? b Wat vind je ervan dat mensen met een verstandelijke beperking kinderen krijgen? Licht toe. c Stel dat het mogelijk is: welke problemen zou je dan kunnen verwachten (op korte en op lange termijn) en hoe zou de begeleiding er uit kunnen zien? Schrijf ook met welke wettelijke procedures je dan te maken krijgt. © Noordhoff Uitgevers bv
d Welke acties ga je ondernemen indien de zorgvragers aangeven/beslissen geen voorbehoedsmiddelen meer te gebruiken en een kind te willen nemen. Ga je bijvoorbeeld met de ouders overleggen, andere disciplines raadplegen enzovoort? Geef hierbij ook aan welk beleid de instelling waar je werkt/stage loopt, hanteert en of je je kunt vinden in dat beleid.
31
Hoofdstuk 2
Mama, ik mis jou heel erg Jitske (22) kon de vraag verwachten van haar zoontje Bas. ‘Mama, waarom woon ik niet bij jou?’ Ze zag ’m niet aankomen. ‘Omdat ik ziek ben’, kon de licht verstandelijk beperkte moeder nog net uitbrengen. Maar na de derde keer geloofde haar kleuter het niet meer. Jitske – donker stekeltjeshaar, open uitstraling en vrolijke bril – heeft een verstandelijke beperking en haar kind is uit huis geplaatst. Ook haar tweede kindje Lieke, net vijf weken oud, werd na drie dagen bij haar weggehaald en in een pleeggezin geplaatst. Dat dit zou gebeuren, wist Jitske tijdens de bevalling. Ze geeft de indruk dat ze praat over de weekendboodschappen, of over een matige wedstrijd van het Nederlands elftal. Luchtig. Zonder emotie. Bij iedere zin haalt ze haar schouders op. ‘Ik kan heel makkelijk het knopje omzetten, dat gaat klik, en dan zie je niets meer aan mij. Maar van binnen is het een grote ravage.’ Jitske werd tweeënhalf jaar begeleid door De Bocht in het Brabantse Goirle. Het centrum bestaat sinds 1945 en werd toentertijd opgericht als opvang voor ongehuwde vrouwen, zwanger van de bezetter of de bevrijder. De Bocht is tegenwoordig jeugdzorgaanbieder voor vrouwen en hun kinderen. Er is opvang, begeleiding en behandeling van slachtoffers van huiselijk en eer gerelateerd geweld, een tienermoederafdeling en opvang voor verstandelijk beperkte vrouwen die zwanger zijn of al een kind hebben. Bij deze opvangverzoeken, die vaak ook van Bureau Jeugdzorg of de Raad voor de Kinderbescherming komen, observeren deskundigen tijdens een traject van zo’n tien weken of er toekomstperspectief is voor moeder en kind. Er wordt bekeken of de moeder zelfstandig kan wonen en kan zorgen voor haar kind. Als dat niet lukt, kan dit leiden tot een dwingend advies van de rechter om het kind uit huis te laten plaatsen. ‘Dat is verdrietig, vooral voor de moeder’, vertelt Lian Smits, directeur van De Bocht. Smits wordt soms moedeloos van de beperkte mogelijkheden die haar hulpverleners hebben. De Bocht heeft heel weinig mogelijkheden om zwangerschappen te voorkomen, het is niet mogelijk anticonceptie verplicht te stellen. Laatst nog tijdens een vergadering met de cliëntenraad was het eerste verzoek van de bewoonsters van De Bocht een peeskamertje voor als de vriendjes op woensdag op bezoek komen. ‘Seks en relatie zijn voor de cliënten hele basale, naïeve gevoelens. Soms worden ze alweer zwanger als ze hier nog wonen.’ Jitske heeft intussen ingezien dat ze niet voor haar kinderen kan zorgen. Dat leerde ze op De Bocht, en ze zegt dat ze er vrede mee heeft. ‘Ik weet niet goed wat een manneke van 4 nodig heeft, en een baby van 5 weken kan ik ook niet verzorgen. Als ik zie dat Bas na een bezoekje lachend terug gaat naar zijn pleeggezin, ben ik tevreden.’ Dat geldt niet voor Jessica (38), moeder van 2. Haar 15-jarige zoon woont bij oma, dochter Samantha (8) is onlangs uit huis geplaatst. Jessica woont nog op De Bocht. Er wordt voor haar gezocht naar een plek op een woonvoorziening waar mensen met een verstandelijke beperking begeleid wonen. Op De Bocht kwam Jessica erachter dat ze een IQ heeft van 52. ‘Daar schrok ik enorm van. Ik kan best zelfstandig koken en met de wasmachine werken.’ Jessica had tot nu toe geen geluk in de liefde, dat komt doordat ze geen nee kan zeggen, zegt ze zelf. ‘Ik ben van de trap geduwd en kwam met mijn oor tegen de verwarming, mijn oor lag er bijna af. Daarna sloeg mijn partner me een blauw oog en zei hij dat ik naar de winkel moest. Dus dat deed ik.’ Ze slikt Refusal, een medicijn dat ze uit voorzorg inneemt: als ze dan gaat drinken wordt ze doodziek. ‘Moest van Jeugdzorg, maar ik ben gestopt en heb toen de grootste fout van mijn leven gemaakt.’ Jessica ging bij haar ex langs om een middagje te drinken. Die middag werd dochter Samantha bij haar weggehaald. Jessica heeft nog hoop. Samantha woont voor tien maanden in een pleeggezin. Aan de muur van haar appartement hangt naast de Frans Bauer-klok een tekening van haar kind: een roze hart, daarboven staat in kinderhandschrift: ‘Mama, ik wil hier weg. Ik mis jou heel erg.’ Jessica hoopt dat ze haar kind terugkrijgt als ze van de drank afblijft en beter leert voor zichzelf op te komen. ‘Maar volgens mij wil de rechter dat helemaal niet. Ze hebben nu al gezegd dat ik niet voor haar kan zorgen, dat de tien maanden met nog eens tien worden verlengd.’
32
© Noordhoff Uitgevers bv
Voorlichting, advies en instructie
Op De Bocht nemen ze je kind weg, hoort directeur Smits regelmatig van de bewoonsters. Dat is nooit de eerste opzet, benadrukt ze. ‘Maar ik wil, mocht het verkeerd gaan, geen verantwoording dragen’, legt ze uit. ‘Als wij vaststellen dat de opvoedsituatie voor het kind onveilig en onacceptabel is, schakelen we de Raad voor de Kinderbescherming of het Advies- Meldpunt Kindermishandeling in.’ Soms wordt een kind wel bij de moeder weggehaald, met hulp van de rechter. ‘Dat zijn moeilijke beslissingen; maar liever één keer te veel ingrijpen dan één keer te weinig. Een kind kan niet voor zichzelf opkomen, de alternatieven in een pleeggezin zijn vaak beter, maar niet makkelijker.’ De bocht heeft 98 plaatsen voor jonge moeders (gemiddelde leeftijd 21) en hun kinderen. Als een vrouw vijf tot zes maanden zwanger is, wordt ze opgenomen en volgt een intakegesprek. Al voor de bevalling, die altijd in een nabijgelegen kraamkliniek in Tilburg plaatsvindt, wordt gekeken of de cliënt voldoende ‘lerend vermogen’ heeft om samen met een net geboren kindje te groeien naar een zelfstandig verblijf. In de periode tot aan de bevalling wordt geoefend met een speciale pop die poept, plast en huilt. De toekomstige moeders worden op video vastgelegd en bekijken de beelden terug met een gedragsdeskundige. Op de leefgroep waar de moeder woont, is dagstructuur het belangrijkst. Half zes: eten aan tafel. Als na zes tot acht weken blijkt dat een moeder haar kind niet de aandacht en opvoeding kan geven die het verdient, neemt De Bocht contact op met een jeugdbeschermende instelling. Als er wel groeimogelijkheden zijn, is er uitzicht op een meer zelfstandige woonvorm. Bijvoorbeeld een eigen appartement voor moeder en kind of een begeleide woonsituatie. Soms wordt gekozen voor een tussenfase in een appartement bij De Bocht. In zo’n appartement woont Paula (25) met haar 2-jarige dochter. Ze wil niet vertellen waarom ze bij De Bocht kwam, contact met de vader van haar kind heeft ze niet meer. Paula woont niet lang meer in Goirle, binnenkort gaat ze weer terug naar een zelfstandig leven in een eigen woning, mét haar kind. Op de woongroep zag de licht verstandelijk beperkte moeder dat twee medebewoonsters hun kind werd ontnomen. Verdrietig, maar leerzaam, zegt ze achteraf. ‘Mijn hart brak en ik wist: ik moet er nu zijn voor mijn kind.’ Ze wordt gesteund door haar dochtertje. Ze kijkt vertederd naar het kind: ‘Dat het eerst een zaadje was en nu zo’n slim kindje.’ Paula bleek voldoende lerend vermogen te hebben om in de toekomst zelfstandig haar dochter op te voeden. ‘Ik zie mezelf terug in haar, vooral in haar daadkracht. Ik ga straks weer werken en krijg een huisje voor mezelf. Daardoor zie ik mezelf als een vechter.’ Het ligt bij verstandelijk beperkte vrouwen heel erg aan de omgeving of een zelfstandige toekomst mogelijk is, benadrukt Smits. ‘Als er familie in de buurt woont, de buren meehelpen en vrienden een oogje in het zeil houden, is het veel makkelijk dan voor iemand die er totaal alleen voor staat.’
2 Mishandeling, misbruik en verwaarlozing van mensen met een verstandelijke beperking wordt zelden bestraft. De instellingen gaan er vaak niet mee naar de politie. En als ze dat wel doen, komt het vaker niet tot een aangifte dan wel.
© Noordhoff Uitgevers bv
Discussieer over de volgende stellingen. • Seksueel misbruik van mensen met een verstandelijke beperking zou extra zwaar moeten worden gestraft. • Zorgverleners die een cliënt hebben misbruikt mogen nooit meer terug in het beroep. • Ouders die een kind met een verstandelijke beperking seksueel misbruiken moeten uit de ouderlijke macht worden gezet.
33