Antwoorden stellingen
Persoonlijke zorg Niveau 3 NU ZORG Editie 2014
Pagina | 1
Hoofdstuk 1.
Voorschriften toepassen tijdens persoonlijke zorg
1. Methodisch werken betekent op een systematische, geplande manier aan een doel werken. Juist/Onjuist 2. De volgorde van het zorgproces is: gegevens verzamelen, zorgproblemen vaststellen, zorgactiviteiten plannen, doelen/zorgresultaten bepalen, zorgactiviteiten uitvoeren en zorg evalueren. Juist/Onjuist 3. De vier levensdomeinen van het zorgleefplan zijn: mentaal welbevinden en autonomie, lichamelijk welbevinden, woon- en leefomstandigheden en participatie. Juist/Onjuist 4. De basis van de relatie is gelijkwaardigheid in het besef dat de zorgvrager afhankelijk is. Juist/Onjuist 5. Een andere term voor vraaggestuurde zorg is cliëntgerichte of klantgerichte of persoonsgerichte zorg. Juist/Onjuist 6. Verspreiding van micro-organismen door direct contact gaat door overbrenging van de ene op de andere persoon. Juist/Onjuist 7. Van een MRSA-besmetting word je niet altijd ziek. Juist/Onjuist 8. Bij zorgvragers met normale afweer tegen infecties pas je bij elk contact handdesinfectie toe. Juist/Onjuist 9. Voor het desinfecteren van oppervlakken, zoals vloeren, werkbladen en instrumenten, kun je alcohol 70% gebruiken. Juist/Onjuist 10. In de Arbowet staan regels die te maken hebben met het aantal vrije dagen. Juist/Onjuist 11. Bijna-fouten moeten gemeld worden bij de arts. Juist/Onjuist 12. Voor een juist gebruik van hulpmiddelen nodig je de zorgvrager uit om waar mogelijk zelf actief te zijn. Juist/Onjuist 13. Onbekwaam maakt onbevoegd. Juist/Onjuist 14. De bedoeling van de WGBO is de rechtspositie van de zorgverlener te versterken. Juist/Onjuist 15. Een verzorgende mag zonder toestemming van een zorgvrager geen informatie geven, ook niet aan de partner. Juist/Onjuist
Pagina | 2
Hoofdstuk 2.
Helpen bij de persoonlijke verzorging
1. Voordat je begint met de zorg ga je eerst altijd na of het zorgleefplan nog steeds van toepassing is op de zorg die jij die dag gaat verlenen. Juist/Onjuist 2. Een actie bij een kennistekort of motivatietekort zou kunnen zijn het aantrekken van steunkousen. Juist/Onjuist 3. Een peuter laat je altijd zelf zijn kleding uitkiezen. Juist/Onjuist 4. Privacy kun je bieden door het lichaam van de zorgvrager zo veel mogelijk bedekt te houden. Juist/Onjuist. 5. Een psychiatrische stoornis kan een oorzaak zijn van een motivatietekort. Juist/Onjuist 6. Synthetische stoffen nemen vocht op en geven koelte. Juist/Onjuist 7. Elastische steunkousen zorgen ervoor dat het veneuze bloed via het oppervlakkige en het diepere veneuze systeem wordt afgevoerd naar het hart. Juist/Onjuist 8. Een van de nadelen van wasdoekjes is een grotere fysieke belasting voor de verzorgende. Juist/Onjuist 9. De liezen en de schaamheuvel van een vrouwelijke zorgvrager was je van boven naar beneden. Juist/Onjuist 10. Als een zorgvrager te weinig drinkt, is de huidturgor groter. Juist/Onjuist
Pagina | 3
Hoofdstuk 3.
Helpen bij de uiterlijke verzorging
1. Het is belangrijk om de juiste methode van poetsen te gebruiken. De beste methode is om de tandenborstel in een hoek van 25 graden op de tanden en kiezen te plaatsen. Juist/Onjuist 2. Bij stomatitis is het hele mondslijmvlies rood, gezwollen en pijnlijk en kan het gemakkelijk gaan bloeden. Juist/Onjuist 3. Een schimmelinfectie in de mond herken je aan witte, beslagen plekken. Juist/Onjuist 4. Het oog moet je schoonmaken van binnen naar buiten. Juist/Onjuist 5. Bij het uitnemen van zachte contactlenzen leg je je duim onder het onderste ooglid en je wijsvinger boven het bovenste ooglid van de zorgvrager. Juist/Onjuist 6. De normale verzorging van het oor bestaat alleen uit het wassen van het uitwendige oor. Juist/Onjuist 7. Bij het wassen van de haren van een zorgvrager draag je bij wondjes aan de handen nietsteriele handschoenen. Juist/Onjuist 8. De nagels van de vingers mogen niet rond worden afgeknipt of gevijld. Juist/Onjuist 9. Rode nagels wijzen op cyanose, bijvoorbeeld door ernstig zuurstofgebrek. Juist/Onjuist 10. Bij omloop is de nagelriem dik, rood en pijnlijk en bij lichte druk op de zwelling komt een druppeltje pus te voorschijn. Juist/Onjuist
Pagina | 4
Hoofdstuk 4.
Helpen bij de opname van voeding en vocht
1. Als iemand ’s nachts vaak moet plassen, is er waarschijnlijk sprake van vochtretentie. Juist/Onjuist 2. Door ziekteverschijnselen, zoals infectie, koorts en wonden, kan de energiebehoefte hoger zijn. Juist/Onjuist 3. Ouderen moeten bij voorkeur een liter vocht per dag drinken. Juist/Onjuist 4. Een ander woord voor uitdroging is dehydratie. Juist/Onjuist 5. Koolhydraten beschermen de tere organen, zoals de nieren. Juist/Onjuist 6. Een te hoge dosering van vitamine D kan hoofdpijn, misselijkheid, braken, veel plassen en dorst veroorzaken. Juist/Onjuist 7. Anorexia nervosa is een eetstoornis die voornamelijk voorkomt bij vrouwen tussen veertien en twintig jaar. Juist/Onjuist 8. Een dieetvoorschrift is een voorschrift dat door de arts wordt gegeven naar aanleiding van een diagnose, waarbij het volgen van een dieet een onderdeel vormt van de behandeling van een aandoening. Juist/Onjuist 9. Als een zorgvrager een voorschrift niet goed opvolgt, wordt dat ook wel aangeduid met compliance. Juist/Onjuist 10. De SNAQ-lijst kan worden gebruikt om tijdens de opname van een zorgvrager vast te stellen of deze ondervoed is. Juist/Onjuist
Pagina | 5
Hoofdstuk 5.
Helpen bij de uitscheiding
1. Mictie is een ander woord voor ontlasting produceren. Juist/Onjuist 2. Hiv wordt niet via de toiletbril of het toilet overgedragen. Juist/Onjuist 3. Moslims gebruiken de linkerhand voor de reiniging na toiletbezoek, daarom wordt de linkerhand als onrein beschouwd. Juist/Onjuist 4. Een urinaal is een minipo in de vorm van een schuitje of bootje. Juist/Onjuist 5. Volwassenen urineren gemiddeld vijf keer of meer per dag. Juist/Onjuist 6. Bij anurie is de urineproductie minder dan 50 ml per 24 uur. Juist/Onjuist 7. Als de ontlasting een zwarte kleur heeft, betekent dit dat de galwegen zijn afgesloten. Juist/Onjuist 8. Je kunt het urineren bevorderen door waterrijke voedingsmiddelen te geven, zoals peer, meloen en selderij. Juist/Onjuist 9. Stressincontinentie geeft vooral klachten bij inspanning, zoals niesen, hoesten, lachen en tillen. Juist/Onjuist 10. Bij diarree kan de zorgvrager een teveel aan elektrolyten hebben. Juist/Onjuist 11. Bij overloopdiarree heeft een zorgvrager diarree, terwijl er eigenlijk sprake is van een verstopping. Juist/Onjuist 12. Een Uritip kun je beter niet ’s nachts gebruiken. Juist/Onjuist 13. Een zorgvrager met een katheter kan geen urineweginfectie oplopen. Juist/Onjuist 14. Blaaskrampen kunnen veroorzaakt worden door overgevoeligheid voor latex. Juist/Onjuist 15. Een zorgvrager met een katheter moet je veel laten drinken. Juist/Onjuist 16. De samenstelling van sputum is afhankelijk van de ziektetoestand. Juist/Onjuist 17. Braken is geen reden voor het aanleggen van een vochtbalans. Juist/Onjuist 18. Explosief of projectiel braken kan op een ileus, myocardinfarct of meningitis wijzen. Juist/Onjuist 19. Met de menopauze wordt de laatste menstruatie bedoeld. Juist/Onjuist 20. Een zorgvrager die hevig transpireert moet minimaal twee liter vocht en voldoende zout krijgen. Juist/Onjuist
Pagina | 6
Hoofdstuk 6.
Helpen bij mobiliteitsproblemen
1. Je kunt alleen maar ergonomisch werken als je hulpmiddelen gebruikt. Juist/Onjuist 2. Als een last zich op kleine hoogte van de grond bevindt, is het lastiger tillen. Juist/Onjuist 3. Een werknemer in loondienst die ziek wordt krijgt te maken met de WVP. Juist/Onjuist 4. Volgens de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting mag je niet meer tillen dan 17 kilo. Juist/Onjuist 5. Een transferprotocol geeft per individuele zorgvrager precies aan hoe de transfers moeten verlopen. Juist/Onjuist 6. Een papegaai gebruik je bij verplaatsing van bed naar douchebrancard. Juist/Onjuist 7. Met de tilthermometer kun je inschatten hoeveel ondersteuning de zorgvrager nodig heeft bij de mobiliteit. Juist/Onjuist 8. Bij het verplaatsen kies je een zodanige positie ten opzichte van de zorgvrager dat je de last dicht bij het lichaam kunt houden. Juist/Onjuist 9. De ergocoach ondersteunt en begeleidt zorgverleners bij het voorkomen en verminderen van fysieke belasting. Juist/Onjuist 10. Bij het lopen ondersteun je de zorgvrager altijd aan de aangedane kant van het lichaam. Juist/Onjuist 11. Hier zie je een voorbeeld van een dynamisch zitmiddel. Juist/Onjuist
12. Een strak onderlaken kan smet- en drukplekken veroorzaken. Juist/Onjuist 13. Hier zie je een voorbeeld van de Fowler-positie. Juist/Onjuist
14. Bij de Trendelenburg-positie ligt de zorgvrager in rugligging en wordt het bed in zijn geheel licht achterover gekanteld, zodat het hoofdeinde lager komt te liggen dan het voeteneinde. Juist/Onjuist 15. Bij ouderen worden de valongevallen meestal veroorzaakt door persoonsgebonden factoren. Juist/Onjuist
Pagina | 7
Hoofdstuk 7 .
Vitale functies
1. Een snelle ademhaling zonder benauwdheid komt voor bij een hogere temperatuur. Juist/Onjuist 2. Volwassenen halen tussen de 10 en 15 keer per minuut adem. Juist/Onjuist 3. Normaal is de uitgeademde lucht geurloos. Juist/Onjuist 4. Bij een slechte zuurstofvoorziening is de kleur van het bloed donkerder en schemert daarom blauw. Deze blauwe verkleuring van de huid en slijmvliezen noemen we cyanose. Juist/Onjuist 5. Bij iemand die rustig zit of ligt varieert de normale polsfrequentie van 60 tot 80 slagen per minuut. Juist/Onjuist 6. Bij regelmatige slagen spreken we van een irregulaire pols. Juist/Onjuist 7. Een ander woord voor onderdruk is systolische druk. Juist/Onjuist 8. Een bovendruk van meer dan 160 mmHg is bij oudere zorgvragers in principe altijd te hoog. Juist/Onjuist 9. Voor een betrouwbare meting moeten manchet en bloeddrukmeter zich ongeveer op harthoogte bevinden. Juist/Onjuist 10. Een normale lichaamstemperatuur ligt bij oudere zorgvragers gewoonlijk tussen 37,0 °C en 37,5 °C. Juist/Onjuist 11. Een koude rilling kan ontstaan door een snelle temperatuurdaling. Juist/Onjuist 12. Bij een tympanische of aurale temperatuurmeting wordt de lichaamstemperatuur in het oor gemeten. Juist/Onjuist 13. Bij longemfyseem heeft de zorgvrager vooral last van aanvallen van (soms hevige) benauwdheid. Juist/Onjuist 14. Zichtbare kenmerken van een ontsteking zijn pijn, functieverlies, warmte, zwelling en roodheid. Juist/Onjuist 15. Neusvleugelen kan bij benauwdheid zeer snel optreden. Juist/Onjuist
Pagina | 8
Hoofdstuk 8.
Voorkomen van complicaties bij langdurige inactiviteit
1. Decubitus, spieratrofie, trombose en obstipatie zijn voorbeelden van complicaties bij langdurige inactiviteit. Juist/Onjuist 2. Om complicaties van langdurige inactiviteit en bedrust te voorkomen observeer je onder andere de huid, de voedingstoestand, de vochtbalans, pijnklachten en de frequentie van de uitscheiding. Juist/Onjuist 3. Als je flauwvalt nadat je plotseling overeind bent gekomen is er sprake van hypertensie. Juist/Onjuist 4. Trombose ontstaat onder andere door vertraging van de bloedstroom, zoals bij langdurige bedrust. Juist/Onjuist 5. Bij een diepe veneuze trombose krijgt de zorgvrager acute pijn in de zij door prikkeling van de longvliezen. Juist/Onjuist 6. Aspiratiepneumonie kun je voorkomen door niet al te dunne voeding te geven. Juist/Onjuist 7. Smetten komen alleen voor in de liezen, de oksels en de bilnaad. Juist/Onjuist 8. Het aanbrengen van Engels pluksel kan helpen om smetten te voorkomen. Juist/Onjuist 9. Voorbeelden van uitwendige factoren die het risico op decubitus vergroten zijn weefselvolume, leeftijd en mate van uitdroging. Juist/Onjuist 10. Inwerking van vocht op de huid is een risico-indicator voor decubitus. Juist/Onjuist 11. Bij de ergste graad van decubitus (categorie IV) is er verlies van een volledige huidlaag (vet zichtbaar). Juist/Onjuist 12. Met de Nortonschaal kun je het risico op decubitus in kaart brengen. Juist/Onjuist 13. Hydrocolloïd verbanden vormen, wanneer ze in contact komen met wondvocht, een gel die de wondgenezing bevordert. Juist/Onjuist 14. Een zorgvrager met een verhoogd risico op decubitus als gevolg van een chronische ziekte of na een chirurgische ingreep heeft baat bij eiwitarme voeding. Juist/Onjuist 15. Hier zie je een afbeelding van een juiste houding. Juist/Onjuist
Pagina | 9
16. Volgens de aanbevelingen in de nieuwste richtlijnen moet je bij wisselligging gebruikmaken van 45 graden zijligging. Juist/Onjuist 17. Hospitalisatie kan ook in de thuissituatie voorkomen. Juist/Onjuist
Pagina | 10
Hoofdstuk 9.
Het slaap-waakritme bevorderen
1. Bij ergonomisch werken zorg je voor het juiste gebruik van hulpmiddelen en materialen, zodat je geen lichamelijke klachten krijgt. Juist/Onjuist 2. Bij een kinderledikant moet de afstand tussen de spijlen van het ledikantje tussen de 2,5 en 4,5 centimeter zijn. Juist/Onjuist 3. Een low air loss bed wordt ook gebruikt door zorgvragers met zware decubitus. Juist/Onjuist 4. Als je op een goede matras ligt, is je wervelkolom gebogen. Juist/Onjuist 5. Complicaties van de bedrust kun je voorkomen door de onderlaag glad en soepel aan te brengen, het voeteneinde na het instoppen los te maken en hulpmiddelen en kussens te gebruiken. Juist/Onjuist 6. Met de dekenboog kun je spitsvoeten voorkomen en voorkomen dat de zorgvrager onderuitzakt in bed. Juist/Onjuist 7. Dekenbogen worden onder andere gebruikt voor zorgvragers met open wonden of verbrandingen. Juist/Onjuist 8. De papegaai is bedoeld voor de zorgvrager die kracht in de armen heeft en zich met de handen aan de papegaai kan optrekken en verplaatsen. Juist/Onjuist 9. Door gebruik van de voetensteun ontstaan er meer schuifkrachten. Juist/Onjuist 10. Door het gebruik van klossen werk je ergonomischer. Juist/Onjuist
Pagina | 11
Hoofdstuk 10 . Handelen bij ongevallen, in onvoorziene situaties en eerste hulp verlenen 1. Het grootste gevaar voor een kind van 5-6 maanden is het omvallen met de kinderstoel. Juist/Onjuist 2. Het eerste wat je doet bij levensreddend handelen is op gevaar letten voor jezelf, het slachtoffer en eventuele omstanders en het om hulp vragen van omstanders. Juist/Onjuist 3. Met de noodvervoersgreep van Rautek verplaats je iemand over de kortst mogelijke afstand. Juist/Onjuist 4. Je kunt een slachtoffer op de rug draaien met de hoofdkantel-kinliftmethode. Juist/Onjuist 5. Een circulatiestilstand kun je vaststellen als het slachtoffer niet reageert en niet normaal ademt of als de ademhaling afwezig is. Juist/Onjuist 6. De reanimatie die jij als verzorgende op de verpleegafdeling of in de thuissituatie toepast is over het algemeen de BLS (Basic Life Support). Juist/Onjuist 7. De vijf verschijnselen van een circulatiestilstand zijn: geen waarneembare hartslag, snelle ademhaling, bewusteloosheid, rode huidskleur en lichtstijve pupillen. Juist/Onjuist 8. Bij verminderd bewustzijn geeft een slachtoffer verwarde antwoorden en/of maakt hij een suffe en slaperige indruk. Juist/Onjuist 9. Je kunt al bewusteloos raken wanneer de hersenen ongeveer een minuut geen zuurstof krijgen. Juist/Onjuist 10. Bij een bewusteloos slachtoffer pas je eerst de handgreep van Heimlich toe. Juist/Onjuist 11. Bij borstcompressies druk je het borstbeen loodrecht minimaal 5, maximaal 6 centimeter naar beneden. Juist/Onjuist 12. Na 20 borstcompressies geef je direct 2 beademingen. Juist/Onjuist 13. Als iemand bijtende stoffen heeft ingenomen, zoals toiletreiniger, vaatwasmachinemiddel of ammonia, laat je het slachtoffer een tot twee glazen water drinken. Juist/Onjuist 14. Bij een slagaderlijke of arteriële bloeding is er donkerrood, regelmatig stromend bloed. Juist/Onjuist 15. Bij een slagaderlijke bloeding mag je niet meer de slagader dichtdrukken op drukpunten, omdat er dan schade kan worden toegebracht aan omliggende structuren rond de slagader. Juist/Onjuist 16. Een hypovolemische shock wordt veroorzaakt door ernstig bloedverlies. Juist/Onjuist 17. Bij een tweedegraads brandwond is er sprake van roodheid, pijn en lichte zwelling. Juist/Onjuist
Pagina | 12
18. De eerste hulp aan een brandwondenslachtoffer start je altijd met uitgebreid koelen met koud water. Juist/Onjuist 19. Bij een kneuzing of verstuiking koel je het pijnlijke gewricht en houd je het stil, leg je het aangedane lichaamsdeel hoog en breng je eventueel een drukverband aan. Juist/Onjuist 20. De belangrijkste eerste actie bij een botbreuk is het fixeren van het lichaamsdeel. Juist/Onjuist 21. Een slachtoffer met een hittesyndroom kun je zoet water laten drinken. Juist/Onjuist 22. Desoriëntatie en lichte bewusteloosheid kunnen symptomen zijn van onderkoeling. Juist/Onjuist 23. Bij een slachtoffer dat onder stroom staat probeer je eerst de stroombron uit te schakelen. Juist/Onjuist 24. Steriel wit gaas, snelverband en witte watten zijn voorbeelden van bedekkende en beschermende verbanden. Juist/Onjuist 25. Een verbandrol houd je zodanig in je hand dat je in de open rol kijkt. Juist/Onjuist 26. In de WGBO staat onder meer dat alle zorgvragers goed geïnformeerd moeten worden en dat er om toestemming voor behandeling moet worden gevraagd. Juist/Onjuist 27. Er zijn twee vormen van gedwongen opname: inbewaringstelling (IBS) en medische machtiging (MM). Juist/Onjuist 28. Bij een IBS gaat het om een vermoeden van stoornis in de geestesvermogens. Juist/Onjuist 29. Middelen en Maatregelen vallen onder de WGBO. Juist/Onjuist 30. De verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling heeft als doel het sneller en doelmatiger ingrijpen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Juist/Onjuist
Pagina | 13
Hoofdstuk 11. Palliatieve en terminale zorg verlenen 1. De fasen in het stervensproces zijn: ontkenning, woede en opstandigheid, onderhandeling, depressie en eenzaamheid, aanvaarding. Juist/Onjuist 2. Bij Cheyne-Stokesademhaling worden diepe ademhalingen afgewisseld met tussenpozen van vrijwel volledige ademstilstand. Juist/Onjuist 3. Bij een terminaal schoolgaand kind ga je uit van de wensen van de ouders. Juist/Onjuist 4. Terminale zorg is de lichamelijke, psychische en sociale zorg die je verleent aan een zorgvrager in de laatste fase van zijn leven. Juist/Onjuist 5. In de stervensfase verkeert de zorgvrager in een evenwichtssituatie. Juist/Onjuist 6. Bij palliatieve zorg is er veel aandacht voor pijnbeheersing en de bestrijding van andere lichamelijke klachten. Juist/Onjuist 7. Stervende zorgvragers zijn niet meer vatbaar voor kruisinfecties. Juist/Onjuist 8. Een stervende zorgvrager geef je na de verzorging meteen zijn pijnmedicatie. Juist/Onjuist 9. Bij fantoompijn ontvangt de afgesneden zenuwbaan signalen die geregistreerd worden als pijn. Juist/Onjuist 10. Euthanasie is een actieve beslissing en handeling om het leven te beëindigen. Juist/Onjuist
Pagina | 14
Hoofdstuk 12. Handelen als de zorgvrager is overleden 1. Als iemand overlijdt, treedt er een dag na de dood lijkstijfheid (rigor mortis) op. Juist/Onjuist 2. Als iemand is overleden, plaats je zijn gebitsprothese zo vlug mogelijk en zo voorzichtig mogelijk in de mond. Juist/Onjuist 3. De Wet op de lijkbezorging zegt dat een kind dat na een zwangerschapsperiode van 20 weken overleden wordt geboren of kort na de geboorte overlijdt, officieel moet worden gecremeerd of begraven. Juist/Onjuist 4. Bij verborgen rouw gaat het om situaties die mensen niet openlijk kunnen bespreken. Juist/Onjuist 5. Bij rooms-katholieken dient een priester op verzoek van de terminaal zieke zorgvrager het sacrament der zieken toe. Juist/Onjuist 6. Bij protestanten begeleidt en ondersteunt een dominee of ouderling de stervende. Juist/Onjuist 7. Voor hindoestanen geldt het bezoeken van stervenden als een verdienstelijke daad. Juist/Onjuist 8. Veel boeddhisten weigeren tijdens de stervensfase pijnstillers, omdat ze het van belang vinden bij bewustzijn te blijven. Juist/Onjuist 9. Bij Surinamers verrichten dinari werkzaamheden onder het uitspreken van gebeden en het zingen van religieuze liederen. Juist/Onjuist 10. In de joodse gemeenschap worden gestorvenen begraven met het hoofd richting Mekka. Juist/Onjuist
Pagina | 15
Hoofdstuk 13. Het lichaam 1. De celkern regelt alle processen van de cel. Juist/Onjuist 2. Met de eiwitten op de witte bloedcellen bepaal je welke bloedgroep iemand heeft. Juist/Onjuist 3. Het dwarsgestreepte spierweefsel bestaat uit de willekeurige spieren. Dit spierweefsel is vermoeibaar. Juist/Onjuist 4. De grote bloedsomloop voorziet alle lichaamscellen van voeding en zuurstof en begint in de linkerhartkamer. Juist/Onjuist 5. Albumine en globuline zijn voorbeelden van mineralen. Juist/Onjuist 6. Een enzym is een stof die een bepaalde chemische reactie versnelt. Juist/Onjuist 7. De binnenbekleding van de maag-darmwand bestaat uit een dubbele spierlaag. Juist/Onjuist 8. De peristaltiek van de maag schuift de voedselbrij alleen in de richting van de dunne darm. Juist/Onjuist 9. In de nuchtere darm wordt het voedsel verteerd en worden de verteerde stoffen via de darmwand in het bloed opgenomen. Juist/Onjuist 10. Insuline en glucagon worden in de pancreas gemaakt. Juist/Onjuist 11. Gaswisseling is het opnemen van de zuurstof uit de lucht in het bloed en het uitademen van koolzuur uit het bloed. Juist/Onjuist 12. Bij een astma-aanval blijven de spiertjes van de luchtwegen aangespannen, waardoor de luchtwegen vernauwd worden. Juist/Onjuist 13. Het ADH of antidiuretisch hormoon zorgt voor het terugnemen van water door de nierbuisjes, zodat er niet te veel urine wordt gevormd. Juist/Onjuist 14. Het centrale zenuwstelsel zorgt voor het vervoeren van gevoels- en zintuigprikkels naar het ruggenmerg. Juist/Onjuist 15. In de motorische schors van de hersenen liggen de zenuwcellen die bewegingen aansturen. Juist/Onjuist 16. Een bot bestaat meestal uit beenvlies, beenschors en beenmerg. Juist/Onjuist 17. Als een spier bewust gebogen kan worden zonder dat er kracht in zit, spreek je van een paralyse. Juist/Onjuist 18. Bij spit puilt de kern van de tussenwervelschijf uit, waardoor druk op de lumbale zenuwen ontstaat. Juist/Onjuist 19. Een collumfractuur is een breuk van de dijbeenhals. Juist/Onjuist
Pagina | 16
20. De blaas wordt afgesloten door een inwendige en een uitwendige sfincter. Juist/Onjuist 21. In de eileiders zitten alle eicellen die een vrouw gedurende haar hele leven nodig heeft. Juist/Onjuist 22. Door het FSH gaan rondom enkele eicellen in de eierstokken cellen uitgroeien, waarna ze oestrogeen gaan produceren. Juist/Onjuist 23. De derde en diepste laag van de huid is de lederhuid of dermis. Juist/Onjuist 24. Het buitenste vlies van het oog is de harde oogrok: een hard, sterk en wit vlies. Juist/Onjuist 25. Als het trommelvlies gaat trillen door geluid, versterken de gehoorbeentjes die geluidstrilling en geven deze door aan het slakkenhuis in het binnenoor. Juist/Onjuist 26. Met percuteren wordt het voelen van de pols, de buik en bij de vrouw de borsten bedoeld. Juist/Onjuist 27. Bij een chronisch progressief verlopende ziekte gaat het geleidelijk aan steeds slechter. Juist/Onjuist 28. Het gevolg van een ontstekingsreactie is dat de plaats waar de reactie plaatsvindt, rood, warm en dik wordt, pijn gaat doen en minder goed functioneert. Juist/Onjuist 29. Bij een anafylactische reactie reageren mensen met een zeer heftige overgevoeligheidsreactie op geneesmiddelen, bepaalde voedingsstoffen of insectenbeten. Juist/Onjuist 30. Kenmerken van goedaardige tumoren zijn dat ze uit normale cellen bestaan, vaak een kapsel hebben en niet uitzaaien. Juist/Onjuist
Pagina | 17