NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN HET HOOG OVERLEGCOMITE 135 VOOR DE POLITIEDIENSTEN d.d. 25·02-2015 1. Dagorde 1. DACH - vervolg HOC 134 ; 2. Sociale begeleidingsmaatregelen in het raam van de optimalisatie; 3. Optimalisatie - mobiliteit eind 2015 : voorstel aanpak en fasering; 4. Stages AINP - vraag VSOA ; 5. De visie van het SSGPI- vraag VSOA - vervolg HOC 134; 6. Risicoanalyse AMOK; 7. Actuele periode ingevolge dreiging niveau 3 : mogelijkheid tot uitstel verloven; 8. Ministeriële omzendbrief betreffende de notie van gewone plaats van het werk voor de federale politie; 9. Template CG/WB : gestandaardiseerde risicoanalyse en jaaractieplan; 10. Kogelwerende vesten - vraag VSOA; 11. Werkpostfiche @ DGA; 12. Omzendbrief met maatregelen aangaande de federale personeelsmonitoring; 13. Stand van zaken van de risicoanalyses van de opleidingen. 2. Afvaardiging van de overheid Voorzitter : - Jean-Claude GUNST, HCP, DG a.i. DGR Technici : - Kristof DE PAUW, HCP, DG ATS Justitie - Bart DOMBRET, HCP, ATS Justitie - Alain GOERGEN, CDP, Directeur a.i. DRP - Patrick VANDE CAVEY, HCP, DRP/P - Marc BELLIERE. CDP, DRP/C - Isabelle CORRADIN, CSL, Directrice a.i. SSGPI - Cynthia VERMEIRE, CP, SAT Intérieur - Dimitri CHAUSSIER, CP, Directeur f.f. DGAIDACH - Alwin LOX, HCP, DGJ - Alain LlNERS, CDP, DGR.Jur - Carlo MAES, CP, DGR.Jur - Patrick DE MUNTER, HCP, VCLP - Els TRUYENS, CP, Adviseur DGR - Corinne YDE, CP, CPPL - John VAN ERCK, HCP, VCLP - Paul PUTTEMAN, HCP, VCLP - Stéphanie VAN DAELE, CSL, DGA/HRM - Joëlle VIERENDEELS, CSl, DGA Secretaresse - Claude GODARD, CSL, DGR.Synd Leden CG/WB: - Paul JORIS, Preventieadviseur, CG/WB - Franscesca GIANNONE, Preventieadviseur, CG/WB - Koen VAN LAETHEM, Arbeidsgeneesheer, CG/WB Syndicale afgevaardigden - Algemene Centrale voor de Openbare Diensten (ACOD) - Algemeen Christelijk Vakverbond-politie (ACV-politie)
- Nationaal Syndicaat van het Politie-en Veiligheidspersoneel (NSPV) - Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt (VSOA) Voorafgaande opmerkingen 1. De voorzitters werden ontvangen door de CG om een stand van zaken te krijgen over de optimalisatie. 2. De ACOD maakt melding van een onaangename ervaring aan het onthaal. Eric Picqueur toonde zijn syndicale legitimatiekaart en zijn identiteitskaart, waarop de personeelsleden van de wacht hem antwoordden dat zijn legitimatiekaart geen enkele waarde had. De personeelsleden van de wacht moeten ingelicht worden dat deze kaart geldig is en alle prerogatieven verleent die aan de vaste afgevaardigde toekomen. De voorzitter zal aan DRL vragen om de informatie te verspreiden en een infonews op te stellen. 3. De voorzitter informeert de leden van het comité dat de directrice e.i. van CG/WB een mandaat gegeven heeft aan Paul Joris en Francesca Giannone om haar in dit comité te vertegenwoordigen. Het document zal bij de notulen worden gevoegd. 4. De volgorde van de punten werd gewijzigd naargelang de aanwezigheid van de verschillende sprekers. Behandelde punten: 1. DACH - vervolg HOC 134 Dit punt kwam al aan bod tijdens het HOC 134 en DACH had een overleg voorgesteld tussen haar dienst en de vakorganisaties. De voorzitter had derhalve beslist om de initiatieven die in de eenheid werden genomen een kans te geven. Dit punt werd opnieuw op de agenda gezet om de stand van zaken mee te delen. De directeur van DACH had een samenwerking met de vakorganisaties voorgesteld om een grondige risicoanalyse uit te voeren van het gebruik van anonieme voertuigen. Hij heeft samengewerkt met de hondengeleiders en de twee vakbondsafgevaardigden bij DACH. Hij heeft ook contact opgenomen met de preventieadviseur en de arbeidsgeneesheer. Op basis van deze risicoanalyse kon hij verschillende mogelijke oplossingen afleiden. De eerste grote ontwikkeling in het dossier is dat het punt na het HOC in het directiecomité van de federale politie werd besproken en daar werd beslist dat de hondengeleiders in een voertuig met striping moeten rijden. Deze beslissing staat in het verslag van het directiecomité van 26 januari 2015. Karolien De Smet heeft hem geïnformeerd dat een studie wordt uitgevoerd naar de voertuigen met striping en dat DACH hiervoor beschikbaar is. Volgens de analyse werden drie situaties onderscheiden: tijdens de interventie: tijdens de verplaatsingen en onderweg naar huis. De verantwoordelijke van DACH heeft ook een pre-BOC georganiseerd en de vakbondsafgevaardigden van DACH werden uitgenodigd. Aangezien het BOC van Leuven hem echter geïnformeerd heeft dat het een risicoanalyse uitvoert, heeft hij beslist om zelf initiatief te nemen en vooruitgang te boeken in dit dossier door de mogelijkheden te bespreken met de vertegenwoordigers van zijn overheid. De analyse gebeurt momenteel op het niveau van de dirco is nog lopende. Het VSOA wijst op het feit dat geen enkele preventiemaatregel werd genomen. Het begrijpt niet waarom DGA bij haar standpunt blijft en absoluut een voertuig met striping wil. Het ACV-politie rekende op meer elementen tijdens dit comité maar het enige antwoord is dat de analyse aan de gang is. Het komt terug op de drie groene lichten en hoopt dat de procedure op de agenda van een van de volgende HOC's zal worden geplaatst. De ACOD geeft ook een negatief advies want de vakorganisatie zou de documenten van de risicoanalyses willen krijgen, alsook de termijn waarbinnen het dossier zal worden behandeld en een document op basis waarvan de besprekingen kunnen worden voortgezet.
De voorzitter stelt vast dat er in het verleden verschillende aanbevelingen waren en dat de dirco tijdens het BOC van Leuven beslist heeft om dit dossier te beheren. De voorzitter zal met haar contact opnemen om haar te informeren dat deze problematiek in het HOC zal worden geregeld. Hij heeft de gestructureerde argumenten van de verantwoordelijke van DACH gehoord en er kunnen conclusies uit getrokken worden: • Tijdens interventies van een hondengeleider moet de omkadering en de veiligheid gegarandeerd worden; • Voor de veiligheid is een structuur nodig die gericht is op het dreigingsniveau en op basis daarvan kunnen de opties worden geëvalueerd; • Wat de problematiek van het gebruik van voertuigen met striping betreft, is de analyse nog aan de gang. Hij verduidelijkt dat alle documenten die betrekking hebben op deze problematiek aan de vakorganisaties bezorgd moeten worden. Op basis daarvan zal een beslissing worden genomen en aan DGA worden doorgegeven. Bovendien, wanneer een beslissing wordt genomen in het directiecomité, kan ze herzien worden. Hij wenst een schriftelijk advies te krijgen en vraagt aan DACH binnen welke termijn (hoogstens een maand) dit advies naar de vakorganisaties kan worden verstuurd. Hij wijst erop dat het nodig is dat er binnen DGA herinnerd wordt aan deze richtlijnen. De verantwoordelijke van DACH zal contact opnemen met de diensten en hen vandaag nog op de hoogte brengen van de termijn. Het VSOA wil weten wie er binnen CG/WB betrokken zal zijn bij dit onderwerp. CG/WB verduidelijkt dat het niet Paul Joris zal zijn, want hij heeft al adviezen gegeven waar hij achter blijft staan. Het zal dus de preventieadviseur voor Vlaams-Brabant zijn. 2. Sociale begeleidingsmaatregelen in het raam van de optimalisatie De directeur a.i. van DRP verduidelijkt dat dit punt behandeld werd door DRP/P (nieuwe dienst van het loopbaanbeheer). Marc Bellière geeft een samenvatting van wat er al gebeurd is in de taskforce 'sociale begeleidingsmaatregelen' in hel raam van de optimalisatie. Een van de eerste zaken die gedaan werden, was het bepalen van het probleem, gevolgd door het bepalen van de maatregelen die een evenwicht zullen scheppen in het kader van de optimalisatie en de tenuitvoerlegging ervan. De vakorganisaties hebben de powerpointpresentatie ontvangen. De werkgroep heeft zich gebaseerd op zes subgroepen: 1. Het sociaal loket: dit werd opgericht zodat de personeelsleden hun problemen kunnen delen met gespecialiseerde personeelsleden. In december werd een nota verspreid voor de leidinggevenden waarin het principe uiteengezet werd. Een personeelslid dat geconfronteerd wordt met een probleem kan gespecialiseerde hulp krijgen. Deze hulp is uitgebreid naar de vier diensten (CG/WB, interne relaties, stressteam en SSDGPI). 2. De psychosociale maatregelen: deze moeten zowel het personeelslid als de leidinggevende begeleiden. Er werden psychosociale fiches opgesteld. Ze bevatten de verschillende mogelijke acties ten aanzien van een psychosociaal probleem. Er zijn oplossingen mogelijk op het vlak van communicatie, opleiding, welzijn en begeleiding van verandering. Al deze mogelijkheden zullen samengevat worden in twee beslissingsbomen. 3. De herplaatsing en de interne mobiliteit: de procedure van inplaatsstelling van het personeel. 4. De juridische maatregelen: verduidelijking van het statuut en van de verschillende elementen waarop de optimalisatie een impact zou kunnen hebben. Er werden twee voorstellen gedaan om het statuut aan te passen: de mogelijkheid om het verlof in uren te nemen en niet in dagen en, wat de mobiliteit "IN" betreft, de mogelijkheid om te solliciteren voor maximum vijf functies in plaats van max drie. 5. De logistieke maatregelen: er worden nieuwe werkmethodes geanalyseerd en nieuwe initiatieven worden genomen, zoals contacten met De Lijn of Tee. Dat kan lukken en het doel is om dit soort procedures mee te delen. 6. De communicatie: er is een communicatieplan in voege dat gericht is op de personeelsleden en leidinggevenden en waarbij gebruik wordt gemaakt van de schriftelijke en mondelinge kanalen. Het idee is om een interactieve communicatie in te voeren via het cal/center en het unieke sociaal
loket. De personeelsleden zullen zich kunnen uitdrukken en de leidinggevenden zullen het proces en hun rol precies kunnen begrijpen door plenaire vergaderingen te organiseren. De vakorganisaties hebben de nota ontvangen waarin uitgelegd wordt hoe het sociaal loket georganiseerd zal zijn om de vragen van de leidinggevenden en de individuele vragen te ontvangen met inachtneming van de anonimiteit van het personeelslid. Het zal een uniek telefoonnummer zijn. Marc Bellière en de directeur e.i. van DRP wijzen erop dat het cal/center zijn bevoegdheden behoudt. Het ACV-politie vraagt zich af of de risicoanalyse werd uitgevoerd voor het callcenter want wat de Franstaligen betreft, is er één werknemer minder, met extra taken. Het zou ook willen weten hoe lang het sociaal loket zal bestaan. Het voegt eraan toe dat het betreurt dat de vakorganisaties niet werden betrokken in dit dossier en dat het de commissaris-generaal had ingelicht dat er misschien aanpassingen aan het statuut nodig zouden zijn. Het heeft bovendien geen bericht gekregen dat de evaluatie afgelopen was en dat geen enkele statutaire maatregel genomen moest worden. Het gaat dus nog steeds uit van het principe dat aanpassingen aan het statuut nodig zijn. De ACOD verduidelijkt dat in een contactpunt deontologie moet worden voorzien en dat dit vermeld zou moeten worden. Het herinnert eraan dat er gezegd was dat de lokale overheid geen beslissing kon nemen zolang het hoog overlegcomité de beslissingen niet had goedgekeurd. Het VSOA betreurt ook dat de vakorganisaties niet werden betrokken. Het herinnert eraan dat het de bedoeling was dat de federale politie een verslag zou opstellen, dat nadien gevolgd zou worden door de lokale politie. Dat is opgenomen in het sectoraal akkoord. Er is momenteel geen enkel vertrouwen in de overheid. Het NSPV meent dat de overheid genoegen neemt met de bestaande situatie. Wanneer er personeelsleden verplaatst worden, moet het recht op sociale maatregelen gegarandeerd worden. Het komt terug op de voormelde maatregelen en het wil weten wie de verantwoordelijken verplicht om die maatregelen na te leven. Geen enkel document is dwingend en het zal willekeurig verlopen. DRP/P verduidelijkt dat de nood aan versterking in het callcenter nog niet werd waargenomen want de vragen die de voorbije vier maanden binnenkwamen vereisten geen versterking. Toch zal er een permanente evaluatie zijn en als de behoefte zich laat voelen, zal de situatie aangepast worden. Wat het sociaal loket betreft, is voorzien in een beurtrol van vier FTE's, die gedeeltelijk uit het personeel van het stressteam, de interne relaties en het cal/center zullen komen. Het SSDGPI zou niet deelnemen aan de permanentie. Dit loket zal zo lang blijven bestaan als nodig is, Wat het gebrek aan betrokkenheid betreft, preciseert hij dat het vóór een samenwerking nodig is dat de situatie voor de overheid duidelijk is. Het hoog overlegcomité is de ideale plaats om de opmerkingen mee te delen. Men mag niet vergeten dat bepaalde problemen opgelost kunnen worden met het bestaande en dat bepaalde moeilijkheden achteraf kunnen opduiken. De VCLP herinnert zich dat ze zich ertoe verbonden heeft om de procedure van de optimalisatie te volgen en deze aan te passen aan het lokale niveau maar niet dat dit op het HOC behandeld zou worden. DGR Jur herinnert zich de debatten die in het onderhandelingscomité gevoerd werden en dat er lang gedebatteerd werd over het al dan niet vermelden van dit aspect in het sectoraal akkoord. Men was immers bezorgd dat het ene het andere zou hypothekeren. Er werd een akkoord gesloten dat inhield dat een algemene principiële verbintenis in het sectoraal akkoord zou worden aangegaan, maar die geenszins de concrete uitvoering van de optimalisatie in gevaar zou kunnen brengen. Er was de bekommernis om met de vakorganisaties te overleggen over dit onderwerp en sociale maatregelen te nemen die naargelang van de aard ervan hetzij in het HOC, hetzij in het BOC besproken zouden moeten worden en die indien nodig aan het OCP zouden voorgelegd worden in geval van statutaire wijzigingen. Het is een algemene verbintenis die inhoudt dat de vakorganisaties betrokken moeten worden bij de goedkeuring van sociale maatregelen en hij stelt dat deze aanpak als model zou dienen voor andere organisaties en/of fusies. Zeggen dat een verbintenis werd aangegaan om over te gaan tot statutaire wijzigingen in het raam van de optimalisatie, is echter te kort door de bocht. De voorzitter verduidelijkt dat de overheid er zich nooit formeel toe verbonden heeft om het statuut aan te passen. Ze had zich ertoe verbonden om sociale maatregelen te nemen en indien nodig te
onderhandelen om het statuut aan te passen. De tekst is eventueel vatbaar voor interpretatie, maar er is vermeld "deze aanpak zal als model dienen" en er kan op zijn minst gecommuniceerd worden over wat voorzien is. De voorzitter herhaalt dat wat in het HOC wordt gezegd zal worden teruggekoppeld naar het lokaal niveau via de VCLP. Er zijn al fusies lopende en die worden besproken op lokaal niveau. Hij meent dat dit de goede aanpak is. Hij verbindt zich er dus toe om met de VCLP te communiceren. DGR Jur verduidelijkt dat er twee zaken door elkaar gehaald worden en dat het zoals geformuleerd, expliciet de bedoeling was om te verwijzen naar de aanpak, maar het ene sluit het andere niet uit. Als we verwijzen naar het vorige debat tijdens het onderhandelingscomité betreffende de specifieke problematiek van de personen die gedetacheerd worden naar gespecialiseerde betrekkingen binnen de federale politie waarbij de problemen niet opgelost konden worden via interne herplaatsingen, waar er gebruik gemaakt moest worden van de mobiliteit om de betrokken personen te regulariseren, zijn de leden van het comité dus gekomen tot de maatregel van de mobiliteit "IN" en tot de wettelijke aanpassingen waardoor een algemene oplossing werd gevonden voor de federale politie en voor de lokale politie in het kader van de problematiek van de fusies. Het is in die geest dat die bepalingen van het sectoraal akkoord werden opgesteld. De voorzitter stelt voor om te kijken wat er concreet gepland is in het kader van de mobiliteit vanaf november dit jaar. Dat kan misschien bepaalde zaken verduidelijken en er zal een monitoring met betrekking tot de sociale maatregelen moeten plaatsvinden. Er zal dus eventueel beslist moeten worden om bijkomende maatregelen te nemen. De ACOD wil de voorzitter wijzen op het gebruik van telewerk. De personeelsleden moeten een laptop gebruiken maar het herinnert eraan dat in de wet bepaald is dat men over een docking station of een vaste post moet beschikken. De voorzitter gaat ermee akkoord om de aandacht te vestigen op deze problematiek. 3. Optimalisatie - mobiliteit eind 2015 : voorstel aanpak en fasering DRP licht de inplaatsstelling van het personeel in de OT3 toe in het raam van de optimalisatie. De procedure, zoals hernomen in het document dat voorafgaand werd overgemaakt, ziet er als volgt uit: • Fase 0: Bepalen welke diensten niet in aanmerking komen voor de operatie inplaatsstelling OT3. In deze fase streeft men naar het garanderen van zoveel mogelijk stabiliteit. Indien de functie niet verandert, zal de dienst gewoon overgaan naar de nieuwe structuur. • Fase 1: Intern GSD 1 FGP / oude directies (vb. DSDM) 1 nieuwe directies herplaatsen via interne verschuiving door middel van een minnelijke herschikking. Indien er bijvoorbeeld x aantal plaatsen niveau A openstaan en er evenveel niveaus A beschikbaar zijn, dan zullen de plaatsen middels een interne consensus worden ingevuld en dit zonder incompetitiestelling. Indien het een gespecialiseerde betrekking betreft, dienen de voorwaarden hiervoor vervuld te zijn. • Fase 2: Intern GSD/ FGP/ oude directies/ nieuwe directies door middel van interne incompetitiestelling. Indien er in fase 1 geen consensus werd bereikt, zal er een objectieve selectieprocedure plaatsvinden. Gedetacheerden of andere personeelsleden die de facto geen titularis zijn van het ambt kunnen niet deelnemen aan deze fase. • Fase 3: Federale mobiliteit "IN" van de nog in te vullen plaatsen die niet via de herplaatsing werden ingevuld. Deze mobiliteit is enkel voorbehouden voor personeelsleden van de federale politie. De wet op de optimalisatie voorziet dat deze mobiliteit gebeurt en geïnitieerd wordt voor 1/11/2015. Dit betekent concreet dat de GG de ambten die opengesteld worden uiterlijk 31/1012015 dient aan te wijzen. De bevoegde directeur-generaal kan nog steeds een individuele afwijking van de aanwezigheidstermijn van vijf naar drie jaar toestaan. • Fase 4: Herplaatsing op voorstel van de hiërarchische chefs intern GSD/ FGP/ oude directies / nieuwe directies, van personen die intern CSD / FGP / oude directies/ nieuwe directies via fase 1, 2 en 3 geen plaats hebben (kunnen) bekomen. In deze fase kan eventueel een externe herplaatsing gebeuren. In de Franstalige tekst zal DRP de titel aanpassen en het woord "extern" toevoegen. • Fase 5: Deze fase betreft de reguliere mobiliteit. Het NSPV merkt op dat het moeilijk is voor het personeelslid om een weloverwogen keuze te maken
als de gevolgen op voorhand niet gekend zijn en er geen enkele garantie is op de noodzakelijke sociale begeleiding. Het ACV-politie hekelt de gebrekkige communicatie omtrent dit onderwerp. In oktober is er een laatste vergadering geweest tussen de syndicale partners en de CG. Ondertussen hebben zich een aantal wijzigingen voorgedaan, waarbij men is overgeschakeld naar een systeem in vijf fases. Het is onaanvaardbaar dat de syndicale partners hier niet in betrokken geweest zijn. Het VSOA vult aan dat de verschillende deelnemers aan de werkgroep rond de OT 3 kenbaar hebben gemaakt dat zij niet akkoord waren met de notulen van de werkgroep. Indien de OT 3 er anders uitziet dan wat er op de werkgroep is gecommuniceerd, zal de syndicale organisatie naar de Raad van State stappen. De ACOD zal niet accepteren dat de gedetacheerden die pas uit de politieschool komen geregulariseerd worden in een gespecialiseerde betrekking. Men dient in het bezit te zijn van het juiste brevet en deze werkwijze geeft de mogelijkheid aan pas afgestudeerden om een functie te bekleden waar velen al jaren op wachten. De voorzitter benadrukt dat wat werd voorgesteld slechts een denkpiste is. Over de concrete werkwijze alsook over de statutaire maatregelen zal nog onderhandeld moeten worden. Maar de inplaatsstelling aan de hand van deze vijf fases is de kern waaruit de maatregelen dienen voort te vloeien. Het ACV-politie vraagt om de mogelijkheid te bieden aan de aspirant-hoofdinspecteurs en commissarissen die aan het einde van hun opleiding zijn, om deel te nemen aan de herplaatsing, mits zij voldoen aan de juiste voorwaarden op dat moment. De voorzitter neemt akte van de vraag en zal de mogelijkheden bekijken. De vier vakorganisaties geven een negatief advies over het huidige voorstel. De voorzitter stelt voor dat de syndicale partners hun bedenkingen, zeker aangaande de mobiliteit, overmaken. Vervolgens zal er samen met de vakorganisaties in een beperkte werkgroep worden gekeken welke maatregelen mogelijk zijn en op welke manier men deze kan concretiseren. DRP zal tot slot het KB over de sociale maatregelen bij defensie naar aanleiding van de sluiting van kazernes dat ter inspiratie werd overgemaakt door het ACV-Politie, doornemen met het oog op de voorbereiding van deze werkgroep. 4. Stages AINP -vraag VSOA Het VSOA vraagt naar de situatie van de aspiranten wat hun stage betreft naar aanleiding van het dreigingsniveau 3. De dir a.i. DRP legt uit dat naar aanleiding van het dreigingsniveau 3 beslist werd om op 27januari 2015 in overleg met de juridische dienst een uitzonderlijk college van directeurs van de politiescholen te organiseren om de mogelijke alternatieven te overlopen om de basisopleidingen te kunnen voortzetten. Op 9 februari 2015 heeft de dir e.i. DRP de vakorganisaties uitgenodigd om ze te informeren over de genomen beslissingen. Het VSOA heeft geweigerd om in te gaan op de uitnodiging. De scholen kunnen kiezen tussen twee voorstellen: • Piste 1: "aangepaste stagen in de infrastructuur van de school (onder andere rollenspelen en oefeningen) en eventueel enkele stageactiviteiten in een PZ toevoegen (enkel intra muros). De georganiseerde activiteiten moeten beantwoorden aan de doelstellingen van de stage (functionaliteit wijkagent, onthaal en verkeer). De scholen stellen een aangepast programma op. Wat de evaluatie van hef professioneel functioneren van de AINP betreft, zullen de rollenspelen bij voorkeur georganiseerd en geëvalueerd worden door een mentor. De inhoud van het portfolio en bijgevolg ook dat deel van het mondelinge examen zullen aangepast worden. (vb. focus op de competenties en het te ontwikkelen proces). • Piste 2: "uitgestelde stage". De stage, de evaluatie van het professioneel functioneren en het eindexamen van het eerste luik zullen uitgesteld worden. De AlNP's beginnen meteen met het
tweede luik van het basisopleidingsprogramma AINP. Ongeveer de helft van de scholen heeft aanvankelijk voor deze optie gekozen. Afhankelijk van de duur van de dreiging zullen ze toch een aangepaste stage moeten organiseren. Hij voegt eraan toe dat de stages in principe eind maart beëindigd zijn. De doelstellingen van de operationele stage hangen samen met de basisfunctionaliteiten van wijkagent, onthaal en verkeer. Wat de aspecten onthaal en verkeer betreft, is de alternatieve stage meer haalbaar dan wat het aspect wijkagent betreft. De vakorganisaties hebben de lijst met de keuzes van de scholen gekregen. Wat de uitrusting betreft, bevestigt hij dat de agenten over hun kogelwerende vesten zullen beschikken. Hij voegt eraan toe dat een aspirant die niet slaagt door gebrek aan praktijkervaring de opleiding zal kunnen herdoen. Hij wijst erop dat de inzet van de mentoren moet worden begeleid. Als verschillende rollenspelen worden georganiseerd, zullen alle mentoren moeten kunnen deelnemen aan de evaluatie. Met deze aanbevelingen die aan de politiescholen werden doorgegeven, meent de overheid dat ze een maximum aan voorzorgsmaatregelen heeft genomen die zo dicht mogelijk aanleunen bij het statuut. Het is een eerste stap maar als niveau 3 gehandhaafd blijft, zal er over/eg nodig zijn. De directeur e.i. DRP voegt eraan toe dat sommige scholen al in extra budgettaire middelen hadden voorzien en dal de bedragen verschillen van school tot school. Als een deel van de capaciteit die op het terrein voorzien is (de mentoren) gebruikt wordt voor de rollenspeten, zullen de kosten dalen. Elke politieacademie en politieschool kiest evenwel haar procedure. Het ACV-politie vraagt opnieuw of het mogelijk is om een presentatie van de structuur van elke school en van de oprichting van de verschillende comités te krijgen. De voorzitter stelt voor om via twee kanalen te werken: een brief sturen naar de scholen opdat ze hun structuur tijdens een BOC zouden voorstellen en een brief naar de dirco's opdat ze dit punt op de agenda zouden zetten. Het ACV-politie verduidelijkt dat het een eerste stap is, maar als deze presentaties gegeven zijn, moeten ze bezorgd worden aan de leden van het HOC en ze zullen als basis kunnen dienen tijdens de hervorming van de BOC's. De documenten zullen via de dienst syndicale relaties worden bezorgd. 5. De visie van het SSGPI - vraag VSOA - vervolg HOC 134 Het VSOA heeft gehoord dal de directie van het SSGPI het voornemen had om de diensten van het SSGPI te reorganiseren op basis van de optimalisatie van de federale politie. Er werd een mail gestuurd naar alle personeelsleden om hen te vragen naar hun voorkeur wat de toekomstige gewone plaats van het werk betreft. De directrice a.i. van het SSGPI heeft een powerpoint naar de vakorganisaties gestuurd. In de visie die in samenwerking met Robert Eisen werd ontwikkeld, werd overwogen om ook de behandeling van de dossiers van de federale politie te decentraliseren. Alvorens deze beslissing werd genomen, werd aan de personeelsleden gevraagd of ze geïnteresseerd waren om naar de provincie te gaan. Dit was slechts een haalbaarheidsstudie. De vraag werd gesteld aan de betrokken personen en slechts twee hebben positief geantwoord. In het kader van de optimalisatie zou het dus interessant zijn om de personeelsleden van de dirco's en de FGP's op de hoogte te brengen dat er plaatsen zouden kunnen vrijkomen in de gedecentraliseerde SSGPI's. Het VSOA wil de garantie krijgen dat de personeelsleden van Brussel niet verplicht zullen worden om zich te verplaatsen naar een satelliet als de plaatsen in de provincies niet ingevuld worden. De directrice e.i. zal een communicatie aan het personeel overmaken om deze ongerustheid weg te nemen. Het ACV-politie wil een kopie van deze nota krijgen. DGR.Synd zal deze nota overmaken. 6. Risicoanalyse AMOK
De risicoanalyse van de AMOK-techniek werd vooraf naar de vakorganisaties gestuurd. Het VSOA heeft zijn opmerkingen verstuurden vraagt dat de risico's geanalyseerd en geëvalueerd worden door gebruik te maken van de risicomatrix. Er vindt een discussie plaats tussen CG/WB en het VSOA om de meest geschikte matrix voor deze risicoanalyse te bepalen. Het ACV-politie heeft de indruk dat men de preventiemaatregelen geeft en dat de risicomatrix achteraf wordt verwezenlijkt. De tekst zou herzien kunnen worden om duidelijker te zijn. De VCLP meent dat het interessant zou zijn om de preventiemaatregelen met de vakorganisaties te bespreken. Ze preciseert evenwel dat het moeilijk is om de methodologie waarvan het VSOA voorstander is, toe te passen. CG/WB heeft een voorafgaande analyse uitgevoerd en ze kan de notulen van de verschillende vergaderingen van de werkgroep opsturen. De vakorganisaties gaan akkoord. De voorzitter besluit dat de vakorganisaties inhoudelijk met het meeste akkoord kunnen gaan maar dat dit nog verfijnd en gepreciseerd kan worden. Er moet een technische werkgroep worden opgericht zodat iedereen opmerkingen kan geven en de nota kan worden aangepast. Deze werkgroep zal samengesteld zijn uit twee leden per vakorganisatie, CGIWB en de dossierbeheerder van de VCLP. De voorzitter stelt voor om dit puntte hernemen op het volgende HOC na bespreking in de werkgroep. De overheid zal het initiatief nemen voor de uitnodigingen. 7. Actuele periode ingevolge dreiging niveau 3 : mogelijkheid tot uitstel verloven Gelet op de vele verzoeken om de periode waarin de verloven van 2014 mochten worden genomen te verlengen, heeft de minister van Binnenlandse Zaken beslist om in overeenstemming met artikel VIII./III.2, tweede lid, RPPol, het personeel van de geïntegreerde politie dat betrokken is bij de strijd tegen terrorisme en radicalisme de toestemming te geven om de verloven van 2014 die niet voor 1 april 2015 kunnen genomen worden, te nemen tot 31 mei 2015. Blijft het dreigingsniveau behouden dan kan deze periode nog verlengd worden. De ACOD en hel VSOA preciseren dat sommige verantwoordelijken al hebben aangekondigd dat ze geen rekening zouden houden met de nota en er worden al bepaalde beslissingen genomen. De ACOD wil dat deze richtlijn voor alle personeelsleden geldt. De voorzitter verduidelijkt dat de overdracht van verlof een automatisme is maar hier gaat het om een uitzonderlijke situatie. Hij meent dat het moeilijk is om alle specifieke situaties te regelen maar er zal een nota verspreid worden via de VCLP en de CG om meer details te geven over de toepassing ervan. Het A TS Binnenlandse Zaken zal de nota opstellen. Hij stelt aan de vakorganisaties voor om dit tijdens de BOC's aan de overheid melden indien er verantwoordelijken zijn die die beslissing niet naleven. Hij denkt dat de minister zijn beslissing niet zal willen uitbreiden naar alle personeelsleden. Als de dreiging evenwel nog lang aanhoudt, zou bepaald kunnen worden dat de richtlijn voor aller personeelsleden geldt. Het ACV-politie herinnert eraan dat een overdracht van maximaal 30 overuren statutair bepaald is. Bij SPC vraagt de overheid evenwel aan de personeelsleden om meer dan 30 uren over te dragen. De voorzitter bevestigt dat het een statutair recht is en alles wat de 30 uren overschrijdt, moet uitbetaald worden. Er zal een nota worden verstuurd om deze regels te herhalen zodat hierover geen discussie meer mogelijk is. 8, Ministeriële omzendbrief betreffende de notie van gewone plaats van het werk voor de federale politie
DGR.Jur legt uit dat het een actualisering van de omzendbrief betreft. De minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de gebouwen die één enkele gewone plaats van het werk zijn. Een ministeriële omzendbrief van 15-02-2002 werd vervangen door de omzendbrieven van 25-03 en 31-08-2009. Deze is een bijgewerkte lijst van de gebouwen. De veranderingen ten opzichte van de versie die naar de vakorganisaties werd gestuurd zijn de volgende: • op pagina 2 werd de Nederlandstalige versie verbeterd. Er ontbrak een deel van een zin; • bij punt 11, over Antwerpen, werd "Copemicuslaan" toegevoegd, naar aanleiding van een beslissing van de Ministerraad. Het NSPV komt terug op punt 35 van de omzendbrief en preciseert dat de 'chemin de l'inquiétude' de 'rue Mélina Mercouri' geworden is. Het ACV-politie heeft verschillende opmerkingen: 1. bij de totstandkoming van deze omzendbrief was het niet akkoord met de straal van 4000 meter en het is er nog steeds niet mee akkoord; 2. de gebouwen van het Queteletplein worden niet gebruikt; 3. ieder personeelslid dat in Brussel werkt, heeft één enkele gewone plaats van het werk. Het vindt het schandalig dat de personeelsleden die naar het RAC zijn moeten gaan geen recht meer hebben op het gecombineerde abonnement. Hef vraagt dus dat dit recht opnieuw wordt ingevoerd. Het heeft gehoord dat er in vrijkaarten ging worden voorzien voor de operationelen, maar dat is geen oplossing want de Ca/Dg-personeelsleden hebben daar geen recht op. Het VSOA gaat ook niet akkoord met deze beslissing. De voorzitter neemt akte van de afwijzing van het ACV-politie, maar dat verandert niets aan de reglementering. Hij neemt akte van de opmerkingen. Wat de abonnementen betreft, zal hij een vergadering beleggen met DRP/P en hij zal een oplossing zoeken voor het operationele personeel en voor het Calog-personeel. Dit zal binnenkort worden opgelost. 9. Template CG/WB : gestandaardiseerde risicoanalyse en jaaractieplan De templates werden al voorgesteld op het HOC 134. Er werden echter verschillende opmerkingen geformuleerd en de vakorganisaties vroegen om de oprichting van een werkgroep. Deze werkgroep is samengekomen en verschillende wijzigingen werden gevraagd. De wijzigingen werden doorgevoerd en de definitieve templates werden naar de vakorganisaties gestuurd. De procedure voor het jaaractieplan wordt momenteel opgesteld. Ze zal vóór de verspreiding aan de vakorganisaties worden voorgesteld. De overheid benadrukt dat de template van de risicoanalyse enkel geldig is voor het genegotieerd beheer van de publieke ruimte. Dit wordt weldra ingevoerd in BEPAD, waarvan de implementatie voorzien is voor 01/0412015. De jaaractieplannen zullen worden overgemaakt aan alle directies en diensten zodoende dat er in 2016 met dit stramien gewerkt kan worden. Het NSPV wil het werk dat verricht werd zeker niet in twijfel trekken, maar er ontbreekt een bepaling inzake de naleving van de uitrustingsnormen. De vakorganisatie vraagt om uitdrukkelijk op te nemen dat, indien men niet in staat is om een correcte uitrusting te voorzien, de nodige leveringen en bestellingen moeten gebeuren. De voorzitter is helemaal akkoord met deze bekommernis, maar de problematiek wordt behandeld door de werkgroep die werd opgericht ingevolge de betoging van 06/11/2014. De vakorganisaties verlenen een positief advies met betrekking tot de voorgestelde documenten. 10. Kogelwerende vesten - vraag VSOA Het VSOA heeft aan de voorzitter gevraagd om dit punt dringend te behandelen. Het wenst een stand van zaken te krijgen wat de verdeling en de aankoop van kogelwerende vesten betreft en het wil weten welke initiatieven de overheid heeft genomen. Michel Croquet geeft een stand van zaken betreffende de kogelwerende vesten:
• voor DAH: alle maten werden genomen en 562 kogelwerende vesten zullen besteld worden; • voor heel DGA: 879 vesten zullen besteld worden en 119 voor VDKP. AIle personeelsleden zullen eind maart en eind april uitgerust worden. De leveringstermijnen zijn korter want de leverancier heeft veel vesten op voorraad . Hij heeft zopas informatie gekregen over de juiste leveringstermijnen en deze informatie zal worden doorgegeven aan het personeel. Hij zal de personeelsleden er ook van op de hoogte brengen dat heel DGA zal worden uitgerust met vesten van betere kwaliteit dan in 2006. De directeur a.i. DRL kondigt aan dat vorige week 500 vesten werden geleverd aan de scholen en dat de 240 resterende half maart aan de politiescholen zullen worden geleverd. Alle aspiranten van 2014 zouden tegen eind maart uitgerust moeten zijn zodat de opleiding normaal kan verlopen. Het VSOA wijst op het feit dat alle informatie duidelijk moet zijn en dat de nota van de directeur a.i. DRL gevolgd moet worden. Blijkbaar hebben de verantwoordelijken de informatie niet goed doorgegeven. Het ACV-politie wil een aangepaste versie krijgen van de tabel die de directeur a.i. DRL heeft voorgesteld. De directeur a.i. DRL gaat akkoord met deze vraag maar hij stelt voor om te wachten tot alle veranderingen hebben plaatsgevonden. Er kan tegen eind maart een nieuwe tabel worden opgesteld. Hij meldt dat de peppersprays geleverd werden en verspreid worden. Ze zijn aan het derde groene licht. Er worden momenteel richtlijnen opgesteld om het gebruik en de bewaring te herhalen. Hij zal evenwel niet op de richtlijnen wachten om de verdeling te starten. Voor de maatname zijn twee data vastgelegd: 2 en 4 maart en eventueel nog een laatste datum indien nodig. De ACOD meent dat het derde groene licht slechts van toepassing zal zijn wanneer de richtlijnen verspreid zullen worden. Er dient gepreciseerd te worden dat ze nog verstuurd moeten worden. De voorzitter meent dat het belangrijk is dat er correct wordt gecommuniceerd over wat er zich aankondigt en dat de richtlijnen van DRL terzelfder tijd gevolgd worden. 11. Werkpostfiche @ DGA In april 2014 heeft DGA haar project 'risicoanalyse voor de meest blootgestelde functies' voorgesteld aan het Hoog Overlegcomité. Dit project loopt en met de hulp van de preventieadviseurs zijn de eerste analyses zo goed als klaar. De procedure van DGA bepaalt dat de risicoanalyse ook voor advies naar de arbeidsgeneeskunde wordt gestuurd voor ze voorgelegd wordt aan het HOC of het bevoegde BOC. In dat kader en opdat de risicoanalyse volledig zou zijn, werd een model van 'werkpostfiche' ontwikkeld op voorstel en in partnerschap met de arbeidsgeneeskunde. De arbeidsgeneeskunde heeft immers voorgesteld om onmiddellijk een werkpostfiche (risicoanalyse) op te stellen voor elk analysedocument dat naar haar wordt opgestuurd. De werkpostfiche heeft drie doelen: • zorgen voor een gepast en specifiek gezondheidstoezicht voor de werkpost van iedere werknemer op basis van de risicoanalyse van de opdracht(en) die de werknemer uitvoert; • de werkgever de nodige informatie geven zodat hij de jaarlijkse nominatieve gezondheidslijsten kan opstellen zoals: types bezette posten, werknemers die verplicht onderworpen worden aan het gezondheidstoezicht en aan de inentingen; • de werknemers informatie geven over de soorten risico's waaraan ze blootgesteld worden tijdens de uitvoering van hun werk. De bijgevoegde werkpostfiche wil eenvoudig en praktisch zijn. Ze is het eerste model van een lange lijst die net als de risicoanalyse dynamisch is en gewijzigd kan worden. Het is de bedoeling dat ze continu verbeterd kan worden via het model "Plan - do - check - act". Het uiteindelijke doel van DGA is om deze werkpostfiche te integreren in het computersysteem voor het personeelsbeheer waarover de HR-diensten beschikken (GALop) en in het systeem voor het beheer van het medisch dossier dat gebruikt wordt door de medische dienst. Om het integratieproces van deze nieuwe fiche te
vergemakkelijken en te verbeteren, heeft DGA beslist om dit project voor te leggen aan het Hoog Overlegcomité. Het ACV-politie geeft een gunstig advies en preciseert dat deze fiche goed werd onthaald door het BOC 197. Het zou evenwel gewenst hebben dat de psychosociale risico's meer ontwikkeld zouden zijn. Het NSPV is dezelfde mening toegedaan maar zou willen weten waarom dit niet voor de federale politie in haar geheel bestaat. De voorzitter legt uit dat het initiatief werd genomen om deze fiche te integreren in Galop en wanneer DGA dit werk beëindigd heeft, wil hij deze procedure opleggen aan de volledige federale politie. DGA preciseert dat het een basis is die zal evolueren. Het deel medisch onderzoek zal verbeterd worden. Joëlle Vierendeels heeft contact gehad met de psychologen want de wet is gewijzigd wat de psychosociale risico's betreft. Ze voegt eraan toe dat deze werkpostfiche geïntegreerd zal worden in het project 'functiebeschrijving' opdat de werknemer uiteindelijk kennis kan nemen van de risico's die verbonden zijn met zijn functie. Dit document biedt vele mogelijkheden. Koen Van Laethem verduidelijkt dat er een verschil bestaat tussen de wapendracht verbonden met een functie of met een statuut. Bovendien geeft regelmatig gebruik van voertuigen ook aanleiding tot een doktersbezoek (gebruik 1 keer per week). Wat de biologische agentia betreft, worden alle inspecteurs ingeënt tegen hepatitis A, B en tetanus. Er zijn weinig verplichte inentingen. Wat de chemische stoffen betreft, hangt dit af van de blootstelling. Wat het werken met beeldschermen en de levensmiddelen betreft, maken deze beide begrippen geen deel meer uit van het medisch toezicht. Het za' niet meer verplicht zijn en het zal op verzoek van het personeelslid gebeuren. 12. Omzendbrief met maatregelen aangaande de federale personeelsmonitoring DGR.Jur verduidelijkt dat het om een omzendbrief gaat die verwijst naar het toepassingsgebied van een eerdere omzendbrief over dezelfde context Hij is van toepassing op de federale onomkeerbare personeelsbeweging mag plaatsvinden. Dit houdt in dat alle maatregelen die geld kosten of die de personeelscapaciteit wijzigen onder het toepassingsgebied van deze omzendbrief vallen (bijvoorbeeld bevordering, terugkeer na loopbaanonderbreking ...). Dat betekent ook dat tijdelijke of niet-definitieve personeelsbewegingen niet onder de toepassing van deze omzendbrief vallen zoals bijvoorbeeld een detachering van de federale politie naar de lokale politie. De meeste personeelsbewegingen (verplaatsing via mobiliteit, aanwerving, bevordering) vallen onder de toepassing van de omzendbrief De omzendbrief bepaalt ook dat een afwijking gevraagd kan worden om dergelijke personeelsbewegingen te verwezenlijken en dat dit gevraagd moet worden aan de minister van Ambtenarenzaken en de minister van Begroting. Er werd contact opgenomen met de inspecteur-generaal van financiën om de concrete toepassing te kennen en de aanpak is de volgende: een eerste vraag tot afwijking betreffende de gebonden bevoegdheden werd voorgelegd aan het advies van de IGF. Voor wat niet behoort tot deze gebonden bevoegdheden (bijvoorbeeld mobiliteit en bevordering) kan een afzonderlijke afwijking worden aangevraagd. Voor elke procedure zal de overheid een afwijking van de toepassing van de omzendbrief vragen. DGR.Jur zegt tot slot dat het een procedureel aspect is want men moet een afwijking vragen terwijl een omzendbrief niet kan afwijken van een koninklijk besluit. DGR.Jur zal een opsomming geven van de elementen waarvoor een afwijking moet worden gevraagd. De directeur a.i. DRP preciseert dat de aspiranten die momenteel opgeleid worden deel uitmaken van de algemene afwijking die naar de minister werd gestuurd. De voorzitter wacht vol ongeduld op het antwoord van de minister van Begroting, in de wetenschap dat de eerste aspecten statutair zijn en opgelegd zijn bij koninklijk besluit. Het is een monitoring voor de regering die de impact ervan op de begroting kan meten. 13. Stand van zaken van de risicoanalyses van de opleidingen Het ACV-politie wenst de risicoanalyse met betrekking tot de opleiding 'leugendetector' te krijgen alsook de risicoanalyses en de stand van zaken in verband met de opleidingen van alle aard. Het
verwijst naar de problematiek in de politieacademie van Namen. Het zou wil/en weten of de voorzitter feedback heeft betreffende de conclusies van het HOC en of de academie van Namen de risicoanalyse die tijdens een vorig hoog overlegcomité werd gevraagd, heeft uitgevoerd. Als de resultaten van de risicoanalyse gunstig zijn, stelt het voor om de mogelijkheid te overwegen om dit instrument in alle scholen te gebruiken. De eenvormigheid moet in alle politiescholen gerespecteerd worden. De directeur a. i. DRP herinnert eraan dat de directeur van de politieacademie van Namen enkel wilde sensibiliseren voor de problematiek. Hij zal deze problematiek op zijn niveau analyseren. Als dit instrument niet verbonden kan worden met een doelstelling van de nieuwe basisopleiding. zal het geschrapt worden. In afwachting van de resultaten van deze analyse beslist de voorzitter dat de academie van Namen dit instrument niet meer gebruikt. Wat betreft het verzoek om risicoanalyses voor elke opleiding, werden enkel in 2014 982 verschillende opleidingen verstrekt en het is moeilijk om een zo groot aantal risicoanalyses uit te voeren. Hij stelt voor om een werkgroep op te richten om een globale methode te vinden om de problematiek van risicoanalyses van de opleidingen te analyseren. De voorzitter neemt akte van de opmerkingen en wijst op het feit dat een nieuwe opleiding gestart zal worden en dat er geen afwijkingen meer toegelaten zullen zijn. De overheid zal zorgen voor een standaardisering en in 2015 zal een evaluatie/controle plaatsvinden. De vakorganisaties gaan akkoord met de oprichting van een werkgroep. 14. Varia 1. Het VSOA heeft gehoord dat ERIP en GIP oefeningen zouden doen in Elsenborn maar het commando zou hetzelfde zijn. Sommige aspiranten zijn echter niet tweetalig en de oefeningen moeten afzonderlijk zijn. Er moet over deze problematiek nagedacht worden, zowel op het vlak van het statuut als op het vlak van de veiligheid. De voorzitter zal inlichtingen inwinnen. 2. Het ACV-politie komt terug op een nota betreffende CGSU die verzonden werd. Als het zich goed herinnert moesten de functieprofielen eerst aan de taskforce van het BOC 197 bezorgd worden. De ACOD preciseert dat het een taskforce van het HOC en niet van het BOC is. De voorzitter zal aan CGSU vragen om dit punt in eerste instantie in het HOC te behandelen en vervolgens zullen de documenten aan het BOC bezorgd worden om zo nodig te worden aangepast per provincie.