Notitie Vitaal Platteland
Demografische veranderingen in gemeente De Wolden
actief en betrokken
dewolden.nl
Inhoud 1.
Het project Vitaal Platteland
3
2.
Samenvatting
5
3.
Demografische ontwikkeling gemeente De Wolden
7
4.
Een 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
5.
bevolkingsprognose voor De Wolden Het opstellen van een prognose Prognoses 2009 en 2012: grote verschillen Een prognose met een realistische bandbreedte Prognose leerlingen primair onderwijs, beroepsbevolking en 75+ 'ers 4.5. Prognose naar kern 4.6. Conclusie
10 10 11 12
Gevolgen van demografische verandering 5.1. Wat is leefbaarheid? 5.2. Gevolgen voor vraag naar en aanbod van voorzieningen 5.3. Gevolgen voor woningmarkt en woonaantrekkelijkheid 5.4. Gevolgen voor de economie 5.5. Conclusie
21 21 23 27 29 31
14 17 20
Bijlage 1 - Verslag stakeholdersbijeenkomst 13 september
33
Bijlage 2 – Verslag ‘werkbezoek Middelstemeer’ 26 september
39
Bijlage 3 – Factsheets per kern
45
1. Het project Vitaal Platteland De bevolkingssamenstelling in de dorpen van De Wolden verandert. Ontgroening en vergrijzing zijn al actueel. In de toekomst gaat het inwonertal afnemen. Hoe houden we De Wolden leefbaar? Daar wil de gemeente samen met inwoners, organisaties en bedrijven over nadenken en aan werken in het project Vitaal Platteland. Tijdig voorbereiden De Wolden wil zich op tijd voorbereiden op een andere bevolkingssamenstelling. Door tijdig in te spelen op ontwikkelingen kunnen problemen worden voorkomen. Daarom is het project Vitaal Platteland onderdeel van het collegeprogramma en de structuurvisie. Ontwikkeling in beeld Het project Vitaal Platteland heeft een looptijd van drie jaar en doorloopt een aantal stappen. De eerste stap is het analyseren en verkennen van het probleem. Deze stap eindigt met deze notitie. In de notitie staat per dorp een prognose uitgewerkt van de bevolkingssamenstelling. Ook beschrijft de notitie de gevolgen van ontgroening, vergrijzing en krimp. Deze notitie beoogt iedereen in de gemeente (bewoners, bedrijven, organisaties, dorpsbelangen, gemeenteraad en college van B&W) een eenduidig beeld te geven van de demografische veranderingen die op de gemeente afkomt en de gevolgen die deze veranderingen voor de gemeente kunnen hebben. Voor het opstellen van de notitie is onderzoek gedaan door bureau Companen en zijn twee bijeenkomsten georganiseerd. De eerste bijeenkomst op 13 september met verschillende externe partners van de gemeente stond in het teken van de veranderingen die de demografische veranderingen met zich mee brengen. Vraag die aan de deelnemers werd gesteld, was hoe je de gevolgen van demografische veranderingen kan volgen en monitoren. Op 26 september vond de tweede bijeenkomst plaats: een werkbezoek van leden van de gemeenteraad, het college, de dorpsbelangenverenigingen en geïnteresseerde burgers aan de fictieve gemeente Middelstemeer. Tijdens deze avond werd intensief met elkaar gepraat over de veranderingen die op de gemeente afkomen en hoe de gemeente zich daarop moet voorbereiden. De resultaten van beide bijeenkomsten zijn verwerkt in deze notitie. De verslagen zijn als bijlage opgenomen. Visie en strategie om samen De Wolden vitaal te houden In stap 2 van het project Vitaal Platteland bepaalt de gemeente haar visie en strategie om de knelpunten op te lossen en kansen te verzilveren. Deze stap begint in 2013 en eindigt na de verkiezingen in 2014. De nieuwe gemeenteraad kan in
-3-
2014 de gemeentelijke visie vaststellen. In deze fase zijn inwoners, organisaties en bedrijven volop in de gelegenheid om mee te denken over goede oplossingen. Het behoud van de leefbaarheid hangt samen met het gemeentelijk beleid en gemeentelijke voorzieningen, maar ook met de initiatieven van inwoners, organisaties en bedrijven. Samen houden we De Wolden leefbaar. Vertaling naar uitvoering Stap 3 is de vertaling van de visie en strategie naar gemeentelijk beleid en uitvoeringsprojecten. Deze stap zetten we in de tweede helft van 2014. Onderdeel van deze stap is het maken van een monitoringplan. We willen als gemeente de vinger aan de pols blijven houden en gaan de actuele bevolkingsgegevens bijhouden en publiceren. Inhoud van de notitie Na een samenvatting van de notitie in hoofdstuk 2, wordt in hoofdstuk 3 kort teruggeblikt op de demografische ontwikkeling van de gemeente De Wolden. Hoofdstuk 4 bevat de actuele bevolkingsprognose. Deze is uitgesplitst naar de afzonderlijke kernen en naar drie 'levensfasen': basisschoolleerlingen, beroepsbevolking en 75+'ers. Hoofdstuk 5 van de notitie behandelt de gevolgen van demografische verandering. Als bijlagen treft u de verslagen van de bijeenkomsten op 13 en 26 september en een bundel factsheets per kern.
-4-
2. Samenvatting Bevolkingsdaling De bevolkingsomvang van de gemeente De Wolden loopt terug. Het woningbouwprogramma zoals dat is opgenomen in het Woonplan 2011-2015 zorgt voor enige afvlakking van de bevolkingsdaling, maar in de komende twee decennia zal de bevolking in alle kernen krimpen. In de provinciale prognose 2012 is dit woningbouwprogramma opgenomen waardoor deze prognose uitgaat van een licht positief migratiesaldo (ca. 20 per jaar). Of dit realistisch is, hangt mede af van de ontwikkeling van de woningmarkt. In de huidige markt is het erg lastig om woningen af te zetten. Als de markt weer aantrekt, hangt het af van de concurrentiekracht van De Wolden of er een positief migratiesaldo kan worden gerealiseerd. Een volledige uitvoering van het Woonplan in de periode tot 2020 is vooralsnog niet gegarandeerd. Vandaar dat naast de provinciale prognose een tweede prognose is opgesteld, gebaseerd op een neutraal migratiesaldo. Deze twee prognoses geven een realistische bandbreedte aan waarbinnen de bevolking van De Wolden zich zal ontwikkelen. Beide prognoses laten een groeiend aantal huishoudens zien tot 2022, daarna zet de bevolkingsdaling door en zien we ook een daling van het aantal huishoudens optreden. Ontgroening, vergrijzing en bevolkingsdaling vertalen zich ook in een afname van het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd en de omvang van de beroepsbevolking. Het aantal 75-plussers neemt daarentegen toe. De bevolkingsdaling voltrekt zich in alle kernen. Alleen Kerkenveld en Zuidwolde laten in de periode 2012-2022 een tijdelijke bevolkingsgroei zien - als het bouwprogramma in het Woonplan wordt gerealiseerd. Leefbaarheid Het begrip ‘leefbaarheid’ laat zich niet eenduidig definiëren. Wat de leefbaarheid van een dorp bepaalt is in sterke mate afhankelijk van de levensfase van bewoners. Bij discussies over leefbaarheid en het evalueren van de effectiviteit van maatregelen om de leefbaarheid te vergroten, moet daarom altijd duidelijk worden gemaakt over de leefbaarheid van welke groep het gaat. De leefbaarheidsmatrix helpt daarbij. Of het verdwijnen van voorzieningen een probleem is voor de leefbaarheid van dorpsbewoners hangt in grote mate af van hun mobiliteit: wie auto rijdt heeft altijd voorzieningen in de buurt. Wie geen auto bezit, is aangewezen op voorzieningen in de kern. Het verdwijnen daarvan brengt voor hen (vaak ouderen) problemen met zich mee. Het verdwijnen van voorzieningen die sterk worden geassocieerd met de vitaliteit van het dorp (de school, de harmonie, de kroeg) roept emotionele reacties op, ook bij dorpsbewoners die niet op de betreffende voorziening zijn aangewezen.
-5-
Verdwijnen van voorzieningen De vraag naar voorzieningen verschuift als gevolg van de ontgroening en vergrijzing van onderwijs, kinderopvang en muziekles naar zorg, ondersteuning en dagbesteding. Voorzieningen die vooral zijn gericht op kinderen en gezinnen verdwijnen gaandeweg. Vergrijzing biedt echter ook kansen. Veel jonggepensioneerden zijn actief als vrijwilliger. Zij kunnen een rol spelen in het vergroten van de sociale cohesie in dorpen of aan het in stand houden van het voorzieningenniveau. Gevolgen krimp op de woningmarkt Ontgroening en vergrijzing leiden tot mismatches op de woningmarkt. Nieuwbouw biedt hiervoor geen oplossing. Door kwaliteitsverbetering en transformatie kan de woningvoorraad courant gehouden worden. Een deel van de woningvoorraad is extra kwetsbaar voor leegstand. Omwille van de woonaantrekkelijkheid van dorpen is het zaak verloedering van leegstaande panden te voorkomen. Ook de openbare ruimte vraagt om aandacht. Een vergrijzende bevolking stelt andere eisen aan de openbare ruimte. Lege plekken die geen invulling krijgen, verminderen de aantrekkelijkheid van een dorp. Gevolgen krimp op de economie Schaalvergroting en ‘trek naar de stad’ leiden tot een verlies aan bedrijvigheid in kleine kernen. Vooral winkels en horeca verdwijnen. Voor mensen zonder auto (vaak ouderen) levert dit een probleem op. Zij worden afhankelijk van anderen voor hun dagelijkse behoeften en hebben minder mogelijkheden voor ontspanning en ontmoeting. De vergrijzing en de toename van het aantal mensen dat op het dorp is aangewezen voor hun dagelijkse behoeften, biedt ook kansen. Ouderen in de kernen vormen mogelijk een interessante klantengroep. Bedrijven die moeite ondervinden om personeel te vinden als gevolg van de krimpende beroepsbevolking kunnen besluiten hun bedrijf te verhuizen. Het behouden van bedrijven in de gemeente vraagt om goede samenwerking tussen bedrijfsleven en gemeenten in de regio.
-6-
3. Demografische ontwikkeling gemeente De Wolden Bevolkingsontwikkeling 1960-2010 De gemeente De Wolden is in 1998 gevormd uit de gemeenten Zuidwolde, Ruinerwold, De Wijk en het grootste deel van Ruinen. De gemeente kent 17 officiële kernen en 49 buurtschappen. De gemeente heeft ruim 23.700 inwoners. De bevolkingsomvang is in het gebied dat nu de gemeente De Wolden vormt van de jaren '60 tot 2002 vrij geleidelijk gegroeid. Alleen in de jaren zeventig is de bevolking relatief snel toegenomen. In 1960 had de gemeente 17.660 inwoners, ruim 6.000 minder dan nu. Figuur 1 - Bevolkingsgroei De Wolden 1960-2010
Bron: CBS
In 2002 is er een kentering zichtbaar in de bevolkingsontwikkeling. De bevolking liep terug tot 2006 en leefde daarna weer enigszins op. Vergrijzing en ontgroening Vanaf eind jaren tachtig is er sprake van een geleidelijke terugloop van het aandeel jonge inwoners en stijging van het aandeel 65+'ers. Het laatste decennium gaat met name de vergrijzing sneller dan daarvoor. Daarmee volgt De Wolden de landelijke trend. De bevolkingsgroei die het Nederlandse beleid na de Tweede Figuur 2 - Bevolkingsopbouw 1988-2012 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2022 2032 0%
20%
40% 0-20
60% 20-65
80% 65+
Bron: CBS
-7-
100%
Wereldoorlog beheerste, is over zijn hoogtepunt heen. In perifere gebieden (binnen Nederland en binnen regio’s) is sprake van bevolkingskrimp. Dat geldt ook voor de provincie Drenthe. Er worden minder kinderen geboren dan er mensen overlijden (zie figuur 3). Waar groei optreedt, is die het gevolg van migratie (‘trek naar de stad’) en niet meer van ‘natuurlijke aanwas’. Dat vraagt om een omslag in het denken van beleidsmakers. Zij hebben zich decennialang bezig gehouden met de vraag hoe de bevolkingsgroei kon worden opgevangen (met woningen, scholen, ziekenhuizen, bedrijventerreinen, etc.). Nu komt de vraag hoe kan worden geanticipeerd op bevolkingskrimp. Figuur 3 – Natuurlijke aanwas Drenthe vanaf 1960
Bron: Bevolkingsprognose XVIII Provincie Drenthe
Krimp in verschillend tempo De demografische verandering zet zich niet overal in het zelfde tempo in. De Randstad blijft nog enige tijd groeien, terwijl de krimp in de noordelijke provincies al is ingezet. Binnen provincies en regio’s en zelfs binnen gemeenten bestaan eveneens verschillen. In Drenthe blijven Assen, Meppel en Hoogeveen voorlopig nog groeien. De andere gemeenten zullen naar verwachting te kampen krijgen met krimp. In figuur 4 is de relatieve bevolkingsontwikkeling van Nederland, Drenthe, Figuur 4 – Relatieve bevolkingsontwikkeling Nederland, Drenthe, Zuidwest Drenthe en De Wolden (2010=100) 110
105
100
95
90
85
Bron: CBS
-8-
Nederland
39
40
38
20
20
20
36
37
35
20
20
20
34
33
20
32
Drenthe
20
20
30
31
29
20
20
20
27
28
26
20
Zuidwest-Drenthe
20
20
24
25
23
20
20
20
22
21
20
De Wolden
20
19
20
20
17
18
20
20
20
16
15
20
20
13 14 20
11
12
20
20
20
20
10
80
Zuidwest Drenthe en De Wolden naast elkaar gezet. De bevolkingsomvang in 2010 is gesteld op 100. De Wolden krimpt eerder en sneller dan de provincie als geheel en dan de regio Zuidwest Drenthe. Bevolkingskrimp en economische schaalvergroting zetten druk op het voorzieningenniveau van kleinere kernen. Economische schaalvergroting leidt tot trek naar de stad: zowel van economische activiteit en van bewoners. Door tijdig te anticiperen kunnen problemen worden voorkomen. Figuur 5 – Ontwikkeling bevolking Drentse gemeenten, absoluut en in %, gemiddeld per jaar in de periode 2010 - 2039
Bron: Bevolkingsprognose XVIII Provincie Drenthe
-9-
4. Een bevolkingsprognose voor De Wolden 4.1.
Het opstellen van een prognose
Bevolkingsprognoses zijn verwachtingen van hoe de bevolking zich zal ontwikkelen, naar omvang en naar samenstelling. De toekomstige omvang van de bevolking wordt ingeschat op basis van twee factoren: het geboortesaldo en het migratiesaldo. Het aantal te verwachte geboorten is gebaseerd op ervaringscijfers van het gemiddeld aantal kinderen per vrouw in de vruchtbare leeftijd. Het aantal sterfgevallen is gebaseerd op de levensverwachting van de inwoners van de gemeente. Migratie is lastiger te voorspellen. Bevolkingssgroei op bovenlokaal niveau speelt hier een rol en trends in het vestigingsgedrag van mensen. Als we weten met hoeveel mensen de bevolking in een land(sdeel) naar verwachting groeit en we weten hoe die zich verspreiden over de verschillende gemeenten, kunnen we die trends doortrekken naar de toekomst. De verwachting van het aantal woningen dat nodig is om al deze mensen te huisvesten is gebaseerd op de leeftijd van de vestigers en (de ontwikkeling van) de huishoudensomvang per leeftijdsgroep. Hoe kleiner de huishoudens, hoe meer woningen er nodig zijn om hetzelfde aantal mensen te huisvesten. Door de vergrijzing van de bevolking treedt gezinsverdunning op. Het aantal woningen dat nodig is om hetzelfde aantal inwoners te huisvesten groeit daardoor. Overschot woningbouwprogramma's Complicerende factor is dat er van overheidswege wordt gestuurd op de migratiestromen. Om tal van redenen krijgt de ene gemeente meer ruimte om te groeien dan de andere. Aangenomen wordt vervolgens dat de mensen die huisvesting zoeken in de regio, gaan wonen in de woningen die door de gemeenten zijn gepland. Dat gaat goed tot er een overschot aan woningbouwplannen ontstaat. Dat overschot is op veel plekken de laatste jaren ontstaan. Hiervoor zijn twee redenen. In de eerste plaats is er sprake van een structureel overschot aan plannen omdat gemeenten het afgelopen decennium telkens zijn uitgegaan van de meest optimistische demografische scenario's. In de tweede plaats is sinds 2010 een (tijdelijk) overschot ontstaan door de vraaguitval als gevolg van de economische crisis. Mensen die normaal gesproken een woning zouden hebben gekocht, stellen deze koop uit. Welk deel van de vraaguitval structureel is en welk deel tijdelijk is moeilijk te zeggen. De woningbouwprogrammering is door de crisis een veel minder goede indicator voor het voorspellen van migratiestromen. Bevolkingsprognoses worden hierop weliswaar aangepast maar zijn - vooral op korte termijn - minder betrouwbaar dan vroeger. Het is moeilijk te voorspellen hoe lang de crisis op de woningmarkt zal
- 10 -
aanhouden en we weten niet of de woonconsument zich na de crisis hetzelfde zal gedragen als daarvoor. Kritisch kijken naar bevolkingsprognoses Het is verstandig kritisch te kijken naar bevolkingsprognoses. Waar het gaat om het voorspellen van geboorten en overlijdens in een gemeente zijn de prognoses nog altijd accuraat. De verwachte migratiestromen (op basis van bouwprogramma's) zijn op dit moment minder betrouwbaar. Dat geldt zowel voor het eigen bouwprogramma (voorziet dat in een behoefte van een woonconsument die veel kieskeuriger is dan in het verleden?) als dat van omliggende gemeenten. Als projecten in een buurgemeente worden uitgesteld of afgeblazen, vergroot dat de kansen voor de afzet van woningen in de eigen gemeente. Bij het maken van die inschatting moet wel goed worden gekeken of de doelgroep van de verschillende projecten met elkaar overeenkomt. Het afblazen van een project met studentenwoningen in Groningen zal geen effect hebben op de woningverkoop in De Wolden. Het terugbrengen van het aantal nieuwbouwwoningen voor gezinnen in Meppel mogelijk wel. Veranderingen in migratiestromen hebben indirect gevolgen voor het geboortesaldo. Vaak zijn het jonge gezinnen of gezinsvormers die nieuw gebouwde woningen betrekken. Het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd stijgt daarmee, evenals het verwachte geboortecijfer. Minder migratie betekent dus ook minder geboorten.
Prognoses zijn verwachtingen van de ontwikkeling van de omvang en de samenstelling van de bevolking gebaseerd op trends uit het verleden. Woningbouwprogramma’s beïnvloeden de prognoses omdat die ervan uitgaan dat mensen gaan wonen waar woningen worden gebouwd. Het overschot in de programmering van nieuwbouwwoningen maakt prognoses minder betrouwbaar. Een gemeente die vestigers uit andere gemeenten wil aantrekken, moet in de huidige tijd goed kijken of het woningbouwprogramma voldoende concurrerend is. Is dat niet het geval dan zal de werkelijke bevolkingsontwikkeling lager uitvallen dan geprognosticeerd.
4.2.
Prognoses 2009 en 2012: grote verschillen
De uitkomsten van de provinciale prognoses van 2009 en 2012 verschillen voor De Wolden sterk. De prognose die is gebruikt voor het Woonplan 2011-2015 (provinciale prognose van 2009, variant migratiesaldo=0) voorspelde een bevolkingskrimp met 1.250 inwoners in de periode 2010-2020. De provinciale prognose van 2012 voorspelt in de periode 2012-2022 een krimp met 'slechts' 410 inwoners. Een verschil van 840 inwoners. Dit verschil vertaalt zich veel minder sterk in de huishoudensontwikkeling (2009: +440 tot 2020; 2012 +540). Deze verschillen in uitkomsten maken het lastig voor de gemeente om beleid te toetsen, of juist nieuw beleid te gaan ontwikkelen.
- 11 -
Tabel 1 - Bevolkingsprognose provincie 2009 en 2012 2010
2020
2030
2010-2020
2020-2030
Provincie 2009 (m=0)
23.640
22.390
20.690
-1.250
-1.700
Provincie 2012
23.740
23.340
22.570
-400
-760
Tabel 2 - Huishoudensprognose provincie 2009 en 2012 2010
2020
2030
2010-2020
2020-2030
Provincie 2009 (m=0)
9.420
9.860
9.730
440
-130
Provincie 2012
9.480
10.020
10.110
540
90
De verschillen worden voor het grootste deel verklaard door drie veranderde aannames: 1. In de eerste plaats is de levensverwachting in de prognose 2012 naar boven bijgesteld. Dit is de belangrijkste verklaring voor de minder sterke bevolkingskrimp in de prognose 2012. Deze verklaring hangt samen met recente landelijke inzichten dat de levensverwachting van nieuwe generaties sneller stijgt dan voorheen geraamd. 2. In de tweede plaats ging de prognose 2009 uit van een veel snellere gezinsverdunning dan die van 2012. Dit is de belangrijkste verklaring waarom het verschil in bevolkingsafname tussen de twee prognoses zich niet vertaalt in een evenredig verschil in huishoudensontwikkeling. 3. In de derde plaats ging de prognose van 2009 uit van een migratiesaldo van nul inwoners, terwijl in de prognose van 2012 het woningbouwprogramma uit het Woonplan is verwerkt, met als gevolg een licht positief migratiesaldo (ca. 200 personen in 10 jaar tijd).
De provinciale prognose van 2012 toont een minder sterke bevolkingskrimp dan de variant van de provinciale prognose 2009 die de basis vormde van het Woonplan 2011-2015. Dit wordt veroorzaakt door aangepaste aannames ten aanzien van de levensverwachting (mensen worden ouder) en gezinsverdunning (die gaat minder snel). Ook is in 2012 het woningbouwprogramma van de gemeente in de prognose verwerkt. Dit leidt op basis van de gewijzigde parameters tot een positief migratiesaldo.
4.3.
Een prognose met een realistische bandbreedte
De provinciale prognose van 2012 is opgesteld op basis van de meest actuele aannames van het CBS ten aanzien van de levensverwachting en gezinsverdunning. Deze aannames zijn de basis voor alle prognoses die in Nederland worden opgesteld. Waar de gemeente kritisch naar moet kijken, is met name het realiteitsgehalte van het woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma in het Woonplan is gebaseerd op het uitgangspunt 'migratiesaldo=0' en kwam op
- 12 -
basis daarvan op een toevoeging van 440 woningen1. De aanname dat het migratiesaldo neutraal zou zijn, was gebaseerd op de trend van de afgelopen tien jaar. Opgeschoond voor tijdelijke schommelingen (als gevolg van een tijdelijke verhuizing van de bewoners van het Tonckenshuys) kwam het migratiesaldo het laatste decennium gemiddeld uit op nul. Zou dit uitgangspunt opnieuw worden gebruikt (met de nieuwe parameters van de provinciale prognose) dan zou de huishoudensgroei over de periode 2012-2032 200 huishoudens lager uitkomen dan verwacht in de provinciale prognose 2012. De vraag is dus of De Wolden aantrekkelijk genoeg is om een licht positief migratiesaldo te realiseren. Gezien de ligging en de ruimtelijke kwaliteit zou dat zeker niet ondenkbaar zijn (reden waarom de provincie er voor heeft gekozen het woningbouwprogramma in de prognose te verwerken). De realisatie van het woningbouwprogramma loopt echter vertraging op als gevolg van de crisis, waardoor in de komende jaren geen positief migratiesaldo te verwachten is. Omdat het op dit moment moeilijk is te voorspellen wanneer en hoe snel de woningmarkt zich zal herstellen van de crisis, hanteren we een realistische bandbreedte waarvan de bovengrens wordt gevormd door de provinciale prognose en de ondergrens door een prognose op basis van 'migratiesaldo=0'. Hoe langer de woningmarktcrisis aanhoudt, hoe dichter de realiteit zal liggen bij het lage scenario. Tabel 3 - Bevolkingsprognose provincie 2012 en Companen (migratiesaldo=0) 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Provincie 2012
23.740
23.340
22.570
-400
-770
Companen (m=0) 2012
23.740
23.130
22.130
-610
-1.000
Tabel 4 - Huishoudensprognose provincie 2012 en Companen (migratiesaldo=0) 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Provincie 2012
9.630
10.090
10.040
460
-50
Companen (m=0) 2012
9.630
10.010
9.830
380
-180
Nadere verklaring van de verschillen tussen de prognoses In de onderstaande tabel zijn de verschillen in achtergronden van de verschillende prognoses weergegeven. Het gaat om de groei van de bevolking, het geboortesaldo en het migratiesaldo. Tabel 5 - Overzicht verschillen prognoses provincie 2012 en Companen m=0 2012-2022 Provincie 2012
2022-2032
Companen
Provincie 2012
m=0
Companen m=0
Bevolkingsontwikkeling
- 405
- 611
- 770
- 1.002
Geboortesaldo
- 600
- 611
- 960
- 1.002
Migratiesaldo
+ 195
0
+ 190
0
1
De behoefteberekening in het Woonplan 2011-2015 kwam uit op een additionele behoefte van 440 woningen. In de periode 2008-2020 is uitgegaan van de toevoeging van 600 woningen.
- 13 -
De provinciale prognose gaat uit van een positief migratiesaldo in de komende jaren van ca. 200 personen. Per saldo gaat het om een vestigingsoverschot van ca. 20 personen per jaar. Het geboortesaldo is berekend op -600, hierbij is rekening gehouden met instroom van gezinnen, met extra geboorten als gevolg. In de Companen-prognose is vestiging gelijk aan vertrek (migratiesaldo=0). Dit strookt met het beeld van de afgelopen jaren, waarin er bijna net zoveel mensen zijn vertrokken uit de gemeente als er zich hebben gevestigd. Het geboortesaldo ligt op -611 in de periode 2012-2022 en is daarmee sterk vergelijkbaar met de provinciale prognose.
De provinciale prognose 2012 houdt rekening met een licht positief migratiesaldo. Of dit realistisch is, hangt mede af van de ontwikkeling van de crisis op de woningmarkt. Blijft het positieve migratiesaldo uit dan heeft dat gevolgen voor de bevolkingsprognose. De provinciale prognose 2012 vormt de bovengrens; een prognose gebaseerd op ‘migratiesaldo=0’ vormt de ondergrens. Samen geven deze twee prognoses een realistische bandbreedte voor de verwachte bevolkingsontwikkeling in de komende periode.
4.4.
Prognose leerlingen primair onderwijs, beroepsbevolking en 75+ 'ers
Op basis van de gepresenteerde prognose kunnen verschillende deelgroepen in beeld worden gebracht. In deze notitie lichten we er drie uit: basisschoolleerlingen, beroepsbevolking en 75+'ers. Dit zijn relevante groepen voor het gemeentelijk beleid. De gemeente baseert beslissingen over de bouw van schoollokalen mede op prognoses van het aantal leerlingen. De ontwikkeling van de omvang van de beroepsbevolking geeft een indicatie van mogelijke problemen die in de toekomst kunnen ontstaan voor bedrijven bij het werven van personeel. De ontwikkeling van het aantal 75+’ers geeft inzicht in het aantal personen dat in verband met hun leeftijd gebruik zal maken van zorg en ondersteuning. Voor de eerste twee groepen hebben we de prognose gebaseerd op het scenario in de provinciale prognose en het scenario migratiesaldo is nul. Bij de prognose voor de leeftijdscategorie 75+ is geen bandbreedte gehanteerd. Een licht positief migratiesaldo heeft op de ontwikkeling van deze groep weinig tot geen invloed. Kinderen 4-12 De cijfers in tabel 6 laten de trend zien van de ontwikkeling van de basisgeneratie; dat wil zeggen alle kinderen van 4 tot 12 jaar. In de praktijk zal een deel van de kinderen buiten de gemeente naar school gaan (bijvoorbeeld scholen voor speciaal onderwijs en bijzondere scholen).
- 14 -
Tabel 6 - Ontwikkeling 4 tot 12 jarigen 2012
2017
2022
2030
2012-2022
2022-2030
Provincie 2012
2.430
2.000
1.820
1.850
-610
30
Companen m=0
2.430
1.870
1.770
1.720
-660
-10
De basisgeneratie basisschoolleerlingen daalt in de provinciale prognose met 610 in de periode 2012-2022. Daarna stabiliseert het aantal 4 tot 12 jarigen. In de migratiesaldo=0 prognose is de daling van het aantal basisschoolleerlingen wat groter. Dit komt omdat er in deze prognose minder gezinnen met jonge kinderen instromen. Ook in deze prognose is de afname van het aantal leerlingen het grootst in de komende tien jaar. Ontwikkeling potentiële beroepsbevolking In de provinciale prognose daalt de beroepsbevolking met 800 personen in de periode 2012-2022 en met nog eens 2.144 personen in de daarop volgende tien jaar. In dit scenario is uitgegaan van een positief migratiesaldo van 200 personen. Zonder deze instroom neemt de beroepsbevolking sterker af (met 980 in de periode tot 2022 en met 2.336 in de tien jaar daarna). Dit heeft ermee te maken dat een groot deel van de instroom bestaat uit 15-64 jarigen. De instroom van nieuwe inwoners is duidelijk onvoldoende om de beroepsbevolking op peil te houden. De uitstroom van inwoners uit het arbeidsproces zet als gevolg van de vergrijzing dermate sterk door dat met of zonder positief migratiesaldo rekening moet worden gehouden met een gestaag dalende beroepsbevolking. Tabel 7 - Ontwikkeling potentiële beroepsbevolking (aantal personen 15-66 jaar) 2012
2017
2022
2032
2012-
2022-2032
Provincie 2012
15.066
14.859
14.266
12.122
-800
-2.144
Companen m=0
15.066
14.769
14.086
11.750
-980
-2.336
2022
De potentiële beroepsbevolking van De Wolden daalt sneller dan het gemiddelde van Drenthe. In de regio Zuidwest Drenthe als geheel is de afname van de potentiële beroepsbevolking gematigder. Binnen Drenthe onderscheidt de regio zich op dit punt positief. Bedrijven in De Wolden profiteren hiervan.
- 15 -
Figuur 6 –
Relatieve ontwikkeling potentiële beroepsbevolking Nederland, Drenthe, Zuidwest Drenthe en De Wolden (2010=100)
110 105 100 95 90 85 80 75 70
20 10 20 11 20 12 20 13 20 14 20 15 20 16 20 17 20 18 20 19 20 20 20 21 20 22 20 23 20 24 20 25 20 26 20 27 20 28 20 29 20 30 20 31 20 32 20 33 20 34 20 35 20 36 20 37 20 38 20 39 20 40
65
De Wolden
Zuidwest-Drenthe
Drenthe
Nederland
Bron: CBS
Bevolking 75+ Het aantal 75+'ers stijgt de komende decennia. In de periode 2012-2022 neemt hun aantal toe met 670 personen. In de daarop volgende tien jaar bedraagt de stijging 920 personen. Dit heeft te maken met de dubbele vergrijzingstrend: de 75+'ers van 2032 zijn de 55+'ers van nu. Dit is in De Wolden een relatief groot bevolkingscohort; daarnaast worden mensen steeds ouder. Die laatste trend betekent dat het aantal 'oudere ouderen' toeneemt. Dit is de groep ouderen die het meeste zorg en ondersteuning nodig heeft. De invloed van de instroom van nieuwe inwoners op de termijnen van deze prognose op het aantal 75+'ers is nihil. Voor deze cijfers hanteren we daarom geen bandbreedte. Tabel 8 - Ontwikkeling 75-plussers
Provincie 2012
2012
2017
2022
2032
2012-2022
2022-2032
2.200
2.470
2.870
3.790
+670
+920
De ontwikkeling van het aantal basisschoolleerlingen, de beroepsbevolking en het aantal oudere ouderen is van belang voor het gemeentelijk beleid. Uit de analyses blijkt dat het aantal leerlingen in de periode 2012-2022 daalt en in de daarop volgende periode stabiliseert. De beroepsbevolking neemt af. Deze afname zet zich door in de hele periode tot 2032. Het aantal 75+’ers neemt toe.
- 16 -
4.5.
Prognose naar kern
De bevolkingsprognose simpelweg vertalen naar de afzonderlijke kernen geeft geen inzicht in de te verwachten bevolkingsontwikkeling. De prognose houdt namelijk geen rekening met de werkelijke ontwikkeling van de woningvoorraad. Wat de prognose berekent is de ontwikkeling van het aantal inwoners en huishoudens in iedere kern, ongeacht de beschikbaarheid van woningen. Als de bevolking groeit, groeit in de prognose het aantal huishoudens. In werkelijkheid zal het aantal woningen in veel kernen niet (in gelijke mate) meegroeien met het aantal huishoudens. Een deel van de aanwas zal zich buiten de kern vestigen en de bevolkingsomvang van de kern dus niet laten toenemen. De prognose kan niet voorspellen welk deel dat is (jongeren, gezinnen of juist ouderen). Bij het opstellen van een bevolkingsprognose voor de afzonderlijke kernen hebben we daarom een andere methodiek gebruikt. De uitkomsten geven een betere indicatie van de bevolkingsontwikkeling in de kernen omdat rekening is gehouden met het aantal woningen per kern. Opgeteld verschillen de totalen enigszins van de uitkomsten van de prognose. De vertaling van de prognose naar de kernen moet dan ook nadrukkelijk gezien worden als indicatief. Dit indicatieve model gaat uit van de huidige woningvoorraad van iedere kern en het huidige aantal inwoners. In tabel 9 zijn deze opgenomen. De letters GHO in de vierde kolom staan voor de gemiddelde huishoudensomvang in de kern. In deze kolom staat van iedere kern de actuele gemiddelde huishoudensomvang. Vervolgens is ervan uitgegaan dat in 2022 85% van het woningbouwprogramma dat in het Woonplan is opgenomen is voltooid. Hiermee is de doorvertaling naar de kernen van de huishoudensgroei in lijn gebracht met de provinciale prognose. De gemiddelde huishoudensomvang wordt als gevolg van de vergrijzing gaandeweg lager (gezinsverdunning): met 0,15 tussen 2012 en 2022 en met 0,10 tussen 2022 en 2032. Hiermee benaderen we zo goed mogelijk de gemiddelde geprognosticeerde huishoudensverdunning in de gemeente over deze periode. In tabel 9 staat de indicatieve bevolkingsomvang per kern in 2022 en in 2032 op grond van deze berekening. Alle aantallen zijn afgerond op vijftallen. N.B.: Dit is nadrukkelijk een theoretische benadering. Een echt betrouwbare prognose per kern is lastig te geven. De aantallen inwoners per leeftijdscohort zijn met name in de kleine kernen dermate gering dat incidentele afwijkingen van het migratieprofiel van de kern, kunnen leiden tot structureel sterk afwijkende cijfers. De huishoudenskrimp, volgens de provinciale prognose 2012 in de periode 20222032 in De Wolden 50 huishoudens, blijft in het model buiten beschouwing. Het is
- 17 -
immers niet te zeggen waar er in de toekomst woningen leeg zullen staan. Om dezelfde reden is in de doorvertaling van de prognose naar de kernen niet gewerkt met verschillende scenario’s. We zouden in dat geval aannames moeten doen over de woningen in het woningbouwprogramma die niet worden gebouwd. Tabel 9 - Huishoudens en inwoners in de kernen 2022 en 20322 Woningen Woningen GHO 2022
2012
Inwoners
2012 2012
GHO Inwoners 2022
GHO Inwoners
2022 2032
2032
Alteveer
285
295
2,65
760
2,50
740
2,40
710
Ansen
125
150
2,50
310
2,35
355
2,25
340
Berghuizen
145
150
2,85
415
2,70
405
2,60
390
1.225
1.295
2,35
2.855
2,20
2.850
2,10
2.720
Drogteropslagen
125
130
2,70
340
2,55
330
2,45
320
Echten
140
140
2,55
355
2,40
335
2,30
320
De Wijk
Eursinge
25
30
2,80
70
2,65
80
2,55
75
Fort
140
145
2,50
350
2,35
340
2,25
325
Kerkenveld
330
375
2,75
915
2,60
975
2,50
940
Koekange
795
820
2,50
1.990
2,35
1.925
2,25
1.845
Koekangerveld
145
150
3,05
445
2,90
435
2,80
420
Linde
215
215
2,85
615
2,70
580
2,60
560
Oosteinde
270
280
2,70
725
2,55
715
2,45
685
Ruinen
1.585
1.645
2,25
3.565
2,10
3.455
2,00
3.290
Ruinerwold
1.125
1.175
2,45
2.765
2,30
2.705
2,20
2.585
Veeningen
235
255
2,45
570
2,30
585
2,20
560
Zuidwolde
2.715
2.845
2,50
6.725
2,35
6.685
2,25
6.400
Bron: CBS, gemeente De Wolden
Tabel 10 laat de netto bevolkingsontwikkeling zien in de afzonderlijke kernen tussen 2012 en 2032. Alleen de kernen Ansen, Berghuizen, Eursinge, Kerkenveld en Veeningen maken in het model als gevolg van de toevoeging van woningen een lichte bevolkingsgroei door in de komende tien jaar. In de periode 2022-2032 krimpt de bevolking in alle kernen. Tabel 10 - Bevolkingsontwikkeling in de kernen 2012-2022 en 2022-2032 2012-2022
2022-2032
-20
-30
Ansen
45
-15
Berghuizen
-10
-15
-5
-130
Drogteropslagen
-10
-10
Echten
-20
-15
Eursinge
10
-5
Alteveer
De Wijk
2
De totalen in deze tabel wijken iets af van de totalen in tabel 3. Dit komt omdat gebruik is gemaakt van een andere systematiek. Een aantal ontwikkelingen is op kernniveau niet te voorspellen omdat door het geringe aantal inwoners de effecten van afwijkingen groot zijn (denk aan de verhuizing van ouderen naar een intramurale instelling). De systematiek waarmee de inwonersaantallen op kernniveau zijn berekend, is grofmaziger dan de prognose voor de gemeente als geheel. Alle getallen zijn afgerond.
- 18 -
Fort
-10
-15
Kerkenveld
60
-35
Koekange
-65
-80
Koekangerveld
-10
-15
Linde
-35
-20
Oosteinde
-10
-30
-110
-165
Ruinerwold
-60
-120
Veeningen
15
-25
Zuidwolde
-40
-285
Ruinen
Als we kijken naar de bevolkingsopbouw van de verschillende kernen zien we verschillen. Minst vergrijsd zijn de kernen Eursinge, Dogteropslagen en Kerkenveld. Bovengemiddeld vergrijsd zijn de kernen Ruinen, De Wijk, Zuidwolde, Koekangerveld en Fort. Figuur 5 – Bevolkingsopbouw kernen De Wolden Ruinen de Wijk Zuidwolde Koekangerveld Fort Gemeente Ruinerwold Koekange Veeningen Ansen Oosteinde Alteveer Echten Linde Berghuizen Kerkenveld Drogteropslagen Eursinge 0%
10%
20%
30%
40% 0-25 jaar
50% 25-65 jaar
60%
70%
80%
90%
100%
65 jaar e.o.
Het op een betrouwbare wijze vertalen van de bevolkingsprognose naar de afzonderlijke kernen is moeilijk. De beperkte omvang van de bevolking van de afzonderlijke kernen maakt prognoses voor de afzonderlijke kernen gevoelig voor incidentele gebeurtenissen. Een berekening gebaseerd op de realisatie van 85% van het woningbouwprogramma uit het Woonplan 2011-2015 tot 2022 en een gemiddelde gezinsverdunning gebaseerd op de provinciale prognose 2012 geeft een indicatie van de bevolkingsontwikkeling van de afzonderlijke kernen. In de periode 2012-2022 stijgt alleen in de kernen Echten, Zuidwolde, Veeningen en Kerkenveld de bevolking iets. In de periode 2022-2032 daalt in alle kernen de bevolkingsomvang. Eventuele leegstand is in deze berekening niet betrokken.
- 19 -
4.6.
Conclusie
De bevolkingsomvang van de gemeente De Wolden loopt terug. Het woningbouwprogramma zoals dat is opgenomen in het Woonplan 2011-2015 zorgt voor enige afvlakking van de bevolkingsdaling, maar in de komende twee decennia zal de bevolking in alle kernen krimpen. In de provinciale prognose 2012 is dit woningbouwprogramma opgenomen waardoor deze prognose uitgaat van een licht positief migratiesaldo (ca. 20 per jaar). Of dit realistisch is, hangt mede af van de ontwikkeling van de woningmarkt. In de huidige markt is het erg lastig om woningen af te zetten. Als de markt weer aantrekt, hangt het af van de concurrentiekracht van De Wolden of er een positief migratiesaldo kan worden gerealiseerd. Een volledige uitvoering van het Woonplan in de periode tot 2020 is vooralsnog niet gegarandeerd. Vandaar dat naast de provinciale prognose een tweede prognose is opgesteld, gebaseerd op een neutraal migratiesaldo. Deze twee prognoses geven een realistische bandbreedte aan waarbinnen de bevolking van De Wolden zich zal ontwikkelen. Beide prognoses laten een groeiend aantal huishoudens zien tot 2022, daarna zet de bevolkingsdaling door en zien we ook een daling van het aantal huishoudens optreden. De bevolkingsdaling vertaalt zich ook in een afname van het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd en de omvang van de beroepsbevolking. Het aantal 75-plussers neemt daarentegen toe. De bevolkingsdaling voltrekt zich in alle kernen. Alleen Echten, Zuidwolde, Veeningen en Kerkenveld laten in de periode 2012-2022 een lichte bevolkingsgroei zien als het bouwprogramma in het Woonplan wordt gerealiseerd.
- 20 -
5. Gevolgen van demografische verandering Vergrijzing en krimp baren burgers, bestuurders en beleidsmakers zorgen. Aangenomen wordt dat vergrijzing en krimp ten koste zullen gaan van de leefbaarheid van dorpen. Maar is dat ook zo? Gevraagd naar hun woongenot geeft altijd een meerderheid van de dorpsbewoners hun dorp een hoog cijfer, ongeacht het voorzieningenniveau van het dorp. Kennelijk ervaart een meerderheid van de dorpsbewoners geen leefbaarheidsproblemen. Voor wie zijn vergrijzing en krimp dan een probleem? In dit hoofdstuk gaan we in op wat leefbaarheid nu eigenlijk precies is. Vervolgens beschrijven we de veranderingen die vergrijzing en krimp teweegbrengen voor de vraag naar en het aanbod van voorzieningen, voor de woningmarkt en voor de arbeidsmarkt.
5.1.
Wat is leefbaarheid?
Leefbaarheid is een breed toegepast begrip en daarom moeilijk eenduidig te definiëren. Het woord leefbaarheid komt oorspronkelijk voort uit de biologie waar het betrekking heeft op de mate waarin een omgeving geschikt is voor een leefvorm. Een ijsbeer kan niet overleven in een oerwoud. Het oerwoud is daarom voor een ijsbeer niet leefbaar. Dit oerwoud is echter buitengewoon leefbaar voor een oerang oetang. Natuurlijk dekt de biologische definitie van leefbaarheid niet de lading die we er in onze maatschappij aan geven. Het gaat daarin om veel meer dan de mogelijkheid om in een omgeving te overleven. Het gaat om zaken als veiligheid, welbevinden, ontplooiing, interactie met anderen en zelfstandig kunnen bestaan. leefbaarheid is niet voor iedereen hetzelfde Wat wel relevant is aan de biologische definitie van het begrip leefbaarheid, is het uitgangspunt dat wat voor de ene soort een leefbare omgeving is, voor een andere soort onleefbaar kan zijn. Ditzelfde geldt in principe ook voor de leefbaarheid van dorpen en wijken. Maakt het ontbreken van een supermarkt en een huisarts een kleine kern onleefbaar? Dat hangt er maar net vanaf aan wie je het vraagt. Voor gezonde jonge mensen met een auto zijn deze voorzieningen praktisch, maar als ze in de directe omgeving niet voor handen zijn, doet dat voor hen niet noodzakelijkerwijs afbreuk aan de leefbaarheid van de kern waarin zij wonen. Voor een oudere die geen auto meer rijdt, maakt het ontbreken van deze voorzieningen zijn omgeving onleefbaar omdat hij niet meer zelfstandig in zijn levensbehoeften kan voorzien. Kortom, leefbaarheid is niet eenduidig te definiëren omdat verschillende leeftijdsgroepen, verschillende eisen stellen aan hun leefomgeving. Hetzelfde geldt in zeker zin voor verschillende leefstijlen. Voor een liefhebber van rust en natuur is het platteland een ideale en leefbare omgeving. Voor een stadsmens ontbreken op het platteland de noodzakelijke voorzieningen die het leven aangenaam maken, zoals bijvoorbeeld een uitgaansleven. Je zou kunnen beargumenteren dat leefstijl
- 21 -
geen leefbaarheidsproblemen met zich mee kan brengen. Mensen met een leefstijl die zich niet verhoudt met een landelijke omgeving zullen er immers voor kiezen om zich niet te vestigen in een plattelandsgemeente. Toch is dit niet helemaal waar. Het verdwijnen van voorzieningen kan voor inwoners met een meer stedelijke leefstijl net het verschil maken tussen een leefbare of een onleefbare kern. Veel jongeren vertrekken uit kleine kernen. Vaak houden zij binding met hun dorp van afkomst. Of zij op latere leeftijd terug willen keren hangt ervan af of het leven in het dorp voldoende aansluit bij hun leefstijl. En uiteindelijk geldt dat ook voor ouderen. Iemand die het wonen op het platteland zijn leven lang heeft gecombineerd met veel bezoeken aan de stad (voor cultuur en vertier) kan als hij op latere leeftijd immobiel wordt erg ongelukkig zijn in de kern waar hij zijn leven lang met plezier heeft gewoond.
Een leefbaarheidsmatrix Leefbaarheid kent een aantal factoren die voor iedereen van belang zijn. Het gaat daarbij om basisbehoeften: de mogelijkheid om zelf regie te voeren over je leven, veiligheid en sociale binding. Welke voorzieningen of omstandigheden nodig zijn om in deze behoeften te kunnen voorzien, is deels voor iedereen gelijk en hangt deels af van levensfase en leefstijl. Veiligheid bijvoorbeeld is voor iedereen van belang. Niemand wil slachtoffer worden van een woninginbraak of een beroving. In de verschillende levensfasen krijgt de behoefte aan veiligheid echter een bijzonder accent. Voor gezinnen met kinderen en voor ouderen met beperkingen is verkeersveiligheid belangrijk. Voor kwetsbare ouderen is daarnaast sociale veiligheid extra belangrijk voor hun leefbaarheid. Ook voor voorzieningen geldt dat in verschillende levensfasen verschillende dingen belangrijk zijn. Iedereen vindt het prettig als er veel voorzieningen in de buurt aanwezig zijn (winkels, huisarts, scholen, etc.). Niet elk van deze voorziening is in iedere levensfase echter van belang voor de leefbaarheid. Een dorp zonder school is voor een oudere prima leefbaar, terwijl de leefbaarheid voor een automobiel gezin niet afhangt van de aanwezigheid van een supermarkt in het eigen dorp. Leefbaarheid kan daarom het beste worden gedefinieerd aan de hand van een matrix. De kolommen in de matrix hebben betrekking op de levensfase van inwoners, de rijen op de verschillende factoren van leefbaarheid. In de matrix staan
- 22 -
(niet uitputtend) voorbeelden van voorzieningen en omgevingskenmerken die voor de leefbaarheid in de verschillende levensfasen van bijzonder belang zijn. (Leefstijl laten we hier buiten beschouwing.) De matrix biedt een denkkader voor discussies over leefbaarheid. Volledigheid is niet nagestreefd. Wat met de matrix wordt beoogd is te laten zien dat het begrip leefbaarheid niet eenduidig is te definiëren. Zowel bij discussies over leefbaarheid, als bij het beoordelen van de effectiviteit van een (beleids)maatregel, moet telkens helder worden gemaakt over de leefbaarheid van welke groep(en) de discussie gaat. Jonge 1 en 2 persoonshuishoudens werk op bereikbare afstand ;betaalbare woningen
Gezinnen met kinderen
Veiligheid
veiligheid in uitgaansleven
verkeersveiligheid; veilige speelplekken rondom de woning
Sociale binding
uitgaansleven; sport
Eigen regie
het
werk op bereikbare afstand; onderwijs en k.o. in de buurt ;
onderwijs; verenigingen muziek)
(sport,
Gezonde 1+2 persoonshuishoudens 45+ werk op bereikbare afstand
Kwetsbare 1+2 persoonshuishou dens winkels in de buurt; zorg in de buurt; openbaar vervoer; geschikte woningen; voorzieningen in de buurt verkeersveiligheid; sociale veiligheid
vrijwilligerswerk de buurt
ontmoeting; ondersteuning
in
Het begrip ‘leefbaarheid’ laat zich niet eenduidig definiëren. Wat de leefbaarheid van een dorp bepaalt is in sterke mate afhankelijk van de levensfase van bewoners. Bij discussies over leefbaarheid en het evalueren van de effectiviteit van maatregelen om de leefbaarheid te vergroten, moet daarom altijd duidelijk worden gemaakt over de leefbaarheid van welke groep het gaat. De leefbaarheidsmatrix helpt daarbij.
5.2.
Gevolgen voor vraag naar en aanbod van voorzieningen
Verschuiving van de vraag Demografische verandering zorgt voor een verschuiving van de vraag naar publieke voorzieningen. De behoefte aan voorzieningen gericht op kinderen, zoals scholen, kinderopvang en sportverenigingen, vermindert. Zo sloot in 2005 basisschool De Veldkei in Koekangerveld haar deuren. In 2012 ging basisschool Veurland in Ansen dicht. De vraag naar zorg en ondersteuning voor ouderen neemt ondertussen toe.
- 23 -
Deze verschuiving brengt zowel emotionele als praktische problemen met zich mee. Het verdwijnen van scholen in dorpen is praktisch een probleem voor ouders en kinderen in het dorp. De emotionele impact is echter veel groter. Zeker als de school door generaties dorpsbewoners is bezocht, valt het sluiten ervan zwaar. De school is een symbool van de vitaliteit van het dorp. Hetzelfde geldt voor verenigingen. Met name sportverenigingen, maar bijvoorbeeld ook muziekverenigingen richten zich vooral op jonge beoefenaars. Vrijwilligers worden vaak geworven onder ouders. Het verdwijnen ervan voelen echter vaak alle dorpsbewoners als een gemis. Als het aanbod aan voorzieningen meekrimpt met de gebruikers ervan is dat niet perse een probleem. Als het draagvlak onder de voorziening wegvalt waardoor de voorziening verdwijnt wel. De overgebleven gebruikers zullen over een grotere afstand moeten reizen voor een vergelijkbare voorziening in een andere (grotere) kern. De toename van de behoefte aan zorg en ondersteuning heeft financiële gevolgen. Een deel van de noodzakelijke voorzieningen wordt betaald uit de AWBZ, maar een deel komt ook rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Gemeenten zoeken daarom naar manieren om de ondersteuning van inwoners onderling te stimuleren. Uit kwalitatief oogpunt hoeft deze ontwikkeling zeker niet te leiden tot verschraling van de ondersteuning. De professionele zorg kan met name in de sociale behoeften van ouderen moeilijk voorzien. Meer betrokkenheid van burgers bij elkaar voegt meer toe aan de leefbaarheid van ouderen dan meer professionele zorg. Technologische innovaties maken het zorgproces steeds efficiënter. Een mogelijk nadeel hiervan is dat zorg minder 'menselijk' wordt. De voordelen van technologie in de zorg zijn voor de kleine kernen echter ook legio. Met behulp van thuistechnologie kunnen mensen langer zelfstandig wonen. Zorg op afstand (door middel van beeldtelefoon of internet) maakt veel ritten van zorgverleners overbodig. Technologie kan de zelfredzaamheid van mensen vergroten, mits het sociale netwerk rondom de gebruikers op orde is. Vergrijzing biedt kansen Vergrijzing biedt ook kansen. Een grote groep vitale ouderen verlaat de komende jaren het arbeidsproces. Veel van hen vullen (zeker de eerste jaren na hun pensionering) een deel van hun tijd met vrijwilligerswerk. Zij kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het in stand houden of vernieuwen van het voorzieningenniveau en aan de ondersteuning van kwetsbare groepen in de dorpen. Als de gemeente erin slaagt deze groep te activeren, kan dat een positieve impuls geven aan bijvoorbeeld verenigingen die nu moeite hebben om bestuursleden te
- 24 -
vinden. Dit is ook de leeftijdsgroep die vaker dan gemiddeld informele zorg levert. Goede begeleiding van vrijwilligers en mantelzorgers en goede samenwerking tussen formele en informele zorgverleners, kan de kwaliteit van de zorg in de kleine kernen verbeteren. Commerciële voorzieningen Niet alleen publieke voorzieningen verdwijnen als gevolg van vergrijzing en krimp. Hetzelfde geldt voor winkels en horeca. Door de terugloop van het aantal inwoners en het soberder uitgavenpatroon van ouderen in vergelijking met jongere inwoners neemt het economisch draagvlak onder commerciële voorzieningen af. Overigens is dit (met name in het geval van winkels) niet alleen te wijten aan demografische verandering. Ook de economische schaalvergroting speelt een rol en de laatste jaren het opkomende internet-winkelen. Inwoners van de dorpen verkiezen winkels in de grotere kernen vaak boven kleine dorpswinkels wegens het grotere assortiment en lagere prijzen. Voor dorpsbewoners die beschikken over een eigen auto is het verdwijnen van commerciële voorzieningen uit het dorp dan ook niet of nauwelijks een aantasting van de leefbaarheid. Dat geldt niet voor mensen zonder eigen auto, vaak ouderen. Voor hen betekent het verdwijnen van de dorpswinkel dat zij voor hun dagelijkse boodschappen afhankelijk worden van anderen of dat zij daarvoor met het openbaar vervoer moeten reizen. Bovendien is er al vaak op gewezen dat voor de groep inwoners die voor hun dagelijkse bezigheden is aangewezen op het dorp, met het verdwijnen van commerciële voorzieningen ook een deel van hun sociale contacten wegvallen. Een bezorgservice lost dit probleem niet op. Veel dorpswinkeliers hebben hun inkomen de afgelopen decennia zien afnemen als gevolg van de toenemende concurrentie en automobiliteit. Dat betekent dat de voortzetting van ogenschijnlijk florerende dorpswinkels na pensionering van de eigenaar niet vanzelfsprekend is. De winkels leveren voor jonge ondernemers vaak te weinig op om er in te investeren. Verbreden draagvlak, verminderen kosten In veel gemeenten wordt geprobeerd door middel van slimme combinaties van voorzieningen het draagvlak onder voorzieningen te verbreden en de kosten te verlagen. Voorbeelden hiervan zijn boerderijwinkels of winkels gerund door mensen met een verstandelijke beperking, voorzieningen die door vrijwilligers worden overgenomen, gezamenlijke huisvesting van voorzieningen zodat kosten kunnen worden gedeeld, etc.
- 25 -
Geen Groei maar Bloei! Dit was de titel van de winnende presentatie tijdens het fictieve werkbezoek aan gemeente Middelstemeer op 26 september (zie bijlage 2). Middelstemeer is een niet-bestaande plattelandsgemeente waar de bevolkingskrimp al volop heeft toegeslagen, met alle gevolgen van dien. De deelnemers aan het ‘werkbezoek’ spraken in zeven groepen met verschillende inwoners van Middelstemeer: van de directeur van de woningcorporatie tot de initiatiefnemer van een buientuin op een braakliggend stuk grond (zie foto). Na afloop bespraken de deelnemers welke lessen zij uit de gesprekken konden trekken voor De Wolden. Na afloop presenteerden zij elkaar hun bevindingen. De werkgroepbegeleiders kozen uit de presentaties een winnaar. Krimp is een mobiliteitsvraagstuk, concludeerde de winnende groep. Voorzieningen komen op grotere afstand te liggen van bewoners. Daarvoor moet een oplossing worden bedacht. Verder benadrukten zij dat de kwaliteit leidend moet zijn ook als dat betekent dat gekozen moet worden voor schaalvergroting. Gemeente Zuidwest Drenthe is voor deze groep geen schrikbeeld als dat ten goede komt van de woonkwaliteit van de kernen. De leden van de groep waren over de mogelijkheden hiertoe optimistisch. Dat er een einde komt aan de groei betekent niet dat de leefbaarheid van kernen achteruit hoeft te gaan. Van een fase van groei gaat de gemeente een fase in van bloei. Daar moeten gemeente, inwoners, ondernemers en organisaties in de gemeente zich hard voor maken!
Vergrijzing en ontgroening zorgen voor een verschuiving van de vraag naar voorzieningen: van voorzieningen gericht op kinderen en jonge gezinnen, naar voorzieningen gericht op ouderen. Het verdwijnen van voorzieningen uit de kernen is praktisch een gemis voor een deel van de bewoners, maar wordt emotioneel vaak veel breder als gemis ervaren. De vergrijzing biedt echter ook kansen. Veel jong-gepensioneerden zijn actief als vrijwilliger. Zij kunnen een rol spelen in het vergroten van de sociale cohesie in dorpen of aan het in stand houden van het voorzieningenniveau.
- 26 -
5.3.
Gevolgen voor woningmarkt en woonaantrekkelijkheid
Mismatch op de woningmarkt Ontgroening en vergrijzing leiden tot kwalitatieve mismatches op de woningmarkt. De woningvoorraad bestaat voor een groot deel uit gezinswoningen, terwijl de vraag naar voor senioren toegankelijke woningen toeneemt. Deze mismatch is niet op te lossen door nieuwbouw. Enerzijds ontbreken daarvoor de bouwmogelijkheden. Anderzijds komen de vrijkomende woningen kwalitatief niet noodzakelijkerwijs tegemoet aan de woonwensen van starters of doorstromers op de woningmarkt. Dat betekent dat vergrijzende gemeenten een transformatieopgave hebben. Een flink deel van de huidige en de komende generatie ouderen zal bovendien oud worden in een niet speciaal daarvoor geschikte woning. Dat is op zichzelf geen probleem. Lang niet alle ouderen hebben de wens om te verhuizen naar een seniorenwoning. Wel is het nodig om inwoners bewust te maken van de noodzaak om te anticiperen op hun stijgende leeftijd. Er zijn in diverse gemeenten succesvolle campagnes uitgevoerd om ouderen te stimuleren om tijdig na te denken over bijvoorbeeld de mogelijkheden voor woningaanpassing of verhuizen. Als de vraag naar meer woningen wegvalt, betekent dit niet dat er geen kwalitatieve vraag meer is. Als er in een dorp helemaal niet meer wordt gebouwd, zal de woningvoorraad steeds minder aansluiten op de vraag. In plaats van naar toevoegingen aan de woningvoorraad moet in dorpen worden gezocht naar mogelijkheden voor transformatie. Het kan daarbij zowel gaan om het hergebruiken van bestaand vastgoed (ombouw van een boerderij of een winkel naar woningen) als om het slopen van incourant vastgoed om plaats te maken voor toevoegingen in courante segmenten. Als er niet wordt gestuurd op zowel de kwantiteit als op de kwaliteit van de woningvoorraad ontstaat leegstand en verloedering. Leegstand Als op langere termijn huishoudenskrimp optreedt, heeft dit effect op de woningvoorraad. Het meest kwetsbaar voor leegstand zijn (woon)winkelpanden. Vaak liggen deze panden in het centrum van het dorp en zijn de kosten van transformatie naar moderne woningen voor de eigenaar te hoog. Een andere kwetsbare categorie vormen boerderijen. Hiervoor geldt niet alleen dat de kosten voor transformatie hoog zijn, maar schrikken ook de onderhoudskosten potentiële bewoners af. Als er onvoldoende koopkrachtige vraag is naar grote woningen blijven dit soort panden vaak leegstaan als zij hun agrarische functie verliezen. Een derde categorie kwetsbare woningen zijn kleine woningen in dorpskernen. Deze woningen bieden weinig wooncomfort en hebben vaak weinig buitenruimte. Aangezien de dorpskernen cultuurhistorisch het meest waardevolle deel
- 27 -
van de bebouwing vormen, is leegstand hier extra zichtbaar. Tenslotte zijn oudere (voormalige) corporatiewoningen kwetsbaar. Ook voor deze woningen geldt dat het wooncomfort onvoldoende is om te kunnen concurreren met modernere woningen elders in het dorp. Anticiperen op leegstand Hoewel omvangrijke leegstand in De Wolden nog niet op korte termijn is te verwachten, is het wel verstandig hierop te anticiperen. In de eerste plaats leert de ervaring in krimpgebieden dat leegstand zich al begint te manifesteren ruim voordat het aantal huishoudens krimpt. Als de woningmarkt een bepaald punt van ontspanning bereikt, wordt een deel van de woningvoorraad onverkoopbaar. In eerste instantie blijft leegstand en verloedering meestal beperkt tot bedrijfspanden en agrarische panden. Leegstand en verloedering bij woonhuizen ontstaat vaak bij het overlijden van de bewoner. De erfgenamen kunnen de woning niet verkopen, maar plegen er ook geen onderhoud aan, met verloedering als gevolg. De gevolgen van leegstand en verloedering zijn groot. Een preventieve en pro-actieve aanpak bespaart veel kosten. Als leegstand zich inmiddels (op enige schaal) voordoet, heeft dat namelijk groot effect op de waarde van de omliggende woningen3. Verschillende gemeenten werken inmiddels met een stringent welstands- en handhavingsbeleid om het ontstaan van ‘rotte kiezen’ in straten te voorkomen. Het in kaart brengen van de kwetsbare woningvoorraad en het ontwikkelen van een visie op hergebruik, transformatie en in het uiterste geval sloop van panden die 'uit de markt vallen', kunnen helpen problemen als gevolg van leegstand voor te zijn. Ruimtelijke inrichting Ontgroening, vergrijzing en dalende groei (op termijn krimp) hebben ook gevolgen voor de ruimtelijke inrichting van kernen. De openbare ruimte moet worden aangepast op de eisen die de veranderende bevolkingssamenstelling daaraan stelt (denk aan het verwijderen van drempels of het plaatsen van extra rust- en ontmoetingsplekken in de openbare ruimte). Het verdwijnen van voorzieningen (scholen, bedrijven) heeft soms het ontstaan van lege plekken in dorpen tot gevolg. Een positieve bestemming geven aan dit soort plekken is goed voor de leefbaarheid. Vaak staan er om deze kavels hekken omdat geen enkele partij bereid is het beheer op zich te nemen. Samenwerking met bewoners kan deze impasse doorbreken. Op verschillende plekken in het land wordt hiermee geëxperimenteerd.
3
De invloed van demografische krimp op woningprijzen, Ortec/SEV, Rotterdam, juli 2010
- 28 -
Woonaantrekkelijkheid Het op peil houden van de woonaantrekkelijkheid van de kernen is zowel van belang voor het welbevinden van de bewoners, als om het ontstaan van een vicieuze cirkel te voorkomen. Een kleine kern zonder voorzieningen kan een prachtige plek zijn om te wonen, maar niet als overal tekenen van leegstand en verval zichtbaar zijn. Het op peil houden van het onderhoud van vastgoed en de openbare ruimte, het waar nodig vernieuwen van delen van de woningvoorraad en het hoogwaardig inrichten van de openbare ruimte zorgen ervoor dat dorpen ondanks de krimp aantrekkelijke woonkernen blijven. De gemeente is hier momenteel al actief mee bezig in de vorm van centrumplannen en herstructureringen. Gaat de woonkwaliteit omlaag dan zal het nog moeilijker worden om bewoners vast te houden en nieuwe bewoners aan te trekken.
Ontgroening en vergrijzing leiden tot mismatches op de woningmarkt. Nieuwbouw biedt hiervoor geen oplossing. Door kwaliteitsverbetering en transformatie kan de woningvoorraad courant gehouden worden. Een deel van de woningvoorraad is extra kwetsbaar voor leegstand. Omwille van de woonaantrekkelijkheid is het zaak verloedering van leegstaande panden te voorkomen. Ook de openbare ruimte vraagt om aandacht. Een vergrijzende bevolking stelt andere eisen aan de openbare ruimte. Lege plekken die geen invulling krijgen, verminderen de aantrekkelijkheid van een dorp.
5.4.
Gevolgen voor de economie
Er is al langer sprake van schaalvergroting in de economie en trek van bedrijven naar economische centra. Deze ontwikkeling versterkt de ontgroening van het platteland. Veel jonge mensen gaan studeren en vestigen zich vervolgens dicht bij de plek waar zij hun eerste baan vinden. Dit proces is moeilijk te beïnvloeden. Anderzijds moeten we de gevolgen van deze ontwikkeling niet overschatten. De afstanden in Nederland tussen economische centra en perifere woongebieden zijn dermate klein, dat forensen voor veel mensen een serieuze optie is. De mogelijkheden hiertoe worden bovendien vergroot door 'het nieuwe werken', waarbij werknemers een deel van hun werktijd thuis kunnen invullen. Veel gezinnen met kinderen willen niet wonen in de economische centra vanwege onveiligheid, drukte en hoge woningprijzen. Dit blijkt ook uit de samenstelling van de groep ‘vestigers’ in de gemeente De Wolden. Dit zijn veelal gezinnen die hun tweede of volgende stap zetten op de woningmarkt. Verlies aan bedrijvigheid Een gevolg van schaalvergroting en ‘trek naar de stad’ is wel dat in plattelandsgebieden de economie gaandeweg verandert. Horeca, detailhandel en op de kern gerichte dienstverlening (kapper, makelaar, notaris, bank, garagebedrijf, etc.) verdwijnen, zeker uit de kleinste kernen. Lokaal gebonden bedrijven blijven over (bijvoorbeeld agrarische bedrijven). Winkels in kleine kernen blijven vaak nog lang open, maar houden op te bestaan als de eigenaar met pensioen gaat. Dit
- 29 -
brengt zoals gezegd met name voor niet-automobiele dorpsbewoners problemen met zich mee. Veel gemeenten streven naar uitbreiding van economische activiteit in het buitengebied (zorgboerderijen, golfcourses, recreatie). Afhankelijk van aspecten als bereikbaarheid en landschappelijke kwaliteit kunnen dergelijke strategieën succesvol zijn. Niettemin zijn nieuwe economische activiteiten doorgaans niet voldoende om het verlies aan lokale economische activiteit te compenseren. Uiteindelijk zal in veel van de kleinste kernen weinig commerciële detailhandel en horeca overblijven. Kansen van vergrijzing Overigens, biedt de vergrijzing ook vanuit economisch oogpunt kansen. De groei van het aantal zorgcliënten in de dorpen biedt kansen voor zorginstellingen om naast zorg nevendiensten te leveren. Niet-automobiele ouderen in de kernen vormen ook een potentiële klantengroep voor nieuwe commerciële bedrijvigheid (denk aan gemaksdiensten). Krimp beroepsbevolking Met het krimpen en vergrijzen van de bevolking, krimpt ook de beroepsbevolking. In plattelandsgemeenten voltrekt dit proces zich sneller dan in stedelijke gebieden, maar krimp van de beroepsbevolking treft uit eindelijk de hele regio. De krimp van de beroepsbevolking is een concreet probleem voor bedrijven die in de gemeente zijn gevestigd. Als zij hun vacatures niet meer kunnen vervullen, zullen zij - als hun bedrijfsvoering dat toelaat - gedwongen zijn te verhuizen naar een gebied met meer arbeidskrachten. Dat heeft consequenties voor de werknemers van deze bedrijven (die hun baan kwijtraken, verder moeten reizen of moeten verhuizen), maar ook voor de aantrekkelijkheid van dorpen. Een goede match van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt vraagt om samenwerking tussen bedrijfsleven en gemeenten in de regio. Voor specifieke functies kan ook samenwerking met onderwijsinstellingen bedrijven helpen om hun personeelsbestand op peil te houden. Op de demografische ontwikkeling van kleine perifere kernen, heeft lokale werkgelegenheid weinig invloed. Deze wordt vooral bepaald door hun kwaliteit als woonkern en de afstand (in tijd) tot werkgelegenheidsconcentraties. Is de woonkwaliteit onvoldoende en de afstand tot werkgelegenheidsconcentraties te groot, dan is het wegtrekken van (jonge) inwoners niet makkelijk te keren. Investeren in woonkwaliteit is daarom ook om die reden voor kleine kernen van belang.
- 30 -
Schaalvergroting en ‘trek naar de stad’ leiden tot een verlies aan bedrijvigheid in kleine kernen. Vooral winkels en horeca verdwijnen. Voor mensen zonder auto (vaak ouderen) levert dit een probleem op. De vergrijzing en de toename van het aantal mensen dat op het dorp is aangewezen voor hun dagelijkse behoeften, biedt ook kansen. Ouderen in de kernen vormen mogelijk een interessante klantengroep. Bedrijven die moeite ondervinden om personeel te vinden als gevolg van de krimpende beroepsbevolking kunnen besluiten hun bedrijf te verhuizen. Het behouden van bedrijven in de gemeente vraagt om goede samenwerking.
5.5.
Conclusie
Het begrip ‘leefbaarheid’ laat zich niet eenduidig definiëren. Wat de leefbaarheid van een dorp bepaalt is in sterke mate afhankelijk van de levensfase van bewoners. Bij discussies over leefbaarheid en het evalueren van de effectiviteit van maatregelen om de leefbaarheid te vergroten, moet daarom altijd duidelijk worden gemaakt over de leefbaarheid van welke groep het gaat. De leefbaarheidsmatrix helpt daarbij. Of het verdwijnen van voorzieningen een probleem is voor dorpsbewoners hangt in grote mate af van hun mobiliteit: wie auto rijdt heeft altijd voorzieningen in de buurt. Wie geen auto bezit, is aangewezen op voorzieningen in de kern. Het verdwijnen daarvan brengt voor hen (vaak ouderen) problemen met zich mee. Het verdwijnen van voorzieningen die sterk worden geassocieerd met de vitaliteit van het dorp (de school, de harmonie, de kroeg) roept emotionele reacties op, ook bij dorpsbewoners die niet op de betreffende voorziening zijn aangewezen. De vraag naar voorzieningen verschuift als gevolg van de ontgroening en vergrijzing van onderwijs, kinderopvang en muziekles naar zorg, ondersteuning en dagbesteding. Vergrijzing biedt echter ook kansen. Veel jong-gepensioneerden zijn actief als vrijwilliger. Zij kunnen een rol spelen in het vergroten van de sociale cohesie in dorpen of aan het in stand houden van het voorzieningenniveau. Ontgroening en vergrijzing leiden tot mismatches op de woningmarkt. Nieuwbouw biedt hiervoor geen oplossing. Door kwaliteitsverbetering en transformatie kan de woningvoorraad courant gehouden worden. Een deel van de woningvoorraad is extra kwetsbaar voor leegstand. Omwille van de woonaantrekkelijkheid van dorpen is het zaak verloedering van leegstaande panden te voorkomen. Ook de
- 31 -
openbare ruimte vraagt om aandacht. Een vergrijzende bevolking stelt andere eisen aan de openbare ruimte. Lege plekken die geen invulling krijgen, verminderen de aantrekkelijkheid van een dorp. Schaalvergroting en ‘trek naar de stad’ leiden tot een verlies aan bedrijvigheid in kleine kernen. Vooral winkels en horeca verdwijnen. Voor mensen zonder auto (vaak ouderen) levert dit een probleem op. Zij worden afhankelijk van anderen voor hun dagelijkse behoeften en hebben minder mogelijkheden voor ontspanning en ontmoeting. De vergrijzing en de toename van het aantal mensen dat op het dorp is aangewezen voor hun dagelijkse behoeften, biedt ook kansen. Ouderen in de kernen vormen mogelijk een interessante klantengroep. Bedrijven die moeite ondervinden om personeel te vinden als gevolg van de krimpende beroepsbevolking kunnen besluiten hun bedrijf te verhuizen. Het behouden van bedrijven in de gemeente vraagt om goede samenwerking tussen bedrijfsleven en gemeenten in de regio.
- 32 -
Bijlage 1 - Verslag stakeholdersbijeenkomst 13 september Op 13 september vond een bijeenkomst plaats met een groot aantal vertegenwoordigers van organisaties in De Wolden. Met hen is gesproken over de gevolgen van demografische verandering op vier thema's: (publieke) voorzieningen, wonen en woonaantrekkelijkheid, economie en werkgelegenheid en welzijn en zorg. Met deze bijeenkomst namen we een voorschot op de monitor die we in fase 3 van het project Vitaal Platteland willen ontwikkelen. De centrale vraag van de bijeenkomst was: Waaraan kan je zien dat de demografische samenstelling van de bevolking verandert en hoe kan je die verandering meten/monitoren? (De illustraties zijn gemaakt naar aanleiding van krantenkoppen die de deelnemers bedachten voor de krant van 16 september 2030.)
Thema 1: Economie en werkgelegenheid
- 33 -
Verslag discussie De verwachte demografische veranderingen hebben volgens de deelnemers gevolgen voor de economie en werkgelegenheid. In sommige sectoren komt de werkgelegenheid onder druk te staan. Met name de detailhandel voelt de gevolgen van de vergrijzing en bevolkingskrimp. Minder inwoners betekent minder klanten. Ouderen geven bovendien minder uit dan gezinnen. De detailhandel wordt daarbij ook nog eens stevig beconcurreerd door het online winkelen. De voortzetting van detailhandelbedrijven na pensionering van eigenaren is vaak lastig. Ook bij publieke voorzieningen zal werkgelegenheid verdwijnen. Door afnemend economisch draagvlak zullen publieke voorzieningen minder gedecentraliseerd worden aangeboden. Andere sectoren gaan juist kampen met een tekort aan personeel. In de zorg dient dit probleem zich nu al aan. Met name aan werknemers op mbo-niveau is een groeiend tekort. Datzelfde geldt voor vakmensen op mbo-niveau. Mogelijke groeimarkten zijn te zoeken in de vrijetijdsector (recreatie en toeristisme). Er zijn meer gepensioneerden met veel geld en vrijetijd. De Wolden heeft hen wat te bieden. Ook hiervoor zijn arbeidskrachten nodig. Een trend die nu al zichtbaar is en zich waarschijnlijk zal voortzetten is de groeiende afstand die forensen acceptabel vinden tussen wonen en werken. Arbeidscontracten worden korter en in gezinnen werken vaak beide partners (op verschillende plaatsen). Verhuizen voor het werk is daarom minder makkelijk. Mensen vestigen zich op een centrale plek van waaruit ze makkelijk naar werkgelegenheidsconcentraties kunnen reizen. Voor krimpende gemeenten met een aantrekkelijke ligging biedt deze trend kansen. Anderzijds leidt de trend ook tot een toename van de automobiliteit. Ontwikkelingen die volgens de deelnemers gemonitord moeten worden zijn: werkgelegenheid en werkloosheid, lokaal en regionaal, naar opleidingsniveau trends in bedrijvigheid afgewezen verzoeken voor vestiging of uitbreiding van bedrijven (vooral ook de redenen van afwijzing) vergrijzing onder lokale ondernemers de aansluiting van het onderwijs (regionaal) bij de vraag naar arbeidskrachten
Thema 2 - Publieke voorzieningen Verslag discussie Voor het aanbod aan publieke voorzieningen heeft de veranderende bevolkingssamenstelling grote consequenties. Er is sprake van een verschuivende vraag naar voorzieningen. Er is minder behoefte aan onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, etc. en meer aan zorg en ondersteuning van ouderen. Het teruglopend aantal inwoners heeft gevolgen voor het economisch draagvlak onder voorzieningen. Technologische ontwikkelingen hebben op het voorzieningenniveau
- 34 -
een dubbel effect. Enerzijds concurreert sommig digitaal aanbod met fysieke voorzieningen (denk aan webwinkels). Anderzijds maken internettoepassingen burgers ook minder afhankelijk van fysieke voorzieningen (bijvoorbeeld in de zorg).
De ontwikkeling die de deelnemers verwachten in de komende jaren in een verdergaande centralisering van de voorzieningen. Minder economisch draagvlak noodzaakt tot meer samenwerking en efficiency (bijvoorbeeld door multifunctioneel gebruik van accommodaties). Voorzieningen zullen bovendien enerzijds professioneler worden (meer werk uitgevoerd door minder mensen) en tegelijk zal meer gebruik worden gemaakt van vrijwilligers. Ontwikkelingen om te monitoren zijn volgens de deelnemers: het economisch draagvlak onder voorzieningen de multifuncionalisering van accommodaties de mate van samenwerking tussen aanbieders van voorzieningen het aanbod aan vrijwilligers
Thema 3 - Ruimte, wonen en woonaantrekkelijkheid Verslag discussie In de discussie werd vooral gesproken over de te verwachten mismatch op de woningmarkt. In De Wolden staan vooral (grotere) eengezinswoningen. Daarvan zal
- 35 -
uiteindelijk een overaanbod ontstaan als gevolg van de vergrijzing en ontgroening.
Ook andere categorieën woningen zijn kwetsbaar bij een krimpende bevolking. Te denken valt aan grote boerderijen in het buitengebied en in de kernen. Als deze hun agrarische functie verliezen is de kans op verloedering aanwezig. Tenslotte is ook het oudere woningaanbod (klein, slechte energieprestaties) kwetsbaar. Bij een afnemende vraag en dalende huizenprijzen, zal de vraag naar dit soort woningen afnemen. Bovendien is de verwachting dat investeringen in vernieuwing van de woningvoorraad op een aantal plaatsen zullen uitblijven. De corporaties trekken zich terug uit de kleinste kernen. Een ander onderwerp dat ter sprake kwam ten aanzien van de woonaantrekkelijkheid was het voorzieningenaanbod in de kernen. Door een vergrijzende en krimpende bevolking valt het economische draagvlak onder voorzieningen weg. Dat maakt de dorpen vooral aantrekkelijk voor mobiele bewoners. Dorpen met een gunstige ligging zullen het karakter krijgen van forensendorpen. Ontwikkelingen die de gemeente volgens de deelnemers moet monitoren zijn in ieder geval: bevolkingssamenstelling in de verschillende kernen huishoudenssamenstelling in verschillende woningtypen mutaties in verschillende typen woningen
- 36 -
migratiecijfers en de redenen voor mensen om te verhuizen (van en naar de gemeente) de kwetsbare woningvoorraad (prijsontwikkeling, staat van onderhoud) verhuurbaarheid en leegstand in de sociale huurwoningvoorraad het aantal mensen dat onvrijwillig in een ongeschikte woning woont
Thema 4 - Zorg en welzijn
Verslag discussie De demografische verandering zal in de eerste plaats te merken zijn aan de toenemende vraag naar voorzieningen en zorg. Er komen immers meer ouderen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Toename van het aantal ouderen heeft ook gevolgen die niet aan het gemeentelijke loket te zien zijn: meer eenzaamheid en depressie, een kleiner besteedbaar inkomen, meer artsenbezoek, maar ook minder levendigheid in de kernen en een groeiende mismatch in de woningvoorraad (ouderen willen verhuizen naar een woonzorgvoorziening, maar kunnen hun gezinswoning niet verkopen). Een andere verwachting die de deelnemers uitspraken is het ontstaan van een tekort aan medewerkers in de zorg. Op dit moment is al tussen de 20 en 30% van de Drentse beroepsbevolking werkzaam in de zorg. Dat zal de komende decennia alleen maar toenemen. De verwachting is dat het aanbod aan arbeidskrachten in de zorg geen gelijke tred zal houden met de ontwikkeling van de vraag.
- 37 -
Ontwikkelingen die zinvol zijn om te monitoren zijn volgens de deelnemers in ieder geval: de ontwikkeling van de uitgaven aan voorzieningen, zorg en ondersteuning in de gemeente het aantal uren zorg dat wordt geleverd in de gemeente en het beroep op huisartsen de maatschappelijke participatiegraad van bewoners (in het verenigingsleven en het vrijwilligerswerk) het aantal incidenten onder ouderen zoals vallen in huis en eenzaamheid onder ouderen de tevredenheid van bewoners met de sociale samenhang in hun wijk/kern het aantal mensen dat onvrijwillig in een ongeschikte woning woon
- 38 -
Bijlage 2 – Verslag ‘werkbezoek Middelstemeer’ 26 september Op 26 september legden leden van de gemeenteraad, de dorpsverenigingen, het college van burgemeester en wethouders en enkele andere inwoners van De Wolden een ‘werkbezoek’ af aan de fictieve krimpgemeente Middelstemeer. Na een welkomswoord van burgemeester G.J. de Bok, waren de deelnemers toeschouwers bij een uitzending van Middelstemeer FM. In deze uitzending werden tien inwoners van Middelstemeer ten tonele gevoerd: • • • • • • • • • •
de directeur van de woningcorporatie Behouden Huis de directeur van de regionale thuiszorgorganisatie STER een dorpswinkelier, tevens voorzitter van de door bewoners gerunde sporthal De Zon de initiatiefneemster van een bijentuin op een braakliggend stuk grond de eigenaar van een bouwbedrijf een projectontwikkelaar voorzitter van het Comité Samenvoegen Nee!, tevens oudgemeentesecretaris de voorzitter van de ouderraad van de dorpsschool, tevens mantelzorger de bedrijfsleider van een vestiging van een landelijk opererende producent in touwen de voorzitter van de huurdersbelangenvereniging Samen Sterk
De deelnemers werden vervolgens in groepen verdeeld. Iedere groep kreeg de opdracht gesprekken te voeren met de inwoners van Middelstemeer om een beeld te krijgen van de gevolgen van de bevolkingskrimp in deze fictieve gemeente. Na afloop van het werkbezoek moesten zij een korte presentatie voorbereiden om terug in De Wolden aan de gemeenteraad verslag uit te brengen van het werkbezoek.
- 39 -
De hoofdpunten van de zeven presentaties
Groep 1
Krimp heeft grote gevolgen voor gemeenten: Het voorzieningenaanbod verschraalt, in de kleine kernen ontstaat leegstand en de werkgelegenheid loopt terug. Tips: • • •
Zorg voor een positieve uitstraling van de kernen: leegstand voorkomen, inbreiding voor uitbreiding Kansen benutten: positieve initiatieven vanuit de samenleving stimuleren (bevolking en ondernemers) Zoek samenwerking: of het nu gaat om woningbouw, zorg, onderwijs, etc. samenwerking is essentieel om de problemen van bevolkingskrimp goed op te vangen
Groep 2
• • • •
De gemeente moet corporaties aanspreken op hun basistaak: zorgen voor goede huisvesting van de doelgroep, ook op het platteland! Biedt partners samenwerking aan: corporatie, organisaties en andere belanghebbenden Gemeente en corporatie: let op behoud kwaliteit woningen/woonomgeving Ondersteun ondernemers in het breder/creatiever denken over hun producten en de wijze waarop zij die aan de man brengen (ook bijvoorbeeld de communicatie met jongeren (nieuwe media))
- 40 -
• • • • • • •
Stimuleer verbinding tussen ondernemers Optimaliseer de maatschappelijke verantwoordelijkheid: burgers en bedrijven kunnen zelf veel doen! Kwaliteit van de woonomgeving van belang in alle dorpen Leefkwaliteit hangt meer samen met saamhorigheid dorp en minder met voorzieningen Gemeente denk na over rol als facilitator van kwaliteit in dorpen (budgetten, dorpsinvloed) Druk idealisme en creativiteit van burgers nooit de kop in, maar houd wel oog voor de realiteit en stuur waar nodig bij als gemeente Zorg voor een breed draagvlak voor het beleid
Groep 3
Krimp is een feit Gemeente moet vroegtijdig visie ontwikkelen en daar de burgers bij betrekken. • • • • • •
Investeren in voorzieningen Dorpshuis in alle dorpen, sport, scholen Bij woningbouw moet de vraag leidend zijn Leg een glasvezel infrastructuur aan! Stimuleer actief burgerschap Wijs maatschappelijke organisaties op hun taak en verantwoordelijkheid
Groep 4
- 41 -
1. Middenstand (op w.c.-papier zit niet veel marge!) - Faciliteer lokale ondernemers zoveel mogelijk en voer overleg - Onderzoek mogelijkheden voor specialisatie: bijvoorbeeld op ouderen 2. Projectontwikkeling (raadsleden de oren uitspuiten!) - Onderzoek of de omvang van projecten passend is bij de schaal van de kernen - Combineren projecten met sociale mogelijkheden (starterswoningen, sociale arbeidsvoorziening, ouderen) 3. Zorg (vermindering marktwerking) - Meer generalistische hulp in de kernen (wijkzuster) - Grote gespecialiseerde regionale instellingen voor zwaardere vormen van zorg - Een efficiënte organisatie door goede samenwerking
Groep 5
Burgerinitiatief - Positief benaderen (bijvoorbeeld door financiële ondersteuning) - Mate van zelfwerkzaamheid verwachten van bewoners. Dat is goed voor de leefbaarheid en geeft anderen een stimulans om zelf ook een steentje bij te dragen Gemeente heeft een coördinerende en faciliterende rol - Burgers zullen meer zorg voor elkaar moeten hebben - Door samenwerking te stimuleren kan maatwerk worden georganiseerd - Burgerinitiatief kan een belangrijke rol spelen Gemeente: kom op voor de kleine kernen! Goede samenwerking zoeken met corporaties waar het gaat om sloop en renovatie. Bundelen activiteiten; samenwerking met winkels, belangenverenigingen, zorg, etc. Blijven investeren: winkeliers, woningcorporaties, verenigingen
- 42 -
Groep 6
‘Krimp is geen ramp (en biedt nieuwe kansen) Dat betekent: - Samenwerking tussen publieke en private partijen - Partijen kennen hun inwoners en hun markt en nemen verantwoordelijkheid voor de samenleving Rol van de gemeente - activerend, faciliterend, ondersteunend Rol van de woningcorporaties - Verantwoordelijkheid voor de samenleving - Samenwerking met de private sector - Kennis van de markt en van de dorpen - Praat met inwoners Rol van de zorgpartijen - Meer initiatief nemen om eigen ideeën te stimuleren (lekker koken voor elkaar) - Om samen te werken bijvoorbeeld met de woningcorporaties - Markt kennen - Generalistische functies; breed inzetbaar
Groep 7
- 43 -
Geen Groei maar Bloei! Krimp is een mobiliteitsvraagstuk. Voorzieningen komen op grotere afstand te liggen van bewoners. Daarvoor moet een oplossing worden bedacht. De kwaliteit moet leidend zijn ook als dat betekent dat gekozen moet worden voor schaalvergroting. Gemeente Zuidwest Drenthe is geen schrikbeeld als dat ten goede komt van de woonkwaliteit van de kernen. Dat er een einde komt aan de groei betekent niet dat de leefbaarheid van kernen achteruit hoeft te gaan. Van een fase van groei gaat de gemeente een fase in van bloei. Daar moeten gemeente, inwoners, ondernemers en organisaties in de gemeente zich hard voor maken!
- 44 -
Bijlage 3 – Factsheets per kern Kern: Alteveer Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Alteveer en gemeente 2012 (in %)
350 300
75+
250
65-74
200
55-64
150 100
25-54
50
15-24
0
0-15 0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
0%
20%
40%
Alteveer
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
760
740
Huishoudens4
285
295
710
-20
-30
295
+10
0
Kern: Ansen Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Ansen en gemeente 2012 (in %)
140 120
75+
100
65-74
80
55-64
60
25-54
40
15-24
20
0-15
0 0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+
20%
2012
Ansen
40%
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
Bevolking
310
355
Huishoudens
125
150
4
2012-2022
2022-2032
340
45
-15
150
+25
0
Het betreft hier de toename van het aantal huishoudens die mogelijk wordt gemaakt door toevoegingen aan de woningvoorraad. Uitgangspunt hiervoor is het woningbouwprogramma van de gemeente. Deze toename kan afwijken van de werkelijke ontwikkeling van het aantal huishoudens.
- 45 -
Kern: Berghuizen Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Berghuizen en gemeente 2012 (in %)
75+
180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
65-74 55-64 25-54 15-24 0-15 0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20%
40%
Berghuizen
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
415
405
390
-10
-15
Huishoudens
145
150
150
+5
0
Kern: De Wijk Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking De Wijk en gemeente 2012 (in %)
1200
75+
1000
65-74
800
55-64
600
25-54
400
15-24
200
0-15
0
0%
20%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
de Wijk
40%
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
2855
2850
2720
-5
-130
Huishoudens
1225
1295
1295
+70
0
- 46 -
Kern: Drogteropslagen Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Drogteropslagen en gemeente 2012 (in %)
160 75+
140 120
65-74
100 80
55-64
60 40
25-54
20 0
0-15
15-24
0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20%
40%
Drogteropslagen
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
340
330
320
-10
-10
Huishoudens
125
130
130
+5
0
Kern: Echten Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Echten en gemeente 2012 (in %)
140 120
75+
100
65-74
80
55-64
60
25-54
40
15-24
20
0-15
0 0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20%
40%
Echten
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
355
335
320
-20
-15
Huishoudens
140
140
140
0
0
- 47 -
Kern: Eursinge Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Eursinge en gemeente 2012 (in %)
35 30
75+
25
65-74
20
55-64
15
25-54
10
15-24
5
0-15
0 0-15 15-24 25-54 55-64 65-74
0%
75+
20%
2012
Eursinge
40%
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
70
80
75
10
-5
Huishoudens
25
30
30
+5
0
Kern: Fort Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Fort en gemeente 2012 (in %)
140 120
75+
100
65-74
80
55-64
60
25-54
40
15-24
20
0-15
0 0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20%
40%
Fort
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
350
340
325
-10
-15
Huishoudens
140
145
145
+5
0
- 48 -
Kern: Kerkenveld Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Kerkenveld en gemeente 2012 (in %)
400 75+
350 300
65-74
250 200
55-64
150 100
25-54
50 0
0-15
15-24
0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20% Kerkenveld
40%
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
915
975
Huishoudens
330
375
940
60
-35
375
+45
0
Kern: Koekange Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Koekange en gemeente 2012 (in %)
900 800 700 600 500 400 300 200 100 0
75+ 65-74 55-64 25-54 15-24 0-15 0% 0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20% Koekange
40%
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032
Bevolking Huishoudens
2012
2022
2032
1990
1925
795
820
- 49 -
2012-2022
2022-2032
1845
-65
-80
820
+25
0
Kern: Koekangerveld Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Koekangerveld en gemeente 2012 (in %)
160 75+
140 120
65-74
100 80
55-64
60 40
25-54
20 0
0-15
15-24
0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20%
40%
Koekangerveld
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
445
435
420
-10
-15
Huishoudens
145
150
150
5
0
Kern: Linde Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Linde en gemeente 2012 (in %)
250 75+ 200 65-74 150
55-64
100
25-54 15-24
50
0-15 0 0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+
20%
2012
Linde
40%
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
615
580
560
-35
-20
Huishoudens
215
215
215
0
0
- 50 -
Kern: Oosteinde Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Oosteinde en gemeente 2012 (in %)
350 300
75+
250
65-74
200
55-64
150
25-54
100
15-24
50
0-15
0 0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+
20%
2012
40%
Oosteinde
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
445
435
420
-10
-15
Huishoudens
270
280
280
10
0
Kern: Ruinen Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Ruinen en gemeente 2012 (in %)
1400 1200
75+
1000
65-74
800
55-64
600
25-54
400
15-24
200
0-15
0
0% 0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20%
40%
Ruinen
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
3565
3455
3290
-110
-165
Huishoudens
1585
1645
1645
+60
0
- 51 -
Kern: Ruinerwold Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Ruinerwold en gemeente 2012 (in %)
1200 75+
1000
65-74 800
55-64
600
25-54
400
15-24
200
0-15
0
0%
20%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
40%
Ruinerwold
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
2765
2705
2585
-60
-120
Huishoudens
1125
1175
1175
+50
0
Kern: Veeningen Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Veeningen en gemeente 2012 (in %)
250 75+ 200 65-74 150
55-64
100
25-54 15-24
50
0-15 0 0%
0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20% Veeningen
40%
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
2012-2022
2022-2032
Bevolking
570
585
560
15
-25
Huishoudens
235
255
255
20
0
- 52 -
Kern: Zuidwolde Figuur: Bevolking 2012 naar leeftijdsklassen
Figuur: Bevolking Zuidwolde en gemeente 2012 (in %)
3000 75+
2500
65-74 2000
55-64
1500
25-54
1000
15-24
500
0-15
0
0% 0-15 15-24 25-54 55-64 65-74 75+ 2012
20%
40%
Zuidwolde
60%
Gemeente
Tabel: Bevolkings- en huishoudensprognose 2012-2032 2012
2022
2032
Bevolking
6725
6685
Huishoudens
2715
2845
- 53 -
2012-2022
2022-2032
6400
-40
-285
2845
+130
0