Nieuwsbrief Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen
Gelijke kansen in het onderwijs, dat is het thema van deze nieuwsbrief. Dit thema is niet zomaar uit de lucht komen gevallen. De nieuwe wetgeving in verband met kosteloos basis-onderwijs was voor de raad van bestuur van FOPEM de uitgelezen kans om gelijke onderwijskansen op de agenda van de volgende algemene vergadering van 14 november te plaatsen. In deze nieuwsbrief willen we jullie kennis laten maken met dit thema vanuit uiteenlopende invalshoeken. Het interview met Roger Dhondt, voorzitter van “SOS Schulden op School” leert ons dat er voor vele ouders nog te hoge financiële drempels zijn om hun kinderen onderwijs te laten volgen. Dit is heel bizar omdat er in België leerplicht is voor alle kinderen tussen 6 en 18 jaar. Eénmaal de financiële drempels overwonnen zijn er in ons onderwijssysteem nog hogere drempels die er voor zorgen dat de maatschappelijke ongelijkheid, denk aan de kloof tussen arm en rijk, in het onderwijs zelf nog versterkt wordt. “De school van de ongelijkheid”, waarvan Ides Nicaise één van de auteurs is, toont dit pijnlijk aan. Maar er moet aan de weg getimmerd worden. Jean-Pierre Verhaeghe vertelt in een begeesterend verhaal hoe in Gent scholen én welzijnsorganisaties stap voor stap en met heel veel overleg de ongelijkheid in het onderwijs inperken.
Gelijke kansen in warme scholen De gelijke onderwijskansen is voor minister Vandenbroucke het mantra van zijn beleid. Vele maatregelen zoals het Gelijke Onderwijskansendecreet, de kleuterparticipatie en de kosteloosheid van het basisonderwijs zijn vehikels om scholen dichter bij gelijke kansen voor alle leerlingen te brengen. Voor vele beleidsmensen gaat het realiseren van deze gelijke kansen hand in hand met sterke en krachtige scholen. Neem nu het thema van de startdag van de Vlaamse Onderwijs-
raad: bestuurskracht in het onderwijs. Geert Devos sprak er over “professionalisering van schoolbesturen en schoolleiderschap: hefbomen voor een sterke bestuurskracht”. En de minister had het in zijn toespraak over “meer beleidskracht voor meer kwaliteit en meer gelijke kansen”. Sorry, maar het veelvuldig gebruik van de adjectieven sterk en krachtig in combinatie met “leiderschap” roept bij ons herinneringen op aan zwarte bladzijden uit onze recente politieke geschiedenis. Het zijn immers ook de ronkende adjectieven in de slogans van totalitaire regimes. Gelijke kansen gedijen wellicht veel beter in een warme en zorgzame school waar leerlingen, leerkrachten én ouders zich thuis voelen. Scholen moeten toch geen kille instituten worden met aan het hoofd een krachtig leider die elke warmte uit zijn school bant?
nummer 1 - viertiende jaargang - november 2007
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007 Tenslotte nog dit. De auteurs van “De school van de ongelijkheid” tonen terecht aan dat ons onderwijs sociale ongelijkheden tussen leerlingen nog versterkt. Maar ongelijkheden mag je niet verwarren met verschillen tussen leerlingen. Paul Frissen wijst er in “Brussel Deze Week” (11/10/07) op dat “er heel veel schoonheid besloten ligt in het verschil. Mijn denken over verschil en ongelijkheid is net gebaseerd op een grote vrijheid”. Het is net die vrijheid van onderwijs die FOPEM na aan het hart ligt. Zonder die vrijheid van onderwijs zouden er van onafhankelijke methodescholen (die bewust kiezen voor gelijke kansen voor álle leerlingen) geen sprake zijn. De auteurs van “De school van de ongelijkheid” gaan dan ook kort door de bocht als ze maatregelen voorstellen om die onderwijsvrijheid drastisch in te perken om zo in de scholen een sociale mix van leerlingen te realiseren. Bij het lezen van het boek krijg je sterk de indruk dat ze alle verschillen tussen leerlingen verhalen op de sociale ongelijkheden tussen leerlingen. Gelukkig is er nog de poëzie. Herman De Coninck’s “Mening” vertolkt haarfijn waar het om gaat in de samenleving en dus in het onderwijs:
Wat vind je in deze nieuwsbrief? Gelijke kansen in warme scholen..................................... Aan de slag met gelijke onderwijskansen........................ Gelijke kansen in het onderwijs, maar nog niet voor iedereen.......................................................... SOS, ik heb schulden op school....................................... Lokale overlegplatforms werken aan gelijke kansen in het onderwijs........................................ FOPEM neemt je mee op een toertje naar de zepsite.. Oproep voor de algemene vergadering van FOPEM...? “Vooraan in mijn tuin vertellen rozen een helderrode mening waar ik achter sta. Te kijken. Ik geloof in socialisme zoals de natuur ons dat leert, wie zei dat ook weer: lucht en zon zijn van iedereen. De gelijkheid van er is voor allemaal evenveel regen, groeien jullie maar, planten. En de prachtige ongelijkheid die dat oplevert.” Veel leesplezier,
Kris Denys en Simon De Clercq
3 5 7 10 11
Aan de slag met gelijke onderwijskansen Goed om te weten Wil je (nog meer) werk maken van gelijke kansen in je klas en je school? Goed zo, je kan dan terecht bij het steunpunt GOK voor de nodige ondersteuning. Over het nascholingsaanbod vind je alle informatie op www.steunpuntgok.be. Via deze website kun je je abonneren op een tweemaandelijkse digitale nieuwsbrief.
Geplukt uit Het Levensblad van De Levensboom 2
1 2
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007
Gelijke kansen in het onderwijs, maar nog niet voor iedereen. De nieuwsbrief sprak met Ides Nicaise In 2002 startte minister Vanderpoorten het gelijke onderwijskansendecreet. Scholen met minstens 10 % kansarme leerlingen kunnen rekenen op extra ondersteuning om de leerkansen van deze leerlingen te verhogen. Huidig minister van onderwijs Vandenbroucke heeft deze wetgeving verdergezet én er trouwens hét speerpunt van gemaakt van zijn onderwijsbeleid. Hij heeft de ambitie om ons onderwijs kampioen te maken in de gelijke onderwijskansen. Maar de realiteit in de scholen toont schrijnend aan dat gelijke onderwijskansen toch nog een verre droom zijn. In “De school van de ongelijkheid” leggen de auteurs de vinger op de wonde. Ons onderwijs selecteert niet alleen leerlingen op basis van hun sociale afkomst, ze versterkt nog eens deze ongelijkheden. Hoog tijd dus om één en ander te verduidelijken. De nieuwsbrief sprak met Ides Nicaise, één van de auteurs van het boek.
en zijn sociale afkomst. Talenten moeten gekoesterd worden voor meritocraten. Vandaar dat getalenteerde leerlingen bijvoorbeeld nog een beurs krijgen om verder te studeren in het hoger onderwijs. Maar meritocraten verliezen uit het oog dat deze talenten sterk samenhangen met de sociale afkomst. Wie van betere komaf is, heeft de beste talenten om te slagen in ons onderwijssysteem. Op die manier blijft sociale afkomst een belangrijke factor
Nieuwsbrief: Jullie boek behandelt het mantra van minister Vandenbroucke, namelijk de gelijke onderwijskansen. In het boek wordt een onderscheid gemaakt tussen twee visies op deze gelijke kansen, met name het egalitarisme en de meritocratie. Wat is het verschil tussen deze twee visies? En waar situeer je het onderwijsbestel in Vlaanderen, eerder egalitair of meer meritocratisch? Ides Nicaise: De meritocratie en het egalitarisme zijn twee verschillende visies op gelijkheid in de samenleving en dus ook in het onderwijs. Beiden zijn ze een reactie tegen de band tussen de sociale afkomst van een persoon en de maatschappelijke positie die hij of zij bekleedt. Je zou dus kunnen zeggen dat het twee maal om een progressief gedachtegoed gaat. Toch zijn er belangrijke accentverschillen. De meritocratie vertrekt vanuit de verdienste, als een combinatie van aangeboren talent en inspanning want meritocraten zien drie oorzaken die aan de basis liggen van schoolprestaties: de inspanning van de leerling, zijn talent
3
in een meritocratisch systeem. Zij beschouwen talent als een vast gegeven dat aan elke persoon wordt meegegeven van bij de geboorte. Maar we weten reeds lang dat talent eigenlijk een heel dynamisch gegeven is door het samenspel tussen de omgeving en de genetische structuur van personen. Dit betekent dus dat kinderen met gelijke talenten die opgroeien in een verschillend milieu, ook verschillend zullen ontwikkelen.
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007 De egalitaristische visie vertrekt niet vanuit de persoonlijke verdienste of talent maar neemt de menselijke waardigheid als uitgangspunt. Die menselijke waardigheid moet de mogelijkheid krijgen om zich ten volle te ontplooien. Iedereen heeft dan ook recht op goed onderwijs, ongeacht je sociale afkomst of talent, maar gewoon omdat je mens bent. Om het onderwijs in Vlaanderen te situeren moet ik genuanceerd antwoorden, alhoewel. In het lager onderwijs wordt eerder egalitair gedacht; het hoger onderwijs daarentegen sluit eerder aan bij een meritocratische visie. Maar je mag gerust zeggen dat ons onderwijs, internationaal vergeleken, sterk meritocratisch werkt. Een voorbeeld, ons onderwijs is heel sterk gestratificeerd. Dit komt er op neer dat zogenaamde sterke leerlingen geselecteerd worden voor zogenaamde sterkte studierichtingen. Zwakke leerlingen vallen uit de boot en “zakken af” naar zwakkere studierichtingen met weinig theoretische leerstof. Dit watervalsysteem start reeds in de basisschool, waar de kinderen uit lagere sociale milieus vaker doorverwezen worden naar het buitengewoon onderwijs. Nieuwsbrief: Studies tonen aan dat kansarme kinderen veel meer kans hebben om terecht te komen in het buitengewoon onderwijs. Momenteel bereidt de overheid een nieuw decreet “leerzorg” voor om het gewoon onderwijs beter af te stemmen op de noden van de leerlingen. Welke raad geef je de overheid om een decreet uit te werken dat zich richt op gelijke kansen zodat minder kansarme leerlingen terecht komen in het buitengewoon onderwijs? Ides Nicaise: Eigenlijk is het een schande dat zoveel kansarme kinderen terecht komen in het buitengewoon onderwijs. Niet omdat ze een handicap hebben, maar gewoon omdat ze kansarm zijn. Eén van de lessen die we kunnen trekken uit het project zorgverbreding van een tijd geleden is dat leerkrachten uit het gewoon onderwijs sneller in staat zijn om leerproblemen te diagnosticeren. Maar veel scholen voor gewoon onderwijs slagen er niet in om deze problemen daadwerkelijk aan te pakken en te remediëren. Het gevolg is dat de doorstroming naar het buitengewoon onderwijs nog steeds toeneemt. Ik stel dan ook voor om zwaar te investeren in het basisonderwijs om
scholen in staat te stellen kleinere (kleuter)klassen te maken. Daarnaast is een extra investering in de deskundigheid van leerkrachten in het basisonderwijs noodzakelijk. Als het om de studieduur van onderwijzers gaat, is België hekkensluiter in Europa. Zo moeten onderwijzers in Portugal vijf jaar studeren aan een universiteit. Maar een overheid zou reeds een tandje moeten bijsteken in de voorschoolse opvang van nul tot drie jaar. Het is toch wel vreemd dat “Kind en Gezin” vooral actief is in de begeleiding van ouders kort na de geboorte van een kind. Maar nadien worden vele ouders aan hun lot overgelaten totdat het kind de kleuterklas binnenstapt. Nieuwsbrief: Eén van jullie conclusies in het boek is dat het Vlaamse onderwijs niet alleen ongelijk selecteert tussen leerlingen maar dat het deze o n g e l i j k h e d e n v e r s t e r k t . We l k e mechanismen spelen hier een rol? Ides Nicaise: De cijfers zijn onthutsend! We hebben hier echt te maken met een klassenonderwijs met een ASO voor de rijke(re) leerlingen en een BSO voor de arme(re) leerlingen. Zo tonen we in een tabel aan dat op 15 jaar slechts 10 % van de armste leerlingen terecht komt in het ASO, terwijl op dezelfde leeftijd 90 % van de rijkste leerlingen naar een ASO-school gaat. Dé manier om deze ongelijke selectie tegen te gaan is blijven hoge verwachtingen stellen aan alle leerlingen. Het is toch paradoxaal dat leerlingen die niet goed zijn in bijvoorbeeld wiskunde als het ware gedumpt worden in een studierichtingen waar weinig wiskunde wordt aangeboden? Zo krijg je een beroepsonderwijs met weinig algemene en kritische vorming en een algemeen secundair onderwijs waar leerlingen zich bijna uitsluitend moeten verdiepen in theoretische kennis. Leerlingen in het ASO worden opgeleid tot kritische burgers, hun collega’s in het beroepsonderwijs daarentegen krijgen een zeer utilitaire beroepsopleiding. De waardenopvoeding in het beroepsonderwijs is dan ook grondig verschillend van die in een ASO-school. In het beroepsonderwijs moeten jongeren vooral leren gehoorzamen en zelfdiscipline aanleren terwijl ASOleerlingen het zich kunnen permitteren om een maatschappijkritische houding aan te nemen. Nieuwsbrief: Komen we zo niet terecht bij het pleidooi voor een brede middenschool? Zeker gelet op de uitspraak in jullie boek dat “hoe
4
vroeger de segregatie naar onderwijsvorm, hoe groter de leerachterstand van leerlingen is? FOPEM pleit reeds langer voor een brede middenschool na het basisonderwijs met eenzelfde lesprogramma voor alle leerlingen. Ides Nicaise: Zeker, maar er zijn wel een aantal voorwaarden verbonden aan een goede middenschool. Ten eerste is een brede middenschool comprehensief, dus geen ASO-school. Dit wil zeggen dat er een breed curriculum is van algemene, praktische, technische én kunstzinnige vakken. Ten tweede moet iedereen terecht kunnen in deze school met heterogene klassen. Zo kan iedereen leren van elkaar. Het voordeel is dat leerlingen die later naar het ASO of het TSO of het BSO gaan breder gevormd zijn tot hun 14 of 15 jaar. Ten derde is extra ondersteuning noodzakelijk voor zwakkere leerlingen. Ten slotte moeten leerlingen kunnen rekenen op ondersteuning bij hun studiekeuze. Een keuze voor een bepaalde studierichting moet begeleid worden waarbij leerlingen hun eigen voorkeuren en talenten kunnen exploreren. Nu worden leerlingen nog te veel georiënteerd op basis van een negatief criterium, namelijk datgene wat ze niet kunnen. Leerlingen die dan niet goed zijn in algemene vorming komen dan terecht in studierichtingen met nauwelijks algemene vorming. Nieuwsbrief: In jullie boek bespreken jullie de vervreemding die kinderen uit volksmilieus ervaren tegenover de school. Is ervaringsgericht onderwijs dan een probaat middel om deze vervreemding tegen te gaan? Zo zijn Raf Feys en Pieter Van Biervliet van mening dat ervaringsgericht onderwijs ten gunste is van leerlingen van betere komaf omdat hun ervaringen, ontstaan in hun thuismilieu, hoog wordt ingeschat in het onderwijs. Ides Nicaise: Raf Feys en Pieter Van Biervliet hebben gelijk als het gaat om leerlinggestuurd onderwijs. Nederlands onderzoek heeft aangetoond dat kansarme leerlingen niet gebaat zijn met een systeem waar leerlingen zelf hun leertraject bepalen. Maar je mag leerlinggestuurd onderwijs niet verwarren met ervaringsgericht onderwijs. Zo heb ik toch gelezen dat een man zoals Célistin Freinet een sociaal bewogen leerkracht was die ervaarde dat de schoolse kennis niet aansloot bij de leefwereld van kansarmere kinderen. Ik durf zelfs te beweren dat ervaringsgericht onderwijs
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007 extra rendabel moet zijn voor kansarme kinderen. Nieuwsbrief: De vrijheid van onderwijs is één van de pijlers van het onderwijs in Vlaanderen. In een interview in Knack breek je een lans om deze vrijheid van onderwijs in te perken. Waarom dit pleidooi? Ik merk hierbij op dat deze onderwijsvrijheid de basis is om nieuwe scholen op te richten, zoals onafhankelijke methodescholen. Ides Nicaise: De vrijheid in het algemeen is een goede voedingsbodem voor creativiteit maar ze wordt begrensd door de gelijkheid en waardigheid van de medemens. In het boek vind je een figuur waarbij we aantonen dat hoe groter het aandeel van het privaat onderwijs is, hoe groter de sociale ongelijkheid is. Daarmee bedoel ik niet dat private scholen, in Vlaanderen het vrije net, op zich de boosdoeners zijn. Het marktaandeel van private scholen
is slechts een indicator van de liberalisering van het onderwijs. Hoe meer privaat onderwijs in een land, hoe groter de concurrentie tussen scholen, óók binnen het officieel onderwijs. Deze concurrentie is gebaseerd op de reputatie van de school. Zo krijg je een segregatie tussen sterke en zwakke scholen en dus tussen sterke en zwakke leerlingen. Deze concurrentie tussen scholen versterkt alleen maar de sociale ongelijkheid. Een extreme maatregel om deze concurrentie aan banden te leggen is het onderbrengen van alle scholen onder één gemeenschapsonderwijs. Maar de onderwijsgeschiedenis in ons land leert dat deze maatregel politiek niet haalbaar is. Een zachter alternatief is een strengere bewaking van de gelijke toegang en de gelijke kwaliteit in alle scholen: het scherper formuleren van de eindtermen, het invoeren van een nationaal curriculum met nationale examens en het bestrijden van discriminaties bij de
toegang tot scholen. Zo kan het toch niet dat scholen leerlingen weigeren op basis van hun geloofsovertuiging, of het dragen van een hoofddoek. Wat de vrije schoolkeuze van ouders betreft, beseffen we dat dit een zeer gevoelige materie is. Toch zou de inperking van deze vrije schoolkeuze tot een betere sociale mix kunnen leiden in scholen. En wat het methodeonderwijs betreft, ben ik helemaal nog niet klaar. Hoe dan ook erken ik dat methodescholen een meerwaarde betekenen voor ons onderwijs. En ik hoop dat vele methodescholen zich inschrijven in het verhaal van gelijke onderwijskansen. Nieuwsbrief: Ides, dank je voor dit boeiende gesprek.
Geplukt uit Het Levensblad van De Levensboom 5
Interview afgenomen door Kris Denys
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007
SOS, ik heb schulden op school Een gesprek met Roger D’Hondt van “SOS Schulden op School” Je zal het maar meemaken: je kinderen lopen school en je kan de rekeningen nauwelijks betalen. “SOS Schulden op school” ijvert reeds jaren voor goed én goedkoop onderwijs, het recht op onderwijs voor elk kind, ook als de ouders het minder breed hebben. Vorige maand verscheen een nieuw boek van “SOS Schulden op School”: “Zeven stappen verder… stapstenen voor goed en goedkoop onderwijs” (zie afbeelding)1 . Hierin kun je lezen hoe in zeven stappen een school, samen met andere partners, bewust kan werken rond een kostenbeleid op school. De nieuwsbrief sprak met Roger D’Hondt, de voorzitter van de organisatie.
scholen van het stedelijk onderwijs. Ik was toen voorzitter van het Coördinatiecomité voor Welzijnsbeleid, zeg maar de welzijnsraad van de stad. Ze wilde daar iets aan doen. Samen met een aantal geestesgenoten zijn we toen een onderzoek opgestart in de basisscholen van Aalst over alle netten heen. Wat bleek? Ongeveer 10 % van de ouders had problemen om de schoolrekeningen te betalen. Wellicht is dit cijfer nog te laag geschat omdat een aantal ouders beroep doen op hun eigen ouders of andere familieleden om de schoolrekeningen van hun kinderen te betalen. We wilden dan ook weten hoe
Nieuwsbrief: Wie is Roger D’Hondt? Roger D’Hondt: Ik ben een ambtenaar in verlof voor het pensioen. Ik heb naast mijn job twee grote interesses in mijn leven: moderne kunst en welzijn. Ik ben in het laatste geval aangegrepen door sociale onrechtvaardigheden. Wellicht heeft dit te maken met mijn eigen jeugd. Ik ben opgegroeid na de tweede wereldoorlog in een sociale woonbuurt. Daarnaast waren er ook houten barakken waar vooral kansarmen woonden. Het trof mij toen reeds dat mijn kameraden die er woonden een stempel meekregen van “ze wonen in de barakken”, ook op school! Soms ontmoet ik nog iemand die destijds woonde in één van die barakken. Hoewel velen onder hen het ondertussen gemaakt hebben in de maatschappij, speelt ook bij mezelf de idee van “ja, dit is iemand van die barakken”. Zo merk je dat een stigma een heel sterkte indruk nalaat, en meestal nefast is. Het is vooral deze ervaring die er mij toe aangezet heeft om mij te engageren voor meer sociale rechtvaardigheid in het onderwijs. Nieuwsbrief: Hoe is “SOS Schulden op School” dan ontstaan? Roger D’Hondt: Ruim 10 jaar geleden sprak de schepen van onderwijs van de stad Aalst mij aan over de vele onbetaalde schoolrekeningen in de
1
Het boek is te verkrijgen via het secretariaat van FOPEM.
6
scholen omgaan met deze ouders. Zo was “SOS Schulden op School” als v r i j w i l l i g e r s o rg a n i s a t i e g e b o r e n , aanvankelijk in Aalst maar later uitgebreid over heel Vlaanderen. In den beginne gaven we inhoudelijke ondersteuning aan negen Aalsterse scholen door met hen een convenant af te sluiten. We gaven hen een subsidie in ruil voor zo kosteloos mogelijk onderwijs. In de begeleiding van deze scholen maakten we samen een stappenplan op. Je kan gerust zeggen dat we een beetje de voortrekkers waren van wat we nu kosteloos basisonderwijs noemen.
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007 Nieuwsbrief: “SOS Schulden op School” beperkte zich niet tot Aalst. Hoe breidde jullie werking verder uit? Roger D’Hondt: Zoals ik reeds zei, is “SOS Schulden op School” vanuit de basis in Aalst gegroeid. Reeds vlug waren andere steden zoals Gent en Kortrijk geïnteresseerd in onze werking. In 2000 organiseerden we een eerste ‘Vlaamse beurs voor Goed en Goedkoop Onderwijs’ gevuld met 10 workshops en massa’s praktijkvoorbeelden. We waren verheugd dat toenmalig minister Vanderpoorten aanwezig was en ons voor het eerst een subsidie verleende. Daarna zijn we van start gegaan met 24 pilootscholen, verspreid over Vlaanderen, uit het basis en secundair onderwijs. Dit kwam er op neer dat we de ervaringen in Aalst naar andere scholen hebben vertaald. Je moet voor ogen houden dat we geen onderzoeksinstituut zijn, maar wel een praktijkgerichte organisatie. Tijdens deze begeleiding hebben we vastgesteld dat vele leerkrachten en directies nauwelijks oog hebben voor het fenomeen van kansarmoede. Onze ervaringen én mogelijke oplossingen hebben wij gepubliceerd in een boek, “School zonder schulden”, uitgegeven door Garant Antwerpen. In dit boek bundelden we de praktijkervaringen tot goede tips en ideeën voor goed en goedkoop onderwijs. Dit boek wil scholen er toe aanzetten om bewust om te gaan met schoolrekeningen. Nieuwsbrief: En ondertussen is er een nieuw boek verschenen: “Zeven stappen verder…” Roger D’Hondt: Inderdaad, op vraag van minister Vandenbroucke, om de werking van de Lokale Overlegplatforms2 te activeren, hebben we recent een nieuw praktijkboek geschreven. We beschrijven er onder andere hoe een school in zeven stappen aan goed én goedkoop onderwijs kan werken. Zo is één van de stapstenen het opmaken van een schoolcode waarin een school of een scholengemeenschap de visie en de te ondernemen acties neerschrijft. Deze code kan jaarlijks afgestemd worden op de prioriteiten van de school, rekening houdend met de eigenheid van de school. Je mag gerust zeggen dat het werken aan zo’n code op
zich reeds een sensibiliserend effect heeft. Nieuwbrief: Eén van de stapstenen is het opstarten van een solidariteitsfonds. Dit fonds moet er voor zorgen dat alle kinderen kunnen deelnemen aan alle schoolactiviteiten. Als we er van uitgaan dat dit fonds gefinancierd wordt door vrijwillige bijdragen van ouders en door bijvoorbeeld eetfestijnen, bevordert dit niet de kloof tussen rijkere en kansarme ouders? Roger D’Hondt: Neen, op voorwaarde dat dit fonds niet alleen gericht is op kansarme kinderen. Maar het gaat er vooral om dat de gelden van dit fonds goed beheerd worden. Zo vind ik het niet kunnen dat de opbrengst van een schoolfeest besteed wordt aan de aankoop van bijkomende PC’s voor het schoolsecretariaat als niet alle kinderen van de school kunnen deelnemen aan een schoolreis omdat hun ouders het niet kunnen betalen. Het solidariteitsfonds moet vooral ijveren voor een zo kosteloos onderwijs voor iedereen. Het is een belangrijke tussenstap op weg naar ‘gratis’ onderwijs. Nieuwsbrief: Gelijke onderwijskansen is zowat het mantra van minister Vandenbroucke. Zijn maatregelen voor een kosteloos basisonderwijs kaderen dan ook in deze visie. Hoe beoordeel jij deze maatregelen als middel om meer gelijke kansen in het onderwijs te realiseren? Roger D’Hondt: Gelijke onderwijskansen is veel meer dan een financiële kwestie. Het schoolklimaat is op zijn minst even belangrijk. Leerlingen uitsluiten door bijvoorbeeld 500 euro te vragen voor een schoolreis, moet ten allen prijze vermeden worden. We merken nog veel te veel dat directies nauwelijks voeling hebben met kansarmoede. Dit is begrijpelijk omdat er wellicht heel weinig leerkrachten en directies zijn die zelf kansarmoede aan den lijve hebben ondervonden. Maar bos- en zeeklassen hoeven helemaal niet duur te zijn. Je hoort directies dan wel eens zeggen dat dure sneeuwklassen voor kansarme kinderen een meerwaarde kunnen zijn, maar toch ben ik daar fel tegen gekant. Ik betwijfel voornamelijk ook de pedagogische meerwaarde van een sneeuwklas tegenover een zeeklas. Integendeel je
2
schept valse verwachtingen bij kansarme kinderen en financiële katers bij ouders. De belangrijke vraag die hier de kop opsteekt is hoe scholen omgaan met materieel comfort. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat scholen in de toekomst de kloof tussen kansrijke en kansarme kinderen zullen verkleinen, zonder daarom een etiket te kleven op kansarme leerlingen. Nieuwsbrief: De maatregelen voor een kosteloos onderwijs hebben nu alleen hun weerslag op het basisonderwijs. Is het probleem niet veel scherper in het secundair onderwijs? Roger D’Hondt: Ik vrees van wel. Dit heeft wellicht te maken met de opdeling tussen onderwijsvormen zoals ASO,TSO,KSO en BSO waar de schoolbehoeften met het jaar toenemen. Het meest schrijnende is dan nog dat de kosten het hoogst oplopen in het beroepsonderwijs waar het meest kansarme leerlingen school lopen. Zo herinner ik mij dat de jaarlijkse kosten voor een opleiding “beenhouwerij” in een school in Aalst zeer hoog opliepen. Wij hebben daar toen een materialenset aangekocht die van jaar tot jaar kan worden doorgegeven. Nieuwsbrief: In het begin van dit schooljaar kondigde ODVB, de organisatie van schooldirecteurs in het basisonderwijs, een administratieve boycot aan, die ondertussen is afgeblazen. In de krant De Morgen van 10 september zei de woordvoerder van ODVB “Er zijn maar drie gezinnen op mijn school die echt moeite hebben om het schoolmateriaal te betalen. Het geld om kosteloos basisonderwijs te realiseren was beter naar de ondersteuning voor directies gegaan”. Wat vind je van deze uitspraak? Roger D’Hondt: Deze uitspraak heeft me mateloos geërgerd. Zo zie je maar dat “SOS Schulden op School” nog een lange weg heeft af te leggen. Maar we geven de moed niet op! Nieuwsbrief: Nog heel veel succes met jullie werking, en dank je voor dit gesprek.
Interview afgenomen door Kris Denys
Lokale Overlegplatforms (LOP’s) zijn lokale overleg-en adviesorganen in het kader van het Gelijke Onderwijskansendecreet. Een LOP groepeert scholen en organisaties die betrokken zijn bij het realiseren van gelijke onderwijskansen.
7
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007
Lokale overlegplatforms werken aan gelijke kansen in het onderwijs Een gesprek met Jean-Pierre Verhaeghe, voorzitter van het Lokaal Overlegplatform van Gent voor het basisonderwijs In het interview met Ides Nicaise (“Gelijke kansen in het onderwijs, maar niet voor iedereen”) lees je hoe scholen in Vlaanderen leerlingen selecteren op basis van hun sociale afkomst én bovendien deze ongelijkheid nog eens versterkt. Met de start van het Gelijke Onderwijskansendecreet zijn er tevens Lokale Overlegplatforms (LOP’s) opgericht. Deze platforms zijn vooral de behoeders van het inschrijvingsrecht van de leerlingen en hun ouders. Dit ligt een heel klein beetje in de lijn van het pleidooi van Ides Nicaise om de vrije keuze van ouders om een school naar keuze te kiezen in te perken. Een lokaal overlegplatform waar goed wordt samengewerkt is dit van Gent. De nieuwsbrief sprak met Jean-Pierre Verhaeghe, de voorzitter van het LOP van Gent voor de basisscholen. Yves Van Moorleghem schoof mee aan tafel, luisterde aandachtig en zette de puntjes op de i als het om de regelgeving ging. Nieuwsbrief: Kun je even toelichten wat precies de functie is van een LOP? JP Verhaeghe: Grofweg kun je zeggen dat een LOP een platform is voor mensen uit het onderwijs met schooldirecties en vertegenwoordigers van het schoolbestuur en vrijwilligers en professionele medewerkers uit het welzijnswerk. Een LOP moet er op toezien dat het gelijke onderwijskansendecreet concreet wordt toegepast wat het inschrijvingsrecht betreft. Algemeen gesproken heeft een LOP de taak om voor alle leerlingen optimale leer- en ontwikkelingskansen te realiseren, segregatie en discriminatie vermijden en sociale cohesie bevorderen. Daarnaast heeft een LOP elf concrete bevoegdheden zoals het opmaken van een omgevingsanalyse, het organiseren van het onthaal van anderstalige nieuwkomers en het bepalen van de relatieve aanwezigheid van GOK-leerlingen3. Je merkt dat dit
een hele boterham is. In ons LOP houden we twee maal per jaar een algemene vergadering waaraan liefst 152 leden kunnen deelnemen. Daarnaast is er maandelijks een coördinatievergadering met een afvaardiging van de algemene vergadering en zijn er themagroepen die werken aan concrete thema’s zoals draagkracht van scholen of de opvang van anderstalige nieuwkomers. Tenslotte hebben we een bemiddelingscel die samenkomt als er een klacht van een ouder is in verband met een inschrijving. Nieuwsbrief: Hoe verloopt de samenwerking tussen de twee groepen partners in het LOP? JPVerhaeghe: Er zijn dus twee groepen van partners. Naast de vele vertegenwoordigers van scholen zijn er ook ouders, vakbonden, socio-culturele organisaties, migranten zelforganisaties en de verenigingen waar armen het woord nemen. De maandelijkse coördinatievergaderingen zijn zo samengesteld dat de vertegenwoordigers van het onderwijs en van de “sociale sector” ongeveer gelijk verdeeld zijn. In het onderwijs heb je natuurlijk het soms moeilijke samenwerken tussen scholen van verschillende netten. Gelukkig heeft de tijd raad gebracht zodat van “schoolstrijdjes” niet langer sprake is. In de beginjaren van het LOP kloegen de sociale organisaties er over dat er nauwelijks uitwisseling was tussen scholen en het welzijnswerk. Daarom hebben er voor gezorgd dat medewerkers van welzijnsorganisaties scholen konden bezoeken (en vice versa) zodat beiden elkaars noden beter konden begrijpen. Deze samenwerking is niet alleen een meerwaarde voor ons LOP, het is tevens een noodzaak. We hebben dit aan de lijve mogen ondervinden bij de dringende opvang
3
van Roma-zigeunerkinderen vorig schooljaar. Omdat een school niet in staat is om in die gevallen op eigen kracht deskundige hulp te verlenen, werken we dit jaar aan een “noodplan” dat voorziet in een betere samenwerking tussen onderwijs en welzijn. Het is de bedoeling dat elke schooldirectie die geconfronteerd wordt met de noodzaak dringende noodhulp te verlenen aan kinderen in precaire leefomstandigheden die de school binnenstromen, “onverwijld” de in Gent aanwezige voorzieningen en (professionele of vrijwillige) hulpverlening kan aanspreken (b.v. voor hulp inzake voeding en kleding) en dat zonodig de toegankelijkheid tot bepaalde voorzieningen (tijdelijk) wordt uitgebreid (b.v. douches vóór schooltijd). Nieuwsbrief: De stad Gent is niet alleen een schoolbestuur voor vele Gentse scholen, maar ze heeft ook de taak om overleg te plegen met anders schoolbesturen. Hoe zijn deze twee taken te rijmen? JPVerhaeghe: Je verwijst hier naar de regiefunctie van de stad. Sedert kort is in dit verband mogelijkheid tot overleg in het kader van de Beleidsgroep Onderwijs Gent, kortweg BOG. Samen met mijn collega van het secundair onderwijs maken we deel uit van deze beleidsgroep. Het BOG adviseert het stadsbestuur over alle mogelijke thema’s in verband met onderwijs in Gent. Dit kan gaan van het verkeersveiliger maken van de schoolomgevingen tot het beheer van de middelen van het Stedenfonds voor brugfiguren in de scholen. De werking van de BOG is qua thematiek dus ruimer dan die van de LOP’s, maar er zijn vaak raakpunten met de Gelijke Onderwijskansenproblematiek. Vandaar de deelname van de LOP’s aan de BOG.
Met GOK-leerlingen bedoelen we leerlingen die voldoen aan één of meerdere indicatoren op basis waarvan extra ondersteuning krijgen. Deze indicatoren zijn: de moeder heeft geen diploma secundair onderwijs, het gezin leeft van een vervangingsinkomen, het gezin behoort tot de trekkende bevolking, de leerling wordt (tijdelijk) buiten het gezin opgevangen, de thuistaal is niet het Nederlands.
8
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007 Nieuwsbrief: In jullie LOP is afgesproken dat scholen werken met gezamenlijke inschrijvingsperiodes. Waarom was deze afspraak nodig en hoe zijn jullie daar toe gekomen? JP Verhaeghe: Met de partners in het LOP hadden we reeds afspraken gemaakt over een gemeenschappelijke start van de inschrijvingsperiode vooraleer dit wettelijk moest. In Gent hebben we in de lijn daarvan dan ook meteen geopteerd voor éénvormige inschrijvingsperiodes. Dit is duidelijk voor alle ouders én het verhoogt de kans dat kansarme ouders zich kunnen inschrijven in een buurtschool. We starten deze inschrijvingsperiode vanaf 10 januari vóór het begin van het schooljaar. Concreet komt het er op neer dat vanaf 10 tot 30 januari broers en zussen voorrang hebben bij de inschrijving; vanaf 5 februari tot 15 maart wordt voorrang gegeven aan GOK-leerlingen of niet-GOKleerlingen 4. Het voordeel van deze vaste voorrangsregeling is dat tussen 1 september en begin januari scholen en de partners uit het welzijnswerk doelgerichte campagne kunnen opzetten ten aanzien van kansarme ouders. Ook krijgen alle ouders van kinderen die ingeschreven kunnen worden in een kleuterschool, een brief van het LOP met daarin de melding dat ze vanaf januari hun kind kunnen inschrijven in een school. Nieuwsbrief: En leidt dit niet tot het omgekeerde effect zoals hoogopgeleide ouders die kamperen aan Freinetscholen? JP Verhaeghe: Het schoolkamperen is uiteraard een jammerlijke zaak, maar is helemaal niet het gevolg van deze inschrijvingsprocedure. Deze voorrangsregeling maakt het probleem van wachtlijsten en kamperende ouders alleen zichtbaar. In de periode vóór het gelijke onderwijskansendecreet waren er al wachtlijsten en ouders die kampeerden aan scholen. Het schoolkamperen heeft alles vandoen met het capaciteitsprobleem van de schoolinfrastructuur en het succes van vooral Freinetscholen. En dit succes is dan weer voor een groot deel te verklaren vanuit de vrije schoolkeuze.
Nieuwsbrief: Levert het organiseren van deze inschrijvingsprocedure met een vaste voorrangsregeling het gewenste effect, namelijk dat meer kansarme kinderen terecht kunnen in hun school van keuze? JPVerhaeghe: Cijfers tonen aan dat we nog een lange weg moeten afleggen. We houden voortdurend bij voor hoeveel en voor welke kinderen de inschrijving in een school geweigerd wordt op basis van capaciteitsproblemen. Daaruit blijkt dat er relatief gezien veel meer allochtone dan autochtone kinderen geweigerd worden. We moeten dus vaststellen dat we met het LOP niet tijdig alle allochtone ouders bereiken want in sommige wijken zijn alle scholen reeds volzet rond de paasvakantie zodat een inschrijving voor het daaropvolgend schooljaar niet meer mogelijk is. We merken dat allochtone ouders vooral rekening houden met praktische en materiële zaken om een school te kiezen, zoals de afstand tussen de school en thuis. Een school in de buurt van thuis is voor de meesten dan ook een vanzelfsprekende keuze. Nieuwsbrief: Sinds dit schooljaar is er een wetgevi ng i n verba nd met kosteloos basisonderwijs. Is dit een thema voor het LOP van Gent aangezien kosteloos basisonderwijs voor de minister een instrument is voor het realiseren van gelijke onderwijskansen? JPVerhaeghe: Eigenlijk niet, het is niet een opdracht van een LOP om toe te kijken op de concrete uitvoering van dit kosteloos basisonderwijs. Toch zijn er nogal wat scholen die ons beschouwen als een soort klein ministerie van onderwijs in Gent, naast het “echte” ministerie in Brussel. Maar onze bevoegdheid ligt hierin om scholen en partners uit het welzijnswerk bijeen te brengen en te doen samenwerken. We hanteren dan ook het “subsidiariteitsbeginsel”, wat betekent dat problemen die tot de verantwoordelijkheid behoren van een schoolbestuur, dan ook door dit schoolbestuur moeten aangepakt worden. Een LOP hoeft niet in de plaats te treden van een schooldirectie of een schoolbestuur, ook niet wat het kosteloos basisonderwijs
4
betreft. Maar het toeval wil, dat ik deze morgen een mail ontving van één van de verenigingen uit de welzijnsector met klachten in verband met het niettoepassen van de regels inzake de kosteloosheid van het basisonderwijs. We bespreken dit op de volgende coördinatievergadering. Nieuwsbrief: In oktober 2005 schreef u een discussietekst over de voorrangsregelingen om GOK- of niet-GOKleerlingen op te nemen in een school. Kan u toelichten waarom scholen met minder dan 30% GOK-leerlingen GOKleerlingen zouden opnemen, en waarom scholen met meer dan 30% GOKleerlingen niet-GOK-leerlingen zouden opnemen? JPVerhaeghe: In beide gevallen zijn er twee belangrijke redenen. Ten eerste, om de sociale integratie onder de kinderen in de buurt te bevorderen, en ten tweede om het sociale weefsel in de wijk te versterken. Voor scholen met minder dan 30% GOK-leerlingen is het tevens van belang om hen er op te wijzen dat studies aantonen dat meer heterogene klasgroepen betere leerkansen creëert voor alle leerlingen, zowel op sociaal-affectief als op cognitief vlak. Het komt er op neer dat diversiteit een belangrijke hefboom kan zijn voor kwaliteit van onderwijs, maar hou er rekening mee dat de kwaliteit van je onderwijs niet automatisch toeneemt als je meer heterogene klasgroepen samenstelt. Je moet daadwerkelijk werken met de diversiteit in je klas en school. Diversiteit wordt dan een troef als je dit inbouwt in de werkvormen zoals CLIM5 en peer tutoring. Nieuwsbrief: Een slotvraag naar aanleiding van “De school van de ongelijkheid”. Vanuit jullie ervaringen in het LOP van Gent, wat moet er in het Vlaams onderwijs veranderen opdat het meer gelijke onderwijskansen zou realiseren? J P Ve r h a e g h e : I n v e s t e r e n i n onderwijskwaliteit én diversiteit zien als een hefboom voor goed onderwijs. Dit betekent dat je de toegankelijkheid van scholen voor alle leerlingen moet
Scholen met minder dan 30% GOK-leerlingen wordt aangeraden om voorrang te verlenen aan GOK-leerlingen. Aan scholen met meer dan 30% GOKleerlingen wordt aangeraden om voorrang te verlenen aan niet-GOK-leerlingen. 5
Coöperatief Leren voor Multiculturele Groepen
9
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007 verbeteren. Maar op basis van eigen onderzoek ben ik er van overtuigd dat een doorgedreven of geforceerde spreiding van de leerlingen met een v e r s c h i l l e n d e a c h t e rg r o n d o v e r verschillende scholen nauwelijks tot leerwinst zou leiden.. Zogenaamde concentratiescholen met veel allochtone leerlingen zijn niet per sé scholen met een slechte onderwijskwaliteit. Als je in een school goed onderwijs aanbiedt, en dus diversiteit in je school als een meerwaarde beschouwt, dan genieten alle leerlingen daar van, ongeacht hun achtergrondkenmerken.
Ik vind dat scholen dan ook moeten geloven in hun pedagogisch project en geen schrik hoeven te hebben dat ze aan kwaliteit inboeten bij een grote instroom van allochtone leerlingen, tenminste als je er van uitgaat dat kwaliteit van onderwijs niet hetzelfde is als het gemiddelde niveau van de leerprestaties van de leerlingen in een klas of school. Belangrijker dan het gemiddelde niveau van een klas is de vooruitgang of leerwinst die elk kind maakt en de mate waarin de school daarin een “toegevoegde waarde” creëert (bovenop wat kinderen van thuis uit meekrijgen). Ook het
welbevinden van de kinderen en de sociale cohesie tussen alle kinderen van de school zijn aspecten van onderwijskwaliteit. Ik besluit dus dat een overheid eerder moet investeren in de verhoging van onderwijskwaliteit waar dat nodig is, dan in een spreiding van leerlingen van uiteenlopende origine over verschillende scholen. Nieuwsbrief: Dank je voor dit verrijkend gesprek.
Geplukt uit Het Levensblad van De Levensboom 10
Interview afgenomen door Kris Denys
Nieuwsbrief FOPEM - November 2007
FOPEM neemt je mee op een toertje naar de zepsite Siteseeing in de ervaringsgerichte school Zeppelin in Mortsel We liepen al een tijdje met het idee rond, vanuit onze eigen ervaring in De Levensboom, om een steekproef te doen betreffende de rol van de site in de FOPEM-scholen. Voor velen speelt ondertussen de computer zoniet een hoofdrol, dan toch een onmisbare bijrol in ons leven, en een eigen site is al lang geen nuttige/aardige bijkomstigheid meer, maar een noodzaak. We weten dat er een enorm potentieel schuilt in de ontwikkeling en het operationeel optimaliseren van een eigen schoolsite, maar het is geen eenvoudige opdracht, en, verdorie, veel werk! Hoe brengen jullie het er vanaf? We beogen geen grondige screening onder onze eigen scholen, maar meer een evaluerende voorstelling waar we hopelijk één en ander van elkaar kunnen leren. Lukraak kozen we een school die als piloot moest, mocht spelen, en dat werd: www.zeppelinfo.be De Zeppelin-site is 7 à 8 jaar geleden opgestart op initiatief van ouders. Mede dankzij het grafisch talent van één van hen is de site tot stand gekomen. Inhoudelijk zijn zowel ouders als teamleden betrokken. Tot het schooljaar 2005-2006 is de site bijna onveranderd gebleven. Met het vertrek van de oprichter van de site was het even een zoekweg om de site te onderhouden. Het voorbije schooljaar is beslist te investeren in de opfrissing van
de site. Nu de site in een nieuw kleedje steekt wordt het beheer opnieuw toevertrouwd aan een ouder met ervaring op dit terrein. Het is belangrijk de site te onderhouden op een creatieve manier. Deze taak wordt opgenomen door de werkgroep PR-werving, bestaande uit ouders en een teamlid. Wat nog op de planning staat: - inhoudelijke aanpassingen, aanvullingen - up-to-date houden van de activiteitenkalender - aanvullen met recente foto’s - een stukje site creëren enkel toegankelijk voor zeppelinners (met log in). Informatie die we hierop terugvinden: specifieke themafoto’s, klasfoto’s, adressenlijst, interne kalender, wekelijkse fladders (nieuwsbrief), babysitdienst van ex-zeppelinners, … Op de site vind je af en toe uitspraken van kinderen terug. De idee bestaat om als de site helemaal op punt staat met blogs per klas te werken, maar dit is nog vooralsnog even toekomstmuziek… Wat dit effectief allemaal gaat kosten is nog niet helemaal helder. Het zou’m dan gaan over:
- eventueel bijkomende webspace - domeinnaamregistratie en onderhoud - eventueel licentiekosten van gebruikte programma's De werkgroep PR-werving die het opvolgen van de site ter harte neemt ervaart dat deze job zeker niet te onderschatten is. “We hebben allemaal grote wensen bij het uitbouwen van de site, maar we zijn toch al tevreden met het resultaat tot op heden. We blijven aan de site werken en komen zo steeds dichter bij onze doel”. Dank voor deze voorstelling, Annick Leemans van De Zeppelin in Mortsel, en alvast gefeliciteerd met wat ik een heel mooie openingspagina (van jullie site) vind. Wie stuurt z’n site-verhaal ook binnen, wie heeft, uit eigen ervaring, goede tips voor ons allemaal, bijvoorbeeld hoe de kinderen in de klas kunnen werken met de site, hoe je foto’s best aanlevert en verwerkt zodat het voor de webmaster haalbaar en leuk blijft, of andere — ook vrolijke, anekdotische of erg praktische — opmerkingen? Stuur ze tijdig door naar het FOPEM-secretariaat en help zo mee aan een verrassende, kleur- en leerrijke siteseeing in de volgende nieuwsbrief.
- hosting
Geplukt uit Het Levensblad van De Levensboom 11
Simon De Clercq
FOPEM staat voor Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen en overkoepelt de volgende 17 basisscholen die vernieuwend onderwijs (Freinet-, ervaringsgerichte en projectscholen) aanbieden: -
Deze nieuwsbrief is het uitwisselingsblad van FOPEM en richt zich naar leerkrachten en ouders. Iedere auteur is verantwoordelijk voor zijn/haar ingezonden stukken. Redactie:
Catherine Devos Kris Denys Simon De Clercq Wim D’Hulster Evert Horn
Redactie-adres: Kartuizerlaan 20 te 9000 Gent Tel: 09/233.94.90 Fax: 09/233.87.02 E-mail:
[email protected] Werbsite: http://www.fopem.be
-
De Klaproos - Geraardsbergen De Klimboom - Wezemaal De Levensboom - Kortrijk De Levensboom - Wevelgem De Muze - Haacht De Torteltuin - Poperinge De Tuimelaar - Schoten De Warterval - Ekeren De Weide - Erpe-Mere De Witte Merel - Ekeren De Zevensprong - Leuven Freinetschool De Vier Tuinen Oudenaarde Klimop - Oostkamp Methodeschool De Buurt - Gent ‘t Schommelbootje - Alken ‘t Speelscholeke - Deurne Zeppelin - Mortsel
Oproep voor de algemene vergadering van FOPEM op 14 november in Zeppelin te Mortsel Auteurs van “De school van de ongelijkheid” geven een toelichting bij hun boek De volgende Algemene Vergadering van FOPEM vindt plaats op woensdag 14 november 2007 om 20u in de ervaringsgerichte school Zeppelin te Mortsel. Het inhoudelijk thema van de vergadering is “gelijke kansen in het onderwijs”. Dirk Dezutter en Nico Hirtt komen hun boek “De school van de ongelijkheid” toelichten. Deze uiteenzetting is de aanzet om later dit schooljaar te debatteren over de gelijke onderwijskansen in scholen van FOPEM. Deze algemene vergadering is niet alleen bedoeld voor de gemandateerden van de scholen. Alle ouders en leerkrachten van FOPEM-scholen zijn uitgenodigd. Ook wie geen ouder of leerkracht is in een FOPEM-school, maar FOPEM en zijn scholen een warm hart toedraagt, is uiteraard ook heel welkom. We hopen op een grote opkomst! 12