Nieuwsbrief
FO
PEM vzw
tweemaandelijks tijdschrift nummer 2 - zevende jaargang - januari 2001 Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen
Samen school maken... Tweeduizend en één is aan haar tweede maand begonnen. Toch wensen we jullie een goed jaar, voor jezelf, je school en alle mensen die je dierbaar zijn. De onderwijsstaking is net achter de rug. De acties van de FOPEM-scholen waren zeer uiteenlopend: sommige scholen hebben gestaakt, anderen hebben gestaakt mét eigen accenten en nog eens anderen hebben niet gestaakt maar eigen acties ondernomen. Vooraleer te beslissen om al dan niet te staken werd grondig nagedacht in de schoolteams. FOPEM-scholen zijn dus echt autonome én onafhankelijke scholen.
We starten met “De Torteltuin” in Poperinge. En, er is nog zoveel meer…. Veel leesplezier!
De redactie
Naar aanleiding van het verschijnen van de jaarrapporten van de onderwijsinspectie kopte een Vlaamse krant dat het Vlaams onderwijs weliswaar goed is maar schools. Leerlingen van het secundair en het basisonderwijs moeten nog te vaak alleen maar voorgekauwde saaie leerstof kennen. Onderwijs op maat blijft in veel basisscholen dode letter. We hopen dat dit de overheid er toe aanzet om nieuwe initiatieven tot onderwijsvernieuwing – zoals het oprichten van een nieuwe methodeschool – meer ademruimte te geven.
Wat vind je in deze nieuwsbrief? Samen school maken.......................................... Dossier Participatie in drie van onze scholen............... Kinderparticipatie in De Levensboom........... De schoolraad in de Klimop te Brugge........... De school in de wereld..................................... De wereld in de school..................................... Actueel Interessante onderwijs-websites...................... Voor u geplukt Drama te Ekeren.............................................. Het scheetmeisje.............................................. Personeelszaken.................................................. Navorming Met zijn allen naar De Levensboom.............. Studiedag over Freinet vandaag..................... De onverbrekelijke band tussen ouders en kinderen.......................................... Planning pedagogische sessies........................ Forum voor leerkrachten/begeleiders............ De innoverende kracht van de school............ Wie heeft een linograaf?..................................
Een wezenlijk deel van die onderwijsvernieuwing is het participeren van alle betrokken aan het schoolgebeuren. Met andere woorden, leerlingen, ouders en leerkrachten/begeleiders “maken samen school”. In deze nieuwsbrief bekijken we hoe dit gerealiseerd wordt in een aantal van scholen. Om dit te toetsen aan de intenties van de overheid om de participatie in het onderwijs te stimuleren, hebben we twee interviews afgenomen. Eén van Jan Van Gils, de directeur van het centrum “Kind en Samenleving” en één van Jo De Ro, adviseur van minister Vanderpoorten. Vanaf dit nummer plaatsen we telkens één school in de kijker om zo de nieuwsbrief op te fleuren met tekening, tekstjes en foto’s van die school.
1
1 2 4 5 6 8 10 12 13 14 16 17 19 23 23 24 24
Dossier FO
PEM vzw
Participatie in drie van onze scholen In De Vier Tuinen te Oudenaarde
De schoolraad is het participatiemiddel van de kinderen op schoolniveau. Er hangt een bus om briefjes in te deponeren om zo de onderwerpen van de schoolraad mee te bepalen. De oudste klas leegt de bus en selecteert de berichten. Soms gaat iets terug naar de klas of wordt een probleem tussen leerlingen onderling uitgepraat. De oudsten maken nadien een agenda voor de schoolraad. Tijdens de schoolraad zitten alle kinderen van de school in de refter en bespreken ze de agenda. Soms moet een punt nog de goedkeuring van het team krijgen en soms gaat er een signaal naar de raad van bestuur van de school. Bijvoorbeeld over internetaansluitingen die te lang op zich laten wachten.
De kinderen
De kinderen bepalen zelf de onderwerpen in de ronde en halen daaruit geregeld activiteiten voor de vrije werktijd of halen er onderwerpen uit voor thema’s en projecten. Tot en met het 4de leerjaar worden projecten gekozen door de meerderheid van de kinderen in een klasgroep. In de oudste klasgroep kunnen meerdere thema’s tegelijker uitgewerkt worden. Maar ook hier kiezen de kinderen de onderwerpen zelf. De vrije werktijd geeft de kinderen de kans hun eigen werk te plannen; er zijn een aantal verplichte taken maar er is ruimte voor eigen initiatief. Op het niveau van de klas wordt geen weekplan met de kinderen samen opgesteld. Problemen, ideeën of vragen komen in elke klas een beetje anders aan bod. In enkele klassen is het geïntegreerd in de praatronde en in andere klassen is er een klasraad die op geregelde tijdstippen bijeenkomt.
De ouders
De ouders zijn georganiseerd in drie onafhankelijk werkende groepen. De praktische raad die vooral klussen en feestelijkheden organiseert. De sponsorgroep die voor de centen zorgt en tenslotte de raad van bestuur. De werkgroepen draaien momenteel goed. De raad van bestuur bestaat uit ouders, ex-ouders en de coördinator aangevuld met een steeds wisselend teamlid. Het contact tussen de werkgroepen gebeurt via de coördinator. In de klas is er een grote bijdrage van de ouders. Meest in het oog springend zijn het zwemmen, de ateliers, de uitstappen en sinds dit jaar ook vervangingen tijdens studiemomenten.
De teamleden
De teamleden hebben een beslissingsbevoegheid over alle pedagogische aangelegenheden. Ze contacteren wel telkens de raad van beheer. Verder zitten er geen teamleden in één van de drie werkgroepen. Zoals hoger vermeld zetelt er wel telkens een teamlid in de bestuursraad, en dit volgens een beurtrolsysteem. Maar er wordt overwogen om terug een vast teamlid in de beheerraad op te nemen.
Ann Vancoppenolle Freinetschool De Vier Tuinen Oudenaarde
Daphne 2
Dossier - januari 2001
In De Torteltuin te Poperinge
ook telkens minstens één begeleider zit. Op klasniveau is er een grote inbreng van de ouders; denken we maar aan begeleiden bij uitstappen, zwemmen, leesmoeders, atelierhulp, inspringen bij ziekte, kuisen,… Ook komen er veel ouders naar het forum van de kinderen kijken.
In De Torteltuin kan elk kind via de ronde participeren in zijn eigen werk. Vanuit de ronde wordt eigen initiatief bevorderd en uitgewerkt in de kiestijd, tijdens een uitstap of tijdens het uitwerken van een project. Naargelang de leeftijd van de kinderen is de organisatie van een aantal activiteiten in handen van de kinderen. In de kiestijd zijn er een aantal opgelegde week- of maandtaken (klaskrant, rondetaken) maar er is zeker tijd om eigen initiatief uit te werken, de eigen tijd in te delen en samen te werken om zaken te organiseren. Op het niveau van de klas is er iedere dinsdagnamiddag klasraad. Deze gaat door in alle klassen tegelijk zodat klasoverschrijdende problemen of voorstellen kunnen doorgegeven worden.
Marijke Allemeersch Freinetschool De Torteltuin Poperinge
In De Tuimelaar te Schoten In De Tuimelaar wordt via de ronde bepaald wat de thema’s van de klas zullen worden. Soms komen punten voor thema’s ook uit de klasraad. De kinderen kunnen hun vrije werktijd zelf invullen maar er is een rooster waarop bijgehouden wordt wat iedereen in het verleden reeds deed; indien nodig kan de begeleider dus bijsturen. De oudste kinderen werken in de werktijd aan een weekpakket. Het weekrooster wordt mee bepaald door de kinderen in de kleuterklassen. In de lagere schoolklassen is die vorm van kinderinspraak (tijdelijk) weggevallen. De klasgroep krijgt greep op het klasgebeuren door een schrift waarin men vragen, klachten en voorstellen noteert die in de klasraad worden besproken. Ook hier gaat deze door op een gezamenlijk tijdstip voor alle klassen. De schoolraad geeft de kinderen de mogelijkheid hun stem te laten gelden op het niveau van de school. Er hangt een flap in de hall waarop de kinderen iets kunnen schrijven voor de agenda van de schoolraad. Uit de klasgroepen komen soms ook punten die op de flap worden genoteerd. Met de flap als leidraad bereidt het team de schoolraad voor. De kinderen brengen op die maandelijkse schoolraad hun puntje naar voor in de vorm van een lied, een toneelstukje of een andere ludieke vorm. Alle kinderen nemen deel aan de schoolraad. Soms worden punten van de schoolraad besproken op de raad van bestuur van de school. De
Om de twee weken is er kinderparlement waarbij een moeder optreedt als gespreksleider. Er is een afvaardiging per klas; steeds dezelfde twee kinderen die verkozen zijn door de groep. Het verslag van het kinderparlement wordt nog eens voorgelegd aan de respectievelijke klasraden. Ouders en begeleiders zetelen samen in de algemene vergadering. Ze kiezen acht bestuursleden. Er zijn verschillende werkgroepen waarin vooral ouders maar
3
Dossier - januari 2001 leden van de raad van bestuur zijn aanspreekbaar; hun foto hangt uit in de hall en de puntjes van de schoolraad die voor hen bedoeld zijn kunnen er onder gehangen worden.
werkgroepen: werkgroep schoolwerkplan, centencomité, poetsploeg, klusploeg,… Indien nodig is de verantwoordelijke van een werkgroep aanwezig op de raad van bestuur. Twee keer per jaar is er een overleg tussen het team en de raad van bestuur. Er wordt momenteel binnen de school verder uitgediept bij wie best de pedagogische beslissingsbevoegheid ligt. Het team van begeleiders wordt bij het schoolbeleid betrokken door mee te werken in één van de werkgroepen (vooral de werkgroep schoolwerkplan kent een groot succes) of door deel te nemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur. Omgekeerd gebeurt het ook dat leden van het bestuur een teamvergadering bijwonen.
Lieve De Ridder Freinetschool De Tuimelaar Schoten Met dank aan Yf Tanghe voor het verzamelen van de artikelen
Alle ouders van de school zijn lid van de algemene vergadering die twee keer per jaar bijeenkomt. De raad van bestuur bestaat uit een tiental ouders aangevuld met de coördinator. Er zijn verschillende
Kinderparticipatie in De Levensboom te Wevelgem In de Wevelgemse vestiging van De Levensboom wordt de deelname van kinderen aan het schoolgebeuren op drie niveaus toegepast. Individueel, op klas- en op schoolniveau.
onderwerp aan en doen suggesties voor de verwerking ervan.
Op klasniveau
Op het niveau van de klas is de klasraad een belangrijk middel om de kinderen te laten deelnemen aan het maken van klasafspraken. Ook over de organisatie van het klasgebeuren hebben zij een grote inbreng. De klasraad komt bijeen als er zich problemen voordoen. Hij wordt samengeroepen op initiatief van de begeleider of op vraag van kinderen. Soms is er een klasoverschrijdende klasraad wanneer er iets tussen twee groepen moet opgelost worden. Zo is er onlangs een klasraad geweest tussen de tweede en de derde graad over het opruimen van de gemeenschappelijke tussenruimte. In de derde graad kan een klas zelf zijn klasbudget beheren en de uitgaven mee bepalen.
Individueel
Doorheen de schooltijd van de kinderen ontstaat meer en meer ruimte tot zelfplanning. In de kleuterklassen is de kiestijd daarvoor het geschikte moment. Naarmate kinderen ouder worden, komt daar ook vrije werktijd en zelfplanning van de stille werktijd bij. In de stille werktijd werken kinderen aan de reken- en taalpakketten van de week. De kinderen krijgen bovendien inspraak in de keuze van de activiteit, in de volgorde waaraan ze de taken zullen aanpakken en met welke kinderen ze zullen samenwerken. Tegen het einde van de lagere school kan een kind een week vooruit zijn werk organiseren. Daarnaast is er steeds ruimte voor vrij initiatief. Dat kan uitgewerkt worden in de vrije werktijd of de kiestijd. Ook voor projecten en thema’s hebben de kinderen een groot aandeel in de bepaling van het onderwerp en de manier waarop het thema kan uitgewerkt worden. Zij brengen het
Op schoolniveau
Op het niveau van de school is er het kinderparlement. In een kleine vestigingsplaats als de Levensboom-Wevelgem kunnen we nog met alle kinderen vanaf de twede kleuterklas samen overleggen
4
Dossier - januari 2001 Vraag van Robin: Hoe kunnen we voorkomen dat er oneerlijk geruild wordt met kleuters? Oplossing aangedragen door de kinderen: iedere kleuter van de klas van Filip en Katrien kiest een Pokémon-trainer uit de hoogste klas. Als de kleuter gaat ruilen, neemt hij best zijn persoonlijke trainer mee om advies te vragen.
over afspraken. Kinderen schrijven hun voorstellen of bekommernissen op een grote flap. Indien nodig wordt een punt eerst in de klassen, tijdens de ronde, besproken. Zo kan men reeds met een positief voorstel naar het kinderparlement. We geven een voorbeeld van een agendapunt van het kinderparlement: Vraag van Remke: Kunnen we Pokémon-kaarten niet beter verbieden? Antwoord van de kinderen: Neen, want alleen zij die er mee spelen hebben soms problemen; wie iets anders speelt wordt niet gehinderd.
Yf Tanghe De Levensboom Wevelgem
De schoolraad in de Freinetschool Klimop te Brugge Een nieuwe wind waait door de schoolraad.
zelf liep gesmeerd, waarbij het mij opviel hoe de aandachtspunten die we besproken hadden als vanzelf in het oog gehouden werden. Wat me werkelijk verwonderde was hoe Jason er in slaagde om goed te luisteren wanneer een probleem in het lang en het breed uit de doeken gedaan werd, om daarna het probleem trefzeker in een paar woorden samen te vatten met de vraag of dit het was wat de spreker bedoeld had. Actief luisteren van een hoog gehalte! En wat er zoal besproken werd op die eerste bijeenkomst…. daarvoor moet je even kijken naar het verslag. Onder het afdakje, weet je wel.
Tijdens de evaluatie van de schoolraad eind vorig schooljaar werd de idee geopperd om wekelijks een schoolraad te houden in plaats van om de veertien dagen. Hierdoor zou de band met de klasraad versterken en zou de schoolraad ook dichter op de bal kunnen spelen bij problemen die een vlugge oplossing vragen. De bijeenkomsten zouden ook minder lang duren, wat vooral de jongsten goed zou uitkomen. Ook de manier waarop de agenda tot stand komt werd aangepast. Voortaan hangt onder het afdak een flap waarop (enkel) de klasraden agendapunten kunnen noteren (met vermelding van de klas). Dus ook als ouder kun je nu de agenda van de schoolraad meevolgen. Het lijkt me een leuk idee om er voor de geïnteresseerden ook de verslagen van de voorbije schoolraden bij te hangen.
Jan De Muynck Klimop Brugge
Om 11.15 uur ga ik met de gespreksleider en de verslaggever van dienst (beide uit het zesde jaar) rond de flap zitten om de schooolraad voor te bereiden. We bekijken de volgorde en denken na over de aandachtspunten bij het begeleiden van het gesprek (bv. goed uitkijken dat de jongste kinderen zeker aan bod komen). Om 11u.30 start de schoolraad. We kunnen gebruik maken van kring in de klas van An, wat makkelijker en prettiger is dan vorig jaar toen we heel wat tijd verloren met de verplaatsing naar het Leyselehof. De eerste schoolraad “nieuwe stijl” ging door op 7 september 2000 en verliep uitstekend. Jason en Lotte waren de begeleider en de verslaggeefster van dienst. Bij de voorbereiding verraste het me hoe ervaren deze gasten reeds zijn in het begeleiden van een gesprek, ook al was het de eerste keer dat zij de schoolraad zouden voorzitten en verslaan. Zij hebben een duidelijk beeld van hoe de bijeenkomst zal verlopen en weten zeer goed wat ze nog niet weten en welke vragen ze dus nog moeten stellen. Voor de volgende schoolraad worden de rollen van verslaggever en begeleider omgekeerd, na ongeveer een maand krijgen twee andere kinderen de kans. De bijeenkomst
5
Dossier - januari 2001
De school in de wereld Interview met Jan Van Gils Als we spreken over participatie in de school, dan kunnen we niet om de kinderen heen. Een interview met Jan Van Gils is dan ook op zijn plaats. Hij is directeur van het onderzoekscentrum “Kind en Samenleving”, een centrum dat onderzoek doet naar de positie van kinderen in onze samenleving en dit vanuit de beleving van het kind.
het IVRK om te zetten in wetten én uit te voeren. Vandaar dat ik hoop dat de 21e eeuw de eeuw wordt van de participatie van het kind, na de eeuw van de bescherming van het kind. Nieuwsbrief: Als kinderen echt participeren, raak je dan niet aan de fundamenten van onze “volwassen” samenleving? Jan Van Gils: Uiteraard, maar dat gebeurt niet alleen vanuit het IVRK. Men heeft bijvoorbeeld de mond vol over de lerende samenleving. Maar zolang het leren beperkt is tot de school en ongeveer tot de leeftijd van 23 jaar, kan er van een lerende samenleving geen sprake zijn. We proberen kinderen ervan te overtuigen dat leren leuk kan zijn, maar eigenlijk lukt het onderwijs daar niet in. Zo pleit ik er voor om de leerplicht te verlagen tot 14 jaar. Laat jongeren op 14 jaar kiezen om te werken of te studeren en bied die jongeren dan een soort leerkrediet van 10 jaar om verder te studeren. Maar laat kinderen vrij om te bepalen wanneer ze van dit krediet gebruik wensen te maken, ofwel vanaf hun 14 jaar, of op volwassen leeftijd. Zo zouden volwassenen van 40 jaar nog naar de universiteit kunnen gaan. Op deze manier zullen leren en leven veel meer met elkaar vermengd worden. Zo merk ik dat vele mensen die tot hun 14 jaar naar school zijn gegaan, op volwassen leeftijd nog volwassenenonderwijs volgen.
Nieuwsbrief: Meneer Van Gils, in het boek “Rechten van het kind in en door het onderwijs” beweert u dat sinds het begin van deze eeuw het kind nog nooit zoveel aandacht heeft gekregen. Maar tegelijk is het kind afhankelijker dan ooit. Kan u dit toelichten? Jan Van Gils: In de 20e eeuw is er een enorme pedagogisering; met andere woorden alles moet pedagogisch verantwoord zijn. Op zich is het een positieve evolutie dat er meer aandacht is voor het kind en zijn eigenheid. Maar tegelijk betekent dit veel meer betutteling van het kind. Er is voor het kind letterlijk en figuurlijk veel minder ruimte om zichzelf te zijn. Vroeger was dit wel anders; kinderen hadden een grotere autonomie. Bijvoorbeeld, tot in de jaren ’50 van de 20e eeuw gingen veel kinderen tot hun 14 jaar naar school. Vanaf 14 jaar lag het volwassen leven open voor een jongere. Nu lopen vele jongeren school tot 22, 23 jaar. Er is dus een kolonisering van het kind, niet alleen in het onderwijs maar in het volledige educatieve systeem. Dit is begonnen in het begin van de 20e eeuw met de afschaffing van de kinderarbeid, de oprichting van jeugdbeschermingswetten, de verlenging van de leerplicht tot 14 jaar, de oprichting van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (de voorloper van het huidige ‘Kind en Gezin’). U merkt dat de staat zich meer en meer gaat bemoeien met het welzijn van het kind. We kunnen dus terecht spreken van een toenemende betutteling van het kind. Dat was een positieve evolutie, maar de grote uitdaging vandaag is om deze bescherming van het kind te combineren met de participatie van het kind. Die bescherming is noodzakelijk, denken we maar aan de seksuele mishandeling van kinderen. Veel artikelen van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) gaan daarover; maar er zijn ook heel veel artikelen die betrekking hebben op de participatie: in het IVRK vinden we deze twee visies terug. En het is natuurlijk aan de nationale staten om de intenties van
Nieuwsbrief: U pleit voor een “circulaire” opvoeding waarbij de opvoeder en de opvoedeling met elkaar in dialoog treden. In dit circulair opvoedingsmodel spelen school en gezin nauw op elkaar in en leert het kind niet alleen op school maar tevens daarbuiten. Hoe verklaart u dat in het Vlaamse onderwijs daar slechts heel weinig van gerealiseerd wordt.
6
Dossier - januari 2001 Nieuwsbrief: In het veerkracht-model beweert u dat de veerkracht van kinderen gestimuleerd wordt door een vijftal aspecten. Eén van die aspecten is de mate waarin het kind zich gedragen voelt in een netwerk van sociale relaties. U verwijst hierbij onder meer naar de onverbrekelijke band tussen ouder en kind. Betekent dit tevens dat de participatie van het kind ook de participatie van de ouder inhoudt ?
Jan Van Gils: Mark Depaepe heeft daar een verhelderend boek over geschreven, “Orde in vooruitgang”. In dit boek stelt hij dat ondanks de vele onderwijsvernieuwingen (Freinet, Montessori, de ervaringsgerichte school,… ) er in de schoolpraktijk bitter weinig veranderd is in het basisonderwijs. Vandaar mijn pleidooi om dit op een meer structureel niveau te bekijken. Onderwijsvernieuwing moet je dus niet verwachten van een “mooie” pedagogische inhoud in een klassikaal onderwijssysteem. Je moet veel verder gaan; vandaar dat ik mij kan terugvinden in de ideeën van bijvoorbeeld Célistin Freinet. Je moet een aantal kenmerken van het traditioneel onderwijs in vraag durven stellen. Zo moet de overheid de moed hebben om de doelstellingen van het onderwijs in vraag te stellen. De doelstellingen voor de basisschool, de eindtermen dus, zijn weliswaar goedgekeurd door het Vlaams Parlement maar daar kwamen geen kinderen aan te pas.
Jan Van Gils: Ja, en ik zie hierin een gunstige evolutie. Wat op school gebeurt, wordt nu niet alleen van bovenaf beslist door zogenaamde specialisten. Maar eigenlijk zou de school moeten begrijpen dat de basis van de ontwikkeling van het kind thuis ligt, en niet in de school. Bedenkingen zoals “die ouders hebben geen aandacht voor hun kind want ze helpen niet mee aan het huiswerk” vind ik verwerpelijk. Op dat vlak moet de school een pedagogische bescheidenheid in acht nemen. Hier hebben scholen geen keuze; het gezin is de belangrijkste omgeving voor het leren van het kind.
Nieuwsbrief: U wil dus dat kinderen in het parlement gaan zetelen?
Nieuwsbrief: Jullie centrum “Kind en Samenleving” is medeinitiatiefnemer van de Kinderrechtenboot. Kunt u daar iets meer over vertellen?
Jan Van Gils: Nee, ik ga nog verder. Ons politiek systeem is gemaakt op maat van volwassenen. Zo heb ik het moeilijk met kinderparlementen omdat dit niet veel meer is dan een imitatiespel van de volwassen wereld. Participatie van het kind moet verder gaan.
Jan Van Gils: In april 1999 werd de kinderrechtenboot Jan Zonder Vrees officieel “te water gelaten”. De Jan zonder Vrees is een gezamenlijk initiatief van de Provincie Antwerpen, de Stad Antwerpen en de rederij Flandria. Het inhoudelijk gedeelte werd volledig uitgewerkt door ons centrum.
Voor mijn ideaalbeeld van participatie van kinderen kijk ik graag naar het gezin. In vele gezinnen is reeds 20 jaar sprake van een beweging van overleg en onderhandeling. Het gaat dan om het overleg tussen ouders en kinderen over de klederen die kinderen dragen, de TV-programma’s die bekeken worden, de vakantieplannen die gemaakt worden. Dit verloopt allemaal zonder dat we terechtkomen in een dictatuur van de kinderen. In methodescholen die niet te strak vasthouden aan hun eigen dogma’s merken we dat het schoolleven zich ook op deze manier kan afspelen.
Meer dan drieduizend kinderen hebben gedurende de voorbije maanden een bezoek gebracht aan de kinderrechtenboot. Ze hebben er twee uur gewerkt rond hun rechten. Het bleef evenwel niet bij het krijgen van informatie over het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind. De kinderen werden uitgenodigd om voor hun eigen leefsituatie uit te maken of die beantwoordde aan dit verdrag. Zij kregen ook briefkaarten waarmee ze die personen konden aanschrijven die volgens hen hun leefsituatie konden verbeteren. Nieuwsbrief: Jan, dank je wel voor dit gesprek.
Interview afgenomen door Kris Denys Ter informatie : − De website van het centrum “Kind en Samenleving” vind je op http://www.ndo.be/ kindsl/index.htm − De website van het kinderrechtencommissariaat vind je op http://www.kinderrechtencommissa riaat.be/intro.cfm Bij de rubriek “documenten” vind je de tekst van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK).
7
Dossier - januari 2001
De wereld in de school Interview met Jo De Ro Jo De Ro is adviseur van minister Vanderpoorten. Hij legt zich vooral toe op het gelijke kansenbeleid en de participatie in het onderwijs. Omdat de minister met haar kabinet een nieuw decreet (een Vlaamse wetgeving) over de participatie in het onderwijs voorbereidt, had de nieuwsbrief een interview met Jo De Ro. Het gesprek heeft de bedoeling om de wijze waarop participatie gerealiseerd wordt in onze scholen te toetsen aan de intenties van de overheid. Een korte rondvraag in onze scholen leert ons dat de participatie zich situeert op drie niveaus: − Het actief leren van de leerlingen: leerlingen sturen voor een groot deel zelf hun leerproces (bv. leerlingen maken zelf een dag- of weekplanning op); de leerkracht begeleidt dit proces. − Het participeren van de leerlingen in de klas- en schoolorganisatie: de werking van de klas- en schoolraad. − Het participeren van de ouders: mede oprichten van een school, ondersteunen van klasactiviteiten, medewerking verlenen bij het uittekenen van een autonoom schoolbeleid door deel uit te maken van het schoolbestuur via de algemene vergadering of de raad van beheer. In de praktijk zijn deze drie niveaus van participatie uiteraard niet van elkaar te scheiden.
ouders deel uitmaakt van hun dagelijkse werking, zal er voor jullie scholen niet veel veranderen. Het decreet op de participatie dat in 2002 van kracht zou worden, heeft de bedoeling om de participatie van alle betrokkenen in het onderwijs te stimuleren, dus ook in scholen waar de participatie op een laag pitje brandt. Om de leerlingenparticipatie in scholen voor secundair onderwijs te stimuleren is er nu reeds de verplichting om een leerlingenraad op te starten indien minstens één derde van de leerlingen dit vraagt. Dit is een zeer minimalistische eis van de overheid, maar scholen die verder willen gaan hebben uiteraard de vrijheid om dit te doen. Volgens de Vlaamse Scholierenkoepel die leerlingenraden van het secundair onderwijs vertegenwoordigt hebben 85% van de scholen een leerlingenraad.
Maar wat doorslaggevend is, is de schoolcultuur. Zo verschillen de werking en de bevoegdheden van deze leerlingenraden sterk van school tot school. In het komende decreet zal de overheid voor het basisonderwijs wellicht geen nieuwe initiatieven opzetten om de participatie te bevorderen. Er zal via de verspreiding van goede voorbeelden in basisscholen worden gewerkt. Het is tevens de bedoeling om – naar analogie met het steunpunt leerlingenparticipatie in het secundair onderwijs – een steunpunt ouderparticipatie op te richten.
Nieuwsbrief: Hoe ziet de minister in de toekomst de participatie in het onderwijs? Jo De Ro: Vooreerst dit, het is zeker niet de bedoeling dat de bestaande participatiestructuren worden afgeschaft en dat er per sé nieuwe in het leven worden geroepen. Eigenlijk komt het er op neer dat bestaande structuren en bevoegdheden op elkaar worden afgestemd. Ouders, leerlingen en leerkrachten mogen niet overbevraagd worden, het moet voor hen duidelijk zijn tot welke instantie ze zich moeten richten om gehoord te worden en mee te participeren aan het beleid. Aangezien ik begrepen heb dat in methodescholen de participatie van leerlingen, leerkrachten en
Dit steunpunt zou een aanvulling moeten zijn op het maandblad Klasse voor ouders en de brochure “Gids voor ouders met kinderen in het basisonderwijs”. Deze visie op participatie mag niet verlammend werken voor de schoolwerking. Uiteindelijk moet er iemand zijn die beslissingen neemt. Dit kan de schooldirectie, het
8
Dossier - januari 2001 Jo De Ro: Op dat vlak is er voor jullie scholen misschien een positieve evolutie aangezien de bestaande koepels van ouderverenigingen zelf vragende partij zijn om de financiering van projecten te wijzigen.
schoolbestuur of de minister van onderwijs zijn. Tenslotte zullen naast de formele organen van participatie ook de informele kanalen verder gebruikt worden. Ik denk hierbij aan de schoolbezoeken van minister Vanderpoorten. Op die manier wil ook zij blijven voeling hebben met het onderwijsveld.
Nieuwsbrief: Een laatste vraag. Bent u bereid één van onze scholen te bezoeken tijdens een “participatief” moment? Ik denk hierbij aan een klas- of schoolraad of een algemene vergadering.
Nieuwsbrief: Hoe komen de leerkrachten aan bod in de participatie die de overheid voor ogen heeft? Jo De Ro: In de discussietekst die daarover is opgemaakt, is te lezen dat indien 1/3 van de leerkrachten dit vraagt er een soort pedagogisch college wordt opgericht in de school. In dit college komen vooral de kerntaken van de leerkrachten aan bod. Ik vermoed dat in jullie scholen dergelijke vergaderingen evident zijn.
Jo De Ro: Zeker. Nieuwsbrief: Dank u voor dit gesprek.
Interview afgenomen door Kris Denys
Nieuwsbrief: Hoe ziet u de participatie evolueren op het niveau van het Vlaamse onderwijsbeleid? Voor de discussienota “Participatie van alle betrokkenen” kun je terecht bij FOPEM-secretariaat of op de website van het Departement Onderwijs (http://www.ond.vlaanderen.be).
Jo De Ro: De minister heeft uitdrukkelijk aan de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) gevraagd om de samenstelling van haar raden te hervormen. Zonder het aantal leden te verhogen vraagt zij aan de VLOR om in haar raden te voorzien in rechtstreeks verkozen vertegenwoordigers van directies en leerkrachten. Nu zijn directies en leerkrachten onrechtstreeks vertegenwoordigd via de vakbonden en de onderwijskoepels. Nieuwsbrief: Hoe gaan jullie het onderwijsveld betrekken bij het opmaken van het nieuwe decreet? Jo De Ro: Na de bespreking in de Vlaamse Onderwijsraad zal je de discussienota kunnen raadplegen op de website van het Departement Onderwijs (http://www.ond.vlaanderen.be). Daarnaast zullen de scholen ook rechtstreeks bevraagd worden. Tenslotte maken we ook gebruik van goede praktijkvoorbeelden van participatie in scholen. Maar we mogen nu ook niet al te hoge verwachtingen koesteren. Er is namelijk een hemelsbreed verschil tussen de intenties van een onderwijsbeleid – zoals die wordt uitgeschreven in een decreet – en de uiteindelijke realisatie ervan in de scholen. Toch hebben we goede hoop dat het proces van participatie in het onderwijs zich zal verderzetten; een goede wetgeving kan zo’n evolutie alleen maar stimuleren. Nieuwsbrief: In de huidige wetgeving worden koepels van ouderverenigingen alleen maar erkend indien er minstens 20.000 leerlingen zijn in hun aangesloten scholen. Omdat FOPEM slechts 17 basisscholen vertegenwoordigt, zijn wij genoodzaakt om navormingsprojecten voor ouders in te dienen bij de overheid via één van de bestaande koepels van oudervereningingen. Voorziet u hier bijsturing zodat ook kleine koepels van ouderverenigingen zelfstandig projecten voor hun ouders kunnen indienen?
9
Actueel
FO
PEM vzw
Interessante onderwijs-websites http://www.digikids.be
http://www.owg.nl
Nog steeds één van de leukste websites voor kinderen zelf. Gebruiksvriendelijk, en gevarieerd. Heel wat aspecten van het internet komen aan bod. Begeleiders en kinderen krijgen al doende meer inzicht in virtuele scholen en scholing. Erg praktisch en gebruiksvriendelijk.
OWG staat voor OnderWijs Groep en is een VlaamsNederlandse organisatie die leerkrachten samenbrengt om ervaringen uit te wisselen rond ICT op school. Heel veel links en informatie. Ook over het cursusaanbod, software, enz…
http://www.bop.vgc.be
http://www.ako.be
Keigoeie site van de Brusselse Nederlandstalige scholen. Heel veel info voor leerkrachten en ook voor leerlingen. In drie talen alsteblieft. Je krijgt er bovendien alle nummers van KIDS en Wablieft in digitale versie te lezen. Een bron van tips en middeltjes om je verder op weg te helpen. Er zitten ook oefeningen voor rekenen en taal op. Met trouwens ook een eigen zoekmachine. Wat wil je nog meer?
Heel wat links naar allerlei andere (ook buitenlandse) sites die iets met Freinetonderwijs te maken hebben. Dit is ook het opstapje voor het Hallo-project dat kinderen van Freinetscholen helpt met hun elektronische correspondentie. Een abonnement op de listserver laat je toe om vragen, ideeën en nuttige tips uit te wisselen met andere leerkrachten in Freinetscholen.
10
http://www.digi-kleuter.be
http://www.klascement.net
Site voor ouders en kleuteronderwijzers met informatie over werkvormen en ideeën om met de kinderen te werken. Rubrieken: − info over het ervaringsgericht kleuteronderwijs − besprekingen over software voor kleuters, ouders en kleuteronderwijzers − boekbesprekingen − uitgewerkte thema’s (water, pasen, fiets, electriciteit)
Hét overzicht van de onderwijssites. Af en toe storende taalfouten. Selectie van rubrieken: − eduwijzer (educatieve sofware, recensies over educatieve software) − edutips: lesidieeën voor leerkrachten − eduware: educatieve sofware downloaden
http://www.triangel.be
http://www.tte.nl/wijsneus/kinderen
Zeer bruikbare website van een onderwijzer met een passie voor ICT. Selectie van rubrieken: − overzicht van software, opgemaakt door de auteur (de geselecteerde software behoeft geen “zware” hardware en werkt dus ook met oudere computers !) − software bestellen of downloaden − tips voor het gebruik van computers en internet in de klas
Een Nederlandse site over filosoferen met kinderen. Selectie van rubrieken: − voorbeelden van filosofische gesprekken − filosofische vragen van kinderen worden door de auteur beantwoord
http://www.dwk.nl De naam van deze Nederlandse site is “de digitale kast”. Je vindt hier werkstukken van projecten van kinderen van de basisschool. Deze werkstukken hebben te maken met geschiedenis, dieren, mensen, wis- en natuurkunde, verkeer, samenleving, cultuur en vrije tijd. Hou wel rekening met de copyright. Kopiëren zonder schriftelijke toestemming kan dus niet.
Met dank aan Yf Tanghe leerkracht van De Levensboom-Wevelgem 11
Voor u geplukt
FO
PEM vzw
Drama te Ekeren
Meisje werpt zich uit het raam en verdrinkt!! Ongeveer 200 jaar geleden speelde dit drama zich af in Eeckeren. De dochter van de kasteelheer wierp zich uit het raam omdat ze van haar vader niet bij haar geliefde mocht zijn. Haar vader had haar opgesloten in een torenkamer omdat ze de jongeman, die in dienst was van de kasteelheer, bleef ontmoeten. En nu is er de film… Begin november maakten we, volledig gedreven en begeesterd door het drama, de opnamen voor een film. Alles was er: een scenario, verschillende locaties, attributen, een cameraman, een geluidsman, een regisseur, een scriptgirl en natuurlijk acteurs. Wat heel bijzonder is; de acteurs zijn slechts tussen de 4 en de 6 jaar oud. Ze speelden hun rol in het drama met heel veel overtuiging. Wat ons heel erg verbaasde was de manier waarop de kleuters door zo een dramatisch verhaal begeesterd werden. Ze vonden het verhaal mooi, niet akelig. Ze hielden er van. Zowel thuis als op school, de hele tijd ging het over Rosalinde (zo heet ze in ons verhaal). We moesten er dus iets mee doen. Aanvankelijk dachten we een toneeltje, maar het kasteel ligt op enkele honderd meter van de school dus… De kinderen hebben er heel wat uit opgestoken. Ze leerden hoe een draaiboek er uit ziet. Ze speelden de verschillende scènes probleemloos door elkaar. Ze werkten mee aan de attributen en de kledij. En nu zorgen ze mee voor de reservaties van de première. Die gaat door in een echte filmzaal natuurlijk. Op zaterdag 17 juni kan je de eerste vertoning bijwonen om 10 uur in de grote zaal van de Kladaradatsch in Antwerpen.
Voor nog meer info kan je terecht op onze school (nou ja, eigenlijk onze thuis): De Waterval (ervaringsgerichte basisschool) Veltwijcklaan 134 2180 Ekeren - Antwerpen 03/544.8.445 of
[email protected]
12
Voor u geplukt - januari 2001
Het scheetmeisje Een verhaal uit de Levensboom dokter Peter haar een zetpil in haar poep zodat de scheten niet meer stonken. Dan gaf hij haar een joekel van een spuit waardoor de scheetziekte voorbij was. Elsje vond het wel een beetje jammer, maar ja.
Er was eens een meisje dat altijd scheten liet. En die scheten stonken naar rotte eiers, gemengd met camembert. Als Elsje nog maar een minischeetje liet, viel heel de klas flauw. Maar Elsje was haar stank zo gewoon dat ze zelf nooit flauw viel. Het ergste van al was dat ze er wel dertig op één dag liet.
En op een dag zat Elsje in de zetel en liet ze nog een scheetje, per ongeluk. En haar ouders dachten: oh nee! Daar begint het weer. Maar gelukkig was het een scheetje zoals alle mensen er wel eens eentje laten.
Elsje had daar zelf niet zo veel problemen mee want ze rook ze graag. ‘Wat een aroma’, zei ze dan. Als ze in haar bed lag en ze voelde dat ze een prot moest laten dan zorgde ze dat de scheet niet kon ontsnappen. Dan kroop ze vlug onder haar laken en raad eens wat ze deed.... een prot laten. Maar haar ouders waren het al meer dan beu, en Elsje zelf eigenlijk ook want…. Toen haar vriendin kwam, wou ze zelfs niet in haar kamer binnen. ‘Ik ruik al door het sleutelgat dat je weer een prot hebt geraden’, zei de vriendin dan. Maar Elsje dwong haar binnen te komen. Ze deed met een rukje de deur open. En Tamara viel onmiddellijk flauw. Bonk! Toen Tamara bijkwam, rende ze onmiddellijk Elsjes huis uit. De mama van Elsje besloot samen met de papa om naar een dokter te gaan. Eerst duwde
Van Yolanda en Yaël Klas Marian Dit verhaaltje werd door twee meisjes geschreven en door een tiental acteurs van de klas van Marian gebracht op het Forum van 24 november 2OOO in een wel erg levendige stijl die we ronduit hilarisch kunnen noemen.
Met dank aan Yf Tanghe
13
Personeelszaken Wijziging aan de telling van de eerste schooldag van februari? Hoe zit het nu?
FO
PEM vzw
Antwoord van de minister: “Heel wat vragen zijn mij al gesteld over de invulling van deze bewegingsopvoeding. Ik wil hier nogmaals bevestigen dat het tot de autonomie van elke school behoort om te beslissen of zij daarvoor een leermeester lichamelijke opvoeding inschakelen of een kleuteronderwijzer. Belangrijk vind ik wel dat u iemand kiest die voldoende vertrouwd is met bewegingsopvoeding, zodat dit kwalitatief gegeven kan worden. Het gaat ook best om iemand die vertrouwd is met de leefwereld van de kleuters, zodat het op maat kan gegeven worden.”
Ik citeer Marleen Vanderpoorten in een toespraak voor de vereniging van directies van het basisonderwijs (ODVB): “Sommigen onder u waren bang dat de bijbehorende wijziging aan de telling – namelijk het feit dat alleen nog kleuters mogen meetellen die ook op school aanwezig mogen zijn – ertoe zou leiden dat u vanaf 1 september 2001 meer nadeel dan voordeel zou ondervinden. Uiteraard was dit niet mijn bedoeling. Ondertussen werd beslist dat er een instapdatum bijkomt, namelijk op 1 februari en is het voorstel in CAO VI om de 1,1 op te trekken tot 1,3”.
Welke gevolgen heeft een dag staking voor mij? Een staking heeft geen gevolgen voor je geldelijke, ambts- of sociale anciënniteit (ziektedagen). Ook voor de berekening van het vakantiegeld of de eindejaarspremie verandert er niets. Voor een dag staking wordt wel een deel van je brutowedde ingehouden, namelijk 1/30ste. Daardoor wordt ook het belastbaar bedrag kleiner, zodat het netto uitbetaalde loon niet zoveel kleiner wordt. Voor een onderwijzer met 0 jaar anciënniteit is het verlies een kleine 200 fr. Voor wie 15 jaar dienst heeft loopt dit op tot 715 fr en wie aan zijn max. anciënniteit zit, moet rekenen op een verlies van 977 fr. Wie gesyndiceerd is, kan een stakersvergoeding bekomen. Je dient dan wel een kopie van je weddenuittreksel waarop de afhouding gebeurde, samen met je rekeningnummer toe te sturen naar je vakbondsorganisatie.
Wie zal de bewegingsopvoeding mogen geven in het kleuteronderwijs? De maatregel om 2 lestijden bewegingsopvoeding in het kleuteronderwijs te organiseren, waardoor de wekelijkse hoofdopdracht van de kleuteronderwijzers gefaseerd zou verminderen van 28 naar 26 lestijden en de fitheid van de kinderen zou bevorderd worden, riep toch twijfels en vragen op bij sommige kleuterbegeleid(st)ers. “Gaan bijzondere leermeesters die de kinderen en hun specifieke noden/tekorten niet kennen en die niet weten waarmee wij bezig zijn in de leefgroep deze uren dan moeten opnemen?”
Anne Vanquaethem 14
15
Navorming
FO
PEM vzw
Met zijn allen naar De Levensboom in Kortrijk
Een verslag van de pedagogische sessie voor leerkrachten van de 2de graad selecteert één tekst waarvan de spellingsfouten klassikaal worden verbeterd. De spellingsfouten van de andere teksten bespreekt de leerkracht individueel met de kinderen. Elke leerling schrijft zijn vrije tekst in een tekstenschrift.
Op 16 november 2000 vond de eerste pedagogische sessie plaats voor leerkrachten van de 2de graad in De Levensboom te Kortrijk. Na een beetje zoeken kwamen we een beetje te laat op school. In de voormiddag hadden we het over vrije tekst; in de namiddag namen we de werkstukjes zoals die aan bod komen in de projecten onder de loupe. Aan deze sessie namen 11 leerkrachten deel van De Levensboom Kortrijk en Wevelgem, De Vier Tuinen, De Wip, De Tuimelaar, De Zevensprong en ‘t Schommelbootje. Hieronder vind je een kort verslagje van die bijeenkomst.
In De Tuimelaar maakt elk kind vanaf de kleuterklas een groeiboek met verhalen, gedichten, tekeningen en vrije teksten. Elke vrijdag wordt er een vrije tekst voorgelezen. Een beurtrol bepaalt welke vrije tekst aan bod komt. Een aantal kinderen zijn niet spontaan geneigd om een vrije tekst te schrijven. Soms kan een vrije tekst de aanleiding zijn om met de hele klas een project uit te werken.
I. De vrije tekst
II. Werkstukjes van projecten
De vrije tekst is een wezenlijk deel van het taalonderwijs in Freinetscholen. Over de theoretische achtergrond én de praktische uitwerking ervan vind je je gading in het boek “Interactief leren in de coöperatieve klas” (uitgeverij Kluwer).
Met “werkstukjes” wordt bedoeld de schriftelijke neerslag van een project. Deze schriftelijke neerslag kan als naslagwerk dienen om deel uit maken van het documentatiecentrum van de school.
In De Vier Tuinen was er vroeger elke week een “verplichte” vrije tekst. Dit werd besproken in de klasraad. Er werd overeengekomen dat elke leerling om de twee weken een vrije tekst schreef. Eerst schrijft de leerling een vrije tekst in het klad. Na een herlezing door de leerkracht komt er een definitieve versie die opgenomen kan worden in de klaskrant. De vrije tekst wordt voorgelezen in de tekstenronde. De leerkracht maakt van de vrije tekst gebruik om de spellingsregels in te oefenen. Zo worden de spellingsfouten en andere taalfouten van de ontvangen brieven van de corresponderende klas klassikaal verbeterd. Het corresponderen met een andere klas en het schrijven voor de kleuters werkt voor de kinderen zeer stimulerend. Elke maand is er een klaskrant die wordt rondbedeeld aan de andere klassen.
In De Vier Tuinen is er drie keer per jaar een klassikaal project; daarnaast zijn er nog projecten op initiatief van de praatronde. Voorstellen die niet worden weerhouden om als project uit te werken, kunnen aan bod komen als een individueel taakje of als groepstaak. In De Wip en ’t Schommelbootje spreekt een klassikaal project de kinderen minder aan dan individueel of groepswerk. Om groepswerk te starten maken de groepsleden een vragenlijst die wordt nagekeken door de leerkracht. Die vragenlijst is richtinggevend voor het verdere verloop van het groepswerk. Van elk groepswerk komt er een schriftelijke neerslag. Individuele opdrachten verlopen moeilijker omdat veel kinderen moeite hebben om zelfstandig de juiste informatie op te zoeken en te raadplegen.
In De Wip maken de kinderen op maandag en woensdag een vrije tekst. In de voorleesronde wordt een aantal teksten voorgelezen. Deze teksten worden inhoudelijk besproken met de hele klas. De klasgroep
Kris Denys 16
Navorming - januari 2001
Studiedag over Freinet vandaag Inspecteur Lieven Depretter zei: “Dit boeiende boek biedt heel wat om de onderwijskundige doelen, namelijk basisvorming, brede ontwikkeling en zorgbreedte, te realiseren. Meer zelfs, het beklemtoont, ik durf zelfs zeggen ‘het ademt uit’ dat Freinetleerkrachten er voortdurend moeten naar streven ‘hun eigen praktijk te theoretiseren’ of anders gezegd te ‘verwoorden hoe hun praktijk ineen zit en waarom zij het doen zoals zij het doen’. Kortom, het beantwoordt aan de cruciale vraag die de inspectie aan leerkrachten en teams stelt. Namelijk: kunnen ze de keuzes die ze in hun pedagogisch-didactische handelen maken, vanuit hun eigen opvatting en vanuit de schoolvisie motiveren?” Lieven Deprettere gaf de Freinetbeweging ook de raad om eigen leerplannen te ontwikkelen. Nu is het zo dat Freinetscholen gebruik maken van ofwel leerplannen van het gemeenschapsonderwijs of van die van het gemeentelijk onderwijs.
Op zaterdag 25 november 2000 hield de Freinetbeweging in de school het Redingenhof te Leuven een studiedag over het thema ‘Interactief leren in de coöperatieve klas’. Er waren zo’n 200 leerkrachten en coördinatoren uit zowat alle Vlaamse Freinetscholen.
Freinet in Vlaanderen anno 2000 Aanleiding tot de studiedag was het recente boek over Freinetpedagogiek ‘Interactief leren in de coöperatieve klas’ (uitgeverij Kluwer). Er werd dan ook vanuit dat boek nagedacht over wat er in de Vlaamse Freinetscholen gebeurt. Daarvoor waren verschillende sprekers uitgenodigd die in het kort hun ideeën gaven. Antonine Blancquart van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling vond dat de Freinetscholen er duidelijk geen moeite mee hadden om de eindtermen en ontwikkelingsdoelen in de praktijk te brengen. Ze had wel de indruk dat er te weinig systeem zat in de evaluatie van de leerlingen: hoe doen jullie het om meer objectieve beoordelingen te geven? Om de vorderingen van de kinderen op te volgen is een leerlingvolgsysteem aangewezen. Dit laat de leerkracht toe om in te spelen op de beginsituatie van het kind. Het omgaan met verschillen tussen kinderen behoort trouwens tot de praktijk van het Freinetonderwijs. Ze vroeg zich ook af of er genoeg wordt nagedacht over de gevolgen van de Freinetvisie op de structuur van de scholen. Dat blijkt voor haar niet uit het boek.
Ten slotte zei Jan Van Gils, van Kind en Samenleving, dat hij deze visie prachtig vond, open en stimulerend, maar dat ze nog niet ver genoeg ging: we zouden nog veel meer moeten doordenken dat het het kind zélf is dat leert, en dat leren méér is dan een verstandelijke bezigheid.
‘Du choc des idées jaillit la lumière’ Vervolgens waren er een hele serie boeiende werkateliers: over vrije teksten en gevoelens, filosoferen in de klas, klaskranten, ‘van praatronde naar project bij kleuters’, ‘werken met kalenders, weekplanning en dagboek’, coördinatie in een Freinetschool, leerlingvolgsysteem op een Freinetschool, …
Luc Heyerick van het Pedagogisch Centrum in Gent en met hart en ziel betrokken bij de Gentse Freinetscholen vond zo’n boek een unieke kans om met zijn allen na te denken over de eigen klas- en schoolpraktijk in het licht van de Freinetpedagogiek. Hij vond dat wij de kinderen als geen anderen voorbereiden op de toekomstige kennismaatschappij: ICT wordt in Freinetscholen moeiteloos ingeschakeld, bijvoorbeeld in het uitwisselen met de correspondentieklassen. Wat hij jammer vond is dat er te weinig echte aandacht is voor sociaal kansarme groepen. De realiteit leert ons dat vooral kinderen uit zogenaamde kansrijke milieus hun weg vinden naar het Freinetonderwijs. In dit verband is het wellicht nuttig om eens na te gaan hoeveel leerlingen-‘onderwijsvoorrang’, ‘anderstalige nieuwkomers’ en leerlingen die in aanmerking komen voor het project zorgverbreding school lopen in de Vlaamse Freinetscholen (de minister van onderwijs bereidt momenteel met haar kabinet een gelijkekansendecreet voor. Het is de bedoeling dat in dit decreet de drie projecten onderwijsvoorrang, zorgverbreding en onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers geïntegreerd worden).
Atelier leerlingvolgsysteem Ik volgde onder meer het atelier over leerlingvolgsysteem. Dat werd geleid door Martin Bergmeijer, coördinator van de Jan Nieuwenhuizenschool in Eindhoven. Deze school is een Freinetschool voor buitengewoon onderwijs. Met kleuterklassen (‘groepen’ in Nederland) en lagere schoolklassen. Samen met zijn team heeft hij een ‘kindvolgsysteem’ uitgebouwd waarbij elk kind een dossiertje heeft. Dat bestaat uit een reeks voorgedrukte documenten waarop de leerkracht snel een en ander kan aankruisen en invullen. Dat kan zij/hij doen tijdens de gesprekken met ouders, collega’s, externe begeleiders, het kind zelf,… Zo krijg je zonder al te veel administratieve rompslomp een doordacht en eenvormig dossier per kind, dat toch veel diensten bewijst. Grote voorwaarde voor zo’n kindvolgsysteem is dat heel het team erachter staat en dat het planmatig aangepakt wordt. En het belangrijkste kenmerk van zo’n systeem is: niet alleen
17
Navorming - januari 2001 groep vroeg zich af of een uitvinding wel altijd iets nieuws is.
de meetbare zaken (rekenen en spelling) zoals in zovele leerlingvolgsystemen aan bod komen, maar ook houdingen, vaardigheden, achtergronden van de kinderen, enz. “Werk dus nooit met een kant-en-klaar volgsysteem, maar vertrek vanuit jullie eigen visie als schoolteam”.
Goedele De Swaef gaf aan dat een filosofisch gesprek ook aanleiding kan geven tot een project waarbij bijvoorbeeld een aantal vragen/probleemstellingen experimenteel worden onderzocht. De rol van de gespreksleider (de leerkracht of een kind van de hoogste klassen) is die van procesbegeleider. Dit wil onder meer zeggen dat hij/zij de gespreksregels doet naleven en het gesprek inhoudelijk stuurt, maar zelf geen standpunt inneemt. Het filosoferen met kinderen draagt tevens bij tot het realiseren van de leergebiedoverschrijdende eindtermen leren leren en sociale vaardigheden. Bij de sociale vaardigheden kunnen we verwijzen naar het leren samenwerken, het leren actief luisteren en het respecteren van gespreksconventies. Filosoferen met kinderen stimuleert het leren leren onder andere door het argumenteren van eigen standpunten en het kritisch omgaan met informatie. Jaarlijks verschijnt de “Honderdkrant”, een krantje waarin lagere-schoolkinderen uit een aantal Europese landen filosofische thema’s bespreken. Een goede introductie tot het filosoferen met kinderen is het boek van R. Anthone en F. Mortier ‘Socrates op de speelplaats’.
Zijn uitsmijter: in Freinetscholen hebben de leerkrachten te weinig aandacht voor de werkstijl van de kinderen: hoe werkt een kind? Kàn het wel zo gestructureerd werken zoals wij het vaak wensen (in projecten, zelfstandig werken, differentiatie,...)? In zijn school heeft hij dat opgelost met pictogrammen: hoe bereid je een spreekbeurt voor? Hoe gaat het met aanen uitkleden in de turnzaal? De werkwijze wordt dan uitgebeeld met een reeks pictogrammen die ophangen in de klas, in de turnzaal, in de gangen, enz.
Atelier filosoferen met kinderen in de Freinetklas Dit atelier werd geleid door Goedele De Swaef, pedagogisch medewerker aan het Pedagogisch Centrum van de stad Gent. Dit atelier verliep ervaringsgericht: per drie zochten we een antwoord op de vraag “Wat is de meest belangrijke menselijke uitvinding aller tijden?” Bij de plenaire nabespeking kwamen de volgende vaststellingen naar boven.
Kortom, dit was een ideale nascholing voor Freinetleerkrachten: uitwisseling en input met en door leerkrachten van andere Freinetscholen, getoetst aan een geactualiseerde visie op de Freinetpedagogiek (zie het boek). Of – zoals je in het boek kan lezen – is één van de meest typische kenmerken van een Freinetleerkracht dat zij/hij net als de kinderen nadenkt over wat zij/hij doet en daar met anderen over in gesprek gaat.
Een groep maakte een onderscheid tussen menselijke en humane uitvinding (bv. een atoombom is wel een menselijke maar geen humane uitvinding). Een andere groep probeerde eerst een aantal gespreksregels af te spreken: wie komt eerst aan het woord, wie noteert, wie brengt verslag uit? Er werd een onderscheid gemaakt tussen materiële (bv. de computer, de auto) en immateriële uitvindingen (bv. het tiendelig stelsel). De gezamenlijke groep kwam tot de conclusie dat beide soorten uitvindingen elkaar wederzijds bevruchten. De
Kris Denys en Johan Baert ouders van De Zevensprong
18
Navorming - januari 2001
De onverbrekelijke band tussen ouders en kinderen Momenteel loopt in een aantal scholen de navormingssessie “De onverbrekelijke band tussen ouders en kinderen” gebaseerd op de inzichten van de contextuele benadering zoals die is uitgewerkt door Ivan Nagy (spreek uit Notsj). Centraal in deze benadering staat het begrip “loyaliteit”, dit is de verbondenheid van het kind met zijn gezin. Deze sessies zijn bedoeld voor ouders en leerkrachten / begeleiders. Eén van de opleiders in deze navormingssessie is Marth Lynen; zij is als vormingsmedewerker verbonden aan “Balans” te Gent en is werkzaam als contextueel therapeut. De nieuwsbrief vroeg haar om een visietekst uit te schrijven.
Wat mij als contextueel hulpverlener en therapeut sterk verbaasde was dat in de literatuur omtrent relaties met volwassenen nergens onderscheid wordt gemaakt tussen relaties met ouders en familie en de relatie met de volwassene die al dan niet een belangrijke derde kan zijn. Nochtans heeft de relatie met de eigen ouders en het gezin waarvan het kind deel uitmaakt een heel eigen dynamiek. Elk kind namelijk is existentieel loyaal aan zijn vader en zijn moeder. Die loyaliteit, die “trouw”, die ontstaat doordat de ouders het kind het leven geven, is een bindende kracht. Ze behoeft geen waardeoordeel. Ze is er en ze is werkzaam op één of andere manier. Ze is goed herkenbaar bij bv. pleegen adoptiekinderen die op een bepaald moment verlangen naar het kennis maken met de biologische ouder, met hun wortels. Het is de kracht van die loyaliteit die ons ook doet begrijpen waarom kinderen zeer lang doorgaan met het beschermen van hun ouders, ook al tonen die zich op één of andere wijze onbetrouwbaar. Ze worden vaak liever zelf tekort gedaan dan hun ouders als onbetrouwbaar naar buiten te presenteren.
Schoolthematiek vanuit gezins- en intergenerationeel perspectief. In mijn contacten met leerkrachten en met het doornemen van lectuur werd het mij duidelijk dat vaardigheden op communicatief en sociaal vlak ontwikkelen, verantwoordelijkheid leren opnemen, de kritische zin van het kind aanscherpen, leren voor zichzelf op te komen (naast uiteraard de ontwikkeling van het kind op cognitief vlak stimuleren) thema’s zijn die binnen methodescholen hoog in het vaandel gedragen worden. De beïnvloeding vanuit de samenleving en de invloed van de volwassene op het kind wordt sterk onderkend.
Kinderen zijn loyaal aan zowel vader als moeder. Een kind wil niet kiezen tussen één van beiden. We kunnen dan ook begrijpen waarom kinderen zeer onder druk komen te staan als vader en/of moeder impliciet of expliciet de boodschap geeft dat ze moeten kiezen voor één van beiden, ten koste van de ander. En van mama houden, én van papa houden wordt dan niet toegestaan. Als die druk lange tijd aanhoudt, dan is dit beschadigend voor zijn eigen ontwikkeling (bv. door op school zijn potentiële mogelijkheden niet te benutten of zijn kansen te verspelen). Het kan de aanleiding zijn voor depressies bij kinderen, leiden tot zelfmoord-
19
Navorming - januari 2001 gedachten en zelfs zelfmoord. Het kind verdwijnt nog liever dan te moeten kiezen. Ofwel kiest het kind op het laatste moment toch voor één van beide partijen en zal het daar later de rekening van presenteren aan die ouder en/of op verdoken wijze loyaal worden aan de ouder die hij openlijk verwerpt.
Een kind kan op zeer verschillende wijzen investeren in zijn gezin. Het kan het doen door te zorgen voor de ouders of broers en zussen als hij aanvoelt dat die zorg nodig is. Het kan ook proberen zo perfect mogelijk te zijn om tegemoet te komen aan wat de ouders nodig hebben om naar buitenuit goede ouders te zijn. Of het kan zich net in het centrum van afwijzing of bescherming wringen (“de zondebok”) opdat de ouders en het gezin verbonden zouden zijn door een gemeenschappelijk probleem. Het kan zich bv. erg afhankelijk en in de ontvangende positie plaatsen om tegemoet te komen aan de nood van (een) ouder(s) om te kunnen zorgen voor iemand. Verwenning is vanuit dit perspectief een onrecht omdat het kind niet de kans krijgt om te geven en zich zo ook geen vrijheid ten aanzien van de ouder kan verwerven.
Binnen methodescholen zijn ouders actief betrokken bij de werking en het beleid van de school en tonen zij een grote inzet. Zo wordt binnen onze cultuur ook erg naar ouders en kinderen gekeken: het zijn vooral de ouders die in hun kinderen investeren. Wat minder gemeengoed is, is kinderen als gevend te zien. Vanaf de geboorte geven kinderen ook aan hun vader en moeder en aan het gezin waarin ze groot worden. Kinderen worden zeer snel gevoelig voor datgene wat hun ouders (en het gezin waarin ze groot worden) nodig hebben om hun ouders tot goede ouders te maken, om tegemoet te komen aan wat hun ouders nodig hebben om gelukkig te zijn, om op hun niveau te zorgen voor hun ouders of om het gezin samen te houden als het samen-zijn bedreigd wordt. En het is goed dat kinderen investeren in hun gezin: ze ontlenen daaraan een goed zelfwaardegevoel, hebben het gevoel van betekenis te kunnen zijn, invloed te kunnen uitoefenen, hebben het gevoel te kunnen bijdragen. En het geeft hen later het recht om hun eigen keuzes te kunnen/mogen maken, ook al verschillen die van de keuzes die hun ouders maakten. Ze hebben immers voldoende teruggegeven voor datgene dat hun ouders hen gegeven hebben. Kunnen geven aan hun ouders en gezin maakt hen op lange termijn vrij. Het geven van een kind is maar dan beschadigend en remt zijn eigen ontwikkeling af als het niet past bij zijn mogelijkheden en/of zijn leeftijd en als bovendien zijn investeringen niet gezien worden. Of nog sterker, als hij beschuldigd wordt dat zijn geven niet voldoende is, of niet de juiste manier... Het natuurlijke vertrouwen van het kind in zijn ouders wordt dan aangetast, uitgebuit en de kans is reëel dat hij later, als hij zelf volwassen is, het vertrouwen dat anderen in hem stellen (bv. zijn partner, zijn eigen kinderen) op één of andere manier uitbuit, dat hij zich zelf onbetrouwbaar opstelt.
En het gaat niet alleen om het geven aan de ouders maar over de gehele dynamiek binnen een gezin (ook al is dit gezin niet meer het oorspronkelijke kerngezin). Broers en zussen zorgen op één of andere manier voor evenwicht binnen een gezin: bv. hoe “braver” de één, hoe “stouter” de ander; hoe perfecter de één zich probeert op te stellen, hoe meer een nadere wat evenwicht probeert te brengen door alles niet té au serieux te nemen. Dynamiek ontstaat onder zeer verschillende invloeden. Zo roept het kind dat kwetsbaar is (bv. door leermoeilijkheden, ziekte of handicap, begaafdheidsproblemen...) de ouders vaak erg op om erin te investeren. Voor dit kind zijn zij bereid om veel te doen of te laten. Als dit een tijdelijke situatie is, is iedereen wellicht bereid om wat te geven en nemen. Als dit een langdurende situatie is kan dit
20
Navorming - januari 2001 Leerkrachten identificeren zich vaak zo met het belang van het kind dat zij goedbedoelde adviezen (logopedie, tien minuten lezen per dag, extra dit of dat...) geven over wat een kind nodig heeft met daaraan de verwachting gekoppeld dat de ouders dit ook zullen opvolgen. Voor ouders is het moeilijk om rechtstreeks te zeggen dat ze het opvolgen van die adviezen voor het geheel van hun gezin en de verdeling van de zorgen binnen een gezin, niet haalbaar vinden. Nog moeilijker voor een ouder is om te zeggen dat een advies niet haalbaar is omdat het eigen belang van de ouder in het gedrang komt. In onze samenleving is namelijk het belang van het kind zo heilig dat een ouder zijn eigen belang bijna niet kàn naar voor schuiven zonder het etiket van “slechte ouder” of “egoïstische ouder” op te lopen. Geen enkele ouder wil gezien worden als slechte ouder. Elke ouder is daaraan erg gevoelig. Als de ouder aanvoelt (vaak overgebracht door hoe iets gezegd wordt en met non-verbale taal) dat de school hem een “slechte ouder” vindt, dan kan er zich op subtiele wijze een strijd ontwikkelen tussen school en ouders over “wie de beste ouder is”. Hoe meer de school de boodschap geeft dat de ouder het toch niet zo goed doet, hoe meer ook de ouder de boodschap uitzendt dat de school het toch ook niet zo goed doet door (voortdurend) kritiek te uiten, hoe meer de ouder een “lastige, moeilijke, slechte ouder” wordt. De kans is reëel dat door de school schuld geïnduceerd wordt in de zin van “het kind gaat het anders niet halen” of “‘t is belangrijk voor zijn toekomst”.
een dynamiek in het gezin teweeg brengen die enerzijds positieve kanten heeft (bv. leren dat niet altijd het eigen belang moet primeren), maar kan dit op lange termijn ook leiden tot patronen die minder functioneel zijn. Zo kunnen andere broers en zussen het idee krijgen dat men pas aan bod komt in het gezin als men een probleem heeft. Of het kind slikt zijn eigen nood aan aandacht, zijn eigen verlangens, zijn wrok en kwaadheid om de aandacht die het kwetsbare kind krijgt in, om de situatie nog niet moeilijker te maken, om een draagbaar evenwicht van zorgen en lasten in het gezin te krijgen. Of de broer of zus wil compensatie bieden voor wat de ouders met het zorgenkind missen en gaat alles zo perfect mogelijk willen doen. Vaak hebben ouders niet in het oog op welke wijze hun kinderen proberen bij te dragen tot het functioneren van het geheel.
Ouders gaan soms zeer ver om alle belangen van alle betrokkenen te proberen te behartigen en geraken in zo’n situatie vaak zelf moe en uitgeput. Ze verliezen uit het oog wat “passend geven” is. En passend geven in deze context is niet alles geven of opofferen, is niet de belangen van mezelf of één gezinslid behartigen, maar is de belangen van mezelf en de verschillende anderen in overeenstemming brengen. Wat passend geven is kan een buitenstaander niet voor een gezin uitmaken; alleen de deelnemers zelf kunnen de balans opmaken en die balans is altijd in beweging. Die balans is bovendien intergenerationeel, dit wil zeggen dat die balans over meerdere generaties loopt. Zo kan een leerkracht vanuit zijn perspectief voor een ouder bv. oordelen dat die toch wat meer zou kunnen doen voor dit kind-met-leermoeilijkheden, terwijl die leerkracht niet kan weten dat die ouder ook veel zorg opneemt voor zijn alleenstaande moeder aan wie hij om één of andere reden (die alleen zij kunnen kennen) nog veel verschuldigd is.
Dat zwengelt de vicieuse cirkel aan waardoor alle partijen frustraties oplopen. Ook de leerkracht voelt zich dan terecht niet gewaardeerd in zijn inzet en betrokkenheid voor dit kind. Wellicht zou er in zo’n situatie minder strijd kunnen ontstaan als een school aangeeft wat een kind min of meer nodig heeft en dan
21
Navorming - januari 2001 is (in plaats van niet naar school willen) dan zal daar maar beweging in kunnen komen als het kind ervaart dat er op één of andere manier zorg wordt opgenomen voor het gezin. Faalangst bv. kan ontstaan doordat het kind wil tegemoet komen aan wat de ouders nodig hebben om goede ouders te zijn. Of het wil heel erg compensatie bieden voor leed en zorgen die ouders omwille van andere omstandigheden hebben (bv. een gehandicapt kind). Faalangst kan ook ontstaan als de ouders weinig of geen verwachtingen hebben: het kind weet niet wat het moet doen om goed te doen voor de ouders. Dit is ook het geval als er tegengestelde of paradoxale verwachtingen gesteld worden. Vermits het kind wil geven aan de ouders en niet weet wat het moet doen om goed te doen kan een kind faalangstig worden. Zogenaamde luiheid kan daarin ook (naast een van nature laag energiepijl) zijn grond vinden: als ik niets doe, kan ik niets verkeerd doen.
de vraag stelt aan de ouders: “is er iets dat jullie voor hem/haar kunnen doen gezien het geheel van jullie gezin”. Het laat ruimte voor ouders om te zoeken naar wat passend geven is gezien de verschillende belangen die behartigd moeten worden: de broers en zussen, het belang van de partnerrelatie, het eigen belang, de eventuele voor de buitenwereld niet zichtbare belangen... Vele scholen hebben te maken met kinderen met gedragsmoeilijkheden. Wat ook de gedragsmoeilijkheden zijn, de kracht van de primaire, existentiële loyaliteit is in deze problematiek niet te onderschatten. Wat ook je inzet als leerkracht is om een kind tot meer aangepast gedrag te bewegen, als het problematisch gedrag van het kind bijdraagt tot het functioneren van het gezin, dan zal het aanbieden van gedragsalternatieven maar enigszins aanslaan als de loyaliteit van het kind aan zijn gezin gerespecteerd wordt. Geen enkel kind wil zijn ouders tot “toch niet zo’n goeie ouders” gemaakt zien. Als hij die boodschap (soms onbewust en non-verbaal) oppikt, dan zal de kracht van de primaire loyaliteit het halen op het accepteren van gedragsalternatieven. Als de buitenstaander echter de investeringen van het kind in zijn gezin kan zien en erkennen en zijn loyaliteit respecteert, dan zal het kind ook makkelijker open staan voor de ontwikkelingskansen die buitenstaanders te bieden hebben. Zoniet komt het kind nog meer in isolatie en eenzaamheid terecht.
Er is veel kans dat men bij het zoeken naar oplossingen voor bovengenoemde voorbeelden van problemen vanuit een individuele benadering weinig vooruitgang boekt. Wil men het belang van kind dienen (en leerkrachten identificeren zich zeer erg met het belang van het kind) dan zal men het belang van elkeen moeten zien en behartigen, zoniet zal het voor het kind moeilijk zijn de hulp die een school biedt, te accepteren. Alleen een houding van meerzijdige partijdigheid kan een kind wezenlijk vooruit helpen.
Marthe Lynen Contextueel therapeut Opleider Balans-Gent
Zo zal bv. een kind dat door ongepast gedrag in de zondebok-positie in de klas terecht komt, moeilijk gedragsalternatieven aanvaarden als ook in het gezin waarin hij groot wordt die zondebokrol een functie heeft om de gezinsleden met elkaar te verbinden. Als bv. schoolfobie een functie heeft in een gezin, nl. thuis blijven omdat men daar om één of andere reden nodig
22
Navorming - januari 2001
Planning pedagogische sessies
Forum voor leerkrachten/begeleiders
De pedagogische sessies worden per graad georganiseerd en gaan door in één van de scholen van FOPEM. De leerkrachten bespreken er twee thema’s uit hun klaspraktijk en wisselen ideeën en vooral praktische tips uit. De evaluatie van de voorbije sessies leert ons dat de leerkrachten het meest opsteken van deze bijeenkomsten indien elke leerkracht concreet materiaal meebrengt uit zijn/haar klaspraktijk (bv. een klasdagboek, een schrift vrije tekst, een evaluatiesysteem,….). Op vraag van de coördinatoren wordt tijdens sessie het gebruik en de toepassingen software en internet in de klas besproken. nog wil deelnemen aan een sessie kan FOPEM-secretariaat contacteren.
elke van Wie het
Je bent leerkracht in één van de FOPEM-scholen en je wil een project voorstellen aan andere leerkrachten of je wil een pertinente vraag stellen. Dan kun je terecht op de website van FOPEM: http://users.skynet.be/ fopem/forum/forum.htm; kies dan de rubriek “Naar het forum voor de leerkrachten”.
Voor leerkrachten van de jongste kleuters 10 mei 2001 in De Zevensprong te Leuven Thema’s: Beeld, muziek en dans(muzische vorming)
Alle vragen die te maken hebben met je klas- en schoolwerking kun je kwijt op dit forum. Je collega’s kunnen je dan een antwoord geven. Een aantal voorbeelden: − Ik ben op zoek naar een corresponderende klas, wie heeft interesse? − Is er iemand met de klas naar Technopolis in Mechelen geweest? − Wie werkt er in de school/klas met de axenroos? − Wij zouden in de school met een kindvolgsysteem willen starten, hoe beging je daaraan? Als je wil verwittigd worden wanneer een vraag of een antwoord op het forum geplaatst wordt, dan kun je je naam en e-mailadres mailen naar
[email protected]. Vergeet tevens niet te vermelden van welke school je leerkracht/begeleider bent.
Voor leerkrachten van de oudste kleuters 17 mei 2001 (en dus niet 26 april) in De Waterval te Ekeren Voor leerkrachten van de 1ste graad 26 april 2001 in De Torteltuin te Poperinge Thema’s: Evaluatie en leerlingenvolgsysteem Voor leerkrachten van de 2de graad 15 maart 2001 in ‘t Schommelbootje te Alken Voor leerkrachten van de 3de graad 15 april 2001 in De Buurt te Gent Thema’s: sociale vaardigheden en het leerplan Frans
23
Navorming - januari 2001
De innoverende kracht van de school
Wie heeft een linograaf? Een begeleider zoekt een andere leerkracht met drukervaring met een linograaf. Ik liet er één maken maar weet niet goed hoe hem te gebruiken. Onder het motto “beter één keer zien dan tien keer horen zeggen”, zou ik graag komen kijken hoe het in de praktijk werkt. Ik ben ook nog op zoek naar een firma die nog carbonvellen voor alcoholstencils verkoopt. Het machtige veelkleurenmachien werkt alleen met die vette carbons maar de firma die ze vroeger leverde, doet het niet meer. Graag een telefoontje naar Yf Tanghe thuis (056/51.06.96) of naar De Levensboom-Wevelgem (056/42.80.49) of een mail naar
[email protected].
Deze nieuwsbrief is het uitwisselingsblad van de FOPEM en richt zich naar leerkrachten en ouders. Iedere auteur is verantwoordelijk voor zijn/haar ingezonden stukken.
Dit boek is de weergave van een studiedag van het Dialoogcentrum Reflectie op Opvoeding en Onderwijs (DIROO) die plaatsvond op 18 november 2000. Eén van de bijdrage komt van een FOPEM-school (en daar zijn we toch fier op!). Het eerste artikel is namelijk van Wim D’Hulster van Klimop uit Brugge. De titel van het artikel is “Coöperatief samenwerken aan de zelfgekozen doelen, daar zit de kracht van Klimop”. Wie wil kan dit boek ontlenen bij het FOPEMsecretariaat.
De tekeningen en foto’s in dit nummer zijn gemaakt in De Torteltuin te Poperinge. Redactie:
Abonnement Als ouder of leerkracht van een FOPEMschool kunt u deze nieuwsbrief via het schoolsecretariaat gratis ontvangen. Voor 250 BEF per jaar kunt u de nieuwsbrief rechtstreeks per post ontvangen. Wilt u graag zo’n abonnement? Schrijf het bedrag van 250 BEF over op rekeningnummer 001-2965238-24 van FOPEM met vermelding van de school waar u ouder of leerkracht bent.
Yf Tanghe Anne Vanquaethem Ann Lust Kris Denys Evert Horn
Redactie-adres: Kartuizerlaan 20 9000 Gent Tel/Fax: 09/225.05.20 E-mail:
[email protected] Website: http://users.skynet.be/fopem 24