Nieuwsbrief
FO
PEM vzw
tweemaandelijks tijdschrift nummer 3 - vierde jaargang - februari 1998 Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen
Over believers en disbelievers Vanaf volgend schooljaar wordt een schoolreglement verplicht voor iedere school. Maak je een uitgebreid schoolreglement of zet je er alleen het hoogstnoodzakelijke (verplichte) in? Twee opties die de school best ook herneemt samen met de ouders: wat is informatie, wat zijn afspraken, wat zijn verplichtingen....? De nieuwsbrief zet je op weg.
Onze democratie wordt zwaar op de proef gesteld. In maatschappelijke discussies wordt vandaag vlug stelling genomen. Naargelang de informatiebronnen die je raadpleegt, merk je soms hoe je verandert van kamp. De believer wordt disbeliever en omgekeerd. Er is ook heel wat informatie te verwerken, als je goed geïnformeerd een stelling wil innemen. Deze nieuwsbrief wil voor jou deze taak wat verlichten.
In de vorige nieuwsbrief stelde de jongste FOPEMschool ‘De Tandem’ zich voor. Toen waren een veilige brandladder, te weinig kleutertoiletten en een te kleine speelplaats hinderpalen voor het verkrijgen van een instellingsnummer. Al deze hinderpalen zijn verholpen en De Tandem is midden februari erkend en wordt met terugwerkende kracht vanaf 1 september 1997 gesubsidieerd.
Nu ikzelf niet meer in de FOPEM tewerkgesteld ben, en als gewone vrijwillige ouder in de school meewerk, voel ik meer dan ooit dat onze scholen een leerschool voor democratie zijn, en dikwijls ook een afspiegeling van de democratie. Ook in onze scholen is het overbruggen van verschillen qua informatie een constante opgave, willen onze scholen niet helemaal een weerspiegeling worden van de duale maatschappij. De kleine groep die de onderwijswetgeving beheerst en de grote groep ouders die meebeslist op algemene vergaderingen. De ene groep beschikt over de kennis en weet ze gemakkelijk terug te vinden; de andere niet altijd. Gelukkig verkiezen de ouders hun afgevaardigden en verkleinen ze zo de kloof.
Heb je zelf teksten geschreven over maatschappelijke zaken waarin jullie school stelling heeft genomen, stuur ze ons op. Anderen zullen graag jullie werk lezen via deze nieuwsbrief. Ann De Vlamynck, namens de redactieploeg.
Discussies in scholen over het non-discriminatiebeleid tonen aan hoe gemakkelijk je, bij het innemen van een bepaalde stelling, ook meteen in één of ander kamp ingedeeld wordt. Nochtans is visievorming, niet alleen intern met de participerende ouders, maar ook naar buitenuit zeer belangrijk. De school participeert willens nillens meer en meer in buitenschoolse overlegvormen: het netoverschrijdend nondiscrminatie-overleg tussen verschillende scholen, het kansarmoede-overleg of het gemeentelijk overleg buitenschoolse kinderopvang. Scholen zijn geen kleine onderwijseilandjes meer. Sommigen geloven in een spreidingsbeleid van allochtone kinderen, dat de integratie zou bevorderen; anderen helemaal niet. Zij stellen spreiden gelijk met lijden, desintegratie en vervreemding. Welke houding streven onze scholen na in deze kwestie? Is er een bepaalde lijn, een bepaalde visie in terug te vinden? Je leest er meer over in deze nieuwsbrief, met de bedoeling een meer genuanceerd beeld te krijgen, en zo de tweedeling tussen believers en disbelievers te overbruggen, om een stellingenoorlog te overstijgen.
Inhoud Over believers en disbelievers............….................... Het schoolreglement...................................…............ Veronica werkt inspirerend..........................…........... Blijft een Bicky-burger drijven?................…............. Non-discriminatiebeleid in het onderwijs...….......... Non-discriminatie binnen de FOPEM-scholen.…... Bericht vanuit een ‘witte concentratieschool’....….... Rondom: geen methode maar een middel........…..... Personeelszaken: Het aantal lestijden daalt.......….... Nieuws uit de VLOR en andere overlegorganen ..... Uit de raden van beheer...................................…....... Navorming........................................................…........
1
1 2 4 5 6 9 12 14 15 16 17 18
Het schoolreglement Wat betekent dit nu in de praktijk?
Het decreet basisonderwijs bepaalt dat elke school vanaf 1 september 1998 een schoolreglement ter ondertekening moet voorleggen aan zijn ouders. Dit reglement regelt 'de betrekkingen tussen het schoolbestuur, de ouders en de leerlingen'. In het vrij onderwijs, dus ook in al onze FOPEM-scholen, moeten ouders dit document voor akkoord ondertekenen. Dit in tegenstelling tot het officieel onderwijs waar de ondertekening ter kennisneming gebeurt. Wat het gevolg is van het niet ondertekenen van een schoolreglement voor de ouders en het kind omschrijft het decreet niet. Is dit misschien één van de elementen die we moeten regelen via het reglement? Het vrij onderwijs krijgt blijkbaar de mogelijkheid om kinderen te weigeren of zelfs te vragen de school te verlaten indien hun ouders het schoolregelement weigeren te tekenen.
(1) In een schoolreglement nemen we het orde- en tuchtreglement op. Elke school heeft wel een aantal regels en afspraken. In sommige scholen zijn die op dit moment ook allemaal opgenomen in het schoolreglement. Indien we spreken over het nieuwe schoolreglement vragen we ons af of het wel opportuun is om al deze praktische regels en afspraken hierin op te nemen. Een wijziging van één regel binnen het team of het schoolbestuur betekent immers dat we het reglement opnieuw ter ondertekening aan alle ouders moeten voorleggen. Het lijkt ons eenvoudiger om in het schoolreglement een aantal basisprincipes op te nemen en niet te concreet uit te werken. Wil je concrete regels en afspraken meegeven aan de ouders, kan dit nog altijd via de infobrochure van de school. Bedoeling van dit decreetsartikel is immers niet om ouders heel praktisch te informeren over allerlei concrete afspraken maar om hen informatie te geven over de basis waarop schorsing en uitsluiting van kinderen kan gebeuren. Met schorsing bedoelt men dat kinderen de lessen en activiteiten niet kunnen volgen maar wel op school aanwezig zijn moeten. Uitsluiten of definitief van school verwijderen kan indien de leerling in een andere school ingescheven wordt. Voor schorsing van meer dan één dag en uitsluiting moet een procedure gevolgd worden en moet de school in een beroepsprocedure voorzien. Heel deze procedure, in het decreet vastgelegd, moet rond zijn vooraleer het kind effectief voor een langere termijn kan geschorst of uitgesloten worden. Ook al hopen we dat dit een procedure is die we zelden moeten gebruiken, toch nog één bemerking hierbij. Bij een eerste bespreking op de coördinatorenvergadering,
Het decreet voorziet reeds dat het schoolbestuur dit reglement moet opstellen met toepassing van de reglementering inzake medezeggenschap. Aangezien de meeste van onze schoolbesturen participatief zijn samengesteld, zal het dit schoolbestuur zijn die het regelment moet opstellen. Maar omdat dit een document is dat alle ouders moeten ondertekenen voor akkoord, lijkt het ons zinvol om zoveel mogelijk ouders eerst gehoord te hebben vooraleer een definitieve versie ter ondertekening voor te leggen. Misschien is een ‘voorlopig' schoolreglement een goed agendapunt voor de algemene vergaderingen van het voorjaar. En we hebben het hier inderdaad de hele tijd over de school. Per school heeft men hetzelfde reglement. Vestigingsplaatsen kunnen bijlagen maken die verschillend zijn voor de plaatselijke situatie maar de basis moet voor de hele school hetzelfde zijn. Ook al lazen we in sommige schoolkranten andere informatie, de administratie is op dit punt zeer formeel: één school, één basisreglement, ongeacht de vestigings-plaatsen. Concreet betekent dit inderdaad dat een aantal vestigingsplaatsen zich rond dit thema dringend moeten samenzetten.
Wat moet zo'n reglement, volgens het decreet basisonderwijs (art. 37) zeker omvatten? (1) Het orde- en tuchtreglement van de leerlingen met inbegrip van de interne beroepsmogelijkheden. (2) De procedure voor het toekennen van getuigschriften en de beroepsprocedure tegen de beslissing van de klassenraad. (3) Bepalingen in verband met onderwijs aan huis. (4) Richtlijnen in verband met afwezigheden en te laat komen (5) Afspraken in verband met huiswerk, agenda's en rapporten.
2
En dit kan op verschillende terreinen:
vroeg men zich af of men een vast orgaan kon aanduiden als het beroepsorgaan (bv. de pedagogische raad, de raad van beheer, ...). De voorkeur ging duidelijk naar een beroepsorgaan dat samengesteld wordt op het moment dat er zich een conflict voordoet omdat men dan kan kiezen voor mensen die in dit conflict neutraal zijn. Geen betrokken ouders of leerkrachten dus.
* onze verwachtingen naar ouders en kinderen op vlak van milieu: geen tetrablik, geen plastiek flessen, geen blikken,... * onze ideeën rond respect voor (meningen van) anderen en maatregelen bij één of andere vorm van disciminatie of racisme. * verwachtingen naar ouders toe op vlak van ouderparticipatie . * regels op vlak van snoep en drank op school. * onze verwachtingen naar ouders op vlak van overleg en opvolging indien het met een kind niet goed gaat.
(2) In een tweede onderdeel van het schoolreglement moet men aan de ouders duidelijk maken hoe de school getuigschriften al dan niet toekent. Ook hiervoor moet een beroepsprocedure tegen de beslissing van de klassenraad opgesteld worden. Als men hier verwijst naar de klassenraad bedoelt men hiermee de leerkrachten en het schoolhoofd samen.
Elke school zal zelf de keuze moeten maken tussen een zo beperkt mogelijk en een uitgebreid reglement. Mijn voorkeur gaat duidelijk naar een beperkte en formele versie. Niet alleen omdat dit me binnen het huidig tijdsbestek het enig haalbare lijkt. De meeste scholen hebben immers maar vier maanden meer om het op te maken, voor te leggen aan de ouders en tot een definitieve versie te komen. Maar ook omdat ik bevreesd ben voor een overreglementering. Bovendien zou ik bij een intake-gesprek niet graag een kind en zijn ouders moeten weigeren op basis van enkele elementen van een reglement die fundamenteel weinig te maken hebben met onze manier van school maken. Het schoolreglement is voor mij niet meer dan een middel om, in een probleemsituatie, naar terug te grijpen en er een basis te vinden om oplossingen te zoeken. Het kan voor mij zeker geen instrument worden om ouders alle mogelijke verplichtingen op te leggen gaande van de inhoud van de brooddoos tot het aantal weekenden poetsen.
(3) Elke basisschool is verplicht tijdelijk onderwijs aan huis te geven aan een kind dat langer dan 21 dagen door ziekte of ongeval afwezig is op school. De vraag moet wel gesteld worden door de ouders van het kind. Op dit moment voorziet het decreet in twee uuur per week en zal de school deze extra uren mogen doorrekenen in haar lestijden. Het lijkt ons zinvol in het schoolreglement op te nemen hoe ouders hun aanvraag moeten indienen en aan wie ze deze moeten richten. (4) Richtlijnen in verband met afwezigheden en te laat komen. Te laat komen is blijkbaar nogal een plaag in een aantal van onze scholen. Dit onderdeel van het schoolreglement geeft de kans om duidelijk de verwachtingen te formuleren. En er eventueel ook maatregelen aan te koppelen. (5) Afspraken in verband met huiswerk, agenda's en rapporten. Ook al spreken wij in onze scholen vaker van planningen en evaluaties dan van agenda's en rapporten, er zal moeten aangegeven worden wat wij op dit vlak van ouders en kinderen verwachten. Moeten ouders minstens wekelijks de ‘agenda' tekenen, hoe vaak worden ‘rapporten' meegegeven, hoe kijken wij naar huiswerk?
Marina Vermeir
Een uitgebreid of minimaal reglement? Tot daar alles wat er zeker in moet. En wat kan extra? Meningen lopen op dit punt uiteen. Zetten we in het schoolreglement alleen wat wettelijk moet? Of maken we dit reglement zo ruim mogelijk zodat ouders die dit reglement ondertekenen zich zeer bewust engageren en akkoord verklaren met een aantal extra verwachtingen binnen onze school? Wat zou extra allemaal kunnen? In sommige, niet FOPEM-reglementen heeft men het over gepaste kledij, omgang met het andere geslacht, meedelen van besmettelijke ziekten, huisdieren, speelgoed,... . Maar ook vanuit onze scholen komen vragen om bepaalde zaken in een reglement te kunnen gieten. Omdat het soms om meer dan alleen maar verwachtingen gaat, omdat men eigenlijk wel wil dat alle ouders en kinderen deze regels opvolgen.
Jolan 3
Veronica werkt inspirerend. En hop één, twee, drie,......
Mijn prilste herinneringen aan turnlessen gaan terug tot mijn derde jaar middelbaar onderwijs. Alles wat daarvoor gebeurde is nooit de moeite geweest om te onthouden. Geloop en gehots dat best wel leuk zal geweest zijn, maar zo oppervlakkig dat ik me er geen bal meer van herinner; zelfs de balspelen niet die er wellicht ook aan te pas zijn gekomen. Maar dat derde jaar college veranderde alles. De 'koffieboon' was immers een varken van een turnleraar. En wij waren de parels. Jongelingen in de fleur van ons leven. Wie wat dikker of lomper was dan doorsnee had het geweten; zes kilometer lopen in een half uur, net als iedereen. Niet binnen de tijd betekende, de volgende week opnieuw lopen. Ondanks m'n ranke lijf en m'n snelle beentjes heb ik samen met de kogelronde ‘Moerie' een jaar lang baantjes gelopen. Dan was hij niet zo moederziel alleen op die sintelbaan. Het jaar er op gooide ik, bij het oefenen van de lay-up in het basket, de bal met ongelukkig opzet door de ring, maar van onder naar boven, tegen de wil van de zwaartekracht en die van de ‘koffieboon' in. Ik vloog buiten en kreeg als toetje de bal tegen m'n achterhoofd gegooid. Het college was te klein voor mijn colère. Lichamelijke opvoeding werd dan ook mijn buisvak. Deliberaties mijn redding.
paal en het Freddy-Maertens-voetbalspel. In de chiro was niets ons liever dan over elkaar rollen, trekken, duwen, wrijven en andere spelen waarin we, al naar gelang, onze lijfelijke geneugten konden botvieren of dégusteren. Zo was er het legendarische Jean-deBreine-spel. Een reeks binnenbanden van fietsen werd aan elkaar geknoopt (dialect: sjambrère, spreek uit: Jean-de-Breine) met daarin de pakker. Hij moest rekken en trekken tot hij de anderen bij hun skabbernak had en ze in zijn kamp kon sleuren. Of ruwband: heroïsch gevecht tussen twee groepen om een autoband. Maar ook gevoeliger spelen lagen ons wel. Het waren de nadagen van de mei-revolte. Zelf had ik die gemist vanwege te jong en te provincialistisch opgevoed maar op de chirocursussen spoot het er af. Anti-competitieve spelen, informatieve spelen, relatiespelen, vertrouwensspelen, tastspelen; je kon het zo gek niet bedenken of het werd gedaan. Zo hebben we met een zestal leiders ooit oudejaar gevierd in het chirolokaal. Om middernacht liepen we in onze slip over de speelweide, geblinddoekt en geleid door een leider die ons de weg voorzei. Het nieuwe jaar kon niet meer stuk want elk van ons had er een vertrouwenspersoon bij. Op deze wijze en mede door de hulp van de eerste meisjes die mijn tenger jongenslichaam beroerden (één per één wel te verstaan) ontluikte in mij het besef dat ik armen, benen, een lijf had waarmee vanalles aan te vangen viel. De lichamelijke geneugten van het leven waren me niet langer vreemd. De Spartaanse pogingen van 'de koffieboon' ten spijt. En opeens krijg je een déjà-vu na een studiedag van FOPEM. Er wordt uit de doeken gedaan hoe ene Veronica Sherborn het lauw water heruitgevonden heeft met haar bewegingsprogramma voor zorgverbreding. Voel je beter in je vel door het ervaren van het eigen lichaam, dat van anderen, je omgeving, en je relaties. Wat Carl Orff deed voor het instrumentarium, doet Veronica voor de lichaamsbeleving. Ze ordent de verschillende spelen en activiteiten, geeft ze een duidelijk doel en opeenvolging en bundelt ze tot een deugddoend geheel. Geen losse activiteiten maar een ineenvloeiend geheel van evenwichtsspelen, krachtsspelen, vertrouwensspelen, grondbewegingen, en ga zo maar door... Met wat ik nog wist uit mijn Chirotijd ging ik meteen aan de slag. Wanneer je dus in het vervolg de turnzaal inkomt en daar een hoop kronkelende kinderlijven ziet, bel dan niet meteen de pedolijn, maar bedenk dat op dat moment de turnlessen worden gegeven die ik nooit heb gekregen. Toch niet in dat schoolse college, waar elkaar aanraken zonde was. Nee, doe je schoenen uit en doe mee!
Joris Ondanks deze traumatische turnbelevenissen, ontplooide mijn lichaam zich als dat van een Adonis. Niet in het minst door de jeugdbeweging en de straat. We speelden op het pleintje nog steeds niet olympisch erkende disciplines. Zoals daar zijn: voetbal tegen de
Yf Tanghe, begeleider derde graad, De Levensboom te Kortrijk.
4
Blijft een Bicky-burger drijven? Prangende vraag blijft hangen na studiedag ‘Wetenschap' in de Torteltuin te Poperinge op 7 februari Een vijftiental deelnemers aan de studiedag rond ‘Wetenschappen' komen in kleine groepjes De Torteltuin binnen. De begeleiders van deze Poperingse Freinetschool tonen ons hun klassen. Iedereen kijkt vol bewondering naar de unieke constructie. Niet omdat het allemaal zo prachtig oogt maar omdat de Westhoekenaren er in geslaagd zijn om met eenvoudige en goedkope middelen, voldoende mankracht en een pak inventiviteit van een varkenshok en een schuur, een leefbare school te maken. Het ziet er allemaal nog heel sober uit maar als je weet dat dit in drie jaar gerealiseerd is, bovenop alle andere beslommeringen van een school in oprichting, dan kun je enkel respect opbrengen.
je al dat materiaal op orde, hoe zorg je er voor dat de kinderen er zelfstandig kunnen aan werken? Welke technieken zijn nu eigenlijk de moeite om bij te brengen? Veel vragen. Er wordt rijkelijk tips uitgewisseld maar ook mislukkingen worden niet verzwegen. Niet alle vragen krijgen een antwoord. Maar kan dat en moet dat wel? Het is in ieder geval deugddoend en geruststellend te moeten vaststellen dat anderen even zoekend zijn als jij zelf. En dat men in de zelfde richting wil zoeken. Eigenlijk was ik persoonlijk blij dat er geen deskundige in ons midden zat. Zo iemand die op alle probleempjes een pasklare oplossing wil kleven; omdat hij dat als deskundige nu eenmaal verplicht is. Nee, al die pasklare oplossingen laten je na een tijdje achter met frustraties. Waarom lukt het bij mij niet altijd zoals het in de boekskes voorgesteld wordt? De namiddag werd besloten met het overnemen van besteladressen, fiches en diskettes. Er wordt zelfs dertig meter plasticdarm van de zolder gehaald, afgerold en versneden. (De communicerende vaten, veronderstel ik.) Er volgde haast spontaan een kleine evaluatie. Men had er wel van genoten. Kleuter en lager samen bleek een goede zaak. Een school bezoeken waar je anders nooit komt vond men leuk. Het aanvangsuur (11.30 u) was volgens enkele langslapers perfect. Er had inderdaad niemand prut in de ooghoeken. Toch was Poperinge wat ver, vonden de mensen uit Antwerpen. Vergeet niet dat Poperinge even ver is van Antwerpen als Antwerpen van Poperinge. Volgende keer in Alken? Alvast tot dan!
Evenveel nieuwsgierigheid is er voor andere zaken die men in de klaslokalen aantreft; de evaluatierapporten van de kinderen, de manier om rekenpakketten op te stellen, hoe men eerste en tweede leerjaar apart instructie aanbied, hoe het hier zit met levend rekenen, enz.... Het aperitiefje zorgt er voor dat de tongen wat losser komen. Tegen het middageten zit de sfeer er in. De soep laat zich smaken, al of niet aangevuld met zelfgesmeerde 'bokes' of met de frieten van het plaatselijke McDonalds-filiaal. (Jawel! Zelfs al in Poperinge !)
Yf Tanghe, Begeleider De Levensboom.
Twee mensen lieten me weten interesse te hebben om uitwisselingen als deze hierboven mee te helpen op zetten. Iemand uit Brugge en iemand uit Oudenaarde. Het westen van het land kan dus al aan de slag. Het is ook de bedoeling om een drietal mensen uit de provincies Antwerpen, Brabant en Limburg samen te brengen. Dergelijke uitwisselingsdagen vergen niet echt veel voorbereiding, zijn heel praktisch en voldoen aan een behoefte. Ze brengen ook alle leerkrachten uit FOPEM-scholen dichter bij elkaar.
Na de middag gaan we samen in de klas zitten waar al het onderzoekhoekmateriaal uitgestald staat. We besluiten om met de kleuter- en lagere school leerkrachten samen te blijven. Het materiaal wordt voorgesteld; allerlei ontdekdozen, mechanicasets (zoals LEGODACTA) en fiches over proeven komen aan bod. Maar ook software, constructiemateriaal, modelbouwtuig, en veel meer. Het is verrassend hoeveel er eigenlijk zelf te maken is of op de kop te tikken is en..... hoe weinig er in de meeste klassen mee gebeurt. Deze laatste vaststelling leidt tot ervaringsuitwisseling. Hoe stimuleert men dat nu? Hoe past men dat in de lopende projecten (of omgekeerd)? Hoe hou
Interesse? Laat iets weten aan Yf Tanghe. Tel: 056/51.06.96 (thuis) of: 056/21.5154 (De Levensboom) Fax: 056/22.56.41
5
Non-discriminatiebeleid in het onderwijs Op de jongste algemene vergadering van de school waar onze kinderen gaan (De Levensboom), kwam dit onderwerp voor het eerst aan bod. Er kwam zelfs een verhitte discussie van, die een nieuwe werkgroep tot gevolg had. Onze school kun je een witte concentratieschool noemen. Als ouders zijn we meestal onwetend over wat er op het vlak van onderwijs gebeurt rond non-discriminatie. Wil je je meer verdiepen in het nondiscriminatie-beleid van het onderwijs, raak je echter vlug verdwaald tussen afkortingen en synoniemen: migranten, doelgroepleerlingen, non-discriminatie, school zonder racisme, ICO, OVB, NT2.... We willen in deze Babelse spraakverwarring wat duidelijkheid scheppen en geven eerst een chronologische weergave, hoe en wanneer alles gegroeid is. Daarna bekijken we hoe het met nondiscriminatiebeleid gesteld is in de FOPEMscholen, waarbij we de stand van zaken in Gent, Leuven, Oostende en Kortrijk wat nader bekijken.
remediëring van ontwikkelings- en leerproblemen en schoolopbouwwerk. Om deze lestijden te verkrijgen moet de school of vestigingsplaats aan een aantal voorwaarden voldoen: * de actieterreinen moeten omschreven worden in het aanwendingsplan, dat moet goedgekeurd worden. * de school moet een bepaald percentage doelgroepleerlingen hebben (10 of 20%). Doelgroepleerlingen zijn leerlingen waarvan: * de grootmoeder langs moederszijde niet in België werd geboren en evenmin door geboorte de Belgische of Nederlandse nationaliteit bezit; * de moeder ten hoogste tot het einde van het schooljaar van het jaar waarin ze 18 werd, onderwijs heeft genoten. * de school moet een contract afsluiten voor schoolopbouwwerk met een welzijns- of socioculturele vereniging of met een erkend lokaal integratiecentrum voor migranten. * het hele schoolteam engageert zich tot het volgen van navormingsinitiatieven gericht op doelgroepleerlingen. * de extra lestijden worden gebruikt voor het uitbouwen van het beleid naar migranten toe. Slechts 3/10 mag gebruikt worden als lestijd. Sinds maart ‘95 kan in OVB-lestijden niemand meer benoemd worden. Binnen het OVB zijn heel wat vernieuwingen op vlak van methoden en inzichten ontwikkeld: taalvaardigheidsonderwijs, maken van handelingsplannen, samenwerkingsverbanden, schoolopbouwwerk, intercultureel onderwijs... De minister van onderwijs wil dat deze vernieuwingen worden overgedragen in de zorgverbreding, naar scholen zonder migranten.
Uit de omzendbrieven: (1) Reeds van in mei 1991 kunnen bepaalde scholen met migranten extra lestijden verkrijgen. Er werd gesproken van onderwijsvoorrangsbeleid. Vandaag spreekt men van onderwijsbeleid voor migranten. Deze lestijden moeten worden gebruikt op verschillende actieterreinen: intercultureel onderwijs (ICO), taalvaardigheid Nederlands (NT2), preventie en
Jolan 6
ICO: Wat is intercultureel onderwijs? In de omzendbrieven vinden we volgende formulering terug: “ICO wil Vlaamse en migrantenleerlingen op een positieve manier leren samenleven. Het richt zich echter niet alleen op kennis van cultuurachtergronden, maar ook op inzichten hierin” (1). Luc Vervloet in ‘intercultureel onderwijs’ (2) verfijnt dit: “Doel van het ICO is de vaardigheid ontwikkelen om om te gaan met verscheidenheid. Dit vaardig-zijn bestaat uit rationele, gevoels- en gedragselementen, die nodig zijn om sociale situaties en problemen aan te kunnen.’’ ICO is niet verplicht voor alle scholen. Alleen scholen die deelnemen aan het onderwijsvoorrangsbeleid moeten er werk van maken en scholen die de non-discriminatieverklaring ondertekend hebben worden ertoe aangespoord. De auteur merkt op, dat het verhogen van kennis over culturen de interculturele dialoog niet noodzakelijk bevordert, integendeel, wel angst opwekt en als bedreigend wordt ervaren. Als valkuil signaleert hij de neiging tot folklorisme, doordat hoofdzakelijk de vreemde culturen in het middelpunt geplaatst worden, daarbij verwijzend naar de cultuur van de herkomstlanden. Zo wordt iemand geëtiketteerd als een representant van een bepaalde cultuur. Vervloet pleit ervoor het leren omgaan met verscheidenheid te verbinden aan de wereld van het kind en niet aan denkschema’s van volwassenen. Begrippen als cultuur, huidskleur en afkomst helpen kinderen niet om te leren omgaan met de verscheidenheid. De dagelijkse interactie met de naaste omgeving: aanknopen en verbreken van vriendschappen, processen van in- en uitsluiting, gelijkheid en overheersing, stoer doen en pestgedrag, jaloezie, ervaringen uit of met de buurt, de straat, het gezin, de televisie en andere vormen van vrijetijdsbesteding zijn dan meer geschikt. De auteur is voorstander van het invoeren van ICO in alle scholen, niet alleen in scholen met migranten.
Non-discriminatieverklaring.
leerlingen). De Vlaamse regering kent concentratiescholen afwijkingen op rationalisatienormen toe indien ze voldoen aan bepaalde normen. Concentratiescholen die deelnemen aan het overleg, kunnen genieten van enkele behoudsmaatregelen voor omkadering.
1993: In de schoot van de VLOR (Vlaamse Onderwijsraad) ondertekenden de grote netten ARGO (Gemeenschapsonderwijs), de Cel voor Provinciaal onderwijs, het Nationaal secretariaat voor Katholiek Onderwijs, en OVSG (onderwijs voor Steden en Gemeenten) en de Vlaamse Minister van Onderwijs de non-discriminatieverklaring. OKO heeft dit indertijd niet mee ondertekend, vandaar dat bepaalde FOPEMscholen op lokaal vlak niet werden uitgenodigd. Deze verklaring heeft als doel alle jongeren ongeacht ras of etnische herkomst werkelijk gelijke onderwijskansen te bieden door: 1. het bevorderen van een meer evenredige aanwezigheid van doelgroepleerlingen in de scholen in gemeenten waar veel migrantenleerlingen zijn. 2. het bevorderen van een bewustere opstelling van scholen. Evenredige aanwezigheid of toelatingsbeleid In deze verklaring wordt gesteld dat de doelgroepleerlingen evenredig moeten vertegenwoordigd zijn in de scholen/netten op lange termijn. Daartoe roepen de netten hun inrichtende machten op tot netoverschrijdend gemeentelijk overleg. Een overeenkomst wordt gesloten voor 5 jaar. Er worden procedures voor doorverwijzing uitgewerkt, indien het percentage doelgroepleerlingen in de school een bepaalde drempel overschrijdt. De procedures omvatten ook afspraken inzake het overleg met de betrokken ouders en de informatieverstrekking naar de lokale migrantengemeenschap toe.
Sabien
Concentratiescholen moeten actief ondersteund worden om de school of vestigingsplaatsen weer aantrekkelijk te maken voor autochtonen. (concentratiescholen = meer dan 50% doelgroep-
De vooropgestelde gefaseerde timing om de nondiscriminatieverklaring in te voeren was:
7
een middel om niet te komen tot structurele maatregelen in een school. Er wordt tevens van uitgegaan dat doorverwezen migrantenkinderen dan ook degelijk zullen worden opgevangen. - De partners bij deze overeenkomsten zijn de vertegenwoordigers van de diverse inrichtende machten. Wat met de belangengroeperingen van etnische minderheden, zelforganisaties, gemeentelijke schoolopbouwwerkers, eventueel PMS-centra? - Dit spreidingsbeleid legt de oorzaak van het mislukken van een onderwijsproject bij de migranten. Het zijn zij die de zondebok zijn en ze moeten op zoek gaan naar andere scholen. Het versterkt de negatieve beeldvorming tegenover migranten en werkt racisme in de hand. Het verlaten van concentratiescholen moet het gevolg te zijn van de eigen keuze van de migranten en een grotere openheid van de “witte concentratiescholen”.
1993-94: pilootprojecten in Brussel, in mijngemeenten, in VFIK-gemeenten. (VFIK staat voor Vlaams Fonds voor Integratie Kansarmen, de voorloper van het SIF (Sociaal Impuls Fonds en SIF-plus) . 1994-95: veralgemeend naar het basisonderwijs en experimenten in secundair onderwijs; 1995-96: veralgemeend naar secundair onderwijs Na enkele jaren zijn volgende kritische bemerkingen te horen: (3) De ervaringen met deze akkoorden hebben het volgende uitgewezen: - In bepaalde overeenkomsten worden benedengrenzen of minimumpercentages gehanteerd; anderen hanteren bovengrenzen of maximumpercentages. Voorbeeld: In Genk wil men binnen de vijf jaar tot 20% doelgroepleerlingen komen. Dit betekent dat een aantal “witte concentratiescholen” zich verbinden om migrantenleerlingen op te nemen. In Mechelen is de bovengrens 22%. - De bovengrens laat interpretaties toe. Bepaalde directies beschouwen de bovengrens als een stop. Dat heeft tot gevolg dat migrantenleerlingen geweigerd worden in de school van hun keuze. Migrantenleerlingen moeten verder van huis een school zoeken. De door FOPEM zo verdedigde vrije keuze voor de ouders komt hierdoor in het gedrang. Maximumpercentages verhinderen de via de grondwet gewaarborgde keuzevrijheid van de ouders. Bepaalde scholen halen alleen de ‘betere’ migrantenleerlingen binnen. Andere scholen schrijven migrantenleerlingen niet aan. Het werkt willekeur in de hand en is dikwijls
(1) Zie voor de recentste maatregelen: witte mappen trefwoord “Migranten”: Onderwijsbeleid voor migranten. Maatregelen voor het schooljaar 1997/98. Onder trefwoord “Onderwijsvoorrang”: Omzendbrief betreffende maatregelen inzake het nondiscriminatiebeleid (‘97). (2) Intercultureel Onderwijs, Leren omgaan met verscheidenheid (te verschijnen in de “Gids voor het basisonderwijs”). Luc Vervloet is leraar, verbonden aan het Steunpunt Intercultureel Onderwijs Universiteit Gent, Korte Meer 5, 9000 Gent, tel: 09/264.67.15. (3) Marc Laquière, Onderwijskrant 90, februari 1996 en Onderwijskrant 98, september ‘97. (4) School zonder Racisme, Grote Magazijnen, Cellebroersstraat 37, 1000 Brussel.
School zonder Racisme (4) School zonder Racisme is “een school waar discriminatie, racistische uitspraken en propaganda verworpen en verboden zijn, waar anti-racistische initiatieven genomen worden, waar wetenschappelijke correcte informatie gegeven wordt over racisme, allochtonen, migratie en andere culturen, waar ontmoetingen tussen Belgen en migranten georganiseerd worden om zo de vriendschap en het antiracisme te bevorderen.” Als reactie op de non-discriminatieverklaring lanceerde School zonder Racisme haar actie “Open schoolpoort”. Ze vraagt een grondige herziening van de non-discriminatieverklaring, want deze schendt de democratische rechten van de allochtonen en ligt volgens School zonder Racisme aan de basis van heel wat discriminerende lokale overeenkomsten. Scholen die hun platformtekst ondertekenen verbinden zich tot: 1. Verbod op weigering van kinderen op basis van etnische, nationale, godsdienstige of culturele achtergrond. 2. Openstellen van witte concentratiescholen. 3. Stimuleren van ouders om hun kinderen niet weg te halen van scholen met migranten 4. Elke vorm van bovengrenzen en doorverwijzingen af te wijzen. 5. Bestrijden van het vooroordeel dat concentratie- scholen per definitie een lagere kwaliteit van onderwijs geven. 6. Op te komen voor middelen voor het onderwijs en voor allochtone kinderen. 7. Streven naar uitbreiding van OVB (Onderwijs Voorrangs Beleid). 8. Organiseren van jaarlijkse dag voor Vriendschap en Gelijkheid voor alle scholen van de stad/gemeente 9. Uitwisselingsprojecten voor witte concentratie- scholen. 10. Iedereen te betrekken bij het lokaal overleg.
8
Wat met non-discriminatie binnen de FOPEM-scholen?
een vlottere integratie tot gevolg zou kunnen hebben. De andere kinderen komen in contact met meerdere culturen en worden nog meer geconfronteerd met verscheidenheid.
Uit navraag bij de FOPEM-scholen bleek dat slechts één school extra lestijden OVB heeft: De Buurt in Gent. In Leuven en Oostende werden de methodescholen gevraagd om mee aan de overlegtafel te zitten. De Zevensprong en de Vlieger ondertekenden hierbij mee de non-discriminatieverklaring. De Levensboom in Kortrijk werd slechts in laatste instantie bij het overleg betrokken en besliste om niet mee te ondertekenen. Vier scholen uit Leuven, Gent, Kortrijk en Oudenaarde hebben de basisideeën van ‘School zonder Racisme’ onderschreven. Andere scholen hebben in hun visie of methodetekst principes tegen racisme op school opgenomen. Kan hieruit afgeleid worden dat in de meeste FOPEM-scholen weinig tot geen doelgroepleerlingen aanwezig zijn en dat het meestal om een principiële stellingname gaat?
Mogelijke negatieve gevolgen zijn: - Projectwerking wordt moeilijker: anderstalige kinderen dragen minder bij tot het groeien van een project in de klas. Ook de kringgesprekken zouden met meer dan 20% migrantenkinderen bemoeilijkt worden. - Bij een grotere groep migrantenkinderen in een groep is er meer kans dat de communicatie zich beperkt tot de kleinere eigen groep. Dit zou de integratie en het leren van het Nederlands negatief beïnvloeden. - Het werken met anderstalige kinderen vraagt zoveel energie dat dit ten koste kan gaan van de ontwikkelingsbegeleiding van andere kinderen. Men stelt zich de vraag of het onderwijsniveau zal dalen. - De participatie van migrantenouders bestaat vooral uit feestjes en kuisen. Tot nu toe is de participatie op beleidsmatig vlak voorbehouden voor een kleine groep ouders. Meer ouders (allochtonen én autochtonen) aantrekken op beleidsmatig vlak gaat moeilijk. - Allochtonen die reeds thuis zijn in de werking van De Buurt kunnen mogelijks door sociale controle van nieuwe allochtonen vreemd worden bekeken.
De Buurt In het schooljaar 1995-96 werd de non-discriminatieverklaring in Gent ondertekend. In deze netoverschrijdende overeenkomst wordt een drempel gelegd van max 18% doelgroepleerlingen. De Buurt werd niet uitgenodigd op dit overleg. Nochtans: De Buurt ligt in een wijk met 70% migranten. De discussie omtrent de norm van migrantenleerlingen wordt daar gevoerd sedert het opstarten van de school, zowat twintig jaar geleden. Van in den beginne was het de regel om maximaal 20% migranten te hebben. Op het moment dat het ernaar uitzag dat de 20% norm in de kleutergroepen zou worden overschreden, terwijl dit voor de lagere school absoluut niet zo was, werd in 1994 de regel ingesteld dat er per geboortejaar 11 kinderen zouden worden ingeschreven, waaronder ten hoogste 2 doelgroepleerlingen. De Buurt hanteert haar eigen definitie van “doelgroepleerlingen”. Het gaat om kinderen die opgevoed worden volgens een nietWesterse cultuur en thuis enkel hun moedertaal spreken. Begeleiders en ouders discussiëren momenteel over het al dan niet verhogen van de 2 doelgroepleerlingen op de 11. Er worden verschillende alternatieven besproken zoals: geen norm meer vooropstellen; een lichte stijging van migrantenkinderen toelaten tot vb. 50%; de norm van 70% hanteren wat dan ook een juiste afspiegeling is van de wijk, waarin de school gelegen is. Voor De Buurt hebben studenten van de derde lic. pedagogiek RUG Gent alle begeleiders en 75% van de ouders geïnterviewd over mogelijke positieve en negatieve gevolgen van het verhogen van de norm. Ze bundelden hun interviews in een werk waaruit volgende gegevens: Als mogelijke positieve gevolgen werden aangegeven: - positief effect voor de kinderen. Door de toename van migrantenkinderen zou er nog meer vanuit hun leefwereld vertrokken worden. Ze krijgen een grotere stem bij het meebepalen van de projectinhouden, wat
Uit de interviews kwamen suggesties om deze negatieve gevolgen te ondervangen: Bijscholing voor
9
moeten samen een geïntegreerd beleidsplan ontwikkelen om zo extra-middelen te verkrijgen van het SIF. In het kader van het SIF ontstond in Gent ‘de actie brugfiguren’. Ze wil een bijdrage leveren tot een verhoging van de schoolresultaten van kinderen uit kansarme gezinnen, door het toevoegen van een brugfiguur aan het schoolteam. Deze brugfiguren moeten op verschillende niveaus gesitueerd worden: relatie gezin/school, zorgverbreding, teamontwikkeling. In De Buurt werkt Hilde Struyvelt als brugfiguur.
leerkrachten, inschakeling van een Turkse begeleider, meer aandacht voor taalondersteuning, geleidelijk invoeren van een hogere norm, uitbreiden van de contacten met de Turkse ouders om zo de participatie te verhogen. Om deze discussie verder te voeren wil De Buurt relevante informatie opvragen bij scholen die reeds hun normen hebben opgetrokken. Hierbij worden ze ondersteund door drie studenten uit de 2e lic. pedagogiek RUGent. Deze bevraging is momenteel lopend en gaat over schoolpopulatie, onderwijsvorm, cognitieve vaardigheden en taalvaardigheden, ouderparticipatie. Jammer genoeg heeft geen enkele vrije methodeschool ervaring in het optrekken van de norm. De bevraging zal gebeuren bij scholen uit andere netten, die dikwijls andere (meer) middelen hebben. Terwijl ouders en begeleiders deze vragen verder uitdiepen, verscheen in De Buurt sedert dit schooljaar een brugfiguur.
We laten haar zelf aan het woord over haar werk: “Sedert september ben ik in De Buurt twaalf uren werkzaam als brugfiguur. Voorheen was ik er begeleidster in de eerste leefgroep. De Buurt is één van de zowat dertig vrije en stedelijke scholen die in een SIF-gebied liggen en die een brugfiguur hebben aangesteld. Onze functie bestaat erin het thuismilieu van kansarme kinderen en de school dichter bij elkaar te brengen, de kloof te overbruggen. Dit impliceert dat de brugfiguur ervoor zorgt dat de school zicht krijgt op de thuissituatie en omgekeerd, opdat de school de ouders zou kunnen helpen om het pedagogische rendement te verhogen. Zoals dit omschreven staat, lijkt dit voor een methodeschool waar ouderparticipatie en huisbezoeken vanzelfsprekend zijn, een nood waar reeds voldoende aan beantwoord wordt. De schooldeur staat altijd open, de keuken is er om koffie te drinken en ouders kunnen altijd zomaar binnenwippen.”
SIF, gemeenten en scholen, de ,,brugfiguur’’ Met het SIF (Sociaal ImpulsFonds) wil de Vlaamse regering de gemeenten stimuleren om een sociaal beleid te voeren, dat gericht is op het herstel van de leef- en omgevingskwaliteit van achtergestelde buurten en op kansarmoedebestrijding (de zogenaamde ,,wijkontwikkelingsplannen in aandachts-wijken’’). Aan de lokale besturen wordt een grote verantwoordelijkheid gegeven. Gemeenten en OCMW
10
tot waar reikt de taak van de begeleider? Ik heb de indruk de zware taak van de begeleiders een beetje te kunnen verlichten door samen met hen te zoeken naar oplossingen voor problemen die zich dikwijls als onduidelijk presenteren.”
“Toch is er meer nodig om alle ouders over de brug te halen. We hebben in onze school een heterogeen publiek, een allegaartje van mensen met verschillende culturele achtergronden. Ze kijken allemaal naar onderwijs door hun bril, met hun achtergrond, hun eigen schoolervaringen, met hun verwachtingen en verlangens. Ik vind dat mijn taak onder andere ligt in het met elkaar leren omgaan ondanks die verschillen. Ik besteed dan ook veel tijd aan luisteren naar ouders en kinderen. Dit houdt eveneens in dat ik erkennend met hen omga en probeer om hun bril op te zetten. Mijn evidenties zijn niet vanzelfsprekend voor hen en omgekeerd. Het belang van de kleuterklas is voor ons overduidelijk, maar migranten vinden het even belangrijk jonge kinderen thuis op te voeden. Hoe kunnen we elkaar verstaan en wat kunnen we hieraan doen? Moedergroepen organiseren, speelleeractiviteiten voor moeder en kind waarbij het spelmateriaal meegegeven wordt naar huis.… Dit zijn een aantal middelen om de betrokkenheid te verhogen. Samen zoeken vraagt veel tijd, maar creëert een vertrouwensband die noodzakelijk is.”
Bij de andere drie scholen (De Zevensprong, De Vlieger en De Levensboom) ligt de situatie enigszins anders. Daar wordt overleg gevoerd samen met scholen uit andere netten. Hierbij gaat het in hun verklaringen voornamelijk over een toelatingsbeleid, over het bepalen van drempels. In Leuven is er sprake van een maximum- en minimumdrempel. Iedere school gaat akkoord met de opname van doelgroepleerlingen tot 10% (min). Daarnaast kan elke school initiatief nemen tot netoverschrijdend overleg gericht op oriëntering of doorverwijzing indien ze hun aantal doelgroepleerlingen willen verminderen zodra dit aandeel meer dan 20% (max) is ten opzichte van het totaal aantal leerlingen. In de non-discriminatieverklaring in Oostende werd alleen de maximumdrempel ingevoerd. Scholen met meer dan 20% doelgroepleerlingen mogen kinderen van nieuwe gezinnen oriënteren naar een andere school, waar de 20% nog niet bereikt is. De scholen met meer dan 20% zullen - indien nodig - een actieplan ontwikkelen om opnieuw kinderen van de autochtone gemeenschap aan te trekken. In Oostende ligt de taak eenzijdig bij de +20%-scholen.
“Bij dit alles is er steeds overleg in teamverband. P.M.S. en integratiecentra worden regelmatig ingeschakeld. Mijn taak houdt nog veel meer in dan dit. Want als we het hebben over kansarmoede, dan spreken we niet alleen over migranten. Kansen missen kan zeer ruim bekeken worden. Onze zorg gaat ook uit naar andere kinderen en ouders die een steuntje best kunnen gebruiken. Dan is het nog de vraag of ze dat zelf wel willen? Hoever kan een school hierin gaan en
Ann De Vlamynck
Febe 11
Bericht vanuit een ‘witte concentratieschool’ Integratie van allochtone kinderen via de basisschool
culturen best niet ervaren worden als een bedreiging, maar als een verrijking.
Scholen die anders graag met elkaar oorlogje voeren, gaan in alle stilte, braafjes en zelfs netoverschrijdend met elkaar aan tafel zitten en komen gemoedelijk overeen, dat ze elk nog maar tien procent ‘doelgroepleerlingen’ toelaten. Wie daarboven valt wordt ‘georiënteerd’ naar een school waar dat quotum nog niet is bereikt. ‘Doelgroepleerlingen’ vallen, voor een goed begrip en zoals je in een andere bijdrage kunt lezen, grotendeels samen met kinderen uit allochtone gezinnen. Zoiets kan verbazing wekken in een provincienest als Kortrijk, dat amper 5 procent ‘migranten’ telt, en waarvan een groot deel dan nog uit andere Europese landen afkomstig is. En toch is dit vandaag het geval. Ter elfder ure - omdat nota bene één van onze toenmalige ‘doorlichters’ mee aan tafel zat van het fameuze overleg - werden we in extremis toch nog uitgenodigd, om de lokale non-discriminatieverklaring mee te ondertekenen. Hoe het afliep, lees je verder.
School zonder racisme dat wel, maar wat nu? Zes jaar geleden sprak de algemene vergadering van ouders en begeleiders zich unaniem positief uit over de vraag om ‘School zonder Racisme’ te worden. Maar dit plaatje aan onze voordeur is stilletjesaan - moeten we eerlijk bekennen - vergeeld, zoniet zoek geraakt. Het tweemaandelijks ledenblad leidt een anoniem bestaan op de boekenplank. Eind '96 was er dan de ,,Actie Open Schoolpoort'' vanwege School zonder Racisme, met de tien artikelen tellende platformtekst, die een fundamentele kritiek vormt op non-discriminatieverklaring. Een oppervlakkige lezing leerde ons dat we aan minstens twee van deze tien artikelen niet voldeden. De discussie werd ietwat pijnlijk en daarom vroegtijdig stilgelegd. We beantwoordden namelijk verrassend goed aan één van die succesrijke, gestadig groeiende scholen, die zich geen zorgen hoefde te maken over een toevloed van leerlingen. Deze werden wel op de wachtlijst geplaatst. Dat we daarbij ook nog perfect beantwoorden aan de definitie van ‘witte concentratieschool’ was ietwat minder leuk.
Inteelt? Het lokale overleg verplicht ons sinds december vorig jaar, de discussie opnieuw op te nemen. Hoe ,,open'' is De Levensboom nog? Het systeem van de bewust beperkte instroom van kinderen, zorgt voor wachtlijsten. Wie absoluut zijn kind wil sturen, moet er vroeg bij zijn en vroeg inschrijven, want het aantal plaatsen is beperkt. Het gevolg laat zich raden. Alleen wie van die praktijk op de hoogte is, maakt kans. De school voert geen aktief toelatingsbeleid naar om het even wie, en dus ook niet naar allochtonen (cfr. art. 2 van de platformtekst Actie Open Schoolpoort).
Frannie Maar eerst dit. Binnen onze school heeft dit twijfelachtig lokaal overleg, tenminste dan toch de verdienste, dat het De Levensboom uit zijn zelfgenoegzaam bestaan als ‘witte concentratieschool’ wekt. Wat kan een ervaringsgerichte Freinetschool, die buiten een paar kinderen uit gemengde relaties, geen kinderen heeft uit allochtone gezinnen, uitvoeren met dit gegeven? Dat is de hamvraag die enkelen onder ons nu al een paar weken bezig houdt. Naast natuurlijk die andere prangende levensboomkwestie van meer materiële aard, of onze nieuwbouw tijdig klaar zal zijn, zodat we de slopershamer kunnen ontwijken...
De buurt, dat ‘rijke’ milieu... ‘Witte’ concentratiescholen streven naar een zodanige samenstelling, dat de school een weerspiegeling is van de bevolking uit de buurt, zegt art. 2 van de platformtekst nog. Hier kampt De Levensboom met die typische karaktertrek, dat de school in haar achttienjarig bestaan eigenlijk geleefd heeft als een nomade, met zes verhuizingen op haar aktief. Een langer verblijf dan drie tot vijf jaar, die de school kon toelaten om zich in een bepaalde buurt te integreren, was De Levensboom niet gegund. Intussen werd wel een keuze gemaakt voor een definitief verblijf. Met enig cynisme kun je vandaag wel stellen, dat de school als ‘een gearriveerde achttienjarige jongeling de stad en zijn achtergestelde buurten ontvlucht, om zich te vestigen in een eerder riante, residentiële omgeving’. Ook om die reden zullen allochtone ouders met hun
Een sereen debat over een toelatingsbeleid naar allochtonen toe, zonder binnen de kortste keren te vervallen in stereotiepe vooroordelen, ligt niet voor de hand. En toch, ergens staat in de maatschappijvisie van De Levensboom te lezen, dat onze huidige maatschappij een multiculturele samenleving is, waarin
12
kinderen niet vanzelf binnengewaaid.
onze
schoolpoort
komen
schappelijk ondersteunend onderzoek daaromtrent totaal ontbreekt. Op het eenmalig overleg waar we uiteindelijk wel op uitgenodigd waren, maar dat eigenlijk diende om de eindversie goed te keuren, brachten we deze argumenten aan. Maar ze werden niet aanvaard door verantwoordelijken uit het vrij katholiek onderwijs. Onze raad van bestuur besliste dan ook logischerwijs in januari '98 om de overeenkomst niet mee te ondertekenen. Vraag is of het daarbij kan blijven voor onze school?
Over demografie en betrokkenheid De Levensboom recruteert kinderen uit zeg maar het zuiden van West-Vlaanderen. Slechts 60 procent van de kinderen komt uit groot-Kortrijk (Kortrijk en zijn veelal landelijke deelgemeenten). De rest komt uit aanpalende gemeenten of verder, tot zelfs uitzonderlijk 40 kilometer. Een buurtschool is De Levensboom nooit geweest, ze heeft er recentelijk ook voor gekozen, om er nooit één te worden. Er is dus een vrij grote groep van kinderen en ouders die al ‘van nature’ uit, niet echt verbonden zijn met lokale, Kortrijkse situaties, zoals zeg maar, het lokale onderwijsbeleid in verband met concentratiescholen. Dat er in Kortrijk volgens de beruchte kansarmoede-atlas van prof. Kesteloot ‘aandachtswijken’ zijn of achtergestelde buurten, met nogal wat concentraties van allochtone gezinnen tot 15 procent en meer in de wijken als Overleie, Stasegemstraat en Groeningekaai, is niet meteen hun eerste bekommernis. Ook niet het nefaste gevolg van het lokaal overleg, waarbij diezelfde allochtone ouders met hun kinderen niet langer in de school van hun eerste keuze terecht kunnen, de school dicht bij huis, maar waarbij ze ‘heroriënteerd' worden naar andere scholen verderaf. Dat groepen allochtone kinderen die elkaar al jaren kennen, om puur arbitraire redenen (de discriminerende 10 procent bovengrens) op die manier uit elkaar gerukt worden, is dan ook automatisch minder hun zorg. Dit gegeven bemoeilijkt niet alleen de discussie. Hier stelt zich zelfs de vraag in hoeverre, een dergelijk punt op de agenda kan geplaatst worden, vermits het niet bij iedereen in dezelfde mate leeft...
De Commissie... Niet omdat ze nu éénmaal in de mode zijn, maar eigenlijk tegen beter weten in, hebben we ze dan toch opgericht binnen onze school: de commissie nondiscriminatie. Deze werkgroep onderzoekt het discriminerende effect van een dergelijk lokaal overleg, naar de zogenaamde ‘concentratieschool' die nog eens het etiket erbovenop krijgen, dat ze alleen al door hun samenstelling van bevolking minderwaardig onderwijs verschaffen. We vonden vooral voedsel voor onze argumenten bij Marc Laquière en zijn artikel ,,Spreiden doet lijden'' in de Onderwijskrant 98 (sept. '97). (Zie elders in deze nieuwsbrief.) Voorts bereidt de commissie interne beleidsvoorstellen voor en kaart ze de problematiek ook politiek aan bij de bevoegde instanties. We kwamen al éénmaal bijeen. De nog verder te bevragen en uit te werken beleidsvoorstellen gaan in de richting van: - aanpassen van wachtlijstreglement: i.p.v. wie eerst maalt haalt, positieve discriminatie naar allochtone kinderen toe? Voorrangsbeleid? - aktieve bekendmaking van de school en haar visie bij zelforganisaties voor allochtonen, Migrantencentrum, onderwijsopbouwwerker, de imam... ; - oprichting tweede school/vestigingsplaats (?) in een Kortrijkse aandachtswijk; - doornemen van een eigen discriminatiecode voor de school; - onderschrijven platformtekst ,,Aktie Open School'' van School zonder Racisme, en ze ook naleven... ; - benedengrens inschrijven. We streven over x aantal jaren naar minstens 10% allochtone kinderen; - het lokaal overleg en zijn ontwerptekst, als politiek onderwerp aankaarten op het integratieplatform van de stad, waarin de zelforganisaties van migranten en de intercultureel bemiddelaar van de stad zetelen; - correspondentieklassen, jumelage met een concentratieschool in of buiten Kortrijk.
Pepijn Niet ondertekenen, en niets meer?
Wat er uiteindelijk op beleidsniveau van deze voorstellen zal weerhouden worden, staat nog niet vast. Ook binnen de commissie moeten we de zaken nog verder uitkristalliseren. Misschien blijft alles steken in veel goede bedoelingen en de droom op een rechtvaardiger wereld, zonder tweederangsburgers, die de schoolpoort botweg voor hun neus dicht zien slaan. Wij hopen alleszins van niet.
We ondertekenen de lokale overeenkomst niet. Niet alleen omdat we niet bij de voorbereiding ervan betrokken waren. De bovengrens van 10% is fundamenteel discriminerend voor doelgroepleerlingen. De overeenkomst stigmatiseert niet alleen ‘concentratiescholen' (what's in a word? de link met concentratiekampen is zo gelegd) nog eens extra tot probleemgebieden; ook de kinderen van deze scholen, hun gezinnen, worden nog eens met ‘probleemkinderen' vereenzelvigd. Dit terwijl elk weten-
Patrick Ghyselen, bestuurslid De Levensboom.
13
Rondom: geen methode maar een middel Iedereen is op zoek naar manieren om zijn kinderen foutloos te leren schrijven. We probeerden dan ook verscheidene methodes uit om de ‘Nederlandse spelling’ zo goed mogelijk bij te brengen. Het gevolg was dat we binnen een school (soms zelfs tussen parallelklassen) met verschillen zaten naar aanpak toe van spellingsproblemen maar ook naar verschillen in terminologie (letterdieven, dubbelzetter, open lettergrepen, ....) Dit maakt het zeker voor kinderen met spellingsproblemen niet eenvoudiger, integendeel. Dus waren wij met onze school op zoek naar een methode die: - bruikbaar is voor zowel heel jonge kinderen als voor de oudsten. - past in onze ervaringsgerichte visie. - degelijk onderbouwd is, geen trucjesmethode.
auditieve beeld te confronteren met het visuele beeld en omgekeerd. ‘Rondom’ bestaat uit ‘rondom klanken’ en ‘rondom woorden’. ‘Rondom klanken’ begeeft zich op het terrein van spelling, ‘rondom woorden’ werkt rond de woordsoorten. Beiden kunnen los van elkaar gebruikt worden maar het is stukken boeiender om ze te combineren.
En ik denk dat we kunnen zeggen dat we zo een methode gevonden hebben. Al werken we er nog maar pas mee. In het buitengewoon onderwijs gebruiken ze ‘Rondom’ al langer, want daar vindt ze haar oorsprong. ‘Rondom’ is ontstaan vanuit de parktijk. Een jarenlange praktijk binnen het buitengewoon onderwijs. Onderwijzers, logopedisten en kinesisten die samen gezocht en gewerkt hebben en er nog steeds aan verder werken.
Tim Dekeyser, stippeltjesklas, jongste lager van De Levensboom te Kortrijk.
Kinderen leren de structuur van de taal kennen maar nooit los van de betekenis. Kinderen leren waarom ze zo lezen en of schrijven. De verantwoording van de oplossing is even belangrijk als de oplossing zelf. ‘Rondom’ heeft een handleiding, maar zeker geen vaste. Er is een duidelijk stappenplan en binnen dat stappenplan kan men zelf invulling geven. Door met ‘Rondom’ te werken leer ik zelf nog elke dag bij.
Meer informatie bij: Tim Dekeyser, De Levensboom, 056/21.51.54 Wim Verbeke, het brein achter Rondom, 057/20.45.02
‘Rondom’ is om te beginnen meer dan een methode, het is een middel. Een uitstekend middel om het
Laïla 14
Personeels zaken
FO
PEM vzw
- personeelsleden heeft, die boventallig zijn en nog niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld zijn.
Het aantal lestijden daalt... wat nu met het teveel aan vastbenoemden ?
* Goed om weten: a) De gereaffecteerde leerkracht blijft over de schooljaren heen aan de school verbonden. Het schoolbestuur moet voor de tijdelijke aanstellingen op 1 september eerst een beroep doen op deze gereaffecteerde leerkracht en kan pas daarna beroep doen op tijdelijke (ev. immune tijdelijken: 720 dagen, 24 jaar) leerkrachten. Alle tijdelijken zijn immers, krachtens het decreet van 27 maart 91, uit dienst gemeld op 30 juni van het vorige schooljaar.
1. Het verschil tussen: - terbeschikkingstelling: is een administratieve toestand waarin de vastbenoemde leerkracht terecht komt, als het schoolbestuur geen definitief vacante lestijden meer heeft om hem/haar toe te wijzen. - reaffectatie: is het toewijzen van een betrekking bij een andere inrichtende macht aan een personeelslid dat ter beschikking gesteld is. Het gaat hierbij steeds om een betrekking in hetzelfde ambt als dit waarin men vastbenoemd is (onderwijzeres is een ander ambt dan kleuteronderwijzes). - wedertewerkstelling: is het toewijzen aan een terbeschikkinggesteld leerkracht van een betrekking in een ander ambt, waarvoor hij/zij wel een vereist bekwaamheidsbewijs heeft.
b) Een betrekking is in het basisonderwijs vanaf 1 januari van het betrokken schooljaar niet meer vatbaar voor reaffectatie of wedertewerkstelling als het personeelslid voldoet aan twee voorwaarden: * 720 dagen dienstanciënniteit (enkel de gesubsidieerde diensten gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs, komen in aanmerking) hebben op 30 juni eraan voorafgaand * uiterlijk op 31 december van het betrokken schooljaar 24 jaar is Het reaffectatie-vrij zijn van deze personeelsleden geldt echter NIET ten opzichte van ter beschikking gestelde personeelsleden van de eigen instelling of van dezelfde inrichtende macht.
2. Terbeschikkingstelling Bij een vermindering van het globale lestijdenpakket (bijv. door vermindering van het aantal kinderen, door het wegvallen van een vestigingsplaats, door een terugzetting in rang van een personeelslid dat vastbenoemd is in een bevorderingsambt), kan het zijn dat het aantal lestijden onvoldoende is om alle vastbenoemde leerkrachten aan het werk te houden. Het schoolbestuur zal een personeelslid terbeschikking moeten stellen. Dit kan het maar doen als : - het een einde heeft gesteld aan de diensten van alle tijdelijke personeelsleden in openstaande lestijden - het gereaffecteerde leerkrachten (dus afkomstig van een andere inrichtende macht) uit dienst genomen heeft (m.a.w. het eigen vastbenoemd personeel heeft steeds voorrang op gereaffecteerde personeelsleden vanuit een andere instelling). Indien na de voorafgaande maatregelen het schoolbestuur nog onvoldoende lestijden heeft om al haar vastbenoemde leerkrachten in dienst te houden, zal het moeten overgaan tot het terbeschikkingstellen van een vastbenoemde leerkracht die 'hetzelfde ambt' uitoefent, die de kleinste dienstanciënniteit heeft.
c) Eens men beveiligd is tegen reaffectatie blijft men beveiligd. De tijdelijke, die aangesteld is, nadat de inrichtende macht aan zijn reaffectatieverplichtingen voldaan heeft, kan zeker het schooljaar "uitdoen". M.a.w. deze bescherming geldt dus niet t.o.v. de verplichtingen die de inrichtende macht heeft inzake reaffectatie en weder-tewerkstelling. Voorbeelden hiervan: - de inrichtende macht is verplicht eerst eigen vastbenoemde personeelsleden aan te werven, alvorens de immuun tijdelijken. - vastbenoemden in de ene vestigingsplaats die daar boventallig worden, hebben voorrang op immuun tijdelijken in een andere vestigingsplaats. d) Als leerkracht kan je een reaffectatie weigeren als: * je afziet van wachtgeld * de reaffectatieplaats veraf gelegen is (meer dan 25 km van jouw woonplaats) en je ze d.m.v. het openbaar vervoer niet binnen de twee uur kunt bereiken * je 58 jaar bent geworden en binnen de twee jaar op pensioen kunt gaan * men je naar het buitengewoon onderwijs stuurt
3. Reaffectatie * Verplichtingen schoolbestuur: in het begin van het schooljaar moet aan het departement onderwijs gemeld worden of het schoolbestuur: - betrekkingen heeft, waarin kan gereaffecteerd worden
15
* je reeds gereaffecteerd of wedertewerkgesteld bent voor de volledige duur van het schooljaar en voor alle uren waarvoor je terbeschikking gesteld bent * je reeds vier vijfden van een volledige opdracht vervult en in drie scholen werkt * je een gelijkwaardige andere betrekking opneemt * je een bezwaarschrift indient dat door de reaffectatiecommissie aanvaard wordt
Nieuws uit de VLOR en andere overlegorganen * Binnen de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) is men blijkbaar op zoek naar een visie op onderwijs. Ook de leden van de Raad Basisonderwijs werden uitgenodigd om een voormiddag lang bedenkingen te formuleren bij een eerste ontwerptekst, gemaakt dr Prof. Wielemans. Wij verwachten een nieuwe versie als basis voor verdere discussie. Los hiervan wil men in de raad basisonderwijs verder denken rond ‘Inclusief Onderwijs'. Daarnaast werd een evaluatie van het pilootproject over de samenwerking basisonderwijs en buitengewoon onderwijs voorgesteld. Indien dit project verlenging en uitbreiding krijgt, kunnen we er misschien eens aan denken om te vragen ook methodescholen op te nemen. Het voorontwerp van decreet IX werd op de raad basisonderwijs bij de variapunten behandeld. Dit decreet dat van alles en nog wat regelt, hield ook een aantal wijzigen in voor het decreet basisonderwijs van februari 1997. Eén artikel is voor een aantal van onze scholen zeer belangrijk. Art 105 van het decreet basisonderwijs gaf aan dat scholen een beroep kunnen doen op DIGO zodra de programmatienorm van het vierde bestaansjaar is bereikt. Volgens het voorontwerp van decreet IX wou men dit artikel wijzigen zodat scholen slechts na vier bestaansjaren beroep zouden kunnen doen op DIGO. Na diverse besprekingen ligt momenteel een tussenvoorstel op tafel: scholen kunnen na drie bestaansjaren beroep doen op DIGO. Dit is iets beter dan na vier jaar maar nog altijd niet echt zoals we graag hadden gezien nl. dat art 105 van het basisdecreet gewoon behouden bleef.
e) De inrichtende macht kan ook een bezwaarschrift indienen. Dit moeten ze aangetekend indienen binnen de vijf werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de toewijzing. In het bezwaarschrift moet de inrichtende macht de redenen van haar bezwaar aanvoeren en omstandig motiveren. Wordt het bezwaarschrift aanvaard, dan dient de zonale of provinciale reaffectatiecommissie een vervangende reaffectatie of wedertewerkstelling aan te bieden. Het indienen van een bezwaarschrift schort de reaffectatie niet op. f) Vanaf de dag dat je ter beschikking gesteld wordt, heb je recht op een wachtwedde. Deze wachtwedde blijft gedurende twee jaar gelijk aan je activiteitswedde. Word je gereaffecteerd, dan ontvang je opnieuw een activiteitswedde en wordt de periode van 2 jaar opgeschort. Pas na twee jaar wachtgeld treedt er een vermindering op. (elk jaar met 20 % met een vastgelegd minimum) g) Een personeelslid dat volledig terbeschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking moet geen pedagogische taken verrichten en dient niet aanwezig te zijn op school. Een personeelslid dat gedeeltelijk terbeschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking is verplicht pedagogische taken en vervangingen te presteren.
* Op het overlegplatform basisonderwijs van de VLOR proberen inspectie en begeleidingsdiensten van de verschillende netten elkaar en elkaars werk wat beter te leren kennen. Nadat de inspectie uitgelegd had hoe zij werkte, stelden in februari de begeleidingsdiensten voor hoe zij na een doorlichting scholen met een advies 2 (negatief advies dat positief kan worden indien...) begeleiden. Aan het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers (OKO) werd gevraagd om aan te geven hoe scholen zonder een begeleidingsdienst doorlichtingsadvies opvolgen. Over advies 2 konden we weinig zeggen binnen FOPEM aangezien onze twee doorgelichte scholen een positief advies kregen. Een goed resultaat dus tot nog toe. Hoe boeiend de uitwisseling ook leek in dit overlegplatform, het blijft een vraag of dit platform nog zin heeft. Bij de begeleidingsdiensten en ook bij OKO blijven, met het invoeren van eindtermen en leerplannen volgend schooljaar, heel wat vragen leven over hoe inspectie hiermee zal omgaan bij een doorlichting. Kunnen we er bv. op rekenen dat, een school die zich het eerste jaar richt op het implementeren van het leerplan wiskunde, geen doorlichting krijgt waarbij de inspectie zijn specieke aandacht richt op het nieuwe leerplan wereldoriëntatie? Moeten kinderen van het zesde leerjaar volgend jaar reeds de eindtermen halen of is het logisch
Anne Vanquaethem
Leni 16
voor deze deelname onafhankelijk moeten kunnen beslissen. Wij wachten op antwoord en houden jullie op de hoogte.
dat kinderen van het zesde leerjaar in 2004 alle eindtermen halen omdat pas dan de kinderen de lagere school doorliepen die gebaseerd was op de nieuwe eindtermen. Met andere woorden wanneer houdt de inspectie bij produktgerichte toetsen rekening met de nieuwe eindtermen? Hoewel inspectie verwijst naar gezond verstand, verwijzen ze nog meer naar de minister die de richtlijnen hieromtrent aan de inspectie moet geven. Dit overlegplatform is dus duidelijk niet de plaats waar antwoorden op onze vragen kunnen gegeven worden. Een brief van de minister met verschillende mogelijkheden tot interpretatie rond het begrip ‘van kracht gaan van de eindtermen' lijkt op dit moment onze enige houvast. De voorzitter stelde dan ook voor dit overlegplatform op te doeken aangezien de kennismakingsronde voorbij was en er geen verdere agendapunten bleken te zijn waar beide partijen iets konden over zeggen. Uiteindelijk werd toch besloten om het platform nog even in leven te laten. Misschien komen we toch iets verder dan een kennismaking en verdwijnt het gevoel van op een aangename wijze onze tijd verloren te hebben.
Marina Vermeir
* De ondertekening van de convenant functiebeschrijvingen loopt niet zo vlot als verwacht. Het katholiek onderwijs had zich van in begin reeds teruggetrokken en zo waren de federatie van Steinerscholen en FOPEM de enige koepels uit het vrij onderwijs. We voelden duidelijk op een eerste overleg aan dat de administratie ons graag zag participeren in het pilootproject. Binnen FOPEM werden alle scholen gecontacteerd en we ontvingen heel wat enthousiaste reacties. De raad van beheer van FOPEM besliste dan ook om de convenant te ondertekenen indien enkele vragen werden verduidelijkt. FOPEM wilde immers zeker zijn dat in de scholen functiebeschrijvingen konden opgemaakt worden op basis van de realiteit. Want een aantal functies die schoolhoofden in traditionele scholen opnemen worden binnen FOPEMscholen vaak verdeeld over werkgroepen, teams, ouders, .... Begeleiders krijgen dan weer taken toebedeeld die vreemd zijn aan leerkrachten uit nietonafhankelijke scholen. Het was ook een uitdrukkelijke vraag van FOPEM dat, voor scholen met verschillende vestigingsplaatsen, elke vestigingplaats afzonderlijk kon beslissen of ze al of niet wou deelnemen. De Steinerfederatie nam hetzelfde standpunt in en met deze gezamelijke vragen gingen we naar de tweede vergadering. Hierop werden twee voorwaarden gesteld voor deelname aan het pilootproject met name: alleen scholen met een LOC én alleen een school met al zijn vestigingsplaatsen kunnen deelnemen. Na overleg op de coördinatorenvergadering en binnen OKO werd vanuit OKO een brief gestuurd naar de administratie en het kabinet van de minister met de vraag om de twee voorwaarden nog eens te herbekijken. Wij vinden dat ook scholen zonder LOC waardevolle onderhandelingskanalen hebben aangezien overleg de basis vormt voor al onze scholen. Bij de tweede voorwaarde stelden we dat de meeste van de vestigingsplaatsen zichzelf beschouwen als onafhankelijke pedagogische en beleidsentiteiten en zo ook door de school erkend worden. Vandaar dat ook zij
Uit de raden van beheer
FOPEM
vzw
De belangrijkste punten op de agenda van de laatste twee raden van beheer, in november en januari, waren het gevolg van de algemene vergadering op 5 november 1997. Kris Denys, Jo Dreezen en Jo Colaers werden verwelkomd als nieuwe leden van de raad van beheer. Ann De Vlamynck en Catherine De Vos zullen de vergaderingen als buitenstaander volgen. De raad heeft Jan Van Damme als voorzitter, Jo Dreezen als secretaris en Evert Horn als penningmeester verkozen. Er was geen kandidaat voor de functie van ondervoorzitter. In mei wordt dit opnieuw bekeken, het wordt dringend want Jan Van Damme wil slechts tot juni 98 de functie van voorzitter opnemen. Ann De Vlamynck zal de redactie van de nieuwsbrief op zich nemen. Er werd vastgesteld dat het een probleem is om een voldoend aantal gemandateerden op de algemene vergadering te krijgen om geldig te vergaderen. De raad van beheer gaat de algemene vergadering voorstellen om de vereiste aanwezigheid van tweederde van de gemandateerden terug te brengen naar de helft van de gemandateerden. Daarbij zal zij voorstellen om de gemandateerden de mogelijkheid te geven om iemand anders van hun vestigingsplaats/school een schriftelijke volmacht voor de algemene vergadering te geven. Verder volgde de raad van beheer op: de onderhandelingen rond gebouwenproblematiek, het verzoekschrift bij het Arbitragehof, Freinetwerkgroep Oosten West-Vlaanderen, convenant functiebeschrijvingen, arbeids-reglement voor de FOPEM-scholen, vormselregeling in West-Vlaanderen, het Tivoli-akkoord en de gevolgen naar subsidiëring van de basisscholen. De volledige verslagen zijn op te vragen op het FOPEM-secretariaat.
17
Navorming 1.
Samen school maken.
vzw
aan iedereen voorstellen en de eerste ervaringen met dit boek in de klas uitwisselen.
in samenwerking met Werkgroep Vorming Klimop te Brugge
Andere initiatieven
Doelgroep: ouders, bestuurders en begeleiders Elke onafhankelijke methodeschool werd als een coöperatieve school opgericht. Kinderen krijgen inspraak, plegen onderling overleg en nemen verantwoordelijkheden op. Naast leerkrachten zijn ook ouders verregaand in het schoolgebeuren betrokken. Maar kan je op grond hiervan spreken van een echte coöperatieve school? Aan deze vraag wil men een voormiddag wijden.
filosoferen! en dan? Studiedag op zaterdag 7 maart georganiseerd door het begeleidingsteam methodescholen ARGO in samenwerking met de Hogeschool, Departement Lerarenopleiding te Gent. Het voormiddagprogramma bestaat uit een aantal voordrachten rond filosoferen met name Filosoferen in de basisschool, Maatschappijkritische houdingen, Filosoferen en kunst, Filosoferen in methodescholen. In de namiddag hebt u een ruime keuze uit een aantal workshops gaande van filosoferen over Frans en natuurlijk rekenen, naar ouderparticipatie en het uitbouwen van een documentatiecentrum, ....
De discussie gaat door in Klimop op zaterdag 14 maart van 9.30 u tot 12.30. Wie graag ontbijt wil, wordt om 9.00 u verwacht. Je kan een uitgebreide folder voor deze vormingsdag op het FOPEM-secretariaat bekomen. 2. Leerplannen
De inschrijvingen werden verwacht vóór 20 februari. Misschien kan je toch nog proberen in te schrijven bij het Centrum voor Nascholing Project Methodescholen. Fax 02/479.22.26.
Op 1 september 1998 moet elke FOPEM-school doorgeven welke leerplannen voor dat schooljaar zullen gebruikt worden. Zoals afgesproken willen we de verschillende leerplannen (OVSG, ARGO, katholiek onderwijs) vergelijken om een goede keuze te kunnen maken. Op basis van aangeduide interesses, worden op het einde van maart werkgroepen per deelgebied opgestart. Concrete data en plaatsen krijgen de scholen begin maart toegestuurd.
Te verwachten bij
FO
PEM
Deze nieuwsbrief is het uitwisselingsblad van de FOPEM en richt zich naar leerkrachten en ouders.
FOPEM
Redactie:
vzw
* Op een eerste vormingsavond rond Personeelsbeleid kwamen vooral juridische en administratieve aspecten aan bod. Binnen dit thema willen we, op vraag van een aantal deelnemers, een volgende vorming plannen rond begeleiden en ondersteunen van personeel. We willen hier graag mee starten in oktober 1998.
Ann De Vlamynck Yf Tanghe Anne Vanquaethem Marina Vermeir Evert Horn
Redactie-adres: Kartuizerlaan 20 9000 Gent Tel/Fax: 09/225.05.20 E-mail:
[email protected]
* Er verschijnt binnenkort een boek rond Levend rekenen. In het najaar van 1998 willen we in samenwerking met een aantal van de auteurs dit boek
18