Nieuwsbrief Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen
Scholen en de bijzondere jeugdbijstand Een ietwat vergeten groep zijn ze: ouders en wereld bij je thuis brengen? Lees dan het artikel kinderen die beroep doen op de hulpverlening “De wereld te gast bij jou thuis” en neem contact van de bijzondere jeugdbijstand. In deze op met het Foyer, het Brussels integratiecentrum. nieuwsbrief willen we aandacht vragen voor deze groep kinderen. Niet omdat ze zo bijzonder zijn, Veel leesplezier, wel omdat ze recht hebben op goed onderwijs. Kris Denys Je vindt in deze nieuwsbrief twee interviews met mensen met kennis ter zake. Min Berghmans van het steunpunt Jeugdhulp zegt het gevat: “Iedereen die betrokken is bij ‘bijzondere’ jongeren moet het engagement opnemen om het geloof in deze jongeren niet te verliezen”. Maar Op zondag 27 maart smulden (groot)ouders, kinderen goed dat Katelijne en Tine dit engagement elk en leerkrachten van de ervaringsgerichte school de Weide te Erpe-Mere van al wat lekkers is. Tijdens de dag opnieuw gestalte geven. Katelijne en Tine maakten ze een culinaire reis zijn twee bezielers van de Trommel, een “Weide-Brunch” doorheen alle continenten van de Weide Wereld. dagcentrum met afdelingen in Leuven en in Tienen. In het interview lees je dat ze vragen om De teksten en tekeningen in deze nieuwsbrief komen uit het boekje dat werd samengesteld naar aanleiding meer bekendheid bij de scholen.
De Weide brunch(t)
van de “Weide Brunch”.
Vanuit een eigenzinnig én constructief gedachtegoed is FOPEM een kritische waarnemer van wat zich afspeelt in het onderwijs. Kritische waarnemers in de media vind je nog nauwelijks. Gelukkig is er sinds kort een vreemde eend in de bijt: de online krant DeWereldMorgen. De nieuwsbrief sprak met Han Soete, één van de initiatiefnemers van de krant. Hij wijst op de toenemende vermarkting in het medialandschap. Kijkcijfers en oplagen zijn de nieuwe afgoden geworden voor de marketeers in de media. Maar DeWereldMorgen “wil online nieuws brengen dat er toe doet, wars van alle commerciële logica”. Als dat geen straffe taal is. Maar FOPEM wil niet alleen de kritische waarnemer zijn van op de zijlijn; we willen ook bouwen aan een wereld van rechtvaardigheid, al klinkt dit nogal melig in de oren. Wil je de wijde
Wat vind je in deze nieuwsbrief? Scholen en de bijzondere jeugdbijstand................ De Weide brunch(t)................................................. De Trommel in de bres voor kinderen en hun gezinnen....................................................... Het Steunpunt Jeugdhulp ondersteunt de bijzondere zorg............................................... Een engagementsverklaring tussen onderwijs en bijzondere jeugdbijstand............................... Het huis met de drie O’s......................................... De wereld te gast bij jou thuis................................ Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding.......... Muzische week in Freinetschool De Zevensprong met John Cage....................... De WereldMorgen is de online krant met een kritische blik op de wereld......................... Moet taal nie te wit hou..........................................
nummer 2 - zeventiende jaargang - mei 2011
1 1 2 4 5 6 6 7 8 9 11
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011
De Trommel in de bres voor kinderen en hun gezinnen De Trommel is een dagcentrum van de bijzondere jeugdzorg met vestigingen in Leuven en Tienen. Ongeveer twaalf kinderen tussen 6 en 14 jaar kunnen er tijdens de weekdagen na schooltijd en in vakantietijd terecht. De Trommel biedt voor de kinderen individuele begeleiding, huiswerkbegeleiding en ook opvoedingsondersteuning aan het gezin. De nieuwsbrief sprak met Katelijne Decanniére, reeds twaalf jaar de directeur van de Trommel, en Tine Trekker, reeds 20 jaar coördinator van het dagcentrum in Leuven. Nieuwsbrief: De Trommel in Leuven staat aan de wieg van de dagcentra in Vlaanderen. Hoe verliepen deze eerste jaren? Katelijne: In de jaren ‘70 en ‘80 was er in de Volkshogeschool een werkgroep actief rond “bijzondere jeugdzorg” en de rechten van minderjarigen. Eén van de leden was Ingrid Pira, huidig burgemeester van Mortsel en toen stagiaire criminologie in een Leuvens buurthuis. Deze werkgroep stelde zich kritisch op tegenover de toenmalige jeugdbescherming. Er was toen vooral residentiële plaatsing, ver van huis, met een lange verblijfsduur en uitgaande van het principe “bescherming van het kind”. Maar de werkgroep ging op zoek naar alternatieven om de link tussen de hulpverleners en de gezinnen en breuken tussen ouders en kinderen te overbruggen. Zo maakte de werkgroep kennis met de Boddaertcentra in Nederland. Deze centra boden een combinatie van kinderopvang en begeleiding van het gezin. In navolging van dit Nederlandse
model werden in Vlaanderen drie dagcentra opgericht: de Touter en de Tandem in Antwerpen en de Trommel in Leuven. Deze centra legden de nadruk op gezinsondersteuning in plaats van op de kinderbescherming. In de eerste jaren werkten de centra zonder subsidies; het personeel werkte als vrijwilliger of in een nepstatuut. Vier principes stonden voorop in de manier waarop de dagcentra zich organiseerden: kleinschaligheid, autonomie, democratisch beslissen en laagdrempelige toegang.
die te maken hebben met deze context zijn bijvoorbeeld de VDAB, een buurthuis en het OCMW. Hier in de Trommel duurt een begeleiding maximum twee jaar. In deze begeleiding richten we ons op het sociaal netwerk van het gezin, om zo het gezin sterker te maken in het opvoeden van de kinderen. Maar daarvoor hebben we professionele partners nodig. Een hulpverlener in ons dagcentrum moet bijlange niet op alle vlakken ondersteuning bieden, maar we moeten wel een goed overleg organiseren.
Later zijn er nog autonome dagcentra opgericht in Gent en werden residentiële voorzieningen omgebouwd tot dagcentra. Sinds 2000 is ons dagcentrum in Tienen ook officieel erkend. Momenteel telt Vlaanderen 56 dagcentra waarvan de meeste niet autonoom werken maar ingebed zijn in grotere netwerken of voorzieningen die ook begeleid zelfstandig wonen, residentiële opvang of thuisbegeleiding aanbieden.
Nieuwsbrief: Hoe moeten we ons de dagelijkse werking van de Trommel voorstellen?
Nieuwsbrief: Welke plaats neemt de Trommel in in de integrale jeugdhulp 1?
Ten eerste is er de groepswerking met de kinderen waarin we sociale vaardigheden aanleren, samen spelen en relaties opbouwen. Deze werking heeft expliciet educatieve doelstellingen op het oog. Toch willen wij de ouders niet ontlasten van hun taken; we vragen hen dan ook om samen aan deze educatieve doelstellingen te werken. De huiswerkbegeleiding is voor ons opgenomen in een groepswerking. We gaan er namelijk van uit dat kinderen kunnen leren van elkaar. Toch gaan relatief veel kinderen naar het buitengewoon onderwijs omdat ze omwille van een moeilijke thuissituatie vaak een leerachterstand hebben opgelopen. Kinderen die doorstromen naar het algemeen secundair onderwijs zijn bij ons witte raven.
Tine: Het gedachtegoed van de integrale jeugdhulp zijn we zeker genegen. Want als kleine partner hebben we in de regio andere partners nodig om een goed aanbod te hebben. Per regio is er een platform voor de aanpak van problematische opvoedingssituaties. Ikzelf ben voorzitter van dit platform in de regio Leuven. Dit overleg is noodzakelijk omdat de organisatie van de integrale jeugdhulp een vrij log apparaat is. Het is moeilijk om de werking van verschillende sectoren, met hun eigen cultuur, op elkaar af te stemmen. Toch is een integrale jeugdhulp van kapitaal belang want de hulpverlening moet zich concentreren op het kind zelf, het gezin én de context van dit gezin. Instanties
Tine: Na schooltijd en tijdens de vakanties komen de kinderen naar de Trommel om hun huiswerk te maken, te spelen en samen te eten. Ten laatste om 19u worden ze opgehaald. Onze dagelijkse werking kun je opdelen in vier deelwerkingen die voortdurend op elkaar inspelen.
1 De integrale jeugdhulp is een beleidsproces van de Vlaamse overheid om de jeugdhulp te optimaliseren. Dit gebeurt door de werking van de verschillende
sectoren in de jeugdhulp op elkaar af te stemmen. Deze sectoren zijn onder meer de centra voor leerlingenbegeleiding, de centra voor geestelijke gezondheidszorg en de bijzondere jeugdbijstand.
2
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011 Ten tweede is er ook een individuele begeleiding die steeds belangrijker wordt. Want het aantal kinderen dat zich niet in de groep kan handhaven neemt toe. Voor elk kind proberen we, samen met de ouders, een individueel traject uit te stippelen. Daarvoor gebruiken we een levensboek waarin we met een genogram van de kinderen werken. We gaan dan na welke betekenis school, leerkrachten, vriendschappen,… hebben voor de kinderen. Zo helpen we de kinderen om een aantal breukmomenten in hun leven te verwerken. Een veel voorkomend breukmoment is de wisseling van nieuw samengestelde gezinnen. Je merkt dat de aanpak met het levensboek sterk verschillend is naargelang het kind. Tot ongeveer twintig jaar geleden was de groep een goed inzetbaar middel om kinderen te begeleiden, maar nu is de groep voor vele kinderen zeer belastend. Vandaar dat we dikwijls individueel of in kleine groepjes werken. Vergeet ook niet dat we meer dan vroeger kinderen met ‘bijzondere’ behoeften over de vloer krijgen.
verloopt deze samenwerking en hebben jullie wensen waar scholen nog niet aan tegemoet komen? Tine: Zoals ik reeds eerder zei gaan veel van onze kinderen naar het buitengewoon onderwijs. Omdat we geen therapeuten of leerkrachten zijn, is onze huiswerkbegeleiding heel basic. We helpen kinderen bij het maken van hun taken en hun huiswerk. Daarbij willen we ook een positief zelfbeeld bij de kinderen stimuleren. Een goede samenwerking met zorgcoördinatoren, CLB-medewerkers en leerkrachten is een must. Als ouders dit vragen gaan we ook mee op oudercontact. Soms zijn ouders boos op de school. Zoals elke ouder gaan zij uit van “mijn kind, schoon kind”. Maar door hun gebrek aan aangepaste sociale vaardigheden voelen zich ze veelal machteloos tegenover de school. Soms stuiten we in de samenwerking met de school op een deontologisch probleem omdat we veel weten over de gezinssituatie van de kinderen. De vraag die dan opkomt is of elke
De huiswerkbegeleiding is voor ons van cruciaal belang omdat onderwijs een belangrijke hefboom is voor de maatschappelijke integratie. Voor sommige gezinnen is de kinderen op school krijgen een belangrijke doelstelling. Af en toe werken we dan ook samen met de spijbelpolitie. Wat we wensen van omliggende scholen? Dat de Trommel meer bekend zou worden bij de scholen. Waarom zouden we geen open deur organiseren voor zorgcoördinatoren zodat zij een beeld krijgen van wat wij doen? Nieuwsbrief: Tine en Katelijne, dank je voor dit gesprek.
Interview afgenomen door Kris Denys
Overgenomen uit het boekje van De Weide
Katelijne: De gezinsbegeleiding als derde pijler is er altijd geweest in de dagcentra. De gezinsondersteuning gebeurt in de gezinnen zelf of hier in de Trommel. In deze begeleiding willen we de gezinnen versterken zodat ze sterker staan in de opvoeding van hun kinderen en in de maatschappij. Doorverwijzers verwachten dat we veel doelgerichter werken, zoals het opmaken van een handelingsplan na 45 dagen. In zo’n plan schrijven we doelen neer die we met het kind en het gezin willen bereiken én onze maatschappelijke doelen van de Trommel.
leerkracht hiervan op de hoogte moet zijn. Samen met de zorgcoördinator en het CLB gaan we dan op zoek hoe we moeten omgaan met het beroepsgeheim in concrete situaties.
Een laatste pijler is de groepswerking met de ouders, zowel informeel als formeel. Zo zorgen we er voor dat ouders naar hier komen, met elkaar praten, erkenning krijgen en samen dingen doen met andere gezinnen. We feesten wel eens samen en we gaan op uitstap naar Plankendael. Maar we organiseren ook doe-avonden waarbij ouders meedraaien in dagelijkse werking, ouders een opleiding veilig internetten krijgen en één maal per maand komt de moedergroep bijeen. Onlangs organiseerden we nog een thema-avond rond levensverhalen . We gingen toen aan de slag met levensboeken van kinderen. Nieuwsbrief: De samenwerking met de school is voor jullie essentieel. Hoe
3
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011
Het Steunpunt Jeugdhulp ondersteunt de bijzondere zorg Het Steunpunt Jeugdhulp biedt ondersteuning aan jeugdhulpverleners en hun organisaties in hun centrale drijfveer: hulpverlening aan kinderen, jongeren en hun gezinnen. De nieuwsbrief sprak met Min Berghmans, de directeur van het steunpunt. Nieuwsbrief: Het Steunpunt Jeugdhulp kent nog een jonge geschiedenis. Kun je de historiek en de werking van jullie steunpunt schetsen? Min Berghmans: Ons steunpunt richt zich op de praktijk van de jeugdhulpverlening en vooral op de bijzondere jeugdzorg. We focussen op de kern van de hulpverleningspraktijk: de relatie tussen de hulpverlener en de cliënt. Het Steunpunt is eigenlijk opgericht op initiatief van drie werkgeverskoepels van gesubsidieerde voorzieningen die op zoek waren naar inhoudelijke ondersteuning voor deze jeugdhulpverleners. Eén van onze eerste opdrachten was de implementatie van de alternatieve afhandeling van jeugddelinquenten zoals de gesprekken tussen dader en slachtoffer. De tweede opdracht was het opvolgen van kinderrechten in de voorzieningen. In de sector van de Bijzondere Jeugdzorg zijn er meerdere spelers. De verwijzers zijn de jeugdrechtbank en het Comité Bijzondere Jeugdzorg die de noodzaak om hulp op te starten beoordelen. In het geval van het Comité gaat het om vrijwillige hulpverlening; de jeugdrechtbank spreekt gedwongen hulpverlening uit. De voorzieningen moeten dan tegemoet komen aan de noden van de minderjarigen en hun ouders wanneer zij zich in een ‘problematische
opvoedingssituatie’2 bevinden. Dit kan zijn omdat de leefomgeving van de jongere een bedreiging vormt voor een optimale ontwikkeling, wanneer ouders om hulp vragen bij de opvoeding van hun kinderen of wanneer er conflicten rijzen tussen de jongere en hun ouders. Ook wanneer een jongere een als ‘misdrijf omschreven feit’3 pleegde, kan de begeleiding van de bijzondere jeugdzorg opgestart of verder gezet worden. Wat de voorzieningen betreft, zijn er de door de overheid zelf georganiseerde gemeenschapsinstellingen zoals in Mol, Ruiselede en Beernem. Het eigenaardige is dat deze instellingen geen inspectie over de vloer krijgen, wat wel het geval is bij de private voorzieningen. Deze private voorzieningen zijn meestal georganiseerd als vzw, die moeten beantwoorden aan erkenningsnormen om subsidies te kunnen krijgen. Om de vijf jaar worden private voorzieningen geïnspecteerd, of wanneer er een klacht is. Nieuwsbrief: Twee maanden geleden ondertekenden vertegenwoordigers van het onderwijsveld en van de bijzondere jeugdbijstand een engagementsverklaring. Deze verklaring heeft een goede samenwerking tussen beide sectoren op het oog, om zo de begeleiding van de jongere te optimaliseren. Wat is volgens jou cruciaal in het onderwijs om deze samenwerking goed te laten verlopen? Min Berghmans: Het gaat hem vooral om de houding die scholen en leerkrachten aannemen. Heel dikwijls hoor ik scholen pleiten voor een strenge aanpak. Maar wat is dat dan? Ik hoop dat dit niet betekent “als je de regels niet volgt, vlieg je er uit”. We kunnen jongeren toch niet van jongs af aan
uitsluiten. Belangrijk is om samen naar een oplossing te zoeken in plaats van te zeggen “dit past niet in ons kader”. Je verwijst terecht naar de artikelenreeks in Knack 4; preventie is ook zelf op zoek gaan met jongeren en niet meteen doorverwijzen naar kinderpsychiatrie of Bijzondere Jeugdzorg. Een interessante werkvorm in dat opzicht is “Hergo op school”, wat staat voor “herstelgericht groepsoverleg”. In dit overleg wordt de context van dader en slachtoffer betrokken bij het overleg naar aanleiding van een incident, bijvoorbeeld een jongere die toiletten verstopt op school. Een externe coördinator komt dan een “Hergo” opstarten. Een voorwaarde is wel dat ook de school zelf aanspreekbaar is in de manier waarop zij jongeren aanpakt. Soms laten scholen dit niet toe; eigen regels zijn dan belangrijker. Gelukkig zijn er ook scholen die bereid zijn hun beleid aan te passen. Nieuwsbrief: In een interview in Knack van november 2010 verwijzen twee jeugdrechters naar het plaatsgebrek als hét probleem van de sector van de Bijzondere Jeugdzorg. Tegelijkertijd verwijzen ze naar de verharding van onze samenleving. Als het acute gebrek aan voorzieningen een maatschappelijk probleem is, welke oplossing(en) zie je dan? Min Berghmans: Dé oplossing is er uiteraard niet, maar iedereen die betrokken is bij “bijzondere” jongeren moet het engagement opnemen om het geloof in de jongeren niet te verliezen. “Laat ze niet schieten”, de titel van een boek van Peter Adriaenssens, vind ik dan ook een goed statement. Ook bijvoorbeeld de buurtbewoners moeten hun verantwoordelijk nemen in plaats van ogen te sluiten als ze merken dat een jongere kattenkwaad uitsteekt.
2
Met een ‘problematische opvoedingssituatie’ (POS) bedoelen we een toestand waarin de fysieke integriteit, de affectieve, morele, intellectuele ontplooiingskansen van minderjarigen in het gedrang komen. Dit gebeurt door bijzondere gebeurtenissen, door relationele conflicten of door de omstandigheden waarin zij leven. 3
Misdrijf Omschreven Feit (MOF): vanaf 18 jaar kan een jongere veroordeeld worden voor de gewone strafrechtbank. Een minderjarige kan wel een ‘als misdrijf omschreven feit’ plegen waarop de jeugdrechtbank reageert met maatregelen, niet met straffen. 4
Het gaat onder meer om “ Kinderen in de nesten” en “Het Vlaamse zorgenkind” van maart 2011
4
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011 Een goed initiatief vind ik het “vuurvogelproject”, bedoeld voor jongeren die in elke hulpverleningsaanbod zijn buiten gezet. De jongeren én hun ouders krijgen daar de kans om zelf op zoek te gaan naar kleine stappen in de goede richting. En het gaat dan om ouders die vroeger pedagogisch niet bekwaam werden geacht. Het vertrekpunt zou eigenlijk moeten zijn: “wat willen we doen voor jongeren in het algemeen?”. Een ander initiatief is “CANO”, wat staat voor “Centrum voor Actieve Netwerkontwikkeling & Omgevingsondersteuning”. Hier gaan begeleiders op zoek hoe ook in de moeilijkste omstandigheden de residentiële hulpverlening vorm krijgt in de dagelijkse leefomgeving. Een begeleider die samen met de jongere een koffie gaat drinken, kan een heel belangrijke impact hebben. Nieuwsbrief: In het artikel “Kinderen in de nesten” (Knack, 9 maart 2011) is te lezen dat de instellingen werken met eigen al dan niet strenge toelatingscriteria om jongeren op te nemen. In het kader van het gelijke onderwijskansenbeleid is er een inschrijvingsbeleid waarbij de Lokale Overlegplatforms afspraken maken over de inschrijvingsmodaliteiten van leerlingen. Dringt een dergelijke regeling zich niet op in de sector van de Bijzondere Jeugdzorg? Min Berghmans: Hier heb je te maken met het onderscheid tussen private en gemeenschapsvoorzieningen. gemeenschapsvoorzieningen krijgen enkel jongeren via de jeugdrechtbank en kunnen niemand weigeren. De private voorzieningen bakenen hun doelgroep af — in die zin kan je eventueel spreken over ‘toelatingscriteria’. De subsidienormen zijn nochtans op die manier geschreven, met negen categorieën van begeleiding. Dat houdt dan ook in dat bepaalde voorzieningen zich specifiek op zeer moeilijke doelgroepen richten. Zo is bijvoorbeeld ook in de regelgeving ingeschreven dat thuisbegeleidingsdiensten alle doorverwezen dossiers, binnen hun capaciteit, moeten opnemen. Bijkomend probleem is ook dat de subsidiëring soms structureel niet toereikend is. Zo is het kader voor bijvoorbeeld nachtdiensten vaak onvoldoende.
plaatst in residentiële voorzieningen van de Bijzondere Jeugdzorg of de jeugdpsychiatrie. Extra plaatsen voorzien in de residentiële voorzieningen is volgens kinderpsychiater Deboutte dan ook geen optie. Ben je het daarmee eens? Min Berghmans: Ik ben het daar volmondig mee eens want het creëren van nieuwe plaatsen creëert een aanzuigeffect naar deze voorzieningen. Je gaat dan plaatsen voorzien die onmiddellijk weer vol zitten. Vergelijk het met de verbreding van de Brusselse Ring. In het begin zal het autoverkeer vlotter rijden, maar na korte tijd rijden we ons weer vast. Een zorgzame samenleving pikt signalen vroeger op.
Ik vrees ook dat er bij als misdrijven omschreven feiten nog te snel wordt overgegaan tot een plaatsing in een gesloten gemeenschapsinstelling, wat dan dé oplossing zou zijn. Sommige jeugdrechters willen hiermee een “short sharp shock”-effect bereiken. Maar zo worden jongeren soms meer beschadigd in plaats van beschermd. Uitgesloten in plaats van terug verbonden. Nieuwsbrief: Dank je voor dit gesprek.
Interview afgenomen door Kris Denys
Een engagementsverklaring tussen onderwijs en bijzondere jeugdbijstand Op 10 februari 2009 ondertekenden vertegenwoordigers van de onderwijskoepels, de CLB’s en vertegenwoordigers van de bijzondere jeugdbijstand een engagementsverklaring. Deze ondertekening moet leiden tot een goede samenwerking tussen scholen, CLB’s en voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand met het oog op een goede begeleiding van de jongere. Eén van de concrete resultaten van deze ondertekening is het opmaken van een netwerkfiche. Deze fiche is bedoeld als leidraad om de communicatie en samenwerking te vergemakkelijken. De netwerkfiche kun je downloaden via http://www.schooldirect.be/nieuws/basisonderwijs/werk-nauwer-samen-metresidentiele-voorzieningen-bijzondere-jeugdbijstand Ook OKO (het Overleg van Kleine Onderwijsverstrekkers waartoe FOPEM behoort) ondertekende de engagementsverklaring
Nieuwsbrief: In hetzelfde artikel is te lezen dat België relatief veel jongeren
5
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011
Het huis met de drie O’s “Het huis met de drie O’s: een ervaring in de bijzondere jeugdbijstand” brengt het verhaal van Elkeen, een onthaaloriëntatie en observatiecentrum voor negen tieners in de sector van de bijzondere jeugdbijstand. In het eerste deel lees je de verhalen van tien meisjes die in Elkeen verblijven. Het tweede deel illustreert, aan de hand van verhalen over de dagelijkse werking, een aantal principes van het centrum. Twee belangrijke principes zijn gelijkwaardigheid en een levende en creatieve aanpak. Deze creatieve aanpak betekent onder meer dat “Elkeen niet vertrekt vanuit een louter
professionele deskundigheid, niet werkt met of vanuit op voorhand opgestelde standaardoplossingen. … Geen routine, geen vals theoretisch of methodologisch houvast, geen schijnzekerheden, geen verwachtingen die door de instelling niet kunnen worden ingelost. We proberen samen met de betrokkenen intensief te zoeken naar een ‘zicht op’ en een ‘begrijpen van’ hun situatie, om samen nieuwe mogelijkheden te vinden” (p.118). Wie “Het huis met de drie O’s” wil ontlenen, contacteert het FOPEMsecretariaat.
De wereld te gast bij jou thuis Het integratiecentrum Foyer in Brussel werkt aan een samenleving die positief omgaat met diversiteit. Eén van de vele initiatieven van het Foyer zijn de taalvakanties voor anderstalige kinderen die in een Brusselse Nederlandstalige school school lopen. De kinderen trekken er vijf dagen op uit tijdens een schoolvakantie en logeren bij andere kinderen thuis. Deze taalvakanties zijn voor de kinderen een prettige manier om het Nederlands in te oefenen buiten de school. En het werkt ook in de twee richtingen. De Brusselse kinderen brengen kleur in Vlaamse gezinnen met een uitwisseling over talen en culturen heen. Je krijgt dus een beetje de wereld te gast in je gezin. Foyer zoekt nog kandidaat gastgezinnen. Heb je kinderen tussen zes en twaalf jaar en heb je plaats voor een logeerbed en een bord aan tafel extra? Neem dan contact op met Foyer (02/6095563 of
[email protected]).
6
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011
Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding van Micha de Winter In zijn voorwoord maakt Micha de Winter, een Nederlandse hoogleraar, meteen de kern van zijn betoog duidelijk, namelijk de relatie tussen opvoeding en de manier waarop het er in de wereld aan toe gaat. Het boek bestaat uit zes hoofdstukken die afzonderlijk gelezen kunnen gelezen worden.
zame buurt: ook ouders, de speeltuin, de bibliotheek, de supermarkt,…doen mee. Er zijn minder problemen in buurten waar mensen elkaar kennen, al is het maar van gezicht. Als je elkaar kent, durf je elkaars kinderen ook aan te spreken op wangedrag. In de laatste twee hoofdstukken van het boek
De eerste twee hoofdstukken zijn vrij theoretisch met beschouwingen over de vrijheid en het sociaal darwinisme. Hoofdstukken drie en vier gaan over de rol van de bredere sociale omgeving bij de opvoeding. De auteur illustreert dit aan de hand van het probleem van de kindermishandeling. Hij pleit er dan ook voor dat bij de preventie van kindermishandeling de nadruk meer zou liggen op de kracht van sociale netwerken in de directe leefomgeving en niet alleen op oorzakelijke factoren binnen het gezin. In hoofdstuk vier lanceert de Winter het begrip ‘pedagogische civil society’zeg maar pedagogisch middenveld - als alternatief voor de toenemende individualisering in de opvoeding. “We betalen een prijs voor onze individualisering” zegt Micha de Winter in De Morgen van 23 maart. “Uit onderzoek blijkt dat kinderen beter presteren als ze opgroeien in buurten met een goed ontwikkelde sociale structuur. In zulke buurten komt ook kindermishandeling minder vaak voor. Dat effect staat los van individuele kenmerken als opleiding of inkomen… Kinderen worden behandeld volgens een medisch model. Van elk probleem wordt een individuele stoornis gemaakt, met een individuele therapie. Dat heeft echter grote nadelen. Niet alleen blijven sociale oorzaken buiten beeld, ook neemt het aantal kinderen waar ‘iets’ mee is almaar toe”. De oplossing ligt volgens de auteur in het verbeteren van de sociale omstandigheden door het construeren van een pedagogische civil society. Zo verwijst hij naar het project ‘de vreedzame school’ waar kinderen democratisch burgerschap wordt aangeleerd, leren omgaan met conflicten en verschillen. Maar omdat dit project alleen maar kan werken als dit ingebed is in de buurt van de school is het project uitgebreid naar de vreed-
7
bespreekt Micha de Winter de verbinding tussen opvoeding en bredere maatschappelijke ontwikkelingen zoals de democratische rechtsstaat. Wie het boek wil ontlenen, neemt contact op met het FOPEM-secretariaat.
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011
Muzische week in Freinetschool De Zevensprong met John Cage muziek en media in. We deden van alles! De kinderen experimenteerden volop met klanken, namen tijdens ‘soundwalks’ geluiden op in de stad en gingen daarmee aan de slag, grafische partituren kwamen tot stand, er werden klankeneilanden opgebouwd waarop subtiel getikt of stevig getimmerd werd, er stond een babbelbox permanent ter beschikking, een gelegenheidsensem-
ble van enkele muzikale ouders gaven een concerto in G klein, … en nog veel meer. Op de site www.transparant.be vind je leuke filmpjes van deze boeiende week en om het met John Cage te zeggen: “Alles wat we doen is muziek!”
Christophe Vansteeland, coördinator van Freinetschool De Zevensprong
Overgenomen uit het boekje van De Weide
Vorig schooljaar hadden we een schoolproject rond de prachtige gulden snede in samenwerking met de Katholieke Hogeschool Leuven en Museum M. Een creatief huwelijk tussen kunst en wetenschap, werd het, met als apotheose een tentoonstelling in M. Dit jaar stond John Cage centraal. We kregen hierbij professionele ondersteuning van muziektheater Transparant en samen doken we, met de muziek van John Cage, de muzische domeinen
8
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011
De WereldMorgen is de online krant met een kritische blik op de wereld D e We r e l d M o r g e n b r e n g t “online nieuws dat er toe doet. Wars van elke commerciële logica. De WereldMorgen.be heeft geen aandeelhouders, managers of mediamagnaten”. Zo maakt de WereldMorgen zich bekend. De nieuwsbrief sprak met Han Soete, samen met Dirk Barrez de bezielende kracht achter de online krant. Nieuwsbrief: Hoe is DeWereldMorgen ontstaan en vooral, vanuit welke beweegredenen? Han: DeWereldMorgen is ontstaan uit het samengaan van indymedia.be, Pala.be en andere mensen die actief waren in de media. Ikzelf, Dirk Barrez en Christophe Callewaert waren al jaren actief in de media en vanuit uiteenlopende invalshoeken gaven we kritiek op de werking van de belangrijkste media in ons land. Maar dé druppel die de emmer deed overlopen waren de besparingen bij De Morgen, De Standaard en de VRT. Een nieuwsmedium dat kwaliteit bood was voor ons meer dan nodig. We waren ook actief in de beweging van het andersglobalisme en stelden vast dat nagenoeg alle media onder de toenemende druk stonden van de vermarkting. Tot voor twintig jaar geleden werkten Vlaamse kranten in een sterk verzuild landschap. Het Volk was de krant van het christelijke ACW, de Vooruit van de socialistische beweging. Het Laatste Nieuws is opgericht vanuit een verlicht liberaal gedachtegoed en jarenlang stond op de voorpagina van de Standaard “Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus”. Maar ik vind dat met de toenemende vermarkting ook het pluralisme in het medialandschap verdwijnt. Er zijn geen ideologische verschillen meer tussen de kranten, alleen zijn er minieme nuanceverschillen. Zo is het doelpubliek van De Morgen de hoogopgeleide stedelijke tweeverdiener, terwijl De Standaard zich vooral richt op hooggeschoolden in de randstad. Kranten, en media in het algemeen, zijn producten geworden
zoals boter, cola,… Maar tegenover die vermarkting van de media staat een actief middenveld van organisaties. Veel Vlamingen verenigen zich in een sportclub, een vakbond, een sociale beweging,… Maar dit middenveld krijgt nauwelijks een plaats in de media. Een goed voorbeeld daarvan was Music For Life. Het geld dat naar het glazen huis in Antwerpen werd gebracht werd meestal opgehaald door middenveldorganisaties zoals jeugdbewegingen. Maar in de berichtgeving komen die bewegingen nauwelijks aan bod. Het zijn vooral individuele personen en privé-bedrijven die op dat moment in beeld komen. DeWereldMorgen daarentegen wil dat middenveld een stem geven. Zo toont onderzoek aan dat velen vertrouwen hebben in vakbonden als behartiger van de belangen van werknemers. Zo willen we een spiegel zijn van een sociale realiteit. Zoals je merkt is DeWereldMorgen geen papieren krant. Daar zijn twee goede redenen voor. Eén, internet is nu reeds dé nieuwsbron bij uitstek. Twee, het geld ontbreekt ons om te investeren in een oudere technologie. Vooral de distributie van kranten is een dure onderneming geworden. Toch geven we twee maal per jaar een magazine uit om ons bekend te maken bij een breder publiek. Ruim 300 vrijwilligers verspreiden het magazine in hun vakbond, school, club,… Nieuwsbrief: DeWereldMorgen noemt zichzelf “Online nieuws dat er toe doet. Wars van elke commerciële logica: geen aandeelhouders, managers of mediamagnaten”. Wat betekent dit concreet voor de werking en de financiering van de krant? Han: Wat de werking betreft, is dit heel eenvoudig: het medium is van degenen die het maken. Invloed van de financiers, met name vakbonden en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), is er niet. Ze zijn dan ook geen lid van de raad van bestuur en de redactie is in handen van de redactiel e d e n . D e We r e l d M o rg e n w o r d t
9
gemaakt door professionele en vrijwillige medewerkers. Nieuwsbrief: DeWereldMorgen laat zich in de berichtgeving leiden door drie vragen: “Hoe is onze wereld er aan toe? Waar moet het naartoe met onze wereld? En geraken we daar?” Wat betekent dit voor de berichtgeving: de keuze van de onderwerpen, de manier van berichtgeven? Han: Als medium nemen we een plaats in in de samenleving. We willen meer zijn dan infotainment. We willen dat mensen een inzicht krijgen om de wereld te veranderen. Vergelijk het met soep maken. Als je goede soep wil klaarmaken moet je eerst inzicht verwerven hoe je dit moet doen. De ultieme vraag van DeWereldMorgen luidt “waarom zijn de dingen zoals ze zijn?”. Maar we willen niet alleen de gebeurtenissen beschrijven; we ijveren ook voor een betere wereld en hoe we daar kunnen geraken. Toch zijn we geen politieke partij of een sociale beweging. Wel willen we met kennis van zaken een debat voeren over maatschappelijke problemen. Zo hopen we dat dit de lezer helpt om het één en ander in beweging te brengen. Geef toe, het is een nobel streven. Maar in media die gerund worden als bedrijven is daar geen plaats voor. Deze media zijn vooral gericht op het realiseren van een hoger rendement. In ons kleine Vlaamse land is dit een onbegonnen zaak; vandaar dat de commerciële media rechtstreeks of onrechtstreeks gesubsidieerd worden door de overheid. Het gaat toch om een jaarlijks bedrag van om en bij de 350 miljoen euro. Wij stellen voor dat media gesubsideerd worden zoals bijvoorbeeld cultuur of onderwijs waarbij aan de sector voorwaarden worden opgelegd. Nu ontvangen de media deze jaarlijkse subsidie als een blanco cheque zonder enige verantwoording. Nieuwsbrief: Wat is voor jullie kritische journalistiek? Han: Voor ons is dit niet het organiseren van een boksmatch tussen de journalist en een politicus. Een kri-
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011 tische journalist ontrafelt standpunten en gaat na van waar die komen. Zo merken we dat de bediendenvakbond deze kritische aanpak van ambetante journalisten waardeert. Zelfs de vraag waarom vakbonden nodig zijn is voor hen een goede vraag. Politici krijgen het meest op hun heupen van kritische journalisten, vooral van vrijwillige medewerkers van DeWereldMorgen.
Han: Dit heeft te maken met hoe media gemaakt worden. Een aantal van onze vrijwilligers heeft zich op dit dossier toegelegd en kwam tot verrassende conclusies. Onze medewerkers zijn vrij goed ingebed in organisaties van het middenveld, dit in tegenstelling tot andere media die een onmiddellijk rendement voor ogen hebben. Zich inwerken in een dossier kost tijd én
geld. En in tijden van besparingen in de openbare omroep en van toenemende vermarkting is daar geen plaats voor. Nieuwsbrief: Dank je voor dit gesprek.
Kris Denys, met dank aan Wim D’Hulster
Nieuwsbrief: Je werkte mee aan een aantal boeken over de media in België. Hoe is je kijk op de huidige toestand van de media in het algemeen (geschreven pers, radio, TV,…)? Hoe schat je de toekomst van de media in? Han: Ik heb daar geen goed oog op. Het gevaar is reëel dat de openbare omroep nog zal afgebouwd worden zoals in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk. Want openbare omroepen zijn voor de commerciële media lastige medespelers op de mediamarkt. Bij een aantal politici vinden de commerciële media hier een gewillig oor. Voor een deel is dit reeds geslaagd met de opkomst van de digitale media. De VRT is hier beperkt in haar aanbod, terwijl Christian Van Thillo - zeg maar de grote baas van de Persgroep met belangen in onder De Morgen, Het Laatste Nieuws en de Vlaamse Mediamaatschappij, de norm wil bepalen voor de digitale TV. En politici gaan daar niet tegen in. Toch is er nog hoop als we met DeWereldMorgen een brede tegenbeweging kunnen vormen. Eigenlijk is de opstart én het verder bestaan van DeWereldMorgen al een statement op zich. Graag verwijs ik ook naar het magazine MO*. Nieuwsbrief: Werken jullie dan ook samen met MO*? Han: Zeker, zo stuurden we elk naar de klimaatconferentie een journalist en af en toe nemen we dossiers over van elkaar. Ook met andere media en organisaties zoals Stamp Media, OIKOS, Sampol en De Gids op Maatschappelijk Gebied werken we samen. Nieuwsbrief: Afgelopen zomer “ontmaskerde” DeWereldMorgen Jean Wyclef, de kandidaat voor de presidentsverkiezingen in Haïti. In andere media daarentegen kreeg Wyclef een “rode loper” om zijn boodschap te verkondigen. Waarom is er in de geschreven en gesproken pers zo weinig ruimte voor onderzoeksjournalistiek?
Overgenomen uit het boekje van De Weide
10
Nieuwsbrief FOPEM - Mei 2011
Moet taal nie te wit hou In de afgelopen paasvakantie is Evert naar Zuid-Afrika gereisd voor zijn ander werk dan bij FOPEM en SOM en heeft hij contact gehad met zijn ZuidAfrikaanse vrienden die allen Afrikaans spreken. In het kader op deze bladzijde vind je een artikel uit de ZuidAfrikaanse krant “Beeld”. De taal Afrikaans is ontstaan uit het zestiende eeuws Nederlands dat Jan Van Riebeeck heeft meegenomen naar de voet van de Tafelberg waar hij in opdracht van de VOC een ‘verversingsstation’ heeft opgericht. Het grote probleem waar de VOC in die tijd mee kampte was de scheurbuik van de zeelieden op de lange reis van en naar Indië vanuit Amsterdam. Met verse groenten en fruit vanaf het huidige Kaapstad werd dit probleem aangepakt. Het was geenszins de bedoeling om dit zuidelijke punt van Afrika te koloniseren. Integendeel er werd samengewerkt met de plaatselijke bevolking die toen Hottentotten werden genoemd. De benaming Hottentotten is in het huidige ZuidAfrika totaal politiek incorrect. Zij worden tegenwoordig ‘Khoi’ genoemd, zoals de Bosjesmensen ‘San’. Men denkt onterecht dat Jan Van Riebeeck het Nederlands als voertaal in de Kaap introduceerde omdat de VOC in Amsterdam gevestigd was. Het ligt een beetje anders. Een tiental jaar voor de stichting van het VOC-verversingsstation is een Khoi-man meegevaren naar Amsterdam om daar een vijftal jaar te verblijven en hij is daarna teruggekeerd. Deze man was uiteraard dé tolk tussen de Khoi en de VOCmensen, waaronder zich naast Nederlanders ook andere Europeanen bevonden. Overigens is tot 1925 Nederlands de officiële taal gebleven waarvan de overheid gebruik maakte in ambtelijke stukken. (Op het monument van de Anglo-Boere Oorlog in Bloemfontein opgericht in 1913 staat alles in perfect Nederlands.) Rond 1925 is er discussie ontstaan tussen voorstanders om het Nederlands voor de geschreven taal te behouden en voorstanders om voor het gesproken Afrikaans (door sommige spottend ‘kombuistaal’ genoemd) een grammatica op te stellen. De laatsten
hebben het pleit gewonnen. (De periode komt overeen met de bewustwording van het Vlaams in België.) De bijbel in dit protestants land is pas in 1933 in het Afrikaans vertaald. Uiteindelijk heeft deze keuze geleid tot het enige dialect van het Nederlands dat tot een officiële taal verheven is. Het Afrikaans wijkt minder af van het algemeen Nederlands dan het WestVlaams. Jammer is enkel dat ZuidAfrika moeilijker tot de Nederlandse Taalunie kan toetreden dan bijvoorbeeld Suriname. Maar er is een intensieve samenwerking tussen professoren Afrikaans en Nederlands in Zuid-Afrika, Nederland en België. Evert heeft contacten met een lagere school in Garsfontein, een deelgemeente van Pretoria. Er is belangstelling om correspondentie op te zetten tussen kinderen in Garsfontein en kinderen uit onze scholen.
Heeft jouw school of klas ook belangstelling, neem dan contact op met Evert:
[email protected]. Bedenk wel dat de schooljaren in ZuidAfrika samenvallen met de kalenderjaren en dat de lagere school in ZuidAfrika zeven jaar duurt. De middelbare school duurt vijf jaar. Noem het Afrikaans alsjeblieft geen ‘Zuid-Afrikaans’ want dit komt overeen met de Vlaamse taal ‘Belgisch’ te noemen, zoals sommige van onze noorderburen doen. Lus om nog Afrikaans te lees? Goesting om meer Afrikaans te lezen? Zin om meer Afrikaans te lezen? Beeld: www.beeld.com Radio Sonder Grense: www.rsg.co.za
Evert Horn
Leopold Scholtz: Amsterdam. — Moet Afrikaans nie te wit hou nie. Erken sy veelkleurige afkoms en identiteit. Dít was die boodskap van die Nederlandse skrywer Adriaan van Dis toe hy die eerste eksemplaar van die pas uitgereikte Afrikaans-Nederlandse woordeboek (bekend as Anna vir Afrikaans- Nederlands; Nederlands-Afrikaans) die Paasnaweek hier in ontvangs geneem het. Van Dis het vertel hoe hy, ondanks sy idealistiese linksgesindheid as jong man, al vroeg deur die werk van Breyten Breytenbach ’n voorliefde vir Afrikaans ontwikkel het, ’n voorliefde wat gepaard gegaan het met ’n afsku aan apartheid. Hy het selfs ’n kursus in Parys gevolg om paspoorte te vervals met die doel om die ANC in sy stryd te help, maar het nooit die kans gehad om dit prakties toe te pas nie. Hy het wel op ’n keer ’n aantal toesprake van mnre. Nelson Mandela en Oliver Tambo in die land ingesmokkel. Gaandeweg het hy meer genuanseerd begin dink, ontdek dat honderde studente uit die res van Afrika jaarliks aan Unisa — “die beste skriftelike universiteit in swart Afrika” — afgestudeer het. “Hoe meer ek gelees het, hoe meer nuanses het ek ontdek,” het Van Dis gesê. Hy het ook sy doktorale proefskrif oor NP van Wyk Louw se “Klipwerk” gedoen en met dié se broer WEG Louw vriende geword, maar dié vriendskap het nie gehou nie. Van Dis het die herontdekking van Afrikaans in Nederland daaraan toegeskryf dat dié land self van kleur aan die verander is. “Ook Nederland kry te make met swart skole en swart woonbuurte. Interaksie met mense uit ander kulture is geen teorie nie, maar pynlike werklikheid. Ook die Nederlander het ’n talent vir apartheid.” Van Dis het gesê Afrikaans sal ’n “gasvryer taal” moet word om te oorleef. Soos die Britte met die British Council en die Franse met die Alliance Française “moet ook Afrikaans na buite tree. Wys waarom die taal so belangrik is. Moenie kla dat jy agtergestel word nie, maar breek uit die laer van mitiese identiteit en open jou deure. Wys die seggingskrag in alle nederigheid. Wys die skoonheid. “Dus, as liefde vir Afrikaans ons erns is: Maak dit nie te wit nie. En moenie toelaat dat u in wit hokke gestoot word deur politici met eie agendas nie.” Overgenomen uit ‘Beeld (Jou wêreld, Jou Koerant)’ van 27 april 2011
11
FOPEM staat voor Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen en overkoepelt de volgende 20 basisscholen die vernieuwend onderwijs (Freinet-, ervaringsgerichte en projectscholen) aanbieden: -
Deze nieuwsbrief is het uitwisselingsblad van FOPEM en richt zich naar leerkrachten en ouders. Iedere auteur is verantwoordelijk voor zijn/haar ingezonden stukken. Redactie:
Catherine Devos Kris Denys Patricia Otte Simon De Clercq Wim D’Hulster Evert Horn
Redactie-adres: Kartuizerlaan 20 te 9000 Gent Tel: 09/233.94.90 Fax: 09/233.87.02 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fopem.be
-
Buurtschool V-tex - Kortrijk De Klaproos - Geraardsbergen De Levensboom - Marke De Levensboom - Wevelgem De Muze - Haacht De Sterrebloem - Deinze De Torteltuin - Poperinge De Tuimelaar - Schoten De Waterval - Ekeren De Weide - Erpe-Mere De Witte Merel - Ekeren De Wonder-wijzer - Zutendaal De Zevensprong - Leuven Freinetschool De Vier Tuinen Oudenaarde Klimop - Oostkamp Methodeschool De Buurt - Gent ‘t Schommelbootje - Alken ‘t Speelscholeke - Deurne wondere wereld - Lummen Zeppelin - Mortsel
Wil je de nieuwsbrief nog eens herlezen en snuisteren in nieuwsbrieven uit een ver verleden?
Ga naar www.fopem.be! 12