RESPECTVOLLE SAMENLEVING GELIJKE KANSEN 1. Internationale solidariteit: West-Vlamingen in de wereld
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
West-Vlaanderen heeft altijd al een open blik op de wereld gehad, ook inzake internationale solidariteit. Vanuit onze provincie trekken immers vele vrijwilligers en coöperanten ontwikkelingssamenwerking de wijde wereld en er worden vele vzw’s, stichtingen en steungroepen opgericht ter ondersteuning van hun werk. Denken we maar aan de generaties missionarissen die vanuit onze provincie de wereld intrekken en hun sterke link met de thuisbasis via missiekringen of parochiale steungroepen. West-Vlaanderen telde eind 2007 nog zo’n 292 missionarissen, ruim één vierde (23% of 292/1288) van het totaal aantal Belgische missionarissen vandaag. Naast klassieke ngo’s zijn er tal van nieuwe initiatieven ontstaan. De laatste jaren zien we duidelijk een vermaatschappelijking en lokalisering van ontwikkelingssamenwerking. In de praktijk gaat het om scholen, vakbonden, ziekenfondsen, de landelijke bewegingen, bedrijven, coöperaties en organisaties in de sociale economie, migrantenorganisaties, ziekenhuizen, vriendengroepen, kleinschalige en lokale ngo’s, maar ook lokale besturen,… Zo ook in West-Vlaanderen. We noemen ze de ‘vierde pijler’-initiatieven. Uit onderzoek van het Hoger Instituut voor de Arbeid (KULeuven) blijkt dat er in Vlaanderen de laatste 10 jaar 1000 à 1500 nieuwe initiatieven zijn ontstaan. Naar schatting zijn er 25 à 60.000 mensen betrokken bij de ‘vierde pijler’. Daaruit kunnen we afleiden dat het in West-Vlaanderen wellicht om 250 à 300 nieuwe initiatieven gaat en 5000 à 12000 vrijwilligers. De provinciale Noord-Zuiddienst heeft contacten met 366 organisaties in West-Vlaanderen die actief werken rond Noord-Zuidverhoudingen. Met dit programma willen we concrete voorstellen formuleren voor de volgende Vlaamse regering en dit vanuit de actoren die actief zijn in ontwikkelingssamenwerking in onze provincie.
1.1 Steden en gemeenten engageren zich Steden en gemeenten hebben een specifieke rol in ontwikkelingssamenwerking. Enerzijds hebben zij een opdracht om hun inwoners te sensibiliseren en anderzijds kunnen zij lokale initiatieven ondersteunen. Via een ‘stedenband’ met een gemeente in het Zuiden zijn een aantal gemeenten ook rechtstreeks actief in het Zuiden. Uit onderzoek van de provincie West-Vlaanderen (2004) blijkt dat bijna alle West-Vlaamse gemeenten een schepen hebben voor Noord-Zuidbeleid (60 op 64), alsook op hun begroting een bedrag voor internationale solidariteit reserveerden (88%). Vooral de jaarlijkse 11-11-11-actie is goed ingeburgerd. Meer dan de helft van de West-Vlaamse gemeenten subsidiëren ook andere, lokaal verankerde organisaties. Twee derde van de gemeenten hebben een (deeltijdse) ambtenaar (64%) en de helft (48%) een adviesraad voor ontwikkelingssamenwerking. 1
Projecten FairTradeGemeente is een titel die aangeeft dat een gemeente én haar inwoners eerlijke handel een warm hart toedragen én er ook effectief werk van maken op basis van zes criteria. Iets minder dan de helft (29) van de West-Vlaamse gemeenten doen mee aan dit project. 13 gemeenten hebben de titel al behaald, 16 zijn op weg.
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
Convenanten De Vlaamse overheid sluit sinds 2001 convenants ontwikkelingssamenwerking af met gemeenten. De convenants hebben als doel de gemeenten aan te moedigen een volwaardige speler te worden in het domein ontwikkelingssamenwerking. De focus ligt op sensibilisatie binnen de gemeente over duurzame ontwikkeling en Noord-Zuidthema’s en capaciteitsopbouw voor een gemeentelijk ontwikkelingsbeleid. In het kader van het convenant krijgt de gemeente ook ondersteuning indien zij een stedenband hebben met een gemeente in het Zuiden. De gemeenten worden begeleid door de VVSG en krijgen een subsidie voor de uitvoering van het convenant. Op dit ogenblik hebben 37 gemeenten over heel Vlaanderen een convenant afgesloten. Er zijn zes West-Vlaamse gemeenten in het convenant gestapt: Ieper, Kortrijk, Waregem, Oostende, Harelbeke en Roeselare. De eerste vier hebben ook een stedenband. Dit is weinig als men weet dat 84% van de WestVlaamse gemeenten ingestapt zijn in het milieuconvenant en dat alle West-Vlaamse gemeenten een mobiliteitsconvenant hebben. De gemeenten die willen deelnemen moeten aan een aantal voorwaarden voldoen: • Men moet over een erkende adviesraad, een schepen, beleidsnota en begrotingspost ontwikkelingssamenwerking beschikken; • Gemeenten met meer dan 10.000 inwoners hebben minstens een halftijdse ambtenaar ontwikkelingssamenwerking in dienst, in gemeenten met minder dan 10.000 inwoners is de ambtenaar minstens voor 25% aangesteld voor ontwikkelingssamenwerking; • Wie een stedenband heeft moet een voltijdse ambtenaar in dienst hebben. Niettegenstaande ambtelijke ondersteuning een noodzaak is en de subsidies van het convenant gedeeltelijk tussenkomen in de personeelskost, is de financiële drempel voor veel, vooral kleinere gemeenten te hoog om deel te nemen aan het convenant. Ook de planlast is een knelpunt. Het hebben van een stedenband zou geen rol mogen spelen in de beoordeling van een kandidatuur van een stad of gemeente om toe te treden tot een convenant. Onze voorstellen • De Vlaamse overheid breidt haar beleid inzake de convenants voor ontwikkelingssamenwerking uit zodat op termijn alle gemeenten (kunnen) instappen. Vlaanderen voorziet hiervoor de nodige budgettaire middelen. • Opdat kleinere gemeenten zouden kunnen toetreden tot het convenant zoekt de Vlaamse regering een oplossing voor de financiële drempel van de ambtelijke ondersteuning, pakt de planlast aan en geeft de gemeenten meer autonomie. Om dezelfde reden werkt men een stimulerend kader uit voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zodat meerdere gemeenten samen een aanvraag tot convenant kunnen indienen. • Vlaanderen moet ook via andere beleidsinstrumenten en -acties dan de convenants gemeenten ondersteunen. Dat kan door bepaalde projecten van het middenveld te ondersteunen zoals FairTradeGemeenten of Vredesgemeenten of door het ondersteunen van projecten in het kader van de Millenniumdoelstellingen.
1.2 De provincie West-Vlaanderen neemt het voortouw Het provinciebestuur van West-Vlaanderen heeft een sterk verankerd Noord-Zuid beleid uitgebouwd. Ze is de enige provincie met een Provinciaal Noord-Zuid Centrum (PNZC) waar niet enkel de provinciale NoordZuiddienst, maar ook Studio Globo met twee inleefateliers is gevestigd, net zoals Kleur Bekennen met het 2
documentatiecentrum alsook de provinciale secretariaten van 11.11.11 en Damiaanactie. Ook het Huis van het Nederlands is gehuisvest in het PNZC.
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
De provincie West-Vlaanderen heeft een ondersteunende en complementaire rol naar de gemeenten toe op het vlak van Noord-Zuidbeleid. Als intermediair bestuursniveau heeft ze ook een eigen opdracht. Zo wordt het federale educatieve programma Kleur Bekennen gericht op het onderwijs in Vlaanderen uitgevoerd door de provincies. De provincie organiseert vorming, leent tentoonstellingen uit, ondersteunt publieksgerichte Noord-Zuidmanifestaties, enz. Naast educatie en sensibilisering heeft de provincie ook een integraal beleid: duurzaam aankoopbeleid, ethisch beleggen, enz. Een derde as van het provinciaal beleid is de actieve steun aan een 120-tal projecten in het Zuiden. De provinciale begroting reserveert sinds 1990 hiervoor 0,7% van haar middelen. De projecten hebben een verankering binnen de provincie. In 2008 gaat het om een budget van meer dan 1 miljoen euro. Vele van deze ondersteunde projecten situeren zich binnen de ‘vierde pijler’. Momenteel zijn er contacten met 366 organisaties in West-Vlaanderen die actief werken aan Noord-Zuidverhoudingen. Onze voorstellen Ook voor Vlaanderen moeten de provincies een partner zijn in ontwikkelings-samenwerking. De Vlaamse regering erkent en onderzoekt hoe zij de rol van de provincies in het ondersteunen van gemeenten, de ‘vierde pijler’, draagvlakverbreding en een geïntegreerd duurzaam beleid kan versterken.
1.3 West-Vlaanderen draagt de Vrede uit West-Vlaanderen heeft een geschiedenis en traditie in de Vrede. Het oorlogserfgoed aan het Ijzerfront in de Westhoek als gevolg van ‘den Grooten Oorlog’ is indrukwekkend: de Ijzertoren en de Dodengang in Diksmuide, het sluizencomplex De Ganzenpoort en het Albert I-monument te Nieuwpoort, het ‘Memorial Museum Passchendaele 1917’ in Zonnebeke, de militaire begraafplaatsen in Heuvelland en andere gemeenten, enz.
Ieper is met zijn museum In Flanders Fields, de Menenpoort, Vredesfonds, driejaarlijkse Vredesprijs en Vredesdienst de Vredesstad in Vlaanderen. Maar er zijn onder impuls van Ieper en Pax Christi Vlaanderen nog tal van andere gemeenten Vredesgemeente geworden zoals Diksmuide, Izegem, Wervik, Zonnebeke, enz. Zij worden gestimuleerd om - in het kader van het decennium voor een Cultuur van Vrede en Geweldloosheid van de Verenigde Naties (2000 tot 2010) – een vredesbeleid te voeren. 3
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
Naar aanleiding van de 90-jarige herdenking van WO I riep minister-president Kris Peeters, op 11 november in Ieper, op tot het opstellen van de internationale ‘Verklaring van de Menenpoort’. Dit in het vooruitzicht van de 100-jarige herdenking van WO I. Ieper, Passendaele, Flanders’ Fields: het zijn stuk voor stuk namen die voor altijd in het internationaal geheugen zijn gegrift. Een ander initiatief dat op veel steun kan rekenen is het netwerk ‘Burgemeesters voor Vrede (Mayors for Peace)’ onder voorzitterschap van de burgemeester van Hiroshima. Meer dan de helft van de Belgische burgemeesters waarvan 48 West-Vlaamse ijveren voor een wereldwijd verbod op kernwapens tegen 2020. Kortrijk en Brugge nemen deel aan de internationale actiedag ‘Steden voor het Leven, Steden tegen de doodstraf’ waarbij men een bijzonder gebouw in een speciale kleur uitlicht als teken van protest tegen de doodstraf. Onze voorstellen • In aanloop naar 2014-2018 moet Vlaanderen in het kader van de herdenking van de 100 jaar Grote Oorlog een actieplan ontwikkelen voor een internationaal project en evenement in de Westhoek. • Vlaanderen moet daarbovenop meer inzetten op vredes- en herinneringseducatie en wederzijds respect voorbij etnische, religieuze en politieke grenzen. Om blijvend en duurzaam het oorlogserfgoed te herinneren, bewaren en beschermen voor de jongeren en de toekomstige generaties moet Vlaanderen daarom een geïntegreerd beleid voeren in de domeinen erfgoed, onderwijs, cultuur en vredestoerisme met de focus op de Westhoek. Er wordt daarvoor ook samengewerkt met vredesorganisaties.
1.4 Nieuwe partnerschappen in ontwikkelingssamenwerking (‘vierde pijler’) Vlaanderen is gestart met de uitbouw van een ‘helpdesk Vierde Pijler’, die een ondersteunende functie heeft voor de vele maatschappelijke initiatieven. In een eerste fase werd een website die alle initiatieven terzake bundelt opgestart. Bedoeling is dat de verschillende spelers informatie kunnen vergaren, ervaringen uitwisselen, kennis delen en netwerken (www.vierdepijler.be). De Vlaamse Regering heeft in juli 2008 beslist om 11.11.11, de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging, te subsidiëren om in samenwerking met het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking (VAIS) de helpdesk en het vormingsaanbod te operationaliseren. Enerzijds wordt een loketfunctie uitgebouwd: de vierde pijlerorganisaties zullen de helpdesk, met de website als spil, kunnen consulteren voor begeleiding, ondersteuning en doorverwijzing. Anderzijds wordt een vormingsaanbod uitgewerkt voor vierde pijlerorganisaties en voor begeleiders van lokale groepen. Bedoeling is de werking van de vierde pijlerorganisaties te ondersteunen, de kwaliteit ervan te versterken en de samenwerking met andere lokale Noord-Zuidgroepen te bevorderen In 2009 zal in opdracht van de Vlaamse regering een nieuw onderzoek uitgevoerd worden om de
4
morfologie, de werking van de vierde pijlerorganisaties en hun impact in het Zuiden door te lichten en om de mogelijkheden en noden ter ondersteuning en professionalisering van de vierde pijlerorganisaties in kaart te brengen. Onze voorstellen
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
• De ‘helpdesk Vierde Pijler’ verder te ontwikkelen tot een volwaardig steunpunt voor dienstverlening aan de ‘vierde pijler’ waaronder informatie en communicatie, capaciteitsbevordering, advies en begeleiding bij de ontwikkeling van projecten, onderzoek en gegevensverzameling, bevordering van samenwerking en netwerkvorming. Er wordt ook volop ingezet op de vorming van de vrijwilligers binnen de ‘vierde pijler’. • Te onderzoeken op welke wijze de klassieke ngo’s (de derde pijler) een rol kunnen spelen ten aanzien van de vierde pijler (nieuwe partnerschappen) en hoe men de samenwerking en netwerkvorming met de derde pijler (ngo’s) kan bevorderen. • Duidelijke afspraken te maken tussen de verschillende beleidsniveaus (federaal, Vlaams, provinciaal, lokaal) welke de rol is van elk niveau inzake de financiële en inhoudelijke ondersteuning van de vierde pijlerinitiatieven.
1.5 Onderwijs en Noord-Zuidbeleid Vanaf oktober 2008 is een nieuwe éénjarig opleiding van start gegaan in Kortrijk: het postgraduaat Noord-Zuid. Het idee voor deze unieke opleiding in Vlaanderen groeide na een bezoek aan de stad Cebu (Filippijnen) waarmee Kortrijk een stedenband heeft. Het postgraduaat is een unieke samenwerking tussen de stad Kortrijk, de provincie West-Vlaanderen, de hogescholen Howest en Katho (netoverschrijdend !) en het middenveld. Van bij de start was de cursus meteen volzet, wat getuigt van de nood aan een dergelijke opleiding. De nu 37 studenten krijgen een grondige introductie in Noord-Zuidverhoudingen en ontwikkelingssamenwerking en zullen 5 maanden stage lopen in het Zuiden. De financiering van de opleiding op lange termijn is echter een knelpunt. De stad Kortrijk en de provincie financieren de opleiding nu. Vanuit het departement onderwijs zijn er echter geen subsidies omdat een nieuwe opleiding pas na drie jaar kan erkend worden. Het streefdoel is om een erkenning te krijgen van ‘Bachelor na Bachelor’. Voor de financiering van de stages in het buitenland zijn de studenten voorlopig op zichzelf gewezen. Er bestaan reisbeurzen van 1000 euro student voor stages in het Zuiden via de VLIR-UOS (Vlaamse Interuniversitaire Raad – Universitaire Ontwikkelingssamenwerking). De VLIR-UOS wordt gefinancierd door de federale overheid. Maar aangezien het postgraduaat Noord-Zuid nog niet officieel erkend is kunnen studenten hierop geen beroep doen. Bovendien is de vraag voor reisbeurzen vandaag al groter dan het toegekende budget. Een internationale ervaring, een engagement voor en in het Zuiden opent de blik van jongeren op de wereld en is een bagage voor het leven. Onze voorstellen • Vlaanderen erkent na drie jaar, mits een positieve evaluatie, het postgraduaat Noord-Zuid aan de hogescholen Howest en Katho als Bachelor na Bachelor. • De federale overheid voorziet meer middelen voor reisbeurzen in de enveloppe van VLIR-UOS zodat
5
er beter kan beantwoord worden aan de grote vraag. In afwachting van een erkenning als Bachelor na Bachelor voorziet de Vlaamse regering in een financiering van de stages van de studenten voor deze opleiding.
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
1.6 De budgettaire middelen De federale regering onder leiding van eerste minister Yves Leterme heeft in de beleidsverklaring van oktober 2008 het engagement genomen om 0,7% van het BNI te besteden aan officiële ontwikkelingshulp volgens de normen van de OESO (=ODA) tegen 2010. In 2009 wil de federale regering 0,6% realiseren. De federale regering vraagt daarbovenop aan de gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeenten hun inspanningen voor ontwikkelingssamenwerking in 2009 te verhogen tot 5% van de totale ODA van België. De provincie West-Vlaanderen besteedt alvast 0,7% van haar begroting aan projecten in het Zuiden. Onze voorstellen Ontwikkelingssamenwerking is een verantwoordelijkheid van elk bestuursniveau. Vlaanderen, de gemeenten en provincies moeten in het kader van het groeipad naar de 0,7% van het BNI in 2010 meer budgettaire inspanningen leveren om daartoe bij te dragen.
2. Gelijke kansen 2.1 Man/vrouw verschillen in cijfers Mannen en vrouwen zijn misschien juridisch bijna gelijk, toch zijn er nog maatschappelijke ongelijkheden. Vrouwen hebben nog steeds een zwakkere positie op de arbeidsmarkt, geen gelijk loon voor gelijk werk, dragen de belangrijkste verantwoordelijkheid in het gezin, vrouwen aan de top zijn nog al te vaak witte raven zowel politiek als in alle maatschappelijke domeinen en zij vormen vaak de zwakste groep binnen een aantal risico- of minderheidsgroepen. We geven een steekproef van opvallende cijfermatige genderverschillen in West-Vlaanderen.
West-Vlaamse Bevolkingskenmerken • West-Vlaanderen heeft de hoogste gemiddelde leeftijd van alle Vlaamse provincies: 41,33 jaar in 2005, 42,35 jaar tegen 2010 en 43,24 jaar tegen 2015. • West-Vlaanderen telt verhoudingsgewijze het meeste aantal alleenstaande ouders onder zijn bevolking: 4,37% van de mannen en 10,98% van de vrouwen (Vlaanderen: 3,99% mannen en 9,85% vrouwen). • Op basis van de beoordeling van Kind en Gezin worden in West-Vlaanderen 4,1% van de kinderen geboren in een kansarm gezin. Hiermee scoort West-Vlaanderen iets onder het Vlaams gemiddelde van 4,4%. Tewerkstelling • De activiteitsgraad in West-Vlaanderen bedraagt voor de mannen 83,9 % en voor de vrouwen 71,5%. Dat is een betere score dan het Vlaamse gemiddelde (75,2% -mannen en 63,0% - vrouwen in 2007). • Zoals elders in Vlaanderen treft ook de werkloosheid bijna dubbel zo hard de vrouwen: 4,68% mannen en 7,04% vrouwen (Vlaanderen: 5,83% mannen - 8,22% vrouwen). De werkloosheid is in West-Vlaanderen wel lager dan in Vlaanderen. • Opvallend is de grote aanwezigheid van KMO’s in West Vlaanderen zijnde 47,3% ten opzichte van 43% in het Vlaams Gewest. 6
• Het aantal leefloners in West-Vlaanderen is vergelijkbaar met Vlaanderen (mannen 40,35% tegenover 59,65% vrouwen). Maar ook bij ons is het grote verschil tussen mannen (41,33%) en vrouwen (58,67%) opmerkelijk, wat wijst op de grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid van alleenstaanden, overwegend alleenstaande moeders.
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
Loonkloof • Zoals elders in Vlaanderen genieten ook in West-Vlaanderen de meisjes (15.651) meer hoger onderwijs dan hun mannelijke collega’s (13.593) en kennen de jongens een hogere ongekwalificeerde uitstroom. • In vergelijking met de andere Vlaamse provincies scoort West-Vlaanderen het laagst inzake elementen die de brutolonen bepalen, nl. het aandeel van universitair geschoolden, het aandeel kaderleden en het aantal werknemers in bedrijven met meer dan 100 werknemers. In vergelijking met Brussel blijft er voor WestVlaanderen een loonhandicap van 5% bestaan. • De loonkloof wordt ook mee bepaald door de tewerkstellingssectoren (~ lage lonen binnen de zachte sectoren) waaronder handel en reparatie, gezondheidszorg en maatschappelijke diensten, onderwijs, vervoer, opslag en communicatie. In de zachte sectoren zijn vrouwen drie maal zo sterk vertegenwoordigd als mannen. • Ook deeltijdse arbeid is bepalend voor de loonkloof. Zo werkt binnen de EU25 bijna één op drie vrouwen met kinderen deeltijds tegenover 7% van de mannen in een gelijkaardige situatie. Alleenstaande moeders hebben ook minder een baan (65%) dan alleenstaande vaders (82%).
2.2 Westkans: de provincie zet in op Gelijke Kansen De provincie West-Vlaanderen werkt actief aan een inclusief en geïntegreerd Gelijkekansenbeleid op meerdere actieterreinen: toegankelijkheid voor personen met een handicap, holebi’s, intrafamiliaal geweld, gender, minderheden, armoede, enz. De provincie heeft zowel een horizontale benadering om gelijke kansen te integreren in alle provinciale beleidsdomeinen, als een verticale benadering via de ondersteuning van de lokale besturen bij de uitbouw van een Gelijkekansenbeleid.
Arbeid en gezin De provincie sensibiliseert, biedt vorming aan en voert acties inzake genderthema’s. In het bijzonder wordt gewerkt rond het thema ‘combinatie van gezin en arbeid’. In 2004 en 2005 werd een enquête gehouden en een reeks panelgesprekken gevoerd. Daaruit is de EHBO-doos ontstaan (Eerste Hulp Bij Opvoeding, Ouders en Ontspanning) die sinds mei 2007 aan alle ouders in West-Vlaanderen wordt overhandigd bij de registratie van de pasgeborene. Het is een doe-doos met deurhangers, post-it blokjes, dobbelstenen met huishoudelijke taken, opvoedingstips, enz. die moeten helpen om arbeid en gezin beter te combineren. Actiethema’s Jaarlijks wordt ook met de cel Gelijke Kansen in Vlaanderen een prioritair actiethema gekozen. In 2007 ging de aandacht naar niet-genderstereotiepe beeldvorming. De jaardoelstelling 2008 is het bevorderen van de evenwichtige participatie van mannen en vrouwen in gemeentelijke en provinciale advies- en bestuursorganen. Naast het in kaart brengen van de huidige situatie van bestaande advies en –bestuursorganen via een onderzoek in vier gemeenten (Anzegem, Staden, Brugge en Oostende), wordt gewerkt aan instrumenten die de evenwichtige participatie moeten bevorderen. Minstens even belangrijk is de inzet van de provincie in de strijd tegen intrafamiliaal geweld (zie infra). Personeelsbezetting Voor gender telt de provincie binnen haar ambtenarenkorps twee coördinatoren: één coördinator ter ondersteuning van beleid naar lokale besturen toe en één coördinator inzake intrafamiliaal geweld. De cel ‘Gelijke Kansen in Vlaanderen’ richtte een netwerk op van provinciale ambtenaren dat actief is rond gender en holebi’s. Deze interbestuurlijke samenwerking werd vanaf 2007 geformaliseerd in een overeenkomst van onbepaalde duur: een kader waarbinnen de provinciale ambtenaren dienen te werken in ruil voor de Vlaamse middelen (o.a. de jaardoelstelling).
7
Onze voorstellen
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
De Vlaamse overheid moet een sterker ondersteuningsbeleid ontwikkelen inzake lokaal Gelijkekansenbeleid via de provincies. Ingevolge het kerntakendebat heeft de provincie immers een trekkende en ondersteunende rol in het regionaal en bovenlokaal overleg, moet het planningsondersteuning bieden en een impulsbeleid voeren wat nieuwe projecten betreft.
2.3 Het gemeentelijk Gelijkekansenbeleid verdient meer ondersteuning Analyse en wat cijfers Sinds de jaren ’90 voeren ook de gemeenten een Gelijkekansenbeleid onder impuls van het tienpuntenplan van toenmalige minister voor Gelijke Kansen Miet Smet. Op basis van het Koninklijk Besluit van 27 februari 1990 zijn de gemeenten ook gehouden een positief actiebeleid te voeren voor hun eigen personeel. De provincie heeft de opdracht de gemeenten te ondersteunen in hun Gelijkekansenbeleid: inhoudelijk, financieel en logistiek.
Kleine versus grotere gemeenten Een kijk op West-Vlaanderen leert ons dat hoofdzakelijk de centrumsteden inzetten op een gemeentelijk Gelijkekansenbeleid met onder meer ambtelijke ondersteuning en een Emancipatie- of Gelijkekansenwerkgroep, -platform of –raad. Het ontbreekt de kleinere gemeenten meestal aan middelen, personeel en know how om een lokaal Gelijkekansenbeleid uit te bouwen. Wel hebben gemeenten een stijgende aandacht voor gelijke kansen in verschillende beleidsdomeinen zoals gezin, cultuur, onderwijs, welzijn, tewerkstelling, enz. In kleinere gemeenten zijn dan weer de lokale vrouwenorganisaties nog sterk verankerd: KAV, Markant, KVLV, enz. West-Vlaanderen neemt vaak het voortouw in het ledenaantal van deze vrouwenorganisaties.
Acties Het gemeentelijk Gelijkekansenbeleid is meestal beperkt tot punctuele acties in de sfeer van educatie en sensibilisering. Zowel op de Nationale (11 november) als Internationale Vrouwendag (8 maart) worden vaak activiteiten georganiseerd. Ondersteuning Sinds 2007, met het nieuwe gemeentedecreet, geldt de regel dat voor adviesraden hoogstens twee derde van de leden van hetzelfde geslacht mogen zijn. Van een actief ondersteuningsbeleid naar gemeenten toe vanuit de Vlaamse overheid is echter geen sprake, behoudens het impulsbeleid vanuit de provincie. Praktijkvoorbeelden Roeselare heeft een werkgroep Emancipatiebeleid die vooral sensibiliseerde acties opzet zoals infoavonden, een tentoonstelling, enz. Er is een deeltijds ambtenaar die de werkgroep begeleidt. Uniek is het Vrouwenhuis van Roeselare, een onafhankelijke vzw, waar vrouwen elkaar ontmoeten. Er zijn vormings- en voordrachtencyclussen, vrouwenpraatgroepen, opvang van vrouwen,... Er is ook een samenwerking met het Vluchthuis van Roeselare. Daarnaast is er ook een werkgroep Toegankelijkheid en een werkgroep Etnisch Culturele Minderheden. Kortrijk heeft een Gelijke Kansenplatform met vrouwelijke mandatarissen en geïnteresseerden. Ook in Kortrijk is een ambtenaar deeltijds vrijgesteld voor het Gelijkekansenbeleid. Ze zetten sociaal-culturele acties op. Er werd ook een advies aan de gemeenteraad geformuleerd over een meer gezinsvriendelijke politiek. Brugge heeft een diversiteitsdienst die niet enkel genderthema’s behandelt, maar ook focust op
8
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
kansengroepen, etnisch-culturele minderheden en holebi’s. Ze heeft een interne opdracht om met andere diensten een diversiteitsbeleid te voeren (sekseneutrale functieomschrijvingen, evenwichtige examenjury’s, pesten op het werk,…) alsook een externe opdracht. Er is een jaarlijks evenement na.v. Internationale Vrouwendag. Er zijn de vrouwenwandelingen, ZIJ-straten met aandacht voor de rol van de vrouw in het historische Brugge, volwassen fietscursussen voor allochtone vrouwen, een pick-nick voor diversiteit, enz. Er is ook een actieve stedelijke Emancipatieraad. Daarnaast nemen onze West-Vlaamse gemeenten tal van initiatieven in het kader van hun diverse bevoegdheden. In Zonnebeke koos de culturele dienst in 2006 als jaarthema ‘vrouwen’. Menen organiseert kinderoppas bij een speelplein in het kader van een tewerkstellingsproject voor vrouwen uit kansengroepen, enz. Onze voorstellen
Actie De Vlaamse overheid ontwikkelt een actieplan en een gids goede praktijkvoorbeelden waarmee alle, ook kleinere gemeenten aan de slag kunnen om Gelijke Kansenacties of -beleid uit te bouwen. Evenement In aanloop naar halfweg lokale legislatuur organiseert men een evenement om het lokaal Gelijkekansenbeleid onder de aandacht te brengen en een impuls te geven.
2.4 Intrafamiliaal geweld
Inzake intrafamiliaal geweld scoort de provincie West-Vlaanderen het laagst van alle provincies en daalt de criminaliteitsgraad voor geregistreerde criminele feiten van familiaal geweld in vergelijking met Vlaanderen van 94,0 in 2000 naar 81,3 in 2006. Maar de criminaliteitsgraad binnen West Vlaanderen is gestegen is van 100 in 2000 naar 122,5 in 2006. Binnen het IFG is betreffen de grootste stijging ( met 219%) feiten gepleegd tegen kinderen beneden de 16 jaar, tegen ouders (120%) of partner (151%). Het provinciaal beleid ter bestrijding van geweld wil de deskundigheid bevorderen van en de onderlinge samenwerking stimuleren tussen alle bevoegde diensten (justitiële, medische, politiële en psychosociale sector) alsook de bevolking informeren. Het provinciaal beleid kadert binnen de overeenkomst met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen en is conform het Nationaal Actieplan Partnergeweld (federaal). Er is een coördinator aangesteld binnen de provincie om het project geweld uit te bouwen, bijgestaan door een begeleidingscomité van externe deskundigen.
Op het terrein Op het terrein wordt het beleid uitgebouwd in nauwe samenwerking met de regionale welzijnsteams met afgevaardigden van de betrokken diensten. De provincie West-Vlaanderen is onderverdeeld in zes regio’s nl. Brugge, Ieper, Kortrijk, Roeselare- Tielt, Oostende en Veurne. Verschillende beleidsacties werden gerealiseerd zoals de heruitgave van de folder ‘Crisiskaart voor slachtoffers van partnergeweld’, de oprichting van een provinciaal steunpunt Ouderenmis(be)handeling, de provinciale ‘Witte lintjes’-campagne tegen geweld, enz. In de gerechtelijke arrondissementen Ieper, Brugge en Veurne werd een Samenwerkingsprotocol Intrafamiliaal Geweld afgesloten waarbij een geïntegreerde aanpak en samenwerking voorop staat tussen hulpverlening, politie en justitie. Binnen het protocol is afgesproken dat de politie zich engageert telkens een proces 9
verbaal op te stellen bij iedere tussenkomst inzake intrafamiliaal geweld dat samengaat met een strafbaar feit. Bij melding van ernstig of chronisch intrafamiliaal geweld formuleert men ook een hulpverleningsaanbod naar zowel de pleger als het slachtoffer. De hulpverleningssector staat in voor dat aanbod via opvang van slachtoffers, relatietherapie, dadertherapie, enz. Het parket volgt de dossiers intrafamiliaal geweld nauw op.
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
Het project “Be hip, don’t hit” werd uitgewerkt door politie, justitie en hulpverlening uit de regio Veurne en de provincie. Het project richt zich op jongeren van 12 tot 18 jaar via de secundaire scholen uit de regio en biedt een volledig pakket aan om jongeren te sensibiliseren en preventief advies te geven rond partnergeweld. Het bestaat uit een educatieve rugzak/bokszak met werkmateriaal voor leerkrachten en jongeren en het aanbod van de toneelvoorstelling Tiran-nie-soe waarin verschillende vormen van partnergeweld aan bod komen. Een onderzoek van het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) ‘De Viersprong’ in Brugge resulteerde in een folder voor kinderen die geconfronteerd worden met huislijk geweld.
Vluchthuizen en opvangcentra Uit een bevraging van ‘Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk’, maar ook door de CD&V-geleding Vrouw & Maatschappij blijkt de nood aan residentiële opvang van slachtoffers van intrafamiliaal geweld. Er is gebrek aan doorstroming vanuit de vluchthuizen en opvangcentra naar de reguliere woonmarkt. Vrouwen moeten te lang verblijven in een vluchthuis of opvangcentrum die daardoor ook te weinig capaciteit hebben om aan de vraag te voldoen. Het oprichten van doorgangswoningen en de bestaande doorgangswoningen toegankelijk maken voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld zou hierop een antwoord kunnen bieden. Ondanks de wet op de toewijzing van de gezinswoning aan het slachtoffer en de bijkomende personeelsmiddelen in de CAW’s blijft ontkoppeling van de vluchthuizen via doorgangswoningen noodzakelijk. De toewijzing van een gezinswoning is immers een wettelijke procedure die tijd vraagt. Vrouwen wensen soms ook omwille van de traumatische ervaringen niet in de gezinswoning te blijven. Daarenboven dienen vrouwen, na de opvang in een vluchthuis, de stap te zetten naar een leven na de hulpverlening. Het verblijf in een doorgangwoning maakt die stap realistischer en met minder kans op herval. In de provincie West-Vlaanderen is er een vluchthuis in Roeselare. Onze voorstellen • Een integrale aanpak van intrafamiliaal geweld tussen alle betrokken diensten. De samenwerking in alle gerechtelijke arrondissementen tussen politie, justitie en hulpverlening moet daarom worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol, ook in het arrondissement Kortrijk. • Bijzondere aandacht voor intrafamiliaal geweld in de opleiding van politie-agenten. • Een project opstarten voor allochtone slachtoffers van intrafamiliaal geweld opdat ook zij de weg zouden vinden naar politie en hulpverlening. • Blijvend sensibiliserende initiatieven nemen naar slachtoffers, daders, hulpverlening en politie, maar ook preventief bij bepaalde doelgroepen zoals jongeren. • Ondersteuning van de Vlaamse overheid voor gemeenten die doorgangswoningen voorzien die toegankelijk zijn voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld.
2.5 Allochtone vrouwenbewegingen vallen uit de boot De inwoners van vreemde origine maken 2,25% van de West-Vlaamse bevolking uit. Hun aandeel in het Vlaams Gewest is echter 5,5% wat betekent dat zij in West Vlaanderen ondervertegenwoordigd zijn. In West-Vlaanderen zijn een aantal allochtone vrouwenbewegingen actief, denk maar aan Amber in Kortrijk, Dunya in Waregem, enz. Deze verenigingen zijn hoofdzakelijk ontstaan vanuit een behoefte aan onderlinge ontmoetingen en uitwisseling van informatie. 10
Tot voor kort ondersteunde het Provinciaal Integratiecentrum West-Vlaanderen vzw (sinds kort De Som vzw) eerstelijnsprojecten van deze verenigingen. Met eerstelijnsprojecten worden voornamelijk projecten bedoeld die de participatie van allochtone vrouwen aan onze maatschappij bevorderen en die de sociale cohesie, het samenbrengen van autochtonen en allochtonen, stimuleren.
RESPECTVOLLE SAMENLEVING - GELIJKE KANSEN
Door een herstructurering van het minderhedenbeleid vanuit de Vlaamse overheid (kabinet van Vlaams minister Marino Keulen: Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering) ligt de nadruk nu op het ondersteunen van de toegankelijkheid van reguliere instellingen - scholen, gezondheidscentra, … - voor minderheden. Probleem is dat hierdoor het basiswerk van de allochtone vrouwenbewegingen niet meer structureel ondersteund wordt door de overheid, waardoor deze bewegingen amper kunnen overleven. Een aantal steden tracht dit enigszins op te vangen, maar zij beschikken vaak niet over voldoende middelen om structurele hulp te bieden aan allochtone vrouwenbewegingen. Men wil de minderhedensector verzelfstandigen en de ondersteuning laten gebeuren vanuit de allochtone federaties. De ondersteuning door de allochtone federaties biedt echter niet altijd een oplossing aangezien zij geen echt alternatief bieden voor het basiswerk van de kleine allochtone verenigingen en voornamelijk in de grootsteden werken. In West-Vlaanderen is er bijvoorbeeld geen allochtone federatie. Een bijkomend probleem is dat men wat betreft de ondersteuning van minderheden, meer en meer gaat naar een systeem van projectsubsidies in plaats van structurele subsidiëring. Heel wat kleine allochtone vrouwenbewegingen zijn echter niet vertrouwd met het opstellen van projectaanvragen en voldoen niet aan de voorwaarden. De drempel om subsidies aan te vragen ligt veel te hoog. Daarenboven voldoen deze allochtone vrouwenbewegingen ook niet aan de voorwaarden die de decreten voor sociaal-cultureel werk stellen waardoor zij ook hier geen beroep kunnen doen op subsidies in tegenstelling tot autochtone vrouwenbewegingen. De praktijkervaring uit West-Vlaanderen wordt bevestigd door de conclusies van het recente ‘Onderzoek naar de structuur en werking van allochtone vrouwenverenigingen’ uitgevoerd door Petra Heyse van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid van het Consortium Universiteit Antwerpen en Universiteit Hasselt. Onze voorstellen • Het basiswerk van allochtone verenigingen, en specifiek vrouwenbewegingen, opnieuw structureel te ondersteunen vanuit de Vlaamse overheid via het departement Gelijke Kansen of Welzijn; • De verzelfstandiging van allochtone vrouwenbewegingen verder te stimuleren mits het voorzien van de nodige begeleiding en vorming; • De huidige subsidiereglementering aan te passen aan de noden van de doelgroep zonder daarom in te boeten aan de noodzakelijke kwaliteitseisen.
11