OEFENEXAMEN ZAKELIJKE KREDIETVERLENING
NIBE-SVV
Zakelijke kredietverlening
1.
Hieronder volgen twee beweringen over planning. I. Strategische planning bereidt de onderneming voor op een onzekere toekomst en stelt haar zo beter in staat zich te handhaven in een dynamische omgeving. II. Planning dwingt een onderneming op systematische wijze alle alternatieven naast elkaar te zetten en de voor- en nadelen en eventuele risico’s daarvan onder ogen te zien. Wat is JUIST? A. Alleen I is juist. B. Alleen II is juist. C. I en II zijn juist.
2.
Waardoor zal de effectiviteit van een manager toenemen? A. Door de verantwoordelijkheid NIET zelf te nemen, maar over te dragen aan de ondergeschikten, ook in conflictsituaties. B. Door de medewerkers NIET lastig te vallen met feedback over de verhouding van hun prestaties en de gestelde eisen. C. Door een verbeterd vermogen belangrijke van minder belangrijke informatie te scheiden.
3.
Voor de aankoop van dagelijkse levensbehoeften als brood en melk wenst de consument GEEN grote mentale en fysieke inspanning te leveren. Wat voor soort goederen zijn brood en melk? A. Convenience goods. B. Shopping goods. C. Unsought goods.
4.
Bij de ontwikkeling van de chipknip hebben verschillende Nederlandse banken met elkaar samengewerkt. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de prijs en het moment van introductie van de chipknip. Hoe wordt deze vorm van samenwerking tussen onderlinge concurrenten genoemd? A. Coöperatie. B. Verticaal kartel. C. Horizontaal kartel.
5.
Een onderneming koopt een partij grondstoffen voor EUR 4.000,–. Deze wordt na twee weken opslag gedurende 13 weken gelijkmatig verwerkt tot eindproducten ter waarde van EUR 16.000,–. Hoeveel bedraagt het vermogensbeslag? A. EUR 9.143,–. B. EUR 9.200,–. C. EUR 14.000,–.
6.
Jansen en De Vries bv heeft te maken met een afname van de omloopsnelheid van het totale vermogen bij een gelijkblijvende omzet. Wat gebeurt er met de vermogensbehoefte van Jansen en De Vries bv? A. De vermogensbehoefte daalt. B. De vermogensbehoefte blijft gelijk. C. De vermogensbehoefte stijgt.
Æ ©
NIBE-SVV
2
Zakelijke kredietverlening
7.
Welke van de onderstaande balansen benadert het best die van een industriële onderneming? A. Immateriële vaste activa 2 Eigen vermogen 272 Materiële vaste activa 181 Voorzieningen 47 Financiële vaste activa 20 Lange schulden 20 Voorraden 340 Korte schulden 705 Vorderingen 488 Liquide middelen 13 Overige 0 Totaal 1.044 Totaal 1.044 B.
C.
Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Voorraden Vorderingen Liquide middelen Overige Totaal
0 192 2 179 86 1 0 460
Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Voorraden Vorderingen Liquide middelen Overige Totaal
0 288 59 2 1.155 510 0 2.014
Eigen vermogen Voorzieningen Lange schulden Korte schulden
154 24 104 178
Totaal
460
Eigen vermogen Voorzieningen Lange schulden Korte schulden
675 59 0 1.280
Totaal
2.014
8.
Op Weg bv verzorgt het vervoer van kleine groepen van maximaal acht personen. Op Weg bv maakt voor haar diensten al vele jaren gebruik van zes personenbusjes. Elk jaar worden twee van de zes busjes vervangen. De nieuwprijs ligt al enkele jaren op EUR 40.000,– per stuk. De restwaarde na 3 jaar bedraagt 25% van de aanschafprijs. Hoeveel bedraagt de minimale en de maximale jaarlijkse vermogensbehoefte voor de busjes? Minimaal Maximaal A. EUR 0 EUR 240.000,–. B. EUR 60.000,– EUR 120.000,–. C. EUR 120.000,– EUR 180.000,–.
9.
Halsema bv produceert veren voor industriële toepassingen. Zij heeft hiervoor een machine aangeschaft voor EUR 180.000,–. Deze machine heeft een levensduur van 3 jaar en een jaarlijkse productiecapaciteit van 12.000 eenheden. Grondstoffen worden per productiemaand ingekocht. De kosten van de inkoop van de voorraad grondstoffen bedragen EUR 20.000,–. De productie neemt een maand in beslag, waarna de verkoop plaatsvindt. Hoeveel bedraagt de waarde van de voorraad na een productiemaand? A. EUR 5.000,–. B. EUR 20.000,–. C. EUR 25.000,–.
10.
Welke van de onderstaande geldstromen behoort tot de financiële cashflow? A. Aflossingen op leningen. B. Leverancierskrediet. C. Vennootschapsbelasting.
Æ ©
NIBE-SVV
3
Zakelijke kredietverlening
11.
Van Bloei bv is de volgende balans per ultimo 2010 gegeven (bedragen x EUR 1.000,–). Vaste activa Voorraden Debiteuren Liquide middelen Totaal
820 390 350 40 1.600
Eigen vermogen Lang vreemd vermogen Rekening-courantkrediet Crediteuren Te betalen belasting Totaal
510 550 260 220 60 1.600
Bloei BV heeft in 2010 een omzet behaald van EUR 1.500.000,– met een nettowinstmarge van 6%. Voor 2011 verwacht de onderneming een omzetstijging van 5% bij een gelijkblijvende winstontwikkeling. De limiet van het rekening-courantkrediet bedraagt EUR 270.000,–. Er hoeft GEEN rekening te worden gehouden met eventuele dividenduitkeringen. Hoeveel bedraagt volgens de omzetmethode de verwachte additionele financieringsbehoefte per ultimo 2011 voor Bloei bv? A. EUR 21.000,–. B. EUR 48.500,–. C. EUR 51.500,–. 12.
Welke bewering over het jaarverslag is JUIST? A. Een goedkeurende verklaring van de accountant houdt in dat de onderneming GEEN continuïteitsproblemen kent. B. De toelichting op de balans en de resultatenrekening is opgenomen onder de overige gegevens. C. De belastingaangifte en het jaarverslag zullen normaliter NIET hetzelfde ondernemingsresultaat laten zien.
13.
Op de balans van een onderneming kan de post ‘Leningen u/g’ voorkomen. Waar staat de post ‘Leningen u/g’ vermeld op de balans? A. Aan de actiefzijde onder de financiële vaste activa. B. Aan de passiefzijde onder kort vreemd vermogen. C. Aan de passiefzijde onder lang vreemd vermogen.
14.
Bouwbedrijf Cement bv heeft van de Nederlandse overheid een order ontvangen voor de bouw van een nieuw concertgebouw. Cement bv verlangt van de overheid de vooruitbetaling van een deel van de bouwsom. Wordt dit bedrag bij Cement bv op de balans opgenomen en zo ja, waaronder? A. Ja, onder het kort vreemd vermogen. B. Ja, onder de financiële vaste activa. C. Nee, dit bedrag wordt NIET op de balans opgenomen.
Æ ©
NIBE-SVV
4
Zakelijke kredietverlening
15.
Hieronder volgen de balansen van Otoma bv en Yuzimi bv. Otoma bv bezit 60% van de aandelen van Yuzimi bv (bedragen x EUR 1.000,–). Mat. vaste activa Deelneming Yuzimi BV (60%) Vlottende activa Totaal Mat. vaste activa Vlottende activa Totaal
Balans Otoma bv 500 Aandelenkapitaal 240 Reserves 860 Lang vreemd vermogen Kort vreemd vermogen 1.600 Totaal
200 600 600 200 1.600
Balans Yuzimi bv 300 Aandelenkapitaal 500 Reserves Lang vreemd vermogen Kort vreemd vermogen 800 Totaal
100 300 300 100 800
Hoeveel bedraagt het eigen vermogen van Otoma bv na consolidatie? A. EUR 800.000,–. B. EUR 960.000,–. C. EUR 1.040.000,–. 16.
Bouwbedrijf Jaspers bv verkeert in een slechte financiële situatie. Zij maakt een tussentijdse balans en winst- en verliesrekening op over het eerste halfjaar van 2011. Hieruit blijkt dat zij weer verlies heeft geleden. Uit de balanscijfers blijkt ook dat de voorraad onderhanden werk is toegenomen. Op de winst- en verliesrekening wordt van deze voorraadmutatie echter GEEN melding gemaakt. Wat betekent dit voor de beoordeling van de tussentijdse cijfers? A. Het feitelijke verlies is waarschijnlijk kleiner dan het in de halfjaarcijfers getoonde verlies. B. Het feitelijke verlies is waarschijnlijk groter dan het in de halfjaarcijfers getoonde verlies. C. De cijfers zijn juist, want het behaalde resultaat is onafhankelijk van een mutatie in de voorraad onderhanden werk.
17.
Een onderneming stelt haar resultatenrekening op volgens de functionele indeling. Waar worden de personeelskosten van de afdeling Productie geboekt op de resultatenrekening? A. Onder de personeelskosten. B. Onder de kostprijs van de omzet. C. Onder de productiekosten.
Æ ©
NIBE-SVV
5
Zakelijke kredietverlening
18.
Janus Lamawaty brengt zijn administratie onder bij Administratiekantoor Henk Agterberg. Deze vraagt Janus om zijn balans en resultatenrekening van het afgelopen jaar. Activa Grond/gebouwen Inventaris Vervoermiddelen Voorraden Liquide middelen Totaal
Balans (x EUR 1.000,–) 2009 2010 Passiva 2009 190 180 Vermogen Lamawaty 123 25 20 Vermogen Lamawaty-Numan 100 47 35 Pensioenvoorziening 18 7 8 Lening bank 24 8 10 Handelscrediteuren 4 Overige crediteuren 8 277 253 Totaal 277
2010 100 100 20 20 4 9 253
Resultatenrekening over 2010 (x EUR 1.000,–) Omzet 250 Inkoopwaarde van de omzet -/- 50 Brutowinst 200 Personeelskosten -/- 110 Overige kosten -/- 10 Rente -/- 2 Afschrijving -/- 27 Winst uit onderneming 51 Pensioenvoorziening
-/- 2
Henk Agterberg constateert dat Janus Lamawaty zijn inventaris indertijd gekocht heeft voor EUR 50.000,–. Als afschrijvingstermijn is 10 jaar gekozen. Omdat het vervangen van de inventaris op dit moment EUR 75.000,– zou gaan kosten, stelt Henk Agterberg voor om met ingang van 2011 op basis van vervangingswaarde af te gaan schrijven. Hoeveel bedragen de afschrijvingen in 2011 door deze gewijzigde afschrijvingsmethode, als alle overige gegevens gelijk blijven? A. EUR 7.500,–. B. EUR 17.500,–. C. EUR 22.500,–. 19.
Welke bewering over carry back is JUIST? A. Carry back is een vorm van verliescompensatie. B. Carry back is alleen van toepassing op aanloopverliezen. C. Carry back is mogelijk gedurende de drie volgende boekjaren.
20.
Uit de jaarrekeningen van Kesteren Keukens nv zijn de volgende ratio’s berekend. current ratio quick ratio omloopsnelheid debiteuren
2009 1,8 1,2 12
2010 2,2 1,0 10
Verder is bekend dat de vlottende passiva ongeveer gelijk zijn gebleven. Wat kan, op basis van deze gegevens, worden geconcludeerd? A. De solvabiliteit is verbeterd. B. Het werkkapitaal is toegenomen. C. De betalingstermijn van debiteuren is afgenomen.
Æ ©
NIBE-SVV
6
Zakelijke kredietverlening
21.
Henson bv heeft sinds de start van de onderneming in 2005 twee verliesjaren gehad. De overige jaren heeft zij positieve resultaten behaald. De resultaten over 2005 tot en met 2010 zien er als volgt uit: Jaar 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Resultaat EUR 30.000,EUR 80.000,- (verlies) EUR 150.000,EUR 80.000,EUR 200.000,- (verlies) EUR 250.000,-
Hoeveel belasting is Henson bv verschuldigd over de winst van 2010 als het belastingpercentage 20% bedraagt? A. EUR 26.000,-. B. EUR 46.000,-. C. EUR 50.000,-. 22.
Euro-on-line nv geeft aandelen uit, terwijl Boekenlijn nv obligaties emitteert. Op welke vermogensmarkten opereren deze ondernemingen? A. Beide ondernemingen opereren op de primaire vermogensmarkt. B. Beide ondernemingen opereren op de tweedehands-vermogensmarkt. C. Euro-on-line nv opereert op de primaire vermogensmarkt, Boekenlijn nv op de secundaire vermogensmarkt.
23.
De rente op kasgeldleningen aan de overheid (looptijd 3 maanden) is op een bepaald moment hoger dan de rente op overheidsobligaties (looptijd 5 jaar). Welke yieldcurve is van toepassing in deze situatie? A. Een vlakke yieldcurve. B. Een inverse yieldcurve. C. Een normale yieldcurve.
24.
Wat wordt aangemerkt als het risicodragend vermogen van een bv? A. Het vermogen dat op het moment van oprichting op de balans zichtbaar is. B. Het ingebrachte vermogen dat in de tijd kan worden aangevuld met in te houden winsten. C. Het ingebrachte vermogen vermeerderd met het privévermogen van de dga.
25.
Gruyters nv heeft behoefte aan vergroting van haar eigen vermogen en besluit over te gaan tot de uitgifte van nieuwe aandelen. Gruyters vraagt aan de Huisbank nv of zij haar wil bijstaan bij de totstandkoming, plaatsing en uitgifte van de aandelenemissie. Gruyters geeft aan dat zij zelf het risico van niet-geplaatste aandelen wil dragen. Welke vorm van aandelenemissie zal de Huisbank aan Gruyters adviseren? A. Guichet-emissie. B. Overgenomen emissie. C. Bookbuilding-systeem emissie.
Æ ©
NIBE-SVV
7
Zakelijke kredietverlening
26.
Bob van Slenk en Sven Bovenkerk vormen samen het nieuwe management van Webdesigner bv. Zij willen graag een snelle groei bewerkstelligen, maar komen tot de conclusie dat hun concurrenten veel sneller groeien. Om een inhaalslag te maken, besluiten zij de directeur-grootaandeelhouder van één van hun concurrenten uit te kopen. Hoe wordt deze transactie genoemd? A. Activatransactie. B. Aandelentransactie. C. Management-buy-out.
27.
Marlies Gouw, een startende ondernemer uit het midden- en kleinbedrijf, heeft de mogelijkheid een bedrijf over te nemen. De vraagprijs bedraagt EUR 200.000,–. Dit is inclusief goodwill. Gouw beschikt over EUR 50.000,– eigen middelen. Haar financieringsbehoefte bedraagt dus EUR 150.000,–. De dekkingswaarde van de zekerheden na overname is vastgesteld op EUR 50.000,–. Zonder borgstelling is de bank bereid tot kredietverlening ter waarde van maximaal 100% van de dekkingswaarde. Het Ministerie van Economische Zaken heeft voor 2011 de limiet van het startersborgstellingskrediet gesteld op EUR 250.000,–. Is totale kredietverlening mogelijk, mede gelet op het Besluit Borgstelling MKB-kredieten, en zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom NIET? A. Ja: EUR 100.000,– borgstellingskrediet en EUR 50.000,– bancair krediet. B. Nee, want hier wordt NIET voldaan aan de 1:1-norm. C. Nee, want een borgstellingskrediet mag NIET (mede) worden gebruikt voor het financieren van goodwill.
28.
Op verzoek van de heren A. Kempen en I. Gribnei, beiden aandeelhouder en bestuurder van uitgeverij Pyramide bv, verstrekt de Sallandse Bank nv een krediet in rekening- courant aan deze bv. Wat is een JUISTE openingszin van de kredietofferte? A. Gaarne zijn wij bereid u ter beschikking te stellen: [...] B. Gaarne zijn wij bereid u onder uw hoofdelijke aansprakelijkheid ter beschikking te stellen: [...] C. Gaarne zijn wij bereid u onder gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van A. Kempen en I. Gribnei ter beschikking te stellen: [...]
Æ ©
NIBE-SVV
8
Zakelijke kredietverlening
29.
Hieronder volgt de balans van metaalonderneming Stalimpex bv. Balans Stalimpex bv (x EUR 1.000,–) Activa 2009 2010 Passiva Grond/gebouwen 450 400 Aandelenkapitaal Machines 520 460 Reserves Inventaris 20 10 Eigen vermogen Vaste activa 990 870 Hypotheek o/g Voorraden 390 410 Pensioenvoorziening Debiteuren 430 450 Lang vreemd vermogen Liquide middelen 10 10 Vlottende activa 830 870 Rekening-courantkrediet Crediteuren Kort vreemd vermogen Totaal 1.820 1.740 Totaal
2009 2010 200 200 530 620 730 820 280 112 392
260 120 380
288 200 410 340 698 540 1.820 1.740
Overige gegevens: – Per ultimo 2011 zullen de voorraden met EUR 50.000,– zijn toegenomen. Voor zowel de debiteuren als de handelscrediteuren wordt een stijging van EUR 20.000,- verwacht. – De pensioenvoorziening blijft onveranderd. – Op de bestaande geldlening voor de onroerende zaken wordt jaarlijks EUR 20.000,– afgelost. – De geprognosticeerde winst over 2011 bedraagt EUR 76.000,–; hiervan zal EUR 20.000,– voor dividend worden gereserveerd. De daadwerkelijke uitbetaling van het dividend zal in 2012 plaatsvinden. – In 2011 zal een verbouwing aan het bedrijfspand worden uitgevoerd, kosten EUR 600.000,–. Deze verbouwing zal onder andere worden gefinancierd met een middellange lening van EUR 500.000,– waarop in 2011 EUR 100.000,– wordt afgelost. – In 2010 was het totale bedrag aan afschrijvingen EUR 120.000,–; voor 2011 bedragen de afschrijvingen EUR 160.000,–. – De limiet van het rekening-courantkrediet bedraagt, zonder inperking, EUR 200.000,–. Voor Stalimpex bv wordt een prognosebalans 2011 opgesteld. De eventuele toe- of afname van de financieringsbehoefte wordt verwerkt in het rekening-courantkrediet. Is de limiet van het rekening-courantkrediet voldoende, zo nee, hoeveel moet de limiet dan minimaal bedragen? A. Ja, de huidige limiet van EUR 200.000,– is voldoende. B. Nee, de limiet dient minimaal EUR 234.000,– te bedragen. C. Nee, de limiet dient minimaal EUR 254.000,– te bedragen. 30.
Het kredietdossier vormt het belangrijkste middel bij het kredietbeheer. Het maakt in het bijzonder kredietbewaking mogelijk. Een relatiebeheerder moet aan de hand van het kredietdossier kunnen verantwoorden hoe het contact met de cliënt is onderhouden. Welke functie van het kredietdossier wordt hier bedoeld? A. Bewijsfunctie. B. Controlefunctie. C. Registratiefunctie.
©
NIBE-SVV
9
Zakelijke kredietverlening
Antwoorden oefenexamen Zakelijke kredietverlening 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
C C A C B C B C C A C C A A A A B C A B A A B B A B A A B B
Je slaagt als je ten minste 21 van de 30 meerkeuzevragen juist hebt beantwoord. Let op! Feedback op de vragen tref je aan op de volgende pagina’s.
©
NIBE-SVV
10
Zakelijke kredietverlening
Feedback oefenexamen Zakelijke kredietverlening
1.
Alternatief A is onjuist. Het belang van een strategische planning is de onderneming voor te bereiden op een onzekere toekomst en hem zo beter in staat te stellen zich te handhaven in een dynamische omgeving. Alternatief B is onjuist. Planning dwingt de onderneming op systematische wijze alle alternatieven naast elkaar te zetten en de voor- en nadelen en eventuele risico’s daarvan onder ogen te zien. Alternatief C is juist. Het belang van een strategische planning is de onderneming voor te bereiden op een onzekere toekomst en hem zo beter in staat te stellen zich te handhaven in een dynamische omgeving. Planning dwingt de onderneming op systematische wijze alle alternatieven naast elkaar te zetten en de voor- en nadelen en eventuele risico’s daarvan onder ogen te zien.
2.
Alternatief A is onjuist. Effectief leiderschap komt juist voor bij managers die zelf verantwoordelijkheden dragen. Effectieve managers weten dat conflicten bij leidinggeven horen. Alternatief B is onjuist. Effectieve managers definiëren hun verwachtingen juist duidelijk in de vorm van doelen, en geven de medewerkers ook terugkoppeling over de verhouding van hun prestaties en de gestelde eisen. Alternatief C is juist. Effectieve managers kunnen inderdaad goed belangrijke informatie scheiden van minder belangrijke.
3.
Alternatief A is juist. Convenience goods zijn producten die consumenten vaak en dus met een minimum aan mentale en fysieke inspanning kopen, zoals melk en brood. Alternatief B is onjuist. Voor shopping goods zijn consumenten bereid om zich in te spannen, zoals voor meubels, kleding, etc. Alternatief C is onjuist. Unsought goods zijn goederen die consumenten niet kennen of niet actief zoeken en waarvoor zij zich dus niet kunnen of willen inspannen. Voorbeelden zijn uitvaartverzekeringen, en dergelijke.
4.
Alternatief A is onjuist. Coöperaties ontstaan doordat ondernemingen een deel van hun productieproces afstoten en dit samen met andere ondernemingen uitoefenen. Alternatief B is onjuist. Bij een verticaal kartel maken ondernemingen afspraken op verschillende niveaus van de bedrijfskolom. Zij zijn geen directe concurrenten van elkaar. Alternatief C is juist. Bij een horizontaal kartel gaat het om samenwerking tussen concurrenten.
5.
Alternatief A is onjuist. De vermogensbehoefte is hoger. Alternatief B is juist. De productiecyclus duurt 15 weken (2 weken opslag + 13 weken productie), de noemer van de breuk wordt dus 15. In de teller worden 2 perioden onderscheiden: opslag duurt 2 weken en productie duurt 13 weken. 16.000
10.000
4.000
1
2
15
De vermogensbehoefte van de eerste periode is 2 x EUR 4.000. De vermogensbehoefte van de tweede periode is 13 x (4.000 + (16.000 -/- 4.000)/2). De beginwaarde van het productieproces is EUR 4.000; eindwaarde is EUR 16.000. In totaal: (4.000 x 2 + 10.000 x 13) / 15 = EUR 9.200.
©
NIBE-SVV
11
Zakelijke kredietverlening
(4.000 x 2 + 10.000 x 13) / 15 = EUR 9.200. Alternatief C is onjuist. De vermogensbehoefte is lager. 6.
Alternatief A is onjuist. De omloopsnelheid van het totale vermogen wordt als volgt berekend: omzet / balanstotaal. Alternatief B is onjuist. De omloopsnelheid van het totale vermogen wordt als volgt berekend: omzet / balanstotaal. Alternatief C is juist. De omloopsnelheid van het totale vermogen wordt als volgt berekend: omzet / balanstotaal. Een lagere omloopsnelheid leidt bij gelijkblijvende omzet tot een hoger balanstotaal. Een hoger balanstotaal betekent een hogere totale vermogensbehoefte.
7.
Alternatief A is onjuist. De vaste materiële activa zijn relatief laag. Dit zou een handelsonderneming kunnen zijn. Alternatief B is juist. Industriële ondernemingen zijn ondernemingen die de grondstoffen en halffabrikaten verwerken tot eindproducten. Dat betekent dat er voorraden op de balans staan. De industrie kenmerkt zich doordat machines en gebouwen (de vaste activa) ruim vertegenwoordigd zijn. Er moet dus een post vaste materiële activa op de balans voorkomen. Dat is het makkelijkst te controleren door een (procentuele) vergelijking te maken. Onderneming B heeft als enige zowel een hoge post vaste materiële activa (42%) als voorraden (39%). Alternatief C is onjuist. De vaste materiële activa zijn relatief laag. Dit zou een dienstverlener kunnen zijn.
8.
Alternatief A is onjuist. De minimale vermogensbehoefte is hoger en de maximale vermogensbehoefte lager. Alternatief B is onjuist. De minimale vermogensbehoefte is hoger en de maximale vermogensbehoefte ook. Alternatief C is juist. De busjes vormen een ideaalcomplex (intensieve financiering). De situatie is na 3 jaar stabiel: het ideaalcomplex is bereikt. De minimale vermogensbehoefte is dan EUR 120.000 en de maximale vermogensbehoefte is dan EUR 180.000. jaar 1 2 3 4 5 6
I, II 80.000 60.000 40.000 80.000 60.000 40.000
jaar 1 2 3 4 5 6
I, II 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000
jaar 1 2 3
©
NIBE-SVV
I, II 60.000 40.000 20.000
boekwaarde begin III, IV V, VI 0 0 80.000 0 60.000 80.000 40.000 60.000 80.000 40.000 60.000 80.000 afschrijving III, IV V, VI 0 0 20.000 0 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 boekwaarde eind III, IV V, VI 0 0 60.000 0 40.000 60.000
totaal 80.000 140.000 180.000 180.000 180.000 180.000
totaal 20.000 40.000 60.000 60.000 60.000 60.000
totaal 60.000 100.000 120.000
12
Zakelijke kredietverlening
4 5 6
60.000 40.000 20.000
20.000 60.000 40.000
40.000 20.000 60.000
120.000 120.000 120.000
9.
Alternatief A is onjuist. De waarde van de voorraad bestaat niet alleen uit machinekosten. Alternatief B is onjuist. De waarde van de voorraad bestaat niet alleen uit grondstofkosten. Alternatief C is juist. De kosten van de machine per eenheid bedragen 180.000 / (12.000 x 3) = EUR 5 per eenheid. Per productiemaand worden 1.000 eenheden geproduceerd. De machinekosten zijn dus per maand: 1.000 x 5 = EUR 5.000; de grondstofkosten zijn per productiemaand EUR 20.000. De waarde van de voorraad bedraagt dan na een productiemaand EUR 25.000.
10.
Alternatief A is juist. Aflossingen op leningen horen inderdaad tot de financiële cashflow of financiële kasstroom. Alternatief B is onjuist. Leverancierskrediet leidt niet tot een cashflow of kasstroom. Alternatief C is onjuist. Betaalde of terugontvangen vennootschapsbelasting is geen financiële cashflow, maar operationele cashflow.
11.
Alternatief A is onjuist. Het lang vreemd vermogen neemt niet toe met de omzetstijging van 5%. En het rekening-courantkrediet heeft een limiet van EUR 270.000. Alternatief B is onjuist. Het rekening-courantkrediet heeft een limiet van EUR 270.000. Alternatief C is juist. De balans van Bloei ziet er na de omzetstijging van 5% per ultimo 2011 als volgt uit: balans per ultimo 2011 activa vaste activa voorraden debiteuren liquide middelen balanstotaal passiva eigen vermogen lang vreemd vermogen rekening-courant crediteuren te betalen belasting balanstotaal
861.000 409.500 367.500 42.000 1.680.00 0
514.500 550.000 270.000 231.000 63.000 1.628.50 0
Alle balansposten zijn, vanwege de omzetstijging met 5%, ook met 5% gestegen, behalve: - het eigen vermogen; dat stijgt met de toename van de nettowinst 6% x EUR 75.0000 = EUR 4.500; de omzet stijgt namelijk van EUR 1.500.000 met 6% tot EUR 1.575.000; en de nettowinst stijgt van EUR 90.000 (6% x EUR 1.500.000) tot EUR 94.500 (6% x EUR 1.575.000) - het lang vreemd vermogen; dat kan niet op korte termijn toenemen, zonder afspraken met de kredietverstrekker - het rekening-courantkrediet; dat heeft een limiet van EUR 270.000 De balans is daardoor niet in evenwicht. Het balanstotaal van de activa is hoger dan het balanstotaal van de passiva. Bloei heeft dus een additionele financieringsbehoefte.
©
NIBE-SVV
13
Zakelijke kredietverlening
De additionele financieringsbehoefte is EUR 1.680.000 (balanstotaal activa) -/EUR 1.628.500 (balanstotaal passiva) = EUR 51.500. 12.
Alternatief A is onjuist. Een goedkeurende verklaring houdt in, dat de jaarrekening voldoet aan de eisen die aan daaraan worden gesteld. Alternatief B is onjuist. De toelichtingen op balans en resultatenrekening maken deel uit van de jaarrekening zelf. Alternatief C is juist. De fiscale en de bedrijfseconomische waarderingen van diverse posten verschillen. Dat komt doordat bedrijfseconomisch bepaalde waarderingsgrondslagen worden gebruikt die fiscaal niet zijn toegestaan. Het gevolg is dat het fiscaal- en het bedrijfseconomisch resultaat van elkaar verschillen.
13.
Alternatief A is juist. ‘Lening u/g’ staat voor: Lening uitgeleend geld. Het gaat dus om een verstrekte lening die tot een vordering leidt. Vorderingen staan op de actiefzijde van de balans. Omdat het geen handelsvordering betreft maar een lening, wordt deze onder de financiële vaste activa geboekt. Alternatief B is onjuist. ‘Lening u/g’ staat voor: Lening uitgeleend geld. Het gaat dus om een verstrekte lening die tot een vordering leidt. Vorderingen staan op de actiefzijde van de balans. Verder blijkt nergens uit of het hier om een kortlopende of langlopende lening gaat. Alternatief C is onjuist. ‘Lening u/g’ staat voor: Lening uitgeleend geld. Het gaat dus om een verstrekte lening die tot een vordering leidt. Vorderingen staan op de actiefzijde van de balans. Verder blijkt nergens uit of het hier om een kortlopende of langlopende lening gaat.
14.
Alternatief A is juist. Cement heeft wel een bedrag ontvangen, maar nog geen tegenprestatie geleverd. Het is eigenlijk een verplichting, die wordt onder kort vreemd vermogen opgenomen (bijvoorbeeld als Vooruitontvangen bedragen). Alternatief B is onjuist. Cement heeft wel een bedrag ontvangen, maar nog geen tegenprestatie geleverd. Alternatief C is onjuist. Het vooruitontvangen bedrag wordt wel op de balans opgenomen.
15.
Alternatief A is juist. Het eigen vermogen van Otoma verandert niet door consolidatie. Het eigen vermogen van Otoma op de geconsolideerde balans is dus EUR 800.000. De geconsolideerde balans van Otoma bv ziet er als volgt uit. geconsolideerde balans materiële vaste activa vlottende activa totaal
800 1.360 2.160
aandelenkapitaal reserves aandeel derden lang vreemd vermogen kort vreemd vermogen totaal
200 600 160 900 300 2.160
De 60%-deelneming in Yuzimi wordt niet op de geconsolideerde balans opgenomen, net als 60% van het eigen vermogen van Yuzimi. Het restant (40% van het eigen vermogen van Yuzimi) wordt als aandeel derden op de geconsolideerde balans opgenomen. Alternatief B is onjuist. Het eigen vermogen van Otoma verandert niet door consolidatie. Na consolidatie is het eigen vermogen van de geconsolideerde ondernemingen gelijk aan dat van Otoma. Alternatief C is onjuist. Het eigen vermogen van Otoma verandert niet door conso-
©
NIBE-SVV
14
Zakelijke kredietverlening
lidatie. Na consolidatie is het eigen vermogen van de geconsolideerde ondernemingen gelijk aan dat van Otoma. 16.
Alternatief A is juist. De voorraad onderhanden werk is toegenomen, terwijl dit niet expliciet op de resultatenrekening wordt vermeld. Dan zijn er wel kosten toegerekend, maar geen opbrengsten geboekt. Als de kosten als last in de resultatenrekening worden opgenomen, moet de toename in het onderhanden werk als baat worden meegeteld. Dat leidt tot een hogere opbrengst, tegen gelijkblijvende kosten. Het resultaat valt daardoor hoger uit (minder verlies). Alternatief B is onjuist. Er zijn wel kosten toegerekend, maar geen opbrengsten geboekt. Alternatief C is onjuist. Het resultaat is wel afhankelijk van de toegenomen voorraad onderhanden werk. Er zijn wel kosten toegerekend, maar geen opbrengsten geboekt.
17.
Alternatief A is onjuist. Personeelskosten komen niet voor op een resultatenrekening die volgens de functionele indeling is opgesteld. Alternatief B is juist. Onder de kostprijs van de omzet worden alle direct met de productie verbonden kosten opgenomen. Het gaat om de kosten van grond- en hulpstoffen, maar ook om een deel van de personeelskosten, de kosten van het productiepersoneel. Alternatief C is onjuist. Productiekosten komen niet voor op een resultatenrekening die volgens de functionele indeling is opgesteld.
18.
Alternatief A is onjuist. De nieuwe afschrijvingskosten bedragen EUR 7.500 per jaar (EUR 75.000 / 10 jaar). Alternatief B is onjuist. De afschrijvingen nemen in 2011 met EUR 17.500 toe. Alternatief C is juist. De afschrijvingskosten bedragen vanaf 2011 EUR 7.500 (EUR 75.000 / 10 jaar). De inhaalafschrijvingen bedragen 6 * (EUR 7.500 -/- EUR 5.000) = EUR 15.000. In totaal bedragen de afschrijvingskosten in 2011 dus EUR 22.500.
19.
Alternatief A is juist. Carry back betekent dat verliezen verrekend mogen worden met winsten van het voorafgaande jaar. Dat is een vorm van verliescompensatie. Alternatief B is onjuist. Carry back geldt niet alleen voor aanloopverliezen. Alternatief C is onjuist. Carry back is achterwaartse verliescompensatie, in beginsel voor 1 jaar.
20.
Alternatief A is onjuist. De current ratio en de quick ratio zijn maatstaven voor de liquiditeit van een onderneming. Op grond daarvan is het niet mogelijk uitspraken over de solvabiliteit te doen. Alternatief B is juist. Het (netto)werkkapitaal wordt als volgt berekend: vlottende activa -/- vlottende passiva. Omdat de current ratio stijgt en de vlottende passiva gelijk blijven, moeten de vlottende activa zijn gestegen. Dat betekent dat het (netto)werkkapitaal is toegenomen. Alternatief C is onjuist. De omloopsnelheid van de debiteuren wordt als volgt berekend: omzet / debiteurensaldo. Omdat er geen gegeven over de omzet of het debiteurensaldo bekend zijn, is het niet mogelijk een uitspraak te doen over de betalingstermijn van de debiteuren.
21.
Alternatief A is juist. Het verlies uit 2006 mag worden verrekend met de winst uit 2005 (‘carry back’) en de winst uit 2007 (‘carry forward’). Het verlies uit 2009 mag voor EUR 80.000 worden verrekend met de winst uit 2008 (carry back) en voor 120.000 met de winst uit 2010 (carry forward). Voor 2010 resteert dan EUR 130.000 (EUR 250.000 -/- EUR 120.000) als belastbare winst. Dat betekent dat Henson 20% x EUR 130.000 = EUR 26.000 is verschuldigd. Alternatief B is onjuist. Carry back mag in beginsel 1 jaar achterwaarts en carry forward in beginsel 9 jaar voorwaarts. Alternatief C is onjuist. Carry back mag in beginsel 1 jaar achterwaarts en carry
©
NIBE-SVV
15
Zakelijke kredietverlening
forward 9 jaar voorwaarts. 22.
Alternatief A is juist. Op de primaire vermogensmarkt vindt overdracht van nieuwe vermogenstitels (aandelen en obligaties) plaats tussen vragers en aanbieders. Alternatief B is onjuist. Op de tweedehands vermogensmarkt opereren financiële instellingen en ondernemingen. (En op de eerstehands vermogensmarkt spaarders en financiële instellingen.) Alternatief C is onjuist. Euro-on-line en Boekenlijn opereren beide op dezelfde vermogensmarkt.
23.
Alternatief A is onjuist. Een vlakke yield curve kent een rente die in de tijd constant blijft. Alternatief B is juist. Bij een normale yieldcurve is de rente voor korte leningen (kasgeldlening met looptijd 3 maanden) lager dan de rente voor lange leningen (overheidsobligaties met looptijd 5 jaar). Bij een inverse yield curve is de korte rente dus hoog, terwijl de lange rente laag is.
Alternatief C is onjuist. Bij een normale yieldcurve is de rente voor korte leningen lager dan de rente voor lange leningen. 24.
Alternatief A is onjuist. Het risicodragend vermogen heeft een dynamisch karakter. Het kan in de tijd veranderen. Alternatief B is juist. Verschaffers van risicodragend vermogen (aandeelhouders) stellen hun beloning afhankelijk van het resultaat dat de onderneming met het verschafte vermogen weet te behalen. Alternatief C is onjuist. Bij een bv is een duidelijke scheiding tussen ondernemingsen privévermogen. Privévermogen is geen risicodragend vermogen van een bv.
25.
Alternatief A is juist. Bij een guichetemissie stelt de bank haar loketten (‘guichet’ betekent loket) beschikbaar voor de inschrijving op de emissie. De bank loopt daarbij geen risico dat de plaatsing mislukt, de onderneming wel. Alternatief B is onjuist. Bij een overgenomen emissie neemt de bank de aandelen van de onderneming over en plaatst ze door bij beleggers. De bank loopt daarbij het risico dat de plaatsing mislukt, de onderneming niet. Alternatief C is onjuist. Het bookbuilding systeem is een variant van de overgenomen emissie. Daarbij loopt de bank het risico dat de plaatsing mislukt en niet de onderneming.
26.
Alternatief A is onjuist. Bij een activatransactie koopt een belegger of onderneming de activa van een over te nemen onderneming. Alternatief B is juist. Bij een aandelentransactie koopt een belegger of onderneming de aandelen van de over te nemen onderneming. Alternatief C is onjuist. Bij een management buy-out koopt het management de aandelen van de onderneming waarin zij werkzaam zijn.
©
NIBE-SVV
16
Zakelijke kredietverlening
27.
Alternatief A is juist. De bank is bereid tot kredietverlening ter waarde van maximaal 100% van de dekkingswaarde, dus een bancair krediet van maximaal EUR 50.000,–. Blijft er nog een kredietbehoefte van EUR 100.000,- over. Dit blijft onder de limiet van het startersborgstellingskrediet, dus is nog een borgstellingskrediet van EUR 100.000,- mogelijk. Alternatief B is onjuist. De 1:1-norm speelt in geval van verliesdeclaratie. Die is hier niet aan de orde. Alternatief C is onjuist. De regel dat een borgstellingskrediet NIET mag worden gebruikt voor het financieren van goodwill, bestaat niet.
28.
Alternatief A is juist. Een bv is een rechtspersoon met een eigen vermogen; het krediet wordt dus verstrekt aan de rechtspersoon. Alternatief B is onjuist. De directeuren-grootaandeelhouders van een bv worden NIET automatisch hoofdelijk aansprakelijk voor de vennootschapsschulden. Alternatief C is onjuist. De directeuren-grootaandeelhouders van een bv worden NIET automatisch hoofdelijk aansprakelijk voor de vennootschapsschulden.
29.
Alternatief A is onjuist. Er is wel een extra financieringsbehoefte. Alternatief B is juist. De prognosebalans voor 2011 ziet er als volgt uit. prognosebalans per ultimo 2011 activa grond/gebouwen machines inventaris vaste activa voorraden debiteuren liquide middelen vlottende activa balanstotaal passiva aandelenkapitaal reserves eigen vermogen hypotheek pensioenvoorziening middellange lening lang vreemd vermogen rekening-courant crediteuren te betalen dividend kort vreemd vermogen balanstotaal
840 460 10 1.310 460 470 10 940 2.250
200 676 876 240 120 400 760 200 360 20 580 2.216
De balanstotalen van de activa en passiva zijn alleen nog niet aan elkaar gelijk. Het balanstotaal van de activa is EUR 34.000 hoger dan dat van de passiva, dus er is een financieringsbehoefte van EUR 34.000. De limiet van het rekeningcourantkrediet moet dan EUR 234.000 bedragen. Alternatief C is onjuist. De financieringsbehoefte is minder dan EUR 54.000. 30.
©
Alternatief A is onjuist. De bewijsfunctie van het kredietdossier is een algemene administratiefunctie van willekeurig welk dossier, niet in het bijzonder van een kredietdossier. Alternatief B is juist. De controlefunctie van het kredietdossier houdt in dat het kre-
NIBE-SVV
17
Zakelijke kredietverlening
dietdossier het belangrijkste middel vormt bij het beheer van het krediet. Het kredietdossier maakt in het bijzonder kredietbewaking mogelijk. Alternatief C is onjuist. De registratiefunctie van het kredietdossier is een algemene administratiefunctie van willekeurig welk dossier, niet in het bijzonder van een kredietdossier.
©
NIBE-SVV
18