OEFENEXAMEN GRONDBEGINSELEN ZAKELIJKE KREDIETVERLENING
NIBE-SVV
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
1.
Hieronder volgen enkele ondernemingen/personen. I. Coöperatie Landbouwgebied Oost-Groningen. II. Eenmanszaak ‘De gouden tulband’. III. Zonneschijn cv. IV. Een chirurg als werknemer in een bv. Welke van de bovenstaande ondernemingen/personen vallen onder de begrippen ‘natuurlijke personen’ of ‘samenwerkingsverband van natuurlijke personen’? A. I, II en III. B. I, III en IV. C. II, III en IV.
2.
Willem Wolfers is eigenaar van Bakkerij Wolfers. Hij wil een krediet afsluiten bij zijn bank voor een verbouwing van de bakkerij. Hieronder volgen drie tenaamstellingen voor de zekerheidsstukken. I. Bakkerij Wolfers. II W. Wolfers. III. W. Wolfers h/o Bakkerij Wolfers. Welke van de genoemde tenaamstelling(en) is/zijn JUIST? A. Uitsluitend I. B. Zowel I als III. C. Zowel II als III.
3.
Bij een vennootschap onder firma (vof) is sprake van externe werking. Wat betekent externe werking in dit verband? A. De handelende vennoot bindt alleen zichzelf. B. Ieder van de vennoten is hoofdelijk aansprakelijk voor de vennootschapsschulden. C. De vennoten zijn slechts beperkt bevoegd de firma te vertegenwoordigen.
4.
Wat is het maatschappelijk kapitaal van een onderneming? A. Het kapitaal dat zich nog in portefeuille bevindt. B. Het kapitaal dat voor de crediteuren als risicodragend geldt. C. Het kapitaal dat volgens de statuten maximaal mag worden uitgegeven.
5.
Welke van de onderstaande veranderingen in de activiteiten van een onderneming leidt tot een horizontale wijziging binnen dezelfde bedrijfskolom? A. Differentiatie. B. Integratie. C. Specialisatie.
6.
Waarom zal een onderneming haar activiteiten NIET uitsluitend met eigen vermogen financieren? A. Omdat dit, met het oog op een evenwichtige financiering, wenselijk is voor de solvabiliteit van de onderneming. B. Omdat een negatief resultaat ten laste komt van het eigen vermogen. C. Omdat de vermogensbehoefte van een onderneming variabel is.
Æ ©
NIBE-SVV
2
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
7.
Hieronder volgen drie vormen van vermogen. I. Kort vreemd vermogen. II. Lang vreemd vermogen. III. Permanent vermogen. Welke vermogensvorm(en) moet(en) ondernemingen gebruiken voor de financiering van hun vlottende activa? A. Uitsluitend I. B. Uitsluitend I en II. C. I, II en III.
8.
Rengers Facilitair bv wil op korte termijn haar eigen vermogen uitbreiden. Hoe kan zij dit doen? A. Door de uitgifte van converteerbare obligaties. B. Door het plaatsen van aandelen bij een participatiemaatschappij. C. Door een openbare aandelenemissie.
9.
Welke bewering over een wisselaval is JUIST? A. Een wisselaval is een betalingswijze en GEEN borgtocht. B. Een wisselaval is GEEN accessoire verbintenis. C. Een wisselaval kan worden gegeven voor de trekker, de betrokkene of voor de endossant.
10.
Een machine heeft een technische levensduur van 7 jaar en een economische levensduur van 5 jaar. In hoeveel jaar wordt de machine afgeschreven, en waarom? A. In 5 jaar, omdat de economische levensduur bepalend is voor de afschrijvingstermijn. B. In 5 jaar, omdat de kortste van beide termijn bepalend is voor de afschrijvingsperiode. C. In 7 jaar, omdat de technische levensduur bepalend is voor de afschrijvingstermijn.
11.
Het bedrijfspand van Rebato NV wordt geherwaardeerd. De boekwaarde van het gebouw wordt verhoogd van EUR 300.000,– tot EUR 400.000,–. Met welk bedrag neemt het eigen vermogen toe, als de vennootschapsbelasting 25% bedraagt? A. EUR 25.000,–. B. EUR 75.000,–. C. EUR 100.000,–.
12.
Een onderneming geeft een obligatielening uit van EUR 100 mln., ter financiering van een toekomstige overname. Het geld staat tijdelijk op de bank. Hierdoor zal de solvabiliteit ... (1) ... en de current ratio ... (2) ... . Wat moet worden ingevuld voor (1) en (2)? (1) (2) A. dalen stijgen B. gelijk blijven stijgen C. gelijk blijven dalen
Æ ©
NIBE-SVV
3
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
13.
Een belegger wil zich een mening vormen over de waarde van een aandeel in vergelijking met andere aandelen. Waarom is de cashflow per aandeel een belangrijk gegeven? A. Het bepaalt de hoogte van het dividend per aandeel. B. Het geeft aan hoeveel winst een bedrijf per aandeel heeft gemaakt. C. Het geeft weer hoeveel middelen per aandeel zijn vrijgemaakt.
14.
Gegeven zijn de balans van Borculo bv (x EUR 1.000,–) per ultimo 2009 en 2010 en de resultatenrekening over 2010. Activa Onroerende zaken Machines/inventaris Voorraden Debiteuren Liquide middelen
Totaal
2009 2010 Passiva 125 115 Aandelenkapitaal 110 95 Reserves 65 85 Voorzieningen 85 95 Hypothecaire leningen 5 10 Middellange leningen Rekening/courant-krediet Crediteuren 390 400 Totaal
2009 2010 100 100 50 65 5 5 120 110 30 20 25 20 60 80 390 400
Resultatenrekening (x EUR 1.000,–) 2010 Omzet 750 Inkopen 540 Brutowinst 210 Personeelskosten 90 Rente 15 Overige kosten 55 Winst vóór afschrijvingen 50 Afschrijvingen 25 Winst voor belasting 25 Belasting 10 Nettowinst 15 Hoeveel bedraagt de omloopsnelheid van de voorraad van Borculo bv in 2010? A. 6,4. B. 7,2. C. 8,8.
15.
Wat geeft het dividendrendement per aandeel weer? A. De nettowinst gedeeld door het aantal gewone aandelen. B. Het contant dividend per aandeel gedeeld door de koerswaarde. C. Het contant dividend gedeeld door het aantal gewone aandelen.
16.
De Ondernemersbank verstrekt aan de heer Vis een krediet met als zekerheid het hypotheekrecht op de woning van mevrouw Baars. Wat is in dit geval JUIST? A. De Ondernemersbank is de hypotheeknemer. B. Mevrouw Baars is de hypotheeknemer. C. De heer Vis is de nemer van een derdenhypotheek.
Æ ©
NIBE-SVV
4
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
17.
In welke situatie is GEEN sprake van geldig pandrecht? A. Een ondernemer verpandt zijn machines vuistloos aan de bank. B. Een ondernemer verpandt toekomstige, van een bestaande huurder te vorderen huurtermijnen, aan de bank. C. Een ondernemer verpandt onbetaalde goederen, waarvoor een eigendomsvoorbehoud is gemaakt, aan de bank.
18.
Hieronder volgen twee beweringen over de hoofdelijke medeschuldverbintenis. I. Een hoofdelijke medeschuldverbintenis is alleen geldig als de debiteuren een akte van hoofdelijke aansprakelijkheid hebben ondertekend. II. Als één van de debiteuren de schuld heeft betaald, kan hij het betaalde bedrag volledig verhalen op één van zijn mededebiteuren. Wat is JUIST? A. Alleen I is juist. B. Alleen II is juist. C. I en II zijn juist.
19.
De Ondernemersbank verstrekt een krediet aan Newton ICT Services bv, een dochteronderneming van Newton Beheer bv. De Ondernemersbank bedingt van de moeder een ‘net worth statement’. Wat is een net worth statement? A. Een achterstelling, waarbij de moeder een vordering op de dochter achterstelt en zich daarbij borgstelt tegenover de bank, voor het geval zij in strijd met de achterstelling zou handelen. B. Een concrete en krachtig geformuleerde sterkmakingsverklaring, waarbij de moeder verklaart ervoor in te staan dat het vermogen van de dochter NIET beneden een bepaald bedrag zal dalen. C. Een belofte van de kredietnemer om gedurende een bepaalde periode GEEN verdere uitbreidingen te doen, tenzij met goedkeuring van de bank.
20.
Barendorp bv heeft enkele jaren geleden een banklening van EUR 140.000,– afgesloten. Als zekerheid gold een vaste hypotheek op het bedrijfspand, waarvan de executiewaarde EUR 200.000,– bedraagt. Inmiddels is EUR 40.000,– van deze hypothecaire lening afgelost. Barendorp bv wenst nu ook een rekening-courantkrediet en biedt hiervoor aanvullende zekerheden met een dekkingswaarde van EUR 60.000,–. Wat is de maximale waarde van het rekening-courantkrediet, op basis van de genoemde zekerheden, zonder dat er een onderdekking ontstaat? A. EUR 60.000,–. B. EUR 80.000,–. C. EUR 100.000,–.
Æ ©
NIBE-SVV
5
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
21.
Bij de kredietaanvraag voor een groothandel in computerapparatuur ontvangt de bank de volgende balansprognose (bedragen x EUR 1.000,–). Activa Passiva Bedrijfspand 550 Eigen vermogen 350 Inventaris 50 Lang vreemd vermogen 350 Voorraden 300 Handelscrediteuren 250 Debiteuren 200 Rekening-courant bank 150 Totaal 1.100 Totaal 1.100 Voor het aangevraagde krediet verlangt de bank de volgende zekerheden: – een eerste hypotheek op het bedrijfspand met een executiewaarde van EUR 500.000,– en een dekkingswaarde van 70%; – verpanding van de inventaris met een dekkingswaarde van 50%; – verpanding van de voorraden met een dekkingswaarde van 50%; – verpanding van de debiteuren met een dekkingswaarde van 60%. Hoeveel bedraagt de totale dekkingswaarde van de zekerheden? A. EUR 350.000,–. B. EUR 520.000,–. C. EUR 645.000,–.
22.
In de volgroeide fase van een onderneming spelen drie taken een belangrijke rol. I. Het uitvoeren van leidinggevende taken. II. Het nemen van langetermijnbeslissingen. III. Het uitvoeren van coördinerende taken. Op welke van deze taken dient het hoogste management zich in deze fase met name te richten? A. Alleen op I en II. B. Alleen op II en III. C. Op I, II en III.
23.
Welke van de onderstaande gegevens van een onderneming worden in het zekerhedendossier aangetroffen? A. De kredietaanvraag en de revisievoorstellen. B. Een getekende kredietovereenkomst. C. Een kopie van de getekende zekerheidsstukken.
24.
Welke afdeling zal worden ingeschakeld, wanneer een schuldeiser derdenbeslag laat leggen op de tegoeden van een cliënt? A. Afdeling Bijzonder Beheer. B. Afdeling Kredietbewaking. C. Afdeling Kredietrevisie.
©
NIBE-SVV
6
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
Antwoorden oefenexamen Grondbeginselen zakelijke kredietverlening 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
C C B C C C C B C B B A C A B A C A B A B B B A
U slaagt als u ten minste 17 van de 24 meerkeuzevragen juist hebt beantwoord. Let op! Feedback op de vragen treft u aan op de volgende pagina’s.
©
NIBE-SVV
7
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
Feedback oefenexamen Grondbeginselen zakelijke kredietverlening 1.
Alternatief A is onjuist. Een coöperatie is een rechtspersoon. Alternatief B is onjuist. Een coöperatie is een rechtspersoon. Alternatief C is juist. Een eenmanszaak, een commanditaire vennootschap (cv) en een werknemer zijn geen rechtspersonen, maar natuurlijke personen of samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen.
2.
Alternatief A is onjuist. Voor de tenaamstelling van zekerheidsstukken is het onvoldoende uitsluitend de handelsnaam te vermelden (Bakkerij Wolfers). De tenaamstelling van de rekening kan wel uitsluitend de handelsnaam vermelden. Alternatief B is onjuist. Zekerheidsstukken moeten in elk geval de juridische naam vermelden (W. Wolfers). De tenaamstelling van de rekening kan wel uitsluitend de handelsnaam vermelden (Bakkerij Wolfers). Alternatief C is juist. Zekerheidsstukken moeten in elk geval de juridische naam vermelden (W. Wolfers). De handelsnaam kan worden toegevoegd (h/o Bakkerij Wolfers).
3.
Alternatief A is onjuist. Dan zou er juist geen sprake zijn van externe werking. Alternatief B is juist. Externe werking houdt bij een vennootschap onder firma juist het tegenovergestelde in: ieder van de vennoten is op grond van de wet onbeperkt bevoegd de firma te vertegenwoordigen, tenzij in het handelsregister beperkingen zijn ingeschreven. Alternatief C is onjuist. Ieder van de vennoten is onbeperkt bevoegd de firma te vertegenwoordigen.
4.
Alternatief A is onjuist. Het maatschappelijk kapitaal omvat meer dan het kapitaal in portefeuille. Het kapitaal in portefeuille is het maatschappelijk kapitaal verminderd met het geplaatst kapitaal. Alternatief B is onjuist. Crediteuren kunnen zich alleen verhalen op het geplaatste kapitaal, en dat omvat minder dan het maatschappelijk kapitaal. Alternatief C is juist. Het maatschappelijk kapitaal is inderdaad het kapitaal dat volgens de statuten maximaal mag worden uitgegeven.
5.
Alternatief A is onjuist. Door differentiatie wordt een geleding aan de bedrijfskolom toegevoegd. Differentiatie is dus een wijziging in de verticale opbouw van een bedrijfskolom. Alternatief B is onjuist. Door integratie komt een geleding in de bedrijfskolom te vervallen. Integratie is dus een verticale wijziging van een bedrijfskolom. Alternatief C is juist. Specialisatie leidt ertoe dat een geleding in de bedrijfskolom wijzigt. Er vindt nog maar een deel van de activiteiten plaats. Specialisatie is dus een horizontale wijziging van een bedrijfskolom.
6.
Alternatief A is onjuist. Een onderneming die alleen met eigen vermogen wordt gefinancierd heeft een solvabiliteit van 100%. Het eigen vermogen is dan gelijk aan het totaal vermogen: eigen vermogen / totaal vermogen = 100%. Alternatief B is onjuist. Op zich is de bewering juist: verliezen komen ten laste van het eigen vermogen, maar dat is nog geen verklaring voor financiering met andere financieringsbronnen dan alleen het eigen vermogen. Alternatief C is juist. De vermogensbehoefte van ondernemingen is inderdaad variabel. Om aan die variabele vermogensbehoefte te voldoen is financiering met alleen eigen vermogen niet geschikt. Want eigen vermogen is niet eenvoudig uit te breiden of in te krimpen. Dat is wel mogelijk met vormen van vreemd vermogen.
©
NIBE-SVV
8
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
7.
Alternatief A is onjuist. In de praktijk is een deel van de vlottende activa niet vlottend. Alternatief B is onjuist. In de praktijk is een deel van de vlottende activa niet vlottend. Alternatief C is juist. In de praktijk is een deel van de vlottende activa niet vlottend. Er is namelijk een vaste kern aan voorraden en debiteuren. Deze vaste kern vraagt om financiering met lang of permanent vermogen.
8.
Alternatief A is onjuist. De houder van een converteerbare obligatie mag zijn obligatie inwisselen voor aandelen. Maar meestal moet hij de obligatie daarvoor enige tijd bezitten. Het is dus geen geschikt financieringsmiddel voor de korte termijn. Bovendien geven alleen grotere ondernemingen converteerbare obligaties uit. Alternatief B is juist. Een participatiemaatschappij (vaak dochter van een bank) kan deelnemen in het eigen vermogen van een onderneming. Daardoor kan het eigen vermogen toenemen, namelijk als de onderneming nieuwe aandelen uitgeeft. Alternatief C is onjuist. Een besloten vennootschap heeft geen toegang tot de openbare kapitaalmarkt.
9.
Alternatief A is onjuist. Een wisselaval is wel een borgtocht. Alternatief B is onjuist. Een wisselaval is wel een accessoire verbintenis, want die is verbonden aan een hoofdverbintenis. Gaat deze hoofdverbintenis teniet, dan komt ook de accessoire verbintenis (de wisselaval) te vervallen. Alternatief C is juist. Aval kan worden gegeven voor de betrokkene van de wissel, voor de endossant of voor de trekker.
10.
Alternatief A is onjuist. Alleen als de economische levensduur korter is dan de technische levensduur is de economische levensduur bepalend. Alternatief B is juist. De kortste termijn is bepalend voor de afschrijvingstermijn. Meestal is de economische levensduur de kortste. Alternatief C is onjuist. Alleen als de technische levensduur korter is dan de economische levensduur is de technische levensduur bepalend.
11.
Alternatief A is onjuist. Dit is het bedrag voor te betalen vennootschapsbelasting. Dat een post onder het kortlopend vreemd vermogen. Alternatief B is juist. De waardestijging (EUR 100.000) leidt tot een toename van de post machines (activa) en van de passiva. Omdat de waardestijging tot een boekwinst leidt bij verkoop van de machine, moet een voorziening voor de vennootschapbelasting worden getroffen (voorziening latente belastingen). De hoogte van die voorziening is als volgt te berekenen: Vpb-tarief x boekwinst = 25% x 100.000 = EUR 25.000. Het restant wordt aan het eigen vermogen toegevoegd als herwaarderingsreserve (EUR 75.000). Alternatief C is onjuist. Dit is het bedrag van de waardestijging. Niet de gehele waardestijging wordt onder het eigen vermogen geboekt.
©
NIBE-SVV
9
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
12.
Alternatief A is juist. Solvabiliteit kan als volgt worden berekend: eigen vermogen / balanstotaal. Het eigen vermogen blijft constant, het balanstotaal neemt toe met 100 mln euro. De solvabiliteit daalt dus. Alternatieve berekeningswijze: solvabiliteit = eigen vermogen / vreemd vermogen. Het eigen vermogen blijft constant, het vreemd vermogen neemt toe met 100 mln euro. De solvabiliteit daalt dus. De current ratio wordt als volgt berekend: (liquide middelen + debiteuren + voorraden) / kortlopend vreemd vermogen. De post liquide middelen neemt toe met 100 mln euro. De teller neemt dus ook toe met 100 mln euro. Het kortlopend vreemd vermogen blijft constant. De current ratio stijgt dus. Alternatief B is onjuist. Solvabiliteit kan als volgt worden berekend: eigen vermogen / balanstotaal. Het eigen vermogen blijft constant, het balanstotaal neemt toe met 100 mln euro. De current ratio wordt als volgt berekend: (liquide middelen + debiteuren + voorraden) / kortlopend vreemd vermogen. De post liquide middelen neemt toe met 100 mln euro. Alternatief C is onjuist. Solvabiliteit kan als volgt worden berekend: eigen vermogen / balanstotaal. Het eigen vermogen blijft constant, het balanstotaal neemt toe met 100 mln euro. De current ratio wordt als volgt berekend: (liquide middelen + debiteuren + voorraden) / kortlopend vreemd vermogen. De post liquide middelen neemt toe met 100 mln euro.
13.
Alternatief A is onjuist. Cashflow per aandeel geeft hooguit een indicatie voor de hoogte van het dividend, niet de precieze omvang. Alternatief B is onjuist. Cashflow per aandeel is geen kengetal voor rendement. Daarvoor wordt resultaat (winst of verlies) gebruikt (winst per aandeel). Alternatief C is juist. Cashflow (kasstroom) geeft inzage in de hoeveelheid liquide middelen die een onderneming vrijmaakt uit haar activiteiten. In tegenstelling tot resultaat (winst of verlies) is cashflow niet afhankelijk van bijvoorbeeld de gehanteerde afschrijvingsmethode. Cashflow per aandeel is daarmee een maat voor de efficiëntie van de onderneming: hoeveel liquide middelen kan de onderneming per aandeel genereren.
14.
Alternatief A is juist. De omloopsnelheid van de voorraden wordt als volgt berekend: inkoopwaarde omzet / voorraad = EUR 540.000 / EUR 85.000 = 6,4 (afgerond). Alternatief B is onjuist. De omloopsnelheid van de voorraden wordt als volgt berekend: inkoopwaarde omzet / voorraad. Alternatief C is onjuist. De omloopsnelheid van de voorraden wordt als volgt berekend: inkoopwaarde omzet / voorraad.
15.
Alternatief A is onjuist. Rendement duidt op een verhouding, meestal uitgedrukt als percentage. Nettowinst per aandeel is een bedrag, uitgedrukt in euro’s. Bovendien gaat het om dividend, niet om nettowinst. Alternatief B is juist. Dividendrendement is het dividend per aandeel uitgedrukt in een percentage van de koers: dividend per aandeel / koerswaarde x 100%. Alternatief C is onjuist. Rendement duidt op een verhouding, meestal uitgedrukt als percentage. Dividend per aandeel is een bedrag, uitgedrukt in euro’s.
©
NIBE-SVV
10
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
16.
Alternatief A is juist. De hypotheeknemer is de geldgever. De Ondernemersbank is geldverstrekker en dus hypotheeknemer. Alternatief B is onjuist. Mevrouw Baars geeft haar woning als zekerheid: zij is dus hypotheekgever. Bovendien geeft zij haar woning als zekerheid voor een krediet voor de heer Vis, zij is dan derdenhypotheekgever. Alternatief C is onjuist. De heer Vis is geldontvanger. Mevrouw Vis geeft daarbij een derdenhypotheek op haar woning.
17.
Alternatief A is onjuist. Een ondernemer kan wel zijn machines vuistloos verpanden aan zijn bank. Alternatief B is onjuist. Een ondernemer kan wel de te vorderen huurtermijnen verpanden aan zijn bank. Alternatief C is juist. Omdat de goederen nog niet betaald zijn en er een eigendomsvoorbehoud op rust, zijn ze nog geen eigendom geworden van de onderneming. Alleen als de pandgever ook de eigenaar van de te verpanden goederen is, komt er een geldig pandrecht tot stand.
18.
Alternatief A is juist. Een hoofdelijkheidsverklaring is inderdaad alleen geldig als de debiteuren een akte van hoofdelijke aansprakelijkheid hebben ondertekend. Alternatief B is onjuist. Een debiteur die een schuld vanwege een hoofdelijkheidsverklaring heeft betaald, kan een deel van het bedrag verhalen op de overige debiteuren. Zij hoeven alleen hun eigen deel in de totale schuld te betalen. De debiteur kan zijn eigen aandeel dus niet op de anderen verhalen. Alternatief C is onjuist. Een hoofdelijkheidsverklaring is alleen geldig als de debiteuren een akte van hoofdelijke aansprakelijkheid hebben ondertekend.
19.
Alternatief A is onjuist. Een achtergestelde lening met een voorwaardelijke borgstelling staat bekend als een kapitaalverklaring. Alternatief B is juist. Een net worth statement is inderdaad een krachtige en concreet geformuleerde sterkmakingsverklaring. Hierin verklaart de moeder dat zij ervoor instaat, dat het eigen vermogen van de kredietnemer (de dochter) niet beneden een bepaald bedrag zal dalen. Alternatief C is onjuist. Dit is een niet-investeringsverklaring.
20.
Alternatief A is juist. Een vaste hypotheek dient alleen als zekerheid voor de hypothecaire geldlening, in dit geval EUR 140.000. Barendorp bv biedt aanvullende zekerheden ter waarde van EUR 60.000. Dat is dan ook de limiet van het gevraagde rekening-courantkrediet. Alternatief B is onjuist. Een vaste hypotheek dient alleen als zekerheid voor de hypothecaire geldlening. Alternatief C is onjuist. Een vaste hypotheek dient alleen als zekerheid voor de hypothecaire geldlening.
21.
Alternatief A is onjuist. De dekkingswaarde van het pand is EUR 350.000. Inventaris, voorraden en debiteuren hebben ook dekkingswaarde. Alternatief B is juist. De dekkingswaarde van het pand is EUR 350.000 (70% van EUR 500.000). De dekkingswaarde van de inventaris is EUR 25.000 (50% van EUR 50.000). De dekkingswaarde van de voorraden is EUR 25.000 (50% van (300.000 -/- 250.000)). De dekkingswaarde van de debiteuren is EUR 120.000 (60% van 200.000). De totale dekkingswaarde is dus 350.000 + 25.000 + 25.000 + 120.000 = EUR 520.000. Alternatief C is onjuist. De dekkingswaarde van de voorraden is lager dan EUR 150.000.
©
NIBE-SVV
11
Grondbeginselen zakelijke kredietverlening
22.
Alternatief A is onjuist. In de volwassenheidsfase draagt het management een deel van de leidinggevende taken over te dragen aan een lager echelon. Alternatief B is juist. In de volwassenheidsfase heeft het management twee taken: het nemen van langetermijnbeslissingen en het uitvoeren van coördinerende taken. Alternatief C is onjuist. In de volwassenheidsfase draagt het management een deel van de leidinggevende taken over te dragen aan een lager echelon.
23.
Alternatief A is onjuist. In het kredietdossier wordt de kredietaanvraag en revisievoorstellen bewaard. Alternatief B is juist. In het zekerhedendossier wordt onder ander de originele, ondertekende kredietovereenkomst bewaard. Alternatief C is onjuist. In het zekerhedendossier worden alle originele zekerheidsstukken bewaard.
24.
Alternatief A is juist. Bijzonder (krediet)beheer is een gespecialiseerde afdeling die zich bezighoudt met bijzonder kredietbeheer. Zij komt in actie wanneer de klant zijn betalingsverplichtingen niet nakomt. Als een schuldeiser derdenbeslag laat leggen op tegoeden van een cliënt, is die cliënt zijn betalingsverplichtingen tegenover die schuldeiser niet nagekomen. Alternatief B is onjuist. Kredietbewaking is een functie van kredietbeheer. Het gaat om toezicht op het nakomen van de kredietvoorwaarden door cliënten. Alternatief C is onjuist. Kredietrevisie is een functie van kredietbeheer. Het gaat om periodiek toezicht op de kredietvoorwaarden.
©
NIBE-SVV
12