Oefenexamen Inleiding zakelijke kredietverlening
NIBE-SVV 2015
Inleiding zakelijke kredietverlening
1.
Hieronder volgen vier ondernemingen/personen. I. II. III. IV.
Coöperatie Landbouwgebied Oost-Groningen. Eenmanszaak ‘De gouden tulband’. Zonneschijn cv. Een chirurg als werknemer in een bv.
Welke ondernemingen/personen vallen onder de begrippen ‘natuurlijke personen’ of ‘samenwerkingsverband van natuurlijke personen’? A. B. C.
2.
I, II en III. I, III en IV. II, III en IV.
Bij een vennootschap onder firma (vof) is sprake van externe werking. Wat betekent externe werking in dit verband? A. B. C.
3.
De handelende vennoot bindt alleen zichzelf. Ieder van de vennoten is hoofdelijk aansprakelijk voor de vennootschapsschulden. De vennoten zijn slechts beperkt bevoegd de firma te vertegenwoordigen.
Welke bewering over een vereniging is JUIST? A. Een vereniging die bij notariële akte is opgericht, heeft volledige rechtsbevoegdheid. B. Een vereniging met beperkte bevoegdheid moet zich laten inschrijven in het handelsregister. C. Een informele vereniging kan NIET worden ingeschreven in het handelsregister.
4.
Hieronder staan drie ondernemingsvormen. I. II. III.
Besloten vennootschap. Eenmanszaak. Vennootschap onder firma.
Welke ondernemingsvorm(en) moet(en) vennootschapsbelasting betalen? A. Uitsluitend I. B. I en II. C. I en III.
© NIBE-SVV
2
Inleiding zakelijke kredietverlening
5.
Welk soort informatie hoeft NIET in een ondernemingsplan te worden opgenomen: A. Markttrends en prijsontwikkelingen. B. De spreiding van de afnemers. C. Technische specificaties van geleverde producten.
6.
Een onderneming leent EUR 10 mln, ter financiering van een toekomstige overname. Het geld staat tijdelijk op de bank. Hierdoor zal de solvabiliteit ... (1) ... en de current ratio ... (2) … Wat moet worden ingevuld voor (1) en (2)? A. B. C.
7.
(1) dalen (1) gelijk blijven (1) gelijk blijven
(2) stijgen. (2) stijgen. (2) dalen.
Een bankmedewerker beoordeelt de kredietaanvraag van Jansen BV. De medewerker constateert dat Jansen BV een te hoge kredietbehoefte heeft vastgesteld. Wat is een risico van deze situatie? A. Jansen bv zal het krediet gebruiken om verliezen op te vangen. B. Jansen bv komt op (korte) termijn in liquiditeitsproblemen. C. Jansen bv doet op (korte) termijn een nieuwe kredietaanvraag.
8.
Welke gegevens van een onderneming worden in het zekerhedendossier aangetroffen? A. B. C.
9.
De kredietaanvraag en de revisievoorstellen. Een getekende kredietovereenkomst. Een kopie van de getekende zekerheidsstukken.
In een contract voor een bouwproject wordt een vooruitbetalingsgarantie opgenomen. Welke partij is de begunstigde van deze garantie? A. De opdrachtgever van het bouwproject. B. De aannemer van het bouwproject. C. De bank van de opdrachtgever.
© NIBE-SVV
3
Inleiding zakelijke kredietverlening
10.
Welke bewering over de jaarrekening van de bv is JUIST? A. B. C.
11
De meeste bv’s kennen een volledige publicatieplicht. De jaarrekening van de bv moet bestaan uit een balans, een resultatenrekening en een toelichting. De meeste bv´s moeten hun jaarrekening laten controleren door een accountant.
Rengers Facilitair bv wil op korte termijn haar eigen vermogen uitbreiden. Hoe kan zij dit doen? A. B. C.
12.
Door de uitgifte van obligaties. Door het plaatsen van aandelen bij een participatiemaatschappij. Door een openbare aandelenemissie.
Een fietsenstalling bij een spoorwegstation verhuurt en verkoopt fietsen. Onder welke balanspost(en) worden de voor de verhuur bestemde fietsen en de voor de verkoop bestemde fietsen opgenomen? A. B. C.
13.
Beide onder de vaste activa. Beide onder de vlottende activa. De huurfietsen onder de vaste activa en de voor de verkoop bestemde fietsen onder de vlottende activa.
Het bedrijfspand van Rebato NV wordt geherwaardeerd. De boekwaarde van het gebouw wordt verhoogd van EUR 300.000,– tot EUR 400.000,–. Met welk bedrag stijgt het eigen vermogen als de vennootschapsbelasting 25% bedraagt? A. B. C.
14.
EUR 25.000,–. EUR 75.000,–. EUR 100.000,–.
Welke kosten hebben GEEN invloed op de liquiditeitspositie van ondernemingen? A. B. C.
Afschrijvingskosten. Inkoopkosten. Loonkosten.
© NIBE-SVV
4
Inleiding zakelijke kredietverlening
15.
Wanneer daalt het (netto)werkkapitaal van een onderneming? A. B. C.
16.
Welk kengetal geeft aan, in welke mate een onderneming in staat is om eventuele verliezen op te vangen en op lange termijn aan haar verplichtingen te blijven voldoen? A. B. C.
17.
Als de crediteuren worden betaald uit de liquide middelen. Als de limiet van het rekening-courantkrediet wordt verlaagd. Als een langlopende lening vervroegd wordt afgelost vanuit de liquide middelen.
Het rendement op het eigen vermogen. De current ratio. De solvabiliteitsratio.
Gegeven zijn de volgende posten: Totaal vermogen Eigen vermogen Winst vóór belastingen Belastingen Betaalde rente
EUR 200.000,EUR 80.000,EUR 12.000,EUR 4.000,EUR 6.000,-
Hoe hoog is het rendement op het eigen vermogen? A. 4%. B. 10%. C. 15%.
18.
Welke bewering over de zakelijke en de persoonlijke zekerheid is JUIST. A. Bij een zakelijke zekerheid kan de betaling van een vordering bij een derde partij worden opgeëist en bij een persoonlijke zekerheid NIET. B. Bij een zakelijke zekerheid is de houder een preferente crediteur en bij een persoonlijke zekerheid NIET. C. Een persoonlijke zekerheid is meer een belofte dan een echte zekerheid.
© NIBE-SVV
5
Inleiding zakelijke kredietverlening
19.
Gegeven zijn de balans van Borculo bv (x EUR 1.000,–) per ultimo 201X-1 en 201X en de resultatenrekening over 201X. Activa Onroerende zaken Machines/inventaris Voorraden Debiteuren Liquide middelen
Totaal
201X-1 201X Passiva 201X-1 201X 125 115 Aandelenkapitaal 100 100 110 95 Reserves 50 65 65 85 Voorzieningen 5 5 85 95 Hypothecaire leningen 120 110 5 10 Middellange leningen 30 20 Rekening/courant-krediet 25 20 Crediteuren 60 80 390 400 Totaal 390 400
Resultatenrekening (x EUR 1.000,–) 201X Omzet 750 Inkopen 540 Brutowinst 210 Personeelskosten 90 Rente 15 Overige kosten 55 Winst vóór afschrijvingen 50 Afschrijvingen 25 Winst voor belasting 25 Belasting 10 Nettowinst 15 Hoeveel bedragen de voorraaddagen van Borculo bv in 201X? A. B. C.
20.
41,4. 50,7. 57,4.
De Ondernemersbank verstrekt aan de heer Vis een krediet met als zekerheid het hypotheekrecht op de woning van mevrouw Baars. Wat is in dit geval JUIST? A. B. C.
De Ondernemersbank is de hypotheeknemer. Mevrouw Baars is de hypotheeknemer. De heer Vis is de nemer van een derdenhypotheek.
© NIBE-SVV
6
Inleiding zakelijke kredietverlening
21.
In welke situatie is GEEN sprake van geldig pandrecht? A. B. C.
22.
Een ondernemer verpandt zijn machines vuistloos aan de bank. Een ondernemer verpandt toekomstige, van een bestaande huurder te vorderen huurtermijnen, aan de bank. Een ondernemer verpandt onbetaalde goederen, waarvoor een eigendomsvoorbehoud is gemaakt, aan de bank.
Hieronder volgen twee beweringen over de hoofdelijke medeschuldverbintenis. I. II.
Een hoofdelijke medeschuldverbintenis moet schriftelijk worden overeengekomen. Als een van de debiteuren de schuld heeft betaald, kan hij het betaalde bedrag volledig verhalen op één van zijn mededebiteuren.
Wat is JUIST? A. B. C.
23.
Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn juist.
De Ondernemersbank verstrekt een lening aan Newton ICT Services bv, een dochteronderneming van Newton Beheer bv. De Ondernemersbank bedingt van de moeder een sterkmakingsverklaring. Wat is een sterkmakingsverklaring? A.
B. C.
24.
Een achterstelling, waarbij de moeder een vordering op de dochter achterstelt en zich daarbij borgstelt tegenover de bank, voor het geval zij in strijd met de achterstelling zou handelen. Een document, waarin de moeder verklaart ervoor in te staan dat het eigen vermogen van de dochter NIET beneden een bepaald bedrag zal dalen. Een belofte van de kredietnemer om tijdens de looptijd van de lening GEEN verdere uitbreidingen te doen, tenzij met goedkeuring van de bank.
Wanneer zal een bank een krediet overdragen aan haar afdeling Bijzonder beheer? A. B. C.
Alleen bij een (dreigende) surseance van betaling. Alleen bij een (dreigend) faillissement. Zowel bij een (dreigende) surseance van betaling als bij een (dreigend) faillissement.
© NIBE-SVV
7
Inleiding zakelijke kredietverlening
Antwoorden oefenexamen Inleiding zakelijke kredietverlening 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
C B A A C A A B A B B C B A C C B B C A C A B C
U slaagt als u ten minste 17 van de 24 meerkeuzevragen juist hebt beantwoord. Let op! Feedback op de vragen treft u aan op de volgende pagina’s.
© NIBE-SVV
8
Inleiding zakelijke kredietverlening
Feedback oefenexamen Inleiding zakelijke kredietverlening 1.
Alternatief A is onjuist. Een coöperatie is een rechtspersoon. Alternatief B is onjuist. Een coöperatie is een rechtspersoon. Alternatief C is juist. Een eenmanszaak, een commanditaire vennootschap (cv) en een werknemer zijn geen rechtspersonen, maar natuurlijke personen of samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen.
2.
Alternatief A is onjuist. Dan zou er juist geen sprake zijn van externe werking. Alternatief B is juist. Externe werking houdt bij een vennootschap onder firma juist het tegenovergestelde in: ieder van de vennoten is op grond van de wet onbeperkt bevoegd de firma te vertegenwoordigen, tenzij in het handelsregister beperkingen zijn ingeschreven. Alternatief C is onjuist. Ieder van de vennoten is onbeperkt bevoegd de firma te vertegenwoordigen.
3.
Alternatief A is juist. Een formele vereniging wordt bij notariële akte opgericht en heeft een volledige rechtsbevoegdheid. Alternatief B is onjuist. Een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid is niet verplicht om zich te laten inschrijven in het handelsregister. Alternatief C is onjuist. Een informele vereniging kan wel worden ingeschreven in het handelsregister.
4.
Alternatief A is juist. Een bv is een rechtspersoon en moet dus vennootschapsbelasting betalen. De andere ondernemingsvormen zijn (samenwerkingsverbanden van) natuurlijke personen. Alternatief B is onjuist. Een eenmanszaak hoeft geen vennootschapsbelasting te betalen. Alternatief C is onjuist. Een vennootschap onder firma hoeft geen vennootschapsbelasting te betalen.
5.
Alternatief A is onjuist. Markttrends en prijsontwikkelingen vallen onder de informatie over de markt die in het ondernemingsplan worden opgenomen. Alternatief B is onjuist. Informatie over de spreiding van de afnemers is belangrijk om in het ondernemingsplan op de te nemen, omdat het de bank inzicht geeft in het risico van wegvallende afnemers. Alternatief C is juist. Technische specificaties van geleverde producten zijn voor een kredietverlener niet belangrijk.
6.
Alternatief A is juist. Solvabiliteit kan als volgt worden berekend: eigen vermogen / balanstotaal. Het eigen vermogen blijft constant, het balanstotaal neemt toe met EUR 100 mln. De solvabiliteit daalt dus. Alternatieve berekeningswijze: solvabiliteit = eigen vermogen / vreemd vermogen. Het eigen vermogen blijft constant, het vreemd vermogen neemt toe met
© NIBE-SVV
9
Inleiding zakelijke kredietverlening
EUR 100 mln. De solvabiliteit daalt dus. De current ratio wordt als volgt berekend: (liquide middelen + debiteuren + voorraden) / kortlopend vreemd vermogen. De post liquide middelen neemt toe met EUR 100 mln. De teller neemt dus ook toe met EUR 100 mln. Het kortlopend vreemd vermogen blijft constant. De current ratio stijgt dus. Alternatief B is onjuist. Solvabiliteit kan als volgt worden berekend: eigen vermogen / balanstotaal. Het eigen vermogen blijft constant, het balanstotaal neemt toe met EUR 100 mln. De current ratio wordt als volgt berekend: (liquide middelen + debiteuren + voorraden) / kortlopend vreemd vermogen. De post liquide middelen neemt toe met EUR 100 mln. Alternatief C is onjuist. Solvabiliteit kan als volgt worden berekend: eigen vermogen / balanstotaal. Het eigen vermogen blijft constant, het balanstotaal neemt toe met EUR 100 mln. De current ratio wordt als volgt berekend: (liquide middelen + debiteuren + voorraden) / kortlopend vreemd vermogen. De post liquide middelen neemt toe met EUR 100 mln. 7.
Alternatief A is juist. Als de bank een krediet verstrekt op basis van een te hoge kredietbehoefte, krijgt de klant te veel financiële ruimte. De klant zou deze extra ruimte kunnen besteden aan ondoordachte plannen of zelfs om verliezen op te vangen. Alternatief B is onjuist. Liquiditeitsproblemen kunnen juist ontstaan als de bank een krediet verstrekt op basis van een te lage kredietbehoefte. Alternatief C is juist. De klant zal eerder een tweede kredietaanvraag te doen als de bank een krediet verstrekt op basis van een te lage kredietbehoefte.
8.
Alternatief A is onjuist. In het kredietdossier wordt de kredietaanvraag en revisievoorstellen bewaard. Alternatief B is juist. In het zekerhedendossier wordt onder ander de originele, ondertekende kredietovereenkomst bewaard. Alternatief C is onjuist. In het zekerhedendossier worden alle originele zekerheidsstukken bewaard.
9.
Alternatief A is juist. Bij een vooruitbetalingsgarantie heeft de opdrachtgever de zekerheid dat zijn vooruitbetaling zal worden terugbetaald als de aannemer niet aan zijn verplichtingen voldoet. Alternatief B is onjuist. Bij een vooruitbetalingsgarantie moet de aannemer de ontvangen vooruitbetaling terugbetalen als hij niet aan zijn verplichtingen voldoet. Alternatief C is juist. De bank van de opdrachtgever is niet betrokken bij een vooruitbetalingsgarantie.
10.
Alternatief A is onjuist. Alleen grote bv’s hebben een volledige publicatieplicht. Alternatief B is juist. Dit zijn inderdaad de verplichte onderdelen van de
© NIBE-SVV
10
Inleiding zakelijke kredietverlening
jaarrekening van een bv. Alternatief C is onjuist. Alleen middelgrote en grote bv’s moeten hun jaarrekening laten controleren door een accountant (of boekhouder). 11.
Alternatief A is onjuist. De houder van een converteerbare obligatie mag zijn obligatie inwisselen voor aandelen. Maar meestal moet hij de obligatie daarvoor enige tijd bezitten. Het is dus geen geschikt financieringsmiddel voor de korte termijn. Bovendien geven alleen grotere ondernemingen converteerbare obligaties uit. Alternatief B is juist. Een participatiemaatschappij (vaak dochter van een bank) kan deelnemen in het eigen vermogen van een onderneming. Daardoor kan het eigen vermogen toenemen, namelijk als de onderneming nieuwe aandelen uitgeeft. Alternatief C is onjuist. Een besloten vennootschap heeft geen toegang tot de openbare kapitaalmarkt.
12.
Alternatief A is onjuist. Eén van beide posten valt onder de vlottende activa. Alternatief B is onjuist. Eén van beide posten valt onder de vaste activa. Alternatief C is juist. De post huurfietsen valt onder de vaste activa omdat zij omdat zij duurzaam (diverse jaren) worden gebruikt. De post fietsen ter verkoop valt onder de vlottende activa omdat zij na verkoop niet meer worden gebruikt.
13.
Alternatief A is onjuist. Dit is het bedrag voor te betalen vennootschapsbelasting. Dat is een post onder het kortlopend vreemd vermogen. Alternatief B is juist. De waardestijging (EUR 100.000) leidt tot een toename van de post machines (activa) en van de passiva. Omdat de waardestijging tot een boekwinst leidt bij verkoop van de machine, moet een voorziening voor de vennootschapsbelasting worden getroffen (voorziening latente belastingen). De hoogte van die voorziening is als volgt te berekenen: Vpb-tarief x boekwinst = 25% x 100.000 = EUR 25.000. Het restant wordt aan het eigen vermogen toegevoegd als herwaarderingsreserve (EUR 75.000). Alternatief C is onjuist. Dit is het bedrag van de waardestijging. Niet de gehele waardestijging wordt onder het eigen vermogen geboekt.
14.
Alternatief A is juist. Afschrijvingen zijn wel kosten, maar geen uitgaven. Daarom hebben zij geen invloed op de liquiditeit van een onderneming. Alternatief B is onjuist. Inkoopkosten zijn uitgaven die de liquiditeit beperken. Alternatief C is onjuist. Loonkosten zijn uitgaven die de liquiditeit beperken.
15.
Alternatief A is onjuist. In dit geval dalen zowel de vlottende activa (liquide middelen) als de kortlopende schulden (crediteuren) met hetzelfde bedrag. Het (netto)werkkapitaal blijft dus per saldo gelijk. Alternatief B is onjuist. Een lagere limiet van het rekening-courantkrediet heeft geen directe invloed op de vlottende activa of op de kortlopende schulden. Het (netto)werkkapitaal blijft dus per saldo gelijk.
© NIBE-SVV
11
Inleiding zakelijke kredietverlening
Alternatief C is juist. Door de aflossing van de langlopende lening uit de liquiditeiten dalen de vlottende activa, maar de kortlopende schulden blijven gelijk. Hierdoor zal het (netto)werkkapitaal dalen. 16.
Alternatief A is onjuist. Het rendement op het eigen vermogen is een kengetal voor de winstgevendheid van de onderneming. Alternatief B is onjuist. De current ratio is een kengetal voor de liquiditeit van de onderneming. Dit kengetal geeft aan in hoeverre de onderneming op korte termijn aan haar verplichtingen kan voldoen. Alternatief C is juist. De solvabiliteit geeft een indicatie van de soliditeit van de financiering van de onderneming. Hoe hoger de solvabiliteit, hoe groter de kans dat de onderneming op lange termijn aan haar verplichtingen kan blijven voldoen.
17.
Alternatief A is onjuist. U heeft de winst na belastingen gedeeld door het totaal vermogen. Alternatief B is juist. Het rendement op het eigen vermogen wordt berekend door de winst na belastingen te delen door het (gemiddelde) eigen vermogen. Alternatief C is onjuist. U heeft de winst vóór belastingen gedeeld door het eigen vermogen.
18.
Alternatief A is onjuist. Zowel de zakelijke als de persoonlijke zekerheid kan door een derde persoon (bijvoorbeeld) een familielid worden gegeven. Alternatief B is juist. Zakelijke zekerheden geven de houder een preferente positie ten opzichte van andere crediteuren en persoonlijke zekerheden niet. Alternatief C is onjuist. Persoonlijke zekerheden zijn echte zekerheden waarvan de naleving kan worden afgedwongen.
19.
Alternatief A is onjuist. De voorraaddagen worden als volgt berekend: voorraad / inkoopwaarde omzet * 365. Alternatief B is onjuist. De voorraaddagen worden als volgt berekend: voorraad / inkoopwaarde omzet * 365. Alternatief C is juist. De voorraaddagen worden als volgt berekend: voorraad / inkoopwaarde omzet * 365 = EUR 85.000 / EUR 540.000 = 57,4 (afgerond).
20.
Alternatief A is juist. De hypotheeknemer is de geldgever. De Ondernemersbank is geldverstrekker en dus hypotheeknemer. In het spraakgebruik wordt met hypotheeknemer ook wel de geldnemer bedoeld. Hypotheek is dan de aanduiding voor de lening. Strikt genomen is dat dus verkeerd. Alternatief B is onjuist. Mevrouw Baars geeft haar woning als zekerheid: zij is dus hypotheekgever. Bovendien geeft zij haar woning als zekerheid voor een krediet voor de heer Vis, zij is dan derdenhypotheekgever. Alternatief C is onjuist. De heer Vis is geldontvanger. Mevrouw Vis geeft daarbij een derdenhypotheek op haar woning.
© NIBE-SVV
12
Inleiding zakelijke kredietverlening
21.
Alternatief A is onjuist. Een ondernemer kan zijn machines vuistloos verpanden aan zijn bank. Hij kan ze daardoor gewoon blijven gebruiken. Alternatief B is onjuist. Een ondernemer kan de te vorderen huurtermijnen (dat zijn toekomstige vorderingen) verpanden aan zijn bank. Alternatief C is juist. Omdat de goederen nog niet betaald zijn en er een eigendomsvoorbehoud op rust, zijn ze nog geen eigendom geworden van de onderneming. Alleen als de pandgever ook de eigenaar van de te verpanden goederen is, komt er een geldig pandrecht tot stand.
22.
Alternatief A is juist. Een hoofdelijkheidsverklaring is inderdaad alleen geldig als de debiteuren een akte van hoofdelijke aansprakelijkheid hebben ondertekend. Bewering I is dus juist. Een debiteur die een schuld vanwege een hoofdelijkheidsverklaring heeft betaald, kan een deel van het bedrag verhalen op de overige debiteuren. Zij hoeven alleen hun eigen deel in de totale schuld te betalen. De debiteur kan zijn eigen aandeel dus niet op de anderen verhalen. Hij kan de schuld ook niet op een van de overige debiteuren verhalen. Bewering II is dus onjuist. Alternatief B is onjuist. Een debiteur die een schuld vanwege een hoofdelijkheidsverklaring heeft betaald, kan een deel van het bedrag verhalen op de overige debiteuren. Zij hoeven alleen hun eigen deel in de totale schuld te betalen. De debiteur kan zijn eigen aandeel dus niet op de anderen verhalen. Hij kan de schuld ook niet op een van de overige debiteuren verhalen. Alternatief C is onjuist. Een hoofdelijkheidsverklaring is alleen geldig als de debiteuren een akte van hoofdelijke aansprakelijkheid hebben ondertekend.
23.
Alternatief A is onjuist. Een achtergestelde lening met een voorwaardelijke borgstelling heet ook wel kapitaalverklaring. Alternatief B is juist. Een sterkmakingsverklaring is inderdaad een krachtige en concreet geformuleerde verklaring, waarin de moeder verklaart dat zij ervoor instaat, dat het eigen vermogen van de kredietnemer (de dochter) niet beneden een bepaald bedrag zal dalen. Alternatief C is onjuist. De belofte om GEEN verdere uitbreidingen te doen is een niet-investeringsverklaring.
24.
Alternatief A is onjuist. Bijzonder beheer wordt niet alleen bij een (dreigende) surseance van betaling ingeroepen. Alternatief B is onjuist. Bijzonder beheer wordt niet alleen bij een (dreigend) faillissement ingeroepen. Alternatief C is juist. In alle gevallen waar surseance of faillissement dreigt, wordt het krediet overgedragen aan Bijzonder beheer.
© NIBE-SVV
13