Oefenexamen Inleiding bankbedrijf
NIBE-SVV 2014
1.
Een groot aantal ondernemingen trekt financiële middelen rechtstreeks op de vermogensmarkt aan. Banken vervullen hierin een belangrijke rol. Op een zeker moment verzorgt een bank voor Philips de emissie van nieuwe aandelen op de Amsterdamse effectenbeurs. Welke kernfunctie vervult deze bank hier? A. B. C.
2.
De transformatiefunctie. De bemiddelingsfunctie. Het verzorgen van het betalingsverkeer.
Een Nederlandse consument kan onder bepaalde voorwaarden gratis geld overboeken naar rekeningen in andere landen. De heer De Bie, klant van de Garo Bank in Loenen, boekt een bedrag over naar de rekening van de firma Krups bij de Hannover Bank in Duitsland. Aan welke van de volgende voorwaarden moet in dit geval voldaan zijn om gratis over te kunnen boeken? A. B. C.
3.
Het bedrag moet groter zijn dan EUR 20.000,-. De heer De Bie moet het IBAN-nummer van Krups en de BIC-code van de Hannover Bank in de opdracht vermelden. De Garo Bank moet een nostrorekening hebben bij de Hannover bank.
Financiële producten kunnen worden aangeboden via directe en indirecte distributie. In welk van de onderstaande gevallen is sprake van indirecte distributie? A. B. C.
4.
Makelaar van Buuren biedt klanten, die een huis via hem kopen, hypothecaire leningen aan. De ABC-Bank verstrekt een consumptief krediet van EUR 5.000,- aan een klant. De overheid biedt een startend bedrijf een lening aan onder de speciaal daartoe in het leven geroepen groeifaciliteit.
Hieronder staan twee beweringen over betalingen. I. II.
Bij pinopnames wordt giraal geld getransformeerd naar chartaal geld. Bij een betaling met de OV-chipkaart wordt direct geld overgeboekt van de eigen rekening naar de rekening van de begunstigde.
Wat is JUIST? A. B. C.
Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn juist.
NIBE-SVV 2014
2
5.
Hoe werkt het depositogarantiestelsel? A. B. C.
6.
Houders van deposito’s in een vreemde valuta krijgen garantie tegen koersdaling van de valuta. Houders van betaal- en spaarrekeningen krijgen bij faillissement van hun bank hun inleg tot een bepaald maximum terug. Houders van deposito’s krijgen bij faillissement van de geldnemende bank maximaal EUR 50.000,- terug van de Nederlandsche Bank.
In de Wet ter voorkoming van witwassen financiering van terrorisme (Wwft) is geregeld dat een bank de identiteit van haar klant moet vaststellen, voordat bepaalde vormen van financiële dienstverlening aangeboden worden. De klant moet in veel gevallen persoonlijk een legitimatiebewijs overleggen op het kantoor van de bank. Welke dienst valt hier NIET onder? A. B. C.
7.
Welke bewering over spaargeld is JUIST? A. B. C.
8.
De consument die uit vermogensmotief spaart, zet zijn geld bij voorkeur op een direct opeisbare rekening en krijgt zodoende een relatief hoge rente. Bij een spaarrekening met rentesegmentering hangt de rentevergoeding samen met de valuta van de rekening. Een motief om te sparen op een groenspaarrekening is het relatief hoge nettorendement.
Welke bewering over aandelen is JUIST? A. B. C.
9.
Het openen van een betaalrekening. Het openen van een internetspaarrekening. Het in bewaring nemen van effecten.
Het direct rendement op aandelen neemt toe in geval van koersstijging. Het indirect rendement op aandelen kan negatief zijn, maar het direct rendement NIET. Het management van een bedrijf bepaalt de hoogte van het dividend dat ieder jaar door dat bedrijf wordt uitgekeerd.
Welke bewering over consumptieve kredieten is ONJUIST? A. B. C.
De looptijd van consumptieve kredieten is zelden langer dan 72 maanden. Consumptieve kredieten worden meestal verstrekt voor de aanschaf van roerende goederen. Bij een aflopend goederenkrediet is meestal sprake van een overeenkomst tussen drie partijen.
NIBE-SVV 2014
3
10. Zal een bank direct reageren wanneer iemand met een consumptief krediet NIET meer voldoet aan de tijdige betaling van rente en aflossing? A. B. C.
11
Ja, zij stuurt een aanmaning. Ja, zij stelt de cliënt schriftelijk in gebreke. Nee, zij wacht af of de betaling in kwestie alsnog binnenkomt.
Heleen staat nog aan het begin van haar loopbaan. Zij gaat ervan uit dat haar inkomen geleidelijk zal toenemen. Omdat ze steeds comfortabeler wil leven, zullen haar dagelijkse uitgaven net zo snel toenemen als haar inkomen. Ze verwacht dat de rentevoet over de hele looptijd van haar hypotheek gelijk zal blijven. Met welke hypotheekvorm zal ze bereiken dat ze over de gehele looptijd hetzelfde brutobedrag zal betalen aan hypotheeklasten? A. B. C.
Lineaire hypotheek. Annuïteitenhypotheek. Beleggingshypotheek.
12. Op grond van een wettelijke regeling is de maximale hypothecaire lening voor een woning gekoppeld aan een bepaalde waarde. Welke waarde is dat? A. B. C.
De executiewaarde. De vrijeverkoopwaarde. De herbouwwaarde.
13. Wat is een verschil tussen een zakelijke betaalrekening en een particuliere betaalrekening? A. B. C.
Het openen van een zakelijke betaalrekening is meestal NIET gratis en het openen van een particuliere betaalrekening wel. Betalingen van en naar een zakelijke betaalrekening worden sneller afgewikkeld dan betalingen van en naar een particuliere betaalrekening. Banken vergoeden een hogere creditrente over tegoeden op een zakelijke betaalrekening dan over tegoeden op een particuliere betaalrekening.
NIBE-SVV 2014
4
14. Onder het gedragstoezicht op de financiële sector in Nederland hoort toezicht op de integriteit van financiële instellingen. ‘De gouden dukaat’ is een beleggingsinstelling die belegt in goud. Al lange tijd geleden heeft deze instelling een vergunning aangevraagd, maar dat is een langdurige zaak bij de betreffende toezichthouder. Nu besluit zij tóch vast haar product aan te bieden aan het publiek. Welke toezichthouder zal hiertegen optreden? A. B. C.
De Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank. De Nederlandse Vereniging van Banken.
15. Guus neemt een abonnement op een Amerikaans tijdschrift over basketbal. Jaarlijks moet hij een bedrag van USD 175 betalen aan de uitgeverij, die gevestigd is in Seattle en alleen een bankrekening in de Verenigde Staten heeft. Welk betaalmiddel kan hij NIET gebruiken om de benodigde internationale betaling te realiseren? A. B. C.
Een creditcard. IDEAL. PayPal.
16. Pinpassen en creditcards zijn beide bestemd voor toonbankbetalingen en zijn in veel opzichten gelijk. Wat is echter een belangrijk verschil? A. B. C.
Zolang de houder GEEN melding heeft gemaakt van verlies of diefstal, loopt hij bij een pinpas meer risico dan bij een creditcard. Een creditcardbetaling is een vorm van kredietverlening, een pinpasbetaling NIET. Pinpasbetalingen gaan via Equens, creditcardbetalingen NIET.
17. Wat wordt in de Wft NIET verstaan onder ‘complexe producten’? A. B. C.
Een participatie in een beleggingsfonds dat ALLEEN belegt in obligaties. Een uitvaartverzekering. Een scheepvaart-CV.
NIBE-SVV 2014
5
18. Welke organisatie neemt het definitieve besluit over het verlenen van een vergunning aan een beginnende bank in Nederland? A. B. C.
De Europese Centrale Bank (ECB). De Nederlandsche Bank (DNB). De Autoriteit Financiële Markten (AFM).
19. Een onderneming kan van tijd tot tijd liquiditeitsoverschotten hebben voor kortere of langere periode. De eigenaar van Kapsalon De Jong wil zijn pand renoveren. Door maandelijks een bedrag opzij te zetten hoopt de eigenaar na zes maanden voldoende middelen te hebben om deze renovatie te kunnen bekostigen. Welk zakelijke creditproduct kan de eigenaar het beste gebruiken? A. B. C.
Een zakelijke spaarrekening. Een termijndeposito. Een flexibel deposito.
20. Hieronder staan twee beweringen over cashmanagement. I. II.
Geldstromenbeheer is onder meer bedoeld om leveranciers zo snel mogelijk te betalen. Commerciële banken kunnen certificates of deposit gebruiken om hun korte termijn financieringsbehoefte te dekken.
Wat is JUIST? A. B. C.
Alleen I is juist. Alleen II is juist. Geen van beide is juist.
21. Ondernemingen gebruiken over het algemeen leningen met een korte of middellange looptijd voor de financiering van vlottende activa. Hoe heet het principe dat hierbij gehanteerd wordt? A. B. C.
Voorzorgsmotief. Objectfinanciering. Matching.
NIBE-SVV 2014
6
22. Welke crediteur heeft de zwakste positie bij de verdeling van de opbrengst bij een liquidatie van een onderneming? A. B. C.
Een concurrente crediteur. De houder van een achtergestelde lening met onderpand. Een obligatiehouder.
23. Welk betaalproduct geeft een onderneming die producten aanbiedt via internet, de MINSTE zekerheid dat de klant betaalt? A. B. C.
Een acceptgiro bij de zending van de bestelde goederen. Een betaling per creditcard tijdens een online bestelprocedure. Een betaling via iDEAL tijdens een online bestelprocedure.
24. Een grote bollenkwekerij sluit een krediet met als onderpand enkele kassen, die ingeschreven staan als registergoed. Welke vorm van zekerheid is dit? A. B. C.
Een vuistloos pand. Een stil pand. Een hypotheek.
25. Mark heeft een baan als architect. Hij denkt over een jaar genoeg geld te hebben voor de aanschaf van een auto. Mark heeft al zijn geld op een internetspaarrekening staan. Hij raadpleegt zijn bank voor een goed beleggingsadvies. Bij de bank is voor hem een defensief beleggingsprofiel opgemaakt. Welk advies zal de bank hem geven voor de komende twaalf maanden? A. B. C.
Beleg al uw spaargeld in aandelen om over een jaar de hoogst mogelijke opbrengst te hebben. Houd al uw spaargeld aan op uw internetspaarrekening om flexibel te zijn. Beleg al uw spaargeld in een beleggingsfonds van bedrijfsobligaties van jonge bedrijven vanwege het aantrekkelijke rendement.
26. Welke bewering over emissies op de kapitaalmarkt is JUIST? A. B.
C.
Op de openbare kapitaalmarkt worden ALLEEN obligaties aan openbare lichamen uitgegeven. Een argument om als emittent bij een emissie te kiezen voor de onderhandse kapitaalmarkt in plaats van de openbare kapitaalmarkt is de flexibiliteit om voor maatwerk te kiezen. Obligaties bieden een belegger ALTIJD meer zekerheid dan onderhandse leningen.
NIBE-SVV 2014
7
Antwoorden oefenexamen Inleiding bankbedrijf 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26.
B B A A B B C B B C B B A A B B B A C B C B A C B B
U slaagt als u ten minste 19 van de 26 meerkeuzevragen juist hebt beantwoord.
NIBE-SVV 2014
8