Oefenexamen Pensioenpraktijk
NIBE-SVV, november 2014
Oefenexamen Pensioenpraktijk
1. Welke van de onderstaande beweringen over de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is JUIST? A. Na één jaar ziekte wordt een werknemer voor de WIA gekeurd om te bepalen voor welke WIA-uitkering hij/zij in aanmerking komt. B. Werknemers die bij een WIA-uitkering voor 25% arbeidsongeschikt zijn verklaard, komen in aanmerking voor een WIA-uitkering. C. De regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten is bestemd voor werknemers die bij een WIA-keuring volledig maar NIET duurzaam arbeidsongeschikt zijn verklaard.
2. Welke betrokken partijen moeten volgens de Pensioenwet een pensioenovereenkomst sluiten? A. Werkgever en werknemer. B. Werkgever en pensioenuitvoerder. C. Werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder.
3. Wat is in het kader van de wet- en regelgeving gelijke behandeling NIET toegestaan? A. Een pensioenregeling op basis van eindloon tot 50 jaar, daarna voortzetting op basis van middelloon. B. Een pensioenregeling op basis van eindloon tot EUR 50.000,-, daarboven voortzetting op basis van middelloon. C. Een pensioenregeling op basis van eindloon voor directieleden, voor medewerkers een pensioenregeling op basis van middelloon.
4. Wat is een belangrijk voordeel van pensioenopbouw bij een bedrijfstakpensioenfonds? A. De pensioenopbouw kan NIET worden onderbroken. B. Het pensioen is gekoppeld aan het laatstgenoten salaris. C. Zolang men in dezelfde branche blijft werken, wordt een pensioenbreuk vermeden.
© NIBE-SVV, november 2014
2
Oefenexamen Pensioenpraktijk
5. Ronald Klaver is in 2002 gescheiden van zijn vrouw Marieke. Ronald en Marieke hebben samen twee uitwonende kinderen Leon (30 jaar) en Marlous (26 jaar). Sinds drie jaar ontvangt Ronald AOW voor alleenstaanden. In maart 2014 komt Ronald te overlijden. Op de dag van overlijden was de AOWuitkering voor de maand maart nog niet aan Ronald verstrekt. Wie komt er voor de maand maart in aanmerking voor de AOW-vervangende eenmalige overlijdensuitkering? A. Marieke. B. Niemand. C. Leon en Marlous.
6. Waardoor kan een Anw-uitkering gekort worden? A. Vanwege een WW-uitkering. B. Vanwege inkomsten uit vermogen. C. Vanwege een aanvullend partnerpensioen.
7. Welke bewering over het WGA-hiaat is JUIST? A. Het WGA-hiaat is het verschil tussen de WGA-loongerelateerde uitkering en de WGA-vervolguitkering. B. Het WGA-hiaat is het verschil tussen de WGA-loongerelateerde uitkering en de WGA-loonaanvullingsuitkering. C. Het WGA-hiaat is het verschil tussen de IVA-loongerelateerde uitkering en de WGA-loongerelateerde uitkering.
8. Het brutoloon van Jonas Redeker bedraagt EUR 55.000,-. Jonas wordt na een slopende ziekte volledig maar NIET duurzaam arbeidsongeschikt verklaard. Jonas heeft nog een betaalde baan waarmee hij EUR 5.000,- bruto per jaar verdient. Het maximumdagloon op jaarbasis bedraagt EUR 50.000,-. Hoeveel bedraagt de WIA-uitkering van Jonas? NB: Ga bij de vaststelling van de hoogte van de WIA-uitkering uit van een percentage van 75. A. EUR 33.750,-. B. EUR 34.091,-. C. EUR 37.500,-.
© NIBE-SVV, november 2014
3
Oefenexamen Pensioenpraktijk
9. Wat wordt bedoeld met het begrip standaardheffingskorting? A. De standaardheffingskorting is het resultaat van de heffingen in box 1, 2 en 3. B. De standaardheffingskorting is het gezamenlijke bedrag van de heffingskortingen die op de belastingplichtige van toepassing zijn. C. De standaardheffingskorting is de som van gebruikelijke heffingskortingen waar een werknemer over het algemeen voor in aanmerking komt.
10. Welke conclusie is gerechtvaardigd als een pensioenregeling ‘zuiver’ is? A. Dat de pensioenregeling onderworpen is aan de Pensioenwet. B. Dat de omkeerregel uit de loon- en inkomstenbelasting van toepassing is. C. Dat de pensioenregeling in een collectieve arbeidsovereenkomst is vastgelegd.
11. Met welke pensioenrechten mag een deelnemer op de pensioendatum ‘pensioenshoppen’? A. De pensioenrechten uit een kapitaalovereenkomst. B. De pensioenrechten uit een premie-renteovereenkomst. C. De pensioenaanspraken uit een uitkeringsovereenkomst.
12. Wanneer is het NIET gunstig om een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen? A. Als de partner zelf voldoende inkomsten heeft. B. Als het partnerpensioen van de partner op risicobasis is. C. Als een deel van het opgebouwde partnerpensioen aan de ex-partner van de pensioengerechtigde is toebedeeld.
13. Welke aanvulling biedt de WIA-excedentverzekering? A. De WIA-excedentverzekering biedt de verzekerde een aanvulling van 80% van zijn brutoloon voor zover dat hoger is dan het maximumdagloon op jaarbasis. B. De WIA-excedentverzekering biedt de verzekerde een aanvulling van 70% van zijn brutoloon. De hoogte van het brutoloon is hierbij NIET van belang. C. De WIA-excedentverzekering biedt de verzekerde een aanvulling van 70% van zijn gemaximeerde brutoloon ongeacht of hij zijn resterende verdiencapaciteit benut.
© NIBE-SVV, november 2014
4
Oefenexamen Pensioenpraktijk
14. Wat houdt een waardevaste indexering in? A. Een waardevaste indexering houdt in dat de pensioenen met een vast percentage stijgen. B. Een waardevaste indexering houdt in dat het pensioen de ontwikkeling van het prijsindexcijfer volgt. C. Een waardevaste indexering houdt in dat het pensioen de ontwikkeling van het loonindexcijfer volgt.
15. Wat is een voordeel van een middelloonregeling ten opzichte van een eindloonregeling? A. Er kan over meer inkomensbestanddelen worden opgebouwd. B. Er kan een hoger percentage dan 1,35% per dienstjaar worden opgebouwd. C. Er kan bij forse salarissprongen een hoger pensioen worden opgebouwd.
16. Wat wordt in het kader van beschikbarepremieregelingen onder nettostaffels verstaan? A. Staffels waarbij wordt uitgegaan van de werkelijk betaalde premie. B. Staffels waarbij sprake is van een nettorendement op de ingelegde premies. C. Staffels waarbij bepaalde kosten en premies buiten de percentages zijn gehouden.
17. Filip heeft een pensioenovereenkomst op basis van eindloon. Filip is vanaf zijn 32ste tot zijn 67ste in de pensioenregeling van zijn werkgever opgenomen. Hij begint met een pensioengrondslag (PG) van EUR 30.000,- en krijgt twee keer een PG-verhoging van EUR 5.000,-. De eerste PG-verhoging is op 47-jarige leeftijd en de tweede op 57-jarige leeftijd. Het opbouwpercentage is 1,6 per jaar. Hoe hoog is het pensioen dat Filip op 67-jarige leeftijd heeft opgebouwd? A. EUR 16.800,-. B. EUR 19.200,-. C. EUR 22.400,-.
© NIBE-SVV, november 2014
5
Oefenexamen Pensioenpraktijk
18. Het personeel van Treasury Tracking Systems BV (TTS BV) is opgenomen in een beschikbarepremieregeling. TTS BV heeft op 1 januari 2015 het volgende personeelsbestand: Naam
Functie
Leeftijd op 01-0115
Geslac ht
Burgerlijke staat
Salaris 2015 (in euro’s)
P. van de Ven J. Drukker
Relatiemanag er Administratie
54
M
Gehuwd
72.000,-
Fulltime-, of parttime percenta ge 100%
58
V
32.000,-
100%
R.C.J. Post M.N. van Gils
Administratie Relatiemanag er
36 28
M V
Samenwon end Gehuwd Alleenstaan d
15.600 40.000
60% 100%
De AOW-franchise bedraagt EUR 13.000,-. De pensioenregeling van TTS BV voorziet in de opbouw van ouderdomspensioen en een partnerpensioen. Hierbij wordt, afhankelijk van de burgerlijke staat, zo veel mogelijk uitgegaan van staffel III (de opbouw van ouderdomspensioen en een direct ingaand, tijdsevenredig opgebouwd partnerpensioen) en anders van staffel II. TTS BV maakt gebruik van onderstaand (maximale) staffeloverzicht: Beschikbare premie als percentage van de pensioengrondslag: Staffel II Staffel III 15 t/m 19 jaar: 4,1% 4,6% 20 t/m 24 jaar: 4,7% 5,3% 25 t/m 29 jaar: 5,7% 6,4% 30 t/m 34 jaar: 6,9% 7,7% 35 t/m 39 jaar: 8,4% 9,3% 40 t/m 44 jaar: 10,2% 11,3% 45 t/m 49 jaar: 12,5% 13,6% 50 t/m 54 jaar: 15,4% 16,5% 55 t/m 59 jaar: 18,9% 20,0% 60 t/m 64 jaar: 23,6% 24,3% 65 t/m 66 jaar: 27,7% 28,0% Hoeveel bedraagt de totale pensioenpremie die TTS BV in 2015 voor haar personeel betaalt? A. EUR 15.316,-. B. EUR 15.799,-. C. EUR 15.988,-.
© NIBE-SVV, november 2014
6
Oefenexamen Pensioenpraktijk
19. Merel van Dijk werkt twee jaar bij Rijschool ‘Bumper’. Zij is opgenomen in de pensioenregeling. Onlangs heeft de pensioenuitvoerder Merel een brief gestuurd met onder andere het te verwachten pensioen op de pensioendatum. Welk document heeft Merel van haar pensioenuitvoerder ontvangen? A. UPO. B. Startbrief. C. Pensioenovereenkomst.
20. Een van de kortingen die verzekeraars bij collectieve contracten verlenen, is de rentestandkorting. Welk van de onderstaande beweringen over de rentestandkorting is ONJUIST? A. De rentestandkorting wordt verleend als vergoeding voor de al behaalde overrente. B. De korting is een percentage van de brutopremie of koopsom na aftrek van de omvangskorting. C. De hoogte van de rentestandkorting is afhankelijk van het rendement op een bepaald pakket staatsleningen.
21. Ruben van der Leij (40 jaar) is opgenomen in de beschikbarepremieregeling van zijn werkgever Digital Zone BV. Ruben neemt ontslag. Hij krijgt een aanspraak op de premievrije waarde van de tot de ontslagdatum belegde premies. Wat is ONJUIST met betrekking tot de tot dan toe belegde premies? A. Ruben kan de pensioenpremies gewoon belegd laten. B. Ruben kan de premievrije waarde omzetten in een direct ingaande lijfrente. C. Ruben kan de premievrije waarde gebruiken als koopsom voor een verzekerd kapitaal dat beschikbaar komt op de pensioendatum.
© NIBE-SVV, november 2014
7
Oefenexamen Pensioenpraktijk
22. Yfke Nooitgedacht (gehuwd) is bij haar indiensttreding opgenomen in de middelloonregeling van Skaes BV. Yfke bouwt ouderdomspensioen op. Het partnerpensioen is op risicobasis verzekerd. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Het opbouwpercentage is 1,6. Yfke neemt na 11 jaar ontslag en treedt in dienst bij Iron Wings BV. De pensioengrondslag van Yfke heeft zich de afgelopen 11 jaar als volgt ontwikkeld:
de eerste vier jaar: EUR 17.000,-; de volgende drie jaar: EUR 22.000,-; de laatste vier jaar: EUR 28.000,-.
Hoeveel bedraagt Yfke’s premievrije aanspraak op ouderdomspensioen (OP) en partnerpensioen (PP)? A. OP: EUR 3.936,-. PP: EUR 0,-. B. OP: EUR 3.936,-. PP: EUR 2.755,-. C. OP: EUR 4.928,-. PP: EUR 3.450,-.
23. Welke bewering over individuele waardeoverdracht is JUIST? A. Waardeoverdracht van een geïndexeerde middelloonregeling naar een beschikbarepremieregeling is in beginsel nuttig voor een werknemer. B. Waardeoverdracht van een beschikbarepremieregeling naar een eindloonregeling is in beginsel nuttig voor een werknemer. C. Waardeoverdracht van een eindloonregeling naar een middelloonregeling met een hoger opbouwpercentage en/of een lagere AOW-franchise is in beginsel nuttig voor een werknemer.
24. Op welke groep(en) is de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) van toepassing? A. Alleen op gehuwden. B. Alleen op gehuwden en geregistreerd partners. C. Op gehuwden, geregistreerd partners en partners met een samenlevingscontract.
© NIBE-SVV, november 2014
8
Oefenexamen Pensioenpraktijk
25. Ralph Nooitgedacht en Tanja Slikkerveer zijn na tien jaar huwelijk gescheiden. Beide partners waren NIET eerder gehuwd. De echtscheidingsdatum is vastgesteld op 1 januari dit jaar. Ralph en Tanja waren gehuwd in gemeenschap van goederen. Ralph heeft op 1 januari dit jaar een aanspraak op ouderdomspensioen van EUR 10.000,-. Hiervan is EUR 3.200,- opgebouwd vóór het huwelijk met Tanja. Het opgebouwde partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Tanja heeft zelf NOOIT aan een pensioenregeling deelgenomen. Op welk bedrag (I) aan ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioen (II) heeft Tanja recht als de wetgeving die hierop betrekking heeft, wordt gevolgd? (I) (II) A. Ouderdomspensioen: EUR 3.400,-; bijzonder partnerpensioen: EUR 3.500,-. B. Ouderdomspensioen: EUR 3.400,-; bijzonder partnerpensioen: EUR 7.000,-. C. Ouderdomspensioen: EUR 5.000,-; bijzonder partnerpensioen: EUR 7.000,-.
26. Hoe wordt de WIA-aanvullingsverzekering ook wel genoemd? A. De WIA-excedentverzekering. B. De WGA-loonaanvullingsverzekering. C. De bovenwettelijke excedentregeling.
27. Welke van de onderstaande beweringen over de spaarloonregeling zijn (allebei) JUIST? A. Vanaf 1 januari 2012 kan er NIET meer worden ingelegd op de spaarloonrekening. Het gehele spaarloonsaldo wordt dan overgeboekt naar een niet-geblokkeerde renterekening. B. Vanaf 1 januari 2012 kan er NIET meer worden ingelegd op de spaarloonrekening. Het op dat moment aanwezige spaarloontegoed kan tot uiterlijk 1 januari 2016 op de geblokkeerde spaarloonrekening blijven staan. C. Vanaf 1 januari 2016 kan er NIET meer worden ingelegd op de spaarloonrekening. Het op dat moment aanwezige spaarloontegoed kan tot uiterlijk 1 januari 2020 op een geblokkeerde spaarloonrekening blijven staan.
© NIBE-SVV, november 2014
9
Oefenexamen Pensioenpraktijk
28. Welke bewering over een levenslange overlevingsrente is JUIST? A. Als de medeverzekerde overlijdt vóór de verzekerde volgt een uitkering. B. Als de verzekerde overlijdt vóór de medeverzekerde volgt een uitkering. C. Er wordt een uitkering verstrekt zodra de medeverzekerde of de verzekerde overlijdt.
29. In de berekening van de jaarruimte komt onder meer de zogenoemde factor A voor. Hoe wordt deze factor bij een middelloonregeling berekend? A. Het opbouwpercentage wordt vermenigvuldigd met de pensioengrondslag. B. Het opbouwpercentage wordt vermenigvuldigd met het pensioengevend loon. C. Het opbouwpercentage wordt vermenigvuldigd met het pensioengevend loon. Op het resultaat wordt de AOW-franchise in mindering gebracht.
30. Marlies Alberts (44 jaar) heeft een brutojaarsalaris van EUR 60.000,-. De pensioenaangroei van Marlies bedroeg over het afgelopen jaar EUR 800,-. De AOWfranchise in de jaarruimte bedraagt EUR 12.000,-. Er is GEEN geld van een bedrijfsspaarrekening gedeblokkeerd. Hoeveel bedraagt de jaarruimte van Marlies over 2014? A. EUR 1.680,-. B. EUR 2.160,-. C. EUR 3.540,-.
© NIBE-SVV, november 2014
10
Oefenexamen Pensioenpraktijk
Antwoorden Pensioenpraktijk
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
C A A C B A A B B B A A A B A C C B A A B A B B B
26. 27. 28. 29. 30.
C B B A A
U moet 21 van de 30 vragen goed te hebben om te slagen.
© NIBE-SVV, november 2014
11