Neurorevalidatie Leereenheid Vervolgopleiding tot Neuro Verpleegkundige November 2014
Leereenheid
2
Neurorevalidatie
© VUmc Amstel Academie De Boelelaan 1109 1081 HV Amsterdam www.amstelacademie.nl
November 2014
VUmc Amstel Academie
3
Leereenheid
4
Neurorevalidatie Inhoudsopgave
Leereenheid 1 2 3 4 5 6
Verantwoording Leerdoelen Overzicht van de leereenheid in schema Uitwerking van de leeractiviteiten Bijlagen Reader
VUmc Amstel Academie
7 9 11 13 36 38
5
Leereenheid
6
1 Verantwoording Dit is de eerste leereenheid binnen de Vervolgopleiding tot Neuro Verpleegkundige. Neurorevalidatie is het proces dat zich bezighoudt met het behoud of herstel van functies en vaardigheden. Inzichten in de neurorevalidatie zijn vooral gebaseerd op moderne herstel- en leermodellen van het centraal zenuwstelsel. Van belang is dat de patiënt consequent benaderd wordt. Het leren vindt zoveel mogelijk plaats door het oefenen van vaardigheden binnen de activiteiten van het dagelijks leven, 24 uur per dag. Die ADL-activiteiten zijn erg waardevol om in de vaardigheidstraining te betrekken omdat ze heel herkenbaar zijn. Bovendien zijn het doelgerichte activiteiten die het (her)leerproces eenvoudiger maken. Neurorevalidatie heeft ten aanzien van beïnvloeden van het functioneren en het gedrag als hersengedrag de volgende doelstelling: • het (her)leren van functies en vaardigheden; • het behouden van functies en vaardigheden; • het generaliseren van functies en vaardigheden opdat participatie mogelijk wordt en • het voorkomen van complicaties. Het eerste doel geldt vooral bij aandoeningen als CVA en hersentraumata. Bij deze aandoeningen is in de regel (enige mate van) herstel te verwachten. Het tweede doel heeft meer betrekking op ziektebeelden die in de loop van de tijd een toenemende invaliditeit te zien geven. Voorbeelden zijn de ziekte van Parkinson, Multiple Sclerose en dementie. Deze aandoeningen zullen binnen de leereenheid nader besproken worden. Het derde doel is van belang omdat veel patiënten met niet aangeboren hersenletsel veel moeite hebben met wat ze geleerd hebben in een klinische situatie, ook toe te passen in de normale dagelijkse gang van zaken. Het vierde doel is belangrijk bij alle aandoeningen omdat door complicaties het welzijn van de patiënt ernstig beperkt kan worden en het revalidatieproces stopt. Het zoeken van aanknopingspunten van de revalidatie met dagelijkse handelingen en het streven naar consequent handelen maakt dat u als Neuro verpleegkundige een duidelijke rol heeft in neurorevalidatie. Die rol bestaat onder meer uit het toepassen van motorische en cognitieve leermodellen, maar ook uit het geven van voorlichting en het mogelijk maken van ketenzorg. Inmiddels worden meerdere behandelvormen in de verpleging toegepast. Van geen enkele behandelvorm is aangetoond dat er een wetenschappelijke meerwaarde is met betrekking tot het herstel. Het heeft wel opgeleverd dat er een groot arsenaal aan interventies en benaderingswijzen is ontstaan waarmee de specifieke problematiek van individuele patiënten behandeld kunnen worden. Implementatie van neurorevalidatie in de verpleging heeft een aantal bewegingen in gang gezet, met name op het gebied van verpleegkundige diagnostiek en multidisciplinaire samenwerking. De ontwikkeling van verpleegkundige neurorevalidatie diagnostiek is eigenlijk het logisch gevolg van de mogelijkheid om vanuit verschillende behandelconcepten interventies toe te passen.
VUmc Amstel Academie
7
Leereenheid
Met ander woorden de vraag is actueel: "Welke interventies past u toe bij welke problematiek?". Het maakt namelijk nogal wat uit hoe u een patiënt wast. Multidisciplinaire samenwerking wordt vaak als vanzelfsprekend aangenomen. De praktijk leert dat samenwerking alles behalve gemakkelijk is. De verpleging is een andere rol aan het krijgen en daarmee veranderen de historisch gegroeide verhoudingen. Bij neurorevalidatie is veel winst te behalen uit een optimale multidisciplinaire samenwerking, dat meer moet inhouden dan toevallig dezelfde patiënt behandelen. In elkaars verlengde werken vraagt om het neerhalen van tussenschotten, het delen van informatie, het ter discussie durven stellen van de eigen professionele autonomie en het erkennen van elkaars deskundigheid. Binnen deze leereenheid zal met name uw rol als zorgverlener, regisseur, en coach in de directie patiëntenzorg centraal staan. Uw rol als beroepsbeoefenaar komt zijdelings aan de orde. Deze leereenheid heeft een directe relatie naar de volgende competenties: • (verpleeg-) technisch handelen; • bewaken van vitale en andere fysiologische functies; • begeleiden en voorlichten; • handelen in acute situaties; • samenwerken in mono- en multidisciplinair verband; • professionaliseren van eigen handelen; • gebruiken van informatie, communicatietechnologie.
8
2 Leerdoelen Het leerproces in deze leereenheid is erop gericht dat de student zelfstandig de verpleegkundige zorg kan verlenen aan en regisseren voor neuro (revalidatie) patiënten. De opname en revalidatie fase staat hier centraal. Leerdoelen De student kan voor een neurologische patiënt in de opname en revalidatie fase: 1. het klinisch beeld weergeven en beredeneren waarin de volgende aspecten worden betrokken: - relevante achtergrond informatie; - mogelijke oorzaken; - urgentie triage; 2. de feitelijke problematiek beredeneren vanuit: - de somatiek: de orgaansystemen en daarbij behorende klinische aandachtspunten en hierbij prioriteit benoemen; - de psychosociale aspecten: de feitelijke psychosociale problematiek beredeneren en prioriteit benoemen; 3. het benodigd aanvullend onderzoek beredeneren om een ziekte en/of gevolgen van een aandoening aan te tonen waarin de volgende aspecten worden benoemd: - noodzaak en vraagstelling onderzoek; - verwachtingen en urgentie uitkomsten onderzoek; 4. de somatische en psychosociale zorg beredeneren vanuit klinische overwegingen, kennis uit wetenschappelijke literatuur, wetgeving en ethiek, religie en behandelingscodes, waarin de volgende aspecten worden betrokken: - type en volgorde van behandeling; - wijze van bewaking en begeleiding; 5. het klinisch verloop van de ziekte en het zorgproces op de korte en lange termijn beredeneren; 6. een nabeschouwing/reflectie geven op: - patiëntveiligheid; - kwaliteit van de beroepsuitoefening; - eventuele ethische dilemma’s; - het eigen functioneren in de zorgsituatie en de daarbij betrokken samenwerkingsverbanden; - rol- en competentieontwikkeling.
VUmc Amstel Academie
9
Leereenheid
10
3 Overzicht van de leereenheid in schema Leeractiviteit 1. Introductie 2. Functionele neuro anatomie en -fysiologie 3. Excursie snijzaal 4. Neurologisch onderzoek 5. Verplk. neurologisch onderzoek 6. Neuropsychologie 7. Neurologische functiestoornissen 8. Cerebrovasculaire aandoeningen 9. Verpleegkundige zorg CVA 10. Communicatiestoornissen 11. Slikstoornissen 12. Cognitieve stoornissen 13. Neurorevalidatie 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
23. 24. 25. 26. 27. 28.
VUmc Amstel Academie
Extrapiramidale aandoeningen Multiple Sclerose De chronische patiënt Neuromusculaire aandoeningen Ziekten ruggenmerg/ wervelkolom Dwarslaesie De neurochirurgische patiënt Dementie en dementiële stoornissen Delier/acute verwardheid/toepassen vrijheidsbeperkende interventies Seksualiteit bij neurologische aandoeningen Uitwerken patiëntbespreking Patiëntbespreking Integratieve toets Nabespreking toets Evaluatie leereenheid SBU
college
1 uur 4 uur
contact uur 1 uur 3 uur
practicum college practicum college werkcollege
2 uur 3 uur 2 uur 4 uur 2 uur
3 uur 2 uur 1 uur 2 uur 2 uur
5 uur 5 uur 3 uur 6 uur 4 uur
college
4 uur
2 uur
6 uur
werkcollege werkcollege werkcollege werkcollege werkcollege/ practicum college college werkcollege college
3 uur 2 uur 1 uur 3 uur 5 uur
2 uur 2 uur 1 uur 2 uur 4 uur
5 uur 4 uur 2 uur 5 uur 9 uur
3 uur 2 uur 2 uur 3 uur
2 uur 2 uur 2 uur 2 uur
5 uur 4 uur 4 uur 5 uur
college
4 uur
2 uur
6 uur
college werkcollege college
2 uur 3 uur 3 uur
1 uur 1 uur 2 uur
3 uur 4 uur 5 uur
werkcollege
3 uur
2 uur
5 uur
college/ werkcollege werkgroep practicum toetsing
3 uur
3 uur
6 uur
4 uur 8 uur 12 uur 1 uur 89 uur
6 uur 4 uur 2 uur 1 uur 2 uur 61 uur
10 uur 12 uur 14 uur 1 uur 3 uur 150 uur
werkvorm
evaluatie
zelfstudie
totale SBU 2 uur 7 uur
11
Leereenheid
12
4 Uitwerking van de leeractiviteiten Inleiding In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de leeractiviteiten welke in hoofdstuk 3 schematisch zijn weergegeven. Bij de meeste leeractiviteiten staat vermeld welke rollen met bijbehorende competenties centraal staan. De leeractiviteiten hebben tot doel u voor te bereiden op het behalen van uw rollen en competenties in de praktijk. De stuurvragen en voorbereidende opdrachten zijn een hulpmiddel om voor uzelf te toetsen of u in hoofdlijnen de literatuur heeft begrepen. U wordt door de voorbereiding op de leeractiviteiten, het werken in werkgroepen of het volgen van colleges in de gelegenheid gesteld kennis en ervaring op te doen welke u in de praktijk toe kunt passen. Een werkgroep bestaat uit ongeveer 3 à 4 studenten. Als lid van een werkgroep moet u, mede door de hoeveelheid leerstof, samenwerken om een bevredigend eindresultaat te realiseren. U bent collectief verantwoordelijk voor de kwaliteit van het proces en product. Wat een bevredigend eindresultaat precies voor alle betrokkenen is, is lastig te bepalen. Binnen de opleiding wordt beoogd een eindresultaat na te streven, wat u door studie, discussie en samenwerking, kennis en inzicht opdoet. Door middel van de afsluitende formatieve patiëntbespreking laat u het resultaat van bovengenoemde zien.
VUmc Amstel Academie
13
Leereenheid
2. Functionele neuro-anatomie en –fysiologie De docent geeft een vervolg aan de lesuren neurologisch systeem vanuit de leereenheid Klinisch redeneren. Aan de hand van casuïstiek komt vooral de functionele anatomie en –fysiologie van het zenuwstelsel aan de orde. Er is ruimte om vragen te stellen naar aanleiding van de bestudeerde literatuur. Lesdoelen Na deze les kunt u: • binnen casuïstiek aspecten van de neuro- anatomie en fysiologie gebruiken om tot diagnose stelling en beleid te komen bij neurologische patiënten; • de stuurvragen beantwoorden. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 24 en 25, De anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel. Beantwoord onderstaande stuurvragen aan de hand van de literatuur.
14
3. Excursie snijzaal U brengt een bezoek aan de snijzaal van VUmc/AMC. De docent zal een demonstratie geven aan de hand van een aantal anatomische preparaten, serieplakken van geplastineerde hoofden en met behulp van een aantal modellen. Deze plakken leggen een relatie met de CT-scans en de MRI's die u de praktijk tegen komt. Een aantal anatomische preparaten geeft u zicht op: • de hersenvliezen en de cirkel van Willis met vertakkingen; • de relatie tussen de grote hemisferen, het cerebellum en de hersenstam; • de relatie van de hersenstam en hersenzenuwen met de dura mater (op de schedelbasis en in de duraschotten); • het ruggenmerg met omhullingen en wortels van de spinale zenuwen. In kleine groepjes (2 á 3 studenten) bespreekt u de structuren in de series geplastineerde plakken van hele hoofden en de gedemonstreerde modellen. Welke structuren herkent u? Lesdoelen Na deze les kunt u: • structuren herkenen zoals te zien in de geplastineerde hoofden in CT en MRI afbeeldingen; • de relatie van de hersenstam en hersenzenuwen met de dura mater (op de schedelbasis en in de duraschotten) benoemen; • de relatie tussen de grote hemisferen, het cerebellum en de hersenstam benoemen; • problemen vanuit de bloedvoorziening van de hersenen beredeneren. Voorbereiding Een goede basiskennis van de anatomie en fysiologie is noodzakelijk voor een goed leerrendement.
VUmc Amstel Academie
15
Leereenheid
4. Neurologisch onderzoek De neuroloog bespreekt met u de principes van anamnese en neurologisch onderzoek aan de hand van casuïstiek. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het aan u om te beoordelen of de parameters verstoord zijn en daarbij te beoordelen wat de relatie is tussen de verstoorde parameters en de klachten en symptomen. Er is aandacht voor het testen van de motoriek, de coördinatie, de sensibiliteit, de reflexen, de hersenzenuwen en de hogere cerebrale functies. Met behulp van de EMV-score en Glasgow coma scale kunnen waardes vastgelegd worden. Bij onderzoek van spierkracht kan gebruik gemaakt worden van de MRC-schaal. Over de toepassing van deze indelingen wordt uitleg en instructie gegeven. Lesdoelen Na deze les: • heeft u inzicht in de wijze waarop de neuroloog het neurologisch onderzoek uitvoert; • kunt u het nut en de noodzaak van neurologisch onderzoek benoemen; • heeft u inzicht in het testen van de motoriek, de coördinatie, de sensibiliteit, de reflexen, de hersenzenuwen en de hogere cerebrale functies. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 2, Het verpleegkundig onderzoek; • Klinische Neurologie, J.B.M. Kuks e.a., > Hoofdstuk 2, Het neurologisch onderzoek; > Hoofdstuk 4, Kracht en gevoel; • Neuropsychologie, B. van Cranenburgh, > Hoofdstuk 2.2 t/m 2.6 Stoornissen ten gevolge van hersenbeschadiging.
16
6. Neuropsychologie Een neuropsycholoog bespreekt met u de gelezen literatuur. Aan de orde komen de theorie van Luria, lateralisatie, opbouw van de hersenen vanuit fylogenetisch oogpunt, aandacht, geheugen, emoties en normale veroudering. Lesdoelen Na deze les: • kunt u aangeven wat neuropsychologie is en benoemen wat het belang van deze wetenschap is voor de neurorevalidatie; • kunt u benoemen wat de rol van de neuropsycholoog is in de diagnostische en behandelfase van NAH; • heeft u inzicht in de opbouw van cognitieve functies van de hersenen; • kunt u functies van verschillende hersengebieden benoemen; • heeft u inzicht in de wijze waarop neuropsychologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Voorbereiding Op blackboard: • Hoofdstuk 8, De hiërarchische opbouw van het zenuwstelsel, uit: Neurowetenschappen, B. van Cranenburgh; • Hoofdstuk 17, Lokalisatie van functies, uit: Neurowetenschappen, B. van Cranenburgh; • Neuropsychologie, T. Koene.
VUmc Amstel Academie
17
Leereenheid
7. Neurologische functiestoornissen Een neuropsycholoog gaat in op vragen naar aanleiding van de literatuurstudie. Er zal worden gesproken over algemene gevolgen van hersenbeschadigingen, specifieke neuropsychologische functiestoornissen, trainbaarheid en herstel. Er is ruimte om situaties vanuit de praktijk in te brengen. Lesdoelen Na deze les kunt u: • naar aanleiding van een gevalsbeschrijving (ervaring) een analyse maken van de neurologische, neuropsychologische en emotionele gevolgen van hersenletsel voor de patiënt en diens naasten; • op grond van de plaats van de laesie mogelijke stoornissen, beperkingen en participatieproblemen benoemen voor de neurologische patiënt in diverse situaties; • op basis van rapportage van een neuropsychologisch onderzoek zorgvragen en zorgbehoefte vaststellen bij neuropsychologische functiestoornissen en hierbij bijpassende zorgresultaten formuleren; • (in samenspraak met de neuropsycholoog) interventies vaststellen en uitvoeren; • een omschrijving geven van de bekende neuropsychologische functiestoornissen; • benoemen wat kenmerkend is voor een amnestisch syndroom; • het verschil tussen een neglect en hemianopsie uiteenzetten. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neuropsychologie, B. van Cranenburgh, > Hoofdstuk 2, Stoornissen ten gevolge van hersenbeschadiging: een overzicht. Op blackboard: • Neuropsychologie, T. Koene.
18
8. Cerebrovasculaire aandoeningen De docent zal met u de vragen vanuit de literatuurstudie bespreken. Er zal aandacht besteedt worden aan herseninfarcten, TIA’s en hersenbloedingen. De docent bespreekt met u aan de hand van de verschijnselen, diagnostiek en behandeling, deels door middel van casuïstiek, de verschillende aandoeningen. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in diagnostiek, de behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties van voorkomende cerebrovasculaire aandoeningen. Deze informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom deze patiënten. Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken. N.B. De subarachnoïdale bloeding met zijn behandeling en trombolyse zal in de leereenheid “Neuro Acute zorg” behandeld worden. Lesdoelen Na de les kunt u: • benoemen en herkennen wat de oorzaken, symptomen/kenmerken van cerebrovasculaire aandoeningen zijn; • beredeneren welk (aanvullend) onderzoek ingezet kan worden om cerebrovasculaire aandoeningen te diagnosticeren; • aan de hand van casuïstiek mogelijke oorzaken beredeneren; • benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke behandeling ingezet kan worden; • complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn benoemen en beredeneren. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 9, Vaatziekten van de hersenen; > Hoofdstuk 10, Beroerte (of herseninfarct); > Hoofdstuk 11, Hersenbloeding en vaatmisvormingen; • Klinische neurologie, J.B.M. Kuks, > Hoofdstuk 17, Cerebrovasculaire aandoeningen. Maak gebruik van in de tekst verwerkte casuïstiek en vragen. Kunt u de beschreven redenatie volgen? Noteer vragen naar aanleiding van de literatuurstudie.
VUmc Amstel Academie
19
Leereenheid
10. Communicatiestoornissen Communicatiestoornissen kunnen ontstaan door motorische en cognitieve stoornissen als gevolg van een hersenbeschadiging. In de dagelijkse zorgverlening staat communicatie centraal. Als zorgverlener wordt u nadrukkelijk met eventuele beperkingen geconfronteerd. Een logopedist bespreekt met u de verschillende spraak- en taalstoornissen die voor kunnen komen bij de neurologische/neurochirurgische patiënt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de door u opgestelde vragen en de uitwerking van het gebruik van hulpmiddelen. U kunt de lesactiviteit als toets gebruiken voor het juist verwerken van de opdracht aangaande het gebruik van hulpmiddelen. Lesdoelen Na deze les: • kunt u benoemen wanneer sprake is van afasie en dysartrie; • heeft u inzicht in de ‘taal-spraak-as” van het zenuwstelsel; • kunt u beredeneren waarom afasie vooral voorkomt bij laesie van de linker hemisfeer; • kunt u aan de hand van videomateriaal of een beschrijving, de meest voorkomende afasiesyndromen (Broca-, Wenicke-, Amnestische-, Globale afasie) herkennen; • kunt u spraak- en taalstoornissen observeren; • kunt u benoemen welke hulpmiddelen u in verschillende situaties in kunt zetten om de communicatie te bevorderen; • kunt u het ontstaan van taalstoornissen in verband brengen met de plaats van de laesie. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neuropsychologie, B. van Cranenburgh, > Hoofdstuk 7, Afasieën/taalstoornissen. Op blackboard: • Observatie spraak- en taalstoornissen, S.P. Hutten; • Definitie communicatie; • Definitie taal. Aanbevolen • www.afasie.nl • www.medicinfo.nl via deze site kunt u het document ‘afasie spraakvoorbeelden’ opzoeken. Mensen met verschillende typen afasie is gevraagd dezelfde reclamefoto te beschrijven. U hoort mensen met een amnestische afasie, een Broca afasie, een globale afasie en een Wernicke afasie.
20
Opdracht 1. Formuleer een drietal vragen gericht op moeilijke praktijksituaties op het gebied van communicatie en neem deze mee naar de lesactiviteit. 2. Geef van onderstaande uitingen aan of deze passend zijn bij een afasie met een stoornis op klank-, woord- of zinsniveau. Situatie
Stoornis niveau
Wat doet u zoal overdag? ‘Ja dat doen ik wel, zoals met drogen en fietsen enne.. zo met mooi weer hier op de dek .. enne hoe ik… Nou ik ken het mooiste uit, eh, ik speel ’t me raak met gaas en ik speel ’t raak met me teen .. ik ken doen wat ik wil d’r op en ik geef ze ook allemaal een cadeautje, een cadeau zogezei .. Wat we doen eh en ik ga ’s avonds voordat we zal ik maar zeggen .. als we gegeten hebben, dan help ik die zaal help ik allemaal dopen. Een patiënt die probeert te vertellen dat hij graag scrabbel speelde: ‘Ik doe graag eh st.. st.. steps streppele, kent u dat? (…) stre trem stempelen (…) nee strem strempel streppel strempe eh lezen, woord, woord, zo’n kaart, ken u dat niet? Met al die, dan moet je die wo wo woorken woorden.. je begint met een woord, van zes letters en dan heb je een ding voor je en dan zoek je de letters uit.’ Patiënt zet plannen voor kerst en Sinterklaas uiteen: ‘Ja, nee, plannen niet. Sinterklaas winkelbusiness, mijn portemonnee altijd leeg … toekomst, nee, verleden in de pan lekkers, hapjes, lekkers eten, cadeautjes Kerstmis, lootjes trekken, tientje de man, allemaal cadeautjes halen.’ ‘Wat heeft u vanmorgen gedaan?: ‘Ik ben met mijn dinges naar de dinges geweest.’
3. Inventariseer en werk in schema uit welke hulpmiddelen door u/collega’s worden gebruikt om de patiënt te ondersteunen bij taal- en spraakstoornissen. Hulpmiddel Taalstoornis Spraakstoornis Gebruik door:
……………
……………
……………
VUmc Amstel Academie
21
Leereenheid
11. Slikstoornissen Een logopedist bespreekt met u de relatie tussen verschillende neurologische aandoeningen en slikproblematiek. Het signaleren en screenen van slikstoornissen, varianten in voedingsmiddelen en mondhygiëne worden besproken. Lesdoelen Na deze les: • kunt u symptomen van dysfagie tijdens en ná het eten benoemen; • heeft u inzicht in de wijze waarop een slikactie tot stand komt; • kunt u de kenmerken van de 4 slikfasen uiteenzetten; • kunt u beredeneren hoe en waarom slikstoornissen ontstaan bij acute centrale hersenbeschadigingen, neurodegeneratieve ziekten en neuromusculaire aandoeningen; • kunt u voor- en nadelen benoemen van hulpmiddelen (o.a. rietje en tuitbeker) bij het innemen van vocht; • effecten op de slikfunctie bij intubatie of tracheacanule beredeneren; • kunt u uiteenzetten hoe de screening van de slikfunctie van patiënten met een tracheacanule uitgevoerd dient te worden; • kunt u benoemen in welke situaties een logopedist in consult gevraagd moet worden. Voorbereiding Bestudeer op blackboard: • Slikscreening voor CVA-patiënten, S.P. Hutten. Aanbevolen Slikstoornissen bij volwassenen, een interdisciplinaire benadering, B. Rood e.a., Bohn Stafleu van Loghum, 2011, > Hoofdstuk 1,2 en 6; • www.dysfagie.com •
Beantwoord onderstaande stuurvragen aan de hand van de literatuur.
22
12. Cognitieve stoornissen De docent bespreekt met u de eventuele vragen naar aanleiding van de literatuurstudie. De met cognitie gepaard gaande emotionele- en gedragsveranderingen bij NAH worden van de praktische kant besproken. Situaties vanuit de praktijk staan centraal. Uw ervaringen dienen als uitgangspunt waarbij gekeken wordt naar compensatietechnieken en strategietrainingen. Casuïstiek en beeldmateriaal waarin verschillende veranderingen na hersenbeschadiging in beeld worden gebracht illustreert de problemen waar patiënten en naasten mee te maken hebben of mogelijk mee te maken krijgen. Deze les ondersteunt u in uw rol als zorgverlener bij het toepassen van neurorevalidatie. Lesdoelen Na de les kunt u: • de belangrijkste cognitieve stoornissen na een beroerte benoemen; • binnen de aangeboden casuïstiek de cognitieve en daarmee gepaard gaande emotionele- en gedragsveranderingen bij NAH herkennen; • de relatie aangeven tussen cognitieve stoornissen en de plaats van de laesie; • benoemen op welke wijze screening op cognitieve stoornissen plaats kan vinden; • interventies benoemen voor het trainen van de aandacht, geheugenstoornissen, uitvoerende functies en het probleemoplossende vermogen. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Klinische neurologie, J.B.M. Kuks, > Hoofdstuk 8, De hogere cerebrale functies; • Verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte, T. Hafsteinsdóttir e.a., > Hoofdstuk 8, Cognitieve stoornissen na een beroerte.
VUmc Amstel Academie
23
Leereenheid
13. Neurorevalidatie Patiënten met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) worden vaak in het diepst van hun bestaan getroffen. Hun denken en doen kan beïnvloed worden door sensomotorische, cognitieve- en psycho-emotionele stoornissen. Op het terrein van beperkingen kunnen zich problemen voordoen ten aanzien van de meest basale en essentiële vaardigheden zoals mobiliteit, communicatie, eten en drinken en persoonlijke verzorging. Ernstige participatieproblemen kunnen ontstaan onder meer op het terrein van wonen, werk en relatie. Neurorevalidatie is het continue leerproces dat zich richt op een zo optimaal mogelijk menselijk functioneren na NAH. De basis voor dit leerproces wordt gevormd door moderne inzichten met betrekking tot plasticiteit van het zenuwstelsel en menselijk gedrag als hersengedrag. Het toepassen van interventies uit de neurorevalidatie, zoals beschreven in de verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte, staat binnen deze lesactiviteit centraal. Aan de hand van werkcollege, gebruikmakend van de door u ingebrachte casuïstiek, zelfervaringsoefeningen en praktische vaardigheden zullen verschillende interventies en richtlijnen de revue passeren. Lesdoelen Na de les: • heeft u inzicht in de verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte; • kunt u benoemen wat onder neurorevalidatie wordt verstaan; • kunt u voorspellers voor het functionele herstel van een beroerte benoemen; • kunt u praktische zorgactiviteiten benoemen waarin u in de praktijk neurorevalidatie toe kunt passen; • kunt u aan de hand van verpleegdoelen verwoorden op welke wijze u een ADL-training inzet; • heeft u ervaring opgedaan met aspecten vanuit de neurorevalidatie. Voorbereiding Verwachte beginsituatie: U bent bekend met de mogelijke oorzaken van NAH en heeft u op de hoogte gesteld van het nut en de noodzaak van het revalideren van patiënten met een CVA in het ziekenhuis. U bent bekend met stoornissen en beperkingen welke kunnen ontstaan na NAH. Bestudeer uit boek: • Verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte, T. Hafsteinsdóttir e.a., > Hoofdstuk 2, Revalidatie na een beroerte; > Hoofdstuk 3, Mobiliteit en ADL na een beroerte. Op blackboard: • Revalidatie van patiënten met een beroerte begint in het ziekenhuis!, J.M.A. Visser-Meilly, G. Kwakkel, L.J. Kappelle, uit: Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie, nr. 2 -2009; • Activeren van de CVA patiënt in de acute fase, uit: TVZ nummer 5, 2011.
24
Voorbereidende opdracht Beschrijf een casus uit de eigen praktijk waarbij het gaat om een patient met de diagnose CVA/NAH. De patiënt moet wel medisch stabiel zijn. Gebruik onderstaande vragen voor de opbouw van uw casus. Lever de casus twee weken voor het lesblok digitaal in bij uw opleider (
[email protected]). Tijdens de les zal aan de hand van ingebrachte casuïstiek een opdracht worden uitgevoerd. 1. Persoonlijke informatie: man/vrouw, leeftijd, gezins-/woonsituatie? 2. Diagnose? 3. Hoe is de zitbalans? Kan de patiënt ongesteund zitten en buiten het steunvlak reiken? 4. Barthelindex 5 dagen na begin beroerte en bij ontslag? 5. Wat is de hulpvraag van de patiënt t.a.v. de ADL-zelfverzorging? 6. Hoe verloopt de transfer? Welke begeleiding wordt door jou gegeven? 7. Welke handelingen in de ADL-zelfverzorging voert de patiënt zelfstandig uit en waar heeft hij hulp nodig? Welke begeleiding geef je? Is de begeleiding gericht op motoriek of cognitie? 8. Is er opvallend gedrag zichtbaar binnen de ADL-zelfverzorging? Beschrijf dit aan de hand van een praktisch situatie. 9. Wordt de aangedane arm/hand ingeschakeld tijdens de ADL-zelfverzorging? Beschrijf dit. 10. Hoe is het cognitief functioneren van de patiënt? Wat is de invloed hiervan op de ADL/ zelf verzorging? Geef hier een beschrijving van.
VUmc Amstel Academie
25
Leereenheid
14. Extrapiramidale aandoeningen De docent bespreekt met u de vragen vanuit de literatuur. Naast de ziekte van Parkinson wordt aandacht besteed aan ziekten met Parkinsonisme, de ziekte van Huntington en dystonieën. De ziekteverschijnselen, oorzaak, diagnose en behandeling zullen aan de hand van casuïstiek worden besproken. De medicamenteuze behandeling en daarmee samenhangende verpleegkundige interventies komen aan de orde door het uitwerken van de voorbereidende opdracht. Aan de docent kunt u vragen stellen over de medicamenteuze behandelwijze. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties van extrapiramidale aandoeningen. Deze informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom deze patiënten. Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken. Lesdoelen Na de voorbereiding en deze les: • kunt u symptomen die kenmerkend zijn voor de ziekte van Parkinson signaleren en benoemen; • beredeneren welk onderzoek ingezet kan worden om de extrapiramidale aandoeningen te diagnosticeren; • kunt u aangeven waar tremoren zich doorgaans manifesteren en in welke situatie deze juist verdwijnen of verergeren; • kunt u het verschil tussen Parkinson en Parkinsonisme benoemen; • benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke behandeling ingezet kan worden; • kunt u beredeneren waarom terughoudend gedaan moet worden met neuroleptica (zoals Haloperidol) bij Parkinson patiënten; • kunt u cues benoemen welke u toe kunt passen bij het freezing/ off fenomeen’; • bent u bekend met de (bij)werking van de meest voorkomende medicatie bij de ziekte van Parkinson; • kunt u benoemen in welke situatie stereotactische neurochirurgie/STN overwogen wordt; • complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn benoemen en beredeneren. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Klinische neurologie, J.B.M. Kuks e.a., > Hoofdstuk 26, Extrapiramidale ziekten; • Neuropsychologie, Dr. B. van Cranenburgh, > Hoofdstuk 12.1, Emotie en expressie. Aanbevolen • Richtlijn verpleging en verzorging van mensen met de ziekte van Parkinson, Uitgave Nederlandse Vereniging Neuro-Verpleegkundigen en Verzorgenden. • Multidisciplinaire richtlijn ziekte van Parkinson, CBO. • www.medtronic.nl / informatie voor patiënten / ziekte van Parkinson, voor informatie over neurostimulatie bij de ziekte van Parkinson. 26
Opdracht Vragen gericht op koppeling literatuur naar verpleegkundige praktijk. •
• •
Zoek van de bij u in de praktijk voornaamst gebruikte medicamenten bij de ziekte van Parkinson, de werking en bijwerking op in het Farmacotherapeutisch Kompas en zet deze in een schema uiteen. Wat zijn uw verpleegkundige aandachtspunten bij de verschillende medicamenten? Voor welke vragen/items zult u bij de anamnese van een patiënt met de ziekte van Parkinson extra aandacht hebben, gezien het mogelijke klachtenpatroon?
VUmc Amstel Academie
27
Leereenheid
15. Multiple Sclerose Met gebruik van casuïstiek zal de docent nader ingaan op de aandoening en de ontwikkelingen op het gebied van MS. Het komen tot de diagnose, de verschijnselen, de mogelijkheden tot behandeling en prognose komen aan de orde. Er wordt stil gestaan bij de gevolgen voor de patiënt in kwestie en zijn omgeving. De docent stelt u in de gelegenheid vragen te stellen aan de hand van de bestudeerde literatuur. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties van multiple sclerose. Deze informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom deze patiënten. Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken. Lesdoelen Na de les kunt u: • benoemen en herkennen wat de symptomen/kenmerken van multiple sclerose zijn; • beredeneren welk onderzoek ingezet kan worden om multiple sclerose te diagnosticeren en stadiëring vast te stellen; • benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke behandeling ingezet kan worden; • complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn benoemen en beredeneren. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Klinische Neurologie, J.B.M. Kuks e.a., > Hoofdstuk 24, Multiple Sclerose en aanverwante aandoeningen; • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 16, Multiple sclerose en andere demyeliniserende ziekten. U kunt de casuïstiek en vragen vanuit de literatuur gebruiken als stuurvragen. Opdracht Vanuit verschillende bronnen blijkt dat veel mensen, waaronder ook professionals, niet op de hoogte zijn van het soort aandoening dat MS is. Hoe zou u de ziekte MS omschrijven wanneer u hierover uitleg geeft aan de patiënt en diens naasten? Werk deze vraag uit waarbij u de volgende items belicht: • omschrijving type aandoening; • oorzakelijke factoren; • verschijnselen; • behandelmogelijkheden.
28
17. Neuromusculaire aandoeningen De docent bespreekt met u de verschillende aandoeningen van de zenuw op ruggenmergniveau en de stoornissen op niveau van de zenuw, zenuwwortel, zenuw-spierovergang en op spierniveau. Er is aandacht voor Myasthenia Gravis en het syndroom van Guillain-Barré. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties van neuromusculaire aandoeningen. Door het bespreken van casuïstiek van neuromusculaire aandoeningen leert u (verpleegkundige) interventies te beredeneren. Lesdoelen Na de les kunt u: • benoemen en herkennen wat de symptomen/kenmerken van de behandelde neuromusculaire aandoeningen zijn; • beredeneren welk (aanvullend) onderzoek ingezet kan worden om de verschillende aandoeningen te diagnosticeren en stadiëring vast te stellen; • benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke behandeling ingezet kan worden; • complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn benoemen en beredeneren. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 23, Neuromusculaire ziekten; > Hoofdstuk 22.2, Polyradiculopathie, het syndroom van Guillain-Barré. Kunt u onderstaande stuurvragen aan de hand van de literatuur beantwoorden? Noteer uw vragen naar aanleiding van de literatuurstudie.
VUmc Amstel Academie
29
Leereenheid
18. Ziekten ruggenmerg/wervelkolom De docent behandelt, naar aanleiding van de bestudeerde literatuur, aandoeningen van het ruggenmerg, zenuwwortels en cauda equina, de diagnostiek, de klinische verschijnselen en de verschillende behandelingen waaronder o.a. halo-vestsysteem, schedeltractie, met daarbij de verpleegkundige zorg. Tevens wordt aandacht besteed aan de houdingsaspecten/leefregels die de patiënt krijgt gedurende de opname en bij ontslag. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties. Deze informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom deze patiënten. Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken. Lesdoelen Na de les kunt u: • benoemen en herkennen wat de symptomen/kenmerken van behandelde aandoeningen van het ruggenmerg, zenuwwortels en de cauda equina; • beredeneren welk onderzoek ingezet kan worden om deze aandoeningen te diagnosticeren en stadiëring vast te stellen; • benoemen welke (chirurgische) behandelwijzen er zijn en verwoorden wat er tijdens deze ingrepen wordt gedaan; • beredeneren wanneer welke behandeling ingezet kan worden; • complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn benoemen en beredeneren. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen hoofdstuk, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 8.1, Ruggenmergletsel; > Hoofdstuk 21, Ziekten van het ruggenmerg;; • Klinische Neurologie, J.B.M. Kuks e.a., > Hoofdstuk 14, Neurologische pijnsyndromen; > Hoofdstuk 15, Ziekten van het ruggenmerg; • Basisboek Neurochirurgie, K.G. Go en G. Blauw, > Hoofdstuk 7, Aandoeningen van de wervelkolom.
30
19. Dwarslaesie De docent behandelt vragen naar aanleiding van de literatuurstudie. Aan de hand van de stoornissen op verschillende niveaus worden de medische en verpleegkundige interventies besproken. Er wordt aandacht besteed aan de spinale shockfase en autonome dysreflexie; hoe kunt u dit herkennen en welke verpleegkundige interventies kunt u toepassen? Tevens wordt ingegaan op de prognose, de toekomstverwachting en de revalidatie mogelijkheden van deze patiënten. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de behandelmogelijkheden en daarmee samenhangende complicaties. Deze informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom deze patiënten. Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken. Lesdoelen Na de les kunt u: • benoemen en herkennen wat de (acute) oorzaken, symptomen/kenmerken van een dwarslaesie zijn naar het niveau van de laesie; • beredeneren welk onderzoek ingezet kan worden om deze aandoeningen te diagnosticeren; • benoemen welke (chirurgische) behandelwijzen er zijn; • beredeneren welke verpleegkundige interventies u op neemt in het verpleegplan; • complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn benoemen en beredeneren. Voorbereiding Algemene kennis over anatomie, fysiologie van het ruggenmerg en ruggenmergletsel is noodzakelijk. Zie leeractiviteit 18.
VUmc Amstel Academie
31
Leereenheid
21. Dementie en dementiële stoornissen De docent bespreekt met u de vragen naar aanleiding van de literatuurstudie, de diagnostiek, gebruik MMSE-scorelijst, verschijnselen, behandeling, verpleegkundige aspecten en de nazorg betreffende dementie en dementiële syndromen. Aan het eind van de leeractiviteit moet u door middel van het klinisch redeneren in staat zijn om de verschillende dementiële stoornissen te kunnen plaatsen binnen de systemen en deze kunnen beredeneren. Daarnaast wordt verwacht dat u een vertaalslag kunt maken naar de in te zetten verpleegkundige zorg en interventies. Lesdoelen Na de les kunt u: • benoemen en herkennen wat de symptomen/kenmerken van dementie zijn; • beredeneren welk (aanvullend) onderzoek ingezet kan worden om dementie te diagnosticeren en stadiëring vast te stellen; • benoemen welke behandelwijzen er zijn en beredeneren wanneer welke behandeling ingezet kan worden; • complicaties van de ziekte en/of behandeling op korte en lange termijn benoemen en beredeneren. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 18, Dementie en gedragsstoornissen; • Klinische neurologie, J.B.M. Kuks e.a., > Hoofdstuk 27, Dementie. Op blackboard: • Stand van zaken: Liquormarkers als voorpellers van Alzheimer-dementie; diagnostiek bij lichte cognitieve stoornissen F. Verhey e.a., uit: Ned. Tijdschrift Geneeskunde 2013. Aanbevolen www.alzheimerexperience.nl www.alzheimer.nl www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/alzheimer www.alzheimer-nederland.nl www.med.harvard.edu/AAMLIB/home.html
• • • • •
Kunt u onderstaande stuurvragen aan de hand van de literatuur beantwoorden? Noteer uw vragen naar aanleiding van de literatuurstudie.
32
22. Delier/acute verwardheid en toepassen vrijheidsbeperkende interventies Door (acute) verwardheid kan de veiligheid voor de patiënt en diens omgeving in het geding komen. Binnen deze lesactiviteit wordt aandacht besteed aan het ontstaan van een delier/acute verwardheid, hulpmiddelen die de observatie ondersteunen, en de interventies. De overweging om gebruik te maken van vrijheidsbeperkende interventies wordt besproken. Kennis van het ontstaan van een delier en inzicht in de patiëntpopulaties, welke hiertoe op uw afdeling een verhoogd risico hebben, wordt verondersteld. Lesdoelen Na deze les: • kunt u beredeneren welke neurologische patiënten een verhoogd risico hebben op het ontstaan van een delier; • kunt u benoemen, welke interventies, buiten vrijheidsbeperkende, u in z’n algemeen kunt nemen om patiënten, die risico hebben op letsel door een delier, te beschermen; • kunt u het verschil in besluitvorming t.a.v. het toepassen van vrijheidsbeperkende interventies bij dreigend of acuut gevaar benoemen; • weet u welke en hoe screeningsinstrumenten ingezet kunnen worden bij neurologische patiënten. Voorbereiding Bestudeer op blackboard: • Neurologiepatiënt screenen op delier: met DOSS? H. van den Heuvel, uit: Nursing, nr. 6 2011; • Vrijheidsbeperking in het ziekenhuis, A. Mourik, L. Van Gemert, e.a., uit: Tijdschrift voor Verpleegkundigen, nr. 7/8 2008; • Puzzelen met de 3 D’s, delier, dementie, depressie, M. Oelen, uit: Nursing, maart 2013. Aanbevolen www.vilans.nl/Thema-Vrijheidsbeperking.html Op blackboard: • Rapport “Extra inspanning noodzakelijk voor terugdringen vrijheidsbeperking in langdurige zorg”, IGZ december 2012. •
VUmc Amstel Academie
33
Leereenheid
23. Seksualiteit bij neurologische aandoeningen Seksualiteit is een gevoelig onderwerp, zowel voor de neurologische patiënt als voor u als verpleegkundige. U ontkomt niet aan het feit dat zowel de ziekte als vele vormen van behandeling invloed hebben op het seksueel functioneren van de patiënt en vaak dus ook op de relatie met de partner. Vaak verandert de seksuele relatie van de patiënt. De docent zal ingaan op vragen naar aanleiding van de literatuurstudie en de voorbereidende opdracht. Speciale aandacht zal uitgaan naar de omgang/begeleiding van de patiënt met seksueel ontremd gedrag en de verschillende seksuele effecten ten gevolge van ziekte, aandoening en/of behandeling. In uw informerende en uw begeleidende taak als zorgverlener is seksualiteit een onderwerp dat ter sprake moet komen. In deze les worden de beperkingen door NAH op het seksuele beleven besproken, als ook de vragen waarom en wanneer dit ter sprake moet komen en hoe dit het beste kan worden aangepakt. Vervolgens wordt de gespreksvoering geoefend. Lesdoelen Na deze les kunt u: • de begrippen intimiteit en seksualiteit definiëren; • aan de hand van casuïstiek aangeven welke specifieke seksuele problemen zich voordoen ten gevolge van neurologische aandoeningen of ten gevolge van bijverschijnselen van (medicinale) behandelingen; • de oorzaken en gevolgen van de seksuele problematiek verwoorden op lichamelijk, psychisch, sociaal- en spiritueel niveau; • verwoorden wat zijn of haar taken zijn in de voorlichting en begeleiding van patiënten en diens naasten ten aanzien van veranderingen in seksualiteit; • in een gesprek het onderwerp seksualiteit aan de orde brengen. Voorbereiding Literatuurstudie + opdracht Bestudeer uit boek: • Verpleegkundige revalidatierichtlijn beroerte, T. Hafsteinsdóttir e.a., > Hoofdstuk 11, Seksualiteit na een beroerte. Op blackboard: • Praten over seksualiteit, J.L. Bender, uit: Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking; • Seksueel functioneren na een beroerte, J. van Lankveld e.a., uit: Tijdschrift voor seksuologie (2011) 35, 77-80; • De 9e vraag van Gordon, praten over seksualiteit, M. Verstraeten, uit: Nursing maart 2012; • Seks na CVA: Praten is een must!, P. Dijkstra, M. Verstraeten, uit: Bijzijn XL, nummer 10 2012; • Intimiteit en seksualiteit na een beroerte, de Hart en Vaatgroep. Aanbevolen Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking, W.L. Gianotten e.a., Uitgeverij van Gorcum, 2008; • Parkinson en seksualiteit, Brochure Parkinsonvereniging. •
34
Opdracht Zet voorafgaand aan de les de beantwoording van de volgende vragen uiteen: • aan wie is het de taak patiënten te informeren over mogelijk te verwachten stoornissen op het gebied van seksualiteit door ziekte of behandeling?; • maakt u het onderwerp seksualiteit bespreekbaar, zo ja wanneer en hoe, zo nee, waarom niet?; • hoe zijn uw ervaringen met het bespreken van onderwerpen gericht op seksualiteit?; • wat vindt u lastig te bespreken?
VUmc Amstel Academie
35
Leereenheid
5 Bijlagen Deze leereenheid bevat geen bijlagen.
36
VUmc Amstel Academie
37
Leereenheid
6 Reader Deze leereenheid bevat geen reader.
38
VUmc Amstel Academie
39