Neuro palliatieve zorg Leereenheid Vervolgopleiding tot Neuro Verpleegkundige Februari 2015
Leereenheid
Neuro palliatieve zorg
© VUmc Amstel Academie De Boelelaan 1109 1081 HV Amsterdam www.amstelacademie.nl
Februari 2015
2
Neuro palliatieve zorg Inhoudsopgave
Studiehandleiding 1 2 3 4
Verantwoording Leerdoelen Overzicht van de leereenheid in schema Uitwerking van de leeractiviteiten
4 6 7 8
3
Leereenheid
1 Verantwoording Dit is de tweede leereenheid binnen de Vervolgopleiding tot Neuro verpleegkundige. Deze leereenheid behandelt de specifieke zorg voor de neuro-oncologische patiënt en de zorg in de palliatieve fase in zijn algemeen. Het is niet makkelijk om met neuro-oncologische patiënten en hun naasten om te gaan. Het gaat vaak om ernstig zieke mensen met complexe verpleegproblemen. Zo is bij een deel van de patiënten het therapeutisch handelen, of dat nu een operatieve ingreep, een radiotherapeutische of een behandeling met cytostatica is, een palliatieve behandeling. Het is noodzakelijk om de complexe problemen van deze patiëntencategorie en zijn omgeving systematisch aan te pakken. Een belangrijk doel daarbij is het vinden van een juiste attitude ten opzichte van patiënten. Hierbij zal ook gelet moeten worden op de mate van emotionele betrokkenheid en copingsstrategieën van naasten en hulpverleners. Het begeleiden bestaat uit het vermogen de patiënt dingen aan te reiken waar hij mee verder kan. Het doorverwijzen naar anderen maakt hier onderdeel van uit. In de leeractiviteiten staan de verschillende neuro-oncologische aandoeningen met hun behandeling centraal. Er wordt aandacht besteed aan de gevolgen van deze aandoening voor de patiënt en zijn omgeving en de rol van u als verpleegkundige op het gebied van voorlichting, begeleiding en zorg. Veel neurologische aandoeningen leiden tot situaties waarin medisch gezien geen verbetering meer verwacht kan worden. Palliatieve zorg is de continue, actieve en integrale zorg voor de patiënt en zijn naasten door een multidisciplinair team op het moment dat medisch gezien geen genezing wordt verwacht. Neuropalliatieve zorg heeft tot doel de kwaliteit van leven te optimaliseren en in de terminale fase waardig sterven mogelijk te maken, waarbij in veel gevallen rekening gehouden moet worden met sensomotorische, cognitieve en emotionele stoornissen. De zorg beantwoordt aan fysieke, (neuro-)psychologische, sociale en spirituele behoeften. Deze zorg is veelal een aanvulling op de oncologische zorg, maar bestrijkt een veel breder gebied, bijvoorbeeld ook Aids- of MS-patiënten. Zo nodig strekt palliatieve zorg zich uit tot steun bij rouwverwerking. Het vaststellen, uitvoeren en evalueren van de benodigde neuropalliatieve zorg vindt plaats samen met de patiënt en zijn naasten. Hieronder valt ook de begeleiding bij vragen rond euthanasie, medisch handelen bij ondraaglijk lijden en wilsbekwaamheid. Van een neuro verpleegkundige mag verwacht worden dat zij analytisch naar ethische dilemma’s kan kijken en op grond van deze analyse tot verantwoorde keuzes of een verantwoorde beoordeling kan komen.
4
Binnen deze leereenheid staan de rollen zorgverlener, regisseur en beroepsbeoefenaar centraal. Er wordt invulling gegeven aan de volgende competenties: • bewaken van vitale en andere fysiologische functies; • bewaken van zorgprocessen; • coördineren en organiseren van eigen werkzaamheden; • begeleiden en voorlichten; • samenwerken in mono- en multidisciplinair verband; • professionaliseren van eigen handelen; • gebruiken van informatie- en communicatie technologie; • meewerken aan kwaliteitsverbetering en deskundigheidsbevordering.
5
Leereenheid
2 Leerdoelen Het leerproces in deze leereenheid is erop gericht dat de student zelfstandig de verpleegkundige zorg kan verlenen aan en regisseren voor neuro (oncologische) patiënten. De palliatieve fase staat hier centraal. Leerdoelen De student kan voor een neurologische patiënt in de palliatieve fase: 1. het klinisch beeld uiteenzetten waarin de volgende aspecten worden betrokken: - mate van ziek zijn; - klachten en symptomen en typerende patronen; - (basis)parameters en typerende patronen; - invloed van de medische voorgeschiedenis op het klinisch beeld; - invloed van voorgeschreven medicatie op het klinisch beeld; - invloed van de leefwijze van de patiënt op het klinisch beeld; - urgentie en de ernst in relatie tot het tijdsbestek waarin het klinisch beeld is ontstaan; - differentiële diagnoses die passen bij dit klinisch beeld; 2. het kernprobleem bij het klinisch beeld/differentiële diagnose beredeneren vanuit: - de lichamelijke situatie van de patiënt; - de psychosociale situatie van de patiënt; - de activiteiten van het dagelijks leven van de patiënt; 3. het benodigd aanvullend onderzoek beredeneren om tot een diagnose te komen vanuit: - noodzaak en vraagstelling onderzoek; - verwachtingen en urgentie uitkomsten onderzoek; 4. de somatische, psychosociale en ADL interventies ordenen en beredeneren vanuit klinische overwegingen en kennis uit wetenschappelijke literatuur; 5. de ontwikkelingen van de ziekte en het zorgproces op de korte en lange termijn beredeneren; 6. een beschouwing geven op: - de patiëntveiligheid; - de kwaliteit van de zorg; - ethische dilemma’s; 7. een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg aan de patiënt en aan de actuele beroepsontwikkelingen door: - te participeren in (multidisciplinair)overleg; - te reflecteren op eigen functioneren in de individuele zorg en in samenwerkingsverbanden.
6
3 Overzicht van de leereenheid in schema Leeractiviteit 2. Diagnostiek en chirurgische behandeling tumoren 3. Endocriene aandoeningen 4. Medicinale behandelprincipes 5. Radiotherapeutische behandelprincipes 7. Pijn/pijnsyndromen 8. Vermoeidheid 10. Palliatieve zorg 11. Verlieskunde 13. Euthanasie en palliatieve sedatie
college
5 uur
contact uur 3 uur
college college college/ excursie werkcollege werkcollege college werkcollege werkcollege
3 uur 1 uur 2 uur
2 uur 2 uur 3 uur
5 uur 3 uur 5 uur
3 uur 2 uur 2 uur 3 uur 2 uur
2 uur 2 uur 2 uur 2 uur 2 uur
5 uur 4 uur 4 uur 5 uur 4 uur
werkvorm
zelfstudie
totale SBU 8 uur
7
Leereenheid
4 Uitwerking van de leeractiviteiten Inleiding In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de leeractiviteiten welke in hoofdstuk 3 schematisch zijn weergegeven. De leeractiviteiten hebben tot doel u voor te bereiden op het behalen van uw rollen en competenties in de praktijk. De voorbereidende opdrachten zijn een hulpmiddel om voor uzelf te toetsen of u in hoofdlijnen de literatuur heeft begrepen. U wordt door de voorbereiding op de leeractiviteiten, het werken in werkgroepen of het volgen van colleges in de gelegenheid gesteld kennis en ervaring op te doen welke u in de praktijk toe kunt passen.
8
2. Diagnostiek en chirurgische behandeling tumoren De docent stelt u in de gelegenheid vragen te stellen naar aanleiding van de bestudeerde literatuur. Van voorkomende tumoren die uitgaan van het hersenweefsel en van weefsel dat in nauw verband staat met de hersenen, worden de diagnostiek en de chirurgische behandelingsmogelijkheden besproken. Hierbij is aandacht voor de specifieke verpleegkundige observaties en acties. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de wijze van diagnosticeren en de mogelijkheden op het gebied van de behandelingen en daarmee samenhangende complicaties. Deze informatie neemt u mee in het beredeneren van zorg rondom de patiënt met een tumor in de hersenen of wervelkolom. Van u wordt verwacht dat u deze zorg kunt coördineren en bewaken. Er is ruimte om vragen over de literatuur of uit de praktijk voor te leggen aan de docent. Lesdoelen Na de les kunt u: • vanuit casuïstiek verstoorde parameters en symptomen herkennen en beredeneren; • aanvullend onderzoek bij ruimte innemende processen van de hersenen en wervelkolom beargumenteren; • chirurgische, en van hieruit verpleegkundige, interventies bij hersen- en spinale tumoren en metastasen beargumenteren; • het verloop op korte en lange termijn van de verschillende hersen- en spinale tumoren en metastasen benoemen. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 15 Neuro-oncologie. Bestudeer uit uw verplichte literatuur de relevante hoofdstukken over neurooncologische aandoeningen, de behandeling en uw verpleegkundige zorg. Aanbevolen • www.hersentumor.nl • www.oncoline.nl / neuro-oncologie
9
Leereenheid
3. Endocriene aandoeningen De docent bespreekt aan de hand van casuïstiek de werking van het neuroendocriene systeem vanuit de endocriene stoornissen waar u in de praktijk mee te maken krijgt. De stoornissen na een hersentrauma of bij hypofysetumoren, de specifieke behandeling, de (verpleegkundige) observaties en interventies komen aan de orde. Lesdoelen Na de les: • heeft u inzicht in de anatomie, fysiologie en pathologie van de hypofyse; • kunt u aanvullend onderzoek bij neuro-endocriene stoornissen beargumenteren; • kunt u veranderingen in de vochtbalans, het bloed en urine bij diabetes insipidus beredeneren; • kunt u interventies bij de diabetes insipidus benoemen en beredeneren. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 15.5 Hypofysetumoren. Basiskennis van het hormoonstelsel en van het hypofyse-hypothalamussysteem wordt verondersteld. Wanneer u dit onvoldoende beheerst, wordt aanbevolen om er een anatomie/fysiologie boek op na te slaan.
10
4. Medicinale behandelprincipes De docent zal tijdens deze lesuren in gaan op de medicinale behandeling van Neuro oncologische tumoren en met name hersen- en ruggenmergtumoren en metastasen. Hierbij is aandacht voor de specifieke verpleegkundige observaties en acties vanuit casuïstiek uit de neuro-oncologische praktijk. De docent stelt u in de gelegenheid vragen te stellen naar aanleiding van de bestudeerde literatuur. Lesdoelen Na deze les kunt u: • het doel en de mogelijkheden van medicinale behandeling bij hersen- en spinale tumoren en metastasen benoemen; • benoemen welke aspecten aan de orde komen in een voorlichtingsgesprek bij de start met chemotherapie; • beredeneren op welke orgaansystemen chemotherapie ingrijpt; • benoemen welke bijwerkingen kenmerkend zijn voor de veel toegepaste chemotherapie; • beredeneren welk aanvullend onderzoek gedaan moet worden tussen de verschillende kuren in. Voorbereiding Bestudeer uit uw verplichte literatuur de relevante hoofdstukken over medicamenteuze therapie bij neuro-oncologische aandoeningen. Op blackboard: • Bewaking toxiciteit Temozolomide, H. Zwinkels, uit: Oncologica, nummer 1, 2010. Van internet: • Oriënteer u op de website: www.oncoline.nl, de relevante onderdelen; • www.hersentumor.nl; • www.neurologie.nl voor richtlijn hersenmetastasen.
11
Leereenheid
5. Radiotherapeutische behandelprincipes Deze les vindt mogelijk plaats tijdens een excursie bij de radiotherapie in VUmc. De docent behandelt naar aanleiding van de bestudeerde literatuur de radiotherapeutische behandelprincipes. Ook worden de meest voorkomende gezondheidsproblemen bij radiotherapie besproken en kunt u een kijkje nemen in de diverse ruimten van de radiotherapie, zodat u ook een visuele indruk krijgt. Om in uw rol van zorgverlener de patiënt goed voor te bereiden op de behandelingen binnen de radiotherapie is deze kennis essentieel. Er is ruimte om vragen over de literatuur of uit de praktijk voor te leggen aan de docent. Denk daarbij ook aan vragen en opmerkingen over de samenwerking met de afdeling Radiotherapie zoals u deze tot nu toe heeft ervaren. In tegenstelling tot de medicinale en chirurgische behandeling wordt de radiotherapie niet meer expliciet behandeld in een volgende leereenheid. Maar bij de verschillende tumoren zal er nog geregeld aandacht besteedt worden aan radiotherapie als onderdeel van een meervoudige behandeling. Lesdoelen Na deze les kunt u: • benoemen welke factoren een rol spelen bij het bepalen of iemand in aanmerking komt voor radiotherapie; • de verschillende toepassingen van radiotherapie binnen de neurologie benoemen; • benoemen wat specifieke verpleegproblemen en verpleegkundige interventies zijn. Voorbereiding Verdiep u in literatuur en/of het internet op de mogelijkheden van radiotherapie bij de verschillende hersentumoren –metastasen en tumoren van de wervelkolom. Bestudeer op blackboard: • Radiotherapie bij Glioblastoma multiforma, P.F. de Haan e.a, uit: Oncologica, nummer 1, 2010; • Radiotherapie bij patiënten met een laag gradig glioom: verband met cognitieve stoornissen op de lange duur, J. Heimans e.a, uit: Ned. Tijdschrift voor geneeskunde, 2010:154:A1367.
12
7. Pijn/pijnsyndromen Veel patiënten op de neurologie en -chirurgie hebben pijnklachten. Pijn kan zelfs een opname indicatie zijn. Er zijn verschillende theorieën over pijn, maar het uitgangspunt blijft dat de patiënt bepaalt of hij pijn heeft en hoe hij dit beleeft. In de les zal gesproken worden over de verschillende vormen van pijn, het vaststellen van pijn en de mogelijke pijnreducerende interventies. Matige tot ernstige pijn komt voor bij 64% van de patiënten met vergevorderde stadia van kanker. Het optreden van pijn is afhankelijk van de soort kanker. Pijn treedt ook vaak op in de palliatieve fase van andere ziektes zoals AIDS, ALS en Multiple Sclerose. Aan het eind van de leeractiviteit dient u door middel van het klinisch redeneren in staat te zijn de vitale en andere fysiologische functies bij pijn te kunnen bewaken. Daarvoor moet u de pijnbeleving en de symptomen van pijn kunnen plaatsen binnen de systemen en deze te beredeneren. Daarnaast wordt verwacht dat u een vertaalslag kunt maken naar de zorgprocessen rondom pijn, door de verpleegkundige zorg en interventies te kunnen beredeneren. Basiskennis ten aanzien van pijn en pijnbehandeling wordt verondersteld aanwezig te zijn. Lesdoelen Na deze les kunt u: • de verstoorde parameters en symptomen en beïnvloedende factoren bij pijn beredeneren; • de factoren, die de pijnbeleving en het pijngedrag beïnvloeden, benoemen; • beschrijven hoe pijn in kaart wordt gebracht (pijnanamnese, pijnscore, andere meetinstrumenten); • de uitgangspunten van medicamenteuze behandeling van nociceptieve en neuropathische pijn uitleggen; • de belangrijkste bijwerkingen van pijnmedicatie benoemen, voorkómen en behandelen; • medische en verpleegkundige interventies bij pijn beargumenteren; • beschrijven hoe pijnmedicatie wordt toegediend en waarom voor bepaalde toedieningsweg wordt gekozen; • het verloop op kort en lang termijn bij pijn beschrijven. Voorbereiding Bestudeer uit boek: • Neurologie voor verpleegkundigen, H.J. Gelmers, > Hoofdstuk 19, Pijn, pijnsyndromen en hoofdpijn. Van internet: • Oriënteer u via www.oncoline.nl en www.pallialine.nl op de diagnostiek en behandeling van pijn bij patiënten met kanker; • Bestudeer op de website van pijnverpleegkundigen.nl de informatie over pijnanamnese en pijnmeten bij ouderen en bij dementie. Aanbevolen • Website Pallialine en Oncoline voor richtlijnen pijn in de palliatieve fase.
13
Leereenheid
Formuleer vragen over pijnbehandeling n.a.v. zorgpraktijk en onduidelijkheden in de literatuur. Breng deze vragen mee naar de les.
14
8. Vermoeidheid Vermoeidheid is een veelgehoorde klacht bij neurologische patiënten. De oorzaak hiervan is vaak niet helemaal duidelijk. Het is voor hersentumor patiënten bekend dat radiotherapie en chemotherapie vermoeidheidsklachten kunnen veroorzaken. Maar ook mensen die geen behandeling doormaken of waarbij de behandeling al langer geleden heeft plaatsgevonden klagen over vermoeidheid. Deze vermoeidheid wordt vaak omschreven als een plotseling optredend gevoel van uitputting. Mensen geven aan dat op een bepaald moment van de dag ’de batterij leeg is’. De docent bespreekt met u de mogelijke oorzaken van vermoeidheid, de patronen waarin vermoeidheid optreedt en de mogelijke interventies. In uw rol als zorgverlener en regisseur is het belangrijk dat u inzicht heeft in de verschillende aspecten rondom vermoeidheid. Deze les ondersteunt u in de voorlichting en begeleiding rondom deze problematiek. Omdat een klacht als vermoeidheid een multidisciplinaire benadering vereist, zal naast verpleegkundige interventies ook worden besproken welke interventies te verwachten zijn van onder andere artsen, psychologen, diëtisten en fysiotherapeuten. Lesdoelen Na deze les kunt u: • beschrijven welke gevolgen vermoeidheid kan hebben op fysiek, emotioneel, gedragsmatig en cognitief niveau; • mogelijkheden voor het toepassen van methoden om vermoeidheid te meten binnen de verpleegkundige zorgsetting onderbouwen; • vanuit de bestudeerde literatuur items benoemen die vragen om een aanpassing van de verpleegkundige zorg voor de patiënt met vermoeidheid; • beschrijven en verwoorden op welke wijze er op dit moment aandacht wordt besteed aan het verpleegprobleem ‘vermoeidheid’ binnen de eigen instelling; • een haalbare (wenselijke) situatie beschrijven voor de patiënt met vermoeidheid of te verwachten vermoeidheid, waarbij de verschillende interventies worden weergegeven. Aan het eind van de leeractiviteit dient u door middel van het klinisch redeneren in staat te zijn de vitale en andere fysiologische functies bij vermoeidheid te kunnen signaleren. Daarvoor moet u de beleving en de symptomen van vermoeidheid kunnen plaatsen binnen de systemen om deze te beredeneren. Er wordt verwacht dat u een vertaalslag kunt maken naar de zorgprocessen rondom vermoeidheid, door de verpleegkundige zorg en interventies te beredeneren. Voorbereiding Bestudeer op Blackboard: • Folder: Leven met vermoeidheid, omgaan met de gevolgen van een beroerte, Nederlandse CVA vereniging. Aanbevolen • Zorgwijzer vermoeidheid, praktische gids voor mensen met vermoeidheid door NAH, Hersenstichting Nederland. • www.mindermoebijkanker.nl • www.levenmetms.nl (voor informatie over vermoeidheid en MS) 15
Leereenheid
Neem kennis van de richtlijn ‘Vermoeidheid bij kanker in de palliatieve fase’ te vinden op de website www.oncoline.nl / niet tumor specifiek / palliatieve zorg. Formuleer vragen over onduidelijkheden in de literatuur. Breng deze tijdens leeractiviteit 8 in.
16
10. Palliatieve zorg De palliatieve zorg in Nederland heeft zich de afgelopen jaren verder geprofessionaliseerd. In deze leeractiviteit wordt kort het ontstaan en het verloop van de palliatieve zorg in Nederland gesproken. Tevens verdiept u zich in de mogelijkheden voor palliatieve zorg voor uw patiëntengroep en in de ondersteuning voor professionals door de palliatieve consultteams. Lesdoelen Na de les: • kunt u een definitie van palliatieve zorg geven en kunt u dit plaatsen binnen de neurologische beroepspraktijk; • kunt u veel voorkomende symptomen in de palliatieve- en terminale fase benoemen; • kunt u (fysieke) tekenen van een naderende dood benoemen; • heeft u inzicht in de wijze waarop de communicatie met patiënt en diens naasten het beste kan plaatsvinden; • kunt u bij de meest voorkomende algemene en neurologie specifieke symptomen in de laatste levensfase interventies benoemen en beredeneren; • heeft u kennis gemaakt met het zorgpad stervensfase. Voorbereiding Bereidt u op deze lesactiviteit voor door een antwoord te geven op de stuurvragen. Aanbevolen • www.pallialine.nl • www.palliatievezorg.nl • www.alsjenietmeerbeterwordt.nl • www.netwerkpalliatievezorg.nl
17
Leereenheid
11. Verlieskunde Het is soms erg moeilijk om met verlies om te gaan, ondanks dat iedereen regelmatig met verlies te maken heeft. Als neuro verpleegkundige wordt u beroepsmatig geconfronteerd met patiënten die te maken hebben met een verliessituatie zoals bij verlies van lichamelijke functie of verandering in toekomstverwachting. De impact van zo’n situatie op de patiënt en zijn omgeving is groot. Van de neuro verpleegkundige wordt in de rol van zorgverlener verwacht dat zij de patiënt kan voorlichten, ondersteunen en van praktisch advies kan voorzien. Rekeninghoudend met de invloed van maatschappelijke, persoonlijke en culturele aspecten die van invloed zijn op de zorgverlening. De docent zal tijdens de les ingaan op de bestudeerde literatuur en uw beroepsmatige ervaringen met verlies bespreken. De volgende items komen aanbod. • Beroepsmatige confrontatie met verlies op de afdeling. • De invloed van verlies op de patiënt en zijn naasten. • Specifieke KERN problemen bij de volgende patiënten situaties: - verlies van lichaamsfunctie; - verlies van zelfstandigheid; - verlies van hun huidige rol; - verlies van toekomstverwachting; - verlies van werk; - verlies van ‘het leven’. • Verliesverwerking (aanvaarding, afscheid en opbouw). • Taak van de Neuroverpleegkundige (begeleiding/ slecht nieuwsgesprek). Lesdoelen Na de les: • heeft u inzicht in de wijze waarop u patiënten in de praktijk kunt ondersteunen bij verliesverwerking door principes vanuit de verlieskunde toe te passen. Voorbereiding Bestudeer uit reader: • Klinisch redeneren, reader deel II: Psychosociaal, > Verliesimpact: verlies als inbreuk op je bestaan; > De verlieskunde-zorgstandaard: samenwerking in de verliesbegeleiding; > Verliescounseling: cliëntgerichte grondhouding. Van Blackboard: • Hoofdstuk 15.2, Verliesbegeleiding in specifieke situaties Het slechtnieuws gesprek, uit: Verlieskunde H. de Mönnink; • Hoofdstuk 15.10, Verliesbegeleiding in specifieke situaties Stervensbegeleiding, uit: Verlieskunde H. de Mönnink. Aanbevolen • www.verlieskunde.nl
18
Opdracht Denk na over een verliessituatie vanuit uw beroepspraktijk of eigen ervaring, welke u in de les in kunt brengen. In de les wordt besproken hoe u principes vanuit de verlieskunde toe kunt toepassen.
19
Leereenheid
13. Euthanasie en palliatieve sedatie De uitvoering van euthanasie is een niet te delegeren, medische handeling. In uw rol als zorgverlener of regisseur kunt u betrokken worden bij euthanasie en palliatieve sedatie. Verpleegkundigen zijn het die als eerste van patiënten horen dat "het zo niet meer hoeft"; dat "dit toch geen leven is" of nog directer, "kunt u mij niet helpen zuster/broeder?" Voor verpleegkundigen is het dus van belang dat zij op de hoogte zijn van de (on)mogelijkheden en hun eigen positie binnen dit proces. De docent gaat nader in op de procedure en uw rol als verpleegkundige bij euthanasie en palliatieve sedatie. Er is ruimte om ethische vragen te bediscussiëren. Lesdoelen Na de les: • kunt u benoemen wat volgens de KNMG richtlijn palliatieve sedatie inhoudt; • kunt u de stappen in het proces van besluitvorming van indicatiestelling tot aan de uitvoering benoemen voor euthanasie en palliatieve sedatie; • kunt u de rol en verantwoordelijkheden van de betrokkenen rondom de inzet van continue palliatieve sedatie uiteenzetten; • kunt u de rol en verantwoordelijkheden van de betrokkenen bij toepassing van euthanasie benoemen; • kunt u de verschillen tussen morfine, (palliatieve)sedatie en euthanasie weergeven; • heeft u inzicht in de werkwijze van het consultatieteam, SCEN arts; • kent u de (medisch/verpleegkundig) technische handelingen en uitvoering gerelateerd aan continue palliatieve sedatie en euthanasie. Voorbereiding Aanbevolen Op internet zelf op te zoeken: • Website KNMG voor themadossier Levenseinde; • Brochure “Hoe handel je zorgvuldig bij euthanasie” van V&VN; • Brochure “Hoe bespreek je vragen en problemen rond het levenseinde” van V&VN (gratis te downloaden door leden V&VN). Voorbereidende opdracht Werk onderstaande vragen voor uzelf uit ter voorbereiding op leeractiviteit 13. • In de praktijk blijkt dat binnen de zorginstellingen palliatieve sedatie verschillend geïnterpreteerd wordt. Wat verstaat u hieronder? Hoe wordt hier op de afdeling invulling aan gegeven? • Wat is uw mening over euthanasie en palliatieve sedatie? • Wat zijn uw ervaringen met euthanasie en palliatieve sedatie? • Wat staat in het beroepsprofiel van de Neuro verpleegkundige beschreven over uw rol bij euthanasie?
20