Het netwerk nader belicht
NAZL Jaarverslag 2013 Netwerk Acute Zorg Limburg
2 Jaarverslag NAZL
Het team staand v.l.n.r. Joyce Janssen datamanager traumaregistratie NAZL Clarien Schoeren OTO-coördinator Limburg Baukje Hemmes onderzoeker NAZL Peter Brink medisch hoofd NAZL zittend v.l.n.r. Maria Kerckhoffs stafadviseur NAZL Miranda Dirx coördinator NAZL Rachelle Hendriks datamanager traumaregistratie NAZL Ruth Jongen management assistente NAZL
2013
3
Voorwoord In het jaarverslag 2013 vindt u verhalen van professionals uit ons netwerk waarbij samenwerking essentieel is in het kader van de acute patiënt. Deze verhalen geven een mooi overzicht van allerlei activiteiten van het Netwerk Acute Zorg Limburg, vandaar ook onze titel “Het netwerk nader belicht”. Ons jaarplan kreeg als titel mee Verbinden-Verbeteren-Verankeren. Verbinding zoeken met alle ketenpartners zodat we samen werken aan samenwerking. De vrijblijvendheid is voorbij, we zullen elkaar moeten blijven vinden, samenwerken en verbindingen maken met elkaar. We zullen de verbinding met elkaar moeten zoeken, zodat de patiënt de best mogelijke zorg op het beste moment krijgt op de beste plek. Door op een goede manier met elkaar samen te werken wordt de acute zorgketen versterkt. Dit betekent op vergaande manieren met elkaar samenwerken zowel in de reguliere acute (keten)zorg alsmede bij de opgeschaalde zorg, zoals in het geval van CBRN-besmettingen.
Verbeteren kan altijd! Dit geldt voor de behandeling van de acute patiënt maar ook voor de manier waarop we samenwerken met elkaar. Ketenpartners zullen elkaar moeten kennen, begrijpen en vertrouwen. Essentieel is het realiseren van een samenwerkingscultuur en structuur voor zowel de ketenzorg op bestuurlijk niveau als het ketenzorgproces in de dagelijkse praktijk van de patiëntenzorg. Iedereen moet zich verantwoordelijk gaan voelen voor de hele keten. Het werk dat plaats vindt in de focusgroepen is hierbij essentieel. Verankeren, zorgen voor borging! Om een keten in stand te houden en niet te laten terugvallen naar de beginsituatie is het borgen van bestuurlijke afspraken essentieel. Dit betekent mede dat resultaten die we samen behalen, worden verspreid zodat ook verdiepingsslagen kunnen plaatsvinden. Er kan kennisuitwisseling plaatsvinden en informatie wordt gedeeld met elkaar. Tevens resulta-
ten uit de focusgroepen transparant bespreken, casuïstiekbesprekingen organiseren en ons jaarlijkse symposium organiseren. In 2013 vond ons jubileum symposium, ‘t tijds…verschil plaats waarin ontwikkelingen in de acute zorg door de tijd heen werden geschetst. Veel leesplezier namens het team van het Netwerk Acute Zorg Limburg!
“Het netwerk nader belicht”
4 Jaarverslag NAZL
Rondje SEH: Over visitatie trauma, trauma-overleg en samenwerking met de ambulancediensten
In 2012 en 2013 bezocht een visitatiecommissie vanuit het Netwerk Acute Zorg Limburg (bijna) alle Limburgse ziekenhuizen. Hoofddoel was te beoordelen hoe de ziekenhuizen in Limburg de traumazorg hebben georganiseerd, inventarisatie van mogelijke aandachtspunten en van elkaar leren. Een rondje langs de Limburgse SEH’s leert dat men positief ten opzichte van een traumavisitatie staat. Wel werden enkele verbeterpunten geconstateerd ten aanzien van moment en aanpak. Het gesprek werd aangegrepen om ook het traumaoverleg, de multitraumabespreking en samenwerking met de ambulancediensten aan te stippen.
Traumavisitatie Sigrid Cleef, SEH-arts in het Laurentius ziekenhuis: “Een visitatie dwingt je om met de ogen van een buitenstaander naar je processen te kijken. Jammer vond ik dat de vragenlijst nogal op de Maastrichtse situatie was geënt. De functie van SEH-arts, die in Maastricht niet bestaat, kwam bijvoorbeeld in deze vragenlijst niet aan bod. In het interview is echter uitgebreid gesproken over de gang van zaken op onze SEH. Voor een volgende visitatie zou het goed zijn als er ook vooraf al meer uitgegaan zou worden van de manier waarop de acute zorg in het betreffende ziekenhuis geregeld is.” “De visitatie heeft ons vooral geleerd dat we het nog niet zo slecht doen,” vervolgt ze. “Een van de uitkomsten van de visitatie, dat de SEH in de nabije toekomst een CT-scanner nodig zal hebben, hebben we benut richting ons management. Bij Laurentius zijn we bezig met nieuwbouw en dit zou daar mooi in meegenomen kunnen worden.”
Betere contacten Dennis Keereweer, SEH-arts in St. Jans Gasthuis in Weert, vindt de traumavisitatie een goede zaak. “Het geeft inzicht in je goede en zwakke punten. Je krijgt een spiegel voor gehouden en tegelijkertijd aanknopingspunten om verbeteringen op te pakken. In ons ziekenhuis hebben we de afstemming tussen chirurgie en orthopedie bijvoorbeeld verbeterd. Misschien wel het belangrijkste winstpunt is de betere contacten met Maastricht. Er is meer duidelijkheid over wat we wel en niet van elkaar kunnen verwachten. De afspraken waren er wel, maar ze waren onduidelijk waardoor er wel eens irritatie ontstond. De visitatie heeft meer helderheid opgeleverd, maar ook de mogelijkheid om elkaars visie te delen en te leren van elkaars competenties en mogelijkheden.”
2013
5
Betere terugkoppeling gewenst Lilian Poulsen, operationeel leidinggevende Orbis, noemt de visitatie zinvol en constructief. “Voor ons was het vooral een bevestiging dat we het goed doen,” vindt ze. “Op de achtergrond speelde natuurlijk de fusie tussen Orbis en Atrium. Op het moment van de visitatie was een aantal zaken ten aanzien van acute zorg nog niet duidelijk, dus daar kon niet uitvoerig over worden gesproken. Eén van de aandachtspunten die naar voren kwam, was een betere integratie van HAP en SEH, met één loket voor de patiënt waar getrieerd wordt en bepaald of de patiënt voor de HAP of SEH is.” Lilian stelt voor een format te ontwerpen waarin de uitkomsten van de visitaties gespiegeld worden. “Dat is er nog niet, waardoor de data nu nog ruimte laten voor verschillende interpretaties.” Ook Nathalie Peters, SEH-arts in VieCuri in Venlo, vindt dat de terugkoppeling beter zou kunnen. “Het was de eerste keer dat de visitatie plaatsvond, dus naar mijn idee was het nog zoeken naar de juiste formule. De gesprekken vonden overigens plaats in een open sfeer, bijna als een gezellige middag. De visitatie is een prima middel om bij elkaar in de keuken te kijken, maar willen we echt van elkaar leren, dan moeten de resultaten beter gedeeld worden.” Intercollegiale visitatie Danielle Bussmann, SEH-arts Atrium MC: “De kwaliteit van de traumazorg, de mate waarin aan verbeteringen is gewerkt, onze ambities als (gefuseerd) ziekenhuis op dit terrein en de samenwerking met het NAZL zijn uitgebreid besproken. Wij staan helemaal achter de visitatie, hoewel het moment waarop deze plaatsvond voor ons ongelegen was, namelijk in een periode waarin we al veel andere visitaties hadden. Ons was al snel duidelijk dat het hier ging om een intercollegiale visitatie als een manier om van elkaar te leren. We hebben de visitatie als plezierig ervaren. Atrium MC heeft de ambitie een Level 1 traumacentrum te worden en we hebben onder meer kunnen laten zien hoe we dat handen en voeten geven. De visitatie heeft Atrium en NAZL nader tot elkaar gebracht.”
Het MUMC+ is niet gevisiteerd, afspraak is namelijk dat de traumacentra elkaar onderling visiteren. Traumaoverleg en multitraumabespreking Het traumaoverleg is een nuttig gremium, vinden de SEHvertegenwoordigers. “Landelijke en regionale ontwikkelingen staan er op de agenda. Zo kun je met elkaar veranderingen bespreken die betrekking hebben op de acute zorg, neem de Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg. Alle belanghebbenden zitten immers aan tafel,” aldus Sigrid Cleef. Voor Dennis Keereweer is het interklinisch transport een thema dat aandacht verdient. “Dit transport moet worden begeleid door een arts, en dat blijft een lastig fenomeen waar alle SEH’s mee te maken hebben. De vraag is steeds: wie is daarvoor verantwoordelijk? “Van die onduidelijkheid hadden we allemaal last,” geeft Lilian Poulsen aan. “Het is nu in principe afgesproken dat het ziekenhuis dat de patiënt stuurt, verantwoordelijk is voor het transport. Het idee om in Maastricht een beschikbaarheidsdienst te organiseren, wordt verder uitgewerkt.” Danielle Bussmann: “Behalve dat we afspraken kunnen maken is het, zeker gezien de ontwikkelingen in de acute zorg, ontzettend belangrijk dat we als professionals met elkaar in gesprek zijn. Dat we elkaar kennen en weten wat we aan elkaar hebben. Dat is misschien wel het grootste winstpunt.” Paul Breedveld, traumatoloog en medisch coördinator SEH in het MUMC+ is het daarmee eens. “We werken samen in een regio en dan is het noodzakelijk dat je gezamenlijk plannen maakt en samen werkt. Of het nu gaat om medisch transport of zorg bij grote calamiteiten. Zeker in het licht van politieke ontwikkelingen wordt samenwerking een steeds belangrijker thema.”
6 Jaarverslag NAZL
Meer aandacht voor pre-hospitale traject Over de multitraumabespreking. “Gaandeweg zien we dat de diepgang toeneemt, onder meer door het pre-hospitale meer aandacht te geven,” vindt Nathalie Peters. “Iedereen heeft zijn eigen rol in het proces, in de multitraumabespreking is er ruimte om keuzes in elke fase toe te lichten. Ik denk dat het goed is dat wij als SEH-artsen niet meteen met een oordeel klaar staan, maar dankzij meer achtergrond over de situatie op straat begrijpen waarom bepaalde keuzes gemaakt zijn. Het moet niet zo zijn dat we daar verantwoording moeten afleggen, het van elkaar leren staat centraal. Jammer is dat de techniek ons af en toe in de steek laat, het inloggen gaat niet altijd even soepel. Positief is wel dat de deelname toeneemt.” Ook Paul Breedveld ervaart de bespreking als leerzaam. “Iedereen komt aan bod, iedereen stelt vragen. Je gaat altijd met iets naar huis. Als opleidingsziekenhuis laten wij onze artsen in opleiding hieraan deelnemen die zo vanuit allerlei invalshoeken de acute zorg leren kennen. Tegenwoordig is elk ziekenhuis bij toerbeurt aan de beurt om een casus in te dienen. Dat vind ik een goede zaak, zo krijg je meer regionale betrokkenheid.”
ling en oefening is nodig om de samenwerking verder te verbeteren, vindt Nathalie. “Maar een kijkje bij elkaar in de keuken nemen, helpt ook elkaars wereld beter te begrijpen. Het plan is nu om op leegloopmomenten ambulanceverpleegkundigen op de SEH te laten meedraaien, en andersom SEH-verpleegkundigen af en toe te laten meerijden in de ambulance.”
Vertrouwen “In de samenwerking met de ambulance is vertrouwen in elkaars deskundigheid belangrijk,” vindt Paul Breedveld. “Vertrouwen dat we de juiste voorinformatie krijgen zodat wij met het juiste team en de juiste materialen klaar staan. Prettig is dat we elkaar goed kennen, sommige ambulancemedewerkers hebben in het azM gewerkt, die ken je al enigszins, anderen leer je door de jaren kennen. De ambulancedienst heeft het telefoonnummer van de traumatoloog, bij instabiele patiënten kan deze direct gebeld worden. Dat werkt goed en de directe communicatie met ons vinden wij zeer waardevol. Een goede overdracht heeft alles te maken met de goede informatie vooraf, maar betekent ook dat je bij aankomst van de patiënt even de handen op de rug moet Samenwerking met ambulancediensten houden om de ambulancebemanning de kans te geven de Lilian Poulsen: “De samenwerking met de ambulancedienst overdracht goed te doen. Die ene minuut maakt het verschil verloopt in het Orbis prima. De ambulance zit bij ons om de tussen een goede of een valse start.” In Weert overheerst hoek, we zitten regelmatig bij elkaar aan tafel om ontwikeveneens tevredenheid over de samenwerking. “We hebben kelingen door te nemen. Die zijn er genoeg, denk aan het een structureel overleg waarin ontwikkelingen maar ook CVA-protocol of het medisch begeleid transport, maar ook casussen aanbod komen. Een deel van ons verzorgingsgede fusie en de gevolgen daarvan. Het gaat erom dat we elbied ligt in Brabant. Op het gebied van overdracht is hier kaar in het vizier houden en dat veranderingen in het acute nog winst te behalen, de systemen sluiten nog niet goed zorglandschap tijdig met elkaar gedeeld worden.” Nathalie op elkaar aan.” Peters ervaart dat de samenwerking met de ambulancedienst steeds beter gaat. “Dat geldt ook voor de overdracht. Belangrijk verbeterpunt is dat we meer op de vooraankondiging sturen, dat er bij een A1 melding direct contact is tussen de ambulance en de SEH. De meldkamer luistert dan wel mee. Voordeel is dat je dan direct vragen kunt stellen en de komst van de patiënt goed kunt voorbereiden.” Scho-
2013
7
Bij elkaar in de keuken kijken “In Laurentius loopt een uniek samenwerkingsproject,” vertelt Sigrid Cleef. Zij somt op: “Een gezamenlijk opleidingstraject voor SEH- en ambulanceverpleegkundigen dat moet resulteren in een combinatiefunctie van beurtelings drie maanden op de SEH en drie maanden op de ambulance. Daarnaast werken we samen aan een e-health project waarbij met een druk op de knop een verpleegkundige opgeroepen kan worden; dit is dan een speciale ambulanceverpleegkundige die als het ware functioneert als afdelingsverpleegkundige van een virtuele afdeling van het ziekenhuis. Een van de ambulances heeft de SEH als uitvalsbasis. Het team dat bij ons gestationeerd is werkt, wanneer ze niet op pad hoeven, mee op de SEH. Op die manier leren we elkaar steeds beter kennen.” Daarnaast noemt ze het voorbeeld van ambulanceverpleegkundige die, mits er voldoende tijd is, bij de patiënt blijft terwijl deze op de SEH wordt behandeld. Het ambulanceteam helpt dan mee met aansluiten van de patiënt, bloed afnemen, etc., waardoor de overdracht veel vloeiender verloopt. Al deze initiatieven moeten er toe leiden dat we elkaar en elkaars werkwijze beter leren kennen waardoor de samenwerking verbetert. Voor spoedritten kan direct contact worden opgenomen met de SEH, zonder dat de meldkamer daar tussen zit.” Danielle Bussmann geeft aan dat zij over het algemeen tevreden is over de samenwerking met de ambulancedienst. “Verbeteren kan echter altijd. Zo willen we de vooraankondiging beter maken. Hiervoor hebben we een standaardformulier ontwikkeld waarop de vooraankondiging wordt genoteerd. Als er informatie ontbreekt, triggert dat de verpleegkundige om aanvullende vragen te stellen. Een ander verbeterpunt is dat binnenkort de ambulance voor A1 ritten rechtstreeks
in contact treedt met de SEH-arts. Op korte termijn doen we een 0-meting die we herhalen als we de verbeteringen straks hebben geïmplementeerd. Dan weten we zeker of de genomen acties zin hebben gehad.” Meerwaarde NAZL Over de meerwaarde van het NAZL is men eensgezind, die is groot. Lilian Poulsen: “De rol van het NAZL ligt onder meer op het creëren van bestuurlijke awareness, het delen van regionale en landelijke ontwikkelingen.” Sigrid Cleef: “Het is goed dat in NAZL-verband de ziekenhuizen in de regio in overleg gaan over acute zorg, zodat er uitwisseling van ideeën kan plaatsvinden. We kunnen op deze manier veel van elkaar leren. Hierbij is het zeker niet zo dat de drie grotere centra per se de wijsheid in pacht hebben...” Dennis Keereweer: “De belangrijkste meerwaarde voor ons ligt op het gebied van de opvang van patiënten en trauma.” Danielle Bussmann vindt dat de laatste twee jaren een goede beweging in gang is gezet. “Er ging altijd veel aandacht uit naar Maastricht, maar het NAZL opereert steeds meer als regionaal netwerk.” Nathalie Peters: “Alle ziekenhuizen lopen tegen dezelfde dingen aan, we moeten niet ieder voor zich het wiel willen uitvinden. Het NAZL zet knelpunten op de agenda waardoor je er met elkaar kunt uitkomen. Neurotrauma bijvoorbeeld is nu goed geregeld.” “De acute zorg staat voor grote uitdagingen,” zegt Paul Breedveld. “Voor het NAZL op de eerste plaats de overgang van traumacentrum naar de volle breedte van acute zorg, daarnaast de politieke ontwikkelingen. Daarop moet je als regio een antwoord geven. Daarvoor hebben we het NAZL nodig.”
8 Jaarverslag NAZL
Arie van Alphen “Ik ben een groot voorstander van concentratie van complexe spoedeisende zorg,” zegt Arie van Alphen, voorzitter Raad van Bestuur VieCuri. “Hoe je het ook wendt of keert, niet elk ziekenhuis heeft nu eenmaal de noodzakelijke faciliteiten en expertise in huis om complexe spoedeisende hulp 24/7, 365 dagen per jaar te leveren. Dat is ook nu al niet het geval, daar moet je eerlijk in zijn.”
We moeten boven onszelf uit stijgen “De Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg (zie kader) raakt ons allemaal in meer of mindere mate,” zegt Van Alphen. “Ik begrijp de emotie, maar als je nuchter naar de feiten kijkt, kun je niet anders dan concluderen, dat concentratie van de complexe spoedeisende hulp hout snijdt. Om netto één specialist 365 dagen, 7 dagen per week, 24 uur per dag te hebben die de noodzakelijke zorg kan bieden, heeft een ziekenhuis er bruto vijf nodig, dat wil zeggen voor elk noodzakelijk specialisme minimaal 5 artsen Dat is een eenvoudige rekensom. Deze artsen moeten wel allemaal werk hebben! Het is immers simpelweg te duur om hoogopgeleide specialisten niet daar in te zetten, waar ze het meest productief zijn. Tegelijkertijd speelt het feit van de rijtijden. Als de patiënt niet naar de goede plek gereden wordt, nemen de risico’s toe. Dan tikt de klok door. In Nederland hebben we een uitstekend geëquipeerde ambulancedienst die de patiënten naar die juiste plek kan vervoeren. De juiste plek voor de complexe acute patiënt, zijn in Nederland de academisch en topklinische ziekenhuizen, dat zijn er 38. Dus de emotie van ‘als er SEH’s sluiten, dan vallen er doden’, met alle respect, dan vallen die nu ook al. Als je kleinschalig bent, dan heb je gewoonweg niet de faciliteiten in huis om die complexe zorg te bieden. Dat wil niet zeggen dat de SEH’s in de andere ziekenhuizen moeten sluiten, maar wel dat ze een andere functie krijgen.”
“Ik zou het fantastisch vinden als we in staat zijn een gezamelijke regionale visie te ontwikkelen”
9 2013
Transparant durven zijn Van Alphen vindt dat de ziekenhuizen in Limburg meer als één regio zouden moeten optrekken. “Dat is natuurlijk best lastig in een tijd waar de budgetten terug lopen,” erkent hij. “Maar het is uiteindelijk in het belang van de patiënt, en dat belang hebben we immers allemaal voor ogen. Als VieCuri weten we dat we een patiënt met een hersentrauma beter in Maastricht behandeld kan worden. Dotterbehandelingen daarentegen, daar zijn wij dan weer specialist in. Daarin hebben we fors geïnvesteerd waardoor we nu een van de grootste dottercentra van Limburg zijn. De nazorg kan in een streekziekenhuis plaatsvinden. Je moet dus goed kijken wie wat doet. Niet de behandelingen van elkaar afsnoepen, maar elkaar iets gunnen. We hebben elkaar nodig en dat besef zou dieper mogen doordringen wat mij betreft. Natuurlijk staat elk ziekenhuis voor zijn eigen belangen. Dat mag ook. Maar we moeten daarin wel transparant durven zijn. Dat heeft niets te maken met de competenties van de arts, maar wel met de faciliteiten die je kunt bieden.” Op naar één regionale visie Het NAZL is keihard nodig,” vindt Van Alphen. “Maar dan moeten we het wel met elkaar doen. De onvermijdelijke wijzigingen in het zorglandschap samen tackelen. Ik zou het fantastisch vinden als we in staat zouden zijn een gezamenlijke regionale visie te ontwikkelen waarin we de herverdeling van functies kunnen vastleggen. Daarmee kunnen we een antwoord geven richting de zorgverzekeraars. Waarbij we niet het ene ziekenhuis te kort doen ten opzichte van het ander, maar waarin we in goed overleg vaststellen wie waar goed in is. Dat betekent dus ook durven erkennen waar je als ziekenhuis wat minder goed in bent, over je eigen schaduw durven stappen. Het is geven en nemen, maar het belangrijkste moet zijn dat we pal staan voor de patiënt. Want dat is uiteindelijk onze opdracht.”
Kwaliteitsvisie Spoedeisende Zorg Kwaliteitsvisie Spoedeisende Zorg In februari 2013 publiceerden de Zorgverzekeraars Nederland (ZN) de Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg. Kern van het rapport is dat de complexe spoedeisende zorg om kwaliteitsredenen meer geconcentreerd moet worden. De spoedeisende basiszorg daarentegen moet dichtbij de burgers beschikbaar zijn, aldus het rapport. Concentratie in minder ziekenhuizen zorgt er voor dat deze ziekenhuizen meer noodzakelijke ervaring kunnen opbouwen en behouden. De invulling kan per regio verschillen. Bij complexe spoedzorg is het cruciaal dat de patiënt zo snel mogelijk terecht komt in een gespecialiseerd ziekenhuis, stelt ZN. Het rapport gaat in op zes spoedeisende zorgstromen: traumazorg, neurologische zorg, cardiologische zorg, vaatchirurgische zorg, geboortezorg en overige spoedeisende zorg (zowel snijdend als niet snijdend). Verwacht wordt dat minder SEH’s in de toekomst deze complexe spoedeisende zorg zullen bieden.
10 Jaarverslag NAZL
NAZL en GHOR samen op zoek naar meer samenhang Het Netwerk Acute Zorg Limburg en de GHOR gaan meer samenwerken. Henk Janssen, hoofd afdeling Acute Zorg van de GGD ZuidLimburg noemt het een logische ontwikkeling. “We zijn beiden netwerkorganisaties in de acute zorg met ketenmanagement in de portefeuille. We trekken nu al samen op in het zo goed mogelijk verbinden van de reguliere met de opgeschaalde zorg. Momenteel zitten we midden in een zoektocht hoe we de intensievere samenwerking vorm kunnen geven.”
2013
Henk Janssen schetst een stukje GHOR-historie: “Tot en met medio jaren ’80 van de vorige eeuw, kenden we in Nederland de BB (Bescherming Bevolking), een organisatie die Nederland moest beschermen bij grote rampen. Na de opheffing van de BB ontstond er een leemte die duidelijk werd in het rapport ‘De Keten Rammelt’, een onderzoek naar de afstemming binnen de spoedeisende hulpverlening. Dit rapport was de opmaat naar de oprichting van de GHOR in 2000. De GHOR had destijds als doelstelling de geneeskundige hulp bij rampen en crises te verbeteren. De GHOR zorgt ervoor dat wat wij ‘de opschaling van dagelijkse naar grootschalige hulpverlening’ noemen, goed verloopt en dat de zorg die patiënten eerst ter plekke en vervolgens in bijvoorbeeld een ziekenhuis krijgen, goed op elkaar aansluit.” Van ‘handjes en materialen’ naar kenniscentrum “Van een club van handjes en materialen, is de GHOR steeds meer opgeschoven in de richting van kenniscentrum voor opgeschaalde zorg,” stelt Henk Janssen vast. “Een ontwikkeling die nog is versterkt door de nieuwe Wet op de Veiligheidsregio’s (2010), waarin is bepaald dat reguliere zorginstellingen zelf verantwoordelijk zijn voor de opgeschaalde zorg. De reguliere zorg wordt tijdens een ramp of crisis geconfronteerd met een forse uitdaging,” vervolgt Henk Janssen. “We noemen dat de 100 x 1, 1 x 100 formule. Anders gezegd: ziekenhuizen moeten kunnen omschakelen van 100 x 1 patiënt naar in één keer 100 patiënten. De GHOR ondersteunt de instellingen daarbij, onder meer in de planvorming, in Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) en natuurlijk door de verbinding te leggen met partners in de acute zorgketen.” Op ontdekkingsreis Nadat de GHOR in het leven is geroepen, zijn kort daarna ook tien traumacentra opgericht, het Limburgse Traumacentrum heet inmiddels het Netwerk Acute Zorg Limburg. “Het NAZL heeft óók ketenmanagement in de portefeuille,” vertelt Henk Janssen. “Om die reden hebben NAZL en GHOR besloten om nog nauwer met elkaar te gaan samenwerken. Vragen die
11
daarbij aan bod komen zijn: wat is ketenmanagement in de acute zorg? Hoe kun je dat het beste vormgeven? Hoe kunnen we gezamenlijk beleid en projecten oppakken? In de wetenschap dat zorginstellingen zelf verantwoordelijk zijn voor opgeschaalde zorg, wat moet je wel en wat moet je niet doen? En dan hebben we het alleen nog maar over de opgeschaalde zorg. Het NAZL gaat echter over de hele breedte van de acute zorg. Als GHOR participeren we daar ook in, maar dan vanuit de rol van de ambulancezorg, de meldkamer en de GGD in brede context, denk bijvoorbeeld aan bestrijding van infectieziekten. Daarnaast bekijken we hoe we het ROAZ beter van de grond krijgen als hét overlegplatform. Wat we eigenlijk proberen, is het overleg en de samenwerking meer structuur te geven, er een programma onder te leggen. Vanuit gezamenlijk beleid zaken oppakken en afronden, dat is de insteek. Ik zie het als een ontdekkingsreis. Het plan van aanpak is onlangs gepresenteerd en zal binnenkort door de directies worden besproken. Hieruit moet een werkprogramma voor 2015/2016 voortvloeien.” Belangenverstrengeling De uitdaging is groot,” erkent Henk Janssen. “Het witte veld is zeer divers, van individuele huisartsondernemer tot en met het academisch ziekenhuis. Iedereen heeft zijn eigen belangen, die door de marktwerking in de zorg alleen maar groter worden. Dat maakt het moeilijk om in alle openheid alles met elkaar te delen en de samenwerking binnen ROAZ vorm en inhoud te geven. De corebusiness is van dusdanig groot belang, dat het begrijpelijk is dat de opgeschaalde zorg niet altijd de eerste prioriteit heeft. Aandacht vragen voor de opgeschaalde zorg blijft dus continu nodig, onder meer via de OTO-stimuleringsgelden.” Hij sluit af: “Ons streven is de reguliere en opgeschaalde zorg tot een samenhangender geheel te smeden, ervoor zorgen dat organisaties elkaar bij een crisis weten te vinden en als vanzelfsprekend samenwerken. Het NAZL en de GHOR als één gezicht naar buiten. Als dat lukt, zijn we in onze opzet geslaagd.”
12 Jaarverslag NAZL
Riky Wilbers Adviseur Talentontwikkeling bij Ambulancezorg Limburg-Noord
“Ik werk al sinds 1990 bij de Ambulancezorg en heb alle ontwikkelingen van dichtbij meegemaakt. Het is prachtig te zien dat een geweldige professionaliseringsslag is gemaakt. Zowel op het gebied van organisatie, maar ook in mensen. Betere opleiding heeft geleid tot meer kennis en competenties, beleidsvorming is geprofessionaliseerd. We zijn als organisatie gegroeid, en dan bedoel ik niet alleen in aantal mensen, maar vooral in kwaliteit en deskundigheid.”
“Kennis delen werkt alleen met open mind en respect voor elkaar”
2013
Begrip begint bij beeldvorming Professionalisering heeft alles te maken met scholing en deskundigheidsbevordering, maar ook met betere samenwerking in de totale acute zorg keten. “De focusgroepen bijvoorbeeld, hebben wat dat betreft toegevoegde waarde. Zelf ben ik lid van drie focusgroepen: cardiologie, obstetrie en psychiatrie. Omdat ik medio 2015 met vervroegd pensioen ga, ben ik deze taken nu aan het overdragen. Dat is een mooi moment om goed in overweging te nemen op welke manier we als ambulancezorg Limburg-Noord vertegenwoordigd willen zijn. Zelf ben ik iemand die dicht tegen de directie, het medisch bureau en opleidingen staat. Met alle voordelen van dien. Maar naar mijn mening heeft een focusgroep toch vooral belang bij mensen die middenin de praktijk staan en die in staat zijn hun vakgroep of discipline optimaal te vertegenwoordigen. Ik noem dat mensen met een ‘stokpaardje’, die beschikken over specifieke expertise die ze kunnen delen met andere specialisten in de keten. Zo breng je de kennis op een hoger niveau, weet je mensen te verbinden en kun je echt iets bereiken.” Drempelverlagend “In de focusgroepen worden zinvolle discussies gevoerd, die daadwerkelijk iets opleveren. De focusgroep Cardiologie heeft bijvoorbeeld geresulteerd in een protocol voor Limburg-Noord dat goed werkt en draagvlak heeft in de betrokken ziekenhuizen. Bovendien wordt een protocol evidence based aangepast wanneer ontwikkelingen hier om vragen. De focusgroep Obstetrie heeft onderkend dat verloskundigen als zorgverleners in de eerste lijn meer kennis nodig hebben van de acute zorgaanpak. Aan de andere kant hebben ambulancemedewerkers de knowhow over een vrouw in partu nodig in het geval het kind onderweg geboren wordt. Zeker in een uitgestrekte regio als de onze, kan die kennis cruciaal zijn.” Het is Riky’s stellige overtuiging dat de focusgroepen noodzakelijk zijn om afstemming te
13
krijgen met medisch specialisten over de behandelstrategie op straat. “Dat krijg je anders niet voor elkaar. Leidend is natuurlijk het landelijk protocol ambulancezorg. Maar dat voorziet nu eenmaal niet in alle specifieke regionale situaties. In Limburg-Noord heeft, vergeleken met LimburgZuid, een andere uitgangssituatie. We hebben hier immers geen academisch ziekenhuis, wat leidt tot andere ritten en andere zorgverlening. Dat stelt hoge eisen aan de ambulancebemanning omdat ze gemiddeld genomen langer met een patiënt bezig zijn.” De cultuur in de focusgroep is inmiddels zo dat er respect is voor elkaars kennis en expertise, vindt Riky. “Er wordt naar elkaar geluisterd, of je nu specialist ben of ambulanceverpleegkundige. Ik heb zelf de ervaring dat het heel goed samenwerken is en alle ketenpartners prima met elkaar in gesprek zijn waardoor er nauwelijks een drempel is om elkaar op te zoeken als zich problemen voordoen.” Kennis delen met open mind In de multitraumabespreking lag de nadruk in het verleden vooral op medisch-inhoudelijke aspecten. Riky: “Dat is bespreekbaar gemaakt, waardoor onze eigen leerdoelstelling nu beter aan bod komt. Het belangrijkste wat mij betreft is het delen van beeldvorming; de specialisten in het ziekenhuis deelgenoot maken van de keuzemomenten op straat. Wat je merkt, en dat begint al bij de meldkamer, is dat er heel veel aannames worden gedaan door betrokken artsen en verpleegkundigen in de keten. Beeldvorming en kennis delen zorgt echter voor meer begrip over de mogelijkheden en onmogelijkheden. Vaak wordt een oordeel gegeven, je had dit of dat moeten doen. Maar dat kan nu eenmaal niet altijd. Er zijn ontzettend veel elementen waarmee rekening gehouden moet worden.” Riky noemt als aandachtspunt dat de ambulancebemanning een drempel ervaart bij de multitraumabespreking. “Soms hebben ze het gevoel dat ze ter verantwoording worden geroepen in plaats van dat het gaat om kennis en ervaringen delen. Dat werkt natuurlijk niet. Kennis delen werkt alleen als iedereen er met een
open mind in zit, respect heeft voor elkaar en niet vooraf oordeelt.” Weerbarstige praktijk De overdracht van ambulance naar SEH hoort volgens protocol te verlopen. “Uit evaluaties blijkt echter vaak dat dit lastig is. In theorie kan iedereen het, maar de praktijk is weerbarstig. Er is sprake van een groeimodel en dat geldt voor alle betrokkenen. Er wordt van alles aan gedaan om de overdracht te verbeteren. Met visuele middelen, bijvoorbeeld diegene die de leiding of coördinatie heeft op de traumaopvang in het ziekenhuis, draagt een andere kleur schort, concentratie voor de overdracht, waardes die direct op bord of scherm worden genoteerd, de arts die ‘de handen op de rug houdt’ totdat de beginsituatie is doorgenomen. De goede wil is er zeker. Het gaat erom dat men elkaar tijd gunt en afspraken strak hanteert. De overdracht zou ook meer in de multitraumabespreking aan bod mogen komen.” Over de kracht van NAZL “NAZL heeft grote meerwaarde, omdat het zowel op micro-, meso- als macroniveau een uitstekende gesprekspartner kan zijn. Op microniveau worden de casussen besproken. Ze organiseren het, versturen de uitnodigingen, halen er de leerpunten uit, kortom zijn de spil. Op mesoniveau, komen de leerpunten onder meer in het HOSA-overleg aan bod. Op macroniveau wordt met directies en medisch specialisten gecommuniceerd. De kracht van het netwerk is met andere woorden dat de hele acute zorgketen gedekt is. Het NAZL dicht als het ware de ‘gaten in de kaas’ zodat risico’s geen crisis of ramp kunnen worden.” Een puntje van aandacht heeft Riky nog wel. “Het zou mooi zijn als de huisartsenzorg nog meer betrokken zou zijn. Als zorgverlener in de eerste lijn zijn ze een partner in de acute zorg en dat geldt ook voor nazorg. De focusgroep Cardiologie heeft er nu een kaderhuisarts Hart-en Vaatziektenhuisarts bij en dat werkt heel positief. Hier liggen kansen.”
14 Jaarverslag NAZL
Het tijds…verschil, Acute Zorg in 10 jaar tijd Op donderdag 24 januari 2013 verzamelden zo’n 100 ambulancemedewerkers, meldkamer centralisten, verpleegkundigen en artsen van de Spoedeisende Hulp, medewerkers van GHOR en leden van ROAZ zich bij Oolderhof in Roermond. Zij namen deel aan het symposium ‘Het tijds…verschil’ waarbij het concept ‘tijd’ op meerdere manieren centraal stond. De grote opkomst liet overtuigend zien hoe groot de betrokkenheid in de acute keten is. Stef Schoemaker, Opleidingscoördinator Ambulancedienst Zuid-Limburg, en Henny van der Horst, opleidingscoördinator GHOR in Limburg-Noord als onderdeel van de Veiligheidsregio, waren beiden lid van het organiserende team. Zij kijken terug op een geslaagde dag en nemen de gelegenheid te baat een kijkje in de opleidingskeuken van Zuid én Noord te geven. Stef: “Het was de tiende keer dat dit symposium werd georganiseerd. Een mooie gelegenheid dus om terug te kijken op ontwikkelingen in de acute zorg in de afgelopen tien jaar. In het afgelopen decennium is de zorg behoorlijk veranderd. De vergrijzing slaat toe, de zorg wordt complexer. De economische crisis heeft de afgelopen jaren geleid tot forse bezuinigingen. Daarnaast hebben we te maken met sociale veranderingen, minder begrip voor elkaar en meer agres-
sie. Tel daarbij op de nieuwe communicatiemogelijkheden en je begrijpt; genoeg onderwerpen om een symposium te vullen. Het overkoepelend thema was ‘tijd’ in de betekenis van: snelheid van handelen in de prehospitale fase en de specifieke acute problemen in de verschillende leeftijdscategorieën. Onderwerpen op de agenda: het nut en gebruik van ademhalingsdevices, de positie van het mobiel medisch team, comazuipen/ghb’s, de effecten van sociale media, osteoporose, omgaan met fysiek geweld en reanimatie/euthanasie. Zoals gebruikelijk was de dag verdeeld in theorie en praktijk.”
“De conclusie was dat we de acute zorg en de organisatie erom heen goed hebben geregeld, ook tijdens een rampenscenario.”
2013
Balans theorie en praktijk Zoals elk jaar is het symposium georganiseerd door een commissie die bestaat uit leden van verschillende organisaties binnen de acute zorg. Henny: “Ideeën zijn er altijd in overvloed. We kijken wat ‘hot’ is, en in goed overleg kiezen we de thema’s. Bewust zorgen we ervoor dat er voldoende interactie is. De mensen in de zaal zijn over het algemeen doeners die gewend zijn de handen uit de mouwen te steken. Een goede balans tussen theorie en praktijk is dan ook belangrijk. Om de deelnemers letterlijk in beweging te krijgen, bestaat het middagprogramma uit workshops waarbij vaardigheden getraind worden.” Zorg in de breedte Het jaarlijkse symposium is echter slechts één onderdeel van het totale opleidingspakket. “In de acute zorg moeten we in staat zijn zorg te verlenen over de hele breedte: van baby tot hoogbejaarde,” vertelt Stef. “Dat vraagt nogal wat van de kennis en competenties van onze medewerkers. Er worden buitengewoon hoge eisen aan de ambulancebemanning gesteld. Scholing en nascholing zijn dan ook essentiële onderdelen van het werk van het ambulancepersoneel. In Zuid-Limburg heeft elke medewerker recht op 6 dagen scholing. Sommige scholingsactiviteiten zijn verplicht en daarbij moeten we voldoen aan landelijke richtlijnen. Een deel van de scholing mogen de medewerkers naar eigen keuze invullen. De deskundigheid wordt getoetst volgens een wettelijk kader. Dat kan soms beladen zijn, omdat eisen veranderen als gevolg van voortschrijdend inzicht en wijzigende protocollen. Werken we nu nog conform het protocol 7.2, straks is dat 8.0 voorzien van nieuwe eisen. De ambulancemedewerker moet zich dus voortdurend aanpassen en bijscholen.”
15
Leven lang leren Henny houdt zich vooral bezig met opleidingen voor de opgeschaalde zorg. “Wij kunnen onze taak alleen professioneel vervullen als we beschikken over voldoende, goed gekwalificeerd en opgeleide functionarissen. GHOR Limburg Noord gebruikt daarom het OTO-beleidsplan als leidraad voor opleiden, trainen en oefenen van alle piketfunctionarissen die een rol spelen binnen de opgeschaalde zorg. Het voortdurend verbeteren van dit proces is één van de prioriteiten. Jaarlijks is er een groot aanbod aan multi- en monodisciplinaire O&O (opleiden & oefenen) activiteiten waarbij we een splitsing maken tussen vakbekwaam worden en vakbekwaam blijven. Bij de GHOR hanteren we het principe van levenslang leren. Hiervoor is in 2013 een model uitgewerkt, de zogenaamde Lifelong learning Loop, dat vanaf begin 2014 wordt toegepast.” OTO-gelden Het NAZL vervult wat Stef en Henny betreft een grote toegevoegde waarde. “De keten moet naadloos aansluiten. Zowel in de reguliere als in de opgeschaalde zorg,” aldus Stef. “Het NAZL ondersteunt daarbij, ook in de opgeschaalde zorg.” Henny beaamt: “Dankzij de OTO-gelden zijn wij in staat bepaalde activiteiten te organiseren, te oefenen en trainen. Om in de opgeschaalde zorg goed te kunnen functioneren, moet de basis goed ingeslepen zijn. Eigenlijk komt het erop neer dat je elke dag op dezelfde manier moet werken zodat de processen in geval van een crisis of ramp zodanig routine zijn dat iedereen zijn werk zonder problemen kan doen.” Stef noemt het voorbeeld van communicatie. “In opgeschaalde zorg moeten we overschakelen naar een ander communicatiekanaal. Waarom dit kanaal ook niet bij kleinere incidenten vaker gebruiken, zodat de kennis actueel blijft.” Henny beaamt dit. “Dankzij de OTO-gelden kunnen we extra dingen doen. We werken nu nog als aparte regio’s maar ik verwacht wel dat we in de toekomst meer gaan samenwerken.”
16 Jaarverslag NAZL
Roger Knorr manager Expertise & Specialistische Diensten Veiligheidsregio Limburg Noord
“Sinds april 2014 is de organisatie in haar nieuwe vorm operationeel. GHOR, brandweer en GGD vormen één veiligheidsregio Limburg-Noord, die staat voor gezondheid en veiligheid. Wij hebben de bewuste keuze gemaakt om de beleidsterreinen gezondheid en veiligheid in samenhang te bezien, omdat we denken dat het meerwaarde oplevert. Daarmee zijn we redelijk uniek in Nederland.”
“Gezondheid en veiligheid in samenhang bezien”
2013
Meer samenwerking met respect voor ieders identiteit en opdracht Roger legt uit: “Beide beleidsterreinen gaan over het beheersen van risico’s en het reageren op incidenten. Zo is het geheel meer dan de som der delen. We vormen nu één organisatie die diensten en expertise aanbiedt op het gebied van crisis- en risicobeheersing. Daarnaast hebben we een kenniscentrum.” Roger zwaait zelf de scepter over de afdeling Expertise & Specialistische Diensten (ESD). “Deze centrale afdeling heeft een integrale benadering van vraagstukken op het terrein van veiligheid en gezondheid. Dan moet je denken aan (maatwerk) producten en diensten die te maken hebben met crisisbeheersing en rampenbestrijding. De GHOR is onderdeel van deze afdeling.” Na een intensieve voorbereiding is de nieuwe organisatie sinds 1 april 2014 een feit. “Het fundament ligt er nu, er moet natuurlijk nog van alles worden doorontwikkeld. Toch is de meerwaarde nu al zichtbaar.” Geen nood bij brand Roger noemt als voorbeeld van die meerwaarde het programma ‘Geen nood bij brand’. “In dit programma werken we samen met de brandweer, de GHOR en zorginstellingen aan een betere brandveiligheid. We komen nu eens niet vertellen hoe het moet, maar gaan samen met medewerkers van zorginstellingen aan de slag zodat zij zelf ontdekken waar het beter kan. Het gaat niet meer om goed of fout, maar vooral om leren van elkaar, je inleven in elkaars situatie en probleem. Elkaar helpen zodat we allemaal goed zijn voorbereid op een eventuele calamiteit, dat is het uitgangspunt. Geen nood bij brand is een groot succes dat door de zorginstellingen is omarmd.”
17
Samenwerking met ketenpartners “Dit voorbeeld is illustratief voor de wijze waarop wij met onze ketenpartners willen samenwerken,” geeft Roger aan. “We streven ernaar een relatie op te bouwen, echt iets te betekenen, onze expertise ten gunste van onze ketenpartners aan te wenden. De voordelen zijn evident, als de basiszorg goed is georganiseerd, als je elkaar kent, weet wie je aan de telefoon hebt, dan pluk je daar in een opgeschaalde situatie de vruchten van. Dan weet je zeker dat het goed zit en kun je blind op elkaar vertrouwen. Dat zijn we feitelijk aan de burger verplicht.” Verkenning samenwerking op Limburgse schaal “Ook samenwerking buiten de eigen regio is belangrijk,” vindt Roger Knorr. “Wat we graag willen is een betere aansluiting tussen de plannen van de beide GHOR’s en het NAZL. Betere afstemming maakt het mogelijk zaken beter te stroomlijnen zodat we elkaar meer versterken. Met alle voordelen van dien voor de acute zorg. De eerste verkennende gesprekken met NAZL en GHOR Limburg-Zuid zijn nu achter de rug. Limburg-Zuid en NAZL zijn al verder in het proces, wij zijn net aangeschoven. Het is een proces dat tijd nodig heeft, waar je in moet groeien. We maken natuurlijk wel gebruik van de basis die NAZL en Limburg-Zuid inmiddels hebben gelegd, maar we moeten dat proces ook zelf doorleven. De bedoeling is wel om op redelijk korte termijn een eerste verkenning op papier te hebben.” Uitdaging De grootste uitdaging zit ‘m in het verschil in opdracht en identiteit van de twee Limburgse GHOR’s, denkt Roger. “In Limburg-Noord richten wij ons op veiligheid en gezondheid, in Limburg-Zuid ligt de nadruk op de acute zorg. We zijn als gevolg daarvan anders georganiseerd. Dat hoeft op zichzelf natuurlijk geen belemmering te zijn, zolang je het maar onderkent en er ruimte voor laat. Het uitgangspunt voor de verkenning moet zijn dat we met respect voor ieders identiteit de meerwaarde voor samenwerking ontdekken en deze op basis daarvan vormgeven.”
Meerwaarde NAZL “De meerwaarde van het NAZL uit zich op verschillende terreinen,” aldus Roger Knorr. “Op de eerste plaats natuurlijk door de regie op OTO. NAZL biedt de nodige diepgang op de materie. Als GHOR zijn wij op hoofdlijnen bezig met de witte kolom, NAZL geeft daar vanuit de dagdagelijkse situatie verdieping aan. Daarnaast fungeert het NAZL als onafhankelijke partner die de verbinding in de acute zorgketen tot stand moet brengen. Ik heb vertrouwen in de verdieping van de samenwerking. Deze is wat mij betreft geslaagd als we – vanuit ieders eigen bestuursopdracht – de burger de meerwaarde van de samenwerking kunnen laten ervaren.”
18 Jaarverslag NAZL
Cindy Gielkens
Spin in het web bij kleine en grote incidenten
Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen
De Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) is in de regio Zuid-Limburg een nog relatief jonge functie. Cindy Gielkens, sinds 2011 GAGS bij de GGD ZuidLimburg: “Dat neemt niet weg, dat het belang ervan breed wordt erkend. De GAGS wordt ingezet bij een incident met gevaarlijke stoffen en adviseert de betrokken professionals over de te verwachten gezondheidseffecten en de acties die nodig zijn om de effecten te beperken.”
“Je hebt elkaar hard nodig”
Cindy: “Dat kunnen zowel kleinschalige als grootschalige incidenten zijn. Een voorbeeld van een klein incident: iemand gooit een restje WC-eend met een restje chloor in de wc. Er ontstaat een chemische reactie, de persoon wordt onwel en naar de SEH gebracht. In de SEH moeten de juiste procedures worden gestart, zodat andere mensen, zowel de zorgprofessionals als patiënten in de wachtkamer, niet ook besmet raken. Bij grootschalige incidenten zijn de potentiële gevolgen natuurlijk veel groter. Dan komt het erop aan alle partijen goed te informeren. Om dat tijdens een incident goed te kunnen doen, is scholing, training en oefening hard nodig. Wij worden doorgaans ingezet op verzoek van de GHOR of de Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) van brandweer.” De regio waarin Cindy als GAGS actief is, is groot: Zuid-Limburg, Brabant en Zeeland. “We werken met een team van 4 personen en zijn 24/7 bereikbaar.” Regionale Leidraad Het NAZL speelt wat Cindy betreft een cruciale rol in de acute zorgketen. “Je hebt elkaar hard nodig. Het NAZL zorgt voor verbinding van de partners door het bieden van een structuur waarin er gelegenheid is elkaar te leren kennen, elkaar regelmatig te ontmoeten en van elkaar te leren. Elkaar leren kennen en begrijpen kun je het beste doen in de reguliere situatie, zodat je elkaar in de opgeschaalde zorg bij wijze van spreken blindelings weet te vinden.” Cindy noemt als voorbeeld de regionale leidraad ‘Opvang chemisch besmette patiënten op de SEH’. Na signalen uit het veld, nam de OTO-coördinator het initiatief tot een werkgroep die de leidraad in 2013 presenteerde. “Ook in de implementatie ligt hier een belangrijke rol voor OTO. Het komt
2013
vooral aan op bewustwording en dat bereik je onder meer met goede scholing. De eerste twee cursusdagen hebben we nu net achter de rug.” Cindy merkt dat de belangstelling vanuit de ziekenhuis voor chemische, biologische, radiologisch en nucleaire stoffen (CBRN) meer begint te leven. “De problematiek met vooral de ‘C’ wordt erkend, denk bijvoorbeeld aan de drugslabs waar zich regelmatig incidenten voordoen. Daarop moet je als ziekenhuis wel zijn voorbereid. Niet alleen om de patiënten goed te helpen, maar ook om je eigen artsen en verpleegkundigen goed te beschermen.” Ziekenhuizen en andere ketenpartners Het draait natuurlijk niet alleen om de ziekenhuizen,” erkent Cindy. “Meer zorgprofessionals in de keten kunnen met gevaarlijke chemische stoffen in aanraking komen. Denk bijvoorbeeld aan de huisartsen. Een recent incident in het zwembad in Gulpen spreekt wat dat betreft boekdelen. Diverse bezoekers van het zwembad hebben zich met onder meer luchtwegklachten, vermoedelijk ontstaan door het vrijkomen van chloordampen, gemeld bij de huisartsenposten in de regio. Dat onderstreept alleen maar dat ook zij een essentiële partner zijn in de keten, die we moeten meenemen in scholing en bewustwording.” In de CBRN-leidraad staan vier letters, maar vooralsnog beperkt de scholing en voorlichting zich tot de C. “Dat wil niet zeggen dat de rest minder belangrijk is, maar aanraking met chemische stoffen komt het vaakst voor. Ook de andere drie zullen de komende tijd meer aandacht krijgen. Overigens zijn de basisuitgangspunten bij alle vier de besmettingen hetzelfde en komt het natuurlijk ook aan op het gezond verstand van de betrokkenen. De specifieke aspecten van elk type besmetting worden de komende tijd uitgerold.”
19
Bij een grote ramp Mocht zich onverhoopt een grote ramp voordoen, dan treedt eerst de landelijke Handreiking kleinschalige decontaminatie in werking,” legt Cindy uit. “Dit protocol beschrijft de werkwijze waarop in het pre-hospitale traject chemisch besmette slachtoffers decontamineerd worden zodat ze ‘schoon’ in het ziekenhuis komen. Hiervoor is de brandweer en GHOR verantwoordelijk. Maar in de praktijk werkt het soms anders. Mensen die nog zelfredzaam zijn, kunnen ook zelf naar het ziekenhuis komen, dan moet het ziekenhuisprotocol wel in werking worden gesteld. De protocollen moeten dus goed op elkaar aansluiten. Onze rol is die van de spin in het web. Wij hebben een helicopterview en kunnen vanuit die positie ziekenhuizen en andere ketenpartners alarmeren en adviseren.”
20 Jaarverslag NAZL
Elke schakel in de acute zorgketen is even belangrijk “Acute zorg is een team effort in de breedste zin van het woord. Elke schakel in het proces heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Om de acute ketenzorg continu te blijven verbeteren, is het essentieel voortdurend met elkaar in gesprek te blijven waarbij er respect en waardering is voor eenieders rol.” Aan het woord zijn Stan Hanneman en Theo Heuts, respectievelijk unithoofd locatie Geleen en locatie Maastricht van de GGD Zuid-Limburg. Theo: “Binnen de Ambulancedienst zijn we nu twee jaar bezig met CRM (Crew Resource Management), een begrip uit de luchtvaart waar menselijke fouten en gebrekkige communicatie verwoestende effecten kunnen hebben. CRM focust op goede interpersoonlijke communicatie, leiderschap en besluitvorming. Het is een principe waarbij iedereen zich gehoord en gewaardeerd voelt, waarin elke schakel gelijkwaardig is. CRM is momenteel binnen de ambulancedienst de rode draad binnen alle opleidingen, het loopt door
alle processen heen. Het is een methode die eigenlijk één op één te vertalen is naar de hele acute ketenzorg, waar communicatie en respect voor elkaars professie de zorg verbeteren.” Verschillende brillen “Respect voor elkaars rol in de acute keten, begint met kennis. Gelukkig zijn er inmiddels diverse gremia waarin kennis gedeeld wordt en waarbij het de insteek is van elkaar te leren,” vindt Stan. “In de focusgroepen bijvoorbeeld, leer je door verschillende brillen naar een thema te kijken. Zo kun je als keten samen tot een goede oplossing komen.” De praktijk is echter nog vaak weerbarstig, vindt Theo. “Ik denk dat er meer uit te halen is. De focusgroepen, neem psychiatrie, moet in de eigen organisatie meer bekendheid krijgen. De uitkomsten zouden meer gedeeld kunnen worden. Dan krijg je meer draagvlak en een grotere betrokkenheid. Dan pas kun je echt aan oplossingen werken. Gelukkig wordt dit nu opgepakt vanuit het NAZL.” Verwachtingen uitspreken “Sommige onderwerpen leven bij de ambulancedienst meer dan andere,” stelt Stan vast. “Cardiologie bijvoorbeeld, is heel tastbaar, daarmee komen we meerdere malen per dag mee in aanraking. Psychiatrie staat toch iets verder van ons af, ook al hebben we daarmee natuurlijk ook te maken. Ik vind het goed dat in de focusgroep actuele problemen en ontwikkelingen op tafel komen. Neem de korting op het budget in de psychiatrie. Dan kunnen wij wel vinden dat de crisisdienst er binnen het uur moet zijn, maar is dat reëel? Het is goed verwachtingen uit te spreken en voorkomen dat we in een acute situatie van het kastje naar de muur worden gestuurd. Je moet efficiënt met je middelen en je ketenpartners omgaan. Naar aanleiding van onderwerpen die in de focusgroep aan bod zijn geweest, komen we als ketenpartners met elkaar in gesprek over structurele oplossingen. We weten beter hoe we elkaar kunnen vinden. Dat stimuleert vervolgens weer de betrokkenheid in de focusgroep.”
“Het is essentieel voortdurend met elkaar in gesprek te blijven”
2013
21
Multitraumabespreking Stan en Theo erkennen de toegevoegde waarde van de multitraumabespreking. “Een casus die vanaf de melding tot en met nazorg in het ziekenhuis wordt besproken, is heel leerzaam. Voor ons als ambulancezorg is het belangrijk dat er bij de ketenpartners meer inzicht en begrip ontstaat over de omstandigheden waarin wij patiënten soms aantreffen, waarom bepaalde beslissingen worden genomen. Zo krijg je een kijkje in elkaars keuken.” Stan: “Om van elkaar te leren, is het natuurlijk wel belangrijk dat je in een open sfeer met elkaar spreekt. In het verleden ontstonden nog wel eens discussies waardoor medewerkers zich aangevallen voelden, dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Dan ontstaat er precies wat je niet wilt. Dit probleem is aangekaart bij het NAZL zodat het nu beter gaat.” Korte lijnen Over samenwerking met de SEH zegt Theo: “De overdracht blijft een aandachtspunt. Daarbij moeten we ook kritisch naar ons zelf durven kijken. Soms staan niet de juiste mensen bij de overdracht aan het bed. Soms hebben wij de situatie om allerlei redenen vooraf niet goed doorgegeven. De ambulancemedewerkers moeten leren de aandacht op te eisen. De SEH-arts moet de nodige rust inbouwen, even de handen op de rug houden. We werken daar op verschillende vlakken aan, onder meer in het overlegt tussen hoofden SEH en Ambulance (HOSA-overleg). Er is scholing om de protocollen en procedures scherp te houden. En ook de techniek verdient de nodige aandacht.” Stan: “De zorg voor de patiënt staat bij iedereen voorop. Dat is een gedeeld belang. Korte lijnen, elkaar informeel kennen zodat je – als er iets mis is gegaan – even kunt bellen om de druk van de ketel te halen. Niet wachten op het volgende overleg maar direct contact, dat werkt het beste.”
Prettig contact Het NAZL heeft een grote toegevoegde waarde, vinden zowel Theo als Stan. “We krijgen via het NAZL de OTOsubsidies. Dat betekent dat wij opleidingen kunnen bieden voor opgeschaalde zorg, en bijvoorbeeld computers hebben mogen aanschaffen om opgeschaalde zorg te trainen.” Theo: “Ik heb regelmatig contact met Miranda Dirx. We treffen elkaar periodiek om ervoor te zorgen dat we het wiel niet twee keer uitvinden en waar mogelijk projecten samen oppakken. De contacten zijn heel prettig, de lijnen kort. Je hoeft maar te bellen en het wordt geregeld. Wat mij betreft voegen ROAZ- en HOSA ook echt iets toe. De keten wordt goed in beeld gebracht, met name de knelpunten. De spiegelrapportages over trauma, kwaliteitsboekjes met prestatie-indicatoren, daar kunnen we iets mee. Het is belangrijk dat bepaalde ontwikkelingen in de zorg en in de regio op de agenda staan in het ROAZ. Neem bijvoorbeeld de fusie tussen Orbis en Atrium en de gevolgen voor het patiëntenvervoer. Als partner in de keten wil je daarin meegenomen worden. Het NAZL zorgt daarvoor.”
22 Jaarverslag NAZL
Huisartsen OZL In oostelijk Zuid-Limburg hebben 130 huisartsen zich verenigd in Huisartsen OZL. Deze zorgorganisatie van, voor en door huisartsen regelt onder meer de 24/7-uurs huisartsenzorg voor de 270.000 inwoners van de regio via één centraal loket. HOZL bestaat uit vier werkmaatschappijen: Huisartsen Diagnostisch Behandelcentrum, Huisartsen Chronische Zorg, Eerste Lijns Business Center en de Centrale HuisartsenPost (CHP) Nightcare. Roger Eurelings is manager van CHP Nightcare en hij vertelt hoe de opgeschaalde zorg leeft binnen HOZL.
“OTO houdt aandacht voor grootschalige zorg levend”
2013
“De huisartsen hebben geen wettelijke taak in de rampenbestrijding,” zegt Roger Eurelings. “Tegelijkertijd moeten ze wel zijn voorbereid om – óók tijdens een ramp of crisis – goede zorg te verlenen. Immers, op het moment dat zich onverhoopt een ramp voordoet, zullen de huisartsen daar op een of andere manier mee in aanraking komen. Daarom zijn we blij met het HAROP (HuisartsenRampenOpvangPlan), waarin is uitgewerkt wat de rol van de huisarts in zo’n situatie is. Het HAROP geeft de huisartsen houvast. De inzet van huisartsen tijdens een ramp kan verschillend zijn, maar kan er bijvoorbeeld uit bestaan dat de patiënten zoals gebruikelijk bij hen terecht kunnen. Het gaat hier om de zogenaamde T3-slachtoffers met minder urgente klachten. De ervaring bij grootschalige incidenten in andere regio’s leert dat deze mensen zelf hun weg vinden naar de huisarts. Zo hebben de acute zorgpartners de handen vrij voor de patiënten die echt acute zorg nodig hebben. De basis voor het HAROP werd enkele jaren geleden gelegd met het Continuïteitsplan dat is opgesteld in verband met uitbraak van de Mexicaanse griep. Het HAROP, een flink boekwerk, is inmiddels uitgewerkt in een aantal stroomschema’s. Momenteel wordt een app ontwikkeld waarop alle informatie snel te vinden is. Zo maken we de informatie behapbaar en gemakkelijk toegankelijk.” Aandacht levend houden Roger stelt vast dat de huisarts fungeert als spil in de zorg. “De huisartsen krijgen er steeds meer taken bij. Men heeft de handen vol aan de reguliere uitoefening van het beroep. De opgeschaalde zorg heeft dan ook niet de eerste prioriteit en is, als we niet oppassen, het ondergeschoven kindje. Via OTO houden we de aandacht voor grootschalige zorg levend. OTO faciliteert activiteiten die we anders niet zouden kunnen uitvoeren. De externe consultant die is ingehuurd om het HAROP mee op te stellen, is bijvoorbeeld met OTO-gelden betaald en ook voor de ontwikkeling van de app zijn OTO-
23
gelden aangewend.” Roger noemt daarnaast als voorbeeld de OTO-oefening bij een huisartsengroep (HAGRO) in de regio OZL. “We hebben hier geoefend wat te doen als een of meer praktijken als gevolg van een incident niet bereikbaar is. Zo’n oefening levert belangrijke leerpunten op, onder meer op het gebied van communicatie. Belangrijkste leerpunt is echter dat je altijd bij de basisaanpak moet blijven: Beeldvorming – Oordeelsvorming – Besluitvorming. Bij een incident bestaat de neiging om snel te handelen en te weinig tijd te besteden aan het completeren van het beeld. De ervaring leert echter keer op keer dit je dit in de loop van het traject terug op je bord krijgt en dan kost het uiteindelijk meer tijd en inspanning. De ervaringen van zo’n oefening worden via de hagrovertegenwoordigers breed gedeeld in de regio.” Denkers en doeners Hoewel de opgeschaalde zorg in de dagelijkse praktijk redelijk ver van de huisarts afstaat, vindt Roger dat er desondanks veel draagvlak is bereikt. “We doen er misschien wat langer over, maar als je het voortdurend op de agenda zet en er concreet mee aan de slag gaat, kom je stap voor stap verder. Het belang ervan wordt inmiddels breed ingezien.” Roger erkent het belang van een regionaal netwerk zoals NAZL en OTO. “Goede regionale afstemming in de acute zorg is essentieel. Het NAZL heeft in dat opzicht echt een toegevoegde waarde als netwerkorganisatie. Wel merk ik dat onze dynamiek heel anders is dan bij OTO of NAZL. Zij zijn de denkers, hebben tijd om beleid te bedenken en ontwikkelen. Uiteraard zetten wij ook strategisch en tactisch beleid uit, maar daarnaast zitten we vooral in een operationeel proces. In die zin zijn we doeners die vaak geleefd worden door de waan van de dag. In deze snel veranderende wereld zijn netwerkorganisaties echter van cruciaal belang om als keten te kunnen anticiperen op veranderingen in de omgeving.”
24 Jaarverslag NAZL
Vijf jaar traumaregistratie in Nederland Data verzamelen en registreren, één van de taken van het Netwerk Acute Zorg Limburg, vormen de basis voor het continu verbeteren van de kwaliteit van de traumazorg. Sinds 2007 wordt de traumazorg landelijk geregistreerd en op 26 juni 2013 werden de resultaten van de eerste vijf jaar (2007 – 2011) traumaregistratie gerapporteerd. “Wat mij betreft een mooi markeringspunt,” vindt Martijn Poeze, traumachirurg in het MUMC+. “De Landelijke Traumaregistratie (LTR) biedt inzicht in de kwaliteit van de hele acute zorgketen. Bovendien kunnen we met de LTR onze prestaties vergelijken met de rest van Nederland.”
Martijn Poeze is tevens lid van de Wetenschappelijke Adviesraad Landelijke Traumaregistratie. Hij blikt terug op het eerste lustrum van traumaregistratie in Nederland. “In 2007 is gestart met traumaregistratie. Er is destijds voor gekozen om de Amerikaanse standaard AIS (Abbreviated Injury Scale) als uitgangspunt te nemen. Amerika is al jarenlang bezig met traumaregistratie en er is dus veel kennis op dit gebied. In vijf jaar zien we een stijgende lijn in de deelname van het aantal SEH’s in Nederland. Deden in het eerste jaar nog maar 64% van de SEH’s mee, in 2011 was dit percentage gestegen naar 90% en in 2012 lag het op 100%. Dit onderstreept dat de overtuiging van de noodzaak van traumaregistratie breed wordt gedeeld.” Score ten opzichte van de norm én elkaar De Landelijke Traumaregistratie (LTR) geeft inzicht in de kenmerken van de zorgvraag. Welk type patiënt komt binnen? Wat is de ernst van het letsel? Welke behandeling wordt geboden en wat is het effect daarvan? Hoeveel patiënten overlijden, moeten naar een verpleeg- of verzorgingshuis of kunnen weer naar huis? Inzicht in de getallen en analyse van data levert inzicht op hoe Nederland en de verschillende regio’s het doen in de traumazorg en biedt bovendien concrete aanknopingspunten om de acute zorg beter af te stemmen op de zorgbehoefte in die regio’s.” Miranda Dirx, coördinator Netwerk Acute Zorg Limburg verduidelijkt: “De LTR laat zien hoe snel de patiënt medische hulp krijgt, of hij op de juiste plaats wordt behandeld, maar ook hoe de ziekenhuizen het doen ten opzichte van de norm én ten opzichte van elkaar. Met deze analyses kunnen de regio’s en ziekenhuizen dus van elkaar leren, met als doel de kwaliteit van de acute zorg verder te optimaliseren.” “We gebruiken de Amerikaanse basiswaarden niet voor niets,” merkt Martijn op. “We willen in Nederland significant beter dan die waarden scoren. Op het moment dat een centrum minder goed scoort, wordt vanuit de Wetenschappelijke Adviesraad advies uitgebracht richting het bestuur van het Landelijk Netwerk Acute Zorg, ter verbetering van de zorg.”
Registratie is noodzaak Gevraagd naar de leerpunten voor Limburg, antwoordt Martijn: “Goed nieuws is dat we in Limburg in 2011 de beste landelijke score hebben laten zien op het gebied van overleving van de multitrauma. Echte leerpunten waren er niet. Wel valt een aantal zaken op. Zo zien we bijvoorbeeld dat onze ouder wordende populatie niet bepaald achter de geraniums zit. Ze zijn mobieler en breken sneller iets. Daarnaast blijft onze registratiegraad permanent een punt van aandacht. Scholing van assistenten maar ook voldoende personeel om te registreren, is nodig. Helaas wordt registratie niet altijd gezien als corebusiness, maar dat is het natuurlijk wel! Registratie geeft directe terugkoppeling over hoe we het doen. Te weinig registratie levert onvoldoende valide waarden en dus geen verbetermogelijkheden. Inmiddels heeft de Raad van Bestuur van het MUMC+ traumazorg als speerpunt benoemd. Er wordt dus belang aan gehecht en dat vertaalt zich niet alleen in aandacht voor de traumazorg zelf, maar ook in ondersteuning van de kwaliteitsverbetering. Voorwaarden, waaronder voldoende personeel, moeten wel geschapen worden.” Miranda: “Zeker omdat het gaat om zes ziekenhuizen in Limburg waar wij onze data moeten ophalen. Dan praat je over een intensivering van de samenwerking, dat kost tijd en dus personele inzet.”
2013
Toekomst “We willen de traumaregistratie de komende tijd verder uitbreiden,” licht Martijn de toekomstplannen toe. “En wel op twee manieren. Op de eerste plaats door de beginfase van de opname beter te registreren volgens de Utstein variabelen. Nu registreren we ook wel, maar dat kan specifieker. De beginfase geeft duidelijke indicaties over het vervolgtraject, dus met die gegevens kunnen we echt wat doen. Op de tweede plaats willen we gaan meten op ‘patient reported outcome measures’ (de zogenaamde PROM’s). Hiermee meet je de kwaliteit van leven na de behandeling, bijvoorbeeld een half jaar na de opname. Overleven zegt immers niet alles. Hoe overleef je? Lig je de hele dag in bed, of kun je nog van alles doen? Mortaliteit is een hele grove maat. Om de kwaliteit van de zorg echt te verbeteren, moet je weten wat de invloed op het leven van de patiënt uiteindelijk is. Hoe verzorgen wij onze patiënt, wat kunnen we doen om die zorg te verbeteren? Hoe snel moet je een geriater betrekken. Maar zo’n meting betekent nogal wat in termen van personeel, tijd en geld en is dus niet van vandaag op morgen geregeld. Daarnaast komt er vanuit het Landelijk Netwerk Acute Zorg een aantal onderzoeksprojecten aan waaraan we zullen deelnemen. Het gaat dan om onderzoek naar patiënten met bekkenfractuur, borstkasletsel of de oudere patiënt. Een belangrijke uitdaging voor de toekomst is de onderzoeksdata te gebruiken voor analyses die aanknopingspunten zal bieden tot verdere verbetering van de kwaliteit en inrichting van de acute zorg.”
25
26 Jaarverslag NAZL
Ontwikkelingen in het Netwerk Acute Zorg Limburg De opdracht van het NAZL is drieledig,” zegt coördinator Miranda Dirx. “Op de eerste plaats natuurlijk zorgen dat de trauma- en acute zorg in de regio goed zijn georganiseerd. Om dat te kunnen doen is regionale samenwerking tussen de verschillende ketenpartners in de acute zorg essentieel. Dat is onze netwerkfunctie die we onder meer via het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ), maar ook via de focusgroepen vorm geven. Op de derde plaats fungeren we als kenniscentrum voor acute zorg, met ons jaarlijkse symposium, het Limburg Traumatologisch Genootschap, informatieavonden rondom acute zorg thema’s en het multitraumaoverleg.” Kijkend naar de actuele ontwikkelingen in het NAZL, springt één punt direct in het oog,” stelt Miranda vast. “Dat is natuurlijk de Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg, die de Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in februari 2013 hebben gepubliceerd. Deze visie heeft behoorlijk wat stof doen opwaaien, ook in onze regio. In het bestuurlijk ROAZ staat dit onderwerp bovenaan de agenda. Het ZN-rapport vraagt om een regionaal antwoord, een visie die door alle zes ziekenhuizen wordt gedragen. We moeten als regio een signaal afgeven. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat dit een moeilijke opdracht is.”
2013
Gunfactor “Het komt er eigenlijk op neer dat de ziekenhuizen elkaar iets moeten gunnen,” aldus Miranda. “We staan hier met z’n allen voor de acute zorg, dan moet je elkaar helpen. De professionals in de zorg werken al veel samen, op bestuurlijk niveau zou dat gevoel wat sterker uitgedragen mogen worden. Ik begrijp het wel hoor, de belangen zijn heel erg groot. Een eventuele sluiting van een SEH of IC heeft een forse impact op de bedrijfsvoering van de ziekenhuizen, maar juist daarom moet je veel meer denken in termen van samenwerkingsverbanden. Die zijn er her en der al, maar die kunnen we veel meer versterken. Juist door samen de schouders onder een gezamenlijke visie te zetten, kunnen we met de zorgverzekeraar op basis van inhoudelijke argumenten in gesprek blijven.” Zorglandschap Miranda vervolgt: “Wat ik daarnaast hoop is dat we duidelijke regionale afspraken kunnen maken over de acute zorg en dat die afspraken worden nageleefd. Als onafhankelijke partner heeft het NAZL hierbij de rol van katalysator. Dat geldt ook voor andere ontwikkelingen in het zorglandschap. Neem de fusie Atrium/Orbis. Het is belangrijk te voorkomen dat er witte vlekken ontstaan als bijvoorbeeld de acute zorg van Sittard naar Heerlen gaat. Wat zijn dan de gevolgen voor ketenpartners, denk aan de aanrijtijden van ambulances. Het is cruciaal om alle regionale ketenpartners tijdig te informeren om de consequenties voor de acute zorg goed in kaart te brengen. Het ROAZ is hiervoor het ideale gremium.”
Nieuws uit de focusgroepen
27
“De focusgroep Obstetrie is in 2013 een project gestart dat de overdracht tussen de eerste en tweede lijn moet verbeteren. Er is een formulier ontwikkeld, via een webapplicatie, waarmee de verloskundige en gynaecoloog op een snelle manier met elkaar kunnen communiceren en de juiste gegevens delen. In 2014 wordt deze webapplicatie geïmplementeerd.” Scholing is een onderwerp dat in diverse focusgroepen belangrijk wordt gevonden. Miranda noemt als voorbeeld de focusgroep Acute Psychiatrie. “Op de ambulances en SEH’s is over het algemeen te weinig kennis over psychiatrische aandoeningen. Een patiënt met een acute psychose is toch iets heel anders dan een patient met lichamelijk letsel en vraagt een ander soort zorg. Het initiatief is genomen om de ambulance- en SEH-personeel specifiek op dit onderwerp te gaan scholen.”
Colofon Redactie NAZL Tekst Mach3 Communicatie Ontwerp Ontwerpbureau B2B Druk Schrijen Lippertz
www.nazl.nl