Wat hebben we met z’n allen bereikt?
NAZL Jaarverslag 2014 Netwerk Acute Zorg Limburg
2 Jaarverslag NAZL
2014
3
Voorwoord In het jaarverslag 2014 vindt u verhalen van professionals uit ons netwerk waarbij de focus ligt op de resultaten die we met elkaar behaald hebben of op producten die we samen met onze netwerkpartners ontwikkeld hebben. De titel van het jaarverslag focust dan ook op “wat hebben we met z’n allen bereikt?”. Het thema van onze activiteiten in 2014 was Verbinden en Verbreden. Verbinding zoeken met alle ketenpartners zodat we samen werken aan samenwerking. De vrijblijvendheid is voorbij, we zullen elkaar moeten blijven vinden, samenwerken en verbindingen maken met elkaar. Dat is nodig, zodat de patiënt de best mogelijke zorg op het beste moment krijgt op de beste plek. Door op een goede manier met elkaar samen te werken wordt de acute zorgketen versterkt. Dit betekent op vérgaande manieren met elkaar samenwerken zowel in de
reguliere acute (keten)zorg als bij de opgeschaalde zorg, zoals in het geval van CBRN-besmettingen. Verbreden in de zin van waar kunnen we slim aanhaken met ons netwerk in Limburg. Lees bijvoorbeeld het verhaal van de focusgroep acute psychiatrie waarbij in samenwerking met de Acute Zorgregio Oost (AZO) en de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) goed en waardevol onderzoek uitgevoerd wordt waardoor iedereen in de keten van acute psychiatrie een bredere kijk ontwikkelt en meer kennis vergaart. Of verbreden in de zin van de ontwikkeling van de kennisplatforms binnen het OTO-project. Dit is een verbreding in de zin van elkaar ontmoeten en leren kennen, iets nieuws leren en actief leren doen. Of verbreden op inhoud, zie het symposium met als onderwerp “Ontkleuren, cultureel sensitief vakmanschap”, hetgeen zinvolle resultaten voortbracht.
Essentieel blijft het realiseren van een samenwerkingscultuur en structuur voor zowel de ketenzorg op bestuurlijk niveau als het ketenzorgproces in de dagelijkse praktijk van de patiëntenzorg. Iedereen moet zich verantwoordelijk gaan voelen voor de hele keten. Veel leesplezier namens het team van het Netwerk Acute Zorg Limburg!
“Wat hebben we met z’n allen bereikt?”
4 Jaarverslag NAZL
Symposium Ontkleuren, cultureel sensitief vakmanschap Veel diversiteit in omgang met culturele verschillen
Het symposium ‘Ontkleuren’ scoorde in de evaluatie minder hoog dan voorgaande symposia, maar niet eerder hebben we zo veel van een symposium geleerd en was de opbrengst zo hoog,” stelt Riky Wilbers, Adviseur Talent– Ontwikkeling Ambulancezorg LimburgNoord vast. “Nooit tevoren lagen de beoordelingen zo ver uit elkaar, van een 2 tot een 10,” vult Maria Kerckhoffs, stafmedewerker NAZL, aan. “Ook dat geeft te denken.”
Riky Wilbers
fs
Maria Kerckhof
‘Ontkleuren, cultureel sensitief vakmanschap’, zo luidde de volledige titel van het symposium dat gehouden werd op 16 en 23 januari 2014 in de Oolderhof in Roermond. “In de gezondheidszorg hebben we voortdurend te maken met mensen uit een andere cultuur. Taalbarrières, afwijkende waarden en normen en ander gedrag hebben gevolgen voor de interactie tussen hulpverlener en patiënt, met name op het gebied van communicatie. Verwachtingen, vooroordelen en verschillende interpretaties kunnen leiden tot misverstanden die een goede hulpverlening in de acute zorg in de weg staan,” aldus Maria. “We vonden het thema ‘ontkleuren’ om die reden belangrijk genoeg om er een symposium aan te wijden.” Diversiteit in competenties en opvattingen Riky: “De doelgroep van het symposium - ambulancemedewerkers, meldkamer centralisten, verpleegkundigen en artsen van de Spoedeisende Hulp, medewerkers van GHOR en leden van ROAZ – is zeer divers qua ervaring, opleiding en ontwikkelde competenties. Even divers zijn de opvattingen over het omgaan met andere culturen. Goed omgaan met culturele verschillen is dus zeker geen vanzelfsprekendheid. We wisten dat dit een gevoelig en moeilijk onderwerp was, maar wel heel aanvullend in de acute zorgsituaties. Daarom hebben we na intensieve discussies in de werkgroep besloten de uitdaging aan te gaan. In de voorbereiding zijn we zorgvuldig te werk gegaan. We hebben gezocht naar bekende sprekers op dit gebied en mensen die vanuit de praktijk en eigen ervaring het onderwerp praktisch en theoretisch vanuit verschillende invalshoeken kunnen benaderen. Met alle sprekers is voorafgaand aan het symposium uitvoerig gesproken over de inhoud van hun presentaties en mogelijke reacties daarop vanuit de deelnemers.”
2014
l
ou
gh
El
a-
kk
ua
Bo
Follow-up De ervaringen gedurende de dag en de uitkomsten van de evaluatie waren voor de werkgroep aanleiding om de besturen van alle deelnemende organisaties een brief te sturen. Hierin wordt geadviseerd om, in het kader van verdere professionalisering van de zorgprofessionals in de acute keten, gericht aandacht te besteden aan sociale en culturele vaardigheden. De Ambulancezorg Limburg-Noord erkende dat al vóór het symposium. Riky: “In onze regio is besloten om van deze symposiumdag in 2014 een regionale scholingsdag te maken die is opgenomen in het opleidingsprogramma. In de organisatie is momenteel veel aandacht voor houding en gedrag van professionals in de dagelijkse uitvoering van de zorg. Dat heeft betrekking op omgang met elkaar, met patiënten en dus ook met culturele verschillen. Gedrag en houding willen we inbedden in de leercultuur, waarbij de kracht vooral zit in het informele – van elkaar en met elkaar – leren.”
ila
Herkenning – erkenning – verandering Zoals de organisatoren al hadden verwacht, was de gemiddelde evaluatiescore minder hoog dan gebruikelijk. Maar dat niet alleen. “De waarderingen liepen uiteen van een 2 tot een 10 op een schaal van 1-10,” aldus Maria. “Voor ons betekent dat niet zonder meer dat het symposium slecht
was. Integendeel, wij hebben het gevoel dat de herkenning groot was en dat we met dit symposium de randvoorwaarden hebben geschapen om verder te leren. Van herkennen kan dan de stap gezet worden naar erkennen en veranderen.” Riky: “Gedurende de dag was merkbaar hoe verschillend mensen met culturele verschillen omgaan. Sommige deelnemers zijn bereid alles uit de kast te halen om de allochtone patiënt te helpen. Anderen tonen weerstand en vinden juist dat de allochtone patiënt zich maar moet aanpassen. De evaluatie was dus geen verrassing. Door dit symposium is wel naar voren gekomen dat de beperkingen bij het omgaan met culturele verschillen groter zijn dan we vooraf hadden ingeschat. Alle reden dus om hiermee verder te gaan.”
La
Gevarieerd programma Dit mondde uit in een programma dat met recht divers genoemd mag worden. Prof. Dr. David Pinto, internationale autoriteit op het gebied van cultureel sensitief vakmanschap, introduceerde de 3-stappen methode die bestaat uit jezelf (eigen waarden en normen) kennen, de ander leren kennen (wat is de achtergrond, wat verklaart dit ‘vreemde’ gedrag) en tenslotte het tijdig en helder grenzen stellen. In vier workshops werd het thema vervolgens vanuit verschillende perspectieven uitgewerkt. In een rollenspel met allochtone acteurs werd ingegaan op het elkaar (soms letterlijk) niet kunnen of willen verstaan. In hoeverre pas je je aan en hou je rekening met elkaar, hoe bereik je als hulpverlener het beste je doel en wat is daarvoor nodig? In de workshop van Madelon Eelderink, cultureel antropologe met veel ervaring in Afrika, lag de nadruk op het ‘beseffen wat je niet beseft’. Zij drukte de deelnemers op het hart vooral goed naar zichzelf te kijken in de omgang met andere culturen. De hoogste waardering kreeg de workshop met de Turkse Laila Bouakka-Elghoul die uitlegde waarom zij een hoofddoek draagt, wat deze voor haar betekent, welke reacties zij hierop krijgt en hoe zij daarmee omgaat. “Door haar manier van presenteren en interactie met de zaal dwong zij groot respect af,” aldus Riky. Ook de presentatie van Sukro Genko, een Turkse kinderarts, kon op veel waardering rekenen.
5
O nt k leur en sc ha itief vakman cultureel sens
p
uari 2014 • 16 en 23 jan t 35, Roermond Symposiumlde rhof, Broeks traa Locatie: De Oo
elden via onze U kunt zich aanm Mede mogelijk
1 NAZL_poster_A3.indd
gemaakt door:
l.nl website www.naz
24-10-13 16:07
6 Jaarverslag NAZL
NAZL en GHOR’s: de puzzelstukjes passen steeds beter in elkaar
Mir
and
aD
irx
Peter Bloemers
De twee Limburgse GHOR’s en het NAZL zijn al geruime tijd in gesprek over meer samenwerking. In 2014 zijn deze intenties verder geconcretiseerd en is tijdens een werkconferentie een eerste visie vastgesteld. Miranda Dirx, coördinator NAZL: “De intensievere samenwerking is erop gericht een optimaal werkend systeem van acute zorg te realiseren.”
Miranda legt uit: “In de acute zorgketen hebben we te maken met vele partijen. Hoewel we elkaar de afgelopen jaren een stuk beter hebben leren kennen en een gezamenlijke infrastructuur is opgericht, is de bijdrage van eenieder nog te vrijblijvend. Met als gevolg dat er nog teveel langs elkaar heen wordt gewerkt. Om klaar te zijn voor de maatschappelijke opgave op het gebied van acute zorg, zal iedereen zijn verantwoordelijkheid moeten kennen en nemen. Alleen op die manier ontstaat er voldoende basis om in een crisissituatie de juiste zorg te leveren aan patiënten, ongeacht waar deze zich bevinden en in welke omstandigheden.” Praktische onderwerpen Miranda Dirx: “In 2014 kwamen Huup Marell en Frank Klaassen, respectievelijk DPG (Directeur Publieke Gezondheid) van de GHOR’s Limburg-Noord en Zuid-Limburg, bijeen met Peter Brink, medisch hoofd van het Netwerk Acute Zorg Limburg. Doel van het overleg was het vormgeven van een intensievere samenwerking tussen de drie organisaties. Het overleg is zeer praktisch ingestoken aan de hand van een lijstje onderwerpen waar elk van de drie organisaties mee te maken heeft: risicobeheersing, beleidsvorming , planvorming, OTO en afspraken met ketenpartners. Dit gesprek heeft geresulteerd in een samenwerkingsagenda. Iedereen was het erover eens, dit is de manier waarop we nader tot elkaar komen. Niet te ingewikkeld doen, maar het praktisch insteken.”
2014
Drie netwerkpartners Peter Bloemers, specialist ketenbevordering bij de GHOR Limburg-Noord onderschrijft dat: “GHOR Limburg-Noord, GHOR Zuid-Limburg en NAZL zijn alle drie netwerkorganisaties die een belangrijke rol spelen in de regie en coördinatie van de acute zorg. De GGD Zuid-Limburg vanuit de meldkamer en met de ambulancedienst en, in opgeschaalde situaties, ook met de GHOR. Datzelfde geldt voor het NAZL, dat niet alleen de regionale traumazorg coördineert en verbetert, maar daarnaast de acute zorgketens in psychiatrie, verloskunde, neurologie en cardiologie faciliteert. De Veiligheidsregio Noord, waaronder de GHOR valt, zorgt voor een goed werkende zorgketen in opgeschaalde situaties in het noorden van de provincie. Het is dan ook logisch dat we elkaar opzoeken om te onderzoeken hoe we de regie en coördinatie nog beter kunnen stroomlijnen.” Gewoon beginnen “Intensievere samenwerking is niet alleen mogelijk, maar noodzakelijk,” vindt Theo Heuts, manager acute zorg en hoofd GHOR bij GGD Zuid-Limburg. “De afgelopen jaren is de samenwerkingsgedachte steeds meer gaan leven, toch blijft het nog te veel in termen van verkennen hangen. Het is nu echt tijd de focus te verplaatsen naar verbeteringen in die keten in plaats van verbetering van de eigen rol in de keten. Dat betekent dus gewoon beginnen. Een grote uitdaging zit natuurlijk in het verschil in opdracht en identiteit van de twee Limburgse GHOR’s. In Limburg-Zuid ligt de nadruk op de acute zorg, in Limburg-Noord op veiligheid en gezondheid. Het gevolg daarvan is dat beide regio’s totaal anders zijn georganiseerd. Maar het heeft weinig zin daarover te blijven discussiëren, dat is een feit waarmee we moeten werken.”
7
Organisatiestructuur is niet leidend “De structuur is eigenlijk niet eens zo relevant,” vindt Peter. “Het gaat om de opdracht die we hebben. Zodra we van de structuur een knelpunt maken, komen we niet meer verder. Samenwerking bewijst het project GGB (Grootschalige geneeskundige bijstand), dat voor heel Limburg geldt. In dit geval was het de ketenpartner (Rode Kruis) die feitelijk tot samenwerking dwingt. Zo zijn er meer thema’s die landelijk dan wel provinciaal spelen. Dan moet je elkaar wel weten te vinden.” Samenwerking in planvorming Ook op het gebied van planvorming ligt meer samenwerking voor de hand. Theo Heuts: “Denk bijvoorbeeld aan een thema als evenementenbeleid. Waarom doen we dit niet samen? De uitgangspunten zijn immers voor elke regio hetzelfde, de resultaten die je wilt bereiken ook. Waarom moet elke regio het wiel opnieuw uitvinden als we het ook samen kunnen doen, en dan misschien nog wel beter. We zouden bijvoorbeeld één regio kartrekker kunnen maken, zodat de andere regio ruimte heeft voor een ander project. Beide organisaties staan qua capaciteit onder druk, taken verdelen zou verlichting kunnen brengen. Ik verwacht dat er vele quick wins zijn te realiseren. Ook het feit dat er één meldkamer komt, dwingt eigenlijk al tot intensivering van de samenwerking. Zodat we in elk geval beter van elkaar weten wat we doen, en begrijpen waarom bepaalde beleidskeuzes zijn gemaakt. Peter en ik hebben om die reden onze jaarplannen met elkaar gedeeld.”
Verbinden en faciliteren Het NAZL speelt een cruciale rol in de intensivering van de samenwerking. “Want verbinden en faciliteren van de partners in de acute zorgketen is een van onze kerntaken,” bevestigt Miranda Dirx. “Een mooi voorbeeld in dit verband is het Ebola-overleg dat wij met de GGD Zuid-Limburg hebben geïnitieerd. Dit overleg heeft er onder meer toe geleid dat arts-microbiologen van de verschillende ziekenhuizen elkaar nu kennen, wat weer een mooie basis vormt voor samenwerking op andere terreinen in de toekomst. Ook OTO en de OTO-Kennisplatforms die op verschillende terreinen worden opgericht, werken als katalysator om meer over de eigen schutting heen te kijken.” Gemeenschappelijke thema’s Miranda Dirx besluit: “Het is goed te constateren dat de wil tot samenwerking bij alle partners aanwezig is. Het is nu zaak door te pakken en dat doen we dan ook aan de hand van de samenwerkingsagenda waar gemeenschappelijke thema’s in zijn opgenomen. Naast samenwerking op uitvoeringsniveau, is uiteraard ook commitment op bestuurlijk niveau noodzakelijk.”
Theo Heuts
8 Jaarverslag NAZL
Onderzoek bij oudere patiënten met een heupfractuur “Multidisciplinaire aanpak werkt het best”
Heupfractuur bij ouderen is een aanzienlijk gezondheidsprobleem in Nederland. In Limburg gaat het jaarlijks om circa 1.600 patiënten, en dat aantal groeit sterk als gevolg van vergrijzing en de toenemende activiteit van ouderen. De zes Limburgse ziekenhuizen laten verschillen in overlevingskansen zien. Om erachter te komen welke factoren daarbij een rol spelen, voerde Pishtiwan Kalmet, in opdracht van Prof. Dr. Peter Brink een onderzoek uit.
Effectiviteit collum care protocol: een retrospectief multicenter onderzoek Kalmet PHS1, Koc B1, Hemmes B2, ten Broeke RHM1, Dekkers G3, Hustinx P4, Janzing HMJ5, Schotanus M6, Tilman P6, Verkeyn JMA7, Brink PRG1,2 , Poeze M1
Introductie
Conclusie
• Heupfractuur bij ouderen aanzienlijk gezondheidsprobleem. • In Nederland 20.000 patiënten/jaar heupfractuur • Verwachting is dat het aantal operaties voor heupfracturen zal stijgen tot ruim 24.000 in 20201. • Meer aandacht voor een multidisciplinaire aanpak bij ouderen met een heupfractuur. • Retrospectief multi-center onderzoek naar de effectiviteit van een multidisciplinaire aanpak2 op de opnameduur, postoperatieve complicaties en mortaliteit binnen 30 dagen.
Een multidisciplinaire aanpak wordt geassocieerd met een kortere tijd tot OK, minder postoperatieve complicaties en een kortere opnameduur, zonder dat er significant verschil gezien wordt in mortaliteit binnen 30 dagen.
Methoden • Alle patiënten >50 jaar die geopereerd zijn aan een heupfractuur in 2012 • 6 ziekenhuizen met 24-uurs SEH binnen Limburg • Multidisciplinaire aanpak; Collum care (CC) (n=3 ziekenhuizen) vs niet collum care (NCC) (n=3) • Retrospectief cohort
Resultaten CC
NCC
Totaal
Pwaarde
198/467 30% 70%
153/375 29% 71%
29% 71%
0.41
80.5
80.7
80.6
0.71
n= 665
Geslacht M/V Man Vrouw Gemiddeld Leeftijd ASA <3 ASA >3 Referenties 1.
2.
n= 528
n= 1193
265 (40%) 223 (42%) 488 (41%) 400 (60%) 305 (58%) 705 (59%)
0.22
Saltzherr TP , Borghans HJ , Bakker RH , e.a. Proximale femurfracturen bij ouderen in Nederland in de periode 1991 – 2004: incidentie, sterfte, opnameduur en schatting van de in de toekomst benodigde zorgcapaciteit. Ned Tijdschr Geneeskunde 2006. Vanhaecht K., Sermeus W., De Witte K. The impact of clinical pathways on the organisation of care processes. PhD dissertation KU Leuven. 154pp 2007.
Tijd tot operatie
Opnameduur
Complicaties
Mortaliteit
Type complicatie Lokaal Algemeen
CC
NCC
P-waarde
17 (3%)
50 (10%)
< 0.01
337 (51%)
291 (55%)
0.13
n= 665
n= 528
1 Maastricht UMC, Maastricht. 2 Netwerk Acute Zorg Limburg. 3 Laurentius ziekenhuis, Roermond. 4 Atrium MC, Heerlen. 5 VieCuri MC, Venlo. 6 Orbis MC, Sittard. 7 St Jansgasthuis, Weert
lmet Pishtiwan Ka
2014
Pishtiwan: “Door de procedures en werkwijzen van de zes ziekenhuizen in kaart te brengen, wilden we komen tot een ‘best medical practice’ die de ziekenhuizen vervolgens kunnen adopteren.” Kans aangrijpen Pishtiwan Kalmet werd in 2012, na een sleutelbeenfractuur, geopereerd door Peter Brink. Pishtiwan, destijds in het derde jaar van zijn bachelor geneeskunde, nam de gelegenheid te baat zich aan Peter Brink voor te stellen om tegelijkertijd te informeren naar de mogelijkheden om onderzoek te doen. Daar had Peter Brink wel oren naar; Pishtiwan kon snel aan de slag. Pishtiwan: “Tijdens mijn keuze-coschap bij Peter Brink heb ik de factoren die een rol spelen in de mortaliteit na een heupfractuur in kaart gebracht. Daarop volgde het onderzoek ‘Mortaliteit bij oudere patiënten met een heupfractuur’.” Toegang tot data Het onderzoek was een behoorlijke klus,” blikt Pishtiwan terug. “Om alle patiëntgegevens boven water te krijgen, was het noodzakelijk om letterlijk in de systemen van de zes ziekenhuizen te duiken. Het feit dat de ziekenhuizen verschillende registratiesystemen hebben, was nog een uitdaging op zich. Omdat het zo’n omvangrijk project was en aansloot op de interesse van collega Baris Koc, is hij erbij betrokken en hebben we het werk verdeeld.” Baris: “Sommige ziekenhuizen waren meteen enthousiast en wilden meedoen, sommigen moesten eerst overtuigd worden. Uiteindelijk hebben we van alle zes ziekenhuizen medewerking en toegang tot alle data gekregen. Belangrijk voor de ziekenhuizen was overigens dat de resultaten zijn geanonimiseerd.” Vergelijking zes ziekenhuizen Retrospectief is de effectiviteit van een multidisciplinaire aanpak op de opnameduur, postoperatieve complicaties en 30-dagen mortaliteit onderzocht. Pishtiwan: “Het onderzoek richtte zich op patiënten, ouder dan 50 jaar, die in 2012 zijn geopereerd aan een heupfractuur, in totaal 1.193. Het was voor het eerst dat
9
alle zes ziekenhuizen met 24-uurs SEH hebben meegedaan en met elkaar zijn vergeleken met betrekking tot mortaliteit bij heupfractuur. In drie van de zes ziekenhuizen bleek er sprake te zijn van een collum-care protocol. Hierdoor is de doelstelling van het onderzoek gewijzigd naar effectiviteit van collum-care protocol.” Collum-care in St. Jans Gasthuis De conclusies van het onderzoek laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Pishtiwan: “Collum-care resulteert in een kortere tijd tot OK, minder postoperatieve complicaties en een kortere opnameduur zonder negatieve effecten op de 30-dagen mortaliteit.” Baris: “We hebben de resultaten samengevat op een poster en deze inmiddels gepresenteerd tijdens de nationale Traumadagen 2014. Hier kon het onderzoek op grote bijval rekenen.” René Groetelaers, traumachirurg St. Jans Gasthuis in Weert: “In ons ziekenhuis waren we al begonnen met het beter stroomlijnen van het zorgpad rond een heupfractuur. Hiervoor is een multidisciplinaire werkgroep aan de slag gegaan met het doel het hele traject van opname tot ontslag en nazorg in één protocol te vangen. Aangezien alle specialisten al jarenlang op dezelfde manier werken, was het maken van uniforme afspraken nog best lastig. Sinds 1 april 2015 werken we echter op de nieuwe manier, met één protocol. Het onderzoek van Pishtiwan en Baris is voor ons een mooie bevestiging dat dit de juiste weg is. Zelf verzamelen we nu prospectief de patiëntgegevens om over een tijdje te kunnen meten of we hiermee inderdaad de gewenste resultaten bereiken en waar we nog verder kunnen verbeteren.”
Rene G
roetela
ers
Het onderzoek werd tevens gepresenteerd op het wetenschappelijk symposium Atrium-Orbis MC. Een artikel wordt binnenkort gepubliceerd in het gerenommeerde vaktijdschrift Injury. Voor Pishtiwan en Baris heeft het onderzoek ook persoonlijk vruchten afgeworpen. Baris wordt door meerdere instellingen gecontacteerd om aan de slag te gaan als ANIOS bij orthopedie. Pishtiwan heeft een PhD-plek weten te bemachtigen bij prof. Dr. P. Brink en Dr. M. Poeze.
Baris
Koc
10 Jaarverslag NAZL
Web-applicatie voor betere verloskundige overdracht Prof. Dr. Marc Spaanderman, hoofd Verloskunde van het MUMC, maakt zich al jaren sterk voor een eenduidige, volledige en snelle overdracht tussen de zorgpartners in de 1e, 2e lijn en 3e lijn. “Uitgangspunt is dat de overdracht voor alle partijen eenvoudig te doen is, geen extra werk vergt of extra kosten met zich meebrengt en dat de gegevens ons uiteindelijk in staat stellen de kwaliteit van de (acute) verloskunde te verbeteren.”
Marc S
paand
erman
“De intentie tot samenwerking is in deze regio gelukkig niet nieuw.”
2014
Verbetering van de overdracht staat al geruime tijd hoog op de agenda. “Directe aanleiding was de constatering van de Inspectie dat de acute zorgoverdracht beter gestroomlijnd diende te worden. In de praktijk komt het erop neer dat wanneer een zwangerschap volledig door de verloskundige wordt begeleid en de bevalling vervolgens toch in de tweede lijn plaatsvindt, er vaak geen gegevens beschikbaar zijn en dan het dossier dus nog moet worden opgebouwd. De constatering van de Inspectie was dus geheel terecht.” Ketensamenwerking “De intentie tot samenwerking is in deze regio gelukkig niet nieuw,” stelt Marc Spaanderman vast. “In 2012 zijn we gestart met een ketenprotocol waaraan alle betrokkenen meedoen. De overdacht is een onderdeel van dat protocol, waarvoor een papieren overdrachtsformulier is ontwikkeld dat tevens dienst deed als registratieformulier. Mede dankzij het NAZL werd deze papieren versie gelukkig al snel opgevolgd door een beveiligde web-applicatie (Linaz 2). We hebben – samen met de keten - heel goed nagedacht over wat er wel en juist niet in dit formulier opgenomen moet worden en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan. Vragen die bijvoorbeeld gesteld moeten worden als de vrouw thuis wil bevallen: kan de ambulance voor de deur stoppen, hoe ver is het dichtstbijzijnde ziekenhuis, hoe is de thuissituatie? Deze aandachtspunten zijn samen met de kraamzorg doorlopen en worden door de kraamzorg in een thuisbezoek met de patiënt doorgenomen. Op basis daarvan kan deze een bewuste keuze maken voor thuis of in het ziekenhuis bevallen. Maar ook andere aandachtspunten komen aan bod. Zoals de bloedgroep daar te bepalen waar de bevalling gaat plaatsvinden zodat er in een acute situatie geen tijd verloren gaat. Wat we met deze web-applicatie wilden bereiken is dat er een dossier komt waarin alle relevante gegevens zijn opgenomen. Het gaat hierbij om gegevens van alle patiënten en bevallingen in de regio. Pas
11
als je een volledig beeld hebt, kun je immers bekijken waar knelpunten zitten en verbeteringen mogelijk zijn.” Integraal zwangerschapsdossier Chantal Kleijnen, klinisch verloskundige in het MUMC: “Het probleem met deze vorm van registreren was echter dat het voor de eerste lijn dubbel werk was. Gegevens moesten zowel in de eigen systemen als in de web-applicatie worden ingevoerd en om die reden zag men het eigenlijk niet zitten. Samen met de softwareleverancier is vervolgens een nieuw plan ontwikkeld dat dit probleem ondervangt. Dat heeft geresulteerd in een nieuwe versie van de web-applicatie (Linaz3) dat eigenlijk een volledig eerstelijnsdossier is met onder meer een module voor acute zorgoverdracht. Deze nieuwe versie koppelt de gegevens van alle partijen, waardoor één keer invoeren genoeg is. We zitten nu in de testfase waarin het systeem door verloskundigen wordt getest, dus dat is best spannend. In 2015 gaan we de randvoorwaarden voor het systeem verder uitwerken Absolute voorwaarde voor succes is dat het systeem feilloos werkt, dat iedereen er zijn gegevens in kwijt kan, dat het juridisch afgedekt is en je dus autonoom praktijk kan voeren zonder dat iemand van buiten in het systeem kan, dus dat het voldoet aan alle eisen op het gebied van veiligheid. Als dit straks goed werkt, beschikken we in deze regio over één integraal zwangerschapsdossier.” NAZL Het NAZL heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van de web-applicatie, zegt Marc Spaanderman. “Het NAZL begrijpt het werkveld en denkt actief mee over de juiste oplossing. Uiteindelijke winst voor ons en voor het NAZL is dat er straks veel meer informatie – en breder dan acute zorg – beschikbaar komt die wij kunnen gebruiken als stuurinformatie om de kwaliteit van de zorg naar een hoger plan te brengen. “
Chantal Kle
ijnen
12 Jaarverslag NAZL
Onderzoeken psychiatrie: aanknopingspunten tot doorontwikkeling Door de samenwerking van het NAZL met Acute Zorgregio Oost kreeg het NAZL in 2014 de gelegenheid mee te doen met door hun geïnitieerd onderzoek. Studenten van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) deden twee onderzoeken op het gebied van de psychiatrie. Het eerste (Lectoraat Acute Intensieve Zorg) betrof onderzoek naar suïcidepreventie. Het tweede (Lectoraat Sociale en Medische Aspecten van Psychiatrische Zorg) richtte zich op best practices bij een psychiatrische crisis en het belang van samenwerking en continuïteit van de acute keten.
Chloe Bollen, psychiater bij Stichting Vincent van Gogh, instelling voor geestelijke gezondheidszorg in NoordLimburg geeft aan het belangrijk te vinden dat dergelijke onderzoeken, ook door het NAZL, worden opgepakt. “De uitkomsten geven ons de mogelijkheid te leren en bieden aanknopingspunten om door te ontwikkelen. Wat betreft deze twee studies, was het onderzoek met betrekking tot samenwerking in de acute keten een mooie vergelijking in werkwijzen tussen crisisdiensten in de samenwerking met ketenpartners. Het was voor ons vooral leerzaam om te weten hoe het op andere plekken is geregeld.” IHT In dit onderzoek kwam ook de IHT (Intensive Home Treatment) aan bod als model voor best practice. “Sinds vorig jaar zijn wij bij Vincent van Gogh overgestapt op IHT. Open opname-afdelingen zijn gesloten. IHT heeft gevolgen voor hoe je samenwerkt, niet alleen in de keten maar ook met familie en andere naastbetrokkenen die nadrukkelijker worden meegenomen in de behandeling. Klinische opname is nu een incident in een ambulante behandeling. Dat betekent dat ook de samenwerking met de kliniek als schakel in het geheel veel intensiever is geworden.” Vervolgstudie naar risicotaxatie-instrument “Het onderzoek krijgt nog een vervolg,” vertelt Chloe. “Wij hebben met de begeleider afgesproken dat er een verdieping komt op het gebied van risicotaxatie. Hoe kun je een geformaliseerd risicotaxatie-instrument opstellen dat bruikbaar is voor alle crisisdiensten in heel Nederland en eventueel direct betrokken disciplines. Dit betekent dan een doorontwikkeling van het door onszelf ontwikkelde instrument dat op dit moment niet is gevalideerd.”
2014
Wiens angst behandelen we nu? De studie over suïcide-preventie had de leuke titel ‘Wiens angst behandelen we nu?’ lacht Chloe. “Daarmee slaan de onderzoekers de spijker op de kop. Want vaak zien we inderdaad dat de hulpverleners bang zijn voor de suïcidaliteit van hun patiënt. Met als gevolg dat ze te veel op het veiligheidsaspect gaan zitten. De resultaten van dit onderzoek waren voor ons zeer nuttig en we hebben deze dan ook meegenomen in onze scholing en instructie. We hebben hier intern bij het Vincent van Gogh een trainde-trainer aanpak waarbij de hele organisatie opgeleid wordt om suïcidaliteit goed te diagnosticeren en behandelen. We willen nog duidelijker naar voren brengen dat een open gesprek over de suïcidaliteit veel belangrijker is dan dat je je heel risico-taxerend opstelt.”
13
‘Wiens angst behandelen we nu?’
NAZL en focusgroep “Maria Kerckhoffs van het NAZL heeft ons voor deze twee studies benaderd. Positief vind ik dat we zo een bredere kijk ontwikkelen, en meer kennis krijgen over andere instellingen. Dat houdt je scherp, je denkt actiever na over waar je zelf mee bezig bent en helpt zo uiteindelijk de kwaliteit te verbeteren. Ook in de focusgroep Psychiatrie proberen we om die brede blik te krijgen, Het is om die reden heel positief dat het NAZL een voortrekkersrol vervult in het om tafel krijgen van andere disciplines in de keten. Nu hebben we structureel de huisartsen, ambulancedienst en politie aan tafel. Eerder was het meer een ‘onderonsje van inhoudsmensen in eenzelfde discipline’. Samen kunnen we echter veel meer bereiken.”
Chloe Bollen
14 Jaarverslag NAZL
Benchmark psychiatrie preklinische setting of: hoe toegankelijk is het GGZ-loket? Een veelgehoorde klacht in de acute zorgketen is dat de crisisdienst (te) lang op zich laat wachten. Maar is dat echt zo? En zo ja, waar ligt dat dan aan? Hoe loopt het proces van begin tot einde in de keten? Een benchmark van de preklinische setting levert de antwoorden.
Maria Kerckhoffs, stafmedewerker van het NAZL, nam het initiatief tot de benchmark. Zij geeft een korte terugblik op aanpak en verloop. Eind 2012 is besloten tot een benchmark van de preklinische setting. Dit was overigens niet de eerste benchmark in de psychiatrie. Enkele jaren geleden hebben we er ook een gehad, waarbij casussen medisch inhoudelijk zijn vergeleken. De nieuwe benchmark diende een ander doel: de toegankelijkheid van het GGZ loket in kaart brengen. Hiertoe zijn verschillende verwijs-trajecten tot en met interventie van de crisisdienst gevolgd.” Onvoldoende registratie “Het probleem waar we direct tegen aan liepen was de slechte registratie van incidenten. Met name huisartsen, en in mindere mate de Huisartsenposten (HAP) en Spoedeisende Hulp (SEH) registreren onvoldoende gedetailleerde informatie, met name tijdsregistraties. Om die reden hebben we besloten om in plaats van een retrospectief onderzoek de incidenten prospectief gedurende een jaar (januari 2013 – januari 2014) te onderzoeken. De relatief lange periode van een jaar was nodig omdat het aantal incidenten beperkt is en we voldoende cliënten in de verschillende stromen in de benchmark wilden meenemen. Tevens is besloten om uitsluitend die incidenten in het onderzoek mee te nemen, waarbij sprake is van face-to-face contact met de crisisdienst.”
ia ar
M ffs
o kh
rc
Ke
2014
15
Overzicht van verwijstrajecten acute GGZ
Melding
Huisarts/HAP
Huisarts/HAP visite
ja
112/MKA
Zelfverwijzer
MKA interventie
Medische achterwacht in noodsituaties (intensive site VieCuri)
Ambulancezorg
nee
Politie/Forensisch arts
Huisarts/SEH
GGZ instelling voor patiënten die in behandeling zijn
Oproepen crisisdienst
Oproepen crisisdienst
Vervoer
Oproepen crisisdienst
Interventie crisisdienst
Interventie crisisdienst
Interventie crisisdienst/ GGZ instelling
Interventie crisisdienst
Eerst prospectief, daarna retrospectief Om de registratie in goede banen te leiden, werden de gegevens van de crisisdienst prospectief verzameld via een daartoe ontwikkeld formulier. Vervolgens zijn deze data retrospectief gekoppeld aan de andere ketenpartners die bij deze patiënten betrokken waren. Deze gegevens zijn verzameld vanaf 1 januari 2014 – januari 2015. Het gaat hierbij om data van SEH, ambulancediensten en HAP. De huisartsen zijn in het onderzoek niet meegenomen. Meer dan 1500 casussen zijn vanuit de crisisdienst geregistreerd. Verwerking en analyse van de data heeft het NAZL op zich genomen.” Moeizaam proces Terugkijkend op het onderzoek, waarvan de resultaten in september 2015 worden gepresenteerd, zegt Maria: “Sommige organisaties zoals MET/GGZ, Vincent van Gogh, crisisdienst in Weert en Orbis GGZ in Sittard-Geleen hebben de registratie rond psychiatrische acute patiënten ingebed in hun geautomatiseerde registratiesystemen. Al met al was het een behoorlijk moeizaam proces om alle data boven tafel te krijgen. De registratie op zaken als doorlooptijd en factoren die niet direct met de patiënt te maken hebben, is echt onvoldoende. Dat is jammer, want verbeteren is uiteindelijk alleen maar mogelijk op basis van concrete data. Meer automatisering zou dan ook wenselijk zijn. Overigens is betere registratie niet alleen een wens van ons, ook VWS stelt steeds hogere eisen op dit gebied. Het belang van goede registratie neemt nog toe, gezien het toenemend aantal verwarde personen waarmee SEH, GGZ en ambulancediensten te maken krijgen. We moeten ook om die reden laten zien dat we als acute zorgketen op de goede weg zitten.”
16 Jaarverslag NAZL
Mr CLEAN trial Nieuwe behandelmethode vraagt om nieuwe werkwijze
Het MUMC+ in Maastricht heeft de afgelopen jaren deelgenomen aan de landelijke ‘Mr Clean trial’, een onderzoek naar de arteriële behandeling bij acute herseninfarcten. Het Atrium MC is later aangehaakt. Julie Staals, neurologe in het MUMC+: “In deze studie is de effectiviteit van een nieuwe behandelmethode onderzocht bij patiënten waarbij sprake is van een afsluiting van een van de grotere bloedvaten in de hersenen. Inmiddels is bewezen dat de nieuwe intra-arteriële behandelmethode werkt.”
taals
Julie S
2014
Mr Clean staat voor Multicenter Randomized Clinical trial of Endovascular treatment for Acute Ischemic stroke in the Netherlands. Aan het landelijke onderzoek, opgezet door MUMC, AMC en Erasmus MC, hebben 19 ziekenhuizen deelgenomen, waarvan dus twee in Limburg. Julie Staals licht toe: “Aan het onderzoek deden 500 patiënten mee. Zij hadden een herseninfarct, waarbij een groot bloedvat in de hersenen afgesloten was. Voorwaarde voor deelname was dat de klachten niet langer dan 6 uur geleden begonnen waren. Een deel van de deelnemers kreeg de reguliere behandelmethode bij een herseninfarct, het andere deel kreeg de reguliere behandeling aangevuld met de nieuwe behandeling.” Nieuwe behandelmethode werkt De standaardbehandeling bij een herseninfarct bestaat uit intraveneuze trombolyse waarbij de patiënt via een infuus een medicijn krijgt dat het stolsel oplost. De nieuwe intra-arteriële behandeling (trombectomie) bestaat eruit dat een katheter via de lies naar het afgesloten bloedvat in de hersenen wordt gebracht, waarna het stolsel ter plekke wordt verwijderd of opgelost. De Mr Clean studie bewijst onomstotelijk dat de nieuwe behandeling bij de meeste patiënten met een acuut herseninfarct werkt. Ze hebben minder hersenschade, minder neurologische klachten en functioneren beter in het dagelijks leven. Verandering in stroke-zorg “De nieuwe behandeling heeft een verandering in de regionale stroke-zorg tot gevolg,” vertelt Julie. “De Mr Clean trial, maar ook het vervolg daarop, is uiteraard een terugkerend agendapunt in de focusgroep CVA. In Limburg zijn alleen Heerlen en Maastricht in staat de trombectomie uit te voeren. In de praktijk komt dat erop neer dat – als de klachten herkend worden – de patiënt zoals gebruikelijk naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis wordt gebracht. Daar vindt dan de standaardbehandeling plaats. Daarnaast – en dat is nieuw - wordt een CT angiogram gemaakt. Op basis
17
hiervan kan worden vastgesteld of de nieuwe behandeling zinvol is. Is dat het geval, dan wordt de patiënt naar Heerlen of Maastricht gebracht.” Grote impact Harry Lövenich, neuroloog in het St. Jans Gasthuis in Weert: “Deze nieuwe behandelmethode heeft een grote impact gehad. Specifieke uitdaging is de organisatie voor het maken van een CT Angiogram. We hebben dat in ons ziekenhuis gelukkig heel snel kunnen organiseren. Alle röntgenlaboranten moesten daarvoor ingewerkt worden in het maken van een CT angiogram. Omdat we niet standaard een radioloog in huis hebben, waren bovendien verdere afspraken nodig over de supervisie bij de contrastmiddeltoediening. De neurologen en SEH-artsen zijn bijgeschoold in het behandelen van een mogelijke contrastmiddelreactie. Ook vond overleg plaats met betrokken specialisten over het voorkomen van een nierbeschadiging door het contrastmiddel. Het doel is om naast het zo snel mogelijke starten van de intraveneuze trombolyse, tevens snel te bepalen welke patiënten voor een aanvullende trombectomie behandeling in aanmerking komen. Ondanks dat wij een klein ziekenhuis zijn kunnen wij onze patiënten door deze regionale afspraken de beste zorg aanbieden.” Logistiek goed geregeld Julie Staals: “Uiteindelijk komt een op de drie CVA-patiënten in aanmerking voor de nieuwe behandelmethode. Naast het medische aspect, is in dit traject ook de logistiek van belang. Goede samenwerking met de ambulancediensten, en tussen het verwijzend centrum en het centrum dat trombectomie uitvoert, is essentieel. Doordat we tijdens de trial in onze regio al in de logistiek geïnvesteerd hebben, lopen we, nu het een reguliere behandeling is geworden, vooruit. Maar uiteraard blijven we werken aan verbetering van het proces, waarbij snelheid heel belangrijk is.”
Harry
Löven
ich
18 Jaarverslag NAZL
PHANTASI trial Ambulancedienst onmisbare schakel in onderzoek naar sepsisbehandeling
Jochen
Jansen
In juni 2014 ging in Nederland de PHANTASI trial van start. “PHANTASI is het acroniem voor Prehospital Antibiotics Against Sepsis,” vertelt Patricia Stassen, internist acute interne geneeskunde. “Het is voor het eerst dat zo’n grote studie op het gebied van acute interne geneeskunde plaatsvindt. Dat heeft alles te maken met het feit dat acute interne geneeskunde nog een jonge specialisatie is.”
PHANTASI betreft een omvangrijke tweejarige studie waaraan zo’n 2200 patiënten in Nederland zullen deelnemen. “De teller staat inmiddels al op 700,” aldus Patricia, “het gaat dus goed! Het is een bijzondere studie,” licht zij toe. “We onderzoeken wat het effect is van het snel toedienen van antibiotica in geval van een sepsis. Het idee is eigenlijk heel simpel, maar het is nog nooit onderzocht, Voor de start van dit onderzoek kreeg geen enkele patiënt antibiotica in de ambulance.” Tijd is factor van belang Patricia: “Bij een sepsis, een ontsteking die gepaard gaat met onder meer koorts, snelle ademhaling en slechte bloedcirculatie, is tijd een factor van belang. Bij elk uur vertraging van de behandeling met antibiotica stijgt de sterftekans met 7%. Als sepsis al in de ambulance wordt herkend en met de behandeling wordt gestart, betekent dat dus een enorme tijdwinst. Met deze studie willen we dus nagaan of het zinvol is om nog eerder dan op de SEH te starten met antibiotica. Ambulanceverpleegkundigen zijn voor deze studie speciaal getraind in het tijdig herkennen van de symptomen van sepsis.” Jochen Jansen, manager ambulancezorg GGD Zuid-Limburg: “In de ambulance wordt bij het prikken van de infuusnaald bloed afgenomen. Als de patiënt kenmerken van sepsis vertoont, wordt hij of zij geïnformeerd over het onderzoek en wordt toestemming gevraagd deel te nemen. Als de patiënt wil meedoen, trekt de ambulanceverpleegkundige willekeurig een envelop. Hieruit blijkt of de patiënt in de controlegroep dan wel in de interventiegroep valt. De controlegroep krijgt de reguliere zorg, de interventiegroep krijgt antibiotica toegediend. Eenmaal in het ziekenhuis kunnen de bloedmonsters direct naar het lab en kan de behandeling van de patiënt direct worden voortgezet.”
2014
19
Verbreding naar heel Zuid-Limburg Zo’n 15 ziekenhuizen in Nederland doen aan de sepsis trial mee. In Limburg vooralsnog alleen het MUMC+. Atrium/ Orbis in Heerlen/Sittard-Geleen start binnenkort. Patricia is enthousiast. “Natuurlijk op de eerste plaats vanwege de kennis die dit gaat opleveren. Maar er is nog een voordeel aan verbonden. We hebben dankzij dit onderzoek inmiddels zeer goede contacten met de ambulancediensten opgebouwd. We kijken nu over de muren van het ziekenhuis heen en dat bevordert de samenwerking in het acute zorgproces. Ik heb zelf de ambulanceverpleegkundigen instructie gegeven over de studie en over het diagnosticeren van sepsis. Voor het ambulancepersoneel is dit best spannend, maar het gaat heel goed. De GGD verdient hier alle lof, want dit betekent veel werk voor hen. Alle ambulances zijn uitgerust met antibiotica en studiemateriaal. Het succes van de studie ligt in hun handen.” Jochen: “Naast de winst voor de patiënt, zie ik ook winst voor de ambulance. Dit onderzoek maakt duidelijk dat de ambulancezorg een belangrijke schakel is in de acute zorgketen. Ik ben blij dat de andere twee Zuid-Limburgse ziekenhuizen aanhaken en het ambulancepersoneel in Heerlen en Sittard-Geleen nu ook wordt getraind. Zo is straks de hele regio Zuid-Limburg betrokken, kunnen we meer patiënten includeren en dat is goed nieuws voor het onderzoek.” Springplank Het NAZL heeft deze studie in Limburg mede mogelijk gemaakt, aldus Patricia. “Het scholen van de ambulanceverpleegkundigen kost tijd en dus geld, en het NAZL heeft gezorgd voor de nodige financiering. Deze studie is bovendien een springplank naar de nog in te richten focusgroep interne acute geneeskunde. Hiermee kunnen we onze kennis verspreiden in de regio, maar andersom natuurlijk ook van andere ziekenhuizen leren.”
tassen
Patricia S
20 Jaarverslag NAZL
Traumaregistratie gezamenlijk naar een hoger plan Het verzamelen, registreren en analyseren van traumadata komt de kwaliteit van de traumazorg ten goede. “Voorwaarde is natuurlijk wel dat iedereen de data consequent invoert,” zegt Martijn Poeze, traumachirurg in het MUMC+. “In 2014 zijn diverse stappen gezet om de traumaregistratie verder te verbeteren.”
De landelijke traumaregistratie (LTR) geeft veel aanknopingspunten voor preventie, verbetering van de kwaliteit van de zorg en de doelmatige inrichting ervan. Een landelijk onderzoek toonde in 2014 aan dat verbetering van de registratiegraad in veel ziekenhuizen in Nederland nog moeilijk is. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn enkele initiatieven genomen die de kwaliteit van de registratie verder moeten verbeteren. Martijn Poeze: “Als voorbeeld: ademhalingsfrequentie en EMV-score werden niet altijd goed of op de juiste plek geregistreerd. Met alle consequenties van dien voor de analyse van de rest van de data. Ook in Limburg zien we dat niet alle data beschikbaar zijn. Alle SEH’s leveren weliswaar gegevens aan, maar niet altijd compleet of op de goede plek ingevuld. Een belangrijk doel in 2015 is dan ook verbetering van registratie en meer efficiëntie door meer ondersteuning aan de SEH’s op dit gebied.” Twee verbeteringen in 2014 Om de analyse van traumadata naar een hoger plan te tillen, zijn in 2014 diverse initiatieven genomen. Martijn Poeze: “De traumaregistratie is op twee manieren veranderd. Op de eerste plaats door de beginfase van de opname uitgebreider te registreren volgens de Utstein variabelen. Deze uitbreiding geeft een duidelijkere indicatie over hoe het vervolgtraject van de traumapatiënt eruit zal zien, dus hier kunnen we echt wat mee doen. Bijvoorbeeld registreren we hoe snel de patiënt op de spoedeisende hulp een CT krijgt. Dit gegeven kunnen we vervolgens aan de uiteindelijke scores relateren. Daarnaast hebben we de AIS (Abbreviated Injury Scale) scoringslijst, die dateerde uit 1998, ge-update naar AIS 2005. Hierdoor vindt nu een verdere uitsplitsing van de letselregistratie plaats zodat het letsel beter en nauwkeuriger geduid wordt. Deze update is een belangrijke mijlpaal omdat we nu meer gegevens hebben, waardoor we nog beter inzicht krijgen in waar we staan.”
Van handmatige naar geautomatiseerde databewerking Daarnaast werd een belangrijke verbetering geboekt op het gebied van bewerking en codering van de gegevens, plus het berekenen van de ISS-score (Injury Severity Score). Hiervoor werd AMICE ingeschakeld, het databureau van het Diagnostisch Centrum van het MUMC. Philip Neijenhuys, stafadviseur datamanagement: “Elke maand levert de SEH van het MUMC de traumaregistratie aan bij het NAZL. De datamanager van het NAZL, Rachelle Hendriks, corrigeert deze vervolgens. Daarna wordt de complexe ISS-berekening gemaakt, die bepaalt of een patiënt een trauma of multitrauma heeft. De handmatige bewerking en berekening kost veel tijd en is foutgevoelig. Samen met mijn collega’s Ron Winkens (manager) en Ellen Setton (data-manager), hebben we een systeem ontwikkeld waarmee veel sneller, efficiënter en betrouwbaar gegevens worden bewerkt en geanalyseerd. Bij het testen zijn al direct twee patiënten met een multitrauma geïdentificeerd die in eerdere berekeningen niet naar voren waren gekomen.”
2014
21
Efficiencyslag mogelijk Ook in de Landelijke Traumaregistratie heeft AMICE zijn toegevoegde waarde al laten zien. “Het is een geweldige klus voor de datamanager van het NAZL om alle gegevens tijdig, compleet en kloppend in één bestand te krijgen en aan te leveren bij het Landelijk Netwerk Acute Zorg. Wij hebben nu voor het MUMC kunnen laten zien, dat we feitelijk met een druk op de knop alles op de juiste manier kunnen aanleveren. De traumaregistratie kan bovendien verder verbeterd worden door de systemen te koppelen met o.a. IC- en beademingsdagen, CT’s, labuitslagen en data over verblijf, ontslag en overlijden. De MUMC-template ligt er nu, deze kunnen we uitrollen naar alle ziekenhuizen. Dit zou een enorme efficiencyslag kunnen betekenen en het niveau van de traumaregistratie absoluut naar een hoger plan tillen.”
e en
oez
iks,
ndr
ach
.r. R
v.l.n
He elle
M
jn P arti
P
ys
nhu
eije
N hilip
Verdieping dankzij traumaregistratie Martijn Poeze juicht verbetering van de traumaregistratie toe. “We zien dat de registratie vruchten afwerpt. Op basis van de traumaregistratie zijn we in 2014 al de diepte in kunnen gaan en zijn er diverse wetenschappelijke projecten uitgevoerd, onder meer naar oudere patiënten met heupfracturen (zie ook pagina 8: mortaliteit na heuptrauma) Met de aanbevelingen uit dit onderzoek is de zorg direct te verbeteren. Momenteel loopt een onderzoek naar bekkenletsel en een studie naar thoraxletsel zit in de planning. Goede traumaregistratie maakt deze studies mogelijk.” Hiermee kunnen we uiteindelijk de zorg voor de patiënt met een traumatisch letsel verbeteren.
22 Jaarverslag NAZL
Regionale samenwerking rondom Ebola Echt samenwerken kan alleen als je elkaar kent
In het voorjaar van 2014 brak in het West-Afrikaanse Guinee een Ebola-epidemie uit. Minstens 20.000 mensen raakten besmet in Guinee, Liberia en Sierra Leone, waarvan er meer dan 8.500 overleden. Hoewel de kans op een Ebola-uitbraak in Nederland minimaal is, zijn voorzorgsmaatregelen noodzakelijk. GGD Zuid-Limburg en het Netwerk Acute Zorg Limburg namen in Limburg het voortouw. kert
Volker Hac
Maatregelen zijn nodig omdat reizigers vanuit de getroffen gebieden, waarvan vermoed wordt dat ze met Ebola besmet zijn, in Nederland behandeld moeten worden. Landelijk zijn hiervoor protocollen opgesteld. Alle patiënten met verdenking van Ebola moeten in strikte isolatie in een academisch ziekenhuis worden opgenomen voor eerste opvang en screening. De daadwerkelijke behandeling is gecentraliseerd in de UMC’s van Leiden, Rotterdam, Utrecht en Groningen. Een positief geteste Ebola-patiënt in Limburg wordt naar het Erasmus MC in Rotterdam gebracht. Knelpunten en vragen inventariseren Om de zorg aan de patiënten met verdenking van Ebola vlekkeloos te laten verlopen, is het cruciaal dat alle partners in de acute zorgketen – GGD’s, ambulancediensten, ziekenhuizen, huisartsen en HAP’s – goed met elkaar samenwerken. Volker Hackert, Infectie-arts bij GGD ZL: “Ik heb daarom in het najaar van 2014 contact gelegd met Miranda Dirx, coördinator van het NAZL. Op de eerste plaats om zelf beter inzicht te krijgen in het regionale acute netwerk, maar voorts met het doel om de ketenpartners met elkaar in contact te brengen. Dat laatste heeft de GGD Zuid-Limburg samen met het NAZL opgepakt en dit heeft geresulteerd in een eerste overleg in november 2014. Tijdens deze zeer goed bezochte bijeenkomst hebben we ons vooral geconcentreerd op het elkaar leren kennen en het inventariseren van mogelijke knelpunten en specifieke vragen die leven bij de ketenpartners. Direct was al duidelijk dat elke ketenpartner al bezig was om zaken rondom Ebola te regelen. Het schortte echter nog aan afstemming en aansluiting van protocollen op elkaar. Uit het overleg is in elk geval duidelijk geworden dat de GGD fungeert als spin in het web. De GGD wordt als eerste geïnformeerd, waarna de GGD de partners in de regio en aangrenzende (eu)regio’s op de hoogte brengt.”
2014
Kennis en begrip Na de eerste bijeenkomst bleek er bij de partners behoefte aan een vervolgsessie. Hierin zijn oplossingen van knelpunten besproken en diverse scenario’s doorgenomen. In dit vervolgoverleg zijn tevens de door ketenpartners ondernomen acties besproken, bijvoorbeeld op het gebied van OTO. Sandra Erkens, arts-microbioloog en hoofd ziekenhuishygiëne en infectiepreventie, nam vanuit het MUMC deel aan de Ebola-bijeenkomst. Zij juicht het initiatief van de GGD en NAZL toe. “Echt samenwerken kan alleen als je elkaar kent, maar vooral als je elkaars werkprocessen en protocollen begrijpt. We denken vaak dat we samenwerken, maar dat valt dan in de praktijk nog best tegen. Het Ebola-overleg heeft in dit opzicht veel opgeleverd en dat gaat eigenlijk verder dan alleen Ebola, we kennen elkaar nu, daar kunnen we in de toekomst bij andere kwesties van profiteren.”
23
“We denken vaak dat we samenwerken, maar dat valt dan in de praktijk nog best tegen.”
Belboom en SWAT-team Sandra: “Omdat communicatie ten tijde van een crisis erg belangrijk is, is voorgesteld een belboom te maken. Wie belt wie, wanneer en op welk nummer. Zo voorkom je dat iedereen met iedereen gaat bellen en er verwarring ontstaat. Daarnaast is vanuit het MUMC het aanbod gedaan om te werken met een zogenaamd ‘SWAT-team’ dat opereert vanuit het MUMC en dat de perifere ziekenhuizen in geval van een melding ondersteunt. Een overkoepelend protocol zal er niet komen, omdat het niets toevoegt. Belangrijkste winstpunt voor mij: ketenpartners die nu beseffen: ‘we doen dit niet alleen’. Ketenpartners zijn bereid elkaar te ondersteunen.” Volker stemt in en voegt toe: “Het is bovendien prettig dat onze rollen nu beter zijn afgebakend en de verantwoordelijkheden helder zijn.”
Sandr
a Erke
ns
24 Jaarverslag NAZL
PCI-centra in Heerlen en Maastricht Goede regionale zorg op hoog niveau
In 2011 kreeg het Atrium MC van de Minister van Volksgezondheid de vergunning te starten met de PCI-behandeling (dotteren) van de kransslagaders, in samenwerking met het MUMC. Vanaf dat moment had Zuid-Limburg niet één, maar twee PCI-centra. “In een gebied van circa 600.000 inwoners is dat best veel,” constateert cardioloog prof. dr. Jan Hoorntje. “Om die reden is het dan ook absoluut noodzakelijk dat het Atrium MC en MUMC op dit gebied intensief samenwerken.”
“De nieuwe situatie vergt goede afstemming met de ambulance.”
Jan Hoorntje werd aangetrokken om de samenwerking vorm te geven. Zijn opdracht: optimalisering en uitbreiding van het dotterprogramma in Heerlen en Maastricht. Hij vertelt over zijn ervaringen en de resultaten die tot nu toe zijn geboekt. “De schaalgrootte vraagt om samenwerking. Niet veranderen was dus geen optie; Maastricht zou te klein zijn en om van Heerlen puur een productielocatie te maken, zou zonde zijn. Met andere woorden: we hebben ingezet op partnerschap in plaats van concurrentie. Dus weg met het kokerdenken en navelstaren, dat levert geen energie op.” Cultuurverschillen “De intentie vanaf het begin was om te komen tot goede regionale zorg op hoog niveau voor alle patiënten in ZuidLimburg. Dat klinkt misschien gemakkelijk, maar daarvoor moet heel wat werk verzet worden. Zo verschillen de culturen van beide ziekenhuizen nogal. Aan de andere kant heb ik gemerkt dat hier mensen werken die stuk voor stuk beseffen dat samenwerking en synergie noodzakelijk zijn om in beide centra de hoogkwalitatieve zorg te bieden. De afgelopen periode is hard gewerkt aan het afstemmen van procedures en protocollen, trainingen en optimalisaties van de katheterisatiekamer.” Goede voorbeeld “Tot aan de toestemming een PCI-centrum te starten, deed het team in Heerlen wel de diagnostiek en hartkatheterisatie, maar niet de dotterbehandeling. Er moest dus veel worden bijgeleerd. Dat wil overigens niet zeggen dat in Maastricht niets hoefde te veranderen. Zo heeft Maastricht bijvoorbeeld een andere organisatie van de katheterisatiekamer (in Maastricht vaatkamer genoemd) dan de rest van Nederland. Iedereen heeft zijn specialisatie, wat een belasting is voor dienstroosters en flexibiliteit belemmert. Beide centra moesten naar elkaar toegroeien. Dat kan alleen als er bereidheid is en de noodzaak ervan wordt ingezien. Het goede voorbeeld, en daarvoor heb ik groot respect en waardering, is gegeven door Leo Veenstra en Mustafa Ilan.
2014
Deze cardiologen van het MUMC zijn al enkele jaren betrokken bij dotterbehandelingen in het Atrium MC. Zij doen daar PCI’s en werken op de poli. De cardiologen van het Atrium en MUMC werken nu om en om in Heerlen of Maastricht. Uitgangspunt is dat de cardioloog de patiënt volgt. Een volgende stap zou kunnen zijn dat medewerkers van het kathlab een bepaalde periode vanuit Heerlen in Maastricht en vice versa gaan werken. Zo leren ze elkaars werkwijze door en door kennen en kunnen ze de patiënt waar dan ook altijd dezelfde hoogkwalitatieve zorg bieden.” Gelijkwaardig hoog niveau “Het dotterniveau is nu op beide locaties even hoog. We zijn inmiddels zo georganiseerd dat beide centra in staat zijn direct te handelen in geval van levensbedreigende situaties. Complexe ingrepen aan chronisch afgesloten bloedvaten, catheterkleppen of ritmebehandelingen worden geconcentreerd in het MUMC.” Dotteren gebeurt dus in beide instellingen, ritmebehandeling met ablaties en ICD’s alleen in het MUMC.” Zorginnovaties Jan Hoorntje constateert dat de nieuwe aanpak nog een voordeel heeft. “Academische cardiologische zorg en kennis wordt beter toegankelijk en nieuwe technieken en inzichten sneller beschikbaar voor meer patiënten in Zuid-Limburg. Er komt een steviger koppeling tussen wetenschap en zorg. Innovaties komen onder handbereik en ik denk dat het werk daardoor, niet alleen voor artsen, maar ook voor verpleegkundigen en laboranten alleen maar interessanter wordt.”
25
Ketenzorg “De nieuwe situatie vergt goede afstemming met de ambulance. Overdag worden in beide PCI-centra behandelingen uitgevoerd, buiten kantooruren worden patiënten naar een van beide centra gebracht. De dienstverlening, dus welk PCI-centrum en welke interventiecardioloog dienst hebben, is bekend bij de Meldkamer Ambulancedienst. Bij een melding van acute cardiale klachten, wordt automatisch de juiste locatie gekozen door de meldkamer. Vanuit de ambulance wordt het dienstdoende centrum gebeld, dat is efficiënter en sneller dan ECG’s versturen. Het zou mooi zijn als er straks één telefoonnummer is, dat komt de snelheid nog meer ten goede.” NAZL Het NAZL biedt een uitstekend platform waarop je allerlei zaken kunt regelen. De afgelopen periode heeft het samengaan van Heerlen en Maastricht vanzelfsprekend prominent op de agenda van de focusgroep gestaan. De focusgroep zorgt ervoor dat je regelmatig bij elkaar zit en dat bood ons de mogelijkheid om knelpunten te bespreken, werkafspraken te maken en protocollen af te stemmen. Ook hick-ups in de ketenzorg komen aan bod. We hebben nu een focusgroep AMI Zuid-Limburg, ik zou er graag nog een focusgroep aan toevoegen, namelijk voor acute ritmestoornissen.”
Jan tje orn
Ho
26 Jaarverslag NAZL
Indienen OTO-jaarplan voortaan fluitje van een cent Het in 2014 in Limburg ontwikkelde digitale format voor het indienen van een OTO-jaarplan mag met recht een ‘best practice’ genoemd worden. Het format is zeer gebruiksvriendelijk, transparant en levert in één moeite de financiële verantwoording naar NZA, het Ministerie van VWS, de regio én de boekhouding van de eigen organisatie.
Clarien Scho
eren
2014
Er waren twee redenen voor het nieuwe format. Concrete aanleiding was dat OTO-gelden sinds 1 januari 2014 voortaan als subsidie bij de Nederlandse Zorgautoriteit aangevraagd moeten worden. Reden is dat het Ministerie van VWS meer inzicht wil in waar de gelden naar toe gaan en wat er mee gedaan wordt. Bovendien werd het oude format door velen als onhandig ervaren. Clarien Schoeren, OTO-coördinator Limburg, stond aan de wieg van het nieuwe format. “Het moest vooral eenvoudig zijn,” geeft zij aan. “Snel en vlot, met zo min mogelijk werk voor de indieners en ‘accountant proof’.” Professionaliseringsslag Het nieuwe format werkt uitstekend in de praktijk. In het najaar van 2014 is het voor het eerst ingezet. Alle gebruikers hebben van Clarien een e-mail ontvangen met inloggegevens. Het invullen is nu een fluitje van een cent. Clarien: “Het is een kwestie van aanvinken: gaat het om een bestuurlijk, tactisch of operationeel project? Wordt het aangewend voor opleiding, training, oefenen of planvorming? Hoeveel geld wordt aangevraagd c.q. toegekend en hoeveel is al gebruikt? Gezien de reacties uit het werkveld denk ik dat we in onze opzet geslaagd zijn en een mooie professionaliseringsslag hebben weten te realiseren.”
wat is aangevraagd en wat al is gebruikt. Het systeem biedt bovendien allerlei mogelijkheden om te selecteren, bijvoorbeeld op projecten of coördinatoren. Wij gebruiken tot nu toe alleen maar het tabblad projecten, maar ik kan me best voorstellen dat we dit in de toekomst zullen uitbreiden als dat voor ons nuttig blijkt.” Landelijke presentatie Het digitale format is gepresenteerd tijdens een landelijke platformbijeenkomst en daar was men onder de indruk. Clarien: “Van uren handmatig invullen, is het nu een kwestie van elke organisatie die digitaal de gegevens aanlevert. Makkelijker kan het bijna niet. Naast gebruikersgemak voor de indieners, kan het Ministerie van VWS nu het gewenste inzicht in waar de gelden naar toe gaan en wat ermee is gebeurd krijgen. De Nederlandse Zorgautoriteit zal kunnen toetsen op de criteria in het convenant en als regio zien we welke projecten lopen, wat de (financiële) stand van zaken is en wat de resultaten zijn. Er zijn al een aantal regio’s die het format hebben overgenomen en andere regio’s zijn aan het proefdraaien met een testversie. Ook zal er door een landelijke werkgroep bekeken worden of dit format zal worden gekoppeld aan de landelijke OTO-projector. Dit is het landelijke verantwoordingsinstrument waar alle OTOcoördinatoren handmatig alle projecten uit alle jaarplannen uit alle regio’s moeten invoeren. Dit is dan niet meer nodig. Het Limburgse format is dusdanig gebouwd dat het zo kan worden gekoppeld aan het landelijke.
ny Dan erge ten B
Verademing Danny ten Berge, regionaal opleidingscoördinator GGD ZL, bevestigt dit. Zij is blij met het nieuwe format. “Ik werk nog niet zo lang bij de GGD ZL en heb de aanvraag om die reden maar één keer op de oude manier hoeven doen. Dat heb ik als zeer omslachtig ervaren. Je moest een waslijst aan gegevens en plannen verzamelen en opsturen per e-mail. De nieuwe manier van werken is dan ook een verademing. Alle gegevens zijn eenvoudig in te voeren en controleren. Met een druk op de knop zijn ze opgestuurd. Het is bovendien ideaal dat je heel gemakkelijk dingen kunt nazoeken. Een projectnummer nodig? Je logt even in de portal in, en alle gegevens zijn voorhanden. Ik heb nu altijd het overzicht over
27
28 Jaarverslag NAZL
OTO-Kennisplatforms Stip op de horizon komt dichterbij
Mensen die elkaar ontmoeten en elkaar leren kennen op hun vakgebied door middel van een gericht OTO-programma in de eigen regio. “Als de mensen elkaar als mens én als vakgenoot kennen, weten ze elkaar te vinden en kunnen ze beter samenwerken in geval van een crisis. Iedereen werkt en handelt dan immers volgens de afgesproken regels waarin ze gezamenlijk zijn opgeleid, getraind en hebben geoefend. Naar deze ‘stip op de horizon’ werkt OTO-Limburg langzaam maar zeker toe,” aldus Clarien Schoeren, OTO-coördinator Limburg.
immers óók. Dan komt het aan op de kracht van de keten. Om de keten te versterken, zijn gezamenlijke OTO-trajecten nodig. Vanaf 2013 hebben we diverse opleidingen naar Limburg gehaald waaraan deelnemers uit verschillende organisaties kunnen deelnemen. Zo ontstaat uniformiteit in de opleiding van de deelnemers, waardoor ook uniformiteit in handelwijzen ten tijde van een calamiteit zal ontstaan. Bijkomend voordeel is dat de gegevens van alle sleutelfunctionarissen bekend zijn en professionals van verschillende organisaties elkaar ten tijde van een crisis kunnen ondersteunen, mocht dat nodig zijn.”
Monique Peters en eli
Petra Surm
“Sinds 2008 stelt het Ministerie van VWS de OTO-stimuleringsgelden ter beschikking. Met dit geld kunnen organisaties in de zorgketen zich voorbereiden op een crisis of ramp. De afgelopen 7 jaar heeft een grote professionaliseringsslag plaatsgevonden, stelt Clarien Schoeren, vast. “Er is een stevige bewustwording op gang gebracht, er zijn kwaliteitsprofielen opgesteld. Via zelf-evaluatie instrumenten en intercollegiale visitaties wordt de stand van zaken gemeten. Er is dus al veel bereikt, maar het is nu wel tijd voor de volgende stap.
Regionaal evacuatieplan Petra Surmeli, teamleider verzorging van zorginstelling Zusters onder de Bogen (ZOB) in Maastricht volgde via OTO de HBO+ opleiding Crisiscoördinator en Crisismanager zorginstellingen en neemt deel aan het OTO-Kennisplatform Zorg- en Verpleeghuizen Zuid-Limburg. Ze noemt beide bijzonder waardevol. “Die waarde gaat veel verder dan de kennis die ik tijdens de opleiding heb opgedaan. Onze organisatie is klein, mocht er iets ernstigs gebeuren, dan is het goed te weten dat er collega’s zijn bij andere instellingen waarop wij kunnen terugvallen. Het kennisplatform komt regelmatig bij elkaar. Er is meestal een spreker of een bezoek aan een van de zorginstellingen. Zo’n kijkje in de keuken bij een ander is erg leerzaam, kennis wordt actief en open gedeeld. Daarnaast pakken we concrete zaken bij de kop. Zo werken we nu bijvoorbeeld aan een regionaal evacuatieplan. Een belangrijk project dat erop is gericht dat, in geval van een grote ontruiming van een zorginstelling in de regio, de bewoners op een verantwoorde wijze kunnen worden opgevangen en verzorgd.”
Over de grenzen heen kijken “Wat we zien is dat zorgorganisaties actief met OTO bezig zijn, maar dat ze dat vooral in de eigen organisatie doen. Terwijl we nu juist willen dat ze over de grenzen van de organisatie heen kijken, dat moet in het geval van crisis
Echte oefencrisis Monique Peters is assistente P&O bij ZOB. Zij volgde in 2014 de basiscursus Loggers & Plotters. “Nuttig en informatief,” vindt Monique. “De cursus zat goed in elkaar, met interessante cases. Heel toevallig hadden we vlak daarna een
2014
kleine crisis in ons verzorgingshuis met 28 zusters die ziek werden. Hier kon ik het geleerde direct in de praktijk brengen. Achteraf een heel nuttige exercitie, waar we ontzettend veel van hebben geleerd. Petra en ik waren de enige twee die precies wisten wat nodig was. Petra: “Dit heeft vooral ook het bewustzijn in de organisatie gebracht hoe belangrijk het is om een goed functionerend crisisteam te hebben, een plan, goede communicatie en een continuïteitsplan. Een trainingsdag voor onze leidinggevenden heeft dit bewustzijn nog verder versterkt. Bij ZOB zijn we nu bezig het crisis/ continuiteitsplan aan te scherpen.”
liteitsslag te kunnen maken. Het is belangrijk de verbinding te leggen tussen de kolommen. Door samen te oefenen, ook euregionaal, kunnen we dat voor elkaar krijgen. Het OTOKennisplatform ondersteunt daarin.” Eyeopener Joeri Gilissen, SEH-verpleegkundige in het Orbis MC in Sittard-Geleen neemt deel aan het OTO-Kennisplatform CBRN. “In 2014 is de regionale leidraad ‘Opvang chemisch besmette patiënten op de SEH’ gepresenteerd en dat heeft er toe geleid dat alle SEH’s met elkaar aan tafel kwamen om hierover te praten en van elkaar te leren. We komen sindsdien vier keer per jaar bij elkaar. Elke bijeenkomst biedt een combinatie van theorie en praktijk. Laatst hadden we een praktijkoefening van decontaminatie van een besmette patiënt. Dat was voor mij echt een eyeopener, waar ik veel praktische tips heb opgestoken. Het belangrijkste wat ik hier heb geleerd is hoe belangrijk communicatie met de patiënt is. In zo’n oefening merk je ook pas echt wat het met jezelf doet. Bovendien werd de rol van de coördinator decontaminatie veel duidelijker. Het OTO-Kennisplatform heeft bovendien geleid tot de conclusie dat de materialen op de SEH in geval van een CRBN-incident ontoereikend waren. Dat is nu opgelost. Resultaat van het kennisplatform bij ons is bovendien dat wij de instructie van collega’s naar voren hebben gehaald, zodat we eerder en beter zijn voorbereid op een eventueel CBRN-incident. De GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen) is toegevoegd aan de daglijst zodat deze in geval van een incident direct gecontacteerd kan worden. Tot slot wordt meer gebruik gemaakt van de maandelijkse SEH-nieuwsbrief om CBRN beter op de agenda te plaatsen.” Kenniscentrum “De OTO-Kennisplatforms zijn de toekomst,” meent Clarien Schoeren. “Zo ontstaat een dynamiek die ons in staat stelt om ook na de OTO-gelden door te gaan met de voorbereiding op rampen en crisis. Om een regionale ondersteu-
ning en coördinatie in stand te houden, wordt het LMDCC (Limburgs Medical Disaster Competence Center) doorontwikkeld tot een kenniscentrum waar kennis en ervaringen bijeen verzameld en verspreid wordt en waar administratieve en organisatorische ondersteuning aan de platforms wordt verleend.”
Joer
i Gili
ssen
Martin
Als collectief sta je sterker Martin Deeder, crisiscoördinator binnen het Atrium MC volgde de HBO+ opleiding Crisiscoördinator. “Groot voordeel is dat ik mijn collega’s in de andere Limburgse ziekenhuizen nu ken. Als collectief sta je sterker, bovendien hoeft nu niet iedereen het wiel zelf uit te vinden en kunnen we naast kennis ook de werkdruk delen.” Martin noemt als voorbeeld een OTO-oefening die in een Limburgs ziekenhuis werd gehouden, maar die door andere ziekenhuizen wordt overgenomen. “Hetzelfde geldt voor beleidsmatige stukken zoals een integraal crisisplan. De basis is bij iedereen hetzelfde, de ‘couleur locale’ kan iedereen er zelf aan toevoegen. In het OTO-Kennisplatform komt dit uitgebreid aan bod.” Martin is senior ETS-instructor en is van mening dat het OTO-Kennisplatform zorgt voor meer professionaliteit. “ETS staat voor Emergo Train System en is een interactief simulatiesysteem. Het wordt gebruikt voor educatie, training en simulatie van incidenten en rampen. Het laat realtime zien wat er gebeurt en wat bepaalde beslissingen voor gevolgen hebben. Het wordt al enige tijd gebruikt, maar het was als het ware een ‘hobby’, omdat er geen kwaliteitseisen aan verbonden waren. Landelijk is er een OTO-Kennisplatform dat nu kwaliteitseisen aan ETS verbindt waardoor het niveau omhoog gaat. Ook in de regio komen we bij elkaar met als doel de professionaliteit te verbeteren, andere profilering en betere positionering, om zodoende een kwa-
29
r
Deede
30 Jaarverslag NAZL
2014
31
Het team Links van boven naar onder Baukje Hemmes onderzoeker Clarien Schoeren OTO-coördinator Limburg Maria Kerckhoffs stafadviseur NAZL Ruth Jongen management assistente NAZL Rechts van boven naar onder Rachelle Hendriks jr. datamanager traumaregistratie Peter Brink medisch hoofd NAZL Karin Habets sr. datamanager traumaregistratie Miranda Dirx coördinator NAZL
Colofon Redactie NAZL Tekst Mach3 Communicatie Ontwerp Ontwerpbureau B2B Druk Schrijen Lippertz
www.nazl.nl