Naslagwerk Workshop (Studio)fotografie. Geschreven door Glamour en Fetisj Fotoloog Ben Kruijt.
Fotostudio Westland Leeuwerikstraat 13 2675XZ Honselersdijk 0174-610.939
[email protected]
Voor wie is deze Workshop Studiofotografie bedoeld? Voor iedereen die beter wil leren fotograferen..
Inhoud
Techniek tot nu toe
02
ISO lichtgevoeligheid
02
Diafragma
03
Sluitertijd
05
lichtmeter
06
Compositie
07
Kleuren in je compositie
09
Contrasten
10
Werken met een model
11
Houding/Positie
12
De Fotomake-up
12
Studiofotografie
13
Glamour / Fashion fotografie
13
Camera-instellingen in de fotostudio
14
De LED lamp
14
Hard en zacht licht (Contrasten)
15
Buitenfotografie
16
Reflectieschermen
17
Elektronenflitser
18
Geavanceerde instellingen
19
Combinatie Flitslicht en schermen
21
Nabewerking op de computer
22
Verscherpen
23
Witbalans
24
Woordenlijst
25
Het schema van reflectors en softboxen
26
2
Techniek van Toen tot Nu. Toen de beroemde Italiaanse schilder, architect en uitvinder Leonardo da Vinci (1452-1519) eens op een broeiende hete dag in zijn werkkamer zat, waarvan de houten luiken wegens de hitte gesloten waren, zag hij tot zijn niet geringe verbazing op de wand ertegenover een natuurgetrouwde afbeelding van het huis en de winkel aan de overkant van de straat. Alles wat op de straat in werkelijkheid links stond, was op de muur rechts afgebeeld terwijl het rechtergedeelte links zichtbaar was. Bovendien stond alles ondersteboven. Leonardo probeerde de oorzaak van dit verschijnsel te vinden en ontdekte in één van de luiken een klein rond gaatje, waardoor lichtstralen in de kamer binnendrongen en de afbeelding op de muur "toverden' Dit was het geboorteuur van onze camera!
Leonardo da Vinci noemde zijn ontdekking 'camera obscura' d.w.z. donkere kamer. Hiervan is ook het wordt camera afgeleid. (citaat: Gertlindner) ISO lichtgevoeligheid. Eigenlijk is er de afgelopen 100 jaar niet veel veranderd. We hebben nog steeds een lichtgevoelig element en twee hulpmiddelen om het licht te doseren. Ik bedoel hiermee het diafragma en de sluitertijd. Wanneer ik uitleg hoe een fototoestel werkt, vergelijk ik nog altijd een fototoestel met een schoenendoos. De allereerste fotocamera's hadden daar ook wel iets van weg. Aan de achterkant was een mechaniek, meestal van hout. Hierin kon een lichtgevoelige glazen plaat worden ingeschoven. Hoe lichtgevoelig deze glazenplaat was, werd bepaald door de grootte van de moleculen die met een chemische reactie zijn aangebracht op het glas. De mate van lichtgevoeligheid, met de daaraan gekoppelde structuur van de moleculen, noemen wij vandaag nog steeds ISO waarden. De ISO waarden variëren tussen ISO 25 tot 25600. De structuur van ISO 25 is heel fijn en gedetailleerd. Het nadeel is dat je om te kunnen werken met ISO 25 vaak onvoldoende licht zou hebben. Om over een geslaagde foto te kunnen spreken, zou er altijd één punt in de foto goed belicht moeten zijn. Om het licht te kunnen doseren hebben wij een Diafragma en een Sluiter. - 25 - 50 - 100 - 200 - 400 - 800 - 1600 - 3200 - 6400 - 12800 – 25600 Deze getallen zijn de ISO waarden, iedere stap hoger maakt de helft meer gevoeliger.
3
Diafragma. Het Diafragma is tegenwoordig eigenlijk altijd een ring van metalen plaatjes. Deze plaatjes, die over elkaar kunnen schuiven, veranderen de diameter van de opening in de lens. De grootte van het gaatje wordt aangegeven door het F-getal. Hoe kleiner dat getal hoe groter de opening. Bij F2,8 kan meer licht door de lens in de zelfde tijd, dan bij F22.
- 1 - 1.4 - 2 - 2.8 - 4 - 5.6 - 8 - 11 - 16 - 22 - 32 Deze getallen zijn de diafragmastops, iedere stap hoger laat de helft minder licht door. De getallen lijken willekeurig gekozen, maar zijn het gevolg van een vierkantswortel, waarmee de diameter is berekend S = i x r2 .
Door het veranderen van de lensopening (diafragma) beïnvloeden we de scherptediepte van de opnamen. Onder de juiste lichtomstandigheden zou je als fotograaf zelf kunnen bepalen of een achtergrond van een foto wel of niet scherp zou moeten worden afgebeeld. In sommige gevallen zou het prettig zijn wanneer de achtergrond wazig is en niet zal afleiden wanneer alle aandacht naar ons onderwerp moet gaan. Maken we een foto van een heel landschap dan zou juist de wens kunnen zijn om zowel de voorgrond als achtergrond scherp weer te geven. Een diafragma is dus een heel leuk instrument waarmee je als fotograaf de sfeer in de foto mee kan bepalen. Toch is het niet zo gemakkelijk. De grootste verschillen kan je waarnemen bij lenzen met een diafragma opening groter dan F2,8 maar ook speelt de afbeeldingmaatstaf een grote rol. De afbeeldingmaatstaf laat zich het gemakkelijkste uitleggen wanneer je in gedachten neemt dat je als fotograaf een vaste afstand heb tot je model. Naarmate je meer of minder in of uit zou zoemen met een lens 18mm tot 200mm veranderd de grote van de persoon die je aan het fotograferen ben. Dit zelfde gebeurd ook wanneer je naar die persoon toe zou lopen of juist daar vanaf. De afbeeldingmaatstaf en het gekozen diafragma maken samen de scherpte diepte. Ik zelf fotografeer nu meer dan 30 jaar en met scherptediepte kan ik lezen en schijven. Toch is het meer een gevoelskwestie dan exacte wetenschap.
4
In de afbeelding hieronder is te zien hoe bij de zelfde afbeeldingmaatstaf (afstand) het diafragma de scherptediepte beïnvloed. Wat deze tekening weergeeft is dat de voorgrond korter is dan de achtergrond. Door het kiezen van je scherpstel punt (in dit voorbeeld de Dame met de hoed) zal met het gekozen diafragma zowel voor als achter het optische scherptepunt een gedeelte scherp worden weergegeven in de foto.
Het is niet aan te raden om vaak op de horizon scherp te stellen, maar ook niet altijd op het dicht bijzijnde onderwerp. Het scherpstel punt zou dat punt moeten zijn welke bijdraagt aan de scherpte van de totale opnamen. Mocht je snel moeten handelen dan kan je altijd scherpstellen op de ogen van jou onderwerp. Landschap programmastanden, in een moderne consumenten fotocamera gaan er van uit dat jij scherpstelt op het onderwerp wat het dichts bij de camera is. De volautomatische camera zal dan niet alleen een diafragma kiezen maar ook voordat de opnamen wordt gemaakt het scherpstel punt naar achteren verplaatsen. Hierdoor zal er een groter bereik ontstaat van scherptediepte.
5
Sluitertijd. De sluitertijd is een mechanische of door de elektronica begrensde tijdwaarde. De meeste professionele fotocamera's zijn in te stellen van 30 sec tot wel 1/8000 van een seconde. Technische is een sluiter opgebouwd uit twee gordijnen. De opening tussen die twee gordijnen kan breder of smaller zijn maar de snelheid van de mechanische beweging blijft gelijk. Alleen tijdens de flitssynchroon tijden zijn beide gordijnen open en zal flitslicht op het complete filmoppervlak (CCD) vallen. - 8s - 4s - 2s - 1 - 1/2 - 1/4 - 1/8 - 1/15 - 1/30 - 1/60 - 1/125 - 1/250 - 1/500 - 1/1000 Deze getallen zijn de sluitertijden, iedere stap hoger laat de helft minder licht door. Door het kiezen van een juiste sluitertijd kan bewegingsonscherpte worden voorkomen. De scherpste foto's maak je natuurlijk van stilstaande objecten met een fotocamera die op een stevig statief staat. In alle andere gevallen beperken we de onscherpte tot een acceptabel geheel waardoor deze niet opvalt. Ook bij het fotograferen van bewegende onderwerpen is de afbeeldingmaatstaf van belang tijdens het kiezen van een sluitertijd. Maar eerst even dit. Maak onderscheid tussen beweging onscherpte veroorzaakt door het bewegen van de fotocamera en het bewegen van je model of onderwerp. Je fotocamera hou je goed en stevig vast. In de regel is met een gewone lens zonder VR hulpmiddelen de gekozen brandpunt ook de langzaamste sluitertijd. Dit zal inhouden dat wanneer je fotografeert met een 200mm lens, de langzaamste sluitertijd niet langzamer kan zijn dan 1/200 sec. Zou je toch langzamer willen dan zal je de fotocamera moeten gaan ondersteunen. Bewegende onderwerpen zouden korter belicht moeten worden dan een stilstaand gebouw. In macrofotografie zie je vaak dat de meest ideale sluitertijd niet haalbaar is om de vleugels van een insect scherp te kunnen fotograferen terwijl de bladen van een helikopters stil lijken te staan tijdens het vliegen. De keuze van de sluitertijd blijft dan ook weer de truck van de fotograaf. Natuurlijk bestaan er wel tabellen met de snelheid dat iemand beweegt en de richting ten opzichten van de fotocamera. Ik ben meer voorstander om een proeffoto te maken deze goed in te zoemen en op scherpte te beoordelen. Tip: Wanneer je de snelste haalbare sluitertijd wil kiezen, neem dan de A stand (diafragma voorkeuze) van je fotocamera. Stel het grootste diafragma in die nog voldoende scherptediepte zou geven. Bv. ISO200 F4 je fotocamera kiest dan de sluitertijd die bij deze combinatie past. Bij zonlicht zou dat dan tussen de 1/1000 en 1/2000sec zijn. Wil je juist de meeste scherptediepte in een foto, neem dan de S stand (sluitertijd voorkeuze) en kies de sluitertijd dat je nog vanuit de losse hand kan fotograferen en je onderwerp niet bewogen is. bv. ISO 200 1/60sec je fotocamera kiest dan het diafragma bij deze combinatie past. Bij zonlicht zal dat dan tussen de F16 en F22 zijn. Nieuwe technieken zo als Nikon VR lenzen kunnen vanuit de losse hand tot 1/30sec presteren. Weet wel dat bij deze lange sluitertijden bladeren aan bomen al bewegingsonscherpte vertonen. Het is leuk dat het kan tegenwoordig maar lang niet bruikbaar voor veel toepassingen.
6
Lichtmeter. In iedere fotocamera zit een lichtmeter die het reflecterende licht meet. Om een meeting te kunnen doen zou eigenlijk de fotocamera moeten weten wat hij aan het meten is. Zolang hij dat niet weet zal hij er van uitgaan dat alles wat je meet 80% grijs is. Een lichtmeter die reflecterend licht meet zal dan ook altijd moeite hebben met metingen in de sneeuw of daar waar veel zwart voorkomt. Soms kan je handmatig aangeven dat je foto's in de sneeuw aan het maken ben. Als beroepsfotograaf maak ik een belichting correctie van + 1 of +2 stops wanneer ik gebruik blijf maken van de ingebouwde lichtmeter in de sneeuw. Veel nauwkeuriger zal het zijn wanneer ik met een losse lichtmeter het opvallende licht zou gaan meten. In de fotostudio gebruiken we dit soort lichtmeters continu. Het opvallende licht is namelijk het echte getal wat we zoeken en is niet afhankelijk van de kleur van de achtergrond of object. Een belichting wordt opgebouwd uit de ISO waarde Diafragma en Sluitertijd. Vooraf kiezen we meestal een ISO waarde. Deze waarde zal hoger moeten zijn naarmate er minder licht tot onze beschikking is. De sluitertijd en het diafragma staan met elkaar in verhouding. 1/60 x F16
= 1/500 x F5,6
Het is aan de fotograaf, om per opname te bepalen welke sfeer een foto moet hebben. In een Programma of automatische stand zal een fotocamera een combinatie kiezen die het best past bij de situatie. De lichtmeter werkt tegenwoordig samen met de autofocus en kan de camerasoftware bepalen hoe groot ons object is of het beweegt en op welke afstand het staat, zo bepaald de software of we actiefoto's aan het maken zijn, landschapsfoto of een portretfoto. De software zou zelf een combinatie kiezen van sluitertijd en diafragma, die het beste zou zijn voor deze situatie.
In de fotostudio heb je aan een interne lichtmeter niet veel. Een goed werkende losse lichtmeter is onmisbaar in de fotostudio. Het meten doen wij in de richting van de lichtbron. Zo kunnen we elke lamp afzonderlijk meten en afregelen. De sluitertijd is altijd de snelste flitssynchroon tijd meestel 1/125sec. De lichtmeter geeft het F diafragma getal aan. Deze moet je overnemen in de fotocamera om een juiste belichting te verkrijgen. Ps. vergeet niet zowel in de fotocamera als in de losse lichtmeter het zelfde ISO getal in te voeren.
7
Compositie De compositie bepaalt of het prettig is om naar het onderwerp te kijken. De stijl van fotograferen is persoonsgebonden. Toch zijn er eenvoudige regels die je kunnen helpen te werken naar een mooie compositie. Een geslaagde foto is voor mij een foto die ik het waard vind om uit te vergroten. Smaken verschillen en dat is maar goed ook. Zeg daarom nooit vooraf aan de hand van deze regels dat een foto niet goed zou zijn, maar beoordeel elke foto op zichzelf.
1. Geef een model de ruimte om te kunnen kijken. Kies je compositie zodanig dat het model ruimte heeft om te kijken. De hoeveelheid ruimte word bepaald door de impressie. Een dramatische gezichtsuitdrukking heeft vaak genoeg aan een korte blik, maar een tovenaar die met zijn handen een betoverende spreuk uitspreekt, zal veel meer ruimte nodig hebben om tot zijn recht te komen.
2. Geef een voorwerp dat beweegt, de ruimte om te bewegen. Je kan een foto invliegen of uitvliegen. Onze eerste voorkeur is dat het punt wat de aandacht trekt het middelpunt van de foto niet is gepasseerd. Wanneer we anders besluiten moet er een goede reden voor zijn. In foto twee is dat de rook achter het vliegtuig wat de tekortkoming aardig compenseert.
8
3. Plaats het onderwerp niet in het midden maar 1/3 – 1/3. In veel fotocamera’s kun je tegenwoordig hulplijnen aanschakelen. Vroeger moest je daarvoor eerst een glazenplaatje monteren. De hulplijnen twee horizontaal en twee verticaal zitten 1/3 van onder en boven en 1/3 van links en rechts. Door het voorwerp niet in het midden te plaatsen maar op de kruising van twee hulplijnen krijg je een sterkere foto. We hebben dus vier punten waarin we ons onderwerp kunnen plaatsen. De keuze van positie wordt bepaald door de kijkrichting of bewegingsrichting, van ons onderwerp. Veel natuurfotografen houden de horizon 1/3 van onder of juist 1/3 van boven.
4. Houdt de horizon horizontaal, verticale lijnen hebben voorrang! Dit is een lastig onderwerp. Wanneer je op het strand foto’s maakt, begrijp je dat de horizon recht moet lopen. In een stad waar alleen gebouwen te zien zijn moeten we ons concentreren op de verticale lijnen. Zo zorgen we er voor dat huizen niet omvallen en lantarenpalen rechtop staan. Ook achteraf zouden we met software de foto’s iets kunnen draaien. Wanneer je hiermee gaat spelen, zul je bemerken dat je nog vele malen meer kan doen. Je kunt zelfs met software perspectiefcorrecties maken, ideaal voor architectuur en landschapsfotografie.
9
Kleuren in je compositie. Over kleuren zijn heel veel boeken geschreven. De meeste auteurs leggen uit dat kleuren in verschillende verhoudingen aanwezig moeten zijn. Bij zwart-witfotografie zijn de kleuren vervangen door grijswaarden. Maar ook hier zouden kleuren contrasten geven in de foto.
Een kleurenwiel kan je helpen om kleuren bij elkaar te zoeken die elkaar goed verdragen. Geel – Rood – Blauw, zouden volgens dit voorbeeld bij elkaar passen. Telkens als je de driehoek draait krijg je andere combinaties. Wanneer we ons bij de kleuren Rood, Blauw en Geel houden, komt er nog een belangrijk punt kijken. De verhouding van de kleuren. Je zou een groter Geel vlak moeten hebben, dan Rood en een nog kleiner vlak Blauw.
Met fotograferen zien wij vaak achteraf pas dat een foto opvalt vanwege de aanwezige kleuren. Toch kun je deze kennis gebruiken wanneer je een model kledingadvies geef of dat je met attributen werkt. Wil je hier eens mee experimenteren maak dan eens een foto van een huis waar je over een balkon verschillende fel gekleurde handdoeken hangt. Later zul je zien dat maar enkele foto’s jouw voorkeur zouden hebben. Waarschuwing! Als het niet nodig is, gebruik dan geen verkeersborden of auto’s om kleur in je foto’s te brengen, meestal is dit heel storend.
10
Contrasten. Een foto is niet zoals de wereld om ons heen een 3D omgeving. Op een foto is alles plat. Het verschil van iets wat dichtbij is of veraf, is vaak de grootte. Onze hersenen zijn in staat om een logisch gevolg te trekken en ons het idee geven dat we ook in een foto kunnen inschatten hoe groot of hoe ver iets is afgebeeld. In werkelijkheid hoeft dat lang niet altijd zo te zijn. Het probleem is dus dat een foto net als een televisie of bioscoopscherm een 2D weergave is. Natuurlijk is er een techniek om 3D beelden te maken, ook met fotografie. Hierover ga ik het nu niet hebben. Ik wil aangeven dat je contrasten in een foto nodig hebt om diepte weer te geven. Wanneer je er niet in slaagt, noem ik dat een platte foto. Platte foto’s vind ik persoonlijk niet leuk om naar te kijken. In de fotostudio bereiken we meer contrast, door bij een model niet twee kanten evenveel te belichten. De fotograaf kan in een studio kiezen uit vele hulpmiddelen om te spelen met licht. Wanneer je er in slaagt om op de goede punten contrasten aan te brengen, krijg je een foto met veel dynamiek. Buiten werkt op een zonnige dag de zon als harde lichtbron. Alles zou een schaduw krijgen en zeker bij landschapsfotografie kun je de mooiste foto’s maken. Echter op een grijze bewolkte dag, waar je bijna geen contrasten hebt vanwege het zachte licht, schiet je platte foto’s. Waar je veel van kan leren is om eens naar wat “oude” schilderijen te kijken. Schilders leerden vroeger al om met licht en donker te spelen in de schilderijen. Als fotograaf moet je oog hebben voor contrasten. Bij het kiezen van de compositie zou ook een patroon moeten zijn van donker en lichte delen in de foto.
Met flitsen is er altijd een gevaar dat je een model helemaal plat-flitst. Bij het kleine meisje is te zien hoe je bij een zonnige dag met flitslicht het beeld kunt beïnvloeden. Wel mooi, MAAR de boom staat ruim 5 meter achter het meisje. Door het ontbreken van contrast is het nu net, dat de takken van de boom haar kunnen raken. Bij de Dame in het zwart is gewerkt met een reflector scherm. De Hinderlijke schaduw is gedeeltelijk opgelicht, met als gevolg een foto waar voldoende contrast in is achtergebleven.
11
Werken met een model. Werken met een model vergt in het begin wat moeite. Veel modellen zijn onzeker, net zo als jij misschien. Wat een model graag willen horen, is dat JIJ gaat vertellen hoe ze moet gaan staan. Ik kan mij goed voorstellen, dat je als fotograaf in het begin daar best moeite mee kan hebben. Zoals met veel dingen, moet je het een aantal keer gedaan hebben om je zeker te voelen. Een workshop als deze gaat daar zeker in bijdragen. Bij mij komen 3x in de week mensen waarvan ik foto's maak. Veel mensen komen, omdat ze enkele leuke foto's willen hebben om aan familie te kunnen laten zien. Andere zijn echt weken aan het diëten, zijn naar de kapper geweest en hebben nieuwe kleren gekocht. Die laatste groep heeft er dan ook "alles" voor over en voor hen mag een fotoshoot uren duren. Als fotograaf kan je dan ook letterlijk alles uit de kast halen en laten zien waar je technisch toe in staat ben. Voordat je met fotograferen kan gaan beginnen, zou je eerst een leuke ontspannen sfeer moeten creëren. Ik begin meestal bij de buitendeur, wanneer mensen binnen komen met de vraag of ze nog een lekkere muziekCD in de auto hebben. Vervolgens als de muziek zachtjes speelt koffie of thee. Zo heb ik ook de tijd om langzaam een gesprek op gang te brengen en antwoord te krijgen op mijn vragen. Als de koffie op is vraag ik aan de meegekomen partner of die een tweede bak koffie wil maken en ga ik beginnen met het aanpassen van de make-up. Vervolgens moet het model zich nog omkleden. Je hoort al een fotoshoot duurt bij mij altijd langer dan één uur. Natuurlijk zie ik ook nog wel eens mensen schikken op het moment dat ik de eerste foto schiet. Binnen 1 min heb ik altijd wel een foto geschoten die het model aanspreekt en laat ik dan altijd even wat langer op de monitor staan. Vanaf dat moment, is er een vertrouwensband en kan het echte fotograferen beginnen. Als tip kan ik alleen zeggen: blijf praten met je model en wees ook eerlijk. Leg uit waarom je lampen verplaatst en waarom je telkens opnieuw het licht moet meten. Ook als je even wat langer zoekende ben, naar de juiste opstelling van het licht. Je respecteert elkaar, ook wanneer een model moeite heeft met bepaalde houdingen of jij mogelijk met je apparatuur.
12
De Houding/Poses Ik zet een model nooit neer in een bepaalde houding. Ik kijk wat een model vanuit zich zelf gaat doen. Vervolgens pas ik de positie van de armen of benen iets aan en vraag ik aan het model om naar een bepaalde kant te kijken. Een andere methode wil ik toch ook benadrukken. Veel beginnende fotografen gaan bijvoorbeeld naar mijn website en zoeken dan een foto waarvan zij de houding leuk vinden. Vervolgens vragen ze dan aan het model, om net zo te gaan zitten. Meestal kom je er dan achter, dat jou model dat niet kan. Ieder mens heeft zo zijn eigen lichaamsbouw en is daardoor niet altijd in staat om "iets" na te doen. Het is dan ook naar mijn mening, niet een goede manier, maar toch wordt het door tientallen fotografen gedaan.
De Make-up. Veel fotografen schenken aan de make-up totaal geen aandacht. Vanaf de eerste dag dat ik portretfoto's ben gaan maken, heb ik altijd mijn modellen gepoederd. Wanneer het nu ging om een bruidegom of een oude man, waar heel zijn leven in zijn gezicht getekend is. Ik werk altijd met een niet glimmend model. In de handel zijn hele mooie poeders die nagenoeg geen kleur aanbrengen op de huid. Wanneer je dit aanbrengt kijk je zelf iets tegen het licht in en je zal zien dat bv een voorhoofd altijd glimt. Tijdens het werken met flitslicht zou dit altijd van die vervelende hotspots (glimmende witte plekken) geven in de foto. Natuurlijk ga ik bij het maken van de Glamour en Fetisj foto's veel verder. Een mooie make-up is de basis van een geslaagde foto. Vooraf vraag ik of modellen bv. verzorgende crème hebben opgedaan. Dit haal ik dan eerst weg. Ik werk zo droog mogelijk. Veel make-up die verzorgende delen bevatten, houden de huid soepel maar glimmen daardoor meer. Oogschaduw heb je in hele mooie glinsterende tinten. De positie ten opzichte van het licht bepaalt dan de kleur. Vaak is het percentage geslaagde foto's hoger, wanneer we kiezen voor matte oogschaduw. Het enige wat bij mij mag glimmem zijn de lippen. Met wat lipgloss is dit eenvoudig te realiseren.
Werk van visagist Arnold
13
Studiofotografie In de studio heb je niet zoals buiten omgevingslicht dat de donkere partijen oplicht maar kunnen we alles zelf controleren en beïnvloeden. In de studio gebruiken we naast onze flitskoppen ook materialen die een deel van het licht weerkaatsen. Bijvoorbeeld wanneer we van ons model een portretfoto gaan maken. In een opstelling met één flitskop gebruiken we een reflectorschermen om de donkere kant van ons model te verlichten. Goedkope oplossingen om als reflectorscherm te gebruiken zijn piepschuimplaten. Wanneer je de elektronen reportageflitser gebruikt kom je erachter dat je het instellicht mist, om de positie van je reflectorscherm te bepalen. Tip: Vergeet niet dat het omgevingslicht en de fotolampen de grootte van de pupil bepaalt. Wanneer je een rondje wil als reflectie wil in de ogen, kan je of een BeautyDisc gebruiken of eenvoudig van zwart karton, een cirkel knippen en deze op je Soft Light Panel monteren.
Glamour / Fashion fotografie. In de fotostudio in Naaldwijk hebben wij de mogelijkheid om met 6 losse Soft Light Panel te werken. Omdat elke lichtbron ook een hotspot en een hinderlijke schaduw kan veroorzaken, beginnen we altijd met het werken met 3 lichtbronnen. Met drie lichtbronnen maken we bijna nooit gebruik van reflectorschermen. Wel plaatsen we regelmatig materialen, om licht wat anders in de lens zou vallen, tegen te houden. Met een standaard opstelling van één Soft Light Panel, één paraplu en een grid als haarlicht zal iedereen een mooie foto van het model kunnen schieten op een lichte achtergrond. Door te kiezen voor een lichte of donkere achtergrond hoeven we vaak maar een paar handelingen te doen om vervolgens weer door te kunnen gaan met fotograferen. Bij een lichte achtergrond maken we gebruik van het achtergrond materiaal en zorgen we dat hier voldoende licht op zal vallen. Bij een donkere achtergrond draaien we de lichten zo dat de rug van ons model verlicht gaat worden. Zo komt het licht om ons model heen en wordt het contrast tegen de zwarte achtergrond groter. Een extra lamp is dan eventueel ook nog te gebruiken om een licht patroon te maken op de donkere achtergrond. Dit laatste geeft een foto net dat beetje meer en wordt het zwarte vlak gebroken. Natuurlijk kan dit ook met een kleurfilter voor de LED Lamp.
14
Camera-instellingen in de fotostudio met Led fotoverlichting In de studio is de sluitertijd een vast getal. Meestal is de sluitertijd 1/250sec. Het is even andersom werken. Normaal zijn we gewend om het licht te meten, en vervolgens de camera-instellingen hierop aan te passen. In de fotostudio werken we graag andersom. Vooraf bepalen we een Diafragma waarmee we de beoogde scherptediepte kunnen bereiken. Meestal een getal tussen de F2,8 en de F8. De ISO waarde die wij gaan kiezen, is afhankelijk van de lichtopbrengst van je Soft Light Panels. Met ISO 100 heb je natuurlijk een gedetailleerde foto, maar met ISO 1600 of 3200 kan je met minder Led lampen toch mooie foto’s maken. Je zou het zelf kunnen uittesten. Met de Nikon D800 – D4 – D4s en de Df is fotograferen op ISO 3200 geen probleem.
De LED Lamp De LED lampen die we graag in de fotografie gebruiken zijn opgebouwd uit één of meerdere witte power LED’s. Een Witte power LED die wij gebruiken is technisch opgebouwd uit een lichtgevend deel die blauw opgloeit en door een filter van fosfor, wit licht uitstraalt. Deze techniek is dan ook geheel anders dan de LED van vroeger. Toen maakte we met het RGB principe wit licht. Ook is de nieuwe Led niet gelensd waardoor hij een ander lichtbeeld heeft. Als Laatste is het vermogen per LED veel hoger is dan de LED’s van vroegere uitvoering. In het algemeen kan je stellen dat LED lampen lang mee gaan en in vergelijken met andere verlichting bij de zelfde lichtopbrengst minder energie verbruiken.
In de LED industrie worden LED’s gesorteerd op 6000K, 5000K, 4000K, 3000Kilvin. 6000K (koud wit) komt overeen met buitenlicht op een regenachtige dag en 3000K (Warm Wit) met Kaarslicht. Nu hebben we als fotograaf ook te maken met de kleur echtheid van het licht. We noemen dit CRI (Colour Rendering Index). Buitenlicht is 100RA een LED van >85RA of hoger is goed toe te passen in de fotografie. Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar Foto LED Lampen van 5000K met een CRI waarde van >85RA.
15
Hard en of zacht licht (Contrasten) Wat is hard en zacht licht? In onze test opstelling hebben we een tweetal lichtbronnen. De ene lichtbron staat veraf met daarop een reflector. De andere lichtbron dichtbij met een Soft Light panel. De lamp die veraf staat, geeft net als de zon op het strand een mooie harde schaduw (hoog contrast). Het licht uit de Soft Light panel zal zowat helemaal om het model heen kunnen schijnen, zowel in het gezicht als op de achtergrond is nu geen schaduw te zien (laag contrast). Elke lichtbron kan hardlicht geven, op een grote afstand. Zacht licht krijg je door het licht af te buigen. Dit doen we door het licht door diffuus materiaal heen te schijnen, zo als bij een Soft Light panel. Een paraplu dankt zijn mooie effect aan zijn ronde vorm, hierdoor kan het licht vrij ver om een model komen en geeft zo ook een mooi zachter licht.
Buitenfotografie Het eerste wat je als fotograaf leert, is dat je het beste kan fotograferen met de zon in je rug. Met bewolkt weer of met heldere hemel, altijd met het licht mee fotograferen geeft de minste problemen. Zo heb je de meeste kans op een geslaagde foto en hebben de meeste ingebouwde lichtmeters geen probleem met het bepalen van een juiste belichting. Op de voorgrond en achtergrond zou in de meeste gevallen evenveel licht vallen, de contrasten of patronen van licht en donkere delen veroorzaakt door schaduwpartijen heb je haast niet. Als fotograaf is dit een mooie situatie maar mij persoonlijk verveelt dat al snel. Op het strand bijvoorbeeld tegen het licht in fotograferen tijdens een mooie zonsondergang, kan bij mij het bloed sneller doen stromen. Probleem 1 is al, waar gaan we het licht meten? Mijn model die op het
16
strand staat, kan als zwart silhouet worden afgebeeld of als herkenbaar persoon tegen een misschien wel overbelichte achtergrond, waardoor wolken, zee en soms het strand niet meer zichtbaar zijn. Door gebruik te maken van spotmeting, kun je nauwkeuriger licht meten en hebben we onder controle welk gedeelte van de foto goed belicht wordt. Richt je recht op de zon dan zal de zon als mooie lichtbron zichtbaar zijn maar is de rest van de foto veel te donker. Richt je tijdens het meten op de wolken, een beetje halverwege de uitsnede achter het model, dan krijg je vaak de mooiste foto’s met een onderbelicht model.
Als huwelijksfotograaf fotografeerde ik graag op het strand. Zeker in de periode eind oktober tot half december is de kans op een mooie zonsondergang het grootst. Het nadeel is echter, dat je bij elke foto je fotocamera recht moet houden. De compositie is storend uit evenwicht wanneer de horizon op de foto niet recht loopt. Gelukkig is er software waarmee je dat achteraf nog vaak kan herstellen. Wil je behalve de wolken en de zee ook het model goed belichten dan komen we al snel op het volgende hulpmiddel, ons reflectiescherm.
Reflectieschermen Reflectieschermen zijn handige accessoires om als fotograaf altijd voorhanden te hebben. Ze zijn klein wanneer ze zijn opgevouwen, licht van gewicht en in veel situaties te gebruiken. De meest voorkomende schermen zijn aan één zijde wit van kleur en aan de andere zijde goud of zilver. Ook zijn er die de kleur goud en zilver door elkaar hebben. Zowel goud als zilver gedraagt zich als een spiegel in de zon. De gouden kleur of 50% goud geeft ook nog eens een mooie warme kleur aan ons model. Het reflectie scherm kan met de glimmende kant vanaf een grote afstand worden gebruikt. Het nadeel is dat het model snel verblind kan worden en met dichtgeknepen ogen op de foto komt te staan. Door de witte kant te gebruiken kunnen vanaf een korte afstand donkere delen bv. in het gezicht worden belicht. Een model heeft daar veel minder hinder van. Het nadeel is dan wel dat je bijna altijd een
17
tweede persoon moet hebben die voor jou het reflectiescherm hanteert. Daarnaast werkt het alleen wanneer je voldoende direct licht heb. Onder bomen of op een bewolkte dag heb je niet veel winst aan een reflectiescherm. Dan zou je gebruik kunnen maken van een reportage flitser. Beter koop je toch een reflectiescherm en hang hem aan je fototas. Tijdens het maken van trouwreportages waren regelmatig kinderen aanwezig. Door 3 minuten uit te trekken om deze kinderen te laten zien wat de bedoeling was, had ik gelijk hulp tijdens het maken van de foto’s en de kinderen werden bij het geheel betrokken waardoor ook zij de trouwdag als prettig gingen ervaren.
•
Gebruik een instelling van je lichtmeter/camerastand waarin eventueel veranderingen in lichtintensiteit worden gecorrigeerd (A-S-P stand)
•
Op een zonnige dag liever de witte kant gebruiken op een korte afstand, om knijpen met de ogen te voorkomen.
•
Neem de tijd om even te laten zien hoe het werkt. Begin op een korte afstand en loop naar achteren. Door het scherm iets te buigen kan je met een klein scherm een heel persoon verlichten.
• Elektronenflitser Een elektronenflitser met voldoende flitsvermogen kan in veel situaties ook buiten zorgen voor betere foto’s. Wanneer we buiten onder verschillende lichtomstandigheden flitsen, zal meestal het effect zijn dat de voorgrond meer wordt benadrukt. Zo zal ons model nog meer opvallen in de foto en kan hinderlijke schaduw in bv. het gezicht worden voorkomen. Een TTL of DTTL- gestuurde flitser zal het vermogen automatische aanpassen op gekozen diafragma en afstand. Veel merken hebben een stand waarin de camerasoftware automatisch het niveau van flitsen
18
gelijk houdt met die van de omgeving. Zo voorkom je dat de foto gelijk herkenbaar wordt als flitsfoto met soms te hoge contrasten en delen van overbelichting, veroorzaakt door de flitser. Je moet buiten wel een flitser gebruiken met veel vermogen. Omdat de flitssynchronisatietijd vaak niet sneller is dan 1/125s tot 1/320s, zal je bij zonlicht al snel komen op een F16 tot F22 . De afstand die je kan flitsen heeft te maken met het richtgetal. Elektronenflitsers zijn nu te koop tot richtgetal 56 ( iso100 ): in een rekensom kan je berekenen tot welke afstand je kan flitsen. Richtgetal : F = Afstand 56 : 22 = 2,5 meter Wanneer je een mogelijkheid heb om ook te flitsen met snellere sluitertijden gaat deze berekening niet op. Mijn ervaring is dat flitsen met synchronisatie korter dan 1/500 je meestel onvoldoende vermogen heb om in te flitsen bij zonlicht. Controleer hiervoor de tabellen geleverd bij de fotocamera en flitser. Er zijn huwelijksfotografen die buiten altijd flitsen. Alleen wanneer ze bij objecten komen die weerspiegelen wordt dan even niet geflitst. Ik denk dat je als fotograaf hierdoor zeker in veel situaties betere foto’s kunt schieten. Vaak telt ook “ baat het niet, dan schaadt het niet ”. Wat ik vaak doe, is het los gebruiken van de elektronenflitser. Door de elektronenflitser met een kabel te verbinden, kan de camerasoftware gewoon het vermogen blijven bepalen. Toch ben ik in staat om niet alleen rechtstreeks te flitsen, maar ook via een flitsparaplu. Door met infrarood te werken kan ik zelfs de flitser dichtbij mijn model laten staan terwijl ik zelf met bv een telelens van verder weg een flitsfoto maak. Nadelen: •
Buiten gebruik je door het kleine diafragma veel stroom, tijdens het flitsen. Zo kan het zijn, dat je nog geen 100 foto’s haalt op één set batterijen.
•
Wanneer je een compositie neemt, waarbij de grond voor het model zichtbaar is kan de grond voor het model overbelicht raken. Dit geldt ook voor takjes van bomen en struiken.
Geavanceerde instellingen Spelen met licht. Eerder ging onze software van de elektronenflitser ervan uit dat ons model net zo veel licht zou moeten krijgen als de achtergrond. Dit is iets wat vooraf door de fabrikant zo is ingesteld. Maar wij kunnen daar natuurlijk ook van afwijken.
19
Gelukkig zijn veel elektronenflitsers handmatig in te stellen. Ik gebruik buiten een losse flitskop uit de fotostudio, deze heeft richtgetal 105 (iso100) en heeft een mooie kleurweergave. Door niet meer de flitser op de fotocamera te hebben kan ik meer rekening houden met de te verwachte schaduw. Het nadeel is dat de flitser nu handmatig moet worden afgesteld. Omdat ik een losse lichtmeter heb kan ik dat heel nauwkeurig. Toch moet je bij bewolkt weer waarbij de lichtomstandigheden constant veranderen, goed opletten om onder- en overbelichting te voorkomen. De lichtmeter stel je in op dezelfde ISO-waarde als de fotocamera, met voorkeur ISO 100. Als tweede kiezen we de snelste sluitertijd waarop onze flitser nog werkt. Dit is bij mij 1/250s. Wanneer we nu bij ons model meten, vertelt de lichtmeter het in te stellen diafragma. Als tweede vertelt de lichtmeter ook hoeveel % flitslicht en omgevingslicht gemeten is. De meter maakt onderscheid tussen 100% 75% 50% en 25% flitslicht.
75% flitslicht Om te beginnen kun je altijd proberen uit te komen op 50% flitslicht. Het meten van licht lijkt nu veel op een 3D puzzel. Het snelste is om een keer te meten zonder flits. Met ISO 100 en 1/250s op een mooie zonnige dag kom je vaak op diafragma F16. Wanneer je nu vervolgens met flits gaat meten, weten we dat we qua flitsvermogen ook rond de F16 uit moeten komen. Tijdens het afstellen maken we zowel gebruik van sluitertijden, diafragma als het vermogen van de flitskop. Door de sluitertijd te veranderen zal dit vooral invloed hebben op het omgevingslicht. Wanneer we het diafragma veranderen, verandert zowel het omgevingslicht als ook het flitslicht. Op de flitskop kunnen we de hoeveelheid flitslicht bepalen.
20
50% Flitslicht
Door meer flitslicht in de foto te gebruiken kunnen we de achtergrond donkerder laten aftekenen. Bij 75% flitslicht is ons model echt het belangrijkste in de foto. Om ons model op te laten gaan in de omgeving is 25% flitslicht vaak net genoeg om de kleuren van de kleding beter te benadrukken, maar schaduwpartijen toch niet geheel weg te flitsten. Nadelen: •
Flitskoppen op een statief zijn erg gevoelig voor wind. Iemand constant deze laten vasthouden is geen overbodige luxe en kan dure schades voorkomen.
•
Het opbouwen maar zeker ook het meten van licht kost veel tijd.
•
Blijf bij bewolkt weer constant meten. Ook kan de lichtmeter in je fotocamera zichtbaar maken wanneer er verandering ontstaat in de intensiteit van het omgevingslicht ( ook in de M-Stand ).
Combinatie Flitslicht en schermen Buiten is het ook mooi om een positie te kiezen op zo’n manier dat ons model niet in direct zonlicht staat. Wanneer je het model laat plaatsnemen in bijvoorbeeld de schaduw van een boom, kun je vervolgens het model volledig verlichten met flitslicht. Als we dat doen, meten we eerst het licht van de horizon. Vervolgens zorgen we ervoor dat ons model even sterk is verlicht als de achtergrond. Onze lichtmeter kan nu niet aangeven of dit 50% is omdat wij zelf in de schaduw meten. Deze techniek is vooral handig wanneer de zon hoog aan de hemel staat, of zoals in de reclame foto hieronder, de kleding zonlicht zou weerkaatsen. De foto wordt anders en meestal vinden mensen anders
21
ook mooier. Om de foto helemaal af te maken kun je vanuit een positie, schuin achter ons model een reflectorscherm gebruiken om het model los te maken van de achtergrond. Een techniek die we in de fotostudio veel toepassen. In een situatie dat we geen schaduw van een boom of ander object hebben kunnen we natuurlijk gebruik maken van een heel mooi duur scherm. Er bestaan ook schermen om het licht tegen te houden, waar je met een arm boven je model kan komen. Ik gebruik gewoon een grijze parasol. Natuurlijk fotografeer ik niet de voeten en de grond mee, anders zie je mogelijk de schaduw en verraad je in de foto hoe die is gemaakt. Wanneer je met veel mensen op een fotolocatie bent, kan iedereen iets doen. Ook een visagist heeft voor mij wel eens een reflectorscherm moeten vasthouden. Ben je alleen met je model? Dan zou je heel vindingrijk moeten zijn en bijvoorbeeld gebruik moeten maken van veel statieven. Soms is iets niet geheel uitvoerbaar en moet je werken met de middelen die je hebt. Buiten fotograferen is elke dag anders en dat maakt het zo leuk. Als laatste waarschuwing “nogmaals”: wees voorbereid op wind. Verzwaar statieven met gewichten of zakken zand. Als de mogelijkheid er is, laat iemand dan je apparatuur vasthouden!
reclame foto van
www.sunbounce.com Bron: Calumetphoto.nl
Nabewerking op de computer. Veel fotografen doen erg geheimzinnig over het optimaliseren van de foto's. Het is ook niet zo vreemd. Soms duurt het erg lang voor je de instellingen heb gevonden welke bij jou passen. Als fotograaf heb je graag een eigen identiteit, een vaste vorm van verscherpen en kleurbalans draagt daar aan bij. Toch zou je zien dat er niet één standaard blauwdruk is voor alle foto's. Om grote aantallen foto's te bewerken, zijn er verschillende softwarepakketten te koop. Zelf werk ik graag met Adobe Lichtroom.
22
Verscherpen van de foto's Een foto die je met een digitale fotocamera maak is niet scherp. De verscherping welke de camera software aan de opname toevoegt, is in de automatische stand afhankelijk van bv. ISO waarde en het contrast van de opname. Als fotograaf wil ik echter graag de verscherping van de foto in eigen hand hebben. Zelf heb ik er voor gekozen om de verscherping in mijn fotocamera op een vaste waarde te zetten (Normaal). Over verscherpen bestaan er geen regels. Wel weten we dat het beter is om foto's te verscherpen wanneer we eerst het afdrukformaat hebben bepaald. Een scherpe foto verkleinen geeft namelijk grote problemen en zou het more effect tot gevolg kunnen hebben.
23
Met de Tool Unsharp Mask, kunnen we heel nauwkeurig de scherpte bepalen. Ga altijd als eerste naar je 100% beeld (Ctrl+Alt+0). Met de schuifknop Intensity, kan je de afzonderlijke pixels een groter contrast geven ten opzichte van de aangrenzende pixels. Met de schuifknop Halo Width, ben je in staat om een "halo"aan te brengen om de pixels. Dit laatste zou je herkennen als een lichte rand om donkere pixels. De schuifknop Threshold, is het masker. Zonder masker zou de verscherping ook plaatsvinden in de allerkleinste details, wat we vaak juist niet willen benadrukken.
Foto 1. Intensity 20, Halo Width 9,
Foto 2. Intensity 60, Halo Width
Threshold 10
20, Threshold 10
Witbalans instellen Witbalans is het instellen van de kleur van licht waarmee we de opname hebben gemaakt. Halogeen fotolampen hebben een kleur van 3000K en flitslicht 5000K, of iets wat daar vlakbij zou zitten. Je kan natuurlijk er van uitgaan dat de waarde van de fabrikant klopt. Meestal geven ze een marge van 300K en laten we eerlijk zijn, dat is zo weinig, dat zie je haast niet. Toch werkt dat maar gedeeltelijk zo. Stel je het in jou studio een rode muur. Elke keer wanneer je meer reflectie van die rode muur heb, zou je dit behoren te compenseren met een beetje blauw. Wanneer je dit niet zou doen, zou alles een rode gloed hebben in de opnamen. De oplossing is een grijskaart te gebruiken. Hier komt dan ook het grote voordeel van het RAW bestand formaat. RAW is een formaat waarbij de 16Bit foto op pixel niveau wordt
24
opgeslagen. De camera bewerkingen worden als extra data aan het bestand toegevoegd. Wanneer je een grijskaart gebruik, kies dan met voorkeur voor RAW. Het is aan te raden telkens wanneer de opstelling in de studio verandert, één instelfoto te schieten met de grijskaart.
In onze software vinden we een Tool witbalans. Door de Tool te activeren en hiermee op onze grijskaart te klikken, zal automatische de juiste correctie worden gekozen. Hierna zal de kleur Wit altijd opnieuw Wit zijn, maar ook alle andere kleuren veranderen mee. Wanneer je onder Jpeg fotografeert, is er altijd al een witbalans correctie in de foto aangebracht. Natuurlijk kan je nu een tweede correctie over de eerste correctie heen plaatsen. Wanneer beide instellingen ver uit elkaar liggen, zou de kwaliteit van de foto zichtbaar achteruit gaan. Werk je onder Jpeg dan open je de Tool Curves. Vervolgens kan je met de Set Gray Point, weer op de grijskaart klikken. Nu hebben we onze instelfoto zoals die moet zijn. De volgende stap is nu deze instelling te kopiëren (copy image adjustments) naar de andere foto's die zijn gemaakt onder dezelfde omstandigheden.
25
Woordenlijst
Zacht licht
Weinig Contrast
Hard licht
Veel Contrast
Hotspot
Reflectie van de lichtbron.
Softbox
Mooi zacht licht.
Paraplu
Zacht licht, handig op locatie en kosten verlagend.
Reflector
Hard licht, om de bundel licht te krijgen.
Grit (Honinggraat)
Hard licht, maar nu beter te controleren.
Snoot
Hard licht, om een klein punt extra effect te geven.
Softflood reflector (Beauty Disc)
Hard of zacht licht, bepaald door welk typen.
Voorzet projectie spot met Gobo
Om afbeeldingen op de achtergrond te projecteren.
Jpeg
Standard fotobestand 8 bit.
Raw
Gescheiden fotobestand op 16 bit.
Het schema van reflectors en softboxen:
nr 1 Softbox (Soft Light panel), levert niet alleen een breed lichtoppervlak, maar op korte afstand 10cm tot 1meter afstand A mooi zacht licht. Na een grotere afstand B zal je een brede harde lichtbron overhouden. nr 2 Paraplu, levert in beginsel wel redelijk zacht licht, doordat lichtstralen elkaar ook kruisen. In deze tekening ontbreekt dat. nr 3 Doorschijnend Paraplu, is te vergelijken met een softbox maar door zijn ronde vorm, is maar een relatief klein oppervlak te benutten. ook zou je bemerken dat wanneer je deze dichtbij je model zet je snel strooilicht in je lens kan krijgen. nr 4 Beauty Disc, is te koop in vele modellen. Met een zilveren schaal zoals deze is getekend is het licht vrij hard. Het voordeel is dan wel dat de korrelstructuur van de make-up beter zichtbaar is. Vaak bestaan ze uit twee delen en kan je het licht zachter maken door er een doek of een melkwitte kunstof kap voor te zetten. Zeker een aanschaf waard, daar waar make-up een rol zou spelen.
26
27