Naslagwerk lezing: Een te sterke overheid
Inleiding NSOB is 25 jr geleden opgericht door Roel in het Velt en Ulrich Rosenthal met een droom om iets te maken wat lijkt op de Franse école Nationale d’Administration. De school is op private grondslag georganiseerd. Zij zijn niet van subsidie afhankelijk. Anno 2014 is dit een heilzame positie. Frissen hoeft nooit een beleidsplan te maken. Daarmee hoeft hij niet de ene helft van het jaar op te schrijven wat hij het komende jaar gaat doen, en de andere helft van het jaar uitvoerig te rapporteren waarom de plannen het afgelopen jaar niet helemaal gelukt zijn. En dit vooral aan allerlei exogene variabele ligt. Frissen stel vast dat u daar nu in de bijeenkomst om wordt gelachen maar dat u daar morgen verder meegaat. Als een antropoloog dit type gedrag (lachen maar continueren) van een vreemde volksstam zou vaststellen, dan wist hij meteen dat daar een diepe culturele crisis gaande was. Frissen stelt dat daar in ons soort samenlevingen inderdaad sprake van is, en dat we er allemaal deel van uitmaken. Het is de route om naar nieuwe verhoudingen te komen. Frissen is naast het NSOB ook hoogleraar in Tilburg. De universiteit waren een collega van hem een wat vrijere omgang met de feiten had. Maar Frissen stelt ons gerust, in zijn vakgebied zijn de feiten zó gek dat je deze niet eens zelf verzonnen kunt krijgen. Vroeger had je dan niet echt een vak, tegenwoordig is dat het ultieme bewijs van de validiteit van je studies. Het is een heel ander onderdeel, maar Frissen denkt dat datgene wat met je collega gebeurd is, niet alleen maar verklaarbaar is doordat hij misschien wat van het pad af is geraakt. Maar ik denk dat het ook te maken heeft met het feit dat in de sociale wetenschap een methodologie dominant is geworden die wel vraagt om manipulatie van de gegevens. De natuurwetenschap dat is echte wetenschap, maar Frissen denkt dat het erg heilzaam zou zijn als de sociale wetenschappen eindelijk eens zouden ophouden met de ambitie om te lijken op de natuurwetenschappen. Reflexiviteit Voor sociale wetenschappers geldt: het heelal van de sociale wetenschappen praat terug. En een deftige term daarvoor is ‘reflexiviteit’. Elke uitspraak die over de werkelijkheid wordt gedaan, voegt iets toe aan de werkelijkheid, waardoor de werkelijkheid waarover je die uitspraak doet, in strikte zin niet meer dezelfde werkelijkheid is waar je de initiële uitspraak overdeed. Dat brengt met zich mee, dat spreken over de werkelijkheid nooit onschuldig is, en dat spreken over de werkelijkheid dus ook altijd een interventie in die werkelijkheid is. Waardoor ook allerlei ideeën als evidence-based 3.49 ons domein echt xxx dus als er nu nog iemand is die zegt dat je alleen maar dingen moet doen die evidence based zijn, dan kunt u dat op gezag van Frissen voortaan ontkennen. RMO Het RMO adviseert Kabinet en Staten-Generaal. Zij doen dat op basis van een adviesagenda die ze samen opstellen met het kabinet. Het RMO noteert wat ze denken dat we willen gaan doen en meestal is het dan zo dat dat wordt goedgekeurd. Interessant is het volgende. Het kabinet is wettelijk verplicht om elk advies dat het RMO uitbrengt, te voorzien van een reactie. Frissen zit al jaren in de raad en na vele adviezen heeft hij inmiddels begrepen dat de reactie van het kabinet - op een advies van het RMO, maar ook van alle andere adviesraden - altijd hetzelfde is. De reactie kent altijd de volgende vaste rethorische structuur. Het begint altijd als volgt: woorden van dank, het is een belangwekkend advies over een buitengewoon interessant maatschappelijk vraagstuk, de raad heeft daar een grondige analyse op los gelaten en een aantal aanbevelingen over geformuleerd. Tweede stap in de redenering is altijd: voor zover de aanbevelingen het kabinet bevallen, is het al staand beleid; voor zover de aanbevelingen
het kabinet niet bevallen, hoeft het niet te gebeuren. Iedere volgende keer als leden van het kabinet een reactie geven op een advies van de RMO of welke raad dan ook, dan zult u deze rethorische structuur herkennen. Aangezien er in de RMO ook vaak hoogleraren zitten, die denken dat, als er maar naar hen geluisterd wordt, de wereld een stuk gelukkiger zou worden, dan leidt dat altijd tot grote teleurstellingen aan de kant van de Raad. Politicologen weten dat het het voorrecht van machthebbers is, dat zij niet naar de waarheid hoeven te luisteren. Noodzaak van politiek Sterker nog, voor al die kwesties waar de waarheid niet helpt, omdat we over te weinig informatie beschikken, of omdat we strijdige informatie hebben, of we het helemaal niet weten, in díe kwesties waar we moreel over verdeeld zijn, daar hebben we politieke machthebbers nodig. Als we het eens zijn in feitelijke zin én als we het eens zijn in morele zin, dan verdwijnt de politiek. Daarmee gaat politiek in de kern over de kwesties die ons verdeeld houden. En veel politiek zou er wat Frissen betreft op gericht moeten zijn, die verdeeldheid te te behouden op een vreedzame manier. Frissen denkt dat de democratie vooral bedoeld is om onze onenigheid te vieren, en niet om het eens te worden. Hoewel de overheid zelf zegt te willen terugtreden en hoewel wij ogenschijnlijk allemaal willen dat dat gebeurt, wil dat maar niet lukken. Ondanks allerlei officiële programma’s van terugtred, decentralisatie verzelfstandiging, privatisering en deregulering. Sterker nog, ondanks het feit dat de overheid terugtreedt, wordt onze overheid eigenlijk steeds groter en gaat ze zich steeds meer tot in de haarvaten van de samenleving bemoeien met allerlei kwesties. In ieder domeinen is dat zichtbaar. Tegenwoordig kennen we de drie transities. Daar is precies dit gaande. Het Rijk zegt terug te treden, de gemeente trekt een veel grotere broek aan, en aan het eind van de dag hebben we meer overheid en steeds intensievere en frequentere interventies tot achter de voordeur. En waarschijnlijk niet zoveel bij het soort mensen in deze bijeenkomst, maar wel bij het grote deel van de bevolking wat niet zo assertief en competent is als wij zijn om ons daartegen te verzetten. Frissen vermoed dan ook dat de interventielast tamelijk scheef verdeeld zal zijn de komende decennia. Niet eens zozeer door inkomens- of vermogensongelijkheid, maar door de lasten van die interventie-ongelijkheid. Dit kan de komende jaren wel eens de rede zijn, voor grote maatschappelijke onvrede en problematiek. Verzoening met tragiek De ondertitel van Frissen’s boek ‘De fatale staat’ is: Politiek is het noodzakelijk om ons met tragiek te verzoenen. Ter verduidelijking merkt Frissen op: dat u zich niet met tragiek hoeft te verzoenen. Het helpt wel als u dat doet, maar het hoeft niet. Het gaat om de politieke noodzakelijkheid tot verzoening met tragiek. Sterker nog, een van de centrale stellingen in het boek is, dat politiek gevaarlijk wordt, als ze suggereert al onze problemen te kunnen oplossen en ons gelukkig te maken. Politieke weigering tragiek te aanvaarden Voorbeeld aangespoelde potvis. Frissen haalt het voorbeeld van de potvis die in Nederland aanspoelt aan. Een macaber tafereel met veel commotie hetgeen uitmondt in een Potvis-protocol. Tekst van protocol luidt ongeveer als volgt: we delen Nederlandse kustlijnen in in vastomlijnde delen. Een coördinator die weet hoe te handelen als er weer zo’n potvis aanspoelt. Via protocollaire verfijning, via regels, plannen en systemen probeert men grip te krijgen op de werkelijkheid. Vooraf weet je dat de werkelijkheid systematisch anders zal zijn dan voorzien is in het plan. Voorbeeld pesten op school. Pesten is van alle tijden, maar we weten ook dat het nu altijd erger is dan vroeger. Dus ondanks dat we dat weten, dat pesten van alle tijden is, is het in het heden altijd erger. En als het nu erger is, dan vergt dat ingrijpen. En dus is er nu een groot debat gaande omtrent de vragen: of er protocollen moeten komen en of dat ook evidence based moet, en of we weten wat helpt er wat
niet helpt. En historisch gezien weten we: Het zal niet helpen. En Frissen wordt altijd tegengesproken door professionals. Nee, we hebben nu een benadering en die helpt echt. Het plan bestuurt de wereld Waar komt het ongeneeslijke idee vandaan, dat we met het plan de wereld kunnen beïnvloeden en besturen. In zijn boek heeft Frissen geprobeerd een analyse te maken, waarom we zo doorgeschoten zijn in beheersingszucht, regelzucht, controlezucht, planningszucht, enzovoorts. En de these in het boek is dat, dit een combinatie van twee lijnen is: het opkomend populisme en het maakbaarheidsdenken van de moderniteit. 1) Het opkomende populisme. Dat is niet typisch Nederlands, dat zie je in alle moderne samenlevingen. Het populisme daagt de bestaande politieke orde uit, om tegen de problemen - die door het populisme in hele schrille termen voortdurend worden gearticuleerd - maatregelen te treffen. Populisme komt nooit met oplossingen. Daar is het briljant in. Populisme heeft echt begrepen wat politiek is. En de bestaande politieke klasse bedenkt de oplossingen, die nodig zijn voor de door het populisme gearticuleerde problematiek. En daardoor hebben we een enorme toename van allerlei beheersingsen regelsystemen gekregen. Op die manier kunnen we onszelf het verhaal vertellen dat we greep hebben op die wereld. En dat wordt versterkt door het feit dat we allemaal – politici, bestuurders, ambtenaren, managers et cetera – we zijn allemaal kinderen van de moderniteit. Wij zijn allemaal opgegroeid met de gedachte dat de wereld een maakbare wereld is. En die gedachte van maakbaarheid zit buitengewoon diep in ons allemaal. Sterker nog, Frissen denkt dat die gedachte in Nederland sterker verankerd is door een aantal specifieke culturele historische verschijnselen. Populisme Populisme is een politiek maatschappelijke stroming die we kennen sinds de 19 e eeuw. Het is een stroming die als het ware een hele radicale variant van democratie is. In wezen is het populisme een variant van democratie die zegt: we moeten luisteren naar de stem van het volk. Zo stelt het populisme dat de ontwikkelingen van de afgelopen periode tonen dat de elite (wij, o.a. de deelnemers van deze bijeenkomst) het geluid/de stem van het volk (de meerderheid, de stem van het volk, de enkelvoudige stem van het volk) systematisch hebben verraden. En historisch gezien is dit thema van ‘het verraad van de elites’ eigenlijk een hele constante stroom in het populistische denken. De populist heeft als opvatting dat het volk met één stem spreekt, en dat die stem door de populistische leider wordt gearticuleerd. En dat als we daar nu maar naar luisteren, dat dan de problemen zullen verdwijnen. Op de tweede plaats kenmerkt het populisme zich door systematisch volgehouden wij-versus-zij-denken. De maatschappelijke tegenstellingen die het populisme creëert, uiten zich in de vorm van het volk versus een zondebok. En voor die zondebok kan van alles in aanmerking komen. Bij ons zijn dat nu de Marokkanen, in Frankrijk zijn dat de Algerijnen in Duitsland zijn het Turken in Oost-Europa zijn het de zigeuners. Het maakt helemaal niet uit wie de zondebok is. Het gaat erom dat ergens een deel van de populatie belemmert dat dat zuivere volk, en die zuivere wil van het volk gerealiseerd wordt. En waar het populisme uitzonderlijk goed in is, is het bedienen van het zg. symbolische repertoire van politiek. Kijk maar naar bijvoorbeeld Wilders. Hij is buitengewoon begaafd in retorische zin, om met groot retorisch geweld, zijn boodschap heel systematisch naar voren te brengen. Wij, wij redelijke mensen, die denken dat als ze een beetje goed met elkaar overleg hebben, als ze een beetje verstandig met elkaar spreken, als we dat ook nog een beetje van wetenschappelijk onderzoek voorzien, dan kunnen we er best uitkomen. En daar trappen we in de val van, die het populisme wagenwijd openzet, namelijk het verraad van de elites. Zo hebben ze ons altijd voor de gek houden. Wereldbeeld indicatief voor de verhouding tot de werkelijkheid
Gaat u bij uzelf eens na, in hoeverre de manier waarop u over de wereld nadenkt primair een symbolische verhouding met de wereld is. Of is het een rationele verhouding? Als Frissen aan de deelnemers vraagt, wie er bezig is met reorganiseren van zijn organisatie, dan is de kans vrij groot dat dit een omvangrijke meerderheid van de aanwezigen is. Als hij vraagt: Wie is de afgelopen vijf jaar in een reorganisatie geweest? dan is de score 100%, want reorganiseren is de manier waarop u zich tot de wereld verhoudt. Dat reorganiseren is namelijk typisch iets van moderne mensen. We zien iets in de samenleving wat problematisch is, en het eerste wat we doen is aan onszelf en onze organisatie sleutelen. Met de motivatie dat als we onze organisatie net even iets slimmer inrichten, dan kunnen we de problemen in de buitenwereld beter het hoofd bieden. En meestal denken we dat de problemen in de buitenwereld, zich zullen gaan gedragen naar onze oplossingsstructuur, want dat is namelijk managen, dat is besturen. Besturen is de eigen organisatie zó inrichten, dat deze een beetje op jouw wereldbeeld lijkt. Dit doen we in de diepe veronderstelling, dat áls je organisatie op dat wereldbeeld lijkt, de wereld zich naar dat beeld zal gaan gedragen. En daarom moet er natuurlijk voortdurend worden gereorganiseerd. Dat is niet erg, aldus Frissen want op die manier toont u ook wel een beetje uw eigen noodzakelijkheid aan. Er zijn prachtige artikelen geschreven over, waarom wij voortdurend aan het reorganiseren zijn. Het artikel van Charles Lindblom met de titel Management by Muddling Through (1959) wordt aangehaald. Dat komt omdat we daarmee uitdrukken dat we er iets aan doen. Dat is overigens wel cultuur-specifiek. Bijvoorbeeld, als ik studenten van het NSOB acht weken naar het buitenland zie gaan, ik verheug me er altijd op als mensen naar Duitsland gaan. Want dan doen ze stage in Berlijn op het ministerie en dan zeggen ze bijna altijd verbijsterd dat ze denken dat ze het verkeerd begrepen hebben. Voorzichtig stellen ze dat het lijkt alsof jullie organisatie al ongeveer 10-15 jaar hetzelfde is. Dat wordt meestal bevestigend beantwoord. Hoe kan dat dan? Meestal is dan het Duitse antwoord dan: ja het functioneert eigenlijk redelijk goed, al de hele tijd en waarom zouden we dan veranderen? Er zit in ons moderne denken typisch iets van ‘verandering is goed’. Als u het woord innovatie in de mond neemt, dan heeft dat meestal een positieve connotatie. We moeten innoveren want wat we hebben dat deugt meestal niet. Populisten verzette zich buitengewoon sterk tegen deze verandering. Meritocratie Naast de diepe overtuiging dat verandering goed is, staat het volgende sociologische fenomeen. In het boek ‘De fatale staat’ wordt naar deze populatie verwezen met de term: de boze kale blanke mannen. Wat in onze samenleving de afgelopen 20-30 jaar gebeurd is, is dat we voor het eerst - na een hele lange geschiedenis van de verzorgingsstaat - terecht zijn gekomen in een periode dat een belangrijk deel van de populatie niet meer stijgt. Tot nu toe kende de verzorgingssamenleving een systematisch patroon van sociale stijging. Als Frissen uw persoonlijke biografieën zou nemen, dan is de kans erg groot, dat een overgrote meerderheid van u een hogere maatschappelijke positie heeft dan uw vader of moeder. De kans dat uw kinderen een hogere maatschappelijke positie zullen hebben is heden ten dage aanzienlijk gedaald. Sterker nog, op dit moment heeft 25% van de populatie (namelijk mannen) in hun arbeidzame leven, een lagere maatschappelijke positie dan hun vader. En dat betekent dat we terecht zijn gekomen in een samenleving waarin niet alleen mensen iets te verliezen hebben, maar mensen in reële termen iets verloren hebben. En veel sociologen zeggen dat dit sociologische fenomeen (die sociale daling: het teloorgaan van het perspectief dat je erop vooruit kunt gaan), een van de belangrijke verklaringen is voor het ontstaan van zo’n groot populistisch segment in het electoraat. En dat dit ook de verwachtingen rechtvaardigt dat dit zo zal blijven. Het is dus niet tijdelijk, en het heeft niets met onze crisis te maken. Deze populatie (met een sociale stijging en daling alternerend met elkaar) hebben ze
gewild. Dit is namelijk de meritocratische samenleving1: iedereen komt dáár terecht waar zijn talent en inzet dat rechtvaardigt. Dat betekent dat we terecht zijn gekomen in een soort spijkerharde ongelijkheid, want talent van mensen is niet iets wat heel erg manipuleerbaar is. En dat betekent dat wij het rechtvaardig zijn gaan vinden, ongelijke maatschappelijke kansen hebben. Immers, talenttoedeling is van moeder natuur. En daarmee is Frissen niet een Piketty aanhanger geworden. Dit patroon van ongelijkheid, dat door de meritocratische samenleving als een rechtvaardige tegenstelling wordt gezien, zou nog wel eens knap veel problemen kunnen oplopen. Het boek waarin de term meritocratie is gemunt is, is van de auteur Jung, een Britse schrijver van de jaren ‘50 van de vorige eeuw. Het beschrijft het definitief slagen van de meritocratische samenleving. Uiteindelijk komen de verliezers in opstand. Het boek eindigt met een groot bloedbad in het jaar 2030. Wie meer wil lezen kan dat via: http://meritocracy.ucoz.org/index/aims/0-7. Het is een interessant vraagstuk om dat onderwijs daarin niet helpt. Want inmiddels is alle etnische, gender gerelateerde of economisch gerelateerde ongelijkheid er als het ware uitgezuiverd en het is nu alleen nog maar een kwestie van over-erfbare talenten die de maatschappelijke ongelijkheid gereproduceerd. Dit is volgens Frissen het giftige mengsel waar we mee te maken hebben in deze samenleving en dat natuurlijk erg onder druk komt te staan als het economisch niet echt mee zit. En de kans dat de economische crisis nog wel een paar decennia aanhoudt, is vrij reëel. Het verplicht ons erover na te denken, dat de idee van sociale vooruitgang, sociale stijging, en dus een steeds gelukkiger samenleving een gedachtegoed dat is, dat ernstig gerelativeerd moet worden. 2) De tweede verklaring voor de politieke weigering de tragiek te aanvaarden zit in in het maakbaarheidsdenken van de moderniteit. De moderniteit is natuurlijk een hele lange historische periode die eigenlijk al begint bij de Renaissance. Wat Frissen fascineert is, dat het denken in termen van maakbaarheid - waarvan we vroeger dachten dat dat links was – eigenlijk op dit moment in alle politieke partijen voorkomt. Het maakbaarheidsdenken in Den Haag is groter dan ooit tevoren. Terwijl iedereen aan je vertelt dat de maakbaarheid natuurlijk beperkt is. Immers, anno 2014 zijn we allemaal redelijk wereldwijs. Vandaar ook al die managementcursussen over de omgang met onzekerheid en de onvoorspelbare toekomst et cetera. Maar ondertussen zijn we druk bezig om voortdurend plannen te maken over hoe we omgaan met onzekerheid. Hier zitten een aantal typische redeneerstijlen of ordeningsperspectieven in. Interventie heeft altijd het karakter van ordening Tweede kabinet Balkenende: de jeugd wil maar niet deugen, de jeugd van tegenwoordig zei men toen is erger. Maar de deskundigen zeggen nu, dat het echt heel erg gesteld is. Balkenende heeft toen een regeringscommissaris benoemd (een ambtenaar in buitengewone dienst van het kabinet) meestal worden deze belast met een speciaal wetgevingstraject maar in dit geval werd de regeringscommissaris benoemd voor de operatie Jong. Frissen weet inmiddels dat als in de wereld van politieke bestuur militaire terminologie wordt gehanteerd, dan weet je dat er iets aan de hand is. Deze regeringscommissaris van de operatie Jong, was Stefan van Eyck. Hij was er van overtuigd dat de wijze waarop een samenleving met haar jeugd omgaat, heel veel zegt over hoe het met die samenleving 1
. Dit betekent dat we in een samenleving leven waarin afkomst in termen van leeftijd, gender, sociale klasse, etniciteit steeds minder bepalend is voor iemands maatschappelijke succes. In plaats daarvan determineert de individuele prestatie de maatschappelijke positie. Deze individualiseringsontwikkeling is vruchtbare bodem voor het regelmatig meten en vergelijken van prestaties. Alleen dan is het namelijk mogelijk te bepalen wat ieders individuele verdienste is. Meten moet echter in een democratische rechtstaat neutraal, objectief, openbaar en controleerbaar zijn.
gesteld is. Van Eyck zei eigenlijk altijd: je hebt twee categorieën: een jeugd die problemen heeft (leerachterstanden hoog begaafd) en twee jeugd die problemen maakt (gemakshalve Antilliaanse en Marokkaanse is). Van Eyck stelde dat moeten we integraal aanpakken. Inmiddels weten we ook, zodra we ergens het woord ‘integraal’ voorzetten dan is het zg altijd goed. Dat is niet hetzelfde zeggen als: ‘dit is een kwestie die vraagt om een gefragmenteerde benadering, en dan het liefst wat verkokerd aangevlogen.’ Vanuit Frissen zijn vakgebied geredeneerd is die laatste benadering wel meestal verstandiger. Gefragmenteerd verkokerd de dingen aanpakken is vaak verstandiger in plaats van integraal. Al was het maar vanuit de diepe inzicht dat de wereld zelf niet integraal is. Dus als je de volgende keer weer opschrijft dat je de dingen integraal gaat aanpakken, dan moet u zich eens afvragen wat u daarmee over de wereld zegt. Eigenlijk zegt Van Eyck daarmee over de wereld dat, de wereld zich moet gaan gedragen naar het gezichtspunt dat ik dominant verklaart heb. Denk maar aan zo iets als integraal veiligheidsbeleid. Veiligheidsbeleid klinkt heel sympathiek, maar eigenlijk betekent het, dat we de wereld als een veiligheidsfenomeen gaan behandelen. En de wereld is altijd veel meer. En wat mooi was, was dat Van Eyck zijn rapport heel mooi had vormgegeven. Het zag er goed uit. De foto’s in het rapport van van Eyck worden getoond tijdens de prestatie. Aan de hand van duo foto’s was er enerzijds altijd een tafereel uit de wereld van jeugd en kind (legoblokken, stukjes papier of draad) allemaal met dominante principe van veelkleurig gevarieerd ongeordend relatief chaotisch. En de rechterfoto is altijd de foto van een pijl. Een pijl die een specifieke kant op wijst (omhoog of naar beneden). Frissen maakte Van Eyck een compliment over de fraaie nota’s die ze hadden gemaakt en vroeg of de foto’s die jullie daarin hebben opgenomen, op de een of andere manier symboliseren wat in dat terrein heeft aangetroffen, en waar je naartoe wil. En dat had Frissen goed gezien. Frissen vroeg: mag ik ze eens interpreteren? Dat vonden ze leuk. Eerste foto: (de rechterfoto, die van de enkelvoudige pijl, die een specifieke kant op wijst) ‘Dat is de situatie die jullie hebben aangetroffen. Beetje star, bureaucratisch, mechanisch systeem, helemaal niet flexibel.” Tweede foto (de veelkleurige variëteit): “die symboliseert waar je naar toe wilt, een heel gevarieerd geheel van bezieling, van fijnmazig, van maatwerk van passend bij die ongelooflijk ingewikkelde problematiek van het kind. Dat had Frissen natuurlijk niet goed begrepen want twee interpretatiefouten: één hij leest van rechts naar links en de tweede basis fout is dat Frissen denkt dat in de wereld van politieke bestuur, variëteit wordt gezien als een oplossing voor maatschappelijke problematiek. Nu is Frissen zijn boodschap niet: dat we dit redeneerschema moeten omdraaien. Zijn boodschap is dat we gaan zien dat interventie in de wereld, volgens de logica van politiek en bestuur, maar ook van veel management, heeft altijd het karakter van ordening. En ordening heeft altijd de gedaante van reductie. Reductie van variëteit. Hetgeen vaak ook heel zinvol kan zijn. Want als de variëteit die we maatschappelijk aantreffen er een is van onderdrukking, van gewelddadigheid, van uitsluiting dan kan ordening heel heilzaam werken. Maar als de variëteit van de wereld gezien moet worden als een van de belangrijkste kwaliteiten van die wereld, dan zou eigenlijk het adagium moeten luiden: dat we er van af moeten blijven. En dat we die variëteit zijn gang moeten laten gaan. Daar zijn we niet goed in. Het collectieve Nederlands zelfbeeld klopt niet Want ondanks het Nederlandse zelfbeeld dat we zo geweldig van de variëteit en het verschil zijn, laat elk sociologisch onderzoek en elk beleidsonderzoek een omgekeerde attitude zien. Wij Nederlanders kunnen verschillen en ongelijkheid buitengewoon slecht verdragen. Wij zijn erg gesteld op ordening op overzicht op samenhang op doorlopende leerlijnen, een sluitend stelsel, en al onze interventies van macroniveau tot het kleine microniveau, zijn er altijd op gericht om ordening samenhang en consistentie in de wereld aan te brengen. Daarom hebben wij van die complexe stelsels. Als wij bijvoorbeeld iets uit de Verenigde Staten overnemen, dan doen we dat op onze West-Europese bureaucratische manier. Dan hebben we ergens vernomen dat ze in de Verenigde Staten met een bachelor-mastersysteem
werken, en dan denken wij dat is een redelijke ordening. Dit wordt dan in Nederland zo geïnterpreteerd dat dat ook overal hetzelfde moet. In de VS is uniformiteit en samenhang niet de belangrijkste kwaliteit van het onderwijsstelsel. Er zijn universiteiten in de VS die bij ons nog geen MBO-status krijgen. En dus is er een onoverzienbare hoeveelheid variëteit en kennelijk kan men daar in de Verenigde Staten vele balen beter tegen dan wij. En wij vertellen voortdurend tegen onszelf dat we erg van verschil en ongelijkheid zijn. En dat variëteit geweldig is. Maar in de wereld van beleid en bestuur is daar geen sprake van. U kunt relativeren en zeggen dat zijn plannen, dat lukt toch allemaal niet, maar dat is niet helemaal waar. Jeugdzorg Inmiddels is de wereld van de jeugdzorg volgens dit model geordend en dat gaan we radicaliseren. We gaan nu wijkteams oprichtte in gemeenten. Frissen vergelijkt dat dat het een beetje met de revolutionaire comités in Cuba. Het gedachtengoed van Castro op orde houden. We gaan opereren in de jeugdzorg volgens de leus: een gezin, een plan, een regisseur. Het is een beetje een Noord-Koreaanse benadering van de wereld. Frissen stelt zich daarbij zo voor dat in de wijk waar hij woont, niet echt een achterstandswijk, dat daar dan zo jong gezin woont. Met een tienerdochter van 13 jaar. En dat die eetprobleem heeft. In zijn wijk is dat anorexia. En dan komt de gezinsregisseur langs. De gedachte is dan, dat via het wijkteam psychiatrische hulpverlening verkregen moet worden. Frissen denkt dat in zijn wijk jonge gezinnen dan vrij snel de advocaat erbij roepen. En zeggen: wij dachten niet dat het zo ging. De vraag is dus gerechtvaardigd, hoe dat uitpakt in al die wijken waar die advocaten niet onder handbereik zijn. En waar de eetproblemen een andere gedaante hebben. De interventielast die nu wordt voorbereid in de Beleidsnota’s die gemeentes nu aan het maken zijn, is echt angstaanjagend groot. Er is daarnaast wetgeving in voorbereiding om alle privacybelemmeringen die nu nog bestaan om die gegevens uit te wisselen, op te heffen. En dit staat allemaal in het belang van het kind. En natuurlijk zijn het allemaal goedbedoelende mensen die het beste met ons voor hebben, maar als straks de PVV echt de meerderheid heeft in een paar grote steden, weet ik nog niet of door de PVV aangestuurde wijkteams die bij mij thuis de geestelijke welstand een beetje komen beoordelen, zo’n aantrekkelijke gedachte is. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat de bevoegdheden van een gemeente afhankelijk mogen zijn van de toevallige politieke meerderheid die er zit. De interventiezucht en de maakbaarheid gaan steeds verder. Het maakbaarheidsdenken Twee foto’s van overgewicht worden getoond: één geschilderd vanuit liefde en één afkomstig uit beleidsnota’s (duidelijk met negatieve connotatie). En dit is metaforisch voor wat we beleidsmatig aan het doen zijn. Het maakbaarheidsdenken dat tegenwoordig ook preventie heet, is ons beeld van hoe wij eruit moeten zien. Over hoe wij ons moeten gedragen, en wat een verstandige en een goede opvoeding is, en dat beeld gaan we opleggen aan anderen. Met grote inzet van wetenschappelijke kennis, professionele inzichten, met dwang en drang. En dat gebeurt op grote schaal. Frissen zijn favoriete onderzoeksobject op dit moment is het consultatiebureau. De vragenlijsten die tegenwoordig op consultatiebureaus worden verstrekt, zullen u doen huiveren over het beeld van de wereld dat wordt opgelegd in een strategie van permanente disciplinering en normalisering. Dit zijn allemaal antwoorden op de populistische discours, dat er grote problemen zijn waar iets aan gedaan moet worden. En dit zijn ook antwoorden op de vraag: wij versus zij. Want het antwoord wat men hiermee geeft, is dat dit de afwijking is. Dat dit deviantie is, en dat dit bestrijding verdient. Met alle gevaren van dien. We zien dat in allerlei sectoren, gezondheidszorg, (kostenbeheersing daar ging het om). Kostenbeheersingzorg het drama wordt ook altijd zo geschilderd dat het exponentieel is.
Het ziekenhuis En wij die iets van de zorg afweten, weten allemaal dat dat gaat nooit lukken. Het interessante van de zorg is, dat hoe succesvoller de zorg, hoe duurder die zorg wordt. Hoe gezonder we de mensen maken onder meer dat gaat kosten. Dus iedere keer dat ik weer zo iemand zie rennen in een tekort boekje, dan denk ik: daar gaat weer een kostenveroorzaker. En als ik iemand een zak chips die eten en zie roken en achter de bankje hangen, dan denk ik jij jij doet aan kostenbeheersing. Frissen heeft het gelach op zijn hand met deze opmerkingen. En dan komt veiligheid centraal te staan in de zorg. Enorme plannen, leest wel eens een rampenplan? Dat moet u toch eens doen. Je leest er ook altijd de diepe overtuiging van de opstellers in dat dat als het plan precies genoeg is. De ramp zich zal gedragen conform het plan. Terwijl wij natuurlijk allemaal weten dat een van de dominante kenmerken van ramp is dat ze slordig zijn. We hebben in Nederland de afgelopen jaren 25 veiligheidsregio’s gemaakt. Die gaan over de rampen. Hoeveel van de rampen hebben eigenlijk op jaarbasis? De meeste deskundigen die schatten dat tussen de vijf en 10 in. Het leek Frissen een beetje overdreven om daar een complete bestuurlijke strategie op in te richten. Maar we hebben wel gedaan. En de veiligheidsregio was net operationeel in Nederland, toen trad er ook een serieuze ramp op bij Moerdijk. En je zag de burgemeester met een verkeerd geknoopt jasje voor de camera vertellen dat er geen gevaar was voor de volksgezondheid en achter hem zag je de lucht geel groen en paars worden. Bagdad onder Hoessein. Maar wat wel interessant was, was,dat toen de ramp zich voltrok deze zich niet aan de regio-indeling bleek te houden. Transparantie ook buitengewoon belangrijk. Ten tijde van Frissen zijn functie in de Raad van Toezicht was het ziekenhuis ondedeel van een pilot: de dbc. Toen ze dat hadden uitgelegd dacht Frissen, dat is de meest briljante samenzwering die ze ooit bedacht hebben. Je laat de professionals opschrijven wat zo ongeveer de State of the Art handelingsmethode bij gegeven diagnostiek. En daar koppel je financiering aan. De jongen die dat bedacht heeft is echt geniaal. Frissen zei: destijds al: ‘dat worden er vast heel veel’. Nee, de inschatting was dat het er een stuk of 100 zouden gaan worden. Waar hebben die dingen eigenlijk voor nodig? Ja, dat maakt de kostenstructuur van het ziekenhuis transparant. En waarom is dat nodig? Dat is nodig voor marktwerking. Voor marktwerking? Ik ben geen econoom, maar in een echte markt is de kostenstructuur van een bedrijf het meest geheime dat bestaat. Philips gaat je echt niet vertellen waarom een Senseo apparaat zoveel kost, degene die er aanschaft is er echt ingeluisd. Had een echt espresso-apparaat kunnen hebben en koopt een Senseo. En vervolgens betaalt u daar veel te veel voor en met de overwinst die Philips daar boek financiert ze de innovatie. Dat is het business model in normale markt. Maar de kostenstructuur van het Senseo apparaat krijg je nooit te horen. Dus de veilige voorspelling is: dat als we de kostenstructuur in het ziekenhuis transparant gaan maken, zal dat als gevolg hebben dat: 1) enorme bureaucratie, en 2) het sneuvelen van innovatie. Dat vonden ze destijds een rare voorspelling, maar maar volgens mij is dit wel uitgekomen. Dus mijn vreugde was een groot toen ze daarmee ophielden met die DBC’s. DBC’s op weg naar transparantie. Dit gaat maar door, vanuit de diepe overtuiging dat als je het systeem maar ontwikkeld genoeg maakt, de werkelijkheid zich ernaar zal gaan gedragen. Maar wij weten vanuit alle onderzoek, dat hoe complexer het systeem hoe meer coping strategies om intelligent met het systeem om te gaan, er worden ontworpen. En dat gaat dan zorgfraude heten. Want
dat is de volgende manier om het op orde te krijgen. Maar hoe complexer het declaratiesysteem, hoe meer de ontwijkingsmogelijkheden zich zullen voordoen. En andere les: Er is geen perfect financieringssysteem. Accepteer nu dat financieren onderhandelen is. De opmerkelijke belangstelling van bestuurders voor logistiek. Zeker in ziekenhuizen gingen ze ineens allemaal naar logistiek conferenties. Daar snapte Frissen helemaal niets van, tot hij aan een collega vroeg wat logistiek eigenlijk is. De meest simpele definitie van logistiek is: dingen op een rijtje zetten. En toen stapte hij het. Nu kun je namelijk dingen op een rijtje zetten. En de belangrijkste dingen in het ziekenhuis beginnen ook met ‘het ding: de arts’. Dat ding dat zijn de dokters. En dat noem je dan de patiënt staat centraal. Dus Frissen weet voortaan, dat als een bestuurder zegt dat in zijn ziekenhuis de patiënt centraal staat, de arts in een gedisciplineerde omgeving werkt. Frissen verwacht namelijk dat in een professionele werkomgeving de arts centraal staat. Maar dat komt natuurlijk omdat hij zelf ook een professional is. In een professioneel domein dient de professional centraal te staan. En niemand anders. Dat wil niet zeggen dat je cliënten beroerd moet behandelen. Maar die kan natuurlijk niet centraal staan. Als de patiënten centraal wil staan in het ziekenhuis dan was hij wel arts geworden en niet patiënt. Frissen stelt dat zijn instelling in Den Haag NSOB, welke geen dubbeltje subsidie heeft, zij zijn volstrekt aanbod georiënteerd. Want als zijn klanten zouden weten wat opleiden is, dan zouden ze het wel zelf gaan doen. Die vraag-oriëntatie is dus een heel raar disciplineringinstituut. Dit zijn allemaal voorbeelden die zelf uit eigen ervaring nodeloos kunt uitbreiden. En even voor de goede orde: het zal allemaal niet lukken. U snapt het, dit bouwt op naar de conclusie. De conclusie dat de wereld in de kern tragisch is van aard, onaf, imperfect, onvolkomen, en dat is dus allemaal niet gaat werken. En de systematische vraag die gesteld moet worden is: Kan het kwaad? Als het kwaad kan dan moet je dat niet doen. Als het irrelevant en triviaal is dan kun je er blij om zijn, maar dan is de wereld er ook geen last van. Daar moet u bij uw interventies over nadenken. Het onderwijs eigenlijk hetzelfde. De permanente neiging om van het onderwijs te verwachten dat het alle maatschappelijke problemen oplost. Dat is een enorme instrumentalisering. Dit was daar het voorlopige hoogtepunt in. Het voorbeeld betreft de commissie Dijkstal van een aantal jaar geleden. Naar Frissen zijn bescheiden mening is dit een van de meest onzalige commissies die ooit in het onderwijs is voorgekomen. In eerste plaats de uitspraak: De overheid gaat over het ‘wat’. En in de tweede plaats, de scholen gaan over het ‘hoe’. Volgens Frissen is dat een schending van grondwet artikel 23. Artikel 23 GW houdt in dat het geven van onderwijs vrij is. Dus het bepalen van ‘het wat’ is aan de school. En aangezien wat en hoe niet te scheiden zijn, kan de overheid alleen maar gaan over een paar randvoorwaarden tenzij we in Nederland staatspedagogiek willen hebben. Er komt binnenkort een curriculumdebat aan, en misschien gaan we daar aan meedoen. Tot slot, deze lezing is gegeven door Prof. P. Frissen (Dekaan NSOB/Lid RMO) en vond plaats op donderdag 6 november 2014 in De Buitenplaats, Drostestraat 12, 2958 BK AMERONGEN. Vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit verslag Voor nadere informatie kunt u terecht op onze website www.prano.nl/bijeenkomsten. Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met Aranka Koster programma manager van deze lezing op telefoonnummer: 06-249 60 775.