Eerste Watchmanimplantaat in België
muze Driemaandelijks december 2009
12
het medisch magazine van het UZ Brussel
3 8
Naar een betere coördinatie van de behandeling van een huidmelanoom
“Urgentiegeneeskunde is het verschil kunnen maken”, mUZe sprak met huisarts Walter Renier Kantoor van Afgifte: Brussel X • Erkenningsnummer P2 06218
ord
o Voorw In dit nummer
Care en Cure
pa g i n a 3
Kanker is wereldwijd één van de belangrijkste oorzaken van ziekte en overlijden: elk
Ziektebeeld Naar een betere coördinatie van de behandeling van een huidmelanoom
jaar komen er twaalf miljoen patiënten bij, en sterven er bijna acht miljoen. Op elk
pa g i n a 7
moderne behandelingstechnieken dikwijls een chronische ziekte wordt, zal in de toe-
Ethische reflectie De communicatieparadox
komst de impact van ‘kanker’ op morbiditeit, mortaliteit en maatschappij alleen maar
pa g i n a 8
mUZe sprak met Dokter Walter Renier, huisarts in Molenbeek: “Urgentiegeneeskunde is het verschil kunnen maken.”
moment leven er een kleine dertig miljoen mensen met kanker. Omdat kanker vooral een ouderdomsziekte is (en het aantal ouderen toeneemt), en omdat kanker door de
toenemen: men verwacht een verdubbeling tegen 2030. Het is daarom geen wonder dat overheden wereldwijd aandacht hebben voor deze problematiek : in ons land vermelden we bijvoorbeeld het ‘Kankerplan’ van Minister Onckelinx. Ook in het UZ Brussel staat kankerbestrijding als één van de excellentiedomeinen
pa g i n a 10
gekend. Het toenmalige AZ-VUB was in België één van de eerste ziekenhuizen waar
Voor het eerst in België een nieuw implantaat ter voorkoming van herseninfarct bij patiënten met voorkamerfibrillatie
kankerbestrijding geïntegreerd en multidisciplinair werd georganiseerd onder de vorm
pa g i n a 11
Dienstfiche: de afdeling klinische hematologie pa g i n a 1 3
Dienstfiche: de afdeling medische oncologie pa g i n a 1 5
UZ Brussel neemt als eerste ziekenhuis ter wereld Vero-systeem voor hogeprecisieradiotherapie in gebruik.
van een ‘oncologisch centrum’. De doelstelling van een dergelijk ‘oncologisch centrum’ is het creëren van meerwaarde in de preventie, diagnose en therapie van oncologische aandoeningen, in onderwijs & opleiding en in het wetenschappelijk onderzoek in het domein van kanker. Deze meerwaarde wordt voor de patiënt en zijn/haar omgeving, vooral gecreëerd door een multidisciplinaire en integrale benadering, waarin care en cure als even noodzakelijke en complementaire elementen worden beschouwd en er een geïntegreerd deel van uitmaken. In dit nummer van mUZe vindt u bijdragen over enkele van de samenstellende diensten van het oncologisch centrum, namelijk de medische oncologie en de hematologie, en staat ook de melanoomkliniek in de kijker. Intern besteden we verder aandacht aan de personeelsdienst, en extern spreken we met een echt Brussels ketje - zoals dr. Walter Renier, huisarts in Molenbeek, zichzelf noemt
pa g i n a 1 6
- over onder meer urgentiegeneeskunde.
Column Utopie, dystopie of fantasie?
En uiteraard een moment van reflectie en hu-
pa g i n a 1 7
mor, ons aangeboden door onze huisfilosoof. Veel leesgenot.
Achter de coulissen Raf Vandenbussche, directeur HR en communicatie: “Een ziekenhuis is een zeer complexe organisatie”. pa g i n a 2 0
Nieuwsjes pa g i n a 2 4
Colofon Wie steunt ons?
Prof. Marc Noppen Gedelegeerd Bestuurder
muze
ziektebeeld
Naar een betere coördinatie van de behandeling van een huidmelanoom
In het UZ Brussel is de nodige expertise om kwaliteitszorg te bieden bij de diagnostiek, behandeling en opvolging van patiënten met een melanoom reeds lang beschikbaar. De interactie tussen de verschillende betrokken specialismen wordt echter steeds complexer. Een betere coördinatie van deze interacties dringt zich dan ook op. Onder meer om deze reden werd de melanoomkliniek opgericht.
Doel van de melanoomkliniek Het doel van de melanoomkliniek is het bewaken van de zorgkwaliteit voor patiënten die geconfronteerd worden met de diagnose van een melanoom van de huid. Kwaliteitszorg hangt af van talrijke factoren: correct preventief onderzoek van risicopatiënten, vroegtijdige diagnose, correcte staging; correcte coördinatie van chemotherapie, radiotherapie en chirurgie; adequate opvolging, het toepassen van verbeteringen in de behandeling en onderzoeksresultaten in de dagelijkse praktijk. De ideale behandeling vergt dus een intense samenwerking tussen
3
Het multidisciplinaire team van de melanoomkliniek bestaat uit: Dermatologie prof. Diane Roseeuw, dr. Arlette De Coninck; Heelkunde prof. Jan Lamote, dr. Guy Verfaillie, dr. Marian Vanhoeij; Medische oncologie prof. Bart Neyns, prof. Kristiaan Thielemans, dr. Sofie Wilgenhof; Plastische heelkunde prof. Paul Wylock, dr. Gregory Van Eeckhout; Radiotherapie prof. Mark De Ridder, prof. Guy Soete; Administratieve ondersteuning Sven D’haese, Marleen Van Roy.
Melanoom is nog een relatief zeldzame tumor, hoewel die steeds vaker voorkomt. Per jaar worden ongeveer 130.000 gevallen genoteerd in de wereld, en ongeveer 37.000 sterfgevallen.
4
huisarts, dermatoloog, radioloog, medisch oncoloog, radiotherapeut, oncologisch chirurg en anatoompatholoog. Belangrijk daarbij is het werken met multidisciplinair opgestelde richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en opvolging van patiënten met een melanoom. Ook multidisciplinaire patiëntenbesprekingen (MOC) en consulten spelen een grote rol in de zorgkwaliteit.
Melanoom komt steeds vaker voor Melanoom is nog een relatief zeldzame tumor, hoewel die steeds vaker voorkomt. Per jaar worden ongeveer 130.000 gevallen genoteerd in de wereld, en ongeveer 37.000 sterfgevallen. De Middellandsezeelanden met een populatie van in het algemeen donkerdere huidtypes, hebben de laagste incidentie in Europa. Verreweg de hoogste incidenties van de wereld worden geregistreerd in Australië en Nieuw-Zeeland. De laagste incidenties worden aangetroffen in Azië en Afrika. Een vergelijking tussen de verschillende Europese landen toont duidelijk aan dat er bij vrouwen een hoger aantal nieuwe melanomen wordt gediagnosticeerd, terwijl het mortaliteitscijfer hoger is bij de mannen. Het melanoom komt nu in veel Europese landen voor in de top 10 van meest voorkomende kankers. De Europese top-5 landen met hoge incidenties zijn Noorwegen, Zwitserland, Zweden, Denemarken en Slovenië (zie figuur 1).
Een betere overleving na behandeling van een melanoom? De voorbije 10 jaar verbeterde de relatieve 5-jaars overleving in de meeste landen met een toename van 1 tot 30% (zie figuur 2). Dit komt vooral omdat de meeste van de nu gediagnosticeerde melanomen dunne melanomen zijn (d.w.z. in een vroeg stadium zitten), voornamelijk in de landen waar er traditioneel een hoge incidentie was. Het is mogelijk dat preventie- en screeningscampagnes een effect beginnen te krijgen. Zij hebben tot doel melanoom
bekender te maken bij een groot publiek en te wijzen op het risico van overdreven zonnebaden en zonnebrand. Maar aangezien er geen genezende behandelingen zijn voor gevorderde melanomen, dragen vroegere detectie en adequatere excisie van deze tijdig ontdekte melanomen zeker ook bij tot de betere resultaten. Chirurgische verwijdering van een melanoom in een vroeg stadium zorgt dan weer voor een uitstekende 5 jaars-overleving van 90 tot 95%.
Rol van de dermatoloog Bij de dermatologen berust de belangrijke taak de melanomen die zich aan de huid ontwikkelen, zeer vroegtijdig te diagnosticeren en te onderscheiden van de andere gepigmenteerde letsels en tumoren van de huid. Een vroege diagnose en behandeling redt immers het leven van de patiënt. Om een melanoom vroegtijdig te detecteren, beschikt de dermatoloog over zijn klinische ervaring en over de dermatoscoop en de dermato-pathologie. Een anatomopatholoog en een dermatopatholoog zijn belangrijk om de juiste histologische diagnose te stellen, om het type melanoom te bepalen en om de Breslow index (maat voor de diepte van de invasie) te bepalen waarop de behandeling zal steunen: als het melanoom niet meer in situ (dit wil zeggen beperkt tot de opperhuid) maar invasief is en de invasieve groei (= Breslow waarde) 1 mm bereikt , is een multidisciplinaire aanpak gewenst om de beste behandelingen te geven. Bij het aankondigen van de diagnose geeft dit meestal een zware klap voor de patiënt. Deze moet dan ook zo goed mogelijk psychologisch en met de nodige kennis opgevangen worden om het hem zo aangenaam mogelijk te maken in het ziekenhuis. Zo krijgt hij o.m. een telefoonnummer waar hij direct kan opgevangen worden binnen de groep van de melanomakliniek: 02 477 63 58. Belangrijk is ook de follow-up van deze patiënten enerzijds voor het opsporen van een recidief of uitbreiding naar
De medische oncologie speelt een rol in de verzorging van melanomapatiënten die na heelkunde (en soms ook bestraling) een hoog risico lopen op herval van hun ziekte en voor de melanoompatiënten bij wie de
helpen om een tijdelijke ziektecontrole of beterschap te bewerkstelligen bij 10 tot 30% van de patiënten. Het team van medisch oncologen en specialistische verpleegkundigen van de dagkliniek en de verpleegeenheid zijn er op gericht deze intraveneuze behandelingen op de meest deskundige manier aan te bieden. De doelstelling van de medische oncologie, zoals ook voor de andere domeinen van de kankergeneeskunde, is om klinisch onderzoek te verrichten naar innoverende behandelings-wijzen die in de toekomst
gerealiseerd rond de ontwikkeling van therapeutische dendritische-celvaccins. In opeenvolgende cohorten van patiënten werd gebouwd aan een verbeterd vaccin. In de laatst behandelde cohorte van patiënten werd aangetoond dat met immunotherapie met het zogenaamde TriMix-DC vaccin en een sequentiële toediening van Interferon alfa-2b een langdurige (>6 maanden) ziektecontrole kon bereikt worden bij 5/17 patiënten. Dankzij deze hoopgevende resultaten zal dit programma met ondersteuning van het IWT
ziekte een gevorderd stadium heeft bereikt. Gevorderd melanoom is een erg behandelingsresistente ziekte waarvoor tot op vandaag geen afdoende behandelingen voorhanden zijn. Chemotherapeutische behandeling op basis van dacarbazine (DTIC, een DNA-alkylerende molecule) kan
moeten toelaten beter zorg te dragen voor patiënten met een gevorderd melanoom. De voorbije 6 jaren werd in een samenwerking tussen de afdeling medische oncologie en het laboratorium voor moleculaire en cellulaire therapie van prof. Kris Thielemans een onderzoeksprogramma
(TBM-programma) en de Stichting tegen Kanker kunnen verdergezet worden in een grootschaligere studie de komende 3 jaar. Voor patiënten die niet in aanmerking komen voor deze studie heeft het oncologisch centrum een ‘compassionate use programma’ geopend. De behandelingsstrategie bij
lymfeklieren anderzijds omdat deze patënten niet zelden een 2de melanoom kunnen ontwikkelen. Bovendien zijn zij ook risicopatiënten voor de ontwikkeling van andere huidkankers zoals basaalcarcinomen.
Medische oncologie en de melanoomkliniek
Figuur 2 Relatieve 5-jaars overleving van melanoma in Europa, 2000-2002
Figuur 1 Melanoma incidentie ■ en mortaliteit ■ rond het jaar 2004
Polen
Spanje
Malta
Litauen
Kroatië
Frankrijk
Noord Ierland
Duitsland (Saarland)
Italië (Modena)
Ierland
Engeland & Wales
Finland
Schotland
Nederland
Slovenië
Tsjechische Republiek
Zweden
Denemarken
Noorwegen
Zwitserland
18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Totaal Europa Malta Noord Ierland Schotland Nederland Zweden Zwitserland Duitsland Noorwegen Ierland Spanje Finland Italië Engeland Oostenrijk Slovenië Wales Tsjechische Republiek Polen
5
melanoompatiënten wordt systematisch besproken en multidisciplinair beslist tijdens een ‘MOC dermato-oncologie’. Complementair aan de therapeutische vaccinatiestrategie verleende het oncologisch centrum van het UZ Brussel de voorbije jaren de mogelijkheid aan patiënten om deel uit te maken van meerdere door de farmaceutische industrie gesponsorde onderzoeksprotocols, en zette het zelf een fase II –studie naar bijwerkingen op met het doelgericht receptorblokkerende geneesmiddel sunitinib. Ook op het gebied van psychosociale ondersteuning en palliatieve begeleiding biedt de medische oncologie in samenwerking met het support team van oncoloog prof. Wim Distelmans de noodzakelijke omkaderende zorg aan patiënten met een gevorderd melanoom.
De ruimere heelkundige behandeling Nadat de diagnose ‘melanoom’ is gesteld volgt een chirurgische nabehandeling afhankelijk van de dikte van het melanoom. In theorie kunnen er zich in het weefsel, rondom de plaats waar eerder het melanoom werd verwijderd, nog losse cellen bevinden. Afhankelijk van de dikte van het melanoom vindt daarom nog een ruimere excisie van het litteken plaats waarbij de afstand van de nieuwe insnede ten opzichte van het litteken van het diagnostische excisie-litteken in alle richtingen wordt bepaald (in cm) door de Breslow-dikte van het melanoom: Breslow-dikte melanoom
Marge re-excisie
0 mm voorstadium (in situ)
0,5 cm
tot en met 2 mm
1 cm
meer dan 2 mm
2 cm
(mm)
NB: een marge van 1 cm rondom betekent dat aan beide kanten van het litteken 1 cm aanvullend wordt weggesneden. Op sommige plaatsen van het lichaam kan dit leiden tot grote wondoppervlakten die niet primair kunnen worden gehecht. In die
6
gevallen moeten soms huidenten worden geplaatst of moet worden samengewerkt met de collega’s plastische chirurgie.
Sentinel Node of ‘Schildwachtklier’-procedure Als een melanoom uitzaait, gebeurt dat in de meeste gevallen in eerste instantie via het afvloeiende lymfevocht vanuit het melanoom naar de lymfeklieren in de oksel of lies (hals in geval van het aangezicht). De lymfeklieren fungeren als een soort filter voor het opvangen van uitzaaiende melanoomcellen. De schildwachtklier is de eerste klier waar het lymfevocht doorheen stroomt en waar eventuele uitzaaiende melanoomcellen worden ‘tegengehouden’. Deze sentinelklier kan worden opgespoord aan de hand van een licht radioactief eiwit dat rond het letsel wordt ingespoten. Dit product verplaatst zich naar de schildwachtklier. Die wordt aan de hand van een ‘geigerteller’ tijdens de ingreep opgespoord en heelkundig verwijderd (foto’s 1 en 2). De lymfeklier wordt dan naar het labo verstuurd voor verder onderzoek. Indien de schildwachtklier een uitzaaiing blijkt te bevatten, dan is vaak een extra operatie noodzakelijk om de andere lymfeklieren in dezelfde lies of oksel te verwijderen. De onderliggende gedachte is dat hierin mogelijk ook een of meerdere uitzaaiingen zouden aanwezig zijn en het daarom raadzaam is om ook deze klieren te verwijderen. Deze ingreep kan echter aanleiding geven tot niet onaanzienlijke restklachten (o.a. lymfeoedeem), zodat de voor- en nadelen op voorhand met de patiënt dienen te worden besproken.
De rol van radiotherapie Patiënten met een hoog risico op lokaal herval na lymfeklieruitruiming komen in aanmerking voor adjuvante radiotherapie. Het betreft patiënten met extranodale uitbreiding, meer dan 2 ingenomen lymfeklieren, een metastatische lymfeklier van meer dan 3 cm of een lokaal recidief. Maar radiotherapie heeft vooral een belangrijke plaats bij de behandeling van
symptomatische metastasen,bv.. bij bloedende huidmetastasen, pijnlijke botletsels of mediastinale compressie. Rekening houdend met de biologie van de ziekte en het comfort van de patiënt, geniet hypofractionatie de voorkeur. Ziektelocaties die een bedreiging vormen, zoals hersen- of wervelmetastasen worden best behandeld voor er complicaties optreden. Het gebruik van stereotactische en beeldgeleide radiotherapie laat toe om de neveneffecten van deze behandelingen te minimaliseren. De dienst radiotherapie van het UZ Brussel ligt mee aan de basis van de ontwikkeling en klinische introductie van deze hogeprecisieradiotherapietechnieken.
Plastische heelkunde en de melanoomkliniek Misschien stellen sommigen zich de vraag waarom een plastisch chirurg deel uitmaakt van de melanoomkliniek. Onterecht worden ze nog vaak beschouwd als chirurgen die zich enkel met esthethiek bezighouden. Hun aanwezigheid in de melanoomkliniek is belangrijk en nuttig zowel in de planning voor een ingreep als bij het herstel van een mogelijk huiddefect na de ingreep. Met als eerste doel het curatief zijn van de ingreep, kunnen ze de collega’s van de melanoomkliniek adviseren op welke manier een omvangrijk of delicaat gelegen letsel weg te nemen met het oog op reconstructie. Het verwijderen van deze letsels laat soms weefseldefecten na. In overleg met het melanoomteam kan de plastisch chirurg een heel gamma plastisch-reconstructieve ingrepen voortstellen (gaande van een eenvoudige huident tot complexe flapchirurgie) om deze complexe, uitgebreide of moeilijke weefseldefecten op een zo correct mogelijke en esthetisch verantwoorde manier te sluiten. Praktische info: afspraken op het nummer: 02 477 60 40
muze
Ethische reflectie
De communicatie paradox Patrick Lacor
is internist en voorzitter van de reflectiegroep voor biomedische ethiek van het UZ Brussel
Er is er veel commotie geweest rond de berichtgeving over de nieuwe, pandemische griep. Ziekte en vaccin kregen beide – terecht - bijzonder veel aandacht. Maar in de wirwar van angstaanjagende, geruststellende en neutrale berichten werd het uiteindelijk zelfs voor medisch geschoolden bijzonder moeilijk om het kaf van het koren te scheiden. Communicatie in de betekenis van ‘kennisgeving’ lijkt vandaag de dag eenvoudiger dan ooit. De technologische vooruitgang gaf ons bijvoorbeeld het internet als middel om nieuws te ontvangen uit een myriade van bronnen. Communicatie in de betekenis van ‘uitwisseling van gedachten’ lijkt echter paradoxaal genoeg aan diepgang in te boeten. Soms is het alsof controle en verificatie waaraan een nieuwsmelding onderworpen wordt, omgekeerd evenredig zijn aan de gepercipieerde waarheidswaarde ervan. De impact van op het internet gelanceerde informatie, waarover veelal geen discussie met de auteur mogelijk is, kan immers verbazingwekkend groot zijn en moeilijk tot niet omkeerbaar. In het bijzondere voorbeeld van de pandemische griep is het conflict tussen de twee betekenissen van ‘communicatie’ sterk tot uiting gekomen. Er werd snel veel nieuws verspreid over de nieuwe dreiging opdat geen station van ons maatschappelijk netwerk zich niet tijdig zou kunnen voorbereiden. Maar even snel doken berichten op die onrust zaaiden en die de productie van het nieuwe vaccin in een dubieus daglicht plaatsten.
Het is niet steeds gemakkelijk om nieuwsberichten correct te interpreteren, voor zover er zelfs al bij eender welk bericht sprake kan zijn van een ondubbelzinnige waarheid. Wanneer het over medische informatie gaat, dient men extra op zijn hoede te zijn omdat deze informatie de basis kan zijn van professioneel advies aan anderen, zieken in het bijzonder, met mogelijk verstrekkende gevolgen. Gezondheidswerkers spelen dus een belangrijke rol in de perceptie van het imminente gevaar van een nieuwe ziekte. Aan hen de delicate opgave om informatie te toetsen, te filtreren, te interpreteren en over te maken aan anderen. Soms oogt dit onmogelijk, soms is dit ook onmogelijk. In dat laatste geval lijkt vanuit een medisch-ethisch oogpunt de beste houding die van in alle openheid melden dat over bepaalde aspecten van een nieuwe ziekte en haar behandeling nog weinig of geen voldoende geverifieerde gegevens beschikbaar zijn. Dit komt de sereniteit van de berichtgeving ten goede, compromitteert de bijdrage van later beschikbare wetenschappelijke informatie aan de kennisvorming niet, en garandeert het respect voor de vrije keuze van wie experthulp vraagt. Bovendien, zei Erasmus reeds, is het dwaas om dingen te leren die men later weer moet vergeten … Patrick Lacor
7
Dokter Walter Renier, huisarts in Molenbeek:
“Urgentiegeneeskunde is het verschil kunnen maken.” Dokter Walter Renier is sinds 1976 huisarts in Molenbeek en sinds 1997 heeft hij er een duohuisartsenpraktijk uitgebouwd. “Ik geloof nog steeds in onze job als arts en als huisarts”, zegt deze wel heel bezige huisarts. Hij was gedurende 22 jaar stagemeester-coördinator, geeft les aan de KULeuven en aan de Vrije Universiteit Brussel en heeft van urgentiegeneeskunde een specialiteit gemaakt. “Maar je mag niet vergeten te ontspannen”, voegt hij eraan toe vooraleer hij zich opnieuw naar nieuwe wachtende patiënten spoedt.
8
Walter Renier startte zijn loopbaan als huisarts in een praktijk met specialisten, maar de combinatie huisarts-specialist onder hetzelfde dak vond hij niet ideaal. “De specialisten zagen mij teveel als iemand die vooral patiënten naar hen zou doorsturen”, zegt hij daarover. Daarom verhuisde hij in 1986 naar zijn huidige locatie. Hij was heel sterk in wiskunde en wilde eigenlijk burgerlijk ingenieur worden. Maar hij is tenslotte aan de KU Leuven geneeskunde gaan studeren. “Ik weet nog heel goed dat ik als kind atoomgeleerde wilde worden. De interesse voor het wetenschappelijke bleef. Ik ben als huisarts begonnen omdat ik nog niet goed wist welke specialiteit me het meeste aantrok en toen ik mij had ingeschreven bij de Sint-Annakliniek in Anderlecht om daar een jaar als huisarts bijkomend te gaan werken, ben ik tot de ontdekking gekomen dat specialisatie toch niet mijn ding was; ik miste het contact met de patiënt.” Toch komt zijn interesse in het medische niet zomaar uit de lucht vallen. Dokter Renier: “Mijn moeder was directrice van de kliniek Longchamp, die nu niet meer bestaat. Ze heeft daar meer dan 40 jaar gewerkt. Ik liep in die kliniek rond want ik was de zoon van de directrice en iedereen kende mij. Vandaar waarschijnlijk mijn
interesse voor geneeskunde.” Stilaan is hij ook steeds meer geïnteresseerd geraakt in de urgentiegeneeskunde en hij gaat zelfs nu ook over urgentiegeneeskunde doctoreren. Walter Renier: “Dr. Luc Corne, vroeger hoofd van de spoedgevallendienst van het UZ Brussel, heeft mij geïntroduceerd in de urgentiegeneeskunde. Dat hield mij echt bezig. Ik heb indertijd nog Medi100 gesticht, een project samen met de Franstalige artsen hier in Brussel, om de acute gevallen die niet moesten gehospitaliseerd worden toch op te vangen met huisartsen in een gedebanaliseerd voertuig. De samenwerking met de Franstaligen was zeer goed. Ik denk trouwens dat we daar verder moeten in gaan.
In Rusland kent men de huisarts niet Ik was in 1979 ook betrokken bij het oprichten van de Vlaamse Wachtdienst Brussel. Het Vlaamse karakter vond ik fantastisch en mijn grote vrees was dat mijn Franstalige patiënten niet bediend zouden kunnen worden, maar mijn vrees bleek ongegrond..” De Vlaamse Wachtdienst Brussel kende ongewild een pijlsnelle start door de artsenstaking van december 1979 tot januari 1980. Oorspronkelijk zou de wachtdienst slechts functioneren in
muze
sprak met
het weekend, maar door de artsenstaking moest plots een 24u-wachtdienst georganiseerd worden, 7 dagen op 7. Dit lukte wonderwel. Dokter Renier: “We werden toen geregeld geconfronteerd met urgenties en ik stelde mij de vraag of we op dat vlak wel goed bezig waren. Ook reanimatie was iets dat mij zeer interesseerde. Ik was na dr Rampelberg, de eerste voorzitter van de Vlaamse Wachtdienst Brussel en voorzitter van de Brusselse Huisartsen vzw, de voorloper van de huidige koepelvereniging, de Brusselse Huisartsenkring. Die groepeert een 80-tal huisartsen met een medisch kabinet in één van de 19 gemeenten rond Brussel. Na 29 jaar activiteit ben ik daarmee gestopt om plaats te maken voor nieuw bloed,met aanbreng van nieuwe ideeën. Ondertussen ben ik ook nationaal cursusdirecteur-adjunct van de Belgische Reanimatieraad. Zo hebben ze mij in andere landen ook leren kennen.” En in die context geeft hij ook o.m. reanimatieles in Rusland. Walter Renier: “Dat is heel boeiend. Daar kent men de huisarts niet, of amper. Een patiënt gaat er naar een specialist, maar meestal naar een soort poliklinieken. Sommige specialisten doen ook thuisbezoeken en zijn dus een soort huisartsen met een specialistisch diploma. De kwaliteit van de geneeskunde in Rusland op gebied van basisgeneeskunde
Walter Renier, huisarts in Molenbeek: “De belangrijkste taak van de huisarts op urgentiegebied, is leren discrimineren tussen wat echt urgent is en waar we direct iets kunnen aan doen of niet.”
is niet helemaal in orde. Maar er is zeker een positieve evolutie.” Wat is het essentiële verschil tussen huisartsgeneeskunde en urgentiegeneeskunde? Walter Renier: “Urgentiegeneeskunde is een deel van de huisartsgeneeskunde. Stel dat iemand acuut in ademnood zit of ineens gevallen is, is dat dan acute ontregeling van diabetes, een hersentrauma of een bloeding? Dat verschil kunnen maken, is urgentiegeneeskunde. De belangrijkste taak van de huisarts op urgentiegebied, is leren discrimineren tussen wat echt urgent is en waar we direct iets kunnen aan doen of niet. De triage in de spoedgevallendienst van een ziekenhuis is eigenlijk wat de huisarts doet aan huis, alleen degenen die niet naar het ziekenhuis moeten zal hij verder thuis behandelen.”
Leren discrimineren Dokter Renier is geboren in Ukkel en een echt Brussels ketje, zegt hij zelf, met veel Vlaams gevoel: “Ik ben bij de Vlaamse Wachtdienst Brussel gegaan omdat ik vond dat mijn Vlaamse patiënten niet aan hun trekken kwamen in de Franstalige wachtdienst. Ik stel vast dat een aantal van onze collega’s vandaag een veel grotere toenadering naar de Franstaligen wil dan de Franstaligen. We moeten samenwerken. Er is al samenwerking bijvoorbeeld in de Post MediNuit, de eerste nachtelijke wachtpost van huisartsen in Brussel. Omdat die overwegend Franstalig is, kwam er Terranova, niet ver van de Nieuwstraat in Brussel, een Vlaamstalige wachtpost. Maar we schakelen wel eens naar elkaar door.” “De ‘Vlaamse’ geneeskunde staat trouwens dichter bij de mens.”, merkt hij op. “Franstalige artsen blijven vaker redelijk afstandelijk. Vlamingen engageren zich meer. Ik hoor van Franstalige patiënten dat ze liever bij een Vlaamse dokter gaan dan bij een Franstalige dokter. Ze zeggen dan dat die grondiger zijn.”
Een middeltje tegen burn-out Heeft hij nog vrije tijd? Dokter Renier: “Mijn hobby is eigenlijk reanimatie, mijn 2de hobby is verven en het huis opknappen. Ik herstel soms meubeltjes. Ik ben een doe-het-zelver. Ik heb een hele kelder vol materiaal. Daar maak ik tijd voor. Vroeger had ik raadpleging elke zaterdag en nu nog om de drie zaterdagen. Die andere zaterdagen zijn voor de familie. Ik heb nu een kleindochter die twee jaar wordt en
“Mijn hobby is eigenlijk reanimatie...” daar wil ik ook mee bezig zijn. Het voordeel van een duopraktijk is dat ik ’s avonds gedaan heb om 21 of 22 uur, terwijl dat vroeger tot middernacht of later doorging. Dat zijn nog lange dagen, maar ik win toch drie uren per dag. We hebben hier ook het netwerk Iatros opgericht met 5 praktijken, geïnspireerd op de Anderlechtse groep Helix. Op weekdagen vervangen wij elkaar van 19 uur ’s avonds tot 7 uur ‘s morgens. Door de samenwerking tussen de huisartsen kan hier om 19 uur de telefoon afgezet en doorgeschakeld worden naar de wachtdienst van Iatros. Enkel op vrijdag blijven we een uur langer want de officiële wachtdienst begint dan pas om 20 uur. Eén van de belangrijkste zaken om niet te vervallen in burn-out, is dat je naast je job als huisarts regelmatig iets anders doet. Je mag niet vergeten te ontspannen. Zo is mijn donderdagnamiddag heilig. Ik geef dan les, ik ga naar vergaderingen, ik doe boodschappen. Ik sport regelmatig in het weekend, ik lees een goed boek of ik kijk naar een komische film. Lachen is voor mij nog altijd - mijn vader heeft mij dat geleerd - nog altijd het belangrijkste in het leven; daarmee genees je.” En als dokter kan hij het weten. (ee)
9
muze
Coverstory
UZ Brussel introduceerde voor het eerst in België een nieuw implantaat ter voorkoming van herseninfarct bij patiënten met voorkamerfibrillatie. Twee artsen van het UZ Brussel uit het team van prof. Pedro Brugada, dr. Jean Baptiste Chierchia en dr. Benjamin Scott, implanteerden met succes een Watchman-implantaat bij een patiënt met atriale (voorkamer)fibrillatie (AF) die bloedverdunners nam (zoals Sintrom, Marevan of Marcoumar) ter voorkoming van een herseninfarct. De patiënt had echter al meerdere hevige bloedingen gehad ten gevolge van die medicatie. Dank zij het Watchman-implantaat is deze specifieke patiënt verlost van de bloedverdunners én van het risico op een herseninfarct.
Erenominatie voor prof. Brugada Onlangs werd Prof. Pedro Brugada genomineerd tot ‘Honorary Member’ van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van Catalonia in Spanje. De les werd gegeven in een dissectiezaal die dateert van 1770 maar nog helemaal intact is. Het oudste lid van de Academie is 102 jaar, prof. Pedro Brugada is de jongste met zijn 57 lentes.
10
Atriale fibrillatie (of voorkamerfibrillatie) is een hartritmestoornis gekenmerkt door onregelmatige en gedesorganiseerde elektrische activiteit van de voorkamers van het hart waardoor deze minder efficiënt gaan pompen. Atriale fibrillatie is de meest voorkomende ritmestoornis bij volwassenen. Er wordt geschat dat in België 100.000 tot 300.000 mensen aan deze aandoening lijden. Herseninfacten die verbonden zijn met AF ontstaan wanneer bloedklonters, die zich vormen in het linker hartoor door het ontoereikend pompen van de voorkamer, gaan migreren. Wanneer het bloed in het hartoor gaat stagneren, werkt dit klontervorming in de hand . Deze klonters kunnen losraken en in de hersens terechtkomen en daar een herseninfarct (stroke) veroorzaken. Van alle herseninfarcten is één vijfde te wijten aan atriale fibrillatie. Patiënten met atriale fibrillatie hebben een risico op herseninfarct van gemiddeld 5% per jaar. Indien geen bloedverdunnende behandeling wordt genomen, krijgt één patiënt op twee dus na tien jaar een herseninfarct. De behandeling met bloedverdunners
brengt uiteraard een bloedingsrisico met zich mee. In de praktijk kan deze behandeling aan 20 tot 40% van de patiënten met atriale fibrillatie niet worden gegeven, om verschillende redenen (voornamelijk bloedingen).
The Lancet Uit de resultaten van een gerandomiseerd onderzoek met ruim 700 patiënten (gepubliceerd in The Lancet, 15 augustus 2009), blijkt duidelijk dat het implantaat daadwerkelijk een daling van het aantal herseninfarcten teweegbrengt. Dit nieuwe implantaat is ontwikkeld om het linker hartoor (de bron van meer dan 90% van de bloedklonters) af te sluiten. Door een soepele katheter, die wordt geplaatst in een ader in de lies, wordt de Watchman in het linker hartoor gebracht. Hierdoor is deze structuur afgesloten en kunnen de bloedklonters die zich daar vormen, geen herseninfarct meer veroorzaken. Zo moet de patiënt geen krachtige bloedverdunners meer innemen. De kostprijs van de inplanting (= sluiting van atrium septrum defect met paraplu) bedraagt 5000 euro.
Dienstfiche
Klinische hematologie De klinische hematologie (KH) is een bijzondere bekwaamheid (beroepstitel) binnen het domein van de interne geneeskunde. De KH staat in voor de diagnose en de behandeling van goedaardige en kwaadaardige aandoeningen van het hematopoëtisch stelsel, inclusief de hematopoëtische stamceltransplantatie. De pathologie in de KH is voor 85% oncologisch (neoplastische aandoeningen van bloed- en beenmerg zoals leukemie en lymfeklierkanker) en voor 15% nietoncologisch (erfelijke en verworven aandoeningen bloed- en beenmerg, bepaalde vormen van anemie en trombocytopenie, hemochromatose, enz). De KH is een
specialisme dat een nauwe samenwerking vereist met laboratoria (labo hematologie, medische genetica, moleculaire diagnostiek, transfusie). Getuige daarvan is het wekelijks multidisciplinair overleg tussen al deze entiteiten om het diagnostisch en therapeutisch beleid van de patiënt te optimaliseren. De afdeling klinische hematologie in het UZ Brussel De afdeling KH maakt deel uit van de dienst medische oncologie en hematologie die in de jaren ’80 werd opgericht rond een gemeenschappelijke activiteit, met name de chemotherapie. Dit heeft geleid tot een gemeenschappelijke hospitalisatieeenheid (E34) en een gedeelde poliklinische activiteit ter hoogte van het oncologisch centrum. Daarnaast is er nog de intensieve zorgen hematologie (IZH) voor de hospitalisatie van patiënten met langdurige aplasie, zoals na behandeling voor acute leukemie en na stamceltransplantatie.
Vanaf einde jaren ’80 zijn de medische oncologie en de hematologie meer en meer hun eigen weg gegaan inzake ontwikkeling, onderzoek en bestaffing. Hierbij werd een algemene trend in België gevolgd die geleid heeft tot de erkenning van twee afzonderlijke specialismen. Aldus werd in 2009 beslist tot de splitsing van de dienst in 2 autonome afdelingen, medische oncologie en klinische hematologie, beide voor een groot deel geïntegreerd in het oncologisch centrum van het UZ Brussel. Sinds juli 2009 is de afdeling KH erkend als stagedienst voor de opleiding van klinische hematologen.
De intensieve zorgen hematologie De belangrijkste doelstelling voor het oprichten van deze afdeling in 1985 was om patiënten met aangeboren of verworven immuundeficiënties, patiënten na zware chemotherapie en patiënten na stamceltransplantatie te isoleren van de rest van het ziekenhuis en zodoende het
11
Wie is wie bij afdeling klinische hematologie?
infectierisico maximaal te beperken. De toegang tot de eenheid wordt beperkt gehouden en er worden strikte hygiënische maatregelen opgelegd aan personeel en bezoekers. In 1999 werd de eenheid volledig heringericht om de kamers patiëntvriendelijk te maken met een buitenzicht en betere sanitaire voorzieningen. De IZH wordt microbiologisch zo ‘clean’ mogelijk gehouden door een installatie die ertoe leidt dat via het plafond in elke kamer een overdruk gecreëerd wordt met hepagefiltreerde lucht. De druk is het hoogst in de kamers en vermindert naarmate men de eenheid verlaat. Voor de ontspanning van de patiënt die hier meerdere weken moet verblijven, is de kamer voorzien van een multi-mediasysteem met breedscherm TV, PC en gratis toegang tot het internet.
Stamcellaboratorium Het stamceltransplantatieprogramma werd opgestart in 1986 en sedertdien werden er meer dan 600 transplantaties uitgevoerd, waarvan een 250-tal met stamcellen van allogene donoren (familiaal, onverwant of navelstrengbloed). Het programma is sinds 1992 internationaal erkend door de European Group for Blood
12
and Marrow Transplantation (EBMT). De bewerking van de transplanten na afname gebeurt in het ‘stamcellaboratorium’ dat deel uitmaakt van de ‘hematopoëtische stamcelbank’. Deze stamcelbank is sinds 2005 door de overheid officieel erkend. Voor de afname van stamcellen uit perifeer bloed (aferese) wordt samengewerkt met het Rode Kruis (donorcentrum Jette in UZ Brussel). Het stamcellaboratorium beschikt over alle vereiste faciliteiten die toelaten hematopoëtische stamcellen uit beenmerg, perifeer bloed en navelstrengbloed volgens hoge internationale kwaliteitsnormen in vitro te bewerken, in te vriezen, te bewaren en na grondige kwaliteitscontrole vrij te geven voor klinisch gebruik. Het stamcellaboratorium zal samen met de aferese-eenheid in het voorjaar 2010 door een internationaal inspectieteam geëvalueerd worden met het oog op het behalen van een Europese JACIE accreditatie.
Research domeinen De KH is betrokken bij een groot aantal klinisch-wetenschappelijke studies waaronder fase II (onderzoek bijwerkingen) en fase III (vergelijkend onderzoek) klinische trials. Hierbij is een goed georganiseerd datamanagement essentieel. De stamceltransplantatie is een techniek in evolutie die op de voet wordt gevolgd (partiële Tceldepletie, gebruik van niet-familiale donoren, navelstrengbloed transplantatie, de zgn ‘minitransplantaties’). Daarnaast is er een gestructureerde wetenschappelijke samenwerking met de onderzoeksgroep HEIM (hematologie en immunologie) van de faculteit geneeskunde en farmacie. De belangrijkste topic is hier ongetwijfeld ‘multipel myeloom’, reeds vele jaren gepionierd en gestuurd door Prof. Ben Van Camp en momenteel uitgegroeid tot een ‘myeloom centrum’ waarin kliniek en onderzoek een kruispunt vinden.
Vlnr: prof. Isabelle Vande Broek, prof. Rik Schots, Ann Blank, Anne Willekens, prof. sc. Ivan Van Riet, dr. Fabienne Trullemans
Prof. Rik Schots Afdelingshoofd-dienstverantwoordelijke Andere functies: directeur programma hematopoëtische stamceltransplantatie; stagemeester voor de opleiding klinische hematologie; deeltijds (10%) docent faculteit geneeskunde en farmacie; voorzitter transfusiecomité UZ Brussel; voorzitter Bibliotheekcommissie faculteit geneeskunde en farmacie; coördinator myeloomkliniek. Dr. Fabienne Trullemans Kliniekhoofd Andere functies: consulente Sint-Jozef kliniek Bornem Prof. Isabelle Vande Broek Kliniekhoofd Andere functies: klinisch professor; 50% senior researcher FWO Dr. Anne De Becker Assistent in opleiding interne geneeskunde – klinische hematologie Prof. Sc. Ivan Van Riet Directeur hematopoëtische stamcellaboratorium Andere functies: deeltijds (10%) docent faculteit geneeskunde en farmacie. Anne Willekens Hoofdverpleegkundige IZH Andere functies: coördinator stamceltransplantatie; datamanager stamceltransplantatie. Ann Blank Kwaliteitsmanager programma hematopoietische stamceltransplantatie Andere functies: datamanager hematologie.
Dienstfiche
Medische oncologie
De medische oncologie is binnen het UZ Brussel verantwoordelijk voor de algemene behandelingen van kanker in samenwerking met vele andere diensten en is, samen met de radiotherapie en de heelkundige oncologie, één van de kernafdelingen van het oncologisch centrum. Jaarlijks worden door de medisch oncologen ongeveer 15.000 patiënten gezien, grotendeels ambulant op de dagkliniek van het oncologische centrum. Over de jaren werden vele klinische en wetenschappelijke samenwerkingen ontwikkeld en nieuwe initiatieven opgestart. De medische oncologie is in 2008 een afzonderlijke specialiteit geworden en de afdeling is een erkende stagedienst. De stafartsen medische oncologie werken ook mee aan de verschillende multidisciplinaire oncologische consulten waarin de behandelingsstrategie van individuele kankerpatiënten bepaald wordt. De patiënten van de medische oncologie
worden in principe gehospitaliseerd op de VE34 Aan de patiënten worden niet enkel de meest actuele behandelingen aangeboden, maar er wordt constant gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen binnen talrijke klinische studies (van fase I, onderzoek werkzaamheid, tot en met fase III, vergelijkend onderzoek). Dit geeft onze patiënten toegang tot de meest innovatieve behandelingsmogelijkheden. De behandeling van kanker is in een stroomversnelling gekomen en de medische oncologie wil aan deze ontwikkelingen een actieve bijdrage leveren. Om dit te kunnen verwezenlijken is een lange lijst van wetenschappelijke samenwerkingen ontwikkeld met diensten binnen het ziekenhuis, de Vrije Universiteit Brussel, en oncologische diensten en laboratoria in andere ziekenhuizen en universiteiten.
Genomische biomerkers Op initiatief van de stafleden worden translationele klinische studies opgezet met eraan gekoppeld wetenschappelijk onderzoek om na te gaan waarom bepaalde behandelingen beter werken bij bepaalde patiënten. Door de identificatie van dergelijke predictieve biomerkers kunnen we in de toekomst de dure doelgerichte
geneesmiddelen gericht gebruiken voor de patiënten die er het grootste nut van hebben. Dergelijke studies lopen nu in longkanker, hersentumoren, weke weefseltumoren, melanoom, slokdarmkanker enz. Een bijzondere vorm zijn de ‘genomisch gestuurde’ studies waarbij eerst kankergenmutaties in het tumor DNA worden opgespoord en de aldus geselecteerde patiënten worden behandeld met geneesmiddelen gericht tegen de door deze mutante genen aangemaakte eiwitten. Deze mutaties worden bepaald in het aan de medisch oncologie geaffilieerde laboratorium moleculaire oncologie. Het is onze ambitie om binnen de eerstvolgende twee jaar in staat te zijn om het twintigtal genen waarvoor doelgerichte behandelingen bestaan of in ontwikkeling zijn, snel (op enkele dagen tijd) in elke patiënt te kunnen onderzoeken en zo een geïndividualiseerde behandeling voor te stellen aan een groeiend aantal patiënten. Het experimentele lab wordt geleid door dr. Erik Teugels, PhD, met verschillende technici en doctoraatsstudenten en werkt in nauwe samenwerking met de dienst pathologie om deze nieuwe genomische biomerkers naar de kliniek te brengen. Een breed netwerk van andere klinische
13
Wie is wie bij afdeling medische oncologie? centra werkten mee aan onze academische studies. Deze projecten worden gesteund door het Kankerplan, het FWO-V, Kom op Tegen kanker-VLK, de Stichting tegen Kanker, de VUB, IWT, Brussels Gewest, Vlaamse overheid en ook via samenwerkingen met de farmaceutische industrie.
Kankervaccinatie Een tweede domein van eigen klinisch onderzoek is de therapeutische vaccinatie tegen kanker en meer bepaald bij het melanoom (kanker van de pigmentcellen). Therapeutische vaccinatie heeft als doel een ziekte te bestrijden en verschilt van preventieve vaccinatie waarbij men een ziekte wil voorkomen. Door het specifiek stimuleren van het immuunsysteem van de patiënt met behulp van een lichaamseigen dendritisch celvaccin probeert men de immuunreactie tegen de kanker te versterken. Dit onderzoek gebeurt in een nauw samenwerkingsverband tussen de medische oncologie en het laboratorium moleculaire en cellulaire therapie (LMCT) van de faculteit geneeskunde en de dendritische celbank (DCB) van het UZ Brussel.
Kwaliteit van de zorg Er gaat niet enkel grote aandacht naar de efficiëntie van de behandelingen, maar
ook naar de opvang en preventie van bijwerkingen en de levenskwaliteit. Een team van psychologen dat de afdeling medische oncologie ondersteunt staat hiervoor in. In diezelfde optiek werd vanuit de afdeling medische oncologie ook de raadpleging kankerrevalidatie opgericht. Deze werkt nauw samen met de dienst fysiotherapie, maar wil het geheel van de problemen (fysieke en psychosociale) van de patiënten die hun behandeling hebben beëindigd, maximaal opvangen.
Familiale kanker Een andere activiteit van de medische oncologie is de coördinatie van de familiale kankerkliniek in samenwerking met de dienst medische genetica. In deze kliniek worden 1300 families met kanker gevolgd. Deze context heeft ons toegelaten twee nieuwe borstkankergenen te ontdekken en ook deel te nemen aan de vroege ontwikkeling van nieuwe behandelingen specifiek voor erfelijke kankers. Daarnaast wordt ook onderzoek gedaan naar een verbetering van de counselingmethode in deze families (dr. Erica Sermijn).
Oncogeriatrie Door de veroudering van de bevolking wordt er een sterke toename van kanker voorspeld in de komende jaren en ouderen met kanker hebben hun eigen behoeften voor wat betreft de behandelingen. Recent hebben we, met steun van het Kankerplan, een klinische en wetenschappelijke activiteit in de oncogeriatrie opgestart (samenwerking met de dienst geriatrie). In dit project wordt verder gezocht naar een juiste inschatting van deze behoeften.
Borstkankeropsporing In samenwerking met de dienst radiologie organiseren we in een ruim gebied rond het UZ Brussel (Vlaams-Brabant en OostVlaanderen) de bevolkingsscreening en de kwaliteitscontrole hierop bij vrouwen van 50-69 jaar.
Vlnr: prof. Jacques De Grève, dr. Lore Decoster, Kristina Demetser, prof. Denis Schallier, dr. Erik Teugels, dr. Christel Fontaine, prof. Bart Neyns, Alex De Waele, Gerrit Ponnet
Secretariaat Ingrid Bettens Tel: 02 477 6415 Fax: 02 477 62 11 e-mail:
[email protected]
ARTSEN MEDISCHE ONCOLOGIE Prof. Jacques De Grève, dienstverantwoordelijke, coördinator dagkliniek oncologie Prof. Denis Schallier, afdelingshoofd Prof. Bart Neyns, kliniekhoofd Dr. Christel Fontaine, kliniekhoofd Dr. Lore Decoster, resident CONSULENTEN Dr. Gilbert Dewash Dr. Karen Geboes Dr. Carine Keppens Dr. Jacques VanderAuwera. FAMILIALE KANKER Dr. Matthieu Goossens LABORATORIUM MOLECULAIRE ONCOLOGIE Dr. Erik Teugels KANKERVACCINATIE Prof. Bart Neyns Prof. Kris Thielemans VERPLEEGKUNDIGEN Daghospitaal: Kristina Demetser Verpleegeenheid 34: Gerrit Ponnet KANKERREVALIDATIE Sophie Hanssens KANKERPREVENTIE Dr. Mat Goossens Marie-Eve Coelst Ingrid Pauwels HET TEAM VAN PATIENTENBEGELEIDING
14
UZ Brussel neemt als eerste ziekenhuis ter wereld Vero-systeem voor hogeprecisieradiotherapie in gebruik Eind november is het nieuwe Vero-systeem voor hogeprecisieradio therapie ingehuldigd op de dienst radiotherapie van het UZ Brussel. Het UZ Brussel is het eerste ziekenhuis ter wereld dat dit Vero-systeem in gebruik neemt. Het is de bekroning van 20 jaar onderzoek naar een combinatie van intensiteitgemoduleerde radiotherapie (IMRT), beeldgeleide radiotherapie (IGRT) en realtimedetectie van tumoren in één behandelingssysteem. Dit betekent drastische nieuwe verbeteringen en betere behandelingsresultaten met vooral minder bijwerkingen in vergelijking met andere kankerbehandelingen.
VERO overtreft alle andere momenteel beschikbare radiotherapietechnologieën.
Het vooruitzicht op minder bijwerkingen en efficiëntere behandelingen impliceert dat patiënten nu hun voordeel kunnen halen uit deze baanbrekende innovatie om kanker met hoge precisie te behandelen. Industriële ondersteuning werd geleverd door Mitsubishi Heavy Industries Ltd. voor de hardware en door BrainLAB AG voor de software. Prof. dr. Guy Storme, diensthoofd radiotherapie, UZ Brussel: “Vero heeft niet de beperkingen die andere systemen wel hebben en biedt daarom de mogelijkheid om volledig nieuwe behandelingsprotocols te implementeren. Dankzij de superieure
beeldvormingsmogelijkheden van het systeem kunnen meer volumetrische gegevens worden gegenereerd voor, tijdens en na de behandeling. Met deze technologie kan het beeld beter en vlotter worden aangepast aan de veranderende anatomie, aan de bewegingen van de patiënt en zelfs aan de ademhalingsbewegingen. Vero is een platform voor stereotactische radiotherapie (SBRT) dat alle andere momenteel beschikbare radiotherapietechnologieën overtreft.” De speciale O-ringstructuur garandeert een zeer hoge nauwkeurigheid bij de behandeling en een grotere flexibiliteit, omdat meerdere doelwitten kunnen worden bestraald zonder de patiënt te verplaatsen. De verbeterde nauwkeurigheid van de radiotherapie is het resultaat van veelzijdige beeldgeleidings- en controlesystemen, inclusief realtimedetectie van tumorbewegingen, gecombineerd met de nooit geziene cardanische röntgenbestralingskop met kantel- en pan-rotatiefuncties. Door flexibele dosistoedieningsopties, zoals Conformal Beam, Dynamic Conformal Arc, IMRT en IMAT, kunnen artsen de behandeling perfect afstemmen op de indicaties
van de patiënt en zijn individuele tumor. “Dankzij nieuwe ontwikkelingen zoals het Vero-systeem is het eindelijk mogelijk om de behandeling te personaliseren, afgestemd op de specifieke situatie van de patiënt – in tegenstelling tot de huidige strategie van populatiegebaseerde statistiek”, zegt prof. Dirk Verellen, hoofd van de groep medische fysica. “De bedoeling is om de klinische uitkomst en de levenskwaliteit te verbeteren.” Misschien wel de belangrijkste prioriteit in de sector van de radiotherapie vandaag is het vergroten van het maatschappelijke bewustzijn van het feit dat radiotherapie de meest kosteneffectieve behandeling voor kanker is, niet alleen in een curatieve setting maar ook voor palliatieve doeleinden. Prof. Marc Noppen, gedelegeerd bestuurder van het UZ Brussel: “Radiotherapie kan nu bijdragen tot de implementatie van innovatieve technieken en de financiële situatie in de gezondheidszorg helpen ondersteunen door ervoor te zorgen dat deze baanbrekende technologie beschikbaar is voor elke patiënt. En zo hoort het ook.” De Herculesstichting ondersteunt fundamenteel en strategisch basisonderzoek in Vlaanderen en koos het Vero-project van het UZ Brussel als grootschalig onderzoeksproject. De stichting keerde een subsidie uit om het project te financieren van 2009 tot 2014.
15
muze
Column
Utopie, dystopie of fantasie? Op 13 november 2077 verscheen in De Werkelijk Echte Nieuwe Morgen het volgende bericht: “Brussel – Van onze correspondent ter plaatse:
Menselijk genoom kan nu volledig in kaart worden gebracht onmiddellijk na de bevruchting.
Jean Paul van Bendegem is decaan van de faculteit letteren en wijsbegeerte van de Vrije Universiteit Brussel en gewoon hoogleraar. Hij is licentiaat wiskunde en doctor in de wijsbegeerte. Hij woont in Gent.
Het gezamenlijke consortium, VLACGENO (Vlaams Consortium voor Genetisch Onderzoek), van alle Vlaamse universiteiten en een koepel van de farmaceutische en verwante industrieën, aangevuld met een begeleidend comité voor de inbreng van overheidsgelden, heeft op een druk bijgewoonde persconferentie met trots laten weten dat het thans mogelijk is om vrij snel na de conceptie het genoom van de bevruchte eicel volledig in kaart te brengen en, werd er zelfs verzekerd, in te grijpen waar nodig. Weliswaar zijn hier geen nieuwe wetenschappelijke doorbraken gebeurd, maar de efficiëntie en de standaardisering zijn de belangrijke verwezenlijkingen die een massale implementatie van de techniek mogelijk maken.” Vrij snel daarna, al in januari 2078, zijn de onderhandelingen gestart met de ziekenfondsen en andere betrokken partijen binnen de gezondheidszorg over de kostprijs van een dergelijke screening en hoe algemeen dit dient te gebeuren. Uiteindelijk in 2083, vijf jaar later dus, werd beslist dat iedereen toegang krijgt met een gedifferentieerde terugbetaling in functie van het aantal ingrepen dat dient uitgevoerd te worden. In 2100 waren de ethische commissies allerhande nog steeds niet klaar met het uitwerken van een gemotiveerd voorstel welke ingrepen waar wanneer kunnen gebeuren en vooral wie de beslissing mag nemen. Al in 2080 was een actiegroep GENEEN ontstaan die er radicaal voor pleitte geen enkele ingreep toe te laten omdat dit strijdig is met Gods wil. Maar aangezien de meeste van haar leden toch het celibaat beoefenden, vond niemand het nodig om te reageren. Oh ja, dat was ik vergeten. Al op 20 november 2077 was in de vermelde krant en in De Standaardisering een reclamebericht van een federatie van bedrijven verschenen dat luidde als volgt: “U wenst voor uw kind het beste? U weet ook dat ondernemingszin werelden opent. Daarom, als u uw kind laat screenen op ondernemingskwaliteiten, dan staan wij klaar om u te helpen, wanneer uw kind de volwassen leeftijd* zal bereikt hebben, om u financieel en materieel te steunen bij het opstarten van een nieuwe onderneming.” * I ndien nodig, om omgevingsfactoren maximaal te controleren, kan het kind bij ingebrekestelling van de ouders in een door ons ontworpen omgeving geplaatst worden.”
Prof. Jean Paul Van Bendegem
16
achter de coulissen
In elk nummer belicht mUZe een minder bekende maar niettemin essentiële dienst van het UZ Brussel.
Raf Vandenbussche, directeur HR en communicatie:
“Een ziekenhuis is een zeer complexe organisatie”. “Als we goede, kwalitatieve patiëntenzorg willen afleveren, is dat het directe resultaat van de inzet van onze medewerkers”, zo zegt Raf Vandenbussche, directeur van de dienst human resources en communicatie van het UZ Brussel. “Weinig betrokkenheid kan bij ons echter direct een invloed hebben op de zorg. Daarom moet de betrokkenheid van onze personeelsleden zo groot mogelijk zijn.”
17
Het profiel van de UZ Brusselmedewerker (Bron: Jaarverslag UZ Brussel 2008) • Het leeuwendeel van de 3.077 UZ Brusselmedewerkers is verpleegkundige, namelijk meer dan 40%. • De ruime meerderheid van de medewerkers zijn vrouwen, namelijk 72%. • 47% van alle medewerkers werkt deeltijds. • De meerderheid van het ziekenhuispersoneel heeft een getuigschrift hoger nietuniversitair. Die groep is het grootst bij de vrouwelijke deeltijdse personeelsleden. De grootste categorie universitairen is terug te vinden bij de voltijdse mannelijke medewerkers, namelijk 36%. • In 2008 waren slechts 12 medewerkers jonger dan 21 jaar. Slechts 44 personen zijn 61 jaar en ouder en dat is ongeveer 1%. De twee grootste groepen zijn tussen 41 en 50 jaar (34%) en tussen 31 en 40 jaar (25 %). • Meer dan de helft van de medewerkers woont in Vlaams-Brabant. Daarna is Oost-Vlaanderen de best vertegenwoordigde provincie bij de medewerkers. Op de derde plaats volgt Brussel en daarna Antwerpen. Er werken in het UZ Brussel ook personeelsleden uit Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen en WaalsBrabant.
18
In het UZ Brussel is human resources meer dan doeltreffende administratieve opvolging. Raf Vandenbussche: “Als in een koekjesfabriek op een maandagmorgen de koekjes wat minder zijn, kunnen ze na kwaliteitscontrole de vuilbak in. Weinig betrokkenheid kan bij ons echter direct een invloed hebben op de zorg. Daarom moet de betrokkenheid van onze personeelsleden zo groot mogelijk zijn. Dat bereik je door een organisatiecultuur te creëren en door een aantal essentiële waarden te ontwikkelen. Onze waarden zijn samengevat in het acroniem WARME werkgever. Het woord ‘waardering’ is er een kernelement van: de waardering van verpleegkundige en arts tegenover elkaar, de waardering van de zorgverstrekkers voor de patiënt, maar ook de waardering van de patiënt tegenover de zorgverstrekkers. Als je aan een patiënt vraagt hoe het is geweest in het ziekenhuis krijg je drie types van reactie: het waren vriendelijke verpleegkundigen, het eten was goed en de positieve reputatie van de arts wordt aangehaald.” Hoe creëer je die waardering? Raf Vandenbussche: “Respect is een belangrijke waarde in onze missie. Wij kunnen zoveel als we willen het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt in onze communicatie onderstrepen, maar het moet concreet worden gemaakt door de medewerkers van het ziekenhuis zelf. Het mag geafficheerd worden, maar je moet het bovenal zien in de handelingen van de mensen.
Zorgen wegnemen Om tot betrokkenheid te komen, moeten de ziekenhuismedewerkers zich op alle vlakken goed thuis voelen. In het kader van ons HR-beleid trachten we dat te realiseren door: • ervoor te zorgen dat de medewerkers zich geen zorgen moeten maken over het administratieve verloop van het werk. Daarom ook hebben wij in de
“Het woord ‘waardering’ is er een kernelement van: de waardering van verpleegkundige en arts tegenover elkaar, de waardering van de zorgverstrekkers voor de patiënt, maar ook de waardering van de patiënt tegenover de zorgverstrekkers.”
HR-dienst een systeem van consulenten opgezet. Iedereen heeft zijn toegewezen consulent die het volledige dossier opvolgt, een aanspreekpunt waar hij of zij bij te rade kan gaan. Voor de consulent is dat ook interessant omdat hij een veelheid van terreinen bewandelt die allemaal te maken hebben met hetzelfde personeelslid. Daardoor verschuiven we het accent van het dossier naar de medewerker. Daarom heten die ook niet dossierbeheerder, maar wel personeelsconsulent. • ervoor te zorgen dat de medewerkers zich voor de volle 100% op hun job kunnen concentreren. Het principe is dat we hun zorgen moeten wegnemen over wat hen zou kunnen overkomen. Daarom zorgen we ook voor goede aanvullende voorwaarden, zoals pensioenfonds, een hospitalisatieverzekering, een gewaarborgd inkomen. Als die zorgen weg zijn, wordt de betrokkenheid nog groter. • de manier waarop leidinggevenden omgaan met hun medewerkers. Dat is cruciaal in het aantrekken en behouden van goede mensen. Dat is voor een ziekenhuis een specifieke problematiek. Artsen werden, zeker in een universitair ziekenhuis, vooral beoordeeld op hun klinisch en wetenschappelijk curriculum. Vandaag hebben we echter artsendiensthoofden met zeer grote diensten zoals medische beeldvorming en het centrum voor reproductieve geneeskunde. Dat zijn grote KMO’s waar het medische diensthoofd ook moet managen. Ook op het vlak van deze competentie moeten mensen worden opgeleid, gesteund, gecoacht en geëvalueerd.”
De rol van de arts overstijgt het functionele Zijn er nog verschillen met een klassiek bedrijf? Raf Vandenbussche: “Zeker. Een universitair ziekenhuis is een complexe organisatie. Het gaat om een grote groep hoogopgeleide professionals en de arts maakt er de kern van uit. Deze moet een grote autonomie hebben omdat hij zelf de verantwoordelijkheid neemt; een diagnose, een behandeling , een ingreep is en blijft
finaal altijd een persoonlijke beslissing. Je kan dat minder sturen dan bij een normaal bedrijf en dat is ook terecht. De rol van de arts overstijgt het functionele. Daarnaast gaat het om grote groepen en vaak knelpuntberoepen (verpleegkundigen, informatici, laboranten,…) en een overwegend vrouwelijke populatie waardoor er veel meer (trouwens terechte) vraag is naar flexibiliteit in functie van de persoonlijke en gezinssituatie die tijdens het leven
daarenboven verandert. De flexibiliteit zelf moet daardoor ook flexibel zijn. Tijdens eenzelfde loopbaan moet de arbeidsovereenkomst daardoor verschillende keren worden aangepast. Tot slot verschilt het vraag-en-aanbodverhaal op HR-vlak van dag tot dag omdat ook het verhaal van de patiënt telkens weer anders is. Tegelijk betekent dit dat we veel vragen aan onze medewerkers, maar dat daar ook wat tegenover staat. De werkomgeving is ook
“Het begrip Respect mag geafficheerd worden, maar je moet het bovenal zien in de handelingen van de mensen.” Het 16-koppig team van de personeelsdienst
Gezocht: ziekenhuisartsen (Bron: Jaarverslag UZ Brussel 2008) Het UZ Brussel heeft het statuut ziekenhuisarts uitgewerkt. Het gaat om niet-specialisten die toch in het ziekenhuis komen werken, om algemeen geneeskundigen of huisartsen, eventueel met een eigen praktijk, maar die daarnaast het ziekenhuis komen versterken voor een aantal algemene nietspecialistische zorgtaken in functie van de hoge kwaliteit van de zorg. Het gaat bij voorkeur om terreinen waar het tekort aan specialisten kan worden geneutraliseerd door een deel van de taken onder supervisie van de specialist te laten overnemen door goedgeschoolde huisartsen. Zij kunnen bijvoorbeeld meehelpen op de spoedgevallendienst of de zaaltoeren begeleiden. Daarvoor willen we binnenkort artsen aanwerven. Het is uiteraard niet de bedoeling om de eerstelijnszorg over te slaan. Het kan echter voor een huisarts interessant zijn om, naast de eigen praktijk, voor één of twee namiddagen ook in een ziekenhuis te gaan werken. Het UZ Brussel wil daarmee een antwoord geven op zowel de kwaliteitsvolle patiëntenzorg als het tekort aan specialisten.
meer uitdagend omwille van de andere functies van een universitair ziekenhuis, namelijk onderwijs en onderzoek. In een universitair ziekenhuis is er vaak ook een zwaardere pathologie die bijzondere expertise vraagt die wordt verworven door academisch bezig te zijn, door onderzoek, teams aan te sturen. Tegelijk moet bij de aankomende artsen uitgekeken worden naar opvolgers. Een arts moet daardoor ook meer dan in een gewoon ziekenhuis zijn know-how delen. Een ziekenhuis blijft dus overwegend een zaak van mensen en de informatietechnologie blijft een ondersteunende tool. Ze kan ervoor zorgen dat processen meer gestandaardiseerd verlopen en het werk op zich vergemakkelijkt. Het proces zelf blijf echter het belangrijkste en blijft in handen van mensen.”
19
nieuwsjes... Wetenschappers zetten stamcellen om in longweefsel Wetenschappers van de Vrije Universiteit Brussel zijn erin geslaagd om menselijke embryonale stamcellen om te zetten in longweefsel. Deze nieuwe techniek zou in de toekomst een alternatief kunnen vormen voor longtransplantaties bij mensen met chronische longziekten of erfelijke aandoeningen zoals mucoviscidose. Lindsey Van Haute en enkele collega’s van de onderzoeksgroep Embryologie en Genetica van de Vrije Universiteit Brussel zijn erin geslaagd om menselijke embryonale stamcellen om te zetten in longepitheelcellen. Voor deze wereldprimeur bedachten ze een nieuwe techniek die de omstandigheden in een volwassen luchtpijp simuleert. De cellen konden via een poreus membraan voedsel opnemen langs de ene kant, terwijl ze aan de andere kant in open lucht konden ontwikkelen. De nieuwe techniek zal nog verfijnd worden zodat een groter aantal cellen kan omgezet worden, en zodat de differentiatie tot specifieke celtypes beter gestuurd kan worden. De ontdekking betekent een belangrijke doorbraak voor longpatiënten. In de toekomst zou men namelijk dankzij het ontwikkelen van gezonde longweefselcellen heel wat grote ingrepen zoals longtransplantaties kunnen vermijden. Bovendien kunnen farmacologische onderzoekers gecultiveerde zieke longcellen gebruiken om in vitro modellen te ontwikkelen voor bepaalde longziektes.
Referentie: Van Haute L., De Block G., Liebaers I., Sermon K., De Rycke M. Generation of lung epithelial-like tissue from human embryonic stem cells. Respiratory Research 2009, 10:105
Meer informatie: Lindsey Van Haute: 02-477 46 34
[email protected]
20
UZ Brussel krijgt Top Employer 2010 label Voor het tweede opeenvolgende jaar heeft het UZ Brussel het label ‘Top Employer’ in de wacht gesleept. Aan de toekenning van dit label, dat wordt uitgereikt door de Corporate Research Foundation, gaat een objectief onderzoek vooraf door een panel van experts onder leiding van de Hay Group. Zij analyseren bedrijven die zich onderscheiden op het vlak van vijf HR-criteria: primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, opleidingsmogelijkheden, interne promotiekansen en bedrijfscultuur. Onder meer de grote werkzekerheid, billijke verloning, het uitgebreid aanvullend pakket secundaire arbeidsvoorwaarden (hospitalisatie, extra pensioen, gratis openbaar vervoer), de vele trainings- en opleidingsinspanningen en de informele sociale sfeer vielen hen op. De betrouwbaarheid van het label Top Employer wordt opgevraagd door de Raad van Accreditatie (Ministerie Economische Zaken – Nederland) en gescreend door HAY GROUP, een internationale professionele consultancy, groep inzake HR-beleid.
De borstkliniek van het UZ Brussel heeft voor haar patiënten een bijzondere brochure ontwikkeld. Ervaring leert dat patiënten door spanningen, onzekerheden,… ongeveer 70% van de verstrekte informatie al meteen weer vergeten. Daarom is het essentieel om op het juiste moment de correcte informatie te geven, en ook niet meer of minder informatie dan nodig. Om daaraan tegemoet te komen, heeft de borstkliniek op handig formaat en in een transparant milieuvriendelijk mapje een losbladige publicatie gecreëerd die op maat van de diagnose en de behandeling van elke individuele patiënt wordt
Unieke brochure borstkliniek samengesteld. Meer nog, de toegevoegde informatie groeit mee met de evolutie en behandeling van de patiënt. “De patiënten zijn er heel blij mee”, zegt hoofdverpleegkundige Magda Boels van de borstkliniek. “Elke patiënt krijgt het informatiedossier, maar telkens met enkel daarin de informatie die op hem of haar betrekking heeft. Er is zowat een jaar aan gewerkt door een heel team”. De brochure werd gerealiseerd met de financiële steun van de Vlaamse
“Elke patiënt krijgt het informatie dossier, maar telkens met enkel daarin de informatie die op hem of haar betrekking heeft. Er is zowat een jaar aan gewerkt door een heel team”, zegt hoofdverpleegkundige Magda Boels van de borstkliniek.
Liga tegen Kanker. De borstkliniek maakt deel uit van het oncologisch centrum van het UZ Brussel en telt ongeveer 500 patiënten (waarvan bijna 200 nieuwe diagnosen van borstkanker) en 3.000 consultaties per jaar. Patiënten worden er behandeld door een multi-disciplinair team waarvan zowel artsen, verpleegkundigen, een psycholoog, een kinesist en een administratieve kracht deel uitmaken. De borstkliniek, die werd opgericht eind 2003, heeft een erkend oncologisch zorgprogramma voor borstkanker. Info over de borstkliniek op 02 477 60 15.
CRG UZ Brussel op vlak van menselijke reproductie meest geciteerd in peer review artikels Het aantal referenties naar een specifiek artikel weerspiegelt het wetenschappelijk belang ervan. Uit een vergelijkende studie van de hoogst aangeschreven publicaties in 2008, uitgevoerd op de Oxford Universiteit, blijkt dat het centrum voor reproductieve geneeskunde van het UZ Brussel met 6 artikels mooi op een gedeelde 1ste plaats prijkt in de top 100 van de meest geciteerde centra (samen met 2 Amerikaanse instituten). Als we naar de vaakst geciteerde
auteurs kijken, dan vinden we in de top 10 maar liefst 4 namen terug die verbonden zijn aan onze instelling: Paul Devroey en André Van Steirteghem op de 1ste plaats met 8 artikels, Herman Tournaye op een gedeelde 3de plaats met 5 artikels en Michel Camus op een gedeelde 8ste plaats met 3 artikels. En in de top 10 van originele artikels waar in de periode 1990-2009 in andere artikels het meest is naar verwezen, neemt André Van Steirteghem de 1ste en de 4de plaats in beslag met twee artikels over ICSI.
21
Rudi Van de Velde ICT Manager van het jaar Eind november werden tijdens het ‘ICT Manager Contest 2009’-event van Data News, twee ‘ICT Managers of the Year’ gelauwerd, een voor de private en een voor de publieke sector. In de publieke sector ging de prijs naar Rudi Van De Velde, hoofd van de dienst informatica van het UZ Brussel. De ‘ICT Manager of the Year’ moest zijn dossier verdedigen voor een academische jury. Opvallend is dat Rudi Van De Velde de titel voor de tweede keer in de wacht sleept. In 1993 was hij al de eerste Data News ICTmanager van het jaar. Deze keer haalde hij het met zijn project rond het klinisch werkstation.
Belgian Stroke Council Award 2009 voor dr. Ann De Smedt Dr. Ann De Smedt van de dienst neurologie van het UZ Brussel kreeg op 5 december de Belgian Stroke Council Award 2009 voor haar studie over de waarde van de verkorte National Institute of Health Stroke Scale (NIHSS). De volledige schaal (15 items) wordt internationaal gebruikt om de ernst van de symptomen na een beroerte vast te leggen, en om het effect van behandelingen voor beroerte te meten. De schaal is vrij omslachtig en neemt wat tijd in beslag. De verkorte schaal test maar 5 items, en is dus veel handiger om te gebruiken. Ann De Smedt toonde aan dat er over verschillende tijdstippen na een beroerte een uitstekende correlatie bestaat tussen de volledige en verkorte schaal, en dat de verkorte schaal op dag 3 na de beroerte al een voorspellende waarde heeft op de uiteindelijk latere functionele uitkomst. Meer over de Belgian Stroke Council op de website: www.belgianstrokecouncil.com/
22
Redelijk eigenzinnige www.vub.ac.be
Infodagen 2010 Zaterdag 6 februari 2010 Zondag 21 maart 2010 Zaterdag 24 april 2010 Zaterdag 4 september 2010 10u00 - 16u00 Specifieke infomomenten voor masteropleidingen Donderdag 25 maart 2010 Donderdag 29 april 2010 15u00 - 20u00 Campus Jette voor alle medische opleidingen Campus Etterbeek voor alle andere opleidingen
23
De redactie wenst u een gezond 2010!
Colofon
mUZe is het driemaandelijks medisch magazine van het UZ Brussel. Algemene coördinatie: Valerie Verstappen Redactionele coördinatie en eindredactie: Edgard Eeckman en Dorrit Moortgat Redactieraad: Johan Braeckman, Toon De Backer, Wim Distelmans, Edgard Eeckman, Martine Huybrechts, Patrick Lacor, Dorrit Moortgat, Marc Noppen, Marc Segers, Jan Schots, Brigitte Velkeniers In dit nummer staan redactionele bijdragen van Arlette De Coninck, Jacques De Grève, Marc De Ridder, Sven D’haese, Edgard Eeckman, Patrick Lacor, Dorrit Moortgat, Marc Noppen, Rik Schots, Jean Paul Van Bendegem, Valerie Verstappen De foto’s in dit nummer zijn van Marc De Beukeleer, Kathleen De Cock, Edgard Eeckman, Valerie Verstappen De vormgeving werd verzorgd door Megaluna. mUZe wordt gedrukt op de persen van Leleu Printing op milieuvriendelijk papier. Wie dat wil, kan zich gratis abonneren. Het volstaat een mail te sturen naar
[email protected] of te telefoneren naar de dienst communicatie van het UZ Brussel op 02 477 80 82. Verantwoordelijke uitgever: Marc Noppen, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel Algemene info over het UZ Brussel: www.uzbrussel.be Algemene info over werken in het UZ Brussel: www.werkeninhetuzbrussel.be
Zoeken, Weten, Helpen
Met dank aan Alcomel / Zichem SVR-Architects n.v. / Antwerpen Bayer-Healthcare / Brussel Drion rent / Schaarbeek Sterima Malysse / Kortrijk Vanderstraeten / Lummen