Multifocale trajecten in de Stadsregio Amsterdam Een eerste tussenstand
In opdracht van: Stadsregio Amsterdam en Achmea Projectnummer: 13079
Sanna de Ruiter Jeroen Slot José van Boven
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300
Telefoon 020 251 10434
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam
www.os.amsterdam.nl
[email protected]
Amsterdam, mei 2013
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
___________________________ Foto voorpagina: Fotobank Gemeente Amsterdam Fotograaf: Edwin van Eis
2
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Inhoud Samenvatting en aanbevelingen
5
Inleiding
7
1 Multifocale trajecten: werkwijze 1.1 Vorming van het samenwerkingsverband 1.2 Samenwerking in de praktijk
11 11 11
2 Resultaat van de samenwerking 2.1 Meerwaarde en knelpunten voor professionals 2.1.1 Meerwaarde 2.1.2 Knelpunten 2.2 Meerwaarde en knelpunten voor cliënten en ouders 2.2.1 Cliënt- en oudertevredenheid 2.2.2 Belangrijkste veranderingen voor cliënten en ouders 2.2.3 Meerwaarde en knelpunten voor cliënten en ouders 2.3 Resultaten van de geboden zorg 2.4 Toekomst
15 15 15 16 17 17 18 19 19 20
Bijlage 1 Overzicht trajecten
23
Bijlage 2 Respons
27
Bijlage 3 Checklist interviews
29
3
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
4
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Samenvatting en aanbevelingen
Samenwerking tussen jeugdzorg en jeugd-GGZ is van grote meerwaarde in de zorg om de jeugd. Projecten waarbij methodisch samengewerkt wordt tussen jeugdzorg en jeugdGGZ (psychiatrie) leveren betere en effectievere zorg voor cliënten op. Dat is de breed gedeelde eerste indruk van professionals uit de jeugdzorg en jeugd-GGZ die betrokken waren bij dit onderzoek naar multifocale trajecten in de Stadsregio Amsterdam. De korte lijnen tussen verschillende instellingen/ zorgaanbieders, het delen van elkaars expertise en het laagdrempeliger maken van zorg zijn belangrijke voordelen die zij noemen. Hoewel de eerste indruk positief is, worden er ook wel knelpunten en mogelijkheden tot verbetering genoemd. Cultuurverschillen tussen jeugdzorg en jeugdpsychiatrie, gescheiden financieringsstromen en dubbele administratie zijn daarvan veelgenoemde voorbeelden. Dat blijkt uit het onderzoek dat O+S uitvoerde in opdracht van de Stadsregio Amsterdam en Achmea. De hoofdvraag van het onderzoek was: leveren multifocale trajecten snellere, betere en efficiëntere zorg op? Om deze vraag te beantwoorden is een enquête uitgezet onder 30 multifocale trajecten die in 2012 in de Stadsregio aangeboden werden. Bij al deze trajecten was er sprake van een samenwerkingsverband tussen één of meer jeugdzorginstellingen en één of meer instellingen voor jeugd-GGZ. Om dieper in te gaan op de vraag waarom deze samenwerkingsverbanden al dan niet succesvol waren, wat mogelijke knelpunten zijn en waar eventuele meerwaarde door wordt veroorzaakt, zijn betrokkenen bij zeven multifocale trajecten geïnterviewd. Op basis van de enquête en de gesprekken met professionals kan gesteld worden dat de beoogde samenwerking tussen de jeugdzorg en de jeugd-GGZ geslaagd is. De overgrote meerderheid van de betrokken professionals is tevreden en ziet (grote) meerwaarde van de samenwerking, zowel voor zichzelf als voor cliënten en hun ouders. Niemand is van mening dat de hulpverlening hier slechter door wordt. Wel zijn er knelpunten, waarvan cultuurverschillen tussen jeugdzorg en de GGZ en verschillende problemen in de opstartfase de belangrijkste zijn. Professionals is gevraagd de doelstellingen ‘de zorg wordt beter’ en ‘de zorg wordt efficiënter’ te evalueren met een rapportcijfer. Beide doelstellingen ontvingen een ruime voldoende. Wel is er een verschil te zien, men vindt dat de zorg eerder beter (een 7,9) dan efficiënter (een 7,3) wordt. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is dat er op het gebied van efficiency zowel pluspunten als minpunten benoemd worden: de hulpverlening wordt sneller, de lijnen zijn korter, maar aan de andere kant leveren de multifocale trajecten niet per definitie minder werk op, bijvoorbeeld door de dubbele administratie en het feit dat er (nu nog) een verwijzing nodig is voor de GGZ. Dat de zorg beter wordt is blijkbaar eenduidiger: er is een bredere visie op de problematiek, een breder scala aan hulpaanbod en de lagere drempel naar de psychiatrie, waardoor volgens de professionals beter zorg op maat geleverd wordt. Medewerkers van de jeugdzorginstellingen verschillen hierin niet van hun GGZ collega’s.
5
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Dit onderzoek geeft geen antwoord op de vraag of de zorg goedkoper wordt. Als trajecten langer lopen zal een resultaatmonitor meer inzicht kunnen geven in eventuele winst in efficiency. Aanbevelingen Dit onderzoek geeft een positief beeld van de trajecten waarin een samenwerking is tussen jeugdzorg en jeugd-GGZ instellingen. Het onderzoek kent een aantal beperkingen. Zo kennen de trajecten over het algemeen pas een korte looptijd en gaat het hier om een eerste indruk. Op langere termijn zal blijken of dit positieve beeld blijvend is. Het onderzoek geeft geen volledig beeld van cliënttevredenheid, wachtlijsten, looptijden, totale kosten van de trajecten etc. Daarom een aantal aanbevelingen: Maak cliënttevredenheid inzichtelijk. Hiervoor dienen de evaluaties van cliënten en ouders (bijvoorbeeld de GGZ-thermometer) gescheiden te worden van de evaluaties van de rest van de cliëntpopulatie. De professionals die de vragenlijst invulden en die geïnterviewd zijn, merken dat lijnen korter worden en dat daardoor de wachttijd verminderd, hulp sneller en meer op maat kan worden geleverd. Toekomstige rapportages waarin de resultaten van de beide instellingen worden samengevoegd zullen meer inzicht geven in de totale looptijd en kosten van de trajecten. Volgens de professionals zijn de volgende zaken belangrijk om een samenwerkingsverband tussen jeugdzorg en de GGZ te doen slagen: heldere afspraken, afstemming van het behandelplan zodat duidelijk is wie wat doet op cliëntniveau, structureel overleg, draagvlak onder direct betrokken personeel en onder bestuur van de instellingen, het maken van duidelijke afspraken om wederzijdse verwachtingen helder te krijgen en waar nodig bij te sturen. Het lijkt vooral essentieel om een traject een aanlooptijd te gunnen: het traject moet vorm krijgen, hulpverleners moeten elkaar en elkaars expertise leren kennen, cultuurverschillen moeten overwonnen worden en instroom van cliënten moet op gang komen. Hiervoor is tijd en enige flexibiliteit vereist. Zoals een medewerker het verwoordt: ‘Zo moeilijk als ik het zag in het begin, zo enthousiast ben ik nu. Ik zie het gevolg, vaak letterlijk aan tafel. Gun een project zijn aanlooptijd.’
6
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Inleiding
Aanleiding Kinderen die op dit moment jeugdzorg en GGZ-hulp ontvangen, krijgen deze hulp vaak naast elkaar. Ook voor gezinnen met meer gezinsleden (kinderen en ouders) bij de GGZ en/of jeugdzorg is op dit moment weinig afstemming tussen de verschillende trajecten. Daarnaast is de ervaring dat voor cliënten (en hun ouders) in de jeugdzorg de drempel om vanuit de jeugdzorg zelf naar de jeugd-GGZ te stappen soms erg hoog is. De Stadsregio Amsterdam heeft samen met Achmea, gemeenten en instellingen het initiatief genomen om de werkwijze in de zorg voor de jeugd te veranderen. Een van de voorgestelde veranderingen is het aanbieden van multifocale trajecten. Het voorstel is dat gezinnen multifocale trajecten krijgen aangeboden: trajecten waarbij jeugdzorg en jeugd-GGZ gecombineerd wordt. Het beter afstemmen van hulp en het vergroten van de bereikbaarheid van de jeugdhulp zijn hierbij de belangrijkste doelstellingen. Deze werkwijze sluit goed aan bij de ontwikkelingen die in het kader van de transitie van de jeugdzorg plaatsvinden en waarbij gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk worden voor de jeugdzorg, de jeugd-GGZ en de jeugd-LVB. Het idee bestaat dat dergelijke combinaties binnen gezinnen veel voorkomen, maar om hoeveel gevallen het werkelijk gaat is niet bekend. Met behulp van dossiers van Bureau Jeugdzorg en LVB en GGZ is in 2010 een schatting gemaakt van het aantal multifocale trajecten. Hieruit kwam naar voren dat 40% van de jongeren in de jeugdzorg zowel jeugdzorg als jeugd-GGZ nodig heeft, 30% heeft jeugdzorg nodig en is licht verstandelijk beperkt en 30% heeft enkelvoudige jeugdzorg nodig. In 2011 is in Amsterdam een begin gemaakt met het aanbieden van multifocale trajecten. Een voorbeeld hiervan is samenwerking tussen Altra en de Bascule. In het rapport ‘Monitor multifocaal project Altra & Bascule’ (2012) wordt gesteld dat de samenwerking onder andere zorgt voor een kortere gecombineerde behandelduur in vergelijking met de optelsom van de behandelduur van een apart jeugdzorg en een apart GGZ-traject. Voor 2012 hebben de SRA, Achmea aan de zes instellingen die (J)GGZ aanbieden in de 1 stadsregio gevraagd om samen met jeugdzorgaanbieders multifocale trajecten te ontwikkelen. Dit leverde 34 voorstellen voor trajecten op. De vormen van zorg die worden aangeboden zijn niet allemaal nieuw, maar de combinaties van zorg zijn dat wel. Het doel van de multifocale trajecten is de zorg effectiever en beter te maken en de drempel naar de GGZ te verlagen. Vrijwel alle trajecten zijn gehonoreerd en zijn in 2012 van start gegaan. Meestal is het aanbod bekostigd door ombuiging van reguliere middelen. Soms betreft dit uitbreiding van al bestaand aanbod. Een klein aantal trajecten is geheel nieuw en is uit additionele middelen bekostigd.
1
JeugdR iagg NHZ, Arkin, De Bascule, Lucertis, GGZ inGeest en de Waag.
7
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Het bestuurlijk overleg heeft op 8 februari 2012 opdracht gegeven voor het inrichten van een monitor om de resultaten van de multifocale trajecten in kaart te brengen. De projectgroep heeft vervolgens een voorstel gedaan, waarop het bestuurlijk overleg positief heeft besloten. Aan O+S is gevraagd een voorstel te doen voor dit onderzoek: op welke manier kunnen de multifocale trajecten geëvalueerd worden en kan de meerwaarde van de trajecten op een verantwoorde wijze onderzocht worden? Onderzoeksvraag Het doel van dit onderzoek is tweeledig, namelijk een procesevaluatie (‘Wordt het programma/de interventie geleverd zoals bedoeld?’) en een evaluatie van de (voorlopige) resultaten in de praktijk. De belangrijkste vragen die hierbij beantwoord dienen te worden zijn: Worden de trajecten uitgevoerd volgens de vastgestelde methodiek? Wat gaat er goed, wat kan beter? Leveren multifocale trajecten meerwaarde op? Met andere woorden: wordt de zorg kwalitatief beter en efficiënter? Als gevolg van enkele problemen op het gebied van afbakening, consistentie, looptijd en verantwoording van de multifocale trajecten, is meting van het effect nog niet goed mogelijk, een eindconclusie kan niet getrokken worden. Wel kan er gekeken worden naar de voorlopige resultaten. Hieruit kunnen ook aanbevelingen volgen om het verdere beloop van de trajecten te sturen en waarmee op termijn een volledige effectevaluatie mogelijk zal zijn. Om te bepalen of de trajecten uitgevoerd worden als beoogd, of de doelgroepen bereikt worden, wat goed gaat en wat niet goed gaat, zijn verschillende onderzoeksmethoden toegepast. Hierop wordt in de volgende paragraaf verder ingegaan. Onderzoeksmethode Om het proces en de resultaten tot op heden in kaart te brengen stelt O+S voor verschillende methodes te gebruiken. Dat zijn: 1. Online vragenlijst 2. Interviews met betrokkenen 3. Inventarisatie van cliënttevredenheid 4. Inventarisatie en analyse van de cliëntengroep Online vragenlijst De Stadregio Amsterdam en Achmea zijn bij alle lopende trajecten geïnteresseerd in de voortgang en het verloop van het proces. Hoe ervaart men de ketensamenwerking, voldoet de methodiek en wordt deze ook gevolgd? Het in kaart brengen van de voortgang was de eerste stap in het onderzoek. Dit is gedaan aan de hand van een online vragenlijst die naar alle trajecten is uitgestuurd, met de vraag deze door één of twee medewerker(s) van de jeugdzorginstelling en één of twee medewerker(s) van de GGZ- instelling in te laten vullen. De vragen die gesteld zijn hebben betrekking op: de handleiding of de methodiek (is de handleiding/methodiek bekend, wordt deze gevolgd)
8
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
de ketensamenwerking het draagvlak in het werkveld het personeel (voldoende, kwaliteit, eigen inbreng, tevredenheid) verandering ten opzichte van de oude situatie perceptie van cliënttevredenheid het toekomstperspectief m.b.t. samenwerking
Van de gehonoreerde trajecten is een aantal al gestopt of om bepaalde redenen toch niet van start gegaan. De vragenlijst is uiteindelijk naar medewerkers van 29 multifocale trajecten uitgestuurd. Vier van deze trajecten bleken echter niet gestart in 2012. Bij één samenwerkingsverband was door recente personele wisselingen onvoldoende bekend over de resultaten. In totaal hebben 50 medewerkers de vragenlijst ingevuld, zij vertegenwoordigen de 24 verschillende multifocale trajecten. De respondenten verschillen in functie, maar zijn allemaal betrokken bij het samenwerkingsverband, soms meer op leidinggevend niveau, andere keren op behandelend niveau. De vragenlijst is ingevuld tussen 23 januari en 3 maart 2013. Zie bijlage 2 voor de responstabel. Interviews met betrokkenen Op basis van de uitkomsten van de online enquête focuste het onderzoek zich vervolgens op zeven trajecten die door de projectgroep (namens de betrokken GGZ- en jeugdzorginstellingen) geselecteerd zijn om dieper te evalueren. Deze trajecten zijn door de projectgroep geselecteerd omdat ze voldoende lang lopen, goed verdeeld zijn over de betrokken instellingen, zich zowel binnen als buiten Amsterdam afspelen en zowel lichte vormen van consultatie als zwaardere vormen van behandeling betreffen. Hierdoor worden ze geacht representatief te zijn voor het hele scala aan aangeboden multifocale trajecten. De trajecten zijn: 1. Altra Thuis Op de Bascule (Atos) - Altra en De Bascule 2. Gezamenlijk aanbod jeugdigen psychiatrische stoornissen - Altra en De Bascule 3. Fact Zaanstreek Waterland - Spirit en Lucertis 4. Fact Amsterdam Meerlanden - Spirit en Jeugdriagg NHZ 5. Spirit wijkteams – samenwerking met GGZ inGeest 6. MultiDimensionele Familie Therapie (MDFT) - Spirit en Arkin 7. Versterking van de jeugdhulpverlening door directe inzet van gespecialiseerde GGZ-behandeling bij pleegzorgplaatsingen - Spirit en Bascule De interviews zijn gehouden aan de hand van een checklist die is vastgesteld in overleg met de opdrachtgever en gebaseerd op de resultaten uit de online enquête. De basis van de checklist was gelijk voor alle interviews, maar is per traject aangepast aan de inhoud en doelstellingen van dat specifieke traject. In overleg met de opdrachtgever is bepaald welke personen geïnterviewd zijn. In bijlage 3 is de checklist die als basis is gebruikt voor alle interviews opgenomen. In dit kwalitatieve deel van het onderzoek zijn per traject twee medewerkers die betrokken zijn bij de dagelijkse gang van zaken geïnterviewd: van beide instellingen één. Waar mogelijk vond het interview plaats met beide medewerkers tegelijk, in enkele gevallen bleek dit niet te plannen en zijn de medewerkers apart van elkaar geïnterviewd. De functies van de respondenten varieerden, er zijn onder andere gedragswetenschappers, klinische (GZ) psychologen en jeugdhulpverleners geïnterviewd. Sommigen waren vanaf
9
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
de start al betrokken bij het multifocale traject (eventueel ook bij de beleidsplannen), anderen zijn later ingestapt. De interviews vonden plaats tussen 26 februari en 19 maart 2013. Inventarisatie cliënttevredenheid Om tot een betrouwbaar oordeel te komen over cliënttevredenheid is een grote dataset, dus een groot aantal cliënten (jongeren en hun ouders), nodig die de vragenlijsten hebben ingevuld. Omdat dit nog niet mogelijk is voor een groot deel van de trajecten zijn bij het huidige onderzoek een aantal vragen over cliënttevredenheid gesteld aan de medewerkers van de multifocale trajecten: hoe is hun ervaring? Zijn cliënten en eventueel ouders meer of minder tevreden met de multifocale zorg in vergelijking met nietmultifocale zorg? Inventarisatie cliëntengroep De trajecten kennen verschillende doelgroepen, zie ook de toelichting op de trajecten in bijlage 1. In de interviews is ingegaan op de vraag of deze doelgroepen volgens de professionals bereikt worden. Leeswijzer Dit rapport start met een hoofdstuk waarin de werkwijze binnen de trajecten centraal staat. Het tweede hoofdstuk gaat in op meerwaarde, knelpunten, resultaten en een blik naar de toekomst. Bij de verschillende onderwerpen worden eerst de resultaten uit de enquête besproken, gevolgd door toelichting of aanvulling vanuit de interviews. Waar relevant en mogelijk is gekeken naar verschillen tussen de mening van professionals uit de jeugdzorg en die uit de GGZ.
10
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
1 Multifocale trajecten: werkwijze
In dit hoofdstuk staat de werkwijze van de samenwerkingsverbanden en de uitvoering daarvan centraal. Hoe zijn de samenwerkingsverbanden vorm gegeven, wat was daarbij de inbreng van de medewerkers en is de taak en rolverdeling duidelijk voor alle medewerkers?
1.1 Vorming van het samenwerkingsverband Formele afspraken Bij de vorming van de trajecten zijn volgens het grootste deel van de medewerkers formele afspraken gemaakt over taak- en rolverdeling (80%). Vier respondenten (8%), waarvan drie werkzaam in de GGZ, geven aan dat die afspraken naar hun weten niet zijn gemaakt en zes respondenten weten het niet (12%). Inbreng bij de vormgeving van het traject Driekwart van de medewerkers geeft in de enquête aan bij de vormgeving van het samenwerkingsverband voldoende ruimte voor eigen inbreng gehad te hebben. Voor vijf respondenten was de ruimte voor eigen inbreng niet voldoende. De reden dat medewerkers aangeven niet voldoende betrokken te zijn geweest, is dat de afspraken niet op hun niveau gemaakt zijn en/of dat het niet tot hun takenpakket behoorde. Informatievoorziening cliënten en ouders Als cliënten door hulpverleners van verschillende instellingen worden gezien is er overdracht van relevante cliëntgegevens nodig. Op de vraag of men cliënten (en eventueel ouders) laat weten dat informatie over hun behandelplan/ hulpverleningsplan wordt uitgewisseld tussen verschillende hulpverleners antwoordt 94% bevestigend (drie respondenten, 6% weet dit niet). Ouders (en eventueel cliënten zelf) moeten een toestemmingsformulier tekenen en bij sommige trajecten vindt een (start)gesprek plaats met alle betrokken hulpverleners. Tweeëntachtig procent laat weten dat er een klachtenprocedure bestaat, 10% laat dit niet expliciet of standaard weten. Vier respondenten, 8%, weten niet of dit gebeurt of geven aan het niet van de andere organisatie te weten.
1.2 Samenwerking in de praktijk Gezamenlijk behandelplan In sommige samenwerkingsverbanden ontvangen cliënten zorg of hulp van de professionals van verschillende instellingen en is er sprake van een gezamenlijk behandelplan. In andere gevallen ontvangt een cliënt hulp of zorg bij de ene instelling en
11
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
wordt de andere instelling (eenmalig) geconsulteerd. Een andere mogelijkheid is dat de jeugdzorginstelling een GGZ instelling inroept voor diagnostiek. In de enquête geven vijf respondenten (10%) aan dat er niet vanuit een gezamenlijk behandelplan gewerkt wordt en dat de plannen ook niet op elkaar zijn afgestemd. Bij een deel van deze trajecten gaat het om een samenwerking in de vorm van diagnostiek en is er dus ook geen sprake van een gezamenlijke behandeling. Drie van deze vijf respondenten geven vervolgens aan dat het voor medewerkers van beide organisaties niet duidelijk is wie wat wanneer doet op cliëntniveau. De andere respondenten geven aan dat er gewerkt wordt vanuit een gezamenlijk behandelplan of dat er geen gezamenlijk behandelplan is, maar dat de behandelplannen wel op elkaar zijn afgestemd (twee weten niet of dit het geval is). Volgens één van hen is het niet duidelijk wie wat wanneer doet op cliëntniveau. In totaal is het volgens driekwart (74%) van de respondenten duidelijk wie wat wanneer doet op cliëntniveau. Er is geen verschil tussen GGZ en jeugdzorgmedewerkers. Taakverdeling in de praktijk Volgens 80% van de respondenten is de taak- en rolverdeling in de praktijk voor de medewerkers van beide instellingen duidelijk, volgens één respondent is die onduidelijk, zie figuur 1.1. Figuur 1.1 Is de taak- en rolverdeling in de praktijk voor de medewerkers van beide instellingen duidelijk? n=50 (procenten)
Heel duidelijk Duidelijk Niet duidelijk/niet onduidelijk Onduidelijk heel onduidelijk Dat kan ik niet beoordelen %
0
20
40
60
80
100
Ook in de interviews is gesproken over de duidelijkheid van de taakverdeling, afstemming van het behandelplan en over het werken volgens een vastgestelde methodiek of protocol. De taak- en rolverdeling is over het algemeen duidelijk, er is in alle gevallen sprake van een zogenaamde ‘warme overdracht’: de betrokken hulpverleners zijn aanwezig bij het opstellen van het behandelplan, samen met cliënten en over het algemeen ook de ouders. Een goede communicatie is belangrijk voor duidelijkheid in de taakverdeling, in sommige trajecten verliep dit in de opstartfase nog niet optimaal en moest de juiste aanpak zich nog uitkristalliseren, soms in de vorm van het aanstellen van één contactpersoon, soms in het aanpassen van het overleg: frequenter en meer gestructureerd. 12
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Uit de interviews blijkt verder dat de praktische uitvoering van het traject over het algemeen duidelijk is vastgelegd in een protocol. Hierin staat bijvoorbeeld op welke momenten er overleg ‘Het protocol dat plaatsvindt, met wie, aan welke eisen een doorverwijzing we volgden moet voldoen et cetera. sloot niet precies aan bij De mate waarin een behandeling geprotocolleerd is deze doelgroep. verschilt en behandelingen in de psychiatrie zijn over het Daarom was er algemeen sterker geprotocolleerd dan in de jeugdzorg. In enige flexibiliteit de gesprekken is nagegaan wat de medewerkers van de nodig, het mate van geprotocolleerdheid van de programma’s vonden. protocol is nu Hieruit blijkt dat alle betrokken professionals over het aangepast aan algemeen het belang van het volgen van het protocol zien, deze groep.’ ondanks dat professionals uit de jeugdzorg soms moeten wennen aan deze vorm van werken. Soms bleek er meer behoefte aan flexibiliteit, bijvoorbeeld dat cliënten niet alleen op de instelling gezien hoeven te worden, maar ook op andere locaties, zoals thuis en op school. In een van de samenwerkingsverbanden bleek uit het interview dat het oorspronkelijke protocol niet aansloot bij deze specifieke doelgroep. Toen is door de samenwerkende instellingen besloten het programma aan te passen aan de doelgroep. Personeelscapaciteit In de enquête is gevraagd of er naar het idee van de medewerkers voldoende personeel beschikbaar is bij beide instellingen. De helft van hen (52%) geeft aan dat er voldoende personeel is, maar 13 respondenten vinden dat er onvoldoende personeel beschikbaar is bij (één van) de instellingen: zeven van hen geven aan dat er bij beide instellingen een tekort aan personeel is en zes respondenten vinden dat er bij de eigen instelling voldoende, maar bij de andere instellingen onvoldoende personeel beschikbaar is (de overige weten het niet). Er is geen verschil tussen jeugdzorg en GGZ instellingen.
13
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
14
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
2 Resultaat van de samenwerking
Dit hoofdstuk richt zich op de evaluatie van de multifocale trajecten, op het niveau van zowel medewerkers (hoe is hun ervaring? Wat zijn winst- en knelpunten?), cliënten en hun ouders en als op het niveau van de doelen die gesteld zijn. Worden de doelgroepen bereikt en wordt de zorg beter, sneller en efficiënter?
2.1 Meerwaarde en knelpunten voor professionals Zowel in de enquête als tijdens het interview is er ingegaan op de vraag wat de voor- en nadelen zijn van de samenwerking en wat deze samenwerking (positief en negatief) oplevert voor de medewerkers. Medewerkers zien meer voor- dan nadelen van de samenwerking, wanneer zij een vergelijking maken met de situatie voor deze samenwerking. Vijf medewerkers geven aan evenveel voor- als nadelen te zien, er is geen verschil tussen jeugdzorg en GGZmedewerkers. 2.1.1 Meerwaarde In de enquête worden verschillende positieve zaken benoemd door de medewerkers als gevolg van de samenwerking. De meest genoemde punten zijn gebruik kunnen maken van elkaars expertise korte lijnen/snelle hulp verbreding van de visie van de hulpverleners verbreding van de hulp voor cliënten betere afstemming en taakafbakening tussen de verschillende zorgaanbieders meer inzicht in wat de andere partij kan bieden, wat ook toekomstige samenwerking kan bevorderen Professionals die werkzaam zijn in de jeugdzorginstellingen noemen vaker de korte lijnen en snellere hulp (bijvoorbeeld in de vorm van diagnostisering) en het gebruik kunnen maken van elkaars expertise dan GGZ medewerkers. GGZ medewerkers noemen vaker de verbreding van hulp (bijvoorbeeld meer outreachend en op andere locaties aanwezig zijn) en een beter inzicht in het hulpaanbod van de andere partij. De geïnterviewde professionals bevestigen het beeld dat in de enquête wordt geschetst. Ook zij noemen het van meerwaarde dat de lijnen kort zijn en de hulp snel(ler) ingeroepen kan worden. Cliënten hoeven hierdoor minder lang te wachten waardoor de behandeling efficiënter verloopt. Ook het gebruik van elkaars expertise, het verbreden van de hulp en het inzicht in elkaars werkveld levert meerwaarde op. Wat die meerwaarde precies inhoudt, hangt af van het soort samenwerkingsverband. In sommige trajecten wordt een cliënt door verschillende hulpverleners gezien, die behandelaars hebben allen hun
15
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
expertise op een ander vlak: de hulp aan de cliënten wordt breder. In andere gevallen is de cliënt onder behandeling bij een jeugdzorginstelling en wordt ter diagnostiek gezien door een psycholoog van een GGZ ‘Wij zitten met verschillende instelling. Op basis van die diagnostiek kan hulpverleners om tafel. Een collega de behandeling bij de jeugdzorginstelling attendeerde mij er laatst op dat een aangepast worden aan de uitkomst, of zijn cliënt van mij tekenen vertoonde verwachtingen over haalbaarheid van de van een game-verslaving. Daar doelen duidelijk. Een andere manier waarop gingen we verder op in en daar leer het gebruik maken van elkaars expertise ik weer van. Verslavingsmeerwaarde oplevert is doordat het problematiek is niet mijn expertise, samenwerken de eigen kennis van dus die kennis neem ik vervolgens bijvoorbeeld psychiatrie of het inzicht in de mee voor de toekomst.’ mogelijkheden van jeugdzorg vergroot wordt. Deze kennis kan vervolgens bij nieuwe cliënten worden ingezet.
2.1.2 Knelpunten Er is in de enquête en interviews ook gevraagd naar de belangrijkste knelpunten voor medewerkers bij deze samenwerking. De antwoorden die in de enquête genoemd worden zijn erg divers en soms heel specifiek voor een bepaald traject. Wel kunnen ook hier een aantal grotere clusters worden onderscheiden. Het eerste cluster heeft te maken met de opstartfase. Opmerkingen hierbij zijn dat het tijdrovend is om een samenwerkingsverband op te zetten, dat men elkaar en elkaars werkwijze moet leren kennen, dat de methode nog uitgewerkt moet worden en dat wederzijdse verwachtingen afgestemd moeten worden. Bij een aantal trajecten ervoeren de medewerkers bij aanvang van het traject financiële druk. Deze druk heeft te maken met het inkopen van zorg: er wordt voor een bepaald aantal cliënten zorg ingekocht, maar het kost enige tijd om instroom op gang te krijgen en om de juiste doelgroep te bereiken. Deze ervaren financiële druk gold voornamelijk voor medewerkers van GGZ instellingen. Andere opmerkingen hebben te maken met het feit dat deze samenwerkingsverbanden twee verschillende zorgvormen (jeugdzorg en GGZ) betreft. Dit leidt tot cultuurverschillen waar een weg in gevonden moet worden. Daarnaast brengt het praktische knelpunten met zich mee: dubbele administratie, gescheiden financieringsstromen, verschillende eisen die gesteld worden, het niet direct naar elkaar kunnen verwijzen en het overdragen van cliëntgegevens.
‘Je moet twee verschillende bloedgroepen tot één zien te maken.’
Specifiek wordt in de enquête en in de interviews een aantal maal de reorganisatie bij Spirit in 2012 genoemd. Veranderingen in functie en werkwijze waren in sommige gevallen een complicerende factor bij het opstarten van een nieuw samenwerkingsverband.
16
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Uit de interviews blijkt dat de meeste knelpunten worden ervaren in de opstartfase en dat naarmate trajecten langer lopen er steeds minder knelpunten zijn. Het cultuurverschil tussen de twee vormen van jeugdzorg wordt door alle geïnterviewden beaamd. Het cultuurverschil komt met name naar voren bij het outreachende karakter van de jeugdzorg versus de geprotocolleerde aanpak in de GGZ. Het is een uitdaging om binnen die twee culturen tot een goede samenwerking te komen. Wat zijn voorwaarden om de knelpunten, hobbels en onduidelijkheden uit een beginfase om te zetten tot een succesvolle samenwerking? Volgens een aantal van de geïnterviewden is het belangrijk, misschien wel essentieel, om elkaar regelmatig te zien. In ‘Zo moeilijk als ik sommige samenwerkingsverbanden, zoals bij de FACThet zag in het teams, zit het hele team onder één dak. Dit wordt als groot begin, zo pluspunt gezien, er is dan makkelijker informeel contact en enthousiast ben het teamgevoel wordt versterkt, wat de communicatie ik nu. Ik zie het vergemakkelijkt. Ook in trajecten met een andere gevolg, vaak samenwerkingsvorm, zien medewerkers van de letterlijk aan tafel. verschillende instellingen elkaar regelmatig. Bijvoorbeeld bij Gun een project het startgesprek, als de cliënt voor het eerst door de zijn aanlooptijd.’ tweede instelling wordt gezien, of bij teambesprekingen. Ook deze ‘face-to-face’ contactmomenten worden hoog ‘Wat mij betreft is gewaardeerd door de geïnterviewden. Na de besprekingen het belang van is er vaak ruimte voor een meer informeel contact en zoals deze een van de geïnterviewden opmerkt ‘Informeel contact is de samenwerking smeerolie voor een goede samenwerking’. helder, het kan Verder zijn volgens de medewerkers die wij spraken communicatie, draagvlak (zowel onder het direct betrokken personeel als onder het bestuur van de instellingen), duidelijke afspraken (bijvoorbeeld structureel overleg en het aanwijzen van contactpersonen) en vertrouwen in het doel van de samenwerking de belangrijkste factoren. Ook is voor deelnemers belangrijk om te beseffen dat een traject vorm moet krijgen, dat hier tijd en enige flexibiliteit voor vereist is en dat die er dus ook moet zijn.
een goed huwelijk worden als er geïnvesteerd wordt in het helder opzetten van een plan en een gedegen voorbereiding’
2.2 Meerwaarde en knelpunten voor cliënten en ouders 2.2.1 Cliënt- en oudertevredenheid Er is (nog) geen compleet beeld te geven van cliënt- en oudertevredenheid. Bij de trajecten waar aan ouders en/of cliënten gevraagd een zogenaamd ‘exit-vragenlijstje’ in te vullen, waarin gevraagd wordt naar de tevredenheid met de behandeling en het resultaat. worden deze anoniem ingevuld. Het scheiden van vragenlijsten die ingevuld zijn door cliënten uit de multifocale trajecten van andere cliënten is daardoor niet mogelijk. Professionals bespreken gedurende een zorgtraject en bij de afsluiting echter wel de tevredenheid. In de enquête is daarom gevraagd of de professionals denken dat cliënten
17
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
en eventueel hun ouders meer, minder, of even tevreden zijn met de zorg zoals die nu wordt geboden ten opzichte van de zorg zoals die daarvoor geboden werd. Bijna de helft van de respondenten kan niet beoordelen of cliënten en ouders meer of minder tevreden zijn over de zorg zoals die nu wordt aangeboden. Een aantal respondenten licht hierbij toe dat de samenwerking nog beginnend is en er nog niet veel afgesloten trajecten zijn. Niemand van de respondenten die wel een oordeel geeft denkt dat cliënten en ouders minder tevreden zijn over de zorg zoals die nu wordt aangeboden, zie figuur 2.1. Figuur 2.1 Tevredenheid cliënten en ouders (procenten)
Meer tevreden
Even tevreden
ouders
Dat kan ik niet beoordelen Niet van toepassing/ geen antwoord
clienten
% 0
20
40
60
80
100
2.2.2 Belangrijkste veranderingen voor cliënten en ouders De belangrijkste veranderingen voor cliënten en ouders zijn volgens de ondervraagde professionals de kortere lijnen, die leiden tot kortere wachttijden en dus snellere diagnostisering en snellere hulp. Een andere verandering is betere aansluiting van de verschillende zorgvormen: er is één behandelplan, of de behandelplannen zijn op elkaar afgestemd en de zorg wordt breder ingezet: zowel bij de behandelaar als thuis. De zorg wordt hiermee beter op maat volgens de hulpverleners en daarbij geeft het cliënten en hun ouders volgens hen minder een ‘van het kastje naar de muur’ gevoel. De laatste belangrijke verandering is verlaging van de drempel naar de psychiatrie door deze multifocale trajecten. Deze resultaten sluiten goed aan bij de doelstellingen van de stadsregio, Achmea, de gemeenten en de instellingen bij de ontwikkeling van de multifocale trajecten, namelijk het beter afstemmen van hulp en het vergroten van de bereikbaarheid van de jeugdhulp.
18
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
2.2.3 Meerwaarde en knelpunten voor cliënten en ouders De belangrijkste meerwaarde voor cliënten en eventueel hun ouders is - naast de korte lijnen, waardoor sneller hulp geboden kan worden - de brede visie op de problematiek, het brede scala aan hulpaanbod en de lagere drempel naar de psychiatrie. Hierdoor kan volgens de professionals beter zorg op maat geleverd worden. De afstemming tussen jeugdzorg en de psychiatrie, het hebben van een gezamenlijk behandelplan en soms de gezamenlijke intake zorgen ervoor dat cliënten minder vaak hun verhaal hoeven te doen. Professionals zien meer winst- dan knelpunten voor ouders en cliënten. De knelpunten die zij zien zijn het gevolg van de cultuurverschillen tussen jeugdzorg en GGZ, eventuele tegenstrijdige informatieverstrekking van de verschillende hulpverleners en onduidelijkheid of een verschil in verwachting tussen de hulpverleners. Eén respondent geeft aan dat het soms belastend kan zijn voor een cliënt en/of ouders om tegelijkertijd meer behandelaars te zien. In de interviews kwam ook naar voren dat sommige trajecten behoorlijk belastend kunnen zijn (qua tijd en inspanning) voor cliënten en hun ouders. Soms is de behandeling intensief en moeten cliënten en ouders veel naar de instelling komen voor de behandeling. Maar ook het administratieve deel vergt soms wat inspanning: het ophalen van een verwijzing, het geven van toestemming om gegevens uit te wisselen, invullen van vragenlijsten et cetera. Motivatie is dan een essentiële voorwaarde en er ligt in het motiveren van cliënten en ouders een belangrijke rol voor de hulpverleners.
2.3 Resultaten van de geboden zorg De doelstelling is dat multifocale trajecten de zorg voor de jeugd beter en efficiënter maken. In de enquête is gevraagd in hoeverre de professionals van mening zijn dat de doelstellingen in het samenwerkingsverband waar zij deel van uit maken bereikt worden. Er is geen verschil in het oordeel van medewerkers van de jeugdzorg en die van de GGZ, beide geven ruime voldoendes voor het behalen van de doelstellingen. Gemiddeld geeft men een 7,9 voor de stelling ‘de hulpverlening aan cliënten verbetert’. Het cijfer voor de stelling ‘de hulpverlening aan cliënten is efficiënter’ ligt met een 7,3, iets lager, maar ook op een ruime voldoende. Een mogelijke verklaring voor het feit dat de eerste stelling hoger wordt gescoord is dat er op het gebied van efficiency zowel pluspunten als minpunten benoemd worden: de hulpverlening wordt sneller, de lijnen zijn korter, maar aan de andere kant leveren de multifocale trajecten niet per definitie minder werk op, bijvoorbeeld door de dubbele administratie en het feit dat er (nu nog) een verwijzing nodig is voor de GGZ. In figuur 2.2 is de verdeling van de rapportcijfers weergegeven, gescheiden naar vorm zorg. Een 8 is in alle gevallen het cijfer dat het meest gegeven is en in totaal geven zes mensen een onvoldoende: een GGZ medewerker op de stelling ‘de hulpverlening wordt beter’ en drie GGZ- en twee jeugdzorgmedewerkers bij de stelling ‘de hulpverlening wordt efficiënter’.
19
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 2.2 Rapportcijfers doelstellingen, n=41 Hulpverlening wordt beter
Hulpverlening wordt efficiënter
aantal
aantal
14
14 JZ
12
JZ 12
10
GGZ
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
0
GGZ
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
In de interviews is ook gesproken over (voorlopige) resultaten van de multifocale trajecten. Zoals duidelijk wordt in dit rapport zien de geïnterviewde professionals voornamelijk voordelen en erkennen zij de meerwaarde van multifocale samenwerking. Een van de belangrijkste resultaten die in de gesprekken naar voren kwam is dat met deze samenwerking moeilijk bereikbare groepen beter bereikt worden. De manier waarop dit gebeurt verschilt per traject. In de FACT-teams is volgens de medewerkers met name de tijdsinvestering en het outreachende karakter van de samenwerking de reden waardoor je jongeren, die in andere gevallen tussen het wal en het schip vallen, binnen de hulpverlening krijgt en ook houdt zolang als dat nodig is. In andere gevallen is de drempelverlaging naar de psychiatrie het belangrijkste resultaat. Zoals bij de samenwerking tussen de Spirit wijkteams en inGeest, de samenwerking bij kinderen met (vermoeden van) psychiatrische stoornissen tussen Altra en de Bascule en de MDFT waarbij Arkin en Spirit samenwerken. Zonder begeleiding en stimulering door de hulpverleners in de jeugdzorg is de drempel naar de psychiatrie te hoog en angst voor het stigma van de psychiatrie voor sommige ouders en jongeren te groot om zelf de stap daarheen te zetten.
‘Cliënten en hun ouders komen soms bijna letterlijk aan de hand van de gezinsbegeleider binnen. Zonder die motivatie en begeleiding zouden zij nooit de stap naar de psychiatrie hebben gezet.’
2.4 Toekomst Iedereen ziet het belang van deze samenwerking: 83% ziet een groot belang en 17% ziet enigszins het belang, zie figuur 2.3.
20
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Figuur 2.3 Ziet u het belang van deze samenwerking? n=48 (procenten)
Ja, ik zie een groot belang Ja ik zie enigszins het belang ik zie het belang niet echt ik zie het belang helemaal niet Weet ik niet/ geen antwoord
% 0
20
40
60
80
100
Slechts vier professionals geven in de enquête aan dat deze samenwerking er niet voor zorgt dat zij behoefte krijgen aan meer samenwerking. Vier respondenten hebben geen antwoord gegeven op deze vraag en de overige 83% krijgt door deze samenwerking wel behoefte aan meer samenwerking. Figuur 2.4 Zorgt deze samenwerking ervoor dat u behoefte krijgt aan meer samenwerking? n=48 (procenten)
Ja
Nee
Weet ik niet/ geen antwoord % 0
20
40
60
80
100
In de interviews is hier dieper op in gegaan. Wat betekent dat dan? Willen professionals een uitbreiding van deze samenwerking, willen zij een nieuw multifocaal traject aanbieden, of denken zij aan nog andere vormen van uitbreiding? Allen bleek het geval. Soms gaf men aan onder uitbreiding een toename in formatie te verstaan, waardoor meer cliënten gezien kunnen worden of wachtlijsten (nog) korter worden. In andere gevallen zouden ze deze samenwerking willen verbreden, door bijvoorbeeld meer gezamenlijk overleg en momenten van expertise uitwisseling te plannen. Voor anderen was uitbreiding door andere disciplines toe te voegen gewenst, een van de respondenten licht dit toe: “Er zouden nog meer hulpverleningsinstanties betrokken kunnen worden in het team. Bijvoorbeeld gespecialiseerde thuiszorg of maatschappelijk werk.”
21
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tot slot zagen sommigen kansen voor nieuwe samenwerkingsverbanden tussen de instellingen, omdat er inzicht kwam in elkaars kunnen en mogelijkheden. Bijvoorbeeld samenwerking bij andere doelgroepen.
22
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Bijlage 1 Overzicht trajecten
Hieronder wordt kort de inhoud van de 24 trajecten besproken.
1. Geïntegreerd zorgprogramma jonge tienermoeders - Altra/ de Bascule Verblijf en hulp op de terreinen opvoeding, veiligheid, wonen, werken in combinatie met psychiatrische diagnostiek en behandeling. 2. ATOS bij de Bascule (dagbehandeling en klinieken) - Altra/ de Bascule Kinderen die bij Altra in begeleiding zijn, volgen indien nodig, een diagnostiek en behandeltraject bij de Bascule. Op basis daarvan kan de begeleiding vanuit Altra effectiever worden ingezet, kan vervolghulp bij een andere instelling worden aangevraagd of kan de Bascule een stuk van de behandeling mede op zich nemen. 3. Beter Passend Klas - Altra/ de Bascule Aanbod voor jongeren met chronische psychiatrische problematiek, die niet meer naar school kunnen. 4. Alert4You Coaching medewerkers - MOC Coaching on the job van medewerkers in de kinderopvang voor het herkennen van zorgelijke signalen. 5. Dagbehandeling op maat - MOC Behandeling van kinderen met een verstandelijke beperking in een groep zodat zij als voorbereiding op het onderwijs in een groep leren functioneren en groepsinstructies leren opvolgen. 6. MDFT-behandeling - Spirit/ Arkin Behandeling wordt gekoppeld aan jeugdzorg-hulpverlening bij multiprobleem-gezinnen met gediagnosticeerde problematiek mbt gedragsstoornissen en verslaving. 7. Koppelen project aan huis JZH - Spirit/ Arkin Overpakken van de hulpverlening van Project aan huis (PAH) van Arkin door het jeugdmaatschappelijk werk van Spirit en vice versa, als de inhoud van de hulpverlening dat vraagt. 8. Spirit-wijkteams i.s.m. GGZ inGeest (GGZ D, consult en collaboratieve Care) Spirit/InGeest Voor MPG jeugdzorg -cliënten met (vermoedens van) psychiatrische problematiek. 9. FACT jeugdteam - Spirit/ inGeest Voor jongeren tussen 15 en 23 jaar met (vermoeden van) psychiatrische problematiek waarbij comorbiditeit bestaat met zorgmijdend gedrag die vaak bekend zijn in het zwerfjongerencircuit.
23
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
10. Behandelgroep rouwverwerking, schuldgevoelens - Spirit / inGeest Behandelgroep voor jeugdigen 0-23 die uit huis geplaatst zijn en te maken hebben met rouwverwerking, schuldgevoelens en loyaliteitsproblemen. 11. GGZ diagnostiek, systeemanalyse - Spirit/de Bascule GGZ Diagnostiek, systeemanalyse en consultatie voor MPG jeugdzorgcliënten met (vermoedens van) psych. problematiek o.a. bij vastlopende hulpverlening. 12. Opzetten duaal instroom- en afstemmingsproces - Spirit/de Bascule Opzetten van een duaal instroom- en afstemmingsproces van behandelplanning voor cliënten van de Bascule (poli)kliniek en van Driehuis. 13. Versterking van de jeugdhulpverlening door directe inzet van gespecialiseerde GGZbehandeling - Spirit/ de Bascule Het Bascule-programma Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) wordt ingezet bij startende en lopende Spirit-pleegzorgplaatsingen van kinderen 2-7 jaar bij wie hechtingsproblemen een rol spelen. 14. GGZ diagnostiek Oase regio's - Spirit/de Bascule GGZ diagnostiek en consultatie voor MPG jeugdzorgcliënten met (vermoedens van) psychiatrische problematiek in de Oase regio (Stadsdeel Amsterdam-Noord.) 15. GGZ diagnostiek in School2care - Spirit/de Bascule GGZ diagnostiek en consultatie en zo nodig behandeling voor MPG jeugdzorgcliënten/schooluitvallers met (vermoedens van) psychiatrische problematiek in de voorziening school2care. 16. Trauma screening/diagnostiek - Spirit/de Bascule Trauma-screening/ diagnostiek voor cliënten van Driehuis en Beter met thuis. 17. GGZ diagnostiek Zaanstreek Waterland - Spirit / Lucertis GGZ-diagnostiek en consultatie voor MPG jeugdzorgcliënten met (vermoedens van) psychiatrische problematiek in de regio Zaanstreek-Waterland. 18. FACT-jeugdteam Zaanstreek - Spirit/Lucertis Voor jongeren tussen 15 en 23 jaar met (vermoeden van) psychiatrische problematiek waarbij comorbiditeit bestaat- met zorgmijdend gedrag die vaak bekend zijn in het zwerfjongerencircuit. 19. GGZ diagnostiek Amstel- en Meerlanden - Spirit / Riagg NHZ GGZ diagnostiek en consultatie voor MPG jeugdzorgcliënten met (vermoedens van) psychiatrische problematiek in de regio Amstel- en Meerlanden. 20. GGZ behandelingen Amstel- en Meerlanden - Spirit / Riagg NHZ Gespecialiseerde GGZ behandelingen bij MPG met gediagnosticeerde GGZ problematiek, oa ADHD, gedragsstoornissen, ASS, emotionele stoornissen,
24
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
persoonlijkheidsstoornissen. De behandelingen lopen parallel aan de JZ hulpverlening in de regio Amstel- en Meerlanden. 21. FACT jeugdteam Haarlemmermeer - Spirit / Riagg NHZ Voor jongeren tussen 15 en 23 jaar met (vermoedens van) psychiatrische problematiek waarbij comorbiditeit bestaat- met zorgmijdend gedrag die vaak bekend zijn in het zwerfjongerencircuit. 22. Gezamenlijk aanbod voor kinderen en jongeren met psychiatrische stoornissen Altra/de Bascule Diagnostisch onderzoek bij de Bascule voor effectievere begeleiding bij Altra. 23. Gespecialiseerde GGZ behandelingen - Spirit/ InGeest Zorg op maat bij MPG met gediagnosticeerde GGZ-problematiek, zowel voor jeugdigen als voor volwassenen. 24. Beschikbaar stellen GGZ diagnostiek - Spirit/ Arkin Arkin-medewerkers zijn gekoppeld aan wijkteams van Spirit, waarbij cliënten gezamenlijk gezien/begeleid en indien nodig doorgeleid worden naar de GGZ. Zowel voor de ouders als voor de kinderen/jongeren.
25
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
26
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Bijlage 2 Respons
Tabel 1 Respons naar traject (abs.) stadsdeel
Altra
Arkin
De Bascu le
InGeest
Jeugd Riagg NHZ
Lucertis
MOC
Spirit
totaal
-
-
-
-
-
-
2
-
2
2
-
2
-
-
-
-
-
4
-
-
-
-
-
-
-
1
1
-
-
-
-
-
-
-
1
1
2
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
2
-
2
-
-
-
2
-
-
-
1
3
-
-
-
-
2
-
-
-
2
-
-
-
-
-
1
-
2
3
1
-
2
-
-
-
-
-
3
-
-
-
-
-
-
-
1
1
1
-
1
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
1
-
-
1
2
-
-
-
-
-
-
-
1
1
2
-
-
-
-
-
-
-
2
-
-
2
-
-
-
-
1
3
-
-
-
-
-
1
-
-
1
-
-
2
-
-
-
-
1
3
-
1
-
-
-
-
-
-
1
-
-
-
-
-
-
-
2
2
-
-
1
-
-
-
-
1
2
-
-
1
-
-
-
-
1
2
-
-
-
2
-
-
-
1
3
-
-
1
-
-
-
-
1
2
8
1
12
4
3
3
4
17
50
Alert4You Coaching medewerkers ATOS bij de Bascule (dagbehandeling en klinieken) Behandelgroep rouwverwerking, schuldgevoelens Beschikbaar stellen GGZ diagnostiek Beter Passend Klas Dagbehandeling op maat FACT jeugdteam FACT jeugdteam Haarlemmermeer FACT jeugdteam Zaanstreek Geïntegreerd zorgprogrogramma voor jonge tienermoeders Gespecialiseerde GGZ behandelingen Gezamenlijk aanbod voor kinderen en jongeren met psychiatrische stoornissen GGZ behandelingen Amstel- en Meerlanden GGZ diagnostiek Amstel- en Meerlanden GGZ diagnostiek in school2care GGZ diagnostiek Oase regio's GGZ diagnostiek Zaanstreek Waterland GGZ diagnostiek, systeemanalyse Koppelen project aan huis JZH MDFT behandeling Opzetten duaal instroom en afstemmingsproces Versterking van de jeugdhulpverlening door directe inzet van gespecialiseerde GGZbehandeling bij pleegzorgplaatsingen Spirit-wijkteams i.s.m. ggz InGeest (GGZ D, consult en collaboratieve Care) Trauma screening/diagnostiek totaal
27
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
28
Multifocale trajecten in de stadsregio Amsterdam - Rapport
Bijlage 3 Checklist interviews
Voorstelronde Naam, functie, sinds wanneer betrokken, rol, enquête ingevuld, etc. Methodiek en ketensamenwerking Is er voldoende uitwisseling van kennis over effectieve behandeling bij beide organisaties? Worden de trajecten uitgevoerd volgens de vastgestelde methodiek? Wat gaat er goed, wat kan beter? Mate van geprotocolleerdheid. Hoe is dat, zie je dat liever anders? Was en is er onder het personeel voldoende draagvlak voor (deze) multifocale samenwerking? Is er voldoende capaciteit, qua personeel en qua financiën? Evaluatie van de voorlopige resultaten Worden de vooraf gestelde doelstellingen bereikt of is daar (op termijn) zicht op? Wat zijn de belangrijkste factoren die hieraan bijdragen? Wat zijn hierbij de belangrijkste knelpunten? Bereik je iedereen, is het goed voor een bepaalde groep en is er ook een groep waarvoor deze aanpak niet geschikt is? Meerwaarde ten opzichte van oude situatie Leveren de multifocale trajecten meerwaarde op: wordt de zorg beter en effectiever? Op welk vlak? Voor wie? Wat zijn de belangrijkste factoren die hieraan bijdragen? Wat zijn hierbij de belangrijkste knelpunten? Hoe is dat voor cliënten? Wordt er gevraagd naar cliënttevredenheid in bv een exit vragenlijstje? Is deze data e.v.t. beschikbaar voor O+S? Toekomst Smaakt deze samenwerking naar meer? Wat dan precies? Is er ook een grens aan samenwerking? Wat zijn voorwaarden, kansen en bedreigingen?
29