MKBA project Súd Ie Beknopte maatschappelijke kosten en baten analyse gebiedsontwikkeling Dongeradeel
Definitief
Gemeente Dongeradeel
Grontmij Nederland B.V. Drachten, 18 maart 2011
, revisie 3.2
+
Verantwoording
Titel
:
MKBA project Súd Ie
Subtitel
:
Beknopte maatschappelijke kosten en baten analyse gebiedsontwikkeling Dongeradeel
Projectnummer
:
298406
Referentienummer
:
Revisie
:
3.2
Datum
:
18 maart 2011
Auteur(s)
:
Engbert Boneschansker (BBO) en Gerjen Haisma (Grontmij)
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
Gerrit Elsenga
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
Evert Jan van Nijen
Grontmij Nederland B.V. Zonnedauw 2 9202 PA Drachten Postbus 91 9200 AB Drachten T +31 512 33 52 33 F +31 512 51 02 00 www.grontmij.nl
, revisie 3.2 Pagina 2 van 29
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding......................................................................................................................... 4 Achtergrond................................................................................................................... 4 Doelen Project Súd Ie ................................................................................................... 5 Doel van de beknopte MKBA........................................................................................ 5 Onderzoeksmethodiek .................................................................................................. 5 Leeswijzer ..................................................................................................................... 6
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3 2.4
Uitgangspunten (projectdefinitie) .................................................................................. 7 Gebiedsomschrijving..................................................................................................... 7 MKBA: nul- en projectalternatieven .............................................................................. 8 Scenario 1: “Netwerk dorpen-Dokkum” ................................................................... 9 Scenario 2: “Rondje Lauwersmeer” ......................................................................... 9 Scenario 3: Minimumscenario ................................................................................. 10 Nulalternatief............................................................................................................... 10 Overige uitgangspunten.............................................................................................. 11
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4 3.6.5 3.6.6 3.7 3.8 3.9
Effecten projectalternatieven ...................................................................................... 12 Schets effecten ........................................................................................................... 12 Kosten ......................................................................................................................... 14 Recreatieve effecten ................................................................................................... 15 Imago effecten op woonomgeving.............................................................................. 19 Effecten op vastgoedwaarde ...................................................................................... 19 Ecologische effecten................................................................................................... 20 Verbetering en ontsluiten leefmilieu diadrome vissoorten .................................. 20 Landschapsherstel: waddenlandschap beleefbaar maken .................................. 21 Natura 2000 doelstellingen Lauwersmeergebied en PKB Waddenzee ............... 21 Meerwaarde KRW+ maatregelen project Súd Ie .................................................... 22 Bodemvervuiling....................................................................................................... 22 Weidevogels .............................................................................................................. 22 Duurzame Landbouw.................................................................................................. 22 Leefbaarheidseffect .................................................................................................... 23 Overzicht kosten en baten .......................................................................................... 23
4 4.1 4.2 4.3
Samenvatting en afweging.......................................................................................... 26 Inleiding....................................................................................................................... 26 Afweging ..................................................................................................................... 27 Waddenfonds .............................................................................................................. 33
, revisie 3.2 Pagina 3 van 29
1
Inleiding
Vitaliteit en leefbaarheid zijn de stuwende krachten achter de plannen die samengevat worden met de term Gebiedsontwikkeling Dongeradeel. In onderliggend rapport wordt door middel van een beknopte maatschappelijke kosten en baten analyse (MKBA) het maatschappelijk rendement van de beoogde investeringen rond de Súd Ie in kaart gebracht. De uitkomsten van de MKBA zijn bouwstenen voor de bestuurlijke afweging rond dit project.
1.1 Achtergrond Het project Súd Ie omvat het bevaarbaar maken van de Súd Ie en enkele opvaarten. De Súd Ie is een vaarweg tussen Dokkum en Ezumazijl (aan het Lauwersmeer). Concreet gaat het om het uitdiepen en verbreden van de Súd Ie, recreatieve fietspaden, natuur- en landschapsontwikkeling, en optimalisering van het waterbeheer in het gebied. Het project is gericht op het ontwikkelen van het gebied op meerdere vlakken, het gaat dan vooral om recreatie en ecologie. Denk onder andere aan ingrepen met invloed op landschap en flora en fauna (bijvoorbeeld de glasaal) en op leefbaarheid. Het bevaarbaar maken van de Súd Ie kan Dokkum een belangrijke impuls geven als dé watersportstad van de regio Noordoost Fryslân en Noordwest Groningen. Historie van het project Sinds 2006 zijn de gemeente Dongeradeel en betrokken organisaties georganiseerd in een gebiedscommissie ‘Súd Ie’, ingesteld door de provincie Fryslân. De gebiedscommissie staat voor de integrale gebiedsontwikkeling van het buitengebied van Dongeradeel en betreft onder andere het versterken van de landbouwstructuur en het benutten van kansen op andere terreinen zoals landschap, cultuurhistorie, plattelandsontwikkeling, recreatie, natuur en water. Súd Ie – De Kolken is destijds opgepakt als deelproject van de gebiedsontwikkeling. De uitkomsten van een schetsbijeenkomst met partijen in juni 2009 zijn door de Dienst landelijk Gebied (DLG) vertaald in een schetsboek Súd Ie - De Kolken. Er ligt inmiddels een concept-inrichtingsplan Súd Ie - De Kolken. Er is in 2008 een haalbaarheidsanalyse uitgevoerd voor het bevaarbaar maken van de Súd Ie. Deze haalbaarheidsanalyse voor recreatie is nader uitgewerkt en uitgebreid in juni 2010. (Tauw, Vaart in de Súd Ie, 13 augustus 2010). Het project Súd Ie is uitgewerkt tot een inrichtingsplan. Dit inrichtingsplan dient mede als basis voor deze beknopte MKBA.
Het project Súd Ie maakt onderdeel uit van Agenda Netwerk Noordoost. Ook hangt het samen de visie-ontwikkeling van Dokkum als watersportstad.1 Het uitvoeringsprogramma Masterplan Watersportstad Dokkum dient mede als input voor het project Súd Ie. Het project Súd Ie heeft verder relaties met de ontwikkeling van de Westelijke Stadsrandzone van Dokkum. Voor de ontwikkelingen aan de westkant van Dokkum, de aanleg van de Westelijke Rondweg, is een aparte MKBA uitgevoerd.2
1
Omschrijving recreatieve onderlegger (in concept is dit document gereed). Een onderbouwing van deze visie is uitgewerkt in de recreatieve onderlegger, en dient onder andere als argumentatie voor opname van deze vaarroute in het Provinciaal verkeer en vervoerplan (PVVP). 2 Grontmij, Rondweg Dokkum West, Beknopte maatschappelijke kosten en baten analyse, november 2010.
, revisie 3.2 Pagina 4 van 29
Inleiding
Voor het project Súd Ie is een bestuurlijke beslissing nodig over het wel of niet doorgaan van de ingrepen. Om die beslissing verder te onderbouwen is een maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) nodig. Doordat de Súd Ie in verbinding staat met het Lauwersmeer en daarmee de Waddenzee liggen er mogelijkheden om het project in te dienen bij het Waddenfonds om zo in aanmerking te komen voor deze subsidiestromen. Het project Súd Ie heeft verschillende aanknopingspunten om in aanmerking te komen voor bijdragen uit het Waddenfonds. Zowel de economische component (vaarrecreatie) als de ecologische component (visreservaat) van project Súd Ie sluit aan bij de doelstellingen van het Waddenfonds. Ook voor een eventuele Waddenfondsaanvraag moet de MKBA bouwstenen aandragen. 1.2 Doelen Project Súd Ie Het project Súd Ie kent verschillende doelstellingen op het gebied van economie (recreatie), ecologie, landschap en waterberging. Er worden dus meerdere doelen nagestreefd. Dat maakt de afweging lastig. Een MKBA is daarbij bij uitstek een hulpinstrument, immers daarmee worden de effecten van de investering gekwantificeerd, gekwalificeerd en zoveel mogelijk in geld uitgedrukt. Naast de doelstellingen op bovengenoemde terreinen valt project Súd Ie onder een pakket van maatregelen zoals de Westelijke Rondweg, de Centrale As, Dokkum Watersportstad, en andere zaken uit de ‘Agenda Netwerk Noordoost’, die de sociaal economische structuur van noordoost Fryslân moeten verbeteren. M.a.w. het project kent eigen specifieke doelen en past tegelijkertijd binnen bredere lange-termijndoelen van de regio. 1.3 Doel van de beknopte MKBA De doelstelling voor de uitvoering van een MKBA is tweeledig. De MKBA dient als input voor de bestuurlijke afweging en moet de subsidieaanvraag bij het Waddenfonds ondersteunen. De nadruk ligt op het eerstgenoemde doel, de bestuurlijke afweging. Een ‘go’ of ‘no go’ van de overheden voor het voortzetten van het project Súd Ie gebaseerd op onder andere de uitkomsten van deze MKBA. In onderstaande paragrafen worden de doelen toegelicht. Bestuurlijke afweging Er moet een bestuurlijke beslissing worden genomen over het wel of niet doorgaan van het project. De bestuurlijke beslissing gaat over de volgende vragen: a. Afweging nut en noodzaak: hier gaat het om centrale vragen over of het project zinvol of noodzakelijk is. Daarbij speelt ook de samenhang met andere projecten een rol: zijn de maatregelen die onder Súd Ie vallen nodig om andere projecten effectief te maken? b. Kunnen de effecten ook bereikt worden met alternatieve maatregelen? c. Afweging effecten: kwantitatief (op kosten en baten) dan wel kwalitatief De MKBA moet bouwstenen aanleveren om een antwoord op deze vragen te kunnen leveren. Waddenfondsaanvraag De MKBA moet de subsidieaanvraag bij het Waddenfonds ondersteunen. Dat betekent dat duidelijk moet worden in welke mate het project de doelen van het Waddenfonds dient. Een MKBA is daarvoor een uitstekend instrument, alle effecten van de investeringen worden daarbij in kaart gebracht zoals de ecologische effecten. In hoofdstuk 4 paragraaf 4.3 komen de effecten op het projectvoorstel Waddenfondsaanvraag expliciet aan de orde. 1.4 Onderzoeksmethodiek De basis voor uitvoer van de beknopte MKBA wordt gevormd door de zogenoemde leidraad OEI. 3 Conform de leidraad wordt het onderstaande stappenplan doorlopen.4 3
De OEI-systematiek is een standaard aanpak van (m)kba’s die is voorgeschreven door het ministerie van Verkeer en Waterstaat/Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Zie voor een toelichting van de OEI systematiek, Bijlage 2.
, revisie 3.2 Pagina 5 van 29
Inleiding
• Stap 1 Projectdefinitie: In deze stap worden de kaders van de MKBA vastgelegd. Onderdeel daarvan vormen de vaststelling van het nulalternatief, de projectalternatieven en er wordt bepaald welke ontwikkelingen onder autonoom beleid vallen. In H3 worden deze begrippen nader toegelicht. Stap 2 Vaststellen en kwantificeren van kosten en projecteffecten De volgende stap in de uitvoering van de MKBA is het bepalen van de kosten en van de projecteffecten. Bij de kosten gaat het zowel om de investeringskosten als de exploitatiekosten (zoals bijvoorbeeld onderhoudskosten). De projecteffecten worden bepaald als het verschil tussen de situatie van uitvoering van het nulalternatief met de situatie wanneer één van de projectalternatieven wordt uitgevoerd. Als vastgesteld is dat er een effect is dan wordt dit effect vervolgens gekwantificeerd aan de hand van de OEI-systematiek. Is kwantificering niet mogelijk dan zal het effect kwalitatief geduid worden.
•
Stap 3 Projecteffecten in geld uitdrukken Indien projecteffecten kwantificeerbaar zijn dan kunnen ze vervolgens in geld uitgedrukt worden. Het in geld uitdrukken van projecteffecten heet in het OEI-vakjargon ‘monetariseren’. De effecten worden aan de hand van kengetallen gewaardeerd. Van primaire dataverzameling is geen sprake binnen dit project, er wordt uitgegaan van kengetallen uit de OEI leidraad en ervaringsgegevens. Alle gekwantificeerde projecteffecten worden voor zover mogelijk in geld uitgedrukt. •
Stap 4 Gevoeligheidsanalyse / afwegingsbijeenkomst Niet alle effecten zijn kwantitatief in kaart te brengen. Specifiek voor het project Súd Ie speelt het leefbaarheidsvraagstuk een belangrijke rol. Dat is per definitie lastig te kwantificeren. Om de juiste zwaarte aan de projecteffecten toe te kennen wordt daar een afwegingsbijeenkomst aan gewijd. •
Stap 5 Rapportage Als alle effecten zijn geschat worden de kosten tegenover de baten gesteld. In de rapportage wordt een beeld gegeven van de maatschappelijke kosten en baten en andere effecten per projectalternatief. Daarmee wordt input gegeven aan de bestuurlijke beslissing en de Waddenfondsaanvraag. •
Beknopte MKBA De beknopte MKBA wordt uitgevoerd op basis van kengetallen uit de OEI-leidraad en ervaringsgegevens. Alle te kwantificeren gegevens zullen in geld worden uitgedrukt. Daar waar effecten niet goed gekwantificeerd en in geld uitgedrukt kunnen worden, zullen de effecten kwalitatief beoordeeld worden. Door middel van de afwegingsbijeenkomst moet duidelijk worden welke effecten het zwaarst wegen. Het betreft een beknopte MKBA wat nadrukkelijk betekent dat uitgegaan wordt van bestaande onderzoeksgegevens, er zal geen nieuwe data-verzameling plaatsvinden.
1.5 Leeswijzer De opbouw van het rapport volgt het uitvoeringstraject van de MKBA analyse. In hoofdstuk twee zijn de uitgangspunten van de analyse geformuleerd. De effecten van de projectscenario’s zijn uitgewerkt in hoofdstuk drie. De uitkomsten van de MKBA, de afweging van de kosten en baten, wordt gepresenteerd in hoofdstuk vier waarbij ook specifiek aandacht wordt geschonken aan de nog in te dienen Waddenfondsaanvraag.
4
Zie voor een uitwerking van het stappenplan de Nota van uitgangspunten MKBA Gebiedsontwikkeling Dongeradeel, oktober 2010.
, revisie 3.2 Pagina 6 van 29
2
Uitgangspunten (projectdefinitie)
Voordat met de eigenlijke MKBA wordt begonnen, worden in dit hoofdstuk de uitgangspunten beschreven. Ten eerste wordt een schets gegevens van het gebied waarin de ingrepen plaatsvinden. Daarnaast gaat het om een beschrijving van het project in een aantal scenario’s, en van het nulalternatief. Verder wordt ingegaan op de uitgangspunten van de MKBA 2.1 Gebiedsomschrijving Het gebied waar het project Súd Ie om gaat betreft het gebied rond de Súd Ie, inclusief de omliggende dorpen en de stad Dokkum (zie de bijlage voor een kaart). Het gebied is onderdeel van de gemeente Dongeradeel en grenst aan het Lauwersmeer. Aan de zuidkant wordt het begrensd door het Dokkumer Grutdjip dat net als de Súd Ie van Dokkum naar het Lauwersmeer loopt.5 In het algemeen is het een landelijk gebied waar de landbouw een belangrijke rol speelt. De sociaal-economische structuur is relatief minder sterk, in termen van een ijle economie, een perifere ligging en bijvoorbeeld een laag opleidingsniveau van de beroepsbevolking.6 De regio heeft te maken met gevolgen van vergrijzing en krimp.7 Dat heeft gevolgen voor de sociaaleconomische ontwikkeling en in het bijzonder voor de leefbaarheid van dorpen. Met name landschappelijke en cultuurhistorische waarden en recreatie worden gezien als een kans om de sociaal-economische positie te versterken.8 In de regio wordt ook geïnvesteerd in infrastructuur zoals de Centrale As, de Rondweg Dokkum West en bedrijventerrein Betterwird. Daarnaast zijn er particuliere initiatieven zoals het plan voor recreatiewoningen rond de oude melkfabriek bij Ie (Stienfek) en de ontwikkeling van de camping Schreiershoek. Dokkum heeft een belangrijke positie in de regio Noordoost-Fryslân met een verzorgingsgebied van circa 80.000 inwoners. Dokkum is in het streekplan van de provincie Fryslân aangemerkt als regiostad Om de positie van Dokkum als regiostad te versterken, heeft de gemeente Dongeradeel in samenwerking met de gemeente Dantumadiel en de provincie Fryslân een structuurvisie opgesteld, waarin ook de recreatieve kansen van de regio zijn benoemd. Het ‘buitengebied’ omvat de dorpen Wetzens, Oostrum, Metslawier, Jouwwier, Ee, Morra, Lioessens, Anjum en Engwierum. Kenmerkend is dat er een aantal kleine kernen zijn met weinig voorzieningen, en een aantal dorpen waar (nog) wel een redelijk compleet voorzieningenaanbod is.9 Met name in Anjum, Ee, Engwierum en Metslawier is een aantal basisvoorzieningen aanwezig, zoals een dorpshuis (behalve in Metslawier), basisschool en huisarts. Deze dorpen kennen ook veel verenigingen. In met name Anjum en Ee zijn ook winkels gevestigd (waaronder een supermarkt respectievelijk een slager); die kernen hebben dus voor de omliggende dorpen een functie. De supermarkt in Anjum heeft haar bestaansrecht in hoofdzaak te danken aan de komst van Esonstad.
5
Het Dokkumer Grutdjip mondt uit in het Lauwersmeer bij Dokkumer Nieuwe Zijlen (bij Engwierum). Zie bijvoorbeeld Gemeente Dongeradeel, Sociaal Economisch Beleidsprogramma 2010-2015, december 2009, en Van Werven, Netwerk Noordoost, 2010. 7 De provinciale prognoses gaan uit van een bevolkingsdaling van 5,8% tussen 2010 en 2030. Provincie Fryslân, Prognose Fryslân 2010-2030, januari 2010. 8 Sociaal Economisch Beleidsprogramma 2010-2015. 9 Bron: web sites gemeente Dongeradeel en dorpen. Een aantal dorpen kent fraaie cultuurhistorische elementen; zo heeft Ee de status van beschermd dorpsgezicht.
6
, revisie 3.2 Pagina 7 van 29
Uitgangspunten (projectdefinitie)
2.2 MKBA: nul- en projectalternatieven De effecten van de maatregelen worden bepaald als het verschil tussen een toekomstige situatie met de voorgenomen maatregelen en een toekomstige situatie zonder de voorgestelde maatregelen. De situatie met bevaarbaar maken van de Súd Ie en benodigde maatregelen bepalen de projectalternatieven. Door de uitvoering van het project is er een andere ontwikkeling dan zonder de uitvoering van het project. In het zogenoemde nulalternatief – zonder de maatregelen - worden ontwikkelingen en beleidsmaatregelen opgenomen die zonder uitvoering van het project toch wel zouden gebeuren. Zowel de projectalternatieven als het nulalternatief vinden plaats in een situatie dat een aantal ontwikkelingen en beleidsmaatregelen sowieso plaatsvinden. Die ontwikkelingen zijn voor beide alternatieven gelijk. De projecteffecten worden bepaald als het verschil tussen de effecten van de projectalternatieven en het nulalternatief. In de beknopte MKBA worden dus in feite voor meerdere situaties de (volledige) effecten bepaald. Het nulalternatief bepaalt net zo goed als het projectalternatief de projecteffecten.10 Begrippenkader Nulalternatief De meest waarschijnlijk te achten ontwikkeling die zal plaatsvinden in het geval het te beoordelen project niet wordt uitgevoerd. Het verschil van de ontwikkeling met project en het nulalternatief (de ontwikkeling zonder project) vormt het uitgangspunt voor de maatschappelijke kosten en baten analyse. Projectalternatief De verwachte ontwikkeling van de samenleving in de situatie dat het project wordt uitgevoerd. Autonoom beleid/ ontwikkeling Ontwikkelingen en beleidsmaatregelen die ongeacht uitvoering van het nul- of projectalternatief altijd doorgang vinden.
Het project Súd Ie bestaat uit meerdere deelprojecten. Deze deelprojecten kunnen uitgevoerd worden in meer en minder omvangrijke scenario’s. Daarom zijn er meerdere projectalternatieven of scenario’s mogelijk. Bij alle scenario’s wordt uitgegaan van uitvoering van de maatregelen die onder Watersportstad Dokkum vallen en het bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten. Daarbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat alle vaarwegen geschikt worden gemaakt voor de vaarklasse DM.11 Zonder die maatregelen is het niet goed denkbaar dat de overige maatregelen rond de Súd Ie effectief zijn. Immers, een doorgaande route - en in zekere zin start- en eindpunt - voor de waterrecreant zullen in belangrijke mate via Dokkum gaan. De maatregelen rond de Súd Ie en met name het wel of niet opwaarderen van de opvaarten verschillen wel per scenario. In een stap voorafgaande aan de MKBA zijn meerdere scenario’s geformuleerd, waaruit de volgende drie alternatieven zijn gedestilleerd die in de MKBA worden meegenomen.12 1. “Netwerk dorpen-Dokkum 2. “Rondje Lauwersmeer” 3. Minimumscenario De scenario’s en hun maatregelen zijn samengevat in de tabel.
10
Een nulalternatief dat te beperkt wordt ingevuld, en dus lagere effecten kent dan eigenlijk reëel zou zijn, levert onrealistisch hoge projecteffecten op. 11 Voor de DM vaarklasse is een diepgang van 1,3 meter noodzakelijk. 12 Nota van uitgangspunten MKBA Gebiedsontwikkeling Dongeradeel, oktober 2010.
, revisie 3.2 Pagina 8 van 29
Uitgangspunten (projectdefinitie)
Netwerk Rondje dorpen-Dokkum Lauwersmeer Maatregelen: • Maatregelen Watersportstad Dokkum (opwaarderen kaden/plaatsen aanlegvoorzieningen/sanitair • Bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten • Bevaarbaar maken van de Súd Ie tot aan de sluizen van Ezumazijl • Ingrepen oevers • Verbreden en verdiepen van overige opvaarten (richting Esonstad, richting Morra en Oostrum) • Verbreden en verdiepen van Ee en Anjum opvaarten • Aanleg recreatieve fietspaden buitengebied
Minimumscenario
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• •
•
•
•
•
•
•
2.2.1 Scenario 1: “Netwerk dorpen-Dokkum” Dit is de meest uitgebreide scenario waarbij naast de maatregelen voor Watersportstad Dokkum en het bevaarbaar maken van de Súd Ie alle opvaarten worden aangepakt. Bij deze scenario’s zullen de effecten zowel in Dokkum als in het gebied rond de Súd Ie neerslaan. Bij dit scenario ligt de nadruk ook op de samenhang van recreatief aanbod tussen Dokkum en het gebied in en rond de dorpen. Dat betekent ook dat in dit scenario er van wordt uitgegaan dat er extra voorzieningenaanbod in de dorpen van de grond komt. Immers, de opvaarten kunnen wel bevaarbaar worden gemaakt, maar voor een effect op recreatie moet er dan in de dorpen wel aanbod van voorzieningen zijn (winkel, overnachten, cultureel, enz.) Het versterken van de leefbaarheid van de dorpen is hier een belangrijk nevendoel. In de effecten zal het accent op recreatie in het hele gebied en op leefbaarheid liggen.13 Ook de effecten op landschap en natuur zijn in dit scenario het grootst. Maatregelen: • Maatregelen Watersportstad Dokkum • Bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten • Bevaarbaar maken van de Súd Ie tot aan de sluizen van Ezumazijl • Verbreden en verdiepen van alle opvaarten • Maatregelen Eanjumer Kolken • Hermeandering Jouswiersterpolder • Aanleg recreatieve fietspaden buitengebied • Ingrepen oevers 2.2.2 Scenario 2: “Rondje Lauwersmeer” In dit scenario worden naast de maatregelen voor Watersportstad Dokkum en het bevaarbaar maken van de Súd Ie alleen de opvaarten naar Ee en Anjum meegenomen. De Eastrumer Opfeart wordt niet meegenomen in de beoordeling, omdat die ingreep relatief duur is. In de toekomst heeft deze vaarverbinding zeker recreatieve potenties; de maatregelen in dit scenario maken het niet onmogelijk om in de toekomst alsnog deze opvaart mee te nemen. Verder is de 13
Extra recreanten geven meer draagvlak voor voorzieningen, zoals supermarkt/winkels. Andersom: als voorzieningen (zoals supermarkt/winkel) in dorpen achteruit gaat wordt het gebied minder aantrekkelijk voor recreanten. Krimp in dorpen en wegvallende voorzieningen trekken een zware wissel op recreatief aanbod en aantrekkelijkheid van regio voor recreanten. Leegstand ín dorpen kan aan de andere kant ook kansen geven voor ‘pittoreske’ recreatiewoningen (tweede woningen).
, revisie 3.2 Pagina 9 van 29
Uitgangspunten (projectdefinitie)
Moarster Feart en ook de Nije Feart (Ezumazijl-Esonstad) niet meegenomen, omdat verwacht wordt dat die opvaart weinig toevoegt aan vaarmogelijkheden: kleine scheepvaart zoals kano’s kunnen er nu al varen, terwijl er voor de grotere boten al een alternatieve route via het Lauwersmeer is. Bij deze scenario’s zullen de effecten zowel in Dokkum als in het gebied rond de Súd Ie neerslaan. Er komt als het ware een aantrekkelijk “rondje Lauwersmeer”, met zowel in Dokkum als in Ee en Anjum voorzieningen De effecten in het Súd Ie gebied slaan vooral neer bij Ee en Anjum, ook in termen van leefbaarheid. Ook in dit scenario wordt er van uitgegaan dat er extra voorzieningenaanbod in die dorpen van de grond komt. De effecten op landschap en natuur zijn in dit scenario minder groot dan in scenario 1, maar het verschil is klein, omdat toch de hele Súd Ie wordt aangepakt. Maatregelen: • Maatregelen Watersportstad Dokkum • Bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten • Bevaarbaar maken van de Súd Ie tot aan de sluizen van Ezumazijl • Bevaarbaar maken van de opfeart naar Anjum en de opfeart naar Ee inclusief traject TibmaEe. • Maatregelen Eanjumer Kolken • Aanleg recreatieve fietspaden buitengebied • Ingrepen oevers 2.2.3 Scenario 3: Minimumscenario Dit is het minst uitgebreide scenario, waarbij naast de maatregelen voor Watersportstad Dokkum alleen de Súd Ie bevaarbaar wordt gemaakt. De opvaarten en andere maatregelen gericht op de dorpen worden niet of beperkter uitgevoerd. Bij dit scenario ligt de nadruk van de effecten op Dokkum en directe omgeving, met name in de sfeer van op recreatie in en rond Dokkum. Bij dit scenario ligt de nadruk op het kostenaspect. In feite is dit een minimumscenario, die aangeeft wat de effecten zijn als het project op de goedkoopste manier wordt uitgevoerd. Er wordt dan in feite gekeken of de andere twee scenario’s in termen van kosteneffectiviteit het beter of slechter doen dan het minimumscenario. Maatregelen: • Maatregelen Watersportstad Dokkum • Bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten • Bevaarbaar maken van de Súd Ie tot aan de sluizen van Ezumazijl • Maatregelen Eanjumer Kolken • Ingrepen oevers 2.3 Nulalternatief In het nulalternatief worden de hiervoor genoemde maatregelen niet genomen. In deze MKBA wordt in het nulalternatief niet een alternatief pakket van bijvoorbeeld recreatiemaatregelen geformuleerd. Dat betekent dat het nulalternatief in feite overeenkomt met het autonome beleid. Beleidsmaatregelen waarvan verondersteld wordt dat ze doorgaan, zowel bij project- als nulalternatief – het autonome beleid - zijn: • De aanleg van de Centrale As exclusief aanleg verhoogde bruggen. Indien de Súd Ie niet bevaarbaar wordt gemaakt voor de DM-klasse dan ook geen ophoging van de twee bruggen. De financiering voor ophoging van de bruggen loopt via het project Súd Ie. • Realisatie van een windmolenpark bij Metslawier. • Uitvoer van watergebiedsplan door het Waterschap. • Maatregelen ter compensatie bodemdaling tot het jaar 2010. De kosten van deze maatregelen worden vergoed door de NAM.
, revisie 3.2 Pagina 10 van 29
Uitgangspunten (projectdefinitie)
• Aanleg Westelijke Rondweg inclusief aanpak Prins locatie + realisatie Stadsrandzone. • Masterplan Friese Meren Project exclusief ‘rondje Dokkum’. • Het baggeren van de afwateringskanalen (‘onderhoudsbagger’). 2.4
Overige uitgangspunten
Koppeling Westelijke Rondweg en Súd Ie Het bevaarbaar maken van de Súd Ie en de aanleg van de Westelijke Rondweg inclusief aquaduct zijn geen losstaande projecten. Bij de MKBA Súd Ie is er bij het kwantificeren van de projecteffecten uitgegaan van aanleg van de westelijke rondweg inclusief aquaduct. Sociaal economische en recreatieve doelstellingen voortvloeiende uit de taakstelling van Dokkum als regiostad in het streekplan maken genoemde ingrepen noodzakelijk. De Súd Ie kan los van de aanleg van de westelijke rondweg met aquaduct bevaarbaar gemaakt worden. De aantrekkelijkheid om vanuit Leeuwarden naar Dokkum te varen vormt dan nog steeds een barrière vanwege de wachttijden voor de brug. Met andere woorden; de aantrekkingskracht van Dokkum op potentiële vaarrecreanten is groter wanneer Dokkum via de westkant optimaal bereikbaar wordt (aquaduct). De verbetering van de recreatieve en ruimtelijke kwaliteit koppelt de beide projecten en is een belangrijk onderdeel om Dokkum als watersportstad op de kaart te zetten. Watersportstad Dokkum is tevens onderdeel van Netwerk Noordoost waardoor de belangen op beleidsniveau gekoppeld zijn. Tijdshorizon In geval van infrastructuur mag doorgaans van een blijvende aanwezigheid worden uitgegaan. In de MKBA praktijk wordt wel gewerkt met looptijden van 25 tot 50 jaar. Als met een kortere tijdshorizon wordt gerekend, betekent dit dat er nog een restwaarde in de kba zit, bestaande uit de effecten die na de tijdshorizon nog plaatsvinden.14 De netto contante waarde van de effecten binnen de tijdshorizon worden dan groter, zodat impliciet rekening wordt gehouden met effecten na de tijdshorizon.15 Er geldt dat hoe dichterbij de tijdshorizon hoe zekerder effecten zijn. Hoe verder weg de tijdshorizon hoe onzekerder. Enig houvast voor het bepalen van de tijdhorizon geven bevolkingsprognoses. De provinciale bevolkingsprognose gaat uit van de periode 2010-2030. Andere bevolkingsprognoses (CBS, Primos) lopen tot 2040. Over de periode tot 2020/2040 zijn dus met een bepaalde mate van zekerheid de ontwikkelingen van bevolking te bepalen. Gegeven dat er verder geen andere, primaire gegevens worden verzameld voor de periode na 2020/2040, wordt voorgesteld om de tijdshorizon niet te ver na die periode te kiezen. De ontwikkelingen zijn dan relatief met zekerheid aan te geven. De demografische ontwikkelingen worden na 2040 onzeker. Omdat er tot 2050 nog redelijk betrouwbare gegevens zijn en na 2050 er veel onzekerheden zijn, is in overleg met de begeleidingsgroep besloten de berekeningen van de MKBA te baseren op een looptijd van 40 jaar (tijdshorizon = 2050). Prijspeil In dit MKBA wordt als prijspeil 1-1-2010 gehanteerd. Alle kosten en waarderingen van opbrengsten worden contant gemaakt / berekend naar het prijspeil van een en hetzelfde jaar. Discontovoet en NCW In dit MKBA wordt uitgegaan van een discontovoet van 4%.16 Tegen dit percentage worden kosten en baten contant gemaakt naar de huidige tijd. Het saldo van alle contant gemaakte effecten per alternatief wordt aangeduid als de netto contante waarde van het betreffende alternatief. 14
In de praktijk wordt daar mee omgegaan door een lagere (risicovrije) discontovoet te gebruiken.
15
Zie OEI-leidraad. Bij overheidsinvesteringen door het kabinet een zogenoemde risicovrije reële discontovoet van 2,5% voorgeschreven als norm voor de opbrengst van een alternatieve investering, te vermeerderen met een risico-opslag. Die risico-opslag is onder bepaalde voorwaarden 1,5%. Zie Advies Werkgroep Lange termijn Discontovoet. 16
, revisie 3.2 Pagina 11 van 29
3
Effecten projectalternatieven
In hoofdstuk 2 is het project gedefinieerd en is uitgewerkt welke maatregelen er per projectalternatief genomen zullen worden. In hoofdstuk 3 worden de effecten van deze maatregelen in kaart gebracht. Daarbij wordt in paragraaf 3.1 ingegaan op de gehanteerde werkwijze in relatie tot de OEI systematiek. In paragraaf 3.2 worden de kosten van de maatregelen per projectalternatief in beeld gebracht waarna in de opeenvolgende paragrafen de projecteffecten per alternatief bepaald worden.
3.1 Schets effecten Kenmerkend voor een MKBA is dat alle effecten van een project op de welvaart in kaart worden gebracht. Het gaat daarbij om welvaartseffecten in brede zin, dat wil zeggen dat niet alleen wordt gekeken naar de kosten en opbrengsten in financiële termen. Er wordt gekeken naar de effecten voor de hele samenleving, en niet alleen voor de overheid of de ‘projecteigenaren’. Bij het project Súd Ie gaat het om effecten op economisch, ecologisch en landschappelijk gebied en om effecten op leefbaarheid. Op economisch gebied gaat het vooral om effecten op recreatie. Met het project ontstaan er mogelijkheden voor verbetering en uitbreiding van het recreatieve aanbod, zowel in de dorpen die worden aangesloten als in Dokkum. Ook wordt de mogelijkheid van een “Groot Rondje Lauwersmeer” gecreëerd, wat voor watersporttoeristen aantrekkelijk kan zijn (uitbreiding en meer variatie van vaarroutes). Ten slotte draagt het project, samen met de maatregelen uit Watersportstad Dokkum, bij aan het recreatieve imago van de regio. Dat alles zou meer recreanten moeten trekken, die mogelijk ook langer verblijven. Dat heeft een (positief) effect op horeca en recreatiebedrijven. Uiteindelijk komen dergelijke economische effecten tot uitdrukking in meer omzet en werkgelegenheid bij die bedrijven.17 Op economisch gebied kan er ook een algemeen imago effect zijn in termen van een positieve beeldvorming van de regio. Dat kan gevolgen hebben voor het aantrekken (of behouden) van bewoners naar de regio, al zal een effect moeilijk toe te rekenen zijn aan het specifieke project Súd Ie. Een ander economisch effect is eventuele waardestijging van vastgoed. Met name op plekken aan het water in en rond Dokkum kunnen de economische potenties toenemen (door meer recreanten is er meer rendabele projectontwikkeling mogelijk en wordt de woonaantrekkelijkheid (wonen aan vaarwater!) versterkt. Ecologische effecten betreffen het versterken van ecologische verbindingen (met name langs de oevers), het verwijderen van (eventueel) vervuild slib en het bevorderen van het klimaat voor weidevogels. Voor weidevogels is er positief effect te verwachten doordat bos, waarin predatoren zich bevinden, gekapt worden. Vanwege de verbinding met het Lauwersmeer is er ook een effect op het leefgebied van de aal. Vanwege de afname van de aal kan dat een belangrijke bijdrage hebben aan het behoud van de aal en het in stand houden van biodiversiteit. Landschappelijke effecten zijn de effecten op natuur- en landschapswaarden. Ten slotte zijn er effecten op leefbaarheid te onderscheiden. Door bevolkingskrimp en een andere samenstelling van de bevolking staat het draagvlak voor voorzieningen en de leefbaarheid in dorpen onder druk. Het is daarvoor nodig om het draagvlak te versterken en te zoeken naar 17
Ook de opbrengsten van de toeristenbelasting nemen toe, maar die worden hier niet als een netto effect gezien, omdat er van wordt uitgegaan dat die nodig zijn en weer worden ingezet voor onderhoud van de extra voorzieningen.
, revisie 3.2 Pagina 12 van 29
Effecten projectalternatieven
extra economische dragers voor krimpregio’s. Het project Súd Ie geeft mogelijkheden om dat te doen. In het schema zijn de effecten samengevat. Effect Economisch* Meer recreanten en toename recreatieve bestedingen boottoerisme • recreatieve voorzieningen in dorpen door opvaarten • recreatie-aanbod rondje Dokkum • algemeen versterking recreatie (Watersportstad Dokkum) • verbetering watersport imago Versterken aantrekkelijkheid regio voor wonen versterken positief imago woonomgeving Mogelijk positieve effecten op waardeontwikkeling van vastgoed gelegen aan de toekomstige vaarverbindingen, zowel binnen als buiten Dokkum. Ecologisch
Kwantificering
+
(.) +
Ecologische verbinding / oevers Bodemvervuiling / vervuild slib afvoeren Verbetering leefmilieu van o.a. de aal Weidevogels Landschap en natuur
(+) (+) (+) (+)
Versterking landschappelijke en natuurwaarden Leefbaarheid
(.)
Versterken draagvlak voor voorzieningen in dorpen (tegengaan effecten krimp en vergrijzing/ontgroening)
(+)
+ = effect is in beginsel kwantitatief te meten en te monetariseren; (+) = effect is mogelijk kwantitatief te benaderen; (.) = niet te kwantificeren. * Er worden ook ingrepen gedaan, met name rond waterbeheer, die invloed hebben op de landbouw. Het project wordt echter op zo’n manier ontworpen dat mogelijke effecten op de agrarische sector neutraal zijn.
Beknopte MKBA In beginsel wordt met een MKBA getracht alle effecten in geld te waarderen (monetariseren). In deze beknopte MKBA is er voor gekozen om als kwantitatieve gegevens ontbreken of monetariseren niet (betrouwbaar) mogelijk is, geen extra (primair) onderzoek te doen. De effecten waar dat aan de hand is, worden alleen kwalitatief meegenomen. In het schema is aangegeven van welke effecten kwantitatieve en kwalitatieve informatie voorhanden is. Er blijkt dan dat bij met name de ecologische en landschappelijke effecten, de effecten op leefbaarheid en zogenoemde imago-effecten voor een groot deel alleen kwalitatieve informatie voorhanden is, en monetariseren lastig is. Directe, indirecte en externe effecten Er wordt in MKBA’s wel een onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte effecten.18 Als het om infrastructuur gaat, zijn de directe effecten de effecten voor de gebruikers van de infrastructuur, bijvoorbeeld in termen van kortere reistijden of minder congestie. Indirecte effecten zijn de effecten die daarvan worden afgeleid, of anders gezegd de effecten die niet bij de directe gebruikers maar bij anderen terechtkomen. Een bijzondere vorm van effecten zijn externe effecten. Dat zijn effecten die niet in marktprijzen tot uitdrukking komen, maar wel een welvaartseffect betreffen. Meestal gaat het bij externe effecten om effecten op natuur en milieu. Dat zijn effecten waar niet direct een ‘prijs’ voor is, maar die wel welvaart en welzijn van mensen beïnvloeden.
18
Het onderscheid is conform de OEI leidraad.
, revisie 3.2 Pagina 13 van 29
Effecten projectalternatieven
Bij het project Súd Ie zijn de directe effecten nul. Dat komt omdat er van wordt uitgegaan dat voor de ‘gebruikers’ – voornamelijk de vaarrecreanten – in directe zin niks verandert in de sfeer van reistijden of congestie. Dat soort effecten zijn bij dit type project en dit type gebruikers niet aan de orde. De effecten zijn allemaal indirect of extern. Zo komen de economische effecten tot uitdrukking in de effecten van het aantrekken van meer recreanten of een langer verblijf van recreanten. Dat is vervolgens meetbaar in de indirecte effecten in horeca en recreatiesector. Ook mogelijke effecten op het draagvlak van bijvoorbeeld winkels in dorpen (doordat er meer recreanten komen) is een afgeleide van het effect op recreanten en dus indirect. Ecologische en landschappelijke effecten en effecten op leefbaarheid zijn externe effecten; er is niet een ‘markt’ met prijzen voor natuur of leefbaarheid. 3.2 Kosten Per scenario zijn in onderstaande tabel de totale investeringkosten en de kosten voor beheer en onderhoud weergegeven. De kosten per alternatief zijn gebaseerd op de kostenramingen van Tauw (2010), Grontmij (2011) en de gemeentelijke kostenramingen met betrekking tot de maatregelen voortvloeiende uit het Masterplan Watersportstad. In bijlage 1 zijn de kosten per alternatief uitgewerkt. In onderstaand schema valt op dat de scenario’s qua investeringsniveau enorm verschillen. Deze verschillen zijn te verklaren doordat in scenario 2 en scenario 3 een aantal relatief dure ingrepen niet zijn meegenomen. Scenario 2 is versoberd ten opzichte van scenario 1 door:
• Het bevaarbaar maken van de Eastrumer opvaart niet mee te nemen, investeringskosten € 6,5 mln. • Het bevaarbaar maken van de Moarster opvaart niet mee te nemen, investeringskosten € 2,4 mln. • Het bevaarbaar maken van de Nije feart niet mee te nemen, investeringskosten € 3,1 mln. • Maatregelen Jouswiersterpolder incl meandering niet mee te nemen, investeringskosten € 3,4 mln. Scenario 3 is versoberd ten opzichte van scenario 2 door: • Het bevaarbaar maken van de opvaarten naar Ee en Anjum niet mee te nemen, investeringskosten € 3,7 mln. • De aanleg van recreatieve fietspaden niet mee te nemen, investeringskosten € 1,5 mln.
€ Investeringkosten
Scenario 1 € 46 mln
Scenario 2 € 31 mln
Scenario 3 € 25 mln
Inzicht in de huidige onderhoudskosten is relevant, indien die vanwege technische en functionele veroudering van vaarwegen en kunstwerken nu hoger liggen dan in de toekomst is er sprake van een positief projecteffect. Dit effect is echter niet te bepalen doordat gemeente Dongeradeel geen onderhoudsplan heeft. Er wordt ad hoc onderhoud gepleegd wanneer dat noodzakelijk is. Het onderhoudseffect wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
, revisie 3.2 Pagina 14 van 29
Effecten projectalternatieven
3.3 Recreatieve effecten Op economisch gebied zijn er vooral effecten te verwachten in de recreatieve sfeer. Daarbij gaat het om indirecte effecten als gevolg van de verwachte toename van vaarrecreanten en bijbehorend bestedingspatroon. Om te kunnen bepalen wat de recreatieve effecten zijn, moet in beeld worden gebracht welke recreatieve voorzieningen en activiteiten veranderen door het project Súd Ie. Vervolgens moet worden ingeschat wat er verandert bij recreanten in termen van aantal, verblijfsduur en activiteiten. Bij het recreatieve aanbod wordt uitgegaan van drie veronderstellingen. 1. De concrete maatregelen van het project worden uitgevoerd: vergroten bevaarbaarheid (Dm-klasse), verbetering natuurwaarden, educatieve en cultuur-historische voorzieningen19, verbetering aanlegvoorzieningen en aanleg insteekhavens, aanpassing fietsroutes. 2. Ten tweede wordt ervan uitgegaan dat maatregelen uit het Masterplan Watersportstad Dokkum (zoals watersportvoorzieningen in Dokkum) worden uitgevoerd. 3. Ten derde wordt ervan uitgegaan dat recreatieondernemers voldoende aanbod ontwikkelen om meer recreanten te kunnen faciliteren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om aanbod van recreatieve of culturele activiteiten, maar ook het aanbod van huurboten, of rondvaartarrangementen en bijvoorbeeld arrangementen voor elektrisch varen. Wat betekent dit voor de aantrekkelijkheid voor recreanten:20 • Verbinding Lauwersmeer-Wad, Groot Rondje Lauwersmeer, boottochten Er ontstaat een aantrekkelijke vaarroute die geschikt is voor grotere vaartuigen (zeiljachten, kruisers, en andere motorboten). Dat zal meer watersportrecreanten trekken, zoals mensen die van en naar het Lauwersmeer en de Waddenzee varen, mensen die het Groot Rondje Dokkum willen varen, en overigen die binnen de regio varen (dagtochten of meerdaagse tochten); een deel van de huidige gebruikers van het Dokkumer Grutdjip zal gebruik maken van de verbeterde Súd Ie. • Verbinding tussen Dokkum en Esonstad Er ontstaat een tweede, kortere vaarverbinding tussen Dokkum en Esonstad (waar veel toeristen verblijven), waardoor ‘een dagje varen’ en bezoek aan de Súd Ie regio en Dokkum aantrekkelijk wordt voor recreanten die in Esonstad verblijven; hetzelfde geldt voor de kortere fietsverbinding tussen Dokkum en Esonstad (waar veel toeristen verblijven). • Bezoek dorpen (In scenario’s 1 en 2) dorpen worden over water bereikbaar en dus aantrekkelijk voor bezoek door watersportrecreanten. • Fietsrecreatie De vaarroute is beter te combineren met fietsroutes; daardoor worden de recreatieve mogelijkheden uitgebreid en verbeterd.21 • Regionaal toerisme Voor recreanten in de hele regio noordwest Fryslân en noordoost Groningen ontstaat een gebied dat aantrekkelijker is om te bezoeken; met name Dokkum wordt beter bereikbaar voor een recreanten in een groter gebied. De grotere aantrekkelijkheid schept de voorwaarden om meer recreanten te trekken. Dat zijn grotendeels watersportrecreanten. Naast meer recreanten zal het effect ook tot uitdrukking komen in een langer verblijf van recreanten.22 19
De Súd Ie heeft potenties vaarrecreanten te trekken vanwege de educatieve mogelijkheden die het gebied biedt. Deze mogelijkheden zijn onder andere uitgewerkt in het rapport: Súd Ie op de recreatieve kaart. 20 Súd Ie op de recreatieve kaart (december 2010) 21 Er wordt hier van uitgegaan dat de fietsvoorzieningen tot extra toerisme complementair aan het boottoerisme leidt. M.a.w. het gaat om watersportrecreanten die ook fietsen. Van een afzonderlijk effect op nieuwe ‘fietstoeristen’ zou pas sprake zijn als er een nieuw fietsnetwerk ontstaat. 22 Er wordt hier van uitgegaan dat de verhouding tussen dagtoeristen en verblijfstoeristen het zelfde blijft. Alleen als er bovenproportionele uitbreiding van verblijfsvoorzieningen ontstaan, zou het aandeel verblijfstoeristen kunnen stijgen.
, revisie 3.2 Pagina 15 van 29
Effecten projectalternatieven
Economisch effect: bestedingen Meer recreanten en recreanten die langer verblijven, gaan gepaard met grotere bestedingen in de toeristische en horecasector. Daarmee wordt het effect ook in economische termen uitgedrukt. Meer bestedingen leiden vervolgens ook tot meer werkgelegenheid. De bestedingen betreffen ten eerste uitgaven aan horeca en ‘attracties en arrangementen’. Er zijn verder effecten te verwachten voor het midden- en kleinbedrijf, denk aan detailhandel en supermarkten. Dokkum heeft een uitgebreid voorzieningenniveau waar de toerist haar geld kan besteden. De mate waarin de bestedingen in de dorpen plaatsvinden, hangt vooral af van lokale initiatieven van ondernemers. Bij de recreatieve bestedingen is het onderscheid tussen bestedingen van dagrecreanten en verblijfstoerisme van belang. Het dagtoerisme heeft effect op Dokkum en bij een goede ontsluiting van de vaarwegen naar de dorpen zal het dagtoerisme ook economisch effect hebben op de dorpen. Het verblijfstoerisme - vaarrecreanten die overnachten - zal zich concentreren binnen Dokkum, omdat verblijfsvoorzieningen daar zijn geconcentreerd. Het onderscheid is relevant omdat het bestedingspatroon per doelgroep verschilt. Huidige cijfers toerisme Dokkum Om de recreatieve effecten van de maatregelen in perspectief te kunnen plaatsen is inzicht nodig in de omvang van het huidige toerisme in Dokkum en Dongeradeel. Directe gegevens daarover zijn er niet. Wel zijn er gegevens waaruit het aantal boottoeristen en de verblijfsduur afgeleid kunnen worden. Uit eerder onderzoek en enkele tellingen blijkt: • het aantal overnachtingen van watersportrecreanten in en rond Dokkum is ongeveer 20.000 (2009; zie de tabel); • het aantal bootpassages in Dokkum is ongeveer 12.000 (2009);23 • tweederde van de boottoeristen verblijft 2-5 dagen; een zesde 1 dag, en een zesde meer dan 5 dagen;24 Overnachtingslocaties
Aantal overnachtingen*
Overnachtingen boottoeristen Dokkum Overnachtingen boottoeristen buiten Dokkum Overnachtingen Esonstad Overige overnachtingen (niet in boot of Esonstad)**
17.996 2.000 137.036 85.571
* Op basis van de toeristeninkomstenbelasting uit 2009 is het aantal overnachtingen afgeleid. Het betreft nagenoeg geheel overnachtingen in Dokkum, geregistreerd aan de hand van de opbrengst toeristenbelasting. Het totaal van 17.996 is het aantal personen dat in een boot overnacht. Buiten Dokkum wordt alleen overnacht aan de (3) Marrekriteplaatsen. Volgens schattingen van de gemeente zijn 2.000 overnachtingen op jaarbasis realistisch. ** Onder overige overnachtingen wordt verstaan: overnachtingen op campings, in hotels, groepsaccommodaties en L & O (logies/ontbijt) adressen. Bron: Gemeente Dongeradeel.
23
Telling gemeente Dongeradeel. Het gaat om bootpassages van de pleziervaart (heen en terug) bij de Altenabrug in Dokkum. Daarnaast zijn er 165 passages van de bruine vloot. Hier wordt ervan uitgegaan dat schepen van de bruine vloot voornamelijk doorvaren naar Leeuwarden of de Waddenzee, en dus geen verblijf opleveren. 24 Uit een enquête van de gemeente, gehouden in 2010 blijkt dat 65% van de boottoeristen tussen de 2 en 5 dagen in Dongeradeel verblijft (bron: M. Bergsma, Watersport in de gemeente Dongeradeel, scriptie Stenden, september 2010). Dat komt ongeveer overeen met gegevens over het aantal overnachtingen (zie de bijlagen).
, revisie 3.2 Pagina 16 van 29
Effecten projectalternatieven
Toekomstige recreanten (bij aanleg Súd Ie) Het te verwachten aantal toeristen als gevolg van het project moet worden geschat – er zijn geen harde gegevens over. Een indicatie voor de omvang begint bij het aantal extra vaarbewegingen dat eerder door is Tauw geschat op 3.000. Bij de schatting van Tauw is een aantal kanttekeningen en aanvullingen te plaatsen (zie de bijlagen). • Ten eerste is er sprake van een onderschatting omdat het effect van een aantal maatregelen nog niet is meegenomen die wel een positief effect op het aantal boottoeristen zullen hebben.25 • Ten tweede lijken de door Tauw gebruikte brugtellingen wat aan de lage kant, terwijl ook door het gebruik van brug- of sluistellingen, vaarbewegingen die niet langs een brug of sluis komen, niet worden meegenomen.26 • Ten derde is er sprake van ‘overloop’ van boten die nu gebruik maken van het Dokkumer Groot Diep; dit effect wordt door Tauw globaal geschat op een kwart van de boten op het Dokkumer Groot Diep (zie de bijlagen). Hier wordt het aantal nieuwe vaarbewegingen als gevolg van het project Súd Ie geschat op 3.000 tot 5.000.27 Beredeneerd kan worden dat de bovengrens de situatie is met een volledige uitvoering van het project: de Súd Ie is dan het aantrekkelijkst zoals in scenario 1. De ondergrens komt dan overeen met een minder aantrekkelijk aanbod, zoals in de minimumscenario. Scenario 2 geeft dan een tussensituatie aan. Een deel van de nieuwe boottoeristen zal op doorreis zijn en geen bestedingen doen in de regio. Ook zal een deel van de boottoeristen bestaande toeristen betreffen die een bestaande toeristische activiteit vervangen door een watersportactiviteit. Het aantal nieuwe boottoeristen dat bestedingen doet, is hier geschat op ongeveer 7.000-11.000.28 Per scenario zal als gevolg van de aantrekkelijkheid van het gebied de verblijfsduur en het aantal toeristen variëren en daarmee ook de bestedingen. Naast de bestedingen zullen er extra opbrengsten zijn voor bootverhuur en voor bijvoorbeeld de omzet voor rondvaarten. Recreatie-effect van projectalternatief 1 ‘Netwerk Dorpen-Dokkum’ De mate waarin de recreatieve effecten zich voordoen is in projectalternatief 1 optimaal. Het project wordt hier in optima forma uitgevoerd met als resultante dat zowel Dokkum als de dorpen via het land en over water het best ontsloten wordt. De aantrekkingskracht op potentiële vaarrecreanten is in deze scenario het grootst en de particuliere initiatieven krijgen daarmee ook meer ruimte zich te ontwikkelen. De recreatieve bestedingen zijn hier berekend op basis van kengetallen over uitgaven van boottoeristen per persoon per dag, uitgesplitst naar verblijfs- en dagrecreanten. Voor de berekening zijn veronderstellingen nodig over het aantal te verwachten aantal boten/vaarbewegingen op de Súd Ie, het aantal verblijfs- en dagrecreanten, en de verblijfsduur. Zie daarvoor de bijlagen. Op basis daarvan wordt voor scenario 1 een effect verwacht van 11.000 extra recreanten die ter plekke ook bestedingen doen. Van de verblijfsrecreanten wordt verwacht dat ze gemiddeld iets langer blijven. Daarnaast zijn er extra opbrengsten voor bootverhuur en rondvaarten geschat op respectievelijk € 1,0 mln. en 0,29 mln. (netto contante waarde). Het effect kan in geldtermen worden geschat op minimaal € 7,5 mln. en maximaal € 7,9 mln. (netto contante waarde). In bijlage 2 (aantal recreanten) en bijlage 3 (de bestedingen) is dit effect nader uitgewerkt. Recreatie-effect van projectalternatief 2 ‘Rondje Lauwersmeer ’ 25
Het gaat om het bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten, de Jouswiersterpolder, de aanleg van fietspaden, en de Nieuwe Vaart (zie de bijlagen). 26
Deze cijfers zijn niet uit andere bronnen te halen en hier geschat (zie de bijlagen). Ten opzichte van het aantal huidige vaarbewegingen zou dat in de buurt van 20-30% groei zitten. 28 Zie de bijlagen voor een toelichting. 27
, revisie 3.2 Pagina 17 van 29
Effecten projectalternatieven
Om de dorpen zo goed mogelijk te ontsluiten, en daarmee bestedingen op de wal te genereren zijn de opvaarten van essentieel belang. In dit scenario worden er twee opvaarten aangelegd, naar Ee en Anjum. Ook worden er recreatieve fietspaden aangelegd zodat onder andere Metslawier (grootste kern in het gebied) via het land ontsloten wordt. Ten opzichte van scenario 1, bevaarbaar maken van alle opvaarten, zullen de recreatieve effecten in totaliteit bij scenario 2 wat beperkter zijn. Het verschil zal echter gering zijn doordat er in dit scenario geïnvesteerd wordt in ‘daar waar er wat te beleven valt’. Doordat niet alle opvaarten bevaarbaar zijn in dit scenario, zal het aantal extra recreanten die ter plekke ook bestedingen doen, naar schatting 9.500 bedragen. De effecten van de recreatieve bestedingen binnen Dokkum zijn nagenoeg gelijk aan scenario 1. Evenals bij scenario 1 zijn er extra opbrengsten voor bootverhuur en rondvaarten geschat op respectievelijk € 0,8 mln. en 0,24 mln. (netto contante waarde). De effecten worden geraamd op minimaal € 6,5 mln. en maximaal € 7,0 mln. (netto contante waarde). In bijlage 2 (aantal recreanten) en bijlage 3 (de bestedingen) is dit effect nader uitgewerkt. Recreatie-effect van projectalternatief 3 ‘Minimumscenario’ Bij de minimumscenario worden er geen opvaarten bevaarbaar gemaakt. Ook zullen er geen fietspaden aangelegd worden. Dit kale scenario, waarbij de noordelijke stadsgrachten en de Súd Ie bevaarbaar worden gemaakt, heeft geen effect op de recreatieve bestedingen in de dorpen. Deze worden immers niet ontsloten. Ook zal de aantrekkingskracht van dit scenario op potentiële vaarrecreanten aanmerkelijk kleiner zijn. Rondje Dokkum is wel mogelijk maar de belevingswaarde en de educatie potentie is bij dit scenario geringer. Doordat de aantrekkingkracht van het gehele gebied kleiner is, zal het aantal boten wat Dokkum aandoet ook minder zijn en dat levert per definitie een lager bestedingseffect op. Bij dit scenario wordt het aantal nieuwe recreanten in het gebied die ter plekke ook bestedingen doen, geschat op 7.000. Extra opbrengsten voor bootverhuur en rondvaarten zijn hier geschat op respectievelijk € 0,64 mln. en € 0,19 mln. De opbrengsten worden geraamd op € 4,4 mln. (netto contante waarde). In bijlage 2 (aantal recreanten) en bijlage 3 (de bestedingen) is dit effect nader uitgewerkt. Overzicht effect op de recreatieve bestedingen per alternatief: NCW Recreatieve bestedingen Recreatieve bestedingen Minimaal Maximaal Rondvaarttochten Botenverhuur Totaal Minimaal Maximaal
Netwerk dorpen-Dokkum
Rondje Lauwersmeer
Minimumvariant
€ € € €
6.155.211 6.641.681 287.460 1.061.390
€ € € €
5.467.041 5.909.287 245.455 818.819
€ € € €
3.607.380 3.607.380 190.909 636.364
€ €
7.504.060 7.990.530
€ €
6.531.315 6.973.561
€ €
4.434.653 4.434.653
, revisie 3.2 Pagina 18 van 29
Effecten projectalternatieven
Werkgelegenheid De bestedingen van toeristen leiden ook tot werkgelegenheid in de horeca en toeristische sector. Op basis van kengetallen kan een schatting worden gemaakt van de omvang van het werkgelegenheidseffect. Er wordt daarbij ervan uitgegaan dat alle bestedingen aan zaken als eten en drinken, boodschappen, cadeautjes, entree en ‘tussendoortjes’ in de regio worden gedaan. Globaal kan worden uitgegaan van ongeveer 1 arbeidsplaats per 60.000 euro bestedingen.29 Het aantal structurele arbeidsplaatsen: Arbeidsplaats = € 60.000 Jaarlijkse bestedingen minimaal Aantal arbeidsplaatsen Jaarlijkse bestedingen maximaal Aantal arbeidsplaatsen
Netwerk dorpen-Dokkum Rondje Lauwersmeer Minimumvariant € 424.202 € 371.436 € 252.447 7,07 6,19 4,21 € 451.702 € 396.436 € 252.447 7,53 6,61 4,21
De bouw en aanleg van het project levert daarnaast ook incidentele werkgelegenheid op. Die werkgelegenheid is tijdelijk en valt na afloop van de bouw en aanleg weer af. 3.4 Imago effecten op woonomgeving Imago-effecten zijn effecten op het imago of de beeldvorming van een plaats of regio. Door een maatregel kan het imago van een plaats veranderen en daardoor zorgen voor een aantrekkelijker vestigingsplaatsklimaat. Het is vaak lastig om een verandering in imago toe te schrijven aan één project. Er moet dan eigenlijk al sprake zijn van een bijzonder project met een zekere uitstraling. Het moet bovendien gaan om een verbetering ten opzichte van andere regio’s, anders onstaat er per saldo geen relatieve verbetering. Daarnaast is het effect op zich lastig te meten. Om die reden moet voorzichtig worden omgegaan met mogelijke imago-effecten. In het geval van de Súd Ie kunnen imago-effecten optreden, die vooral de woonaantrekkelijkheid vergroten. Imago-effecten van de Súd Ie zullen samen hangen met het geheel van maatregelen in en om de stad, zoals de Centrale As en Watersportstad Dokkum. Toerekening van imago-effecten aan alleen het project Súd Ie is daarom lastig en wordt hier niet gedaan. 3.5 Effecten op vastgoedwaarde Wonen aan het water heeft een positief effect op de vastgoedwaarde. De marktwaarde van woningen aan een open vaarroute ligt hoger dan een woning in een vergelijkbare omgeving welke niet is ontsloten door middel van open vaarwater. In alle drie de scenario’s worden de noordelijke stadsgrachten bevaarbaar gemaakt. Daarmee zijn de effecten op de vastgoedwaarde binnen Dokkum voor alle scenario’s gelijk. Het effect op de vastgoedwaarde in het buitengebied, de dorpen, is meer afhankelijk van nieuwe doelgroepen die in de dorpen willen wonen. Dit effect hangt meer samen met het totale leefbaarheidseffect en wordt daar nader toegelicht. Zoals aangegeven zal het effect op de vastgoedwaardeontwikkeling bij alle drie de scenario’s gelijk zijn. Op het moment dat de noordelijke stadsgrachten en het verdere traject Súd Ie ontsloten worden zal de waarde van de belendende panden toenemen. Dit eenmalige effect is toe te rekenen aan project Súd Ie. Bij berekening van de NCW wordt ervan uitgegaan dat het effect op het vastgoed op het moment van goedkeuren van het project plaats zal vinden als gevolg van speculatie. Hoogstwaarschijnlijkheid treedt het effect dan ook in 2011 op.
29
Bron: CBS. ER geldt ongeveer 1 arbeidsplaats per 30.000 euro toegevoegde waarde. De verhouding tussen toegevoegde waarde en totale productie/omzet is ongeveer 1:2.
, revisie 3.2 Pagina 19 van 29
Effecten projectalternatieven
Effect op de vastgoedwaarde binnen Dokkum:30 NCW
Ontwikkeling vastgoedwaarde
Netwerk dorpen-Dokkum minimaal maximaal €
1.366.400
€
2.732.800
Rondje Lauwersmeer minimaal maximaal €
1.366.400
€
2.732.800
Minimumvariant minimaal maximaal € 1.366.400
€ 2.732.800
3.6 Ecologische effecten In tegenstelling tot economische effecten (direct en indirect) zijn ecologische effecten (externe effecten) moeilijk te monetariseren. Op het niveau Verenigde Naties zijn er wel kengetallen ontwikkeld om een waardering aan biodiversiteit toe te kennen. Echter op lokale schaal, conform de aard van project Súd Ie, snijden deze kengetallen geen hout. Súd Ie is een pilotproject voor wat betreft de ecologische maatregelen. Een kwalitatieve omschrijving van de projecteffecten doet daarom het meeste recht. 3.6.1 Verbetering en ontsluiten leefmilieu diadrome vissoorten Het project Súd Ie heeft meerdere pijlers. Naast de sociaaleconomische pijler (recreatie en leefbaarheid) richt het project zich voor wat betreft ecologie op het ontsluiten en verbeteren van het leefmilieu van diadrome vissoorten, waaronder de aal en de driedoornige stekelbaars, incl. proeftuin voor decentraal aalbeheer in brakke poldergebieden. Project Súd Ie is een pilotproject decentraal aalbeheer met opschalingsmogelijkheden tot een aalreservaat Dongeradeel. Er worden vispassages aangelegd, paai- en opgroeigebieden gerealiseerd, natuurvriendelijke oevers aangelegd en het vervuilde slib wordt afgevoerd zodat de Súder Ie geschikt is als leefgebied voor de diadrome vissoorten. Er is voor Dongeradeel gekozen omdat dit gebied via het Lauwersmeer in directe verbinding met de Waddenzee staat. Daarnaast vormt het brakke karakter van het gebied met de mogelijkheid tot kleinschalige overgangen zoet-zout een ideaal opgroeigebied voor genoemde vissoorten. Het inrichten van Dongeradeel als aalreservaat heeft zijn oorsprong in de Europese regelgeving voor de aal, de aalverordening. Deze verordening schrijft voor dat 40% van de schieraal een veilige aftocht moet hebben richting zee om zich hier voort te kunnen planten. Nederland heeft deze verordening doorvertaald in het Aalbeheerplan. Hierin wordt aan de norm tegemoet gekomen door de beroepsvisserij op aal gedurende het najaar 3 maanden (september – november) stil te leggen. De beroepsvisserij is niet blij met deze maatregelen. In deze drie maanden moet namelijk het grootste deel van het inkomen vergaard worden, de schieraal is dan op trek en het beste te vangen. De landelijke brancheorganisatie ‘combinatie van beroepsvissers’ heeft in samenwerking met Witteveen + Bos een alternatieve aanpak ontwikkeld om de Europese doelstellingen te halen, genaamd decentraal aalbeheer31. Deze aanpak bestaat uit twee delen: Om de doelstelling van 30
De waarde van de objecten wordt door de markt bepaald. De locatie is daarbij één van de belangrijkste factoren. Daarnaast speelt de staat waarin de panden verkeren, de technische en functionele veroudering, een belangrijke rol. Dit maakt dat bij de inschatting van het waarde-effect de nodige voorzichtigheid is geboden. Voor een nauwkeurige en correcte inschatting zouden soortgelijke panden, in Dokkum aan open vaarwater, als referentiepand moeten dienen. Voor een beknopte MKBA zijn afzonderlijke markttaxaties te ver gezocht. Er wordt daarom gerekend met gemiddelde WOZ waarden per straat, waarop een waardestijgingfactor van 5% en van 10% wordt toegepast. Er zijn in het verleden verschillende studies gedaan naar de toegevoegde waarde van wonen aan het water. Deze studies geven een bandbreedte aan van 5% tot 10%. (VU, 2007) (MKBA KRW, Witteveen & Bos 2006). 31 In opdracht van het voormalige ministerie van LNV is er een onderzoek uitgevoerd naar de kansen voor decentraal aalbeheer. Uit de gelijknamige rapportage blijkt dat deze werkwijze kans van slagen heeft: “Duurzame visserij op paling is mogelijk als per uitgezette glasaal minstens 15 gram schieraal naar zee kan ontsnappen om te paaien. Dit concluderen onderzoekers in het rapport 'Kansen voor decentraal aalbeheer'. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Uitgangspunt is een gedecentraliseerd beheer van de aalvisserij dat bijdraagt aan een herstel van de natuurlijke aalstand en waarbij een bepaalde mate van visserij mogelijk is. Hier is een goede balans voor nodig tussen de hoeveelheid glasaal (door natuurlijke intrek en/of uitzet), de vangst van rode aal en schieraal, en de uittrek van schieraal naar zee. Met decentraal aalbeheer kan, als
, revisie 3.2 Pagina 20 van 29
Effecten projectalternatieven
40% veilige aftocht van de schieraal te halen wordt de gevangen aal door de vissers overgezet bij de gemalen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat een gemaal een niet te nemen obstakel is voor de aal. Daarnaast worden er bij deze aanpak gebieden aangewezen waar de aal goed kan opgroeien. Eén van deze gebieden betreft de Friese boezem met op kleinere schaal Súd Ie als pilotproject (effectmetingen / data verzameling). In navolging van andere pilotprojecten, waaronder de Friese boezem, maakt het project Súd Ie een belangrijk onderdeel uit van de plannen om de aalberoepsvisserij voor de toekomst te behouden. De Europese aalverordening heeft effecten op deze beroepstak; volgens experts zou dit het einde van de aalberoepsvisserij betekenen. In Friesland betreft het circa 19 fte’s. Het project Súd Ie draagt bij aan de Friese beroepsvisserij in termen van behoud van omzet en inkomen. Zonder deze mogelijkheid is een rendabele bedrijfsvoering minder goed mogelijk. Omdat het niet zeker is dat het effect zal optreden en omdat de Súd Ie één van de maatregelen gericht op het leefgebied van de aal in de provincie Fryslân is, is de economische uitstraling niet eenduidig toe te rekenen aan het project Súd Ie. In alle drie de scenario’s zijn de effecten op de aal hetzelfde, want die zijn gewaarborgd met het bevaarbaar maken van de Súd Ie tot aan de sluizen van Ezumazijl.
3.6.2 Landschapsherstel: waddenlandschap beleefbaar maken De Súd Ie is van oorsprong een oude kreek. Het bevaarbaar en beleefbaar maken van deze oude kreek met het omliggende karakteristieke waddenlandschap is één van de hoofddoelen van het project. Daartoe wordt het gebied voor de vaarrecreant ontsloten en de oorspronkelijke aanwezige landschap en cultuurhistorische elementen, zoals meandering, aanwezigheid van kwelderwallen, terpen en eendenkooien geaccentueerd of weer in ere hersteld. De belevingswaarde van dit authentieke Waddenlandschap wordt door het landschapsherstel vergroot. Belevingswaarde vertaalt zich in aantrekkingskracht op natuurliefhebbers en recreanten. De baten van dit effect zijn meegenomen in de berekening van de recreatieve baten, (voor zover deze een directe relatie hebben met de vaarrecreatie en de ontsluiting van de Súd Ie als vaarweg).
3.6.3 Natura 2000 doelstellingen Lauwersmeergebied en PKB Waddenzee Het plangebied van project Súd Ie maakt geen onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur en is ook niet aangewezen als Natura 2000 gebied. Direct aangrenzende gebieden daarentegen wel. Zo is het Lauwersmeergebied en de Wadden aangewezen als natura 2000 gebied. Ook is er op de wadden de PKB Waddenzee van kracht, specifiek beleid van de rijksoverheid. Het Lauwersmeergebied is tot Natura 2000 gebied verheven mede omdat dit gebied een belangrijk opvanggebied is voor diverse vogelsoorten, waaronder ganzen. Hoewel Anjumer Kolken geen onderdeel uitmaakt van het Lauwersmeergebied ligt er wel een directe (ecologische) relatie tussen beide gebieden. Anjumer Kolken is een belangrijk opvanggebied voor ganzen. Anjumer Kolken fungeert als overloopgebied en dient als foerageergebied voor de ganzen. Door de beoogde inrichting en beheer van De Kolken blijft dit gebied zijn functie voor ganzen behouden. Door het plas-dras zetten van percelen en de verbrede landbouw/aangepast beheer wordt het gebied waardevoller voor weidevogels (doordat als gevolg van verschillende droogleggingen en mozaïekbeheer een betere afwisseling van korte en langere vegetaties ontstaat). Door de inrichting en ontsluiting van De Kolken als paai- en opgroeigebied voor diadrome soorten (herstel kraamkamerfunctie voor diadrome soorten) neemt het gebied ook in belang toe als foerageergebied voor soorten als de Lepelaar. Deze soort is met name aangewezen op bewaadbare en visrijke, brede kleisloten in poldergebieden.
er voldoende inzicht is in de lokale aalstand, per gebied van een visstandbeheercommissie worden bepaald hoeveel paling er gevangen mag worden.”
, revisie 3.2 Pagina 21 van 29
Effecten projectalternatieven
3.6.4 Meerwaarde KRW+ maatregelen project Súd Ie De maatregelen vanuit de Kaderrichtlijn Water vormen autonoom beleid van het Wetterskip. Het betreft onder andere het aanleggen van natuurvriendelijke oevers in de Súd Ie (incl. Jaarlasloot) en het aanleggen van vispassages bij de sluizen van Ezumazijl en Wetzens. Deze maatregelen zijn autonoom en hebben voor deze MKBA geen effect. Het project Súd Ie haakt in op dit autonome beleid door hier een plus boven op te zetten (zgn. KRW+ maatregelen). Deze maatregelen hebben tot gevolg dat er aanzienlijk meer natuurvriendelijke oevers worden aangelegd en de potenties voor kleinschalige ovengangen zoet-zout en het achterland en herstel en ontsluiting van leefgebieden voor diadrome vissoorten extra te benutten. Hierdoor zijn de maatregelen niet alleen gericht op de Sud Ie als waterlichaam, maar wordt tegen relatief geringe kosten een (ecologische) meerwaarde voor een groter gebied (incl. Lauwersmeer en Waddenzee) bereikt. Ook wordt de vismigratie geoptimaliseerd door het opplussen van de autonome vispassage maatregelen van het Wetterskip. Door deze maatregelen in samenhang in project Súd Ie uit te voeren ontstaat er een synergie effect. Het is aannemelijk dat de maatregelen zo efficiënter uitgevoerd kunnen worden wat direct leidt tot ecologische baten voor de visstand en de waterkwaliteit. 3.6.5 Bodemvervuiling Een gedeelte van het traject Súd Ie is vervuild. Deze vervuiling is afkomstig van de voormalige gasfabrieken in Dokkum. Onderdeel van het Project Súd Ie vormt het baggeren en afvoeren van het vervuilde slib. Daarmee wordt zowel het milieu een goede dienst bewezen als de vaarweg op de gewenste diepte gebracht. In alle drie de scenario’s is het positieve effect gelijk. In bijlage 4 is een kaart opgenomen waarop de vervuiling is aangegeven. 3.6.6 Weidevogels Naast het bevaarbaar maken van de Súd Ie en het aanleggen van een natuurvriendelijke oever wordt er ook in het landschap ingegrepen door boskap. Deze boskap heeft een extern positief effect op de stand van de weidevogels. De natuurlijke predatoren van de weidevogels worden verjaagd doordat het bos waarin zij zich ophouden wordt gekapt. Deze ingreep in het landschap zal in alle scenario’s plaatsvinden en daarmee zijn de effecten op de weidevogelstand per definitie gelijk. 3.7 Duurzame Landbouw Het gebied de Anjumer Kolken is een landbouwgebied dat te maken heeft met zowel bodemdaling als verzilting. Het huidige landbouwkundig gebruik levert op termijn door de genoemde problematiek problemen op en zal leiden tot een onrendabele bedrijfsvoering. Het project Sud Ie speelt hierop in door juist deze gebieden te ontwikkelen als kraamkamerfunctie voor diadrome soorten, opvanggebied voor weidevogels en ganzen, en proeftuin voor aalreservaat, met mogelijkheden voor waterberging en landschapsherstel (o.s. slingerende sloten en in stand houden oude verkavelingspatronen en begreppeling). Door de lage ligging, het brakke karakter en de strategische ligging nabij het Lauwersmeer/Wad zijn juist deze gebieden hiervoor bij uitstek geschikt en wordt het knelpunt omgebogen tot een kans. Dit gebiedsconcept kan alleen met behoud van het karakteristieke waddenlandschap worden ontwikkeld, indien er in het gebied een economisch rendabele (verbrede) landbouw mogelijk blijft en het initiatief kan rekenen op steun en draagvlak bij de boeren. Om in de toekomst het gebied ook geschikt te houden voor landbouwkundig gebruik is er een pilotproject voor dit gebied ontwikkeld. Door aanpassingen te plegen in combinatie met andere vormen van landbouw, denk aan biologisch, wordt er getracht om vormen van duurzame landbouw te ontwikkelen. Dat betekent dat er een rendabele bedrijfsvoering mogelijk moet zijn in afstemming met de bovengenoemde (neven)functies. Pilot Anjumer Kolken omvat de volgende maatregelen: • Inrichten plas/dras gebieden; • aanleggen dobben/verbreden sloten; • herstel kraamkamerfunctie voor diadrome vissoorten; • waterberging/plas-dras; • subsidie mogelijkheden voor weidevogel opvanggebied.
, revisie 3.2 Pagina 22 van 29
Effecten projectalternatieven
Het project Súd Ie kan effect hebben op de landbouwsector in termen van mogelijkheden van verbrede landbouw en potentieel natuurbeheer.32 Doordat meer toeristen naar de regio worden gelokt, ontstaan er voor agrarische ondernemingen meer mogelijkheden om bijvoorbeeld Bed&-Brogje-achtige voorzieningen aan te bieden. Dit kan voor de agrarische sector een extra inkomensbron vormen, zij het in bescheiden mate. Daarnaast geeft het accent op natuurontwikkeling in het project voor agrarische ondernemingen meer mogelijkheden om inkomsten uit natuurbeheer te genereren. Langs de gehele Wadden(vastelands)kust liggen meerdere van dit soort ‘’knelpunt’ gebieden waar als gevolg van bodemdaling en verzilting een duurzame landbouw op traditionele leest geschoeid moeilijk houdbaar blijft. Het pilot-project De Kolken wil hier een voorbeeld zijn door te laten zien dat door het anders omgaan met dergelijke gebieden een win-win-situatie kan worden bereikt voor meerdere functies. Fryslân heeft op grotere schaal (in het veenweidegebied) te maken met de bodemdalingsproblematiek. De maatschappelijke baten van de pilot Anjumer Kolken kunnen aanzienlijk zijn indien de pilot leidt tot een duurzame oplossing van de problematiek. 3.8 Leefbaarheidseffect Met de realisatie van het project Súd Ie ontstaan er kansen voor versterking van de sociaaleconomische structuur en leefbaarheid in de dorpen. Het leefbaarheidseffect hangt ook samen met het landschappelijk effect. Een aantrekkelijke woonomgeving, met behoud van voorzieningen, maakt dat mensen minder snel geneigd zijn te verhuizen. Ook zijn de dorpen interessanter geworden voor een nieuwe doelgroep, booteigenaren. Tezamen met de bestedingen van de extra toeristen zal dat het draagvlak vergroten van de aanwezige middenstand in de dorpen. Leefbaarheid is kwalitatief goed te meten, daarvoor zijn verschillende onderzoeksmethodieken zoals ‘dorpsspiegels’ ontwikkeld. Het kwantificeren van leefbaarheid wordt in sommige rapporten ook gestalte gegeven door de negatieve vastgoedwaarde ontwikkeling bij ‘niets doen’ te becijferen. Leegstand en het verdwijnen van voorzieningen leiden tot een waardedaling van het vastgoed. Project Súd Ie heeft een positief effect op de de draagkracht voor voorzieningen en daarmee indirect op de leefbaarheid van het gebied. De mate waarin dit effect zich voordoet is moeilijk te zeggen, laat staan te meten. De kosten van leegstand zijn inzichtelijk te maken, maar in welke mate deze kosten vervolgens zijn toe te rekenen aan al dan niet genomen maatregelen is niet te bepalen. In kwalitatieve zin kan wel aangegeven worden dat het leefbaarheidseffect bij scenario 1 het grootste is. In dit scenario zullen de toeristische bestedingen het hoogst zijn. Ten opzichte van scenario’s 1 en 2 heeft scenario 3 het geringste leefbaarheidseffect. Bij dit scenario zullen de bestedingen in de dorpen niet toenemen.
3.9
Overzicht kosten en baten
Súd Ie in breder perspectief Het Sud Ie project draagt bij aan de toeristische ontwikkeling van de gehele regio noordoost Fryslan/Lauwersmeer/noordwest Groningen, alleen en voor zover elders in de regio het aanbod van recreatieve voorzieningen ook voldoende is, en het gaat om toeristen die een verblijf in de bredere regio wensen.33 Het meten van effecten van de te nemen maatregelen om de Súd Ie bevaarbaar te maken beperken zich tot het plangebied (gemeente Dongeradeel). De effecten op buurgemeenten / aangrenzende gebieden zijn niet meegewogen in deze beknopte MKBA. Denk bijvoorbeeld aan de extra vaarbewegingen welke teweeg worden gebracht op omliggende 32
Binnen het project kunnen met name waterbeheersmaatregelen effect hebben op de productiemogelijkheden van de landbouw. In het project wordt er van uitgegaan dat het ontwerp zodanig is, dat die effecten per saldo nihil zijn. 33
Indien het gaat om reguliere recreatie kan het effect optreden dat toerisme verschuift (substitutie)
, revisie 3.2 Pagina 23 van 29
Effecten projectalternatieven
vaarwegen. Zo zal watersportdorp Kollum, eveneens onderdeel van Netwerk Noordoost, vaker aangedaan worden door vaarrecreanten met de vaarbestemming Dokkum-Súd Ie. Worden de effecten van Súd Ie in breder perspectief geplaatst dan kan kwalitatief geconstateerd worden dat het project een grotere positieve uitstraling heeft op de recreatieve sector van regio Noordoost als geheel. Deze effecten zijn kwantitatief niet te bepalen, maar leveren een positieve bijdrage en worden kwalitatief meegenomen in het totaaloordeel. Een deel van de recreanten die worden aangetrokken door hety project Súd Ie inclusief de maatregelen met betrekking tot Watersportstad Dokkum kan betrekking hebben op Waddenrecreanten. Het nader uit te werken concept Watersportstad Dokkum / Waddenstad Dokkum moet ervoor zorgen dat de vakantie van de Waddentoerist niet begint op de boot naar Ameland en Schiermonnikoog, maar dat de vakantie begint met een bezoek aan en - in de ideale situatie - een overnachting in Dokkum (Dokkum als voorportaal naar de Wadden). Dokkum vormt als meest noordelijke stad van Fryslan en de strategische ligging binnen de Waddenregio het voorportaal van de Wadden. Het maakt onderdeel uit van de Waddenregio; dit moet de toerist ook zo gaan beleven. Ameland trekt jaarlijks meer dan 500.000 bezoekers. Het concept Waddenstad Dokkum moet nader vorm worden gegeven, de maatregelen zoals het bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten en de maatregelen uit het Masterplan Watersportstad vormen een belangrijke basis.
, revisie 3.2 Pagina 24 van 29
Effecten projectalternatieven
Overzichtstabel effecten per scenario Netwerk dorpen-Dokkum
Rondje Lauwersmeer
Minimumscenario
46 mln.
31 mln.
25 mln.
Maximaal effect € 7,9 mln.
Beperkt effect € 4,4 mln.
Maximaal effect € 2,7 mln.
Nagenoeg gelijk effect scenario 1 € 7,0 mln. Maximaal effect € 2,7 mln.
Maximaal effect € 2,7 mln.
Niet zuiver toe te schrijven aan project Súd Ie
Niet zuiver toe te schrijven aan project Súd Ie
Niet zuiver toe te schrijven aan project Súd Ie
- Visreservaat; Kwalitatief positief effect - Pilot: economisch effect nog niet bekend Sterkste toename belevingswaarde waddenlandschap Inrichting Anjumer Kolken ondersteunt natuurdoelstellingen
Vergroot de ecologische baten voor visstand en waterkwaliteit Kwalitatief positief effect
- Visreservaat; Kwalitatief positief effect - Pilot: economisch effect nog niet bekend Toename belevingswaarde waddenlandschap Inrichting Anjumer Kolken ondersteunt natuurdoelstellingen Geen maatregelen Jouswiersterpolder maakt effect beperkter Vergroot de ecologische baten voor visstand en waterkwaliteit Kwalitatief positief effect
- Visreservaat; Kwalitatief positief effect - Pilot: economisch effect nog niet bekend Toename belevingswaarde waddenlandschap Inrichting Anjumer Kolken ondersteunt natuurdoelstellingen Geen maatregelen Jouswiersterpolder maakt effect beperkter Vergroot de ecologische baten voor visstand en waterkwaliteit Kwalitatief positief effect
Verwijdering predatoren, kwalitatief positief effect Positief Effect; meer kansen voor verbrede landbouw
Verwijdering predatoren, kwalitatief positief effect Positief Effect; meer kansen voor verbrede landbouw
Verwijdering predatoren, kwalitatief positief effect Beperkt Effect; beperkte kansen voor verbrede landbouw doordat gebied minder goed ontsloten wordt,
Positief effect op draagvlak voorzieningen
Positief effect op draagvlak voorzieningen
Effect is beperkt
Kosten
• Investeringskosten Economische effecten
• Recreatieve bestedingen
• Waarde vastgoed • Imago woonomgeving Ecologische effecten
• Leefmilieu diadrome vissoorten
• Landschapsherstel • Natura 2000 Lauwersmeer / PKB Waddenzee
• KRW+ maatregelen
• Bodemvervuiling • Weidevogels • Duurzame Landbouw
Leefbaarheid
• Draagvlak voorzieningen
, revisie 3.2 Pagina 25 van 29
4
Samenvatting en afweging
4.1
Inleiding
In het voorgaande is het project Súd Ie in een aantal scenario’s beschreven. Ook is een schets gemaakt van de maatschappelijke effecten van het project. De effecten worden afgewogen tegen de kosten. De resultaten van de MKBA vormen de input voor een bestuurlijke afweging over het project en voor een aanvraag voor het Waddenfonds. MKBA-aanpak Basis voor de analyse vormt de MKBA-aanpak. Daarin worden de effecten van een project bepaald als het verschil tussen een toekomstige situatie met de voorgenomen maatregelen en een toekomstige situatie zonder de voorgestelde maatregelen (het zogenoemde nulscenario). De situatie met bevaarbaar maken van de Súd Ie en de daarbij horende maatregelen bepalen de projectscenario’s, die vergeleken worden met het nulscenario. In beginsel geeft een MKBA een uitkomst in de vorm van een baten-kostenverhouding die aangeeft of een project maatschappelijk rendabel is of niet. Alle relevante maatschappelijke effecten zijn op een consistente wijze in kaart gebracht, gebaseerd op de algemeen geaccepteerde OEI-systematiek. De elementen die nodig zijn om tot een beslissing te komen over het project worden in verhouding tot elkaar weergegeven. Een deel van de effecten is in geld uitgedrukt, zodat direct een vergelijking met de kosten van de investeringen kan worden gemaakt. Bij het project Súd Ie is een beknopte MKBA uitgevoerd en is een deel van de effecten alleen kwalitatief meegenomen. Omdat niet alle effecten kwantitatief en in geld uitgedrukt zijn meegenomen, levert de beknopte MKBA niet een eenduidige baten-kostenverhouding op. Dat heeft te maken met de beschikbaarheid van gegevens en het soms kwalitatieve karakter van de effecten. De beknopte MKBA Súd Ie geeft wel een zo volledig mogelijk overzicht van maatschappelijke effecten volgens de MKBA-systematiek. Voortraject: keuze scenario’s Het project is in de MKBA gedefinieerd in drie scenario’s. Het project Súd Ie bestaat namelijk uit meerdere deelprojecten, die in meer en minder omvangrijke scenario’s kunnen worden uitgevoerd. Daarbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat alle vaarwegen geschikt worden gemaakt voor de vaarklasse DM. Maatregelen rond de Súd Ie en met name het wel of niet opwaarderen van de opvaarten verschillen per scenario. In een stap voorafgaande aan de MKBA zijn meerdere scenario’s geformuleerd, waaruit de volgende drie alternatieven zijn gedestilleerd: 1. “Netwerk dorpen-Dokkum”: volledige uitvoering van alle opvaarten en maatregelen. 2. “Rondje Lauwersmeer”: alleen opvaarten Ee en Anjum. 3. Minimumscenario: alleen bevaarbaar maken Súd Ie. Bij alle scenario’s is uitgegaan van uitvoering van de maatregelen die onder Watersportstad Dokkum vallen en het bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten. Een doorgaande route voor de waterrecreant is belangrijk om de maximale effecten van het project Súd Ie te kunnen bereiken. Omdat het bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten een belangrijke voorwaarde voor de maximale effectiviteit van het project is, is daarop een gevoeligheidsanalyse gemaakt (zie hierna). De scenario’s uit de MKBA komen niet exact overeen met de uitvoeringsvarianten van het inrichtingsplan. Dit heeft te maken met de verschillende vertrekpunten. De MKBA redeneert vanuit de effectensfeer, het inrichtingsplan vanuit maatregelen en kosten. Omdat in de MKBA de noordelijke stadsgrachten en maatregelen rond Watersportstad Dokkum een onderdeel vormen
, revisie 3.2
Samenvatting en afweging
van alle scenario’s, is uitgegaan van de maximale variant uit het inrichtingsplan. Met name het scenario Rondje Lauwersmeer uit de MKBA komt nagenoeg overeenkomt met de maximale variant uit het inrichtingsplan. Het scenario Netwerk dorpen-Dokkum is veel uitgebreider; het Minimumscenario voert niet de opvaarten uit. 4.2
Afweging
Bij het project Súd Ie moeten in feite twee afwegingen worden gemaakt. De eerste is de afweging of het project sowieso moet worden uitgevoerd. De tweede is in welk scenario het project moet worden uitgevoerd. De MKBA geeft voor beide afwegingen input. Wat is het maatschappelijk rendement? De vraag of het project moet worden uitgevoerd, komt neer op de vraag wat het maatschappelijk rendement is van het project. In termen van de MKBA-aanpak gaat het om de vraag of de verhouding tussen baten en kosten positief is of niet.34 Die vraag is op basis van de beknopte MKBA niet eenduidig te beantwoorden, omdat niet alle effecten gekwantificeerd en in geld uitgedrukt zijn. De belangrijkste effecten zitten in opbrengsten in de sfeer van recreatie en toerisme, ecologie, landbouw en leefbaarheid. Effecten op recreatie en toerisme Er zijn duidelijke en reële kansen voor het aantrekken van meer watersportrecreanten naar de regio door het project Súd Ie. De opbrengsten in de sfeer van recreatie en horeca zijn wel lastig in te schatten. In de analyse is de (maximale) potentie van het project in termen van het aantrekken van extra (water)recreanten geschat, onder andere op basis van gegevens uit vergelijkbare regio’s. Vervolgens is gekeken of met de voorgenomen maatregelen de potentie ook benut kan worden. Belangrijk is dat naast de maatregelen uit het project er ook andere maatregelen worden genomen, zoals die rond Watersportstad Dokkum. Ook wordt ervan uitgegaan dat de potenties van bijvoorbeeld elektrisch varen, van toeristen die de Waddeneilanden bezoeken, sportvisserij, en bijvoorbeeld het promoten van de regio benut worden. In de MKBA wordt er verder vanuit gegaan dat er voldoende recreatief ondernemerschap is in de regio om de maatregelen rond de Súd Ie te vertalen in goede recreatieve producten en diensten. Initiatieven en plannen uit de private sector versterken het beeld dat er in potentie voldoende aanbod kan worden ontwikkeld. Daarnaast is specifiek nog rekening gehouden met extra omzet bij rondvaartbedrijven en bootverhuur. Om rekening te houden met onzekerheden is het aantal extra recreanten in de verschillende scenario’s verschillend ingeschat, zodat een bandbreedte ontstaat. Bij de schatting van de effecten is er ook van uitgegaan andere maatregelen in de regio doorgaan, zoals de aanleg van de Westelijke Rondweg Dokkum en maatregelen uit het Netwerk Noordoost Fryslân. De maatregelen uit het project sluiten goed aan op dat wat er in de omgeving op het gebied van recreatie en natuurontwikkeling al gebeurt, zoals Esonstad, de recreatieve ontwikkelingen in en rond het Lauwersmeer, en de Elfstedenvaarroute. Voor de afweging heeft dat als gevolg dat aan de ene kant de effecten in de recreatieve sfeer niet los kunnen worden gezien van andere ontwikkelingen in de regio, en daar ook in zekere mate van afhankelijk zijn. Aan de andere kant worden de recreatieve effecten mogelijk, juist doordat de Súd Ie andere projecten en voorzieningen versterkt. Effecten op leefgebied aal De ecologische winst heeft vooral te maken met het vergroten en verbeteren van het leefgebied van diadrome vissoorten, waaronder de aal. Bijdragen aan het in stand houden van biodiversiteit is een belangrijk effect van het project, maar tegelijkertijd lastig op waarde te schatten, laat staan in geld uit te drukken. In deze beknopte MKBA is dit effect alleen kwalitatief meegenomen, alhoewel op voorhand het belang ervan wel wordt ingezien. Het gaat om een positief projecteffect dat met een grote mate van zekerheid zal optreden. Voor de afweging betekent dat dat er nog een oordeel moet worden geveld over de waarde die aan het effect wordt gegeven. Het gaat daarbij meer om de weging van het belang van het uit-
34
In technische termen gaat het erom of de netto contante waarde van de baten groter is dan de netto contante waarde van de kosten, dan wel of de verhouding tussen netto contante waarde van baten en kosten groter dan 1 is.
, revisie 3.2 Pagina 27 van 29
Samenvatting en afweging
breiden en verbeteren van het leefgebied van de aal dan om een precieze becijfering van het effect in geldtermen. Die weging moet juist ook op bestuurlijk niveau worden gedaan. Naast de ecologische meerwaarde is er mogelijk een economisch spin-off. Indien de visstand wordt verbeterd, betekent dat voor de Friese beroepsvisserij behoud van omzet en inkomen. Zonder deze mogelijkheid is een rendabele bedrijfsvoering minder goed mogelijk. Omdat het niet zeker is dat het effect zal optreden en omdat de Súd Ie één van de maatregelen gericht op het leefgebied van de aal in de provincie Fryslân is, is de economische uitstraling niet eenduidig toe te rekenen aan het project Súd Ie. Effecten op de landbouw Het gebiedsconcept is ontwikkeld met het oog op behoud van een economisch rendabele landbouw. Door aanpassingen te plegen in combinatie met andere vormen van landbouw, denk aan biologisch, wordt er getracht om vormen van duurzame landbouw te ontwikkelen. Langs de gehele Wadden(vastelands)kust liggen gebieden waar als gevolg van bodemdaling en verzilting landbouw op traditionele leest geschoeid, moeilijk houdbaar blijft. Het project Súd Ie kan verder positief bijdragen aan de landbouwsector in termen van mogelijkheden van verbrede landbouw. Doordat meer toeristen naar de regio worden gelokt, ontstaan er voor agrarische ondernemingen meer mogelijkheden om bijvoorbeeld Bêd-&-Brochje-achtige voorzieningen aan te bieden. Daarnaast geeft het accent op natuurontwikkeling in het project voor agrarische ondernemingen meer mogelijkheden om inkomsten uit natuurbeheer te genereren. Het gaat om een positief projecteffect dat met een grote mate van zekerheid zal optreden in twee scenario’s. Omdat in het Minimumscenario er minder recreanten komen, is het minder zeker dat kansen voor de landbouw in dat scenario volledig kunnen worden gerealiseerd.
Effecten op leefbaarheid Het project Súd Ie heeft duidelijk effecten op aspecten van leefbaarheid. De precieze bijdrage is hier alleen kwalitatief aangegeven. Voor de effecten op leefbaarheid geldt dat die alleen in samenhang met andere maatregelen of projecten kunnen worden beoordeeld. Immers, onder leefbaarheid vallen allerlei zaken variërend van draagvlak van voorzieningen in dorpen tot het behoud van jonge gezinnen en kinderen, en van kwaliteit van wonen tot aan voorkomen van leegstand. Bovendien is de weging afhankelijk van de bredere (regionale) beleidsstrategie die op het gebied van leefbaarheid wordt gehanteerd. Als bijvoorbeeld die strategie sterk is gericht op het aantrekken van nieuwe economische dragers zoals recreatie, past het project Súd Ie daar goed bij. Het gaat om een positief projecteffect dat met een grote mate van zekerheid zal optreden in twee scenario’s. Omdat in het Minimumscenario geen dorpen worden verbonden, is het effect daar nul of marginaal.
Overige effecten Van de overige effecten is een deel volgens de MKBA-systematiek gekwantificeerd en gemonetariseerd. Zo is de waardestijging van het vastgoed een duidelijk maatschappelijk effect dat hier ook in geldtermen is geschat. Dit effect kan direct meegenomen worden in de afweging. Daarnaast zijn er effecten in kaart gebracht, waarvan kwantificering niet goed mogelijk is. Die effecten zijn alleen kwalitatief benaderd. Het gaat met name om effecten als imago van woonomgeving, toename belevingswaarde van het waddenlandschap, verwijderen bodemvervuiling, versterken natuurwaarden, en effecten op weidevogels. Op voorhand gaat het hier niet om relatief grote effecten, of effecten die alleen in samenhang met andere maatregelen of projecten in de regio kunnen worden beoordeeld, en niet alleen aan de Súd Ie kunnen worden toegerekend. Voor de afweging van het project Súd Ie zijn deze effecten daardoor van minder belang. Wat als je ‘niets’ doet: het nulscenario De effecten van de scenario’s worden in de MKBA vergeleken met de situatie zonder de maatregelen uit het project. Het nulalternatief betreft de toekomstige situatie, waarin net zo goed als in de projectscenario’s een aantal ontwikkelingen is. Zo wordt in het nulalternatief uitgegaan van toekomstige bevolkingsontwikkelingen, economische trends en beleidsmaatregelen die van invloed zijn op recreatie, landbouw enz. Het is dus niet echt een situatie waarin ‘je niets doet’.
, revisie 3.2 Pagina 28 van 29
Samenvatting en afweging
Ook in de projectscenario’s wordt uitgegaan van die ontwikkelingen, maar wordt daarbovenop gekeken naar de effecten van de maatregelen die binnen de projectscenario’s vallen.35 Dat betekent dat in het nulalternatief – de situatie dat er geen maatregelen rond de Sud Ie plaatsvinden – een aantal ontwikkelingen minder groot zijn of niet plaatsvinden. Zo zullen er nog steeds recreanten naar de regio komen, maar wordt de potentie die de Súd ie biedt, niet gebruikt – er komen beduidend minder recreanten dan mogelijk zou zijn met de maatregelen. Bij andere effecten zal alleen een autonome ontwikkeling plaatsvinden en niet de extra impuls die van het project uitgaat. Dat geldt onder andere voor de effecten op leefbaarheid en de ontwikkeling van de waarde van vastgoed. Bij een aantal effecten zal in het nulalternatief de huidige situatie blijven bestaan of zelfs verslechteren. Dat is bijvoorbeeld aan de orde bij de effecten op het leefgebied van de aal (mogelijk een verdergaande afname van de aal) en de landbouw (problemen voor rendabele bedrijvigheid door hoger waterpeil en verzilting).
Welk scenario heeft de voorkeur? De uitkomsten van de MKBA kunnen ook worden gebruikt voor het tegen elkaar afwegen van projectscenario’s. De scenario’s verschillen in de eerste plaats in kosten. De verschillen zijn daarbij relatief groot (bijna een factor 2), omdat de verschillen betrekking hebben op infrastructurele projectonderdelen die relatief veel kosten. Een minder uitgebreide uitvoering levert daardoor al gauw fors lagere kosten op. In termen van effecten verschillen de scenario’s met name in termen van het effect op recreatie en toerisme. Dat is ook logisch omdat de scenario’s met name verschillen in de mate waarin de dorpen in het Súd Ie gebied aangesloten worden op het bredere toeristische aanbod in de regio. Alleen als de dorpen worden aangesloten, ontstaat ook daar potentie voor recreatief aanbod. Hetzelfde geldt voor de effecten op leefbaarheid. Ook daar kunnen alleen reële effecten ontstaan, als er in en bij de dorpen wat verandert. Dat betekent bijvoorbeeld dat in het minimumscenario waarin de dorpen niet worden ontsloten via de opvaarten, er ook geen effecten op de leefbaarheid van de dorpen van het project Súd Ie mogen worden verwacht. De dorpen blijven dan als het ware in de huidige situatie ‘hangen’. Overige effecten verschillen nauwelijks per scenario en spelen in de keuze voor een scenario dus ook geen (grote) rol. Input voor de afweging Uitkomsten MKBA NB De financiering van het project – wie betaalt wat – Geen van de scenario’s heeft in termen van in geld is voor de uitkomsten van de MKBA-afweging in beuitgedrukte uitkomsten een positieve uitkomst. In ginsel niet relevant. Relevant is de hoogte van de technische termen: de baten-kostenverhouding is kosten; wie de kosten betaalt, heeft geen invloed op in alle scenario’s kleiner dan 1. Dat is ook wel lode MKBA-afweging. De financieringsvraag is alleen gisch, omdat het gaat om een project waarin relarelevant indien daarmee het project verandert. Bijtief veel noodzakelijke maatregelen zitten die veel voorbeeld als een derde partij zou besluiten een kosten. Met name de verhoging en vernieuwing nieuw fietspad aan te leggen, verandert het maatrevan bruggen is relatief duur. gelenpakket, maar verandert ook de status van de Ter vergelijking: in een analyse van de economi‘maatregel fietspad’; die is dan geen onderdeel meer sche effecten van de maatregelen in het Friese van het project maar eigenlijk autonoom beleid (het Meren Project werd ook een batenwordt sowieso uitgevoerd). kostenverhouding kleiner dan 1 gevonden; de bij de Súd Ie gevonden waarden is zelfs hoger dan die uit het FMP-berekening (zie onderstaande figuur).36 35
Nulscenario en projectscenario’s kunnen ook verschillen beheer- onderhoudskosten, indien die vanwege veroudering van vaarwegen en kunstwerken in het nulscenario hoger liggen dan in de projectscenario’s, bijvoorbeeld vanwege achterstallig onderhoud. Dit is hier buiten beschouwing gelaten, omdat geen goede schattingen van beheer- en (achterstallig) onderhoud voorhanden zijn. 36 In die rapportage wordt een zogenoemde retrun on investment gevonden van 8 tot 9%, wat in termen van baten-kostenverhouding ongeveer 0,1 is. De kosten bij het FMP zijn waarschijnlijk relatief hoog
, revisie 3.2 Pagina 29 van 29
Samenvatting en afweging
De doorslag voor het wel of niet uitvoeren van het project hangt daarmee vooral af van het belang dat wordt gehecht aan met name de niet in geld uitgedrukte effecten. Het gaat dan met name om effecten op het leefgebied van de aal, landbouw en leefbaarheid. Keuze scenario’s De MKBA levert input op voor een keuze voor een voorkeursscenario, gebaseerd op de analyse van kosten en effecten per scenario. Basis daarvoor is de baten-kostenverhouding die uit de resultaten volgt. Deze baten-kostenverhouding geeft niet een volledig beeld, omdat een deel van de effecten alleen kwalitatief is meegenomen. Toch kan wel een rangorde worden aangegeven. In termen van in kosten en in geld uitgedrukte effecten scoort het scenario Rondje Lauwersmeer het best (de baten-kostenverhouding is daar het hoogst; zie de tabel). Dat komt doordat daar de effecten op recreatie relatief groot zijn, terwijl er wel een redelijk grote kostenbesparing is ten opzichte van het scenario Netwerk dorpen-Dokkum. Het Minimumscenario scoort iets lager, omdat daar naast lagere kosten met name de recreatieve effecten voor een groot deel wegvallen. In termen van de belangrijkste niet in geld uitgedrukte effecten (leefgebied aal en leefbaarheid dorpen) verschillen de scenario’s vooral ten aanzien van leefbaarheid en landbouw. Met name het Minimumscenario heeft nauwelijks effect op de leefbaarheid in de dorpen. 1. Netwerk dorpenDokkum Kosten 46 mln In geld uitgedrukte effecten Bestedingen extra re6,2-6,8 mln creanten Extra omzet rondvaart- 0,3 mln bedrijven Extra omzet bootverhuur 1 mln Waardestijging vastgoed 1,4-2,7 mln Partiële baten0,19 – 0,23 kostenverhouding (alleen gekwantificeerde effecten) Niet in geld uitgedrukte effecten* - imago woonomgeving Niet nader bepaald - leefmilieu diadrome ++ vissoorten - landschapsherstel ++ - Natura 2000 Lau++ wersmeer/ PKB Waddenzee - KRW+ maatregelen ++ - bodemvervuiling ++ - weidevogels + - duurzame landbouw ++ - leefbaarheid dorpen ++
2. Rondje Lauwersmeer
3. Minimumscenario
31 mln
25 mln
5,5-5,9 mln
3,6 mln
0,2 mln
0,2 mln
0,8 mln 1,4-2,7 mln 0,26 – 0,31
0,6 mln 1,4-2,7 mln 0,23 – 0,29
Niet nader bepaald ++
Niet nader bepaald ++
++ +
++ +
++ ++ + + +
++ ++ + + 0
* ++ = zeker, positief effect; + = onzeker/minder groot positief effect; 0 = geen of marginaal effect. Bij leefmilieu diadrome vissoorten gaat het om een positief projecteffect dat met een grote mate van zekerheid zal optreden in alle scenario’s. Bij effecten op landschapsherstel, KRW+-maatregelen en bodemvervuling
(vergelken met het project Súd Ie) omdat er relatief dure aquaducten in zitten en ook andere infrstructurele maatregelen zoals aanpassing/aanleg van wegen. Zie Ecorys/Altenburg en Wymenga, Economische en ecologische effectmeting Friese merenproject, 2008.
, revisie 3.2 Pagina 30 van 29
Samenvatting en afweging
gaat het om effecten die, gezien de aard van de maatregelen, zeker zullen optreden in alle scenario’s. Bij Natura 2000 Lauwersmeer/PKB Waddenzee gaat het om effecten die zullen optreden, maar omdat in twee scenario’s de Jouswiersterpolder geen onderdeel is, zijn de effecten daar kleiner en onzekerder. In alle scenario’s. Bij weidevogels is niet geheel zeker in welke mate de effecten optreden. Bij landbouw gaat het om een positief effect dat met een grote mate van zekerheid zal optreden in twee scenario’s. Omdat in het Minimumscenario er minder recreanten komen, is het minder zeker dat kansen voor de landbouw in dat scenario volledig kunnen worden gerealiseerd. Bij leefbaarheid gaat het om een positief projecteffect dat met een grote mate van zekerheid zal optreden in twee scenario’s. Omdat in het Minimumscenario geen dorpen worden verbonden, is het effect daar nul of marginaal; bij het scenario Rondje Lauwersmeer worden minder dorpen verbonden en is het effect dus kleiner of onzekerder.
Hieronder zijn bovenstaande effecten visueel weergegeven. Deze figuren geven de verhouding aan van zowel de kwantitatieve als kwalitatieve effecten. Figuur 1: verhouding kwantitatieve effecten per scenario Partiële baten-kostenverhoudiong
Minimumscenario Rondje Lauwersmeer Netwerk dorpen-Dokkum 0,15
0,17
0,19
0,21
0,23
0,25
0,27
0,29
0,31
0,33
Figuur 2: verhouding kwalitatieve effecten per scenario Relatieve omvang kwalitatieve effecten
Minimumscenario Rondje Lauwersmeer Netwerk dorpen-Dokkum
++++++++++ ++++++++++++ +++++++++++++++
, revisie 3.2 Pagina 31 van 29
Samenvatting en afweging
Afweging Naast de uitkomsten van de MKBA is, zoals gezegd, voor de afweging van het project Súd Ie een aantal andere elementen van belang. Het gaat met name om de weging van niet in geld uitgedrukte effecten en de samenhang met andere maatregelen en projecten. •
Weging effecten visreservaat Hier gaat het om de waardering of weging van het effect op het leefgebied van diadrome vissoorten. Ook de economische potentie die het geeft voor de beroepsvisserij speelt hier een rol. Dit aspect is ook belangrijk omdat het een kan spelen bij de Waddenfondsaanvraag. Als versterken van het leefgebied van de aal zwaar meeweegt, wordt ook het belang van het project Súd Ie groter.
•
Landbouw Door aanpassingen te plegen in combinatie met andere vormen van landbouw wordt er getracht om vormen van duurzame landbouw te ontwikkelen die rendabel blijven tegen de achtergrond van gevolgen van bodemdaling en verzilting. Het project Súd Ie kan verder positief bijdragen aan de landbouwsector in termen van mogelijkheden van verbrede landbouw en mogelijkheden van agrarisch natuurbeheer.
•
Leefbaarheid Van de effecten op de leefbaarheid moet worden bepaald wat de weging of waarde ervan is. Hoe belangrijk is het Súd Ie project voor de leefbaarheid in de dorpen, ten opzichte van andere maatregelen gericht op het versterken van leefbaarheid? Met andere woorden, wordt het effect op leefbaarheid zwaar meegewogen of niet? Als leefbaarheid zwaar meeweegt, wordt ook het belang van het project groter.
•
Samenhang Súd Ie met andere maatregelen en projecten Het project Súd Ie hangt samen met andere maatregelen en projecten (Centrale As, Westelijke Rondweg, Watersportstad Dokkum en recreatieve ontwikkelingen in noordoost Fryslân) . Er is een risico dat effecten voor de regio kleiner zijn als andere maatregelen/projecten niet of in afgezwakte vorm doorgaan. Andersom, versterkt het project Súd Ie andere maatregelen/projecten In de MKBA uitkomsten is met deze samenhang (impliciet) rekening gehouden. Voor wat betreft het onderdeel noordelijke stadsgrachten is afzonderlijk een gevoeligheidsanalyse gemaakt (zie kader).
, revisie 3.2 Pagina 32 van 29
Samenvatting en afweging
Gevoeligheidsanalyse noordelijke stadsgrachten De effecten van het project Súd Ie zijn bepaald uitgaande van het bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten (op Dm-niveau). Dit ‘Rondje Dokkum’ is een belangrijke voorwaarde voor de maximale effectiviteit van het project. Maar wat gebeurt er met kosten en baten als niet aan deze ‘voorwaarde’ wordt voldaan? Het niet aanpassen van de noordelijke stadsgrachten betekent dat boten van en naar de Dokkumer Ee ‘om’ moeten varen langs de zuidelijke route. Het is dan minder aantrekkelijk om langs de Súd Ie te varen. Het niet bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten heeft gevolgen voor: - kosten: de investeringskosten liggen beduidend lager; - boten en toeristen: er zijn minder vaarbewegingen en watersportrecreanten op de Súd Ie; de ‘overloop’ van het Dokkumer Grootdiep naar de Súd Ie is veel minder; - vastgoed: er is minder waardestijging van vastgoed Hoe groot deze effecten zullen zijn, is lastig in te schatten. In elk geval kan gesteld worden dat de projectscenario’s waarin de noordelijke stadsgrachten bevaarbaar worden gemaakt (Dm-klasse), niet duidelijk slechter scoren dan zonder noordelijke stadsgrachten. Immers, het niet bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten verlaagt weliswaar de kosten, maar heeft ook substantieel invloed in de effectensfeer. Met andere woorden, het bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten draagt naast de hogere kosten ook positief bij aan het rendement van het project.
•
4.3
Súd Ie in breder perspectief Het project Súd Ie heeft in een breder perspectief een positieve uitstraling op de recreatieve sector in de hele regio noordoost Fryslân/Lauwersmeer/noordwest Groningen. Het project moet dus ook beoordeeld worden in termen van de relatieve positie binnen het geheel van maatregelen in de bredere regionale context.
Waddenfonds
De uitkomsten van de MKBA vormen ook input voor de subsidie-aanvraag bij het Waddenfonds. Daarvoor is het van belang om te kijken welke elementen uit de MKBA relevant zijn voor een Waddenfondsaanvraag. Dat komt neer op de vraag welke criteria die worden gehanteerd bij het Waddenfonds aansluiten bij elementen uit de MKBA. Vervolgens zal een afweging moeten plaatsvinden welke elementen voor een Waddenfondsaanvraag zwaar of minder zwaar wegen. Ten slotte moet voor een Waddenfondsaanvraag voor een scenario worden gekozen, dat bij voorkeur past bij de voorstellen uit het inrichtingsplan (zie bijlage 5 voor een toelichting op de verschillen tussen de MKBA scenario’s en de varianten van het inrichtingsplan).
Wat zijn de criteria voor het Waddenfonds? Het Waddenfonds is een fonds voor extra investeringen in projecten in en rond de Waddenzee op ecologisch en economisch gebied. Het Waddenfonds subsidieert projecten die gericht zijn op de volgende subdoelen: • vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied • verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee • duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden
, revisie 3.2 Pagina 33 van 29
Samenvatting en afweging
• ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied In het Uitvoeringsplan Waddenfonds 2009-2014 wordt uitgegaan van de vier thema’s uit het huidige Beheer- en Ontwikkelingsplan: • Ecosystemen, habitat en soorten; • Klimaat en energie; • Landschap en cultuurhistorie; • Wonen, werken en recreëren. Deze thema’s hangen vaak nauw met elkaar samen en dienen ook bij voorkeur in onderlinge samenhang te worden uitgewerkt. Daaronder hangt een aantal programmalijnen (zie bijlage 6). Op voorhand heeft het project Súd Ie weinig met het thema Klimaat en energie te maken. Wat is van belang/wat weegt zwaar? Op basis van eerder advies van Grontmij37 zijn interessante aanknopingspunten voor het project Súd Ie: - programmalijn 1 (Waddenzee klimaatbestendig); - programmalijn 3 (Herstel voedselweb); - programmalijn 7 (Grootschalige ontwikkeling en implementatie van duurzame energietransitie); - programmalijn 8 (Uitvoeringsstrategie Waddenlandschap); - programmalijn 9 (Ontwikkeling duurzame visserij); - programmalijn 11(Duurzame ontwikkeling recreatie en toerisme waddengebied); - programmalijn 13 (verduurzaming landbouw). Vanuit de MKBA is met name het effect op toerisme en recreatie relevant voor programmalijn 11. Het gaat om economische effecten, waarbij ook een duurzaamheidsaspect meegewogen zou kunnen worden (zeilwatersport als duurzame vorm van toerisme, elektrisch varen). Ook programmalijnen 1 en 3 worden gevoed vanuit de MKBA (Waddenzee klimaatbestendig / leefgebied aal). Alhoewel de effecten op het leefgebied van de aal alleen kwalitatief zijn meegenomen in de MKBA, weegt het wel zwaar omdat het direct aansluit op meerdere programmalijnen. De ontsluiting van de dorpen raakt aan programmalijn 8. De effecten zijn in de MKBA echter niet verwoord in termen van cultuurhistorische elementen, maar in behoud van leefbaarheid (behoud van wonen en werken) in de dorpen. Wel kan worden geredeneerd dat dorpen met cultuurhistorische elementen – en zeker de dorpen met een beschermd dorpsgezicht (Ee) – beter bereikbaar en ontsloten worden en beter worden opgenomen in een recreatief netwerk. De natuurontwikkeling en het oeverherstel zijn elementen uit het project die raken aan programmalijn 8. Deze elementen zijn niet direct gekoppeld aan effecten uit de MKBA, maar spelen indirect een rol bij de aantrekkelijkheid van het gebied voor recreanten. Een element dat hier goed bij kan passen, is de ruimere mogelijkheid die het project geeft voor de landbouw in termen van natuurbeheer en verbrede landbouw; in de MKBA is dit een kwalitatief effect. Duurzame landbouw, te realiseren met pilot project Anjumer Kolken, is voor de Waddenfondsaanvraag een belangrijk element wat aansluit op programmalijn 13. Ten slotte kan nog worden opgemerkt dat de relatie die het project heeft met de hele regio noordoost Fryslân/Lauwersmeer/noordwest Groningen, expliciet maakt dat het project het Waddenkustgebied betreft. Binnen dat bredere gebied is er samenhang met Natura 2000 gebieden en de PKB Waddenzee. Ook de samenhang met andere (recreatieve) maatregelen en projecten is een argument dat bij een Waddenfondsaanvraag een rol kan spelen. Welk scenario? Scenario’s 1 en 2 sluiten het beste aan bij de programmalijnen van het Waddenfonds. Naast de relatief sterke recreatieve effecten, wordt in die scenario’s aandacht geschonken aan bereikbaarheid van dorpen, het beleefbaar maken van het Waddenlandschap en het ontwikkelen van een duurzame landbouwvorm in de Anjumer Kolken. Het leefgebied van de aal wordt in alle scenario’s verbeterd; op dat aspect verschillen de scenario’s niet. Het lijkt verder zinvol om voor
37
Grontmij, Conceptprojectvoorstel Waddenfonds, februari 2011.
, revisie 3.2 Pagina 34 van 29
Samenvatting en afweging
een Waddenfondsaanvraag te kiezen voor het scenario dat het meest rendabel is, om tegemoet te komen aan algemene eisen in termen van kosteneffectiviteit en efficiency.
, revisie 3.2 Pagina 35 van 29
Samenvatting en afweging
Bijlage 1
Investeringskosten alternatieven
, revisie 3.2 Pagina 36 van 29
Samenvatting en afweging
Investeringskosten per scenario: Maatregelen SSK raming maximale variant (ex BTW, incl 10% risico)
Netwerk dorpen-Dokkum Rondje Lauwersmeer Minimumvariant € 31.847.711 € 31.847.711 € 31.847.711
Traject 2 Eastrumer Opfeart Traject 4 Moarster Feart Traject 10 Nije Feart Excl. Waterberging de Kolken (1,5 ha.) Excl. Opfeart Ee Excl. Opfeart Anjum Excl. Aanleg fiets en wandelpaden Excl. Hermeandering Súd Ie Jouswiersterpolder Baggerkosten traject Jouswier
€ € €
Masterplan
€
Totale investeringskosten
€
6.503.000 2.381.000 3.143.000
€ € €
-
€ €
€ € € € € € € 3.381.729- € 363.000 €
430.0001.539.3652.144.9951.524.0003.381.729363.000
2.023.000
€
2.023.000
€
2.023.000
45.897.711
€
30.851.982
€
25.213.622
*De kosten voor trajecten 2, 4 en 10 zijn afkomstig van TAUW, Vaart in de Súd Ie, d.d. 13-082010.
, revisie 3.2 Pagina 37 van 29
Samenvatting en afweging
Maatregelen SSK raming (maximale variant d.d. 14-02-2011):
Maatregelen SSK Raming maximale variant 1. verontreinigde bagger binnen leggerprofiel wsf (noordelijke stadsgracht) 2. verontreinigde bagger binnen vaarprofiel (noordelijke stadsgracht) 3. schone bagger binnen leggerprofiel wsf (noordelijke stadsgracht) 4. schone bagger binnen vaarprofiel (noordelijke stadsgracht) 5. damwand en beschoeiing noordelijke stadsgracht 6. ligplaatsvoorziening noordelijke stadsgracht 7. baggeren binnen leggerprofiel wsf ontvangstplicht (súd ie) 8. baggeren/vergraven vaarprofiel súd ie 9. beschoeiing súd ie 10. baggeren binnen leggerprofiel ontvangstplicht wsf (opfearten) 11. bageren/vergraven vaarprofiel (opfearten) 12. beschoeiingen opfearten 13. tjasker de kolken 14. onderleider 15. baggeren/vergraven ontvangstplicht (de kolken) 16. aanbrengen dam met duiker (de kolken) 17. kunstwerken vaarrroute (aanlegvoorzieningen) 18. bruggen ophogen + verbreden (incl. noordelijke stadsgracht) 19. bruggen ophogen + verbreden (t.p.v. centrale as) 20. vervangen duikers door bruggen (incl. verplaatsen duikers anj. opvaart) 21. optimaliseren sluizen (incl. 1 brug) 22. hermeandering jouswierpolder 23. aanleg paai & opgroeigebieden jouswierpolder 24. natuurvriendelijke oevers 25. fietspad jouswierpolder 26. fietspad de kolken zuid 27. fietspad de kolken noord 28. wandelpad jouswier 29. vispassage watergebiedsplan (wetzens + ezumazijl) 30. inrichting & ontsluiting de kolken - visserij 31. omvorming bosjes ca. 9,5 ha 32. trailerhelling 2 st. 33. vispassage jouswierpolder 34. vervangen duikers ca. 10 st. t.b.v. vispasseerbaar 35. kleinschalige inrichtingsmaatregelen jouswierpolder 36. 1,5 ha. waterberging de kolken=herstel plas dras??? 37. vogelkijkhut jouswier
, revisie 3.2 Pagina 38 van 29
Bijlage 2
Aantal recreanten
, revisie 3.2
Samenvatting en afweging
Aantal recreanten en bestedingen
Aantal vaarbewegingen en recreanten Het te verwachten aantal toeristen als gevolg van het project moet worden geschat – er zijn geen harde gegevens over. Een indicatie voor de omvang begint bij een eerdere schatting van het aantal extra vaarbewegingen in de toekomst. Het aantal extra vaarbewegingen is door Tauw geschat op 3.000 (zie het kader). Bij de schatting van Tauw is een aantal kanttekeningen en aanvullingen te plaatsen. Ten eerste is de schatting van Tauw gedaan voor een situatie zonder het bevaarbaar maken van de noordelijke stadsgrachten, de Jouswiersterpolder, de aanleg van fietspaden, en de Nieuwe Vaart (Tauw, Vaart in de Súd ie, p. 13). In plaats van de route via de noordelijke stadsgrachten wordt dan gevaren via de Halvemaanspoort. Het effect van de maatregelen vanuit het Masterplan Watersportstad is ook nog niet meegenomen. De schatting geeft daarmee waarschijnlijk een te laag aantal. Ten tweede is in de schatting van Tauw uitgegaan van vaarbewegingen in qua omvang en ligging vergelijkbare vaarverbindingen in Groningen en Drenthe, op basis van brugtellingen uit 2006 (Bron: Toerdata, Toerisme in cijfers 2007). Met name de Drentse verbindingen lijken minder goed vergelijkbaar met de Súd Ie. Als wordt uitgegaan van een aantal Groninger brugpassages – zoals Roodehaan en Dorkwerdersluis met 7.261 respectievelijk 4.719 passages in 2006 (bron: Toerdata 2007), dan zou het eerder gaan om 5.000 tot 7.000 vaarbewegingen. Daarbovenop komt dat verdisconteerd moet worden dat niet alle vaarbewegingen via de brug/sluis gaan, maar ook als het ware binnen het gebied blijven. Die vaarbewegingen komen er nog bij. Al met al ligt een hogere schatting dan van Tauw voor de hand, hier geschat op 6.000-8.000 vaarbewegingen (schatting Grontmij). Een derde element, dat ook door Tauw wordt aangegeven, is dat een deel van de vaarrecreanten afkomstig zal zijn van het Dokkumer Groot Diep – het gaat immers om min of meer parallelle verbindingen - zodat niet alle vaarrecreanten op de Súd Ie nieuwe recreanten zijn. Het gaat deels om ‘overloop’ van het Dokkumer Groot Diep. Tauw schat de potentiële overloop op ongeveer een kwart van de vaarbewegingen op het Dokkumer Groot Diep. Bij 12.000 passages zou het gaan om 3.000 vaarbewegingen (zie het kader). Die vaarbewegingen moeten als het ware nog weer worden afgetrokken. Er resulteert dan een geschat aantal nieuwe vaarbewegingen op de Súd Ie van 3.000 tot 5.000. Beredeneerd kan worden dat de bovengrens de situatie is met een volledige uitvoering van het project: de Súd Ie is dan het aantrekkelijkst zoals in scenario 1. De ondergrens komt dan overeen met een minder aantrekkelijk aanbod, zoals in het minimumscenario. Scenario 2 geeft dan een tussensituatie aan. Het aantal vaarrecreanten dat als gevolg van de realisatie van project over de Súd Ie vaart, kan vervolgens berekend worden door de bootbezetting te vermenigvuldigen met het extra aantal vaarbewegingen. Bij een gemiddelde bootbezetting van 3 personen en 3.000 tot 5.000 extra boten, komt dat uit op ongeveer 9.000 tot 15.000 nieuwe boottoeristen. De gemiddelde bootbezetting is niet direct bekend, maar er is wel onderzoek dat een indicatie geeft. In juni-juli 2010 waren meestal 2 opvarenden (inclusief schipper) aan boord van een boot die in Dokkum verbleef. Omdat de periode buiten de schoolvakanties valt, is het werkelijke jaargemiddelde waarschijnlijk hoger (bron: M. Bergsma, Watersport in de gemeente Dongeradeel, scriptie Stenden, september 2010). Als bijvoorbeeld wordt uitgegaan van gezinnen met 1 of 2 kinderen en kleine groepen (van 4-6 personen), kan een gemiddelde bootbezetting tussen de 2,5 en 3,5 personen worden geschat.
, revisie 3.2 Pagina 40 van 29
Samenvatting en afweging
Schatting Tauw: aantal vaarrecreanten Om een inschatting te kunnen maken van het potentieel aan bezoekers van een bevaarbare Suderie is gebruik gemaakt van het rapport ‘Toerisme in Cijfers, 2007’ van de werkgroep Toerdata Noord waarin de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe zitting hebben. Het rapport geeft onder andere brug- en sluistellingen van diverse bruggen en sluizen in de drie noordelijke provincies. De Suderie maakt geen onderdeel uit van het druk bevaren Friese merengebied. Op basis van brug- en sluistellingen in dat gebied kan dan ook geen goede inschatting worden gemaakt van het potentiële aantal bezoekers van de Suderie. Tellingen van het aantal passages per jaar bij de Jelteslootbrug (47.000), de Johan Frisosluis (40.000) of de Prinses Margrietsluis (27.000) zijn geen vergelijkingsmateriaal voor de Suderie. Sluistellingen bij Lauwersoog (circa 15.000 passages per jaar), de Willem Loréslûssluis in het Dokkumer Grutdjip nabij het Lauwersmeer (circa 14.000 passages per jaar) en bij de Klaarkampsterbrug in de Dokkumer Ie ten westen van Dokkum (circa 12.000 passages per jaar) tonen aan dat er in de omgeving van de Suderie wel potentiële bezoekers zijn. Stel dat de helft van de circa 14.000 passerende scheepvaart, dus circa 7.000, gebruik kan maken van een Suderie als E1- of Dm-vaarklasse en dat de helft van die 7.000 ook daadwerkelijk gebruik maakt van een bevaarbare Suderie, dan zouden jaarlijks circa 3.500 boten over de Suderie varen. Een theoretisch geschat aantal dat door middel van aannames geschat is op basis van het aantal brug en sluistellingen in de omgeving van de Suderie. Qua vaarpotenties is de Suderie niet te vergelijken met het Friese merengebied. Dit geldt ook voor de kanalen in Groningen en Drenthe. Het gemiddeld aantal brug- en sluispassages, daar waar tellingen zijn verricht, ligt in Drenthe rond de 2.500 en in Groningen rond de 3.800 passages per jaar. Op basis van het voorgaande is in voorliggende rapportage uitgegaan van een geschat aantal vaarbewegingen in de Suderie van circa 3.000. In hoeverre hierbij sprake is van een verschuiving van vaarbewegingen van het Dokkumer Grutdjip naar de Suderie, hoeveel nieuwe boten naar het gebied worden gelokt en of de verblijftijd van de boten toe neemt is in dit stadium niet in te schatten. De vaarmogelijkheden, het aantal te varen kilometers en de mogelijkheid om een rondje te varen zullen een positief effect hebben op het aantrekken van nieuwe boten en de verblijftijd. Tauw, Recreatieve ontwikkeling Súd Ie, augustus 2008, p. 49-51
Bestedingen Voor het bepalen van de effecten in termen van bestedingen is het aantal nieuwe boottoeristen nog niet toereikend. Er moet nog worden gekeken naar het aantal nieuwe toeristen dat daadwerkelijk in Dokkum en/of de dorpen tot bestedingen komt. Een deel van de nieuwe boottoeristen zal op doorreis zijn (niet aanleggen) en geen bestedingen doen in de regio. Ook zal een deel van de boottoeristen bestaande toeristen betreffen die een bestaande toeristische activiteit vervangen door een watersportactiviteit (substitutie). Die toeristen zijn wel nieuwe boottoeristen, maar genereren geen nieuwe bestedingen. Dat betekent dat in termen van bestedingen gewerkt moet worden met lagere aantallen. Hier wordt dat ruwweg geschat op een kwart (schatting Grontmij). De rest zijn dan nieuwe verblijfstoeristen en dagrecreanten die bestedingen doen. Het aantal nieuwe boottoeristen dat bestedingen doet, komt dan uit op ongeveer 7.00011.000. Ten slotte is voor de bestedingen ook het onderscheid tussen dag- en verblijfstoeristen van belang. Op basis van het huidige aantal bootpassages en het aantal overnachtingen in boten kan dat geschat worden op rond de 20% (schatting Grontmij). Als ongeveer een vijfde verblijfstoerist is dan neemt het aantal verblijfstoeristen toe met 1.500 tot ca. 2.000. Het aantal dagtoeristen met 5.500 tot 9.000. Dagtoeristen zullen mensen zijn die een rondvaart maken, een (open) zeilboot huren, kanoën e.d. verblijfstoeristen zullen met een eigen of huurboot met kajuit rondtoeren en (meestal) op de boot overnachten. Vervolgens zijn kengetallen nodig van bestedingen per persoon per dag. Die kengetallen zijn gebaseerd op recent onderzoek van Toerdata en het NBTC/NIPO. Toerdata levert actuele cij-
, revisie 3.2 Pagina 41 van 29
Samenvatting en afweging
fers over bestedingen per persoon per dag gedifferentieerd naar dag- en verblijfsrecreatie. Die cijfers zijn niet specifiek voor boottoerisme in de regio rond Dokkum/Súd Ie [PM gegevens uit aanvullende onderzoek Toerdata]. Gemiddeld liggen de uitgaven per persoon per dag rond de 20 euro (zie de tabel).
Toerdata, Toerisme in cijfers 2010: • Dagrecreatie (algemeen) Toerdata, Consumentenonderzoek Toerisme 2009: • Verblijfsrecreanten (algemeen)
Uitgaven per persoon per dag/activiteit: • 14,54 euro
•
cijfers 2009, Fryslân
44 euro/17,60 euro*
NBTC/NIPO: • Recreanten op eigen of huur zeil- en motorjachten (gemiddeld)**
Bestedingen per persoon per dag: • 23 euro***
cijfers 2009, Fryslân
CBS: • Dagrecreatie (algemeen) • Watersport (dagrecreatie)
Uitgaven per persoon per dagtocht: • 14,02 • 10,26
cijfers 20062007; landelijk
* Uitgaven per persoon per dag/activiteit, exclusief vervoer en logies, berekend op basis van Toerdata-cijfers op 60% van uitgaven (Toerdata, Consumentenonderzoek 2009, p. 99). Het zelfde onderzoek geeft ook andere cijfers (van 39 euro p.p.p.d. voor dagrecreatie en 41 euro p.p.p.d voor verblijfsrecreatie op een boot; het is ook onduidelijk hoe die zich t.o.v. de hier gebruikte cijfers verhouden. ** Omdat het om motor- en zeiljachten gaat, betreft het hier voornamelijk verblijfstoeristen. *** Het gaat om cijfers die betrekking hebben op Nederlandse (binnenlandse) toeristen. Het NBTC/NIPO onderzoek geeft ook cijfers voor bestedingen van Duitse toeristen. Die komen hoger uit op 47 euro p.p.p.d. Wat het verschil verklaart is niet bekend. Daarnaast zijn er cijfers die Tauw heeft gebruikt uit een oudere studie over de recreatie in Groningse en Drentse wateren (Alterra, 2002) van 68,38 per boot. Deze zijn niet direct te herleiden tot uitgaven p.p.p.d. zoals die hier worden gebruikt. Bron: Stenden, , Toerdata, Leeuwarden, 2010, Stenden, Consumentenonderzoek Toerisme 2009, Toerdata, Leeuwarden, 2010, NBTC/NIPO, Bestedingsmatrix watersportsector Fryslân, 2010.
Hier wordt voor de dagrecreanten het standaard-cijfer van ongeveer 15 euro gebruikt. Voor verblijfstoeristen wordt gekozen voor het wat hogere bedrag van 23 euro, omdat dat cijfer betrekking heeft op specifiek boottoeristen in Friesland. Om ook het wat hogere cijfer voor Duitse toeristen mee te nemen, zou een schatting nodig zijn van het aandeel Duitse toeristen. Die informatie is niet beschikbaar voor de regio rond Dokkum. Als er vanuit zou worden gegaan dat ongeveer 5-10% Duitse (verblijfs)toeristen betreft, die meer besteden, kan een gemiddelde van ongeveer 25 euro worden berekend.
, revisie 3.2 Pagina 42 van 29
Bijlage 3
Recreatieve bestedingen
, revisie 3.2
Samenvatting en afweging
Recreatieve bestedingen per scenario: Tabel 1: Jaarlijkse recreatieve bestedingen o.b.v. verblijfsduur 4 dagen: Netwerk dorpen-Dokkum 2.200 8.800 € 25 € 15 4 € 347.952
Toename verblijfstoeristen Toename dagtoeristen Uitgave pppd verblijfstoerisme Uitgave pppd dagtoersime Verblijftijd in dagen Totale jaarlijkse bestedingen:
Rondje Lauwersmeer 2000 7500 € 25 € 15 4 € 309.050
Minimumvariant 1.400 5.600 25 15 3,5 203.924
€ € €
Tabel 2: Jaarlijkse recreatieve bestedingen o.b.v. verblijfsduur 4,5 dagen: Netwerk dorpen-Dokkum 2.200 8.800 € 25 € 15 4,5 € 375.452
Toename verblijfstoeristen Toename dagtoeristen Uitgave pppd verblijfstoerisme Uitgave pppd dagtoersime Verblijftijd in dagen Totale jaarlijkse bestedingen:
Rondje Lauwersmeer 2000 7500 € 25 € 15 4,5 € 334.050
Minimumvariant 1.400 5.600 25 15 3,5 203.924
€ € €
Tabel 3: Jaarlijkse inkomsten bootverhuur: Extra Inkomsten bootverhuur Huidig aantal huurboten (stelpost) Seizoen bootverhuur (weken) Toename verhuur (%) Aantal extra boten benodigd Verhuurprijs weekend Jaarlijkse inkomsten uit verhuur
100 15 20% 20 € 200 € 60.000
Tabel 4: Jaarlijkse inkomsten rondvaarttochten: Baten rondvaarttochten Seizoen rondvaarten (weken) Intensiteit per week Aantal deelnemers Deelnemerskosten Jaarlijkse inkomsten
20 1 25 € 32,50 € 16.250,00
* Het betreft hier alleen de extra inkomsten als gevolg van het deelnemen aan de tochten. Extra uitgaven in Dokkum door dagtoeristen, onder andere als gevolg van de rondvaarttochten, zijn al meegenomen in de berekeningen, zie tabel 1 en 2.
Netto contante waarde recreatieve bestedingen: NCW Recreatieve bestedingen Recreatieve bestedingen Minimaal Maximaal Rondvaarttochten Botenverhuur Totaal Minimaal Maximaal
Netwerk dorpen-Dokkum
Rondje Lauwersmeer
Minimumvariant
€ € € €
6.155.211 6.641.681 287.460 1.061.390
€ € € €
5.467.041 5.909.287 245.455 818.819
€ € € €
3.607.380 3.607.380 190.909 636.364
€ €
7.504.060 7.990.530
€ €
6.531.315 6.973.561
€ €
4.434.653 4.434.653
, revisie 3.2 Pagina 44 van 29
Bijlage 4
Bodemkwaliteit / vervuiling
, revisie 3.23.2
Samenvatting en afweging
, revisie 3.2 Pagina 46 van 29
Bijlage 5 : MKBA scenario’s versus Inrichtingsplan
Bijlage 5
MKBA scenario’s versus Inrichtingsplan
, revisie 3.2
Bijlage 5 : MKBA scenario’s versus Inrichtingsplan
MKBA scenario’s in relatie tot uitvoeringsvarianten inrichtingsplan MKBA versus Inrichtingsplan
Scenario 1
Scenario 2
Scenario 3
Scenario's MKBA (ex btw)
Variant 1
Variant 3
Variant 2
Varianten Inrichtingsplan (incl btw)
€-
€5
€ 10
€ 15
€ 20
€ 25
€ 30
€ 35
€ 40
€ 45
€ 50
Miljoenen
Door middel van een MKBA kan een projectvoorstel getoetst worden op de bijdrage die het heeft op de maatschappij als geheel. Of wanneer er sprake is van meerdere uitvoeringsvarianten, te bepalen welke uitvoeringsvariant de grootste bijdrage heeft aan de maatschappij. Bij de gangbare toepassing van het MKBA instrument wordt een concreet projectvoorstel getoetst. Bij project Súd Ie is hiervan afgeweken omwille tijdswinst te genereren en zo de Waddenfonds tender 2011 te halen. Het opstellen van het inrichtingsplan (gedifferentieerd in 3 verschillende uitvoeringsvarianten) heeft parallel plaatsgevonden met het MKBA proces. Doordat de twee sporen parallel doorlopen zijn komen de getoetste scenario’s uit de MKBA niet exact overeen met de uitvoeringsvarianten van het inrichtingsplan. Dit heeft te maken met de verschillende vertrekpunten. De MKBA redeneert vanuit de effectensfeer, dit in tegenstelling tot het inrichtingsplan. In MKBA termen heeft het geen zin om projectvarianten te toetsen die nagenoeg dezelfde effecten genereren. Wat betekent dat voor de relatie van het MKBA met het inrichtingsplan? Op het eerste gezicht lijken deze erg van elkaar te verschillen. Maar een nadere analyse geeft aan dat het gunstigste scenario uit de MKBA, Rondje Lauwersmeer, nagenoeg overeenkomt met de Maximale variant uit het inrichtingsplan. Het grootste verschil wordt gevormd door de maatregelen met betrekking tot de Noordelijke stadsgrachten en de maatregelen vanuit masterplan watersportstad. In onderstaande tabel is toegelicht welke maatregelen onderdeel uitmaken van de verschillende scenario’s en varianten. Varianten inrichtingsplan Minimale variant
Scenario’s MKBA Minimumscenario
Enkel bevaarbaar maken Sud Ie Dm-klasse, exclusief Noordelijke stadsgrachten,
Enkel bevaarbaar maken Sud Ie Dm-klasse, en ten opzichte van de minimale variant uit het inrichtingsplan is dit scenario:
inclusief • eenzijdig aanleg natuurvriendelijke oever + tegen overliggende oever paal/schot, • aanlegvoorzieningen, • ophogen kunstwerken, • sluizen, • vispassages watergebiedsplan (Wetzens – Ezumazijl).
inclusief • Noordelijke stadsgrachten • Inrichting Anjumer Kolken • Omvormen bosjes ca. 9,5 ha. • Maatregelen Masterplan Watersportstad
, revisie 3.2
Bijlage 5 : MKBA scenario’s versus Inrichtingsplan (Vervolg 1)
Tussenvariant
Rondje Lauwersmeer
Minimale variant + Aenjumer Opfeart + Aenjumer Kolken, exclusief Noordelijke stadsgrachten,
Dit scenario wijkt af van de tussenvariant uit het inrichtingsplan op de volgende maatregelen:
inclusief • eenzijdig aanleg natuurvriendelijke oever + tegen overliggende oever paal/schot, • aanlegvoorzieningen, • ophogen kunstwerken, • sluizen, • vispassages watergebiedsplan (Wetzens – Ezumazijl), • omvormen bosjes ca. 9,5 ha., • inrichten en ontsluiten Aenjumer Kolken t.b.v. vis&visserij, • 1,5 ha. Waterberging t.b.v. compensatie vaarweg, • randvoorzieningen t.b.v. waterhuishouding Aenjumer Kolken.
inclusief • Noordelijke stadsgrachten • Opfeart Ee (Ister Ryd) • Aanleg fiets- en wandelpaden • Maatregelen Masterplan Watersportstad
Maximale variant
Netwerk dorpen-Dokkum
Tussenvariant + Iester Ryd + Noordelijke stadsgrachten
Dit scenario wijkt af van de maximale inrichtingsvariant doordat in dit scenario de volgende maatregelen onderdeel uitmaken van het project:
inclusief • eenzijdig aanleg natuurvriendelijke oever + tegen overliggende oever paal/schot, • aanlegvoorzieningen, • ophogen kunstwerken, • sluizen, • vispassages watergebiedsplan (Wetzens – Ezumazijl), • omvormen bosjes ca. 9,5 ha., • inrichten en ontsluiten Aenjumer Kolken t.b.v. vis&visserij, • 1,5 ha. Waterberging t.b.v. compensatie vaarweg, • randvoorzieningen t.b.v. waterhuishouding Aenjumer Kolken, • fietspaden, • hermeandering + paai & opgroeigebieden + vispassage Jouswierpolder, • kleinschalige inrichtingsmaatregelen + vogelkijkhut Jouswierpolder • wandelpad Jouswier, • trailerhelling 2st.,
inclusief • Eastrumer opfeart • Moarster feart • Nije feart • Maatregelen Masterplan Watersportstad
, revisie 3.2
Bijlage 6 : Programmalijnen Waddenfonds
Bijlage 6
Programmalijnen Waddenfonds
, revisie 3.2
Bijlage 6 : Programmalijnen Waddenfonds
Tabel 1: Bijdrage diverse programmalijnen project Sud Ie aan doelen Waddenfonds Thema
Programma UP 2009 - 2014
1. Ecosystemen, habitat en soorten
1 Waddenzee klimaatbestendig
Bevaarbaar maken Sud Ie
Duurzame landbouw
Herstel en ontsluiting leefgebied diadrome soorten X
Decentraal aalbeheer
Watersportstad Dokkum38
Marketing en promotie
2 Herstel biobouwers 3 Herstel voedselweb
X
4 Waterbodem en waterkolom 5 De Waddenzee internationaal ingebed 2. Klimaat, energie en water
3. Landschap en cultuurhistorie
6 Waddeneilanden zelfvoorzienend voor water en energie 7 Grootschalige ontwikkeling en implementatie van duurzame energietransitie 8 Uitvoeringsstrategie Waddenlandschap
4. Wonen, werken en recreëren
9 Ontwikkeling duurzame visserij
X
X
X X
X
10 Verduurzaming Waddenhavens 11 Duurzame ontwikkeling recreatie en toerisme waddengebied 12 verduurzaming vaarrecreatie 13 verduurzaming landbouw
38
X
X
?
? X
In deze eerste fase van het project Sud Ie worden slechts onderdelen van dit programma meegenomen voor zover noodzakelijk voor het bevaarbaar maken van de Sud Ie.
, revisie 3.2
?
Bijlage 6 : Programmalijnen Waddenfonds
, revisie 3.2