Reclamebeleid Bedrijven en Bedrijventerreinen gemeente Dongeradeel Concept 10.02.09
2
Inhoudsopgave Inleiding Algemeen Waarom een reclamebeleid? Hoe is het reclamebeleid opgesteld? Voor wie en welke gebieden geldt dit reclamebeleid? Wat is het juridisch kader?
5 5 5 6 6 7
Welstandscriteria reclame-uitingen voor bedrijventerreinen Artikel 1 Begripsomschrijvingen Artikel 2 Gebiedsindeling Artikel 3 Algemene regels Artikel 4 Gevelreclame Artikel 5 Vlaggen Artikel 6 Vrijstaande reclame Artikel 7 Raambelettering en raamreclame Artikel 8 Woon-werklocaties en detailhandel, dienstverlening en bedrijven niet op een bedrijventerrein (aanvullend) Artikel 9 Autoverkoopbedrijven (aanvullend) Artikel 10 Overgangsbepaling Artikel 11 Hardheidsclasule
11 11 13 13 13 15 15 15
Bijlagen Bijlage 1 Kaarten Bijlage 2 Juridisch kader Bijlage 3 Artikel 4.7.2 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclame e.d. Bijlage 4 Verslagen bijeenkomsten
15 17 17 17 19 20 31 37 39
3
4
Inleiding Algemeen Voor bijna alle reclame-uitingen is een vergunning1 nodig van de gemeente. De gemeente toetst een vergunningaanvraag voor een reclame-uiting onder andere aan ‘redelijke eisen van welstand’. De grote vraag is natuurlijk, wat zijn redelijke eisen van welstand en wanneer voldoet een reclame-uiting hieraan? Hierover bestaat vaak onduidelijkheid. Daarom hebben het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad besloten om voor de hele gemeente beleidsregels op te stellen. In deze beleidsregels wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke voorwaarden een reclame-uiting moet voldoen om te passen binnen redelijke eisen van welstand. Er is gekozen voor gebiedsgericht beleid. Dit betekent dat voor de verschillende gebieden in de gemeente, zoals beschermde stads- en dorpsgezichten, bedrijventerreinen, woonwijken en het buitengebied verschillende beleidsregels worden opgesteld. Hierna geven wij aan waarom is besloten om een reclamebeleid op te stellen en wat hiervan het doel is. Ook wordt uitgelegd hoe het reclamebeleid tot stand is gekomen. Als laatste wordt in de inleiding aangegeven wat het juridisch kader is bij het reclamebeleid. Na de inleiding volgen de daadwerkelijke welstandscriteria voor reclame-uitingen op de bedrijventerreinen, de woon-werklocaties en de bedrijven die niet op een bedrijventerrein zijn gevestigd, maar in het bestemmingsplan wel zijn aangeduid als bedrijven, detailhandel of dienstverlening.
Waarom een reclamebeleid? Voor reclame-uitingen op de bedrijventerreinen gold het beleid wat was opgenomen in de welstandsnota. De criteria die in de welstandsnota waren opgenomen waren echter onvoldoende toegespitst op reclame-uitingen. Waarom een reclamebeleid? • vergroten van aantrekkingskracht van bedrijven; • ontsiering van de bedrijventerreinen voorkomen en beperken; • reclame kan zorgen voor een chaotisch beeld, welke een negatieve invloed heeft op de openbare ruimte en zijn omgeving. Doordat reclames de neiging hebben elkaar in attentiewaarde te overtreffen, verandert het positieve effect in zijn tegendeel; • duidelijkheid en rechtszekerheid voor de ondernemers en hun reclameleveranciers. Duidelijk wordt wat wel en niet is toegestaan; • het tegengaan van lichthinder en lichtvervuiling; • behoud van de verkeersveiligheid; • de welstandscommissie Hûs en Hiem duidelijke toetsingscriteria bieden. Wat is het doel van het reclamebeleid? • Reclame moet bijdragen aan de verlevendiging van de gemeente en niet leiden tot visuele chaos. Te veel reclame leidt er toe dat individuele reclame onopvallend wordt. • Reclame moet daarom een passende plaats krijgen op de bedrijventerreinen. Door een duidelijke presentatie van een bedrijf in de architectuur en de aanvullende reclame-uitingen, zonder dat er inbreuk wordt gedaan op de zichtbaarheid van andere bedrijven en de openbare ruimte, kan een maximale kwaliteit verkregen worden voor alle belangen.
1
Op basis van de Woningwet en de Algemene Plaatselijk Verordening (hierna: APV) is voor vrijwel alle reclameuitingen een vergunning vereist.
5
•
• •
Individuele reclame-uitingen beïnvloeden het beeld van de openbare ruimte, maar ook elkaar. Dit is een spanningsveld, waarbij bij afstemming op elkaar en de omgeving een optimaal resultaat bereikt kan worden. Het doel van het reclamebeleid is de leefbaarheid van de gemeente te verbeteren en de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving te vergroten. Het middel; reclame-optimalisatie. Het vaststellen van een reclamebeleid betekent naar onze mening dan ook niet dat er een restrictief reclamebeleid wordt gevoerd, maar dat er selectief met reclame wordt omgesprongen.
Hoe is het reclamebeleid opgesteld? We willen natuurlijk allemaal wonen en werken in een mooie gemeente. Maar wat voor de een mooi is, kan storend zijn voor de ander. Daarom is er voor gekozen om dit beleid op te stellen in samenwerking met zo veel mogelijk verschillende belanghebbenden en deskundigen. Het reclamebeleid is dus een resultaat van een afweging van vele belangen. Om een breed gedragen reclamebeleid te krijgen, zijn twee bijeenkomsten georganiseerd voor belanghebbenden. Voor deze bijeenkomsten zijn onder andere de verschillende bedrijvenverenigingen en rayonarchitect Tim Brill van de welstandscommissie Hûs en Hiem uitgenodigd. Het doel van deze bijeenkomsten was het inventariseren van meningen en ideeën van belanghebbenden/ deskundigen om uiteindelijk te komen tot een breed gedragen reclamebeleid. Een reclamebeleid wat recht doet aan alle hiermee samenhangende belangen. Aan de ondernemers werd onder andere gevraagd wat hun doel is bij het voeren van reclame-uitingen. Herkenbaarheid is als hoofddoel genoemd. Andere doelen kunnen zijn: aandacht trekken van consumenten, presentatie van het bedrijf, opvallen tussen andere bedrijven, en naamsbekendheid (gezien worden). Er zijn andere belangen, die ook heel belangrijk zijn voor bedrijven, bijvoorbeeld de klant. Wat wil hij of zij? • Weten wat waar wordt verkocht/ geproduceerd; • Verblijven in een prettige, overzichtelijke, veilige en goed verzorgde omgeving. • Oftewel kwaliteit! Welke belangen spelen nog meer een rol? • Natuur: invloed van lichtreclame op dieren; • Voorkomen lichtvervuiling: donkerte is een schaars goed; • Verkeersveiligeid: reclame moet niet te veel afleiden; • Ruimtelijk belang: verrommeling van het landschap en omgeving moet worden voorkomen; • Welstand: esthetische kwestie; • Het belang van de buurman, andere ondernemers en omwonenden. Er zijn diverse typen reclame-uitingen, die in groepen kunnen worden verdeeld. Per type zijn de meningen en ideeën geïnventariseerd. De hoofdlijnen van de discussie en opmerkingen zijn in bijlage 4 weergegeven.
Voor wie en welke gebieden geldt dit reclamebeleid? Bedrijventerreinen De locaties waar onderstaande beleidsregels voor gelden, betreffen alle bedrijventerreinen in de gemeente Dongeradeel, met uitzondering van Economisch Gebied Zuiderpoort (EGZ) te Dokkum. Voor het EGZ zijn afzonderlijke beleidsregels vastgesteld. Dit is gedaan omdat dit bedrijventerrein een heel ander karakter heeft. In het EGZ vindt grootschalige detailhandel plaats. Bovendien is het EGZ het enige bedrijventerrein waar volgens de welstandsnota een
6
bijzonder ambitieniveau geldt. Op de overige bedrijventerreinen is, wat welstand betreft, een regulier ambitieniveau van kracht. Op de kaarten in bijlage 1 zijn de gebieden (bedrijventerreinen) waarvoor deze beleidsregels gelden aangegeven. De kaarten geven informatie over locatie en de begrenzingen van de bedrijventerreinen en woon-werklocaties. Mocht er onduidelijkheid zijn over de begrenzingen van de gebieden, dan zal de plankaart van het bestemmingsplan aangehouden worden. De begrenzingen van bedrijventerreinen zijn namelijk overgenomen uit het bestemmingsplan. Detailhandel, dienstverlening en andere bedrijven niet op een bedrijventerrein Het bestemmingsplan maakt onderscheid tussen “bedrijventerreinen” en “bedrijven”. De bestemming “bedrijven” is toegekend aan bedrijven die zich niet op een bedrijventerrein bevinden. Deze beleidsregel is ook van toepassing op bedrijven die niet op een bedrijventerrein zitten. Ook geldt deze beleidsregel voor “bedrijven” met de in het bestemmingsplan opgenomen aanduiding “detailhandel” en “dienstverlening”. Deze bedrijven zijn niet in de kaartbijlage opgenomen. Er zijn aanvullende regels opgesteld speciaal voor de bedrijven die zich niet op een bedrijventerrein bevinden. Het komt namelijk vaak voor dat deze bedrijven zich in een kwetsbare omgeving als bijvoorbeeld een woonomgeving bevinden. De mogelijkheden van bedrijven om bepaalde reclames te voeren zal dan iets meer op de omgeving afgestemd moeten worden. De bedrijven die volgens het bestemmingsplan niet op een bedrijventerrein zijn gevestigd, maar wel tegen een bedrijventerrein of een woon-werklocatie aanliggen worden in deze beleidsregels gezien als onderdeel van het bedrijventerrein of de woonwerklocatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor een paar bedrijven in Ternaard, Oosternijkerk en Metslawier. Ook voor bedrijven, detailhandel en dienstverlening wordt aansluiting gezocht met het bestemmingsplan. Deze beleidsregel geldt voor alle bedrijven die in het bestemmingsplan als zodanig zijn aangeduid. Dit reclamebeleid geldt niet voor bedrijven in de binnenstad van Dokkum, in de beschermde dorpsgezichten en in het buitengebied. Ook geldt het beleid niet voor horeca- en agrarische bedrijven. Woon-werklocaties Op de kaarten in bijlage 1 is aangegeven welke bedrijventerreinen als woon-werklocaties worden aangemerkt. Voor woon-werklocaties gelden enkele andere aanvullende voorschriften. Dit zijn dezelfde voorschriften die gelden voor detailhandel, dienstverlening en bedrijven die niet op een bedrijventerrein zijn gevestigd. Er is gekozen voor aanvullende voorschriften, omdat bedrijventerreinen een ander karakter hebben. Op de woon-werklocaties is naast de functie ‘bedrijven’ ook expliciet ruimte geboden voor de functie ‘wonen’ in de zin van bedrijfswoningen. Autobedrijven Op de verschillende bedrijventerreinen zijn een aantal autobedrijven gevestigd die internationale merken verkopen. Zij zijn in zekere zin gebonden aan reclamevoorschriften die door de importeurs van deze merken zijn vastgesteld. Voor de autobedrijven zijn om deze reden aanvullende voorschriften van toepassing.
Wat is het juridische kader? Zoals in de inleiding al is aangegeven, is voor het plaatsen van een reclame-uiting op onroerende zaken (op een gebouw of op de grond) meestal een vergunning nodig van het college van burgemeester en wethouders. Voor reclame-uitingen die zijn te beschouwen als
7
bouwwerken in de zin van de Woningwet is een bouwvergunning nodig. Het gaat dan bijvoorbeeld om uithangborden, borden van enige omvang op de gevel, reclamezuilen, vlaggenmasten, etc. Daarnaast is voor bijna alle reclame-uitingen een vergunning nodig op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV). Voor reclames in de vorm van platte losse letters op de gevel, vlaggen, spandoeken, driehoeksborden e.d. is in de meeste gevallen alleen een reclamevergunning nodig op grond van de APV. Wanneer mag een reclame-uiting worden aangebracht? Dat mag pas als en nadat de benodigde vergunning is verleend. Het komt regelmatig voor dat reclame-uitingen worden aangebracht zonder dat daarvoor een vergunning is aangevraagd en/of de benodigde vergunningen nog niet zijn verleend. Hierdoor kunnen problemen ontstaan. Het kan zijn dat de vergunning wordt geweigerd of dat de aangevraagde reclame-uiting moet worden aangepast. Als de reclame dan al is aangebracht, betekent dit dat de ondernemer voor een extra kostenpost komt te staan. De reclame moet dan immers worden aangepast of verwijderd. Ons advies is dan ook om reclame-uitingen niet eerder te bestellen en aan te brengen dan nadat de hiervoor benodigde vergunning(en) is/zijn verleend. Wat eenmaal is vergund, blijft vergund. Dit betekent dat een reclame-uiting waarvoor een vergunning is verleend mag blijven bestaan, ook al wordt niet voldaan aan deze beleidsregels. Zodra de reclame-uiting wordt gewijzigd of wordt vervangen, moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. De reclame-uiting moet dan voldoen aan deze beleidsregels. Redelijke eisen van welstand Om een vergunning te kunnen verlenen, moet de reclame-uiting voldoen aan redelijke eisen van welstand. Dit betekent dat het uiterlijk en de plaats van de reclame-uiting moeten passen bij het gebouw, de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. De beoordeling van de toetsingsgrond redelijke eisen van welstand vindt plaats aan de hand van de door de raad vastgestelde welstandscriteria, de zogenaamde welstandsnota. Dit wordt bepaald in artikel 12a van de Woningwet. In deze beleidsregels, die door de raad zijn vastgesteld, zijn de welstandscriteria voor reclame-uitingen op het EGZ opgenomen. In de welstandsnota zijn ook al welstandscriteria voor bedrijventerreinen opgenomen. De criteria uit de welstandsnota blijven onverminderd van kracht. Naast deze beleidsregels, die beschouwd moeten worden als objectgerichte welstandscriteria voor reclame-uitingen, moet dus ook nog worden gekeken naar de gebiedsgerichte criteria van de welstandsnota. Advies welstandscommissie Voordat burgemeester en wethouders een beslissing nemen op een aanvraag voor een bouwvergunning moeten zij de welstandscommissie Hûs en Hiem in de meeste gevallen om advies vragen. De welstandscommissie Hûs en Hiem moet haar adviezen op grond van artikel 12b van de Woningwet baseren op de door de raad vastgestelde welstandscriteria. De in het volgende hoofdstuk opgenomen beleidsregels dienen ook als toetsingskader bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor reclame-uitingen in de zin van artikel 4.7.2 APV. Hardheidsclausule Op basis van de Algemene wet bestuursrecht moeten vergunningaanvragen worden beoordeeld aan de hand van de criteria van deze beleidsregels, tenzij de uitkomst van die beoordeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zou zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit betekent dat slechts in bijzondere gevallen afgeweken kan worden van het reclamebeleid.
8
Uitgebreide omschrijving juridisch kader In bijlage 3 vindt u een meer uitgebreide omschrijving van het wettelijk kader bij het aanbrengen van reclame-uitingen.
9
Gevelreclame verfraait de gevel.
Voorbeeld dakreclame. De voorzijde ziet er verzorgd uit, maar vanaf de andere kant is de reclame ook zichtbaar. De tekst staat dan in spiegelbeeld en vaak is de achterkant niet fraai.
Een bescheiden vrijstaande reclame-uiting.
Voorbeeld van hoe reclame-uitingen in het ontwerp van het gebouw zijn meegenomen. Voorgevellijn: De lijn die door de voorgevel loopt tot aan de perceelsgrens.
voorgevellijn bedrijf 4m
plaatsingsvlak
10
Welstandscriteria reclame-uitingen voor de bedrijventerreinen Artikel 1 Begripsomschrijvingen a. Reclame Het in het openbaar aanprijzen van of aandacht vestigen op diensten, goederen, activiteiten of namen met het kennelijke doel een commercieel/ ideëel belang te dienen. b. Gevel Gevel wordt in deze beleidsregel gezien als “aanzicht”. Elk gebouw heeft in totaal 4 – haaks op elkaar staande – aanzichten (de naar de ontsluitingsweg gekeerde zijde, de hier haaks op staande zijden en een achterzijde). c. Gevelreclame De reclame op of aan een gebouw. Hieronder wordt zowel de drager als de uiting begrepen. Hieronder vallen onder andere gevelborden, losse belettering aan de gevel aangebracht en doeken in frames aan de gevel. d. Dakreclame Verlichte of onverlichte voorwerpen, aangebracht in goten of op daken van bouwwerken; hiertoe worden ook gerekend beschilderingen van dakvlakken of daarmee vergelijkbare reclamevormen. e. Vrijstaande reclame De reclame die niet bevestigd is aan het gebouw/ bedrijfspand, vrijstaat in de ruimte, veelal een eigen constructie heeft en een permanente plek. Voorbeelden: reclamebord, reclamezuil of een pylon. f. Reclamezuil Elk rechtopstaand (draag)lichaam met een aanmerkelijk grotere lengte dan breedte dat in bouwkundige zin dienst doet als draaglichaam voor reclameplaten. g. Lichtreclame De reclame voorzien van een kunstlichtbron. h. Aangelichte reclame De reclame aangelicht door een kunstlichtbron, anders dan openbare verlichting. i. Pand/ bedrijfspand Het hoofdgebouw van het bedrijf. j. Voorgevel De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw. Indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, gaat het om de gevel die is gericht naar de ontsluitingsweg. In deze gevel bevindt zich vaak de hoofdingang. k. Voorgevellijn De lijn die evenwijdig aan/door de voorgevel loopt tot aan de perceelsgrens. Zie tekening op pagina 10. l. Welstandscommissie De commissie van onafhankelijke deskundigen die het college adviseert of een reclame in strijd is met redelijke eisen van welstand.
11
Foto van losse belettering op bedrijfspand in goede verhoudingen. Reclame opgenomen in het ontwerp van het gebouw.
Lichtreclame. De lichtreclames zijn groot en opvallend. Doordat ze gelijkvormig zijn, doordat er maar 1 type reclame-uiting wordt gebruikt en doordat ze afgestemd zijn op de maatvoering van het gebouw, is de reclamevoering acceptabel
Voor deze reclame-uitingen is een groot “leeg” gevelvlak gezocht die nu de achtergrond vormt van de reclame-uiting. Ook zijn ze overhoeks op elkaar afgestemd: ze zitten op dezelfde hoogte. Daarnaast zijn ze uitgelijnd op het bovenkozijn van de naastliggende overheaddeur.
Foto van reclame waar meerdere bedrijven in 1 pand gevestigd zijn. De reclame-uitingen zijn qua vorm, kleur, plaatsing en maatvoering op elkaar afgestemd.
12
Artikel 2 Gebiedsindeling Voor de beoordeling van reclame worden gebieden onderscheiden, die nader staan aangegeven op kaart 2 van bijlage 1 : - bedrijventerreinen - woon-werklocaties De beleidsregels van de beide gebieden zijn in principe hetzelfde. Voor de woonwerklocaties zijn aanvullende voorschriften van toepassing. De beleidsregels voor de woon-werklocaties gelden ook voor bedrijven die niet op een bedrijventerrein zijn gevestigd, maar in het bestemmingsplan wel zijn bestemd als bedrijven, detailhandel of dienstverlening. Deze bedrijven staan niet aangegeven op de kaarten in bijlage 1.
Artikel 3 Algemene regels 1. Reclame wordt bij voorkeur in het ontwerp van het gebouw meegenomen. 2. Reclame-uitingen staan in verhouding staan tot elkaar, de grootte en architectuur van het bedrijfspand. Het totaal aan reclame-uitingen is in balans. 3. Reclame past in de omgeving en bij het gebouw. Hierbij wordt gekeken naar plaatsing, afmetingen, vormgeving, kleurstelling, materiaalgebruik en detaillering. 4. Op of bij een gebouw wordt alleen reclame gemaakt voor het bedrijf en de bedrijfsactiviteiten die ter plekke worden uitgeoefend. 5. Reclame op bedrijfsgebouwen wordt op elkaar afgestemd. Dit geldt ook als er meerdere ondernemingen in hetzelfde gebouw zijn gehuisvest. 6. Reclame is weerbestendig en wordt deugdelijk onderhouden (bijvoorbeeld: kapotte vlaggen worden vervangen en hetzelfde geldt voor verkleurde reclameborden). 7. Bewegende reclame, daglichtreflecterende reclame, lichtcouranten, lichtreclame met veranderlijk of intermitterend (knipperend) licht en lichtprikkabels zijn niet toegestaan. Bewegende reclame en lichtcouranten kunnen in bijzondere gevallen worden toegestaan. Deze moeten passen bij de bedrijfsactiviteiten en de omgeving. 8. Reclame is geen belemmering voor de verkeersdeelnemers en heeft geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid. 9. Lichtreclame en verlichting van aangelichte reclame mag branden van 07.00 uur tot 22.00 uur. 10. Voor de gevels die grenzen aan de randen van bedrijventerreinen geldt dat de luminescentie van lichtreclame en aangelichte reclame wordt beperkt. De lichtuitstraling mag niet als onevenredig storend worden aangemerkt. 11. Luifels en zonwering met reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
Artikel 4 Gevelreclame 1. Reclame bevestigd aan de gevel staat in verhouding tot de afmetingen van het bedrijfspand en de betreffende gevel. Dit houdt in dat de reclame in de architectuur van het gebouw past. 2. Reclame wordt bij voorkeur binnen het gevelvlak aangebracht. Als gevelrand wordt aangemerkt de zijdelingse begrenzing van de gevel en de dakrand. Dakreclame is toegestaan als: • het past in de omgeving en in verhouding staat tot de grootte en architectuur van het pand; • de achterkant van de dakreclame vanaf het openbaar gebied niet zichtbaar is of de achterkant zodanig is vormgegeven dat het geen verstorend beeld oplevert voor de omgeving en de gebouwarchitectuur. Dit betekent dat de draagconstructie van de reclame niet zichtbaar is; • de dakreclame onverlicht is;
13
Groepering van vlaggen in een rechte lijn.
Hoeveelheid vlaggen geeft onrustig beeld en leidt af van de boodschap.
Bij woon-werklocaties wordt geen reclame aangebracht op het woonhuis. Een vrijstaande zuil is wel toegestaan.
De reclamezuil heeft een prominente plek, maar door de kleurstelling en de wijze van plaatsing, lijkt de reclamezuil bijna thuis te horen in de omgeving waarin hij geplaatst is. Zie ook hoe de zuil is uitgelijnd op de eerste trede van de trap.
Raamreclame. Op de begane grond en de verdieping is raamreclame aangebracht. Op de begane grond is de reclame voldoende om op te vallen. Op de verdieping is de reclame zodanig groot dat het bijna schreeuwend wordt. De uitstraling van het pand wordt door de reclamevoering “goedkoop”.
14
• de dakreclame wordt aangebracht op platte daken. 3. De voorkeur gaat uit naar losse belettering. Dit omdat de gevel op deze wijze het meest herkenbaar blijft. Hierdoor is het beter mogelijk om de reclame te integreren in de architectuur van het gebouw. 4. De voorkeur gaat uit naar maximaal 2 gevelreclame-uitingen op de voorgevel en 1 op de overige gevels.
Artikel 5 Vlaggen 1. Er zijn maximaal 3 losstaande vlaggenmasten per bedrijf toegestaan. 2. Vlaggenmasten staan op een afstand van minstens 2 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens. 3. Vlaggenmasten worden maximaal 4 meter achter de voorgevellijn van het bedrijfspand geplaatst. 4. Indien er gekozen wordt voor meerdere vlaggenmasten dan: • worden deze gegroepeerd; • zijn de vlaggenmasten en de vorm van de vlaggen per bedrijf uniform; 5. Er kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 5 lid 1,2, 3 en 4 als de plaatsing en de vlaggenmasten passen bij de architectuur van de voorgevel, de inrichting van het terrein en de omgeving. 6. De hoogte van een vlaggenmast wordt gerelateerd aan het gebouw en de omgeving. De hoogte van de vlaggenmast is maximaal 9 meter. 7. Vlaggen en vlaggenmasten worden niet geplaatst voor gevels die grenzen aan de randen van een bedrijventerrein, tenzij de entree aan de rand van het bedrijventerrein is gelegen.
Artikel 6 Vrijstaande Reclame 1. Per bedrijf is één vrijstaande reclame-uiting toegestaan. Vlaggenmasten worden hierbij niet meegerekend. 2. De vrijstaande reclame-uiting bevindt zich op het eigen perceel maximaal 4 meter achter de voorgevellijn. 3. De afmetingen van de vrijstaande reclame-uiting worden afgestemd op het gebouw en de omgeving. De vrijstaande reclame-uiting heeft een maximum hoogte van 4,5 meter. 4. Verwijzingsborden zijn alleen toegestaan op de daarvoor geplaatste verzamelborden. 5. De vrijstaande reclame is aan beide zijden voorzien van reclame of aan de achterzijde netjes afgewerkt.
Artikel 7 Raambelettering en raamreclame Raambelettering en raamreclame staan in verhouding tot het raam en de gevel waarop ze worden aangebracht. De reclame tast de architectuur van het gebouw niet aan.
Artikel 8 Woon-werklocaties en detailhandel, dienstverlening en bedrijven niet op een bedrijventerrein (aanvullend!) 1. Gevelreclame op woon-werklocaties en op detailhandel, dienstverlening en bedrijven die niet op een bedrijventerrein zijn gevestigd, worden aangebracht op het bedrijfsgedeelte. 2. Op woon-werklocaties en op detailhandel, dienstverlening en bedrijven die niet op een bedrijventerrein zijn gevestigd, is geen lichtreclame toegestaan. Aangelichte reclame kan wel.
15
Reclame van een autobedrijf en tankstation. Dit is een goed voorbeeld van een totaalbeeld van reclameuitingen. De reclame is in het ontwerp van het gebouw meegenomen. De reclame-uitingen staan in verhouding staan tot elkaar, de grootte en architectuur van het bedrijfspand. Hierdoor is het totaal aan reclame-uitingen in balans.
Drie losse reclamezuilen als verwijsborden zien er netjes uit, maar nemen het zicht op het achterliggende geheel weg. Bij autoverkoop-bedrijven zijn maximaal 3 reclame-zuilen toegestaan, maar op deze manier is het te massaal. Als er gekozen wordt voor meerdere reclame-zuilen, dienen deze slanker te zijn en niet één groot vlak te vormen.
16
Artikel 9 Autoverkoopbedrijven (aanvullend!) 1. Op de zij- en achtergevels van het bedrijfspand is het voeren van één merknaam en één dealernaam toegestaan. Op de gevel waar de hoofdentree van de panden zich bevindt, is per gevoerde merknaam één reclame-uiting toegestaan met een maximum van 3 gevoerde namen. Voorwaarde is dat deze reclame-uitingen op elkaar zijn afgestemd wat betreft grootte, type en vormgeving. 2. De voorkeur gaat uit naar één pylon/reclamezuil met daarop de reclame-uitingen voor de gevoerde merknamen, met een maximum van drie pylonen/ reclamezuilen. Indien er meerdere reclamezuilen worden geplaatst dienen deze uniform te zijn en niet storend in de omgeving. Ook dienen de reclamezuilen slank te zijn en gezamenlijk niet één groot vlak te vormen. Zie plaatje op pagina 16. Artikel 6 lid 1 en 2 van deze beleidsregels zijn op autoverkoopbedrijven niet van toepassing. 3. Openingstijdenborden zijn bij de entree van het gebouw toegestaan, mits deze passend zijn bij de architectuur van het gebouw. Hetzelfde geldt voor bewegwijzeringborden naar de bedrijfsfaciliteiten.
Artikel 10 Overgangsbepaling 1. Nieuwe reclame moet aan deze beleidsregels voldoen. 2. Reclame die bij het van kracht worden van deze beleidsregels aanwezig is en aangebracht conform de toepasselijke bepalingen uit de Woningwet en de APV mag blijven bestaan. 3. Voor nieuwe reclame, aangebracht op bestaande reclametoestellen, moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. De vergunningaanvraag zal dan worden getoetst aan deze beleidsregels. Dit geldt ook voor nieuwe reclame ter vervanging van bestaande reclame.
Artikel 11 Hardheidsclausule In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders gemotiveerd afwijken van de bovenstaande welstandcriteria.
17
Reclame – Grappig, serieus, geweldig of verschrikkelijk?
18
Bijlagen
19
Bijlage 1 – Kaarten Kaart 0 – Locaties bedrijventerreinen, woon-werklocaties en bedrijvenclusters in Dongeradeel.
Ternaard
Holwerd
Oosternijkerk
Metslawier
Dokkum
Ee
Dokkum: Betterwird – Hogedijken – Houtkolk – Woon-werklocatie Dokkum Noord/ De Veiling Holwerd: Grandyk Ternaard: woon-werklocatie aan de Holwerterdyk Oosternijkerk: t Oogh Metslawier: de Oerslach Ee: bedrijvencluster
20
1 – kaarten Dokkum - Betterwird, Hogedijken, Houtkolk, Dokkum Noord/ de Veiling Kaart 1.0 – overzicht bedrijventerreinen Dokkum
Legenda voor de kaarten op de volgende pagina’s Locatie bedrijventerreinen Rand bedrijventerrein Woon-werklocatie
21
Kaart 1.1 – Betterwird
22
Kaart 1.2 – Hogedijken
23
Kaart 1.3 – Houtkolk
Kaart 1.4 – Woon-werklocatie Dokkum Noord/ De Veiling
Woon-werklocatie
24
2 – kaarten Holwerd - Grandyk
25
3 – kaarten Ternaard – Woon-werklocatie Holwerterdyk
Woon-werklocatie
26
4 – kaarten Oosternijkerk – ‘t Oogh
27
5 – kaarten Metslawier – de Oerslach
28
6 – kaarten Ee – Bedrijvenclustering Ee
29
30
Bijlage 2 – Juridisch kader Voor bijna alle reclame-uitingen is een vergunning nodig op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV). Voor reclame, welke is te beschouwen als een bouwwerk in de zin van de Woningwet is daarnaast nog een bouwvergunning nodig. Het gaat dan bijvoorbeeld om uithangborden, borden van enige omvang op de gevel, reclamezuilen, vlaggenmasten, etc. Voor reclames in de vorm van platte losse letters op de gevel, vlaggen, spandoeken, driehoeksborden e.d. is in de meeste gevallen alleen een reclamevergunning nodig op grond van de APV. Als het gebouw waarop een reclame-uiting wordt aangebracht een monument is, is daarnaast ook een monumentenvergunning nodig. Dit laatste is bepaald in de Monumentenwet 1988. Het uiterlijk en de plaats van de reclame-uiting moeten passen bij het gebouw, de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. De beoordeling van de toetsingsgrond redelijke eisen van welstand moet op basis van artikel 12a van de Woningwet plaats vinden aan de hand van door de raad vastgestelde criteria. In deze reclamebeleidsregels, die door de raad zijn vastgesteld, zijn de welstandscriteria voor reclame-uitingen op de bedrijventerreinen opgenomen. Dit met uitzondering van het bedrijventerrein Economisch Gebied Zuiderpoort te Dokkum. Voor dit bedrijventerrein zijn aparte beleidsregels voor reclame-uitingen vastgesteld. Voordat burgemeester en wethouders een beslissing nemen op een vergunningaanvraag moeten zij de aanvraag voor advies voorleggen aan de welstandscommissie Hûs en Hiem. De welstandscommissie Hûs en Hiem moet haar adviezen op grond van artikel 12b van de Woningwet baseren op door de raad vastgestelde welstandscriteria. Deze beleidsregels moeten worden beschouwd als welstandscriteria in de zin van artikel 12a van de Woningwet. Ook dienen deze beleidsregels als toetsingskader bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor reclame-uitingen in de zin van artikel 4.7.2 APV. Hierna worden de wetsartikelen besproken die een rol kunnen spelen bij het aanbrengen van reclame-uitingen.
Artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM Het aanbrengen van reclame-uitingen kan worden beschouwd als het openbaren van bepaalde gedachten. Artikel 7 van de Grondwet bepaalt dat niemand voorafgaand verlof nodig heeft om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Deze bepaling is volgens het vierde lid van artikel 7 van de Grondwet echter niet van toepassing op het maken van handelsreclame. In het geval van ideële reclame is deze bepaling echter wel van belang, evenals artikel 10 EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden). Artikel 10 EVRM bepaalt dat een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Het tweede lid van artikel 10 EVRM beperkt deze vrijheid enigszins door te bepalen dat deze vrijheid van meningsuiting kan worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties. Deze moeten bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van: - de nationale veiligheid; - de territoriale integriteit; - de openbare veiligheid; - het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten;
31
-
de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen; het voorkomen van de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen, of het waarborgen van het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht.
Het maken van reclame kan, op grond van het EVRM en de Grondwet worden gezien als het uiten van een mening, waartoe iedereen het recht heeft. Deze vrijheid mag worden beperkt. Dit is in Nederland gebeurd door de in de Woningwet, de APV en de Monumentenwet opgenomen voorwaarde dat de reclame alleen mag worden aangebracht als daarvoor een vergunning is verleend.
Artikel 40 Woningwet Artikel 40 van de Woningwet bepaalt dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning). Ook bepaalt dit artikel dat het verboden is een bouwwerk of deel daarvan in stand te laten als dit is gebouwd zonder of in afwijking van een bouwvergunning. Onder bouwen wordt verstaan het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. Een bouwwerk is elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Als er door het plaatsen van een reclame sprake is van bouwen in de zin van de Woningwet, moet een bouwvergunning worden aangevraagd. Een (tijdelijk) doek aan de gevel hangen (zonder frame) is bijvoorbeeld geen bouwen, het plaatsen van lichtreclame aan de gevel wel, omdat een doek geen bouwwerk is en lichtreclame wel. De Woningwet kent een onderscheid tussen bouwwerken die licht bouwvergunningplichtig, regulier bouwvergunningplichtig en vergunningsvrij zijn. Hieronder wordt aangegeven welke reclame-uitingen regulier bouwvergunningplichtig, licht bouwvergunningplichtig of bouwvergunningvrij zijn. Reguliere bouwvergunning Over het algemeen is het plaatsen van reclame, indien het bouwen betreft, regulier bouwvergunningplichtig. Lichte bouwvergunning In het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) is aangegeven dat voor zonwering en een reclamezuil kan worden volstaan met een lichte bouwvergunning. Wat is een reclamezuil? Volgens een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een reclamezuil worden omschreven als een rechtopstaand (draag)lichaam met een aanmerkelijk grotere lengte dan breedte dat in bouwkundige zin dienst doet als draaglichaam voor reclameplaten2. Bouwvergunningvrij Reclame kan alleen bouwvergunningvrij zijn als de reclame gezien kan worden als verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk (artikel 3 lid 1 onderdeel k Bblb). Een verandering van niet-ingrijpende aard kan nooit het toevoegen van een nieuw bouwwerk zijn: het moet dan ook gaan om een reclame-uiting van beperkte omvang die niet te zien is als een separaat bouwwerk, maar als een verandering van het bestaande bouwwerk. Aangezien reclame doorgaans altijd een welstandeffect met zich mee zal brengen, zal reclame meestal niet worden gezien als een verandering van niet-ingrijpende 2
Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 12 december 2007, No. 200703104/1, LJN: BB9920.
32
aard en op die manier regulier bouwvergunningplichtig zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een recente uitspraak overwogen dat voor het aanbrengen van een reclamebord aan een gevel met een omvang van 5 bij 0,5 meter, met een dikte van 0,01 meter, geen bouwvergunning nodig is3. Er kan dan worden volstaan met een reclamevergunning op grond van artikel 4.7.2 APV. Van belang daarbij is de wijze van bevestiging van het reclamebord tegen de gevel, zonder bijzondere constructieve voorzieningen, en de geringe dikte van de plaat. De Raad van State gaf in deze uitspraak aan dat van bouwen in de zin van de Woningwet sprake is als het een omvangrijker constructie betreft, zoals bijvoorbeeld het geval is bij het bevestigen van lichtreclamebakken of reclamezuilen aan een gevel. Onderhoud/ renovatie reclame-uiting Er is geen nieuwe vergunning vereist voor het gewone onderhoud van een reclame-uiting. Hieronder wordt verstaan: alle activiteiten die er op gericht zijn de eigenschappen van de reclame-uiting in stand te houden of terug te brengen naar de situatie aan het begin van de gebruiksperiode (reparatie) of activiteiten gericht op afname van de snelheid van degradatie (schoonmaken). Dat wil zeggen dat sprake moet zijn van het behoud van het oorspronkelijk aanwezige bouwdeel of vervanging van het bouwdeel door een identiek bouwdeel (qua detaillering, profilering, materialisering en vormgeving). Op het moment dat niet slechts een enkel onderdeel van de reclame-uiting wordt vervangen, maar een groot deel van de reclame-uiting wordt vervangen, dan is er geen sprake meer van normaal onderhoud, maar van renovatie. Het renoveren van de reclame-uiting is niet vergunningsvrij. Toetsingsgronden Artikel 44 van de Woningwet geeft een dwingende en uitputtende opsomming van de toetsingsgronden voor een bouwvergunning. Artikel 44 van de Woningwet bepaalt dat een reguliere bouwvergunning moet worden geweigerd als: - het bouwwerk in strijd is met de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan; - het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a van de Woningwet, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin kan worden verleend; - niet aannemelijk is dat het bouwwerk voldoet aan de voorschriften van de Bouwverordening; - niet aannemelijk is dat het bouwwerk voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit; - voor het bouwen een vergunning ingevolgde de Monumentenwet 1988 is vereist en deze niet is verleend. Een lichte bouwvergunning moet voldoen aan het bestemmingsplan, redelijke eisen van welstand en de constructieve voorschriften van het Bouwbesluit. Het dwingende stelsel van artikel 44 van de Woningwet heeft als gevolg dat een bouwvergunning moet worden geweigerd als de reclame niet voldoet aan een of meerdere toetsingsgronden. De uitputtende opsomming in artikel 44 van de Woningwet betekent dat de in dat artikel genoemde toetsingsgronden de enige toetsingsgronden voor een bouwvergunning zijn. Een bouwvergunning mag dus niet om een andere reden worden geweigerd. Zoals hiervoor is aangegeven moet een bouwaanvraag ook worden getoetst aan het bestemmingsplan. Mogelijk wordt het in de toekomst wenselijk geacht om bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen gebiedsgerichte welstandscriteria vast te stellen voor reclame-uitingen die afwijken van dit reclamebeleid. De in dit reclamebeleid genoemde criteria die afwijken van de eventuele nieuwe 3
Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 23 januari 2008, No. 200702752/1, LJN: BC2543.
33
welstandscriteria zijn dan niet meer van toepassing. Toekomstige bestemmingsplannen en de eventueel daarbij vastgestelde gebiedsgerichte welstandscriteria gaan dus voor dit reclamebeleid.
Algemene Plaatselijke Verordening (APV) In de APV zijn verschillende bepalingen opgenomen over reclame-uitingen. Op grond van de APV is een vergunning van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente nodig voor het maken van handelsreclame op onroerende zaken (artikel 4.7.2 APV). De volledige tekst van artikel 4.7.2 APV kunt u vinden in bijlage 3. Voor reclame op bijvoorbeeld sandwichborden is ook een vergunning nodig (artikel 2.1.5.1 APV). Voor ideële reclame op, aan of boven de weg is op basis van de APV geen vergunning nodig. Dan is slechts voorgeschreven dat deze reclame geen belemmering mag vormen voor de veiligheid en bruikbaarheid van de weg (artikel 2.1.5.1 APV). Voor tijdelijke reclame (korter dan 9 weken) is ook geen vergunning nodig, maar daarvan moet vooraf kennisgeving aan het college zijn gedaan (zie artikel 4.7.2, derde lid APV). Verder verbiedt artikel 2.4.2 APV het bekrassen of bekladden van de weg of een gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is. Artikel 5.1.6 APV verbiedt het op de weg parkeren van een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken, zonder ontheffing van het college van burgemeester en wethouders. Een APV-vergunning voor handelsreclame op onroerende zaken kan op grond van artikel 4.7.2 lid 5 APV worden geweigerd: a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; b. in het belang van de verkeersveiligheid; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak. De weigeringsgrond onder a, geldt niet voor bouwwerken. Dit betekent dat, als voor een reclame-uiting een bouwvergunning nodig is (omdat het een bouwwerk is), er ook nog een vergunning nodig is op basis van de APV. Maar dat bij het toetsen van de APV-vergunning niet mag worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. De achtergrond hiervan is dat de toetsing aan redelijke eisen van welstand al plaats vindt bij de beoordeling van de bouwaanvraag en bij de APV-vergunning niet opnieuw hoeft te gebeuren. Het kan dus gebeuren dat voor een bepaalde reclame-uiting wel een reclamevergunning kan worden verleend op basis van art. 4.7.2 APV, maar dat er geen bouwvergunning kan worden verleend. Dit omdat de reclame-uiting in strijd is met redelijke eisen van welstand en/of de reclame-uiting niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De reclame-uiting mag dan niet worden geplaatst. De weigeringsgrond onder c geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. In de gemeente Dongeradeel is het inmiddels praktijk dat, als een bouwaanvraag wordt ingediend voor een reclame-uiting, ook direct wordt beoordeeld of een APV-vergunning kan worden verleend. Is dit het geval, dan wordt de bouwvergunning tegelijk met de APVvergunning verleend. De aanvrager hoeft dan geen twee aanvraagformulieren in te vullen en alleen voor de bouwvergunning leges te betalen. De legesverordening is hierop aangepast.
Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bestuursorgaan moet handelen overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit houdt in dat aanvragen voor reclame-uitingen moeten worden beoordeeld aan de hand van de criteria van deze
34
beleidsregels, tenzij de uitkomst van die beoordeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zou zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Er is sprake van bijzondere omstandigheden als het bestuursorgaan wordt geconfronteerd met belangen die bij het vaststellen van de beleidsregel niet zijn meegewogen. Daarnaast moet, omdat deze situatie niet is meegewogen, het toepassen van de regel onevenredig nadelig zijn. De in art. 4:84 Awb vervatte ontsnappingsclausule is dus niet bedoeld om te worden benut als een structurele afwijkingsmogelijkheid van de beleidsregel. Dit betekent dat afgeweken kan worden van het reclamebeleid, maar slechts in bijzondere gevallen.
Samenvatting wettelijk kader Voor bijna alle reclame-uitingen is een vergunning nodig op basis van de APV. Voor reclame, welke is te beschouwen als een bouwwerk in de zin van de Woningwet is daarnaast nog een bouwvergunning nodig. Het gaat dan bijvoorbeeld om uithangborden, borden/letters op de gevel, reclamezuilen, vlaggenmasten, etc. Voor reclames zoals vlaggen, spandoeken, driehoeksborden e.d. is in de meeste gevallen alleen een vergunning nodig op grond van de APV. Als er sprake is van ideële reclame moet ook rekening worden gehouden met artikel 10 GW en artikel 10 EVRM, welke artikelen het recht op vrijheid van meningsuiting waarborgen. Zowel in de Woningwet als in de APV wordt het begrip "redelijke eisen van welstand" genoemd als toetsingscriterium bij een vergunningaanvraag. De beleidsregels dienen als toetsingskader bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor reclame-uitingen in de zin van artikel 4.7.2 APV en moeten worden beschouwd als welstandscriteria in de zin van artikel 12a van de Woningwet. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht moeten vergunningaanvragen worden beoordeeld aan de hand van de criteria van deze beleidsregels, tenzij de uitkomst van die beoordeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zou zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit betekent dat slechts in bijzondere gevallen afgeweken kan worden van het reclamebeleid.
35
36
Bijlage 3 – Artikel 4.7.2 APV Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is. Het verbod geldt niet voor onverlichte: a. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg; b. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid; c. opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op: - een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; - het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd; d. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; e. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits: a. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college; b. het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken; c. deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn. Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede en derde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; b. in het belang van de verkeersveiligheid; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening; b. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken; c. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
37
38
Bijlage 4 – Verslagen bijeenkomsten 1. Verslag bijeenkomst 18 augustus 2008 Verslag van de bijeenkomst op 18 augustus 2008 om 15.30 uur in het gemeentehuis te Dokkum Onderwerp het op te stellen reclamebeleid voor de bedrijventerreinen in de gemeente Dongeradeel. Aanwezig - R. Rintjema, Bedrijvenvereniging Betterwird - De heer H. Ensel, Handel & Industrie Dokkum - Mevrouw J. Boersma-van der Bij, Ondernemersvereniging Ternaard - De heer H. Brander, Ondernemersvereniging Ternaard - De heer B. Postma, Repos - De heer P. Pranger, Pranger Rosier Installaties - De heer N.C.M. Bouma, Bedrijvenvereniging Betterwird - de heer T. Brill, welstandscommissie Hûs en Hiem - de heer L. Visser, medewerker bouwzaken van de gemeente Dongeradeel - mevrouw S. Wijbenga, medewerkster bouwzaken van de gemeente Dongeradeel - mevrouw J. van der Hout, stedenbouwkundig beleidsmedewerkster van de gemeente Dongeradeel - mevrouw D. Wielstra-Veenstra, juridisch beleidsmedewerkster van de gemeente Dongeradeel Met kennisgeving afwezig: 2 personen van de Ondernemersvereniging Holwerd Opening Dineke Wielstra opent de bijeenkomst en heet iedereen welkom. Zij geeft aan dat het doel van deze bijeenkomst is om met de aanwezigen te praten over het opstellen van een reclamebeleid voor de bedrijventerreinen in de gemeente Dongeradeel. Zij en Jocien van der Hout zullen eerst een presentatie houden over reclame. Daarna zullen zij vragen hoe de aanwezigen denken over reclame-uitingen op bedrijventerreinen. Eerst worden de aanwezigen gevraagd zich voor te stellen. Presentatie Kort samengevat wordt in de presentatie over reclame-uitingen het volgende aangegeven. Op basis van de Algemene Plaatselijk Verordening (APV) en de Woningwet is voor bijna alle reclame-uitingen een vergunning nodig van de gemeente. De gemeente toetst dan onder andere of de reclame-uiting voldoet aan redelijke eisen van welstand. De grote vraag is natuurlijk wanneer voldoet een reclame-uiting aan redelijke eisen van welstand. De gemeenteraad heeft besloten om voor de hele gemeente beleidsregels op te stellen waarin zo concreet mogelijk wordt aangegeven aan welke voorwaarden een reclame-uiting moet voldoen om te passen binnen redelijke eisen van welstand. Het opstellen van dit nieuwe beleid wil de gemeente doen in samenwerking met belanghebbenden en deskundigen. Er is gekozen voor gebiedsgericht beleid. Voor de verschillende gebieden in de gemeente, zoals beschermde stads- en dorpsgezichten, bedrijventerreinen, woonwijken en het buitengebied worden verschillende beleidsregels opgesteld. Er is al beleid opgesteld voor bedrijventerrein
39
de Zuiderschans in Dokkum. De overige bedrijventerreinen in de gemeente Dongeradeel zijn nu aan de beurt. Waarom een reclamebeleid? • vergroten van aantrekkingskracht van bedrijven; • ontsiering van de bedrijventerreinen voorkomen en beperken; • reclame kan zorgen voor een chaotisch beeld, welke een negatieve invloed heeft op de openbare ruimte en zijn omgeving. Doordat reclames de neiging hebben elkaar in attentiewaarde te overtreffen, verandert het positieve effect in zijn tegendeel; • duidelijkheid en rechtszekerheid voor de ondernemers en hun reclameleveranciers. Duidelijk wordt wat wel en niet is toegestaan; • het tegengaan van lichthinder en lichtvervuiling; • behoud van de verkeersveiligheid; • de welstandscommissie Hûs en Hiem duidelijke toetsingscriteria bieden. Waarom moet er een reclamebeleid komen voor de bedrijventerreinen? Er is kritiek op de huidige beleidsregels, die zijn opgenomen in de welstandsnota. Deze regels zijn onvolledig en niet voldoende toegespitst op bedrijventerreinen. Wat is het doel van het reclamebeleid? • Reclame moet bijdragen aan de verlevendiging van de gemeente en niet leiden tot visuele chaos. Te veel reclame leidt er toe dat individuele reclame onopvallend wordt. • Reclame moet daarom een passende plaats krijgen op het bedrijventerreinen. Door een duidelijke presentatie van een bedrijf in de architectuur en de aanvullende reclame-uitingen, zonder dat er inbreuk wordt gedaan op de zichtbaarheid van andere bedrijven en de openbare ruimte, kan een maximale kwaliteit verkregen worden voor alle belangen. • Individuele reclame-uitingen beïnvloeden het beeld van de openbare ruimte, maar ook elkaar. Dit is een spanningsveld, waarbij bij afstemming op elkaar en de omgeving een optimaal resultaat bereikt kan worden. • Het doel van het reclamebeleid is de leefbaarheid van de gemeente te verbeteren en de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving te vergroten. • Het middel; reclame-optimalisatie. Het vaststellen van een reclamebeleid betekent naar onze mening dan ook niet dat er een restrictief reclamebeleid wordt gevoerd, maar dat er selectief met reclame wordt omgesprongen. Het doel van deze bijeenkomst is het inventariseren van meningen en ideeën van belanghebbenden/ deskundigen om uiteindelijk te komen tot een breed gedragen reclamebeleid wat recht doet aan alle belangen. Aan de ondernemers wordt gevraagd wat hun doel is bij het voeren van reclame-uitingen. Herkenbaarheid wordt als doel genoemd. Andere doelen kunnen zijn: aandacht trekken van consumenten, presentatie van het bedrijf, opvallen tussen andere bedrijven, naamsbekendheid (gezien worden), herkenbaar en gemakkelijk te begrijpen. Er zijn ook andere belangen, die ook heel belangrijk zijn voor bedrijven, bijvoorbeeld de klant. Wat wil hij of zij? • Weten wat waar wordt verkocht/ geproduceerd; • Verblijven in een prettige, overzichtelijke, veilige en goed verzorgde omgeving. Oftewel kwaliteit! Welke belangen spelen nog meer een rol? • Natuur: invloed van lichtreclame op dieren; • Voorkomen lichtvervuiling: donkerte is een schaars goed; • Verkeersveiligeid: reclame moet niet te veel afleiden; • Ruimtelijk belang: verrommeling van het landschap moet worden voorkomen;
40
• •
Welstand: esthetische kwestie; Het belang van de buurman, andere ondernemers.
Er zijn diverse typen reclame-uitingen, die in groepen kunnen worden verdeeld. Het gaat om de volgende typen: • Gevelreclame: borden (haaks, parallel), losse belettering, frame met doek, dakreclame; • Vlaggen/banieren (aan de gevel, losstaand); • Reclamezuilen/pylonen/borden (losstaande reclame-uitingen); • Markiezen/zonwering; • raamreclame; Per type wordt gevraagd naar de mening en ideeën van de aanwezigen. Discussie Begonnen wordt met de gevelreclame. Met gevelreclame wordt bedoeld: borden haaks en parallel op de gevel, losse belettering, frame met doek en dakreclame. De heer Pranger geeft aan dat elk geval apart moet worden bekeken. Het stellen van concrete eisen is eigenlijk onmogelijk. Hij vindt dat de ondernemer altijd zelf moet kunnen bepalen hoeveel en welke soorten reclame op het bedrijf en op het eigen terrein aangebracht wordt. Over deze laatste opmerking zijn de meningen verdeeld. Men vindt het ook belangrijk dat er regels zijn, die voorkomen dat de buurman-ondernemer er een “rommeltje” van maakt. Dit beïnvloedt immers de hele omgeving negatief. Jocien van der Hout geeft aan dat we ook kunnen zeggen dat gekeken moet worden naar “verhoudingen”. Dat wil zeggen dat er geen maximale afmetingen worden bepaald, maar dat voorgeschreven wordt dat de reclame moet passen bij het pand en de omgeving. Wat het kleurgebruik betreft, zijn de reacties verschillend. Gezegd wordt dat aan de buitenkant van bedrijventerreinen hier voorzichtig mee omgesprongen moet worden. Anderen vinden dat ook aan de buitenkant van bedrijventerreinen opvallend kleurgebruik mogelijk moet zijn. Het hangt ook af van de omgeving. Jocien van der Hout zegt dat wat lichtreclame betreft, de brandtijden beperkt zouden moeten worden. ’s Nacht en ’s avonds laat heeft het laten branden van de lichtreclame geen zin. Indien brandtijden worden ingevoerd kan lichthinder beperkt worden. Er zou aangesloten kunnen worden bij de beleidsregels voor de Zuiderschans. In die beleidsregels is bepaald dat lichtreclame mag branden van 7.00 uur tot 22.00 uur. De reacties hierop zijn verschillend. Ook verdient het aanbeveling om alle bedrijven dezelfde kleur licht te laten gebruiken en een maximum van de lichtsterkte te bepalen. De heer Postma merkt op dat verlichting ook belangrijk is als vorm van inbraakpreventie. Mevrouw Wijbenga geeft aan dat inbraakpreventie ook mogelijk is via een andere vorm van verlichting, zoals door bewegingsensors. Vervolgens wordt gesproken over het aantal gevelreclames. De heer Postma zegt dat één gevelreclame het mooist is. De heer Pranger vindt dat ondernemers daarin vrij moeten zijn. Hogere eisen zouden mogelijk moeten zijn als zulke gebieden specifiek worden aangewezen en de ondernemer hier ook wat voor terugkrijgt, bijvoorbeeld een korting in de grondprijs.
41
Mevrouw Boersma geeft aan dat er bij Ternaard geen behoefte is aan schreeuwerige reclames. Op het bedrijventerrein van Ternaard bevinden zich heel andere soorten bedrijven dan op bijvoorbeeld de Zuiderschans. Daarnaast wonen er ook mensen op het bedrijventerrein van Ternaard. Vervolgens wordt gesproken over vlaggen en banieren (aan de gevel en losstaand). De heer Pranger zegt dat alles mogelijk moet zijn, zolang het gerelateerd is aan het bedrijf. De heer Visser geeft aan dat het stellen van regels vooral bij autobedrijven soms problemen oplevert. Jocien van der Hout vertelt dat branche-organisaties vaak aan autobedrijven opleggen op welke manier zij hun reclame moeten voeren. Daardoor ontstaan er soms problemen. Misschien kunnen we bij het opstellen van de beleidsregels voor autobedrijven aansluiten bij de beleidsregels voor de Zuiderschans. De heer Brill stelt voor om een cluster van 3 vlaggen bij de entree toe te staan. Vervolgens wordt gesproken over losstaande reclame-uitingen, zoals reclamezuilen, pylonen en borden. Hiermee wordt niet bedoeld de verwijzingsborden op gemeentegrond naar de verschillende bedrijven. Het gaat om de losstaande reclame-uitingen bij het bedrijf zelf. De heer Postma vindt dat er sprake moet zijn van een eenheid in afmetingen. De losstaande reclame-uiting moet niet te hoog zijn en moet worden beperkt tot één. De heer Ensel vertelt dat de bedrijven op Betterwird bezig zijn met parkmanagement. Dit is misschien ook een idee voor de andere bedrijventerreinen. De heer Postma geeft aan dat rommel op het erf vaak een slechte reclame is. De heer Visser geeft aan dat dit op basis van het bestemmingsplan meestal ook niet is toegestaan. De gemeente kan daar op handhaven. Wat de losstaande reclame-uitingen betreft, merkt hij op dat de locatie hiervan erg belangrijk is. De heer Postma stelt dat de reclamezuil uniform zou moeten zijn en de locatie moet passen bij de omgeving. De heer Rintjema betoogt dat eenheid belangrijk is. Hij stelt voor om per bedrijventerrein aan te geven wat wel en niet mag. Bijvoorbeeld op een bepaalde locatie zijn wel vlaggenmasten toegestaan, maar geen reclamezuilen. Met betrekking tot reclames op markiezen en andere zonwering wordt opgemerkt dat dit niet voorkomt op bedrijventerreinen. Vervolgens wordt gesproken over raamreclames. De heer Visser geeft aan dat raamreclames niet moeten worden toegestaan. Mevrouw Boersma zegt dat zij het hier mee eens is. De raamreclame bij bijvoorbeeld Gosse Wijnsma in Dokkum vindt zij niet mooi. De heer Pranger vindt dat raamreclame als bij Gosse Wijnsma mogelijk moet zijn.
42
Er wordt geconcludeerd dat raamreclame bijna niet wordt gebruikt op bedrijventerreinen. Als het gebeurt, is het vaak tijdelijk. De heer Visser stelt voor om excessen te reguleren met een excessenregeling. Afsluiting Dineke Wielstra sluit de bijeenkomst om 17.15 uur en bedankt de aanwezigen voor hun komst. Afgesproken wordt dat er conceptbeleidsregels worden opgesteld, waarna er nog een keer een bijeenkomst wordt belegd. In die bijeenkomst worden dan de conceptbeleidsregels besproken. Hierna zal het college van burgemeester en wethouders de opmerkingen beoordelen en vervolgens komen met een definitief voorstel, wat zal worden voorgelegd aan de gemeenteraad. Verder is afgesproken dat een verslag deze bijeenkomst naar de aanwezigen zal worden gestuurd zodat er nog opmerkingen en aanvullingen kunnen worden gegeven op het verslag.
43
2. Verslag bijeenkomst 8 december 2008 (op basis van 1e concept reclamebeleid bedrijventerreinen) Verslag van de bijeenkomst op 8 december 2008 om 15.00 uur in het gemeentehuis te Dokkum Onderwerp Het concept van het reclamebeleid voor de bedrijventerreinen in de gemeente Dongeradeel. Aanwezig - De heer P. Pranger, Pranger Rosier Installaties - De heer P. Postma, Bedrijvenvereniging Oosternijkerk - De heer T. Faber, Bedrijvenvereniging Oosternijkerk - De heer H. Ensel, Handel & Industrie Dokkum - de heer T. Brill, welstandscommissie Hûs en Hiem - mevrouw S. Wijbenga, medewerkster bouwzaken van de gemeente Dongeradeel - mevrouw J. van der Hout, stedenbouwkundig beleidsmedewerkster van de gemeente Dongeradeel - mevrouw D. Wielstra-Veenstra, juridisch beleidsmedewerkster van de gemeente Dongeradeel Met kennisgeving afwezig: de heer B. Postma, wethouder R. Boersma, de heer L. Visser. Opening Jocien van der Hout opent de bijeenkomst en heet iedereen welkom. Zij geeft aan dat het doel van deze bijeenkomst is om met de aanwezigen te praten over het conceptreclamebeleid voor de bedrijventerreinen in de gemeente Dongeradeel. Dit concept is opgesteld aan de hand van wat er tijdens de vorige bijeenkomst is gezegd. Daarbij is ook gekeken naar de huidige situatie op alle bedrijventerreinen in de gemeente. Ook is rekening gehouden met de beleidsregels die al zijn vastgesteld voor het Economisch Gebied Zuiderpoort. De concept-beleidsregels die vandaag worden besproken zijn ruimer dan de beleidsregels die zijn vastgesteld voor het Economisch Gebied Zuiderpoort (hierna: EGZ). Dit heeft te maken met het verschil in karakter van het EGZ in verhouding tot de andere bedrijventerreinen in onze gemeente. De voorpagina van het beleidsstuk is nog leeg en kan eventueel word ingevuld met logo’s van de bedrijven op de bedrijventerreinen. De bedrijven worden hierbij opgeroepen om hun logo’s naar de gemeente te mailen. De aanwezigen stellen zich voor. De heer Ensel vraagt hoe de procedure zal verlopen. Wanneer zal het reclamebeleid worden vastgesteld? Ook vraagt hij wat er gebeurt met de opmerkingen die de ondernemers kenbaar maken. Dineke Wielstra legt uit dat het nog wel een paar maanden zal duren voordat de beleidsregels worden vastgesteld. Na deze bijeenkomst zal het concept-reclamebeleid waarschijnlijk nog worden aangepast. Dit naar aanleiding van de opmerkingen die vandaag worden gemaakt. De verslagen van deze en de vorige bijeenkomst worden bij het conceptreclamebeleid gevoegd. Zowel het college van burgemeester en wethouders als de raad nemen op die manier kennis van de opmerkingen van de ondernemers. Vervolgens gaat het concept-reclamebeleid naar het college van burgemeester en wethouders. Als zij het hiermee eens zijn, dan zullen zij de raad voorstellen om het concept-reclamebeleid inspraakrijp te verklaren. Als de raad hiermee instemt, dan wordt dit gepubliceerd in de krant en wordt het concept-reclamebeleid zes weken ter inzage gelegd in het gemeentehuis.
44
Tijdens deze termijn van zes weken kunnen mensen hun reactie of mening geven over het concept-reclamebeleid. Dit noemen wij het kenbaar maken van zienswijzen. Deze zienswijzen worden vervolgens beoordeeld. Daarna bepaalt de raad of zij het reclamebeleid, eventueel gewijzigd, willen vaststellen. Discussie Jocien van der Hout stelt voor om de concept-welstandscriteria per artikel te bespreken. Het is belangrijk dat iedereen, en met name de ondernemers, reageren op de conceptbeleidsregels. Dan krijgt de gemeente input en kan de gemeente hierop reageren. Wij hopen zo te komen tot een breed gedragen beleidsstuk. De inleiding en het juridisch kader hoeven niet te worden besproken omdat hierin zaken worden uitgelegd die vast staan. In de inleiding wordt aangegeven waarom we reclamebeleid willen vaststellen en wat hierbij de procedure is. In het juridisch kader wordt een uitleg gegeven van de wetgeving die van toepassing is. Wat onder “welstandscriteria reclame-uitingen voor de bedrijventerreinen” staat, is waar het echt om gaat. De heer Brill stelt voor om in artikel 1 sub b “per definitie” te vervangen door “doorgaans”. Daarnaast vraagt de heer Brill of er ook een “hardheidsclausule” openomen wordt in de beleidsregels. In de welstandsnota is dat ook gebeurd. Daarin is aangegeven dat op basis van een gemotiveerd advies afgeweken kan worden van de welstandsnota. Mevrouw Wielstra legt uit dat het in bijzondere gevallen mogelijk is om af te wijken van de beleidsregels. Dat is altijd het geval bij beleidsregels. In het juridisch kader wordt dit ook uitgelegd. De heer Pranger geeft aan dat hij en ook andere ondernemers het niet eens zijn met het feit dat er weer meer regels bij komen. Naar zijn mening zijn ondernemers goed in staat om in overleg met de buren tot acceptabele reclame-uitingen te komen. Er zou dan bijvoorbeeld een overleg kunnen plaatsvinden tussen de ondernemer die de reclame wil aanbrengen, zijn architect, de buren en iemand van de gemeente. Deze personen zouden dan samen tot een goed resultaat kunnen komen. De andere ondernemers die aanwezig zijn bij het overleg, ondersteunen het standpunt van de heer Pranger. De heer Pranger betoogt dat het belangrijk is dat de gemeente open staat voor een gesprek met de ondernemers. Hij vertelt dat er nu al kritische opmerkingen worden gemaakt over de beleidsregels die zijn opgesteld voor het EGZ. Mevrouw Wielstra vindt ook dat het belangrijk is om plannen te overleggen met de buren. Hiermee kan veel ellende worden voorkomen4. Verder geeft zij aan dat de gemeente het ook belangrijk vindt om in gesprek te gaan met de ondernemers. Dat is ook de reden dat de ondernemers zijn uitgenodigd om mee te praten over het reclamebeleid. Dit is ook gebeurd bij het reclamebeleid voor het EGZ. Tijdens die bijeenkomsten heerste er een positieve sfeer. Het concept van het reclamebeleid voor het EGZ heeft vervolgens zes weken ter inzage gelegen. Dit is gepubliceerd in de krant. Tijdens deze termijn is er geen enkele reactie binnen gekomen, waarna de raad het beleid heeft vastgesteld. Het verbaast haar dan ook dat zij nu deze kritische geluiden hoort. Ook vraagt zij zich af wat de gemeente nog meer kan doen. 4
Als aanvulling hierop: artikel 12b van de Woningwet bepaalt dat de beoordeling aan redelijke eisen van welstand plaats moet vinden in een openbare vergadering van de welstandscommissie. De gemeente kan dus niet besluiten om dit op een andere manier te regelen. Wel mag een ieder aanwezig zijn bij de vergaderingen van de welstandscommissie. De aanvrager kan dus, als hij dat wil, zijn architect en/of zijn buren meenemen naar de vergadering van de welstandscommissie.
45
Jocien van der Hout vertelt dat het college van burgemeester en wethouders en de raad hebben besloten dat er een reclamebeleid moet komen. Zij benadrukt dat de beleidsregels zijn bedoeld om meer duidelijkheid te verschaffen. Dit is zowel in het belang van de gemeente als de ondernemers. Voor de ondernemers is het goed om bij het maken van plannen te weten wat de kaders zijn. Dit maakt het ontwerpen vaak ook makkelijker. Als hier rekening mee wordt gehouden, is bovendien de kans groter dat er dan sneller een vergunning kan worden verleend. De heer Pranger geeft aan dat het mooi zou zijn als er van de zijde van de gemeente iemand is die alle aanvragen voor een bepaalde ondernemer coördineert. Nu moet men voor de ene aanvraag contact opnemen met de een en voor iets anders weer met de ander. Er is nu geen duidelijk aanspreekpunt. Als een ondernemer een bedrijf wil opstarten in de gemeente zou iemand van de gemeente eerst een gesprek met die ondernemer moeten voeren. Tijdens dit gesprek kan de ondernemer dan van alle informatie worden voorzien, bijvoorbeeld over het bestemmingsplan, welstandscriteria, e.d. Dit is een gevoel wat overal sterk leeft. Jocien van der Hout vertelt dat er op dit moment al een bedrijvenloket is, waar men dergelijke informatie kan krijgen. Misschien moet hier bekendheid aan worden gegeven. De heer Pranger benadrukt dat persoonlijk contact met de ondernemers bij de bedrijven zelf erg op prijs wordt gesteld. Dit hoeft van tevoren niet een doel te hebben. Het gaat erom dat iemand even langs komt, vraagt hoe het staat met de bedrijfsvoering, wat er voor projecten op stapel staan en of er nog problemen zijn. De heer Faber vertelt dat de burgemeester en de wethouders laatst in Oosternijkerk zijn geweest. Zij hebben toen ook verschillende bedrijven bezocht. Dit wordt erg op prijs gesteld. Het zou fijn zijn als er vanuit de gemeente vaker bedrijven worden bezocht. Jocien van der Hout geeft aan dat het signaal van de ondernemers duidelijk is. Dit signaal zal worden doorgegeven aan het management van de gemeente. Zij vertelt dat er deze week een vacature open is gesteld voor een economisch adviseur bij de gemeente. Deze persoon moet onder andere een schakel zijn tussen het bedrijfsleven en de gemeente. Hiermee wordt, in ieder geval deels, tegemoet gekomen aan de wens van de ondernemers. Jocien van der Hout stelt voor om, nadat het overleg op een zijspoor is gekomen, verder te gaan met het bespreken van de beleidsregels. In artikel 2 wordt aangegeven dat voor de woon-werk locaties en de autoverkoopbedrijven aanvullende regels van toepassing zijn. Misschien moeten ook voor tankstations nog aparte regels worden gemaakt. Net als bij autoverkoopbedrijven zijn tankstations vaak gebonden aan de reclamevoorschriften die worden gesteld door het merk dat zij voeren. Ook is het bij tankstations algemeen geaccepteerd dat zij een prijsaanduidingsbord bij het tankstation hebben. Deze borden zijn hoger dan de vrijstaande reclameborden die bij ander bedrijven staan. Overigens is het de bedoeling om de regels aan te vullen met foto’s met voorbeelden. Beelden spreken vaak meer aan dan alleen tekst. Het initiatief om de regels aan te vullen met foto’s wordt dan ook positief ontvangen. Er is kritiek op de dwingende taal die wordt gebruikt in de regels. Er wordt besloten om de regels positief te formuleren. Er wordt besloten om de 2e zin in artikel 3 lid 1 te laten vervallen omdat deze te betuttelend overkomt. Het is bij de ondernemers onduidelijk wat wordt bedoeld met artikel 3 lid 4. Hiermee wordt bedoeld dat een bedrijf alleen reclame mag maken voor het eigen bedrijf. De ondernemers vinden dit een logische bepaling. De tekst van artikel 3 lid 4 zal worden aangepast.
46
Jocien van der Hout legt uit dat artikel 3 lid 6 op verzoek van voormalig burgemeester Cazemier is opgenomen in de beleidsregels voor de Zuiderschans. Het gaat hier meer om een aanbeveling. Het is geen artikel dat de gemeente daadwerkelijk zal handhaven. De ondernemers geven aan dat het voor de ondernemer ook belangrijk is dat een reclameuiting er netjes uitziet. Anders is het slechte reclame voor het bedrijf. In artikel 3 lid 7 wordt onder andere aangegeven dat bewegende reclame en lichtcouranten niet zijn toegestaan. De ondernemers betogen dat er in de toekomst steeds meer behoefte zal zijn aan bewegende reclame. Zij vinden een verbod te beperkend. Dit zou per aanvraag afgewogen moeten worden, waarbij ook de verkeersveiligheid meegewogen moet worden. Mevrouw Wijbenga geeft aan dat verkeersveiligheid altijd een aspect is dat meegewogen wordt bij een aanvraag voor een reclame-uiting. Jocien van der Hout zegt dat nog nagedacht zal worden over de regels voor bewegende reclame en lichtcouranten. In artikel 3 lid 9 wordt bepaald dat de lichtreclame en aangelichte reclame mag branden van 07.00 uur tot 22.00 uur. De heer Faber stelt voor om aan te sluiten bij de brandtijden van de straatverlichting. De straatverlichting dimt of gaat uit om 23.00 uur. De heer Pranger vraagt of deze bepaling als advies kan worden geformuleerd. Hij vindt dat dit een keus moet zijn van de ondernemer zelf. De heer Faber merkt op dat de aangelichte reclame ook wordt gebruikt als verlichting van het bedrijfsterrein. Ook zijn er bedrijven waarbij de aan- en afvoer van goederen ook ’s nachts doorgaat. Voor die bedrijven is het van belang dat de lichtreclame of aangelichte reclame ook dan brandt. Jocien van der Hout vertelt dat dezelfde bepaling is opgenomen in de beleidsregels voor de Zuiderschans. Dongeradeel is één van de weinige gebieden waar het ’s nachts nog enigszins donker is. Dat willen we graag zo houden en verbeteren in het belang van het milieu en de natuur. Dineke Wielstra merkt op dat er een afweging moet worden gemaakt tussen het ’s nachts laten branden van reclame-uitingen en het milieu- en natuurbelang. Daarbij speelt ook mee dat er ’s nachts veel minder mensen op de weg zijn en de bedrijven dan bovendien niet open zijn. Je kunt je dan afvragen hoe groot het bedrijfsbelang is om de reclame-uitingen te laten branden. Op het gebied van de brandtijden van licht reclame of aangelichte reclame moeten de beleidsregels misschien nog wat genuanceerd en aangepast worden. Dineke Wielstra en Jocien van der Hout zullen hierover nog nadenken. Artikel 3 lid 10 bepaalt dat voor de gevels die grenzen aan de randen van bedrijventerreinen: - de luminescentie van lichtreclame en aangelichte reclame moet worden beperkt. De lichtreclame mag niet als onevenredig storend worden aangemerkt; - er zijn hier geen vlaggen en masten toegestaan. De heer Ensel geeft aan dat dit artikel een probleem is.
47
Jocien van der Hout vertelt dat er volgens haar geen vlaggen staan aan de randen van bedrijventerreinen. Het komt ook niet of weinig voor dat bedrijven hun entree aan de rand van een bedrijventerrein hebben. De heer Brill oppert dat je ook kunt zeggen dat bedrijven die de entree aan de rand van een bedrijventerrein hebben daar wel vlaggen mogen hebben. Ook wijst hij erop dat het totaal plaatje van de reclame-uitingen in balans moet zijn. In artikel 4 lid 2 wordt bepaald dat gevelreclame met teksten van meer dan 2 regels niet zijn toegestaan. Deze regel vindt de heer Ensel te beperkend. Hij legt uit dat een regel ook uit één woord kan bestaan. Als er dan drie woorden onder elkaar zouden staan, zou dit in strijd zijn met de beleidsregels. Terwijl dit geen rommelig beeld hoeft op te leveren. De heer Pranger is van mening dat de 2e zin van artikel 4 lid 2 (op doeken in frames zijn wel teksten van meer dan 2 regels toegestaan) eruit kan. In artikel 4 lid 3 wordt onder andere aangegeven dat dakreclame niet is toegestaan, tenzij de achterkant van de dakreclame vanaf het openbaar gebied niet zichtbaar is. De heer Brill merkt op dat dit een afwijking is ten opzichte van het beleid wat tot nu wordt gevoerd. Nu wordt dakreclame niet toegestaan. Als dakreclame op bijvoorbeeld een puntdak wordt aangebracht lijkt hem dat erg onwenselijk. Dineke Wielstra geeft aan dat de bepaling kan worden aangevuld met de tekst dat dakreclame alleen mag worden aangebracht op platte daken. De heer Brill vraagt of we ook willen toestaan dat dakreclame bestaat uit lichtreclame. Dit kan namelijk zorgen voor een ongewenste uitstraling van licht. Aritkel 5 lid 5 bepaalt dat op de voorgevel maximaal 2 reclame-uitingen zijn toegestaan met de keten-/winkelnaam/logo. Op de overige gevels is per gevel maximaal 1 reclame-uiting toegestaan. De heer Pranger stelt voor om dit artikel te schrappen. Naar zijn mening moet worden beoordeeld of de reclame-uitingen passen binnen de architectuur van het pand. Als het bijvoorbeeld om een langgerekt pand gaat, zijn er misschien meer mogelijkheden denkbaar dan als het om een smal pand gaat. De heer Brill merkt op dat de bepaling ook als richtlijn kan worden geformuleerd. Het gaat hier om een concrete bepaling. Een dergelijke bepaling schept duidelijkheid, wat de wetgever ook wenselijk vind. Maar anderzijds kan een dergelijke bepaling in sommige gevallen te beperkend werken. Dit is altijd een dilemma bij het opstellen van welstandscriteria. Artikel 5 lid 1 bepaalt dat er maximaal 3 losstaande vlaggenmasten per bedrijf zijn toegestaan. De heer Pranger stelt voor om geen maximum te verbinden aan het aantal vlaggenmasten. Naar zijn mening moet dit ook per geval worden bekeken. De heer Brill betoogt dat concrete kaders wel belangrijk zijn. Misschien kan het aantal worden gerelateerd aan de afmetingen van het gebouw.
48
Artikel 5 lid 2 bepaalt dat vlaggenmasten voor de voorgevellijn van het bedrijfspand worden geplaatst. De ondernemers willen dat deze bepaling vervalt. Dit wordt nog bekeken. Misschien is het mogelijk om een link te leggen met de buren. In die zin, dat masten van verschillende bedrijven niet direct naast elkaar staan. Iedereen is het erover eens dat vlaggenmasten zoveel mogelijk gegroepeerd moeten worden. In artikel 5 lid 3 wordt onder andere bepaald dat vlaggenmasten in een rechte lijn naast elkaar worden gegroepeerd en haaks op of parallel aan de gevel worden geplaatst. Er wordt door de ondernemers voorgesteld om die voorwaarden te laten vervallen. In artikel 5 lid 4 wordt bepaald dat de hoogte van een vlaggenmast maximaal 7,5 meter is. Er wordt voorgesteld om de maximale hoogte te relateren aan de hoogte van het gebouw. Of een bepaalde hoogte van een vlaggenmast kan worden toegestaan, hangt ook af van wat in het bestemmingsplan wordt bepaald. In artikel 5 lid 5 wordt bepaald dat de onderkant van de banieren en vlaggen die aan de vlaggenmast worden gehangen, tenminste 3 meter boven het maaiveld hangen. Er wordt besloten dat deze bepaling wordt weggelaten. De vlaggen op de bedrijventerreinen staan allemaal op eigen grond. De vlaggen zullen daardoor geen hinder opleveren voor het verkeer. Dit in tegenstelling tot de vlaggen in het EGZ. In de beleidsregels voor het EGZ is deze bepaling wel opgenomen. In artikel 5 lid 6 wordt bepaald dat vlaggen en vlaggenmasten niet mogen worden geplaatst voor gevels die grenzen aan de randen van een bedrijventerrein. Met name als de entree van een bedrijf zich bevindt aan de rand van een bedrijventerrein wordt deze bepaling als te beperkend ervaren. Dit nadeel kan worden ondervangen door in de bepaling een uitzondering te maken voor bedrijven waarvan de entree zich aan de rand van een bedrijventerrein bevindt. Artikel 6 gaat over vrijstaande reclame-uitingen, zoals een reclamebord of reclamezuil. Vlaggen worden hierbij niet meegerekend. In de bepaling wordt gesproken over losstaande reclame. Dit begrip wekt verwarring, omdat onder losstaande reclame ook verplaatsbare reclame, zoals sandwichborden, zou kunnen worden verstaan. Het begrip losstaande reclame wordt daarom vervangen door vrijstaande reclame. In de begripsomschrijvingen moet dit ook worden aangepast. In artikel 6 lid 3 wordt bepaald dat een reclamezuil een maximale hoogte mag hebben van 2 meter, met een oppervlakte van maximaal 1,5 meter. Er wordt voorgesteld om de hoogte en de oppervlakte te relateren aan het pand en de omgeving. Daarbij wordt opgemerkt dat het bij een reclamezuil de voorkeur verdient om aan beide zijden van de zuil een reclame-uiting aan te brengen. Artikel 7 lid 1 bepaalt dat raambelettering en raamreclame in verhouding moet staan tot het raam en de gevel waarop ze worden aangebracht. Artikel 7 lid 2 bepaalt dat reclamevoering door middel van blindering van ramen is niet toegestaan.
49
Er wordt aangegeven dat raamreclame niet erg is, mits de raamreclame de architectuur van het gebouw niet aantast. De tekst van het artikel wordt hierop aangepast. Het 2e lid komt te vervallen. In artikel 8 lid 2 wordt bepaald dat op woonwerk-locaties geen lichtreclame is toegestaan. Aangelichte reclame kan wel. Deze bepaling is mede opgenomen naar aanleiding van de vorige bijeenkomst. Toen heeft mevrouw Boersma uit Ternaard aangegeven dat er ook rekening mee moet worden gehouden dat er ook gewoond wordt op de woonwerk-locaties. Ook gaf zij toen aan dat de bedrijven op de woonwerk-locatie in Ternaard een ander karakter hebben. Er is daar geen behoefte aan veel en opvallende reclame. Er is onduidelijkheid over wat onder woonwerk-locaties wordt verstaan. Hieronder worden de bedrijventerreinen verstaan waarbij bij elk bedrijf een bedrijfswoning kan worden gebouwd. Concreet gaat het dan om het bedrijventerrein aan De Veiling in Dokkum en om het nieuwe bedrijventerrein in Ternaard. Op de kaarten die bij het reclamebeleid worden gevoegd, zal dit duidelijk worden aangegeven. Door de ondernemers wordt betoogd dat ook aangelichte reclame ergerlijk kan zijn. De heer Brill en mevrouw Wijbenga geven aan dat aangelichte reclame meestal minder hinderlijk is. Het licht van een reclamelichtbak is vaak sterker. Jocien van der Hout merkt op dat er bij deze vergadering geen mensen aanwezig zijn van de woonwerk-locaties. Misschien is het goed om nog contact op te nemen met mensen die daar wonen en werken om hun mening te vragen. Artikel 9 betreft een aanvullende bepaling voor autobedrijven. Autoverkoopbedrijven zijn in zekere zin gebonden aan reclamevoorschriften die door de importeurs van de merken zijn vastgesteld. Daarom is voor autoverkoopbedrijven een ruimer voorschrift opgesteld. Daarbij is aangesloten bij het voorschrift voor autoverkoopbedrijven in de beleidsregels voor het EGZ. Als artikel 4 lid 5 wordt gewijzigd of geschrapt, dan moet de laatste zin van artikel 9 ook worden veranderd of weggelaten. Nu wordt in het artikel aangegeven dat op de gevel waar de hoofdentree van de panden zich bevinden, per gevoerde merknaam één reclame-uiting is toegestaan met een maximum van 3 gevoerde namen. Misschien dat deze bepaling beter als richtlijn kan worden geformuleerd. Afsluiting Jocien van der Hout sluit de bijeenkomst om 17.30 uur en bedankt de aanwezigen voor hun waardevolle bijdrage aan de discussie. Afgesproken wordt dat de conceptbeleidsregels worden aangepast, waarna deze worden toegestuurd naar de bedrijvenverenigingen en de overige personen die het eerste concept ook hebben gekregen. Iedereen kan hierop reageren. Naar aanleiding van de reacties wordt beoordeeld of er nog een bijeenkomst nodig is.
50