Gemeente Rotterdam
MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN BATEN ANALYSE ( MKBA) JEUGDBESCHERMINGSPLEIN
Rotterdam, 13 augustus 2013 Liselotte van Schie
INHOUD
PAGINA Inleiding
3
Beoogd effect en doelgroep
4
Benoemen Project- en Nulalternatief
6
Effecten
16
Kosten en Scenario’s
20
Kosten vs. Effecten
38
Conclusie en Aanbevelingen
41
Bijlagen
44
Bijlage I – Kenmerken en hun relatie tot 1e graads effecten Bijlage II – Kenmerken en hun relatie tot 1e graads en 2e graads effecten, onderbouwd aan de hand van literatuur Bijlage III – Monetarisatie van effecten Bronvermelding
45 53 62 67
INLEIDING
In 2015 worden veel taken op het gebied van de jeugdzorg gedecentraliseerd naar gemeenten. Vanaf dat moment zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle zorg voor jeugdigen. De gemeenten in de stadsregio Rotterdam willen deze overgang van taken aangrijpen om een verandering in werkwijze te verkennen en toe te passen. In dat kader zijn er zes proeftuinen ontwikkeld, waaronder de proeftuin Jeugdbeschermingsplein. Voor een aantal proeftuinen wordt een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) op hoofdlijnen uitgevoerd. De bedoeling is dat de plannen op basis van de resultaten van de MKBA’s verder aangescherpt kunnen worden, zodat de besluitvorming over en de uitvoering van de proeftuinen aan kwaliteit winnen. De MKBA voor de proeftuin Jeugdbeschermingsplein is uitgevoerd aan de hand van vijf stappen:
A. Vaststellen van het beoogde effect en de doelgroep. In deze stap wordt vastgesteld wat en wie moet worden bereikt met de uitvoering van de proeftuin.
B. Benoemen projectalternatief en nulalternatief. In deze stap wordt vastgesteld hoe het project er precies uitziet (projectalternatief) en welk proces jongeren zouden doorlopen zonder het project (nulalternatief).
C. Benoemen van kosten, baten, risico’s en het vaststellen van causale relaties. Hiertoe worden in deze stap het projecten nulalternatief met elkaar vergeleken.
D. Kwantificeren en monetariseren van de kosten en baten. In deze stap wordt de omvang van de kosten en baten zoveel mogelijk uitgedrukt, zowel in eigen termen (kwantificeren) als in euro’s (monetariseren).
E. Optimaliseren van de invulling van het project. In deze stap wordt gekeken of aanpassingen in de invulling van het project kunnen leiden tot een hogere score op de winstpakkers, beperking van de kostendrijvers en de risico’s.
De MKBA is tot stand gekomen in samenwerking met een expertgroep. Deze expertgroep bestond uit afgevaardigden van MEE, Stek, de Raad van de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg. Graag willen we benadrukken dat in de hele MKBA gebruik wordt gemaakt van aannames. Daarom dient voorzichtig te keken geworden naar de maatschappelijke effecten. En met name aandacht te worden geschonken aan de eerstegraads effecten. In de evaluatie die in juli 2013 wordt uitgevoerd komen concrete verbeterpunten naar voren ten behoeve van het Jeugdbeschermingsplein.
3
BEOOGD EFFECT EN DOELGROEP
4
DOEL EN DOELGROEP JEUGDBESCHERMINGSPLEIN
DOEL Kinderen die bedreigd worden in hun ontwikkeling en/of (fysieke) veiligheid bescherming bieden door een betere toeleiding en sluitende aanpak voor jeugdbescherming door intersectorale en integrale samenwerking en door het optimaal benutten van de mogelijkheden van drang en dwang. DOELGROEP Kinderen in de leeftijd van 0-18 jaar* uit Rotterdam Zuid (Feijenoord, Charlois en IJsselmonde), waarbij ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en/of (fysieke) veiligheid én waarbij vrijwillige hulp aan het gezin niet (meer) toereikend is of waarbij ouders deze hulp niet aanvaarden. DEFINITIE DRANG EN DWANG Dwang Er is sprake van dwang als ‘iemand tegen zijn wil tot enig doen of laten wordt genoodzaakt’. Degene om wie het gaat, heeft wat dit betreft geen enkele keuze meer en wat er dan gebeurt, is altijd tegen zijn wil’ (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 1997). Echter in dit stuk wordt de term dwang gehanteerd als er besloten wordt aan de Jeugdbeschermingstafel, dat naast inzet van noodzakelijke zorg (drang) ook een onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming nodig is. Drang Onder drang wordt verstaan dat iemand op enigerlei wijze in zijn keuze wordt beïnvloed met het doel hem een bepaalde keuze te laten maken. De vrijheid om te kiezen blijft bestaan, maar bij drang wordt een bepaalde optie onaantrekkelijk gemaakt door er een (meestal aanzienlijk) nadeel aan te verbinden. Het doel is ongewenst gedrag onaantrekkelijk te maken en gewenst gedrag uit te lokken. Vaak betekent dit dat hulp aan gezinnen wordt opgedrongen, waarmee zij een onderzoek door de Raad van de Kinderbescherming (dwang) kunnen voorkomen.
5
BENOEMEN PROJECT- EN NULALTERNATIEF
6
TOELICHTING
In deze stap gaan we dieper in op de beschrijving van twee alternatieven; het nulalternatief en het projectalternatief. Het projectalternatief is de situatie inclusief het ‘project’, in dit geval het ‘Jeugdbeschermingsplein’. Het nulalternatief is de situatie waarin het project, het Jeugbeschermingsplein, niet zou bestaan. Er wordt bij dit alternatief gekeken hoe de situatie zou zijn zonder het Jeugdbeschermingsplein. Het nulalternatief is niet ‘niets doen’. Onder het projectalternatief wordt ook BB+* meegenomen en als onderdeel van het project beschouwd. Dit omdat BB+ook op het jeugdbeschermingsplein wordt ingezet. Bij de beschrijving van zowel het nulalternatief als het projectalternatief is uitgegaan van de situatie zoals die er in 2015 naar verwachting uit zal zien. Hierbij wordt gewerkt met de aanname dat bepaalde ontwikkelingen die de gemeente op dit moment in het kader van de decentralisatie heeft ingezet, waaronder bijvoorbeeld de inrichting van de wijkteams, in beide alternatieven gerealiseerd zijn. We gaan er dus vanuit dat deze ontwikkelingen los staan van het al dan niet bestaan van het Jeugdbeschermingsplein. Voor het nulalternatief is verder uitgegaan van de situatie zoals die beschreven staat in de jeugdwet. Het nul- en het projectalternatief zijn uitgewerkt d.m.v. drie onderdelen:
•De kern. Hierin wordt beschreven welke onderdelen de kern zijn van elk alternatief. •Het proces. Hierin wordt beschreven hoe het proces zal verlopen bij elk alternatief. •Scenario’s. Hierin wordt beschreven welke scenario’s mogelijk zijn bij elk alternatief, i.e. welke trajecten kinderen / jongeren
kunnen doorlopen. Omdat binnen beide alternatieven vele scenario’s mogelijk zijn, wordt in de MKBA gewerkt met de 4 (in de nulalternatief 3) meest voorkomende scenario’s.
*BB+ staat voor Beter Beschermd Plus en is een belangrijke innovatieve werkwijze binnen Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam. De BB+ werkwijze zorgt ervoor dat kinderen bij de overgang van vrijwillige naar gedwongen hulpverlening, doorlopende zorg ontvangen.
7
HET PROJECTALTERNATIEF
8
PROJECTALTERNATIEF
KERN • Een eenduidige toegang tot zorg vanuit een drang of dwang kader: iedere professional (inclusief Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, hierna AMHK) die werkt met kinderen of volwassenen die kinderen hebben en die zich ernstig zorgen maakt over de ontwikkeling van een jeugdige kan dat melden aan het Jeugdbeschermingsplein.
• Om de veiligheid en de ontwikkeling van jeugdigen te waarborgen kunnen verschillende middelen (parallel) ingezet worden: drang, bestuursrechtelijke maatregelen, civiele maatregelen en strafrechtelijke maatregelen (via het Veiligheidshuis Rotterdam).
• Ketensamenwerking: de beschikbare kennis over een gezin wordt meegenomen in de besluitvorming over wat nodig is en de beschikbare expertise wordt benut waardoor de kwaliteit van de besluitvorming verbetert. De zorg wordt op elkaar afgestemd, zodat deze optimaal aansluit bij de behoeften van de (individuele) gezinsleden.
• Één casusregisseur drang/dwang die het gezin en de verschillende partijen die bij het gezin betrokken zijn met elkaar verbindt en zorgt voor een gezamenlijke aanpak van de cases volgens het principe één gezin, één plan. In het kader van drang/dwang is sprake van gezinsmanagement.
• Één gezin, één plan, één casusregisseur: effectievere en efficiëntere zorg doordat betrokken professionals minder langs elkaar heen werken (integrale aanpak).
• Onderzoek en zorg worden binnen vijf werkdagen parallel ingezet waardoor de veiligheid en de ontwikkeling van jeugdigen direct gewaarborgd wordt en de bescherming van jeugdigen effectiever en efficiënter wordt vormgegeven.
• Een doorlopende lijn van zorg doordat het op- en afschalen tussen gedwongen en vrijwillige hulpverlening vloeiend verloopt: betrokken hulpverleners uit het wijknetwerk (wijkteam) maken integraal onderdeel uit van het jeugdbeschermingsteam en kunnen na afsluiting van de drang/dwang aanpak verder met het zorgtraject aan het gezin.
9
PROJECTALTERNATIEF
PROCES
• De instelling die zich zorgen maakt over de veiligheid en de ontwikkeling van een kind maakt hiervan melding op het Jeugdbeschermingsplein.
• Op het Jeugdbeschermingsplein wordt binnen 2 werkdagen na ontvangst van de melding besloten of een drang of dwang
aanpak gewenst is. Hierbij wordt drang/dwang breed gedefinieerd: naast het onderzoek door de RvdK naar de noodzaak voor een jeugdbeschermingsmaatregel, kunnen ook bestuursrechtelijke maatregelen worden ingezet.
• Indien niet besloten wordt tot drang of dwang, wordt de hulpverlening in een vrijwillig kader gecontinueerd. • Indien wel besloten wordt tot drang of dwang, wordt een casusregisseur aangesteld en een jeugdbeschermingsteam (op
maat) samengesteld. Indien mogelijk maken de melder, het gezin en het netwerk van het gezin onderdeel uit van dit team. Het ‘wijkteam’ gaat als het ware over in het jeugdbeschermingsteam. Hierdoor worden continuïteit en samenhang van zorg gegarandeerd.
• Binnen vijf werkdagen na het besluit om drang of dwang in te zetten, is een actieplan opgesteld. De minimaal noodzakelijke zorg is ingezet (in geval van drang en dwang), waar gewenst is de RvdK gestart met onderzoek (in geval van dwang). De casusregisseur houdt toezicht of de hulpverlening volgens afspraken verloopt en of de resultaten behaald worden.
• Het actieplan is gericht op de noodzakelijke zorg en veiligheid voor alle gezinsleden. Deze zorg wordt in samenhang met elkaar geleverd en de casusregisseur voert hierover de regie door de uitvoering van gezinsmanagement.
• Indien het onderzoek door de RvdK ertoe leidt dat de kinderrechter een jeugdbeschermingsmaatregel uitspreekt, blijft de persoon van de casusregisseur dezelfde. Ook het jeugdbeschermingsteam blijft de noodzakelijke zorg leveren, waardoor continuïteit van zorg worden gegarandeerd.
• Indien na verloop van tijd blijkt dat de toepassing van drang of dwang in welke vorm dan ook niet langer nodig is, dan wordt de ingezette zorg waar nodig binnen het vrijwillige kader en door het wijkteam gecontinueerd.
*als een zaak via het AMHK binnenkomt n.a.v. een anonieme melder is AMHK de melder
10
PROJECTALTERNATIEF
SCHEMATISCHE WEERGAVE
Meldpunt
Wijkteam
JB-tafel
Drang
JB Team + casusregisseur
Drang + onderzoek RvdK
Geen drang of dwang
JB Team + casusregisseur*
Wel rekest
Geen rekest
JB Maatregel (dwang)
*Het JB team en de casusregisseur blijft in alle gevallen actief; bij wel of geen rekest en bij wel of geen maatregel; tot het weer over wordt gedragen aan het wijknetwerk.
HET NULALTERNATIEF
12
NULALTERNATIEF
KERN
• De professional/generalist/casusregisseur in het wijkteam besluit of hij overgaat tot het doen van een verzoek tot onderzoek bij de RvdK (en bespreekt dit zonodig met een meewerkend voorman). De RvdK besluit zelf of zij dit verzoek in behandeling nemen.
• Jeugdbescherming bestaat uit het uitvoeren van dwang door middel van de inzet van een jeugdbeschermingsmaatregel.
Andere middelen om jeugdigen te beschermen (drang of bestuursrechtelijke maatregelen) worden ingezet in het wijknetwerk of via andere kanalen (bijv. het veiligheidshuis).
• De gecertificeerde instelling jeugdbescherming is samengevoegd met de gecertificeerde instelling jeugdreclassering. Op maat wordt besloten of 1 persoon (regisseur) beide soorten hulpverlening uitvoert. De dwangmaatregelen vallen onder de gezinsvoogd.
• De casusregisseur van het wijkteam is regisseur in het vrijwillig kader*. Deze casusregisseur stopt na uitspraak van de
rechter; dan komt er een gezinsvoogd die zich richt op de bescherming van de veiligheid en de ontwikkeling van het onder toezicht gestelde kind.
• Één gezin, één plan: de casusregisseur in het wijknetwerk werkt volgens het principe één gezin één plan. De gezinsvoogd
maakt een plan dat zich richt op de bescherming van de jeugdige in het gezin en werkt hierbij systeemgericht. Deze zal de eerdere casusregisseur uit het wijkteam hierbij betrekken.
• Onderzoek (naar een maatregel) en zorg worden niet (per definitie) parallel ingezet. • Hulpverlening binnen het vrijwillig kader (inclusief druk uitoefenen) wordt onder regie van de casusregisseur uit het wijknetwerk op elkaar afgestemd.
*Drang bestaat in het nulalternatief niet als zodanig en heeft meer de vorm van ‘druk uitoefenen in vrijwillig kader’.
13
NULALTERNATIEF
PROCES
• De professional/generalist/casusregisseur in het wijkteam doet een verzoek tot onderzoek bij de RvdK (hij overlegt dit
eventueel met een meewerkend voorman). De RvdK koppelt direct terug of er wel/niet een onderzoek wordt gedaan door de RvdK.
• Wanneer dit niet gebeurt, wordt hulpverlening binnen een vrijwillig kader gecontinueerd. • Na afsluiting van het onderzoek, ontvangt het wijkteam bericht of de RvdK over gaat tot het indienen van een rekest aan de rechtbank.
• Wanneer de RVdK geen rekest indient, wordt hulpverlening binnen een vrijwillig kader gecontinueerd. Binnen het vrijwillig kader kan nog gekeken worden naar de inzet van alternatieve drang maatregelen (o.a. inzet van bestuursrechtelijke maatregelen).
• Wanneer de RvdK wel een rekest indient, beslist de rechtbank of een onder toezichtstelling wordt uitgesproken. • Indien de onder toezicht stelling wordt uitgesproken, dan zal er een gezinsvoogd worden aangesteld die, in afstemming met
ouders, de jeugdige en het wijkteam, een plan opstelt dat ertoe moet leiden dat de bedreiging van de veiligheid en de ontwikkeling van het kind worden weggenomen. Op dat moment wordt de benodigde zorg voor de jeugdige ingezet en wordt concreet gewerkt aan het beschermen van de jeugdige.
• Indien voor andere gezinsleden dan het onder toezicht gestelde kind zorg nodig is dan zal de gezinsvoogd ouders stimuleren deze zorg te regelen. Deze hulpverlening maakt geen integraal onderdeel uit van het plan van de gezinsvoogd.
14
NULALTERNATIEF
SCHEMATISCHE WEERGAVE Wijkteam Druk in vrijwillig kader ‘Drang’ Verzoek tot onderzoek
Onderzoek RvdK
Wel rekest
JB Maatregel (dwang)
Gezinsvoogd
Geen onderzoek RvdK
Geen rekest
EFFECTEN
16
5 kenmerken
EFFECTEN
Er zijn 5 kenmerken die typerend zijn voor het Jeugdbeschermingsplein ten opzichte van het nulalternatief. Aan de hand van deze kenmerken kunnen de effecten van het Jeugdbeschermingsplein zichtbaar worden gemaakt.
Kortere doorlooptijd
Keten samenwerking
Casusregie
Jeugdbescher mingsteam
Verbreding drang/dwang
Deze kenmerken vallen in verschillende subkenmerken uiteen. Deze staan beschreven in de stroomschema’s in bijlage I vanaf bladzijde 45. Uitleg termen t.b.v. het Jeugdbeschermingsplein:
Kortere doorlooptijd: de tijd van het signaleren van een kind dat in veiligheid en/of ontwikkeling bedreigd wordt en de melding doen tot en met het kind in een betere situatie wordt gebracht (veiligheid en ontwikkeling). Ketensamenwerking: de samenwerking tussen sectoren en disciplines, zowel door de tijd heen als in de verschillende fases zelf. Casusregie: intersectorale en eenduidige aanpak voor het hele gezin. Jeugdbeschermingsteam: een op maat samengesteld team per casus en verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het veiligheidsplan. Verbreding drang/dwang: de mogelijkheid tot bieden van drang, 1 casusregisseur voor drang en dwang en het op –en afschalen tussen drang en dwang.
17
De 5 kenmerken leiden tot verschillende effecten
EFFECTEN
De vijf kenmerken zoals gepresenteerd in de vorige sheet kunnen ieder tot effect hebben dat de veiligheid en ontwikkeling van een kind sneller, beter, of goedkoper geborgd kan worden. Deze drie hoofdcategorien van effecten noemen we voor het gemak 1ste graads effecten. De wijze waarop de kenmerken leiden tot de 1ste graads effecten is uitgewerkt in de stroomschema’s in bijlage I vanaf pagina 45. De 1ste graads effecten zijn – m.u.v. het effect ‘goedkoper’ – nog erg algemeen. Om de omvang van deze effecten uit te kunnen drukken, is een verdere operationalisatie van de 1ste graads effecten sneller en beter nodig. De operationalisatie van de 1ste graads effecten noemen we 2de graads effecten.
De figuur op de volgende pagina geeft een schematisch overzicht van de wijze waarop de vijf kenmerken zich verhouden tot de 1ste graads effecten, en de wijze waarop de 1ste graads effecten zich verhouden tot de 2de graads effecten. Daarbij wordt opgemerkt dat het een gesimplificeerd overzicht betreft. Alle kenmerken hebben tot effect dat de veiligheid sneller, beter of goedkoper geborgd kan worden. Echter, niet ieder kenmerk dat snellere borging tot gevolg heeft, leidt ook tot de 2 de graads effecten die aan snellere borging zijn gekoppeld. De wijze waarop de kenmerken – al dan niet via de 1ste graads effecten – leiden tot de 2de graads effecten is weergegeven in bijlage II vanaf pagina 53. Echter, hier dient wel met enige nuance naar gekeken worden. De 2 de graads effecten kunnen zich voordoen, echter er is ook een kans dat zij zich niet voordoen.
18
SCHEMATISCHE EN GESIMPLIFICEERDE WEERGAVE VAN WIJZE WAAROP PROJECT LEIDT TOT EFFECTEN
EFFECTEN
KENMERK
1ste GRAADS EFFECTEN
Kortere doorlooptijd
Beter
2de GRAADS EFFECTEN
Werknemerstevredenheid ↑
Kwaliteit van leven ↕
Keten samenwerking
Zorg ↕
Schoolprestaties ↑
Casusregie
Sneller Arbeidsparticipatie ↑
Jeugdbescher mingsteam
Overlast/Onveiligheid ↓
Organisatiekosten ↕
Verbreding drang/dwang
Goedkoper Interventiekosten ↕
19
KOSTEN EN SCENARIO'S
20
FINANCIËLE KOSTEN
Binnen de financiële kosten valt er onderscheid te maken naar twee categorieën:
- Start-up kosten. Dit zijn kosten die per plek waar het project uitgerold wordt, eenmalig gemaakt moeten worden om het project op die locatie te starten.
- Structurele kosten. Dit zijn kosten die de uitvoering van het project structureel met zich meebrengt. START-UP KOSTEN Omdat het hele Rotterdamse jeugdstelsel vernieuwd en herzien wordt zal het proces en de routering van het vrijwillig kader naar drang/dwang sowieso anders moeten worden vormgegeven. In het projectalternatief heeft dit de vorm van het Jeugdbeschermingsplein, in het nulalternatief zal hier een vorm voor gevonden moeten worden in het wijkteam. In beide alternatieven zullen kosten gemaakt moeten worden om dit vorm te geven. We weten echter niet hoe hoog die kosten zullen zijn. Daarom doen we nu de aanname dat de start-up kosten in zowel projectalternatief en nulalternatief vergelijkbaar zijn en daarom tegen elkaar weggestreept kunnen worden. STRUCTURELE KOSTEN Bij de structurele kosten worden de directe en indirecte zorgkosten meegenomen. Hierbij gaat het om de grote verschillen tussen het projectalternatief en het nulalternatief. Om schijnzekerheid te voorkomen zijn alleen bedragen hoger dan 100 euro meegenomen. Bedragen onder die grens zijn weergegeven met de term ‘verwaarloosbaar’. De structurele kosten zijn in kaart gebracht op basis van de 3 meest voorkomende scenario’s.
21
TOELICHTING SCENARIO'S
De kosten en baten van het project zijn niet voor iedere deelnemer hetzelfde. Daarom hebben we verschillende scenario’s van het projectalternatief en het nulalternatief uitgetekend. Met scenario’s wordt bedoeld mogelijke trajecten die een kind of jongere kan doorlopen. Omdat er heel veel scenario’s mogelijk zijn in beide alternatieven, zijn de 3 meest voorkomende scenario’s binnen het projectalternatief als basis genomen. Vervolgens is gekeken welk scenario een jongere die in het projectalternatief scenario x doorloopt, had doorlopen in het nulalternatief. Ofwel: aan ieder scenario uit het projectalternatief zijn een of meerdere scenario’s uit het nulalternatief gekoppeld. Ook in het nulalternatief zijn legio scenario’s mogelijk. Om e.e.a. behapbaar te houden, is ook hier voor het meest waarschijnlijke scenario gekozen. Om de scenario’s te monetariseren is er gekozen om per scenario een casus te beschrijven die in het scenario past. De scenario’s en casussen zijn bepaald samen met de expertgroep en de casussen samen geven een representatief beeld van de casuïstiek die aan de orde kan komen. Hierna worden de scenario’s beschreven en worden per scenario kosten en baten benoemd.
22
SCENARIO I
Scenario I in projectalternatief
Vrijwillig
JBtafel
Drang (met JB team)
Vrijwillig
Scenario IA in nulalternatief
Vrijwillig
Druk uitoefenen in vrijwillig kader
Vrijwillig
Er vanuit gaande dat rekest rechtbank eindigt in vonnis
Scenario 1B in nulalternatief
Vrijwillig
Wijkteam
Melding RvdK
Onderzoek RvdK
Dwang
Vrijwillig
*Er zullen in het projectalternatief waarschijnlijk minder beschermingsmaatregelen zijn door drang, daarom staat dit scenario bij het nulalternatief genoemd. Een ander scenario zou natuurlijk kunnen zijn dat het onderzoek van de RvdK niet uitmondt in een vonnis. Dit scenario is echter buiten beschouwing gelaten. 23
CASUS T.B.V. SCENARIO I
Omschrijving Casus ‘Saskia’
Familie de Wit. Bestaande uit vader, moeder en dochter (Saskia, 10 jaar, IQ: 80). Meneer de Wit is volgens de registratie werkloos en is alcoholist. Saskia heeft veel schoolverzuim, men vermoedt dat dit komt omdat het thuis niet goed gaat. Vader de Wit slaat moeder. Moeder is angstig en verward. School Maatschappelijk Werk (SMW) meldt de casus Saskia aan het Jeugdbeschermingsplein. Proces projectalternatief Vrijwillige hulp is niet toereikend. SMW meldt de casus aan het Jeugdbeschermingsplein. De casus wordt binnen maximaal 2 werkdagen besproken op het plein. Men is van mening dat drang toegepast kan worden, mede omdat moeder wil meewerken. Er wordt een casusregisseur en team samengesteld. De casusregisseur is van BJZ, (omdat de problemen meer bij de ouders lijken te liggen) en er wordt BB+ ingezet voor 3 maanden met in het team verslavingszorg en een jeugdzorgaanbieder. Na BB+ wordt er nog een half jaar gezinsbegeleiding ingezet in het vrijwillig kader. Proces nulalternatief IA Vrijwillige hulp lijkt in eerste instantie niet toereikend. De druk wordt opgevoerd op het gezin. De zorgaanbieder zet Intensieve Gezinsbegeleiding (IG) in, dit zal minstens een jaar aanhouden.
24
HULP EN KOSTENPOSTEN SCENARIO I PROJECTALTERNATIEF VS SCENARIO IA NULALTERNATIEF
Projectalternatief
Nulalternatief IA
BB+ / casusregie
Jeugdzorgaanbieder, 3 maanden, totaal 33,8 uur BJZ, totaal 26 uur
Intensieve Gezinsbegeleiding (IG)
Jeugdzorgaanbieder, 6 maanden, totaal 45 uur
Jeugdzorgaanbieder, 12 maanden, totaal 91,2 uur
Verslavingszorg vader
Verslavingszorg
Verslavingszorg
Overleg aanpak casus
Jbplein, 8 medewerkers, 1 uur per medewerker (incl. reistijd en voorbereiding)
Wijkteam, RvdK, 4 medewerkers, 1 uur (incl. reistijd en voorbereiding)
Overleg na routering casus
Jeugdbeschermingsteam, 5 medewerkers, totaal 10 uur (uren casusregie al meegenomen in BB+)*
Incidenteel overleg, 3 medewerkers, totaal 8 uur
*Op korte termijn zal het duurder zijn, door meer overleg. De verwachting is echter dat door minder overlap en een betere coördinatie het op lange termijn goedkoper zal zijn.
25
STRUCTURELE KOSTEN PROJECTALTERNATIEF VS NULALTERNATIEF IA
Organisaties die kosten maken
BB+ / Casusregie
Gezinsbegeleiding
Jeugdzorg aanbieder
€ 3211,-*
€ 4275,-
Bureau Jeugdzorg
€ 1820,-
Overleg aanpak casus
Overleg na routering casus
Efficiency (kans op herhaling)
Totaal
Extra kosten
Organisaties bij overleg JBplein
€ 10 566
€ 560,-
Organisaties bij overleg JBteam
€ 700,-
Vermeden kosten Jeugd zorgaanbieder Wijkteam + RvdK
€ 8 664,-
PM
€ 9 504,- + PM
€ 280,-
Organisaties betrokken bij casus Saldo extra min vermeden kosten
€ 560,-
€ 1 062,- - PM
*Dit bedrag bestaat uit Cliënt Contact Tijd (CCT) en Cliënt Gebonden Tijd (CGT)
26
NULALTERNATIEF – SCENARIO IB
Proces projectalternatief
Vrijwillige hulp is niet toereikend. SMW meldt de casus aan het Jeugdbeschermingsplein. De casus wordt binnen maximaal 2 werkdagen besproken op het plein. Men is van mening dat drang toegepast kan worden, mede omdat moeder wil meewerken. Er wordt een casusregisseur en team samengesteld. De casusregisseur is van BJZ, (omdat de problemen meer bij de ouders lijken te liggen) en er wordt BB+ ingezet van verslavingszorg en een jeugdzorgaanbieder. Na BB+ wordt er nog een half jaar gezinsbegeleiding ingezet in het vrijwillig kader. Proces nulalternatief 1B Vrijwillige hulp is niet toereikend. Het wijkteam doet een melding bij RvdK. Het onderzoek van de RvdK duurt 44 dagen. De RvdK besluit een rekest in te dienen bij de rechtbank. De rechtbank bespreekt dit binnen 6 weken en er wordt besloten tot een OTS van een jaar. Na dit jaar wordt besloten het OTS niet te verlengen en gaat de casus weer terug naar het vrijwillig kader.
27
HULP EN KOSTENPOSTEN SCENARIO I PROJECTALTERNATIEF VS SCENARIO IB NULALTERNATIEF
Projectalternatief
Nulalternatief IB
BB+ / casusregie
Jeugdzorgaanbieder, 3 maanden, totaal 33,8 uur BJZ, totaal 26 uur
Intensieve Gezinsbegeleiding (IG)
Jeugdzorgaanbieder, 6 maanden, totaal 45 uur
Jeugdzorgaanbieder, 12 maanden, totaal 91,2 uur
Verslavingszorg vader
Verslavingszorg
Verslavingszorg
Overleg aanpak casus
Jbplein, 8 medewerkers, 1 uur per medewerker (incl. reistijd en voorbereiding)
Wijkteam, RvdK, 4 medewerkers, 1 uur (incl. reistijd en voorbereiding)
Overleg na routering casus
Jeugdbeschermingsteam, 5 medewerkers, totaal 10 uur (uren casusregie al meegenomen in BB+)*
Incidenteel overleg, 3 medewerkers, totaal 8 uur
Raadsonderzoek en rechtbank
Raad, onderzoek Rechtbank, behandeling
JB maatregel
Bureau Jeugdzorg, OTS
*Op korte termijn zal het duurder zijn, door meer overleg. De verwachting is echter dat door minder overlap en een betere coördinatie het op lange termijn goedkoper zal zijn.
28
STRUCTURELE KOSTEN PROJECTALTERNATIEF VS NULALTERNATIEF IB Organisaties die kosten maken
BB+ / Casus regie
Gezinsbegeleiding
Jeugd zorgaanbieder
€ 3211,-*
€ 4275,-
Bureau Jeugdzorg
€ 1820,-
Overleg aanpak casus
Overleg na routering casus
OTS
Onderzoek en behandeling
Totaal
Extra kosten
Organisaties bij overleg JBplein
€ 10 566
€ 560,-
Organisaties bij overleg JBteam
€ 700,-
Vermeden kosten Jeugd zorgaanbieder
€ 8 664,-
Bureau Jeugdzorg Wijkteam Organisaties betrokken bij casus
€ 22 428,- + PM
€ 9 629 € 280,€ 560,-
Raad
€ 3 295
Rechtbank
PM
Saldo extra min vermeden kosten
- € 11 862,- PM 29
SCENARIO II
Scenario II in projectalternatief Er vanuit gaande dat rekest rechtbank niet eindigt in vonnis
Vrijwillig
JBtafel
Drang met Onderzoek RvdK
Drang
Vrijwillig
Scenario II in nulalternatief (meest waarschijnlijk) Er vanuit gaande dat rekest rechtbank niet eindigt in vonnis
Vrijwillig
Wijkteam
Melding RvdK
Onderzoek RvdK
Vrijwillig
30
CASUS T.B.V. SCENARIO II
Omschrijving Casus ‘Ongeboren kind’.
Betreft een gezin met 2 kinderen die onder toezicht staan en uit huis zijn geplaatst. Moeder is opnieuw zwanger. Proces projectalternatief In het wijkteam zijn er zorgen over het ongeboren kind en dit wordt gemeld aan het Jeugdbeschermingsplein. De casus wordt besproken binnen 2 werkdagen op de Jbtafel en er wordt besloten drang met onderzoek van de RvdK in te zetten. Het onderzoek van de RvdK start binnen 5 dagen. De noodzakelijke zorg van een zorgaanbieder wordt binnen 5 werkdagen (BB+ en prezorg) geboden. Na 44 dagen blijkt uit het onderzoek dat er geen rekest komt aan de rechtbank (het gaat namelijk beter met ouders) en de casus gaat terug naar het vrijwillig kader. Proces in nulalternatief Doordat het niet verplicht is het ongeboren kind te melden wordt er in het vrijwillig kader een melding gedaan dat er zorgen zijn over de situatie van het ongeboren kind. Er wordt besloten een melding te doen aan de RvdK. Het onderzoek van de RvdK duurt 44 dagen. Na 44 dagen blijkt uit het onderzoek dat er geen rekest komt aan de rechtbank (het gaat namelijk beter met ouders) en de casus gaat terug naar het vrijwillig kader en er wordt gezinsbegeleiding ingezet door de jeugdzorgaanbieder voor de duur van 1 jaar. (Dit duurt langer omdat er geen BB+ en prezorg is geweest).
31
HULP EN KOSTENPOSTEN SCENARIO II
Projectalternatief
BB+ / casusregie
Nulalternatief
Jeugdzorgaanbieder, 6 weken, totaal 33,8 uur BJZ, totaal 26 uur
Intensieve Gezinsbegeleiding (IG)
Jeugdzorgaanbieder, 12 maanden, totaal 91,2 uur
Prezorg
CJG, 6 huisbezoeken
Overleg aanpak casus
Jbplein, 8 medewerkers, 1 uur per medewerker (incl. reistijd en voorbereiding)
Wijkteam, RvdK, 4 medewerkers, 1 uur (incl. reistijd en voorbereiding)
Overleg na routering casus
Jeugdbeschermingsteam, 5 medewerkers, totaal 10 uur (uren casusregie al meegenomen in BB+)*
Incidenteel overleg, 3 medewerkers, totaal 8 uur
Raadsonderzoek en rechtbank
Raad, onderzoek Rechtbank, behandeling
Raad, onderzoek Rechtbank, behandeling
*Op korte termijn zal het duurder zijn, door meer overleg. De verwachting is echter dat door minder overlap en een betere coördinatie het op lange termijn goedkoper zal zijn.
32
STRUCTURELE KOSTEN SCENARIO II
Organisaties die kosten maken
BB+ / Casusregie
Gezinsbegeleiding
Prezorg
Overleg aanpak casus
Overleg na routering casus
Totaal
Extra kosten Jeugd zorgaanbieder
€ 3211,-
Bureau Jeugdzorg
€ 1820,-
€ 7 349,-
CJG
€ 1058,-
Organisaties bij overleg JBplein
€ 560,-
Organisaties bij overleg JBteam
€ 700,-
Vermeden kosten Zorgaanbieder Wijkteam Organisaties betrokken bij casus Saldo extra min vermeden kosten
€ 8 664,-
€ 9 504,€ 280,€ 560,-
- € 2 155,-
33
SCENARIO III
Scenario III in projectalternatief Er vanuit gaande dat rekest rechtbank eindigt in vonnis
Vrijwillig
JBtafel
Drang met Onderzoek RvdK
Dwang
Vrijwillig
Scenario III in nulalternatief (meest waarschijnlijk) Er vanuit gaande dat rekest rechtbank eindigt in vonnis
Vrijwillig
Wijkteam
Melding RvdK
Onderzoek RvdK
Dwang
Vrijwillig
34
CASUS T.B.V. SCENARIO III
Omschrijving Casus ‘Roshanna’
Meisje van 14 (Roshanna). Roshanna heeft een IQ van 69. Er lijkt niet veel aan de hand, maar de laatste maanden gaat het totaal de verkeerde kant op. Gaat niet meer naar school, onhandelbaar, komt nachten niet thuis. Er is het vermoeden dat er sprake is van een loverboy. De casus is gemeld bij toegang door de ouders. De ouders willen wel meewerken, maar zijn niet capabel. De ouders zijn tevens licht verstandelijk beperkt. Proces projectalternatief Casus wordt gemeld aan de Jbtafel. De casus wordt besproken binnen 2 werkdagen op de Jbtafel en er wordt besloten drang i.c.m. onderzoek van de RvdK in te zetten. MEE Is casusregisseur en BB+ wordt binnen 5 werkdagen ingezet, naast het raadsonderzoek dat start binnen 5 dagen. Na 44 dagen blijkt uit het onderzoek dat er een rekest bij de rechtbank wordt ingediend. De rechtbank heeft een zitting binnen 6 weken en er wordt besloten tot een ondertoezichtstelling van 1 jaar i.c.m. Intensieve Gezinsbegeleiding van 1 jaar. Proces nulalternatief Professional in het wijkteam besluit een melding te doen aan het RvdK. Het onderzoek van de RvdK duurt 44 dagen. Na 44 dagen blijkt uit het onderzoek dat er een rekest wordt ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft een zitting binnen 6 weken en er wordt besloten tot een uithuisplaatsing voor in eerste instantie voor een jaar*.
*Hierbij maken wij de aanname dat in het projectalternatief minder uithuisplaatsingen plaats zullen vinden. Daarom resulteert in het projectalternatief de uitspraak van de rechter in een OTS (door snellere zorg en meer ketensamenwerking en in het nulalternatief in een uithuisplaatsing).
35
HULP EN KOSTENPOSTEN SCENARIO III
Projectalternatief
Nulalternatief
BB+ / casusregie
Jeugdzorgaanbieder, 6 weken, totaal 33,8 uur MEE, totaal 30 uur
Intensieve Gezinsbegeleiding (IG)
Jeugdzorgaanbieder, 12 maanden, totaal 91,2 uur
Overleg aanpak casus
Jbplein, 8 medewerkers, 1 uur per medewerker (incl. reistijd en voorbereiding)
Wijkteam, RvdK, 4 medewerkers, 1 uur (incl. reistijd en voorbereiding)
Overleg na routering casus
Jeugdbeschermingsteam, 5 medewerkers, totaal 10 uur (uren casusregie al meegenomen in BB+)*
Incidenteel overleg, 3 medewerkers, totaal 8 uur
Raadsonderzoek en rechtbank
Raad, onderzoek Rechtbank, behandeling
Raad, onderzoek Rechtbank, behandeling
JB maatregel
Bureau Jeugdzorg, OTS
Uithuisplaatsing, residentiële instelling
36
STRUCTURELE KOSTEN SCENARIO III Organisaties die kosten maken
BB+ / Casusregi e
Gezinsbegeleiding
Jeugd zorgaanbieder
€ 3211,-
€ 4 275,-
MEE
€ 1950,-
Prezorg
Overleg aanpak casus
Overleg na routering casus
Uithuisplaat sing/OTS
Totaal
Extra kosten € 20 325,-
Bureau Jeugdzorg Organisaties bij overleg JBplein
€ 9 629,€ 560,-
Organisaties bij overleg JBteam
€ 700,-
Vermeden kosten Wijkteam Organisaties betrokken bij casus Res. Instelling/ Pleeggezin Saldo extra min vermeden kosten
€ 280,-
€ 44 340,€ 560,-
€ 43 500,-* - € 24 015,-
*Een plaatsing bij een pleeggezin kost € 11 000 euro per jaar, een plaatsing bij een residentiele instelling kost € 76 000 euro per jaar. Er vanuitgaande dat niet bekend is in deze casus waar het kind geplaatst wordt is een gemiddelde genomen van deze bedragen. (Bron, datahandboek Rebel, 2013) 37
KOSTEN VS. EFFECTEN
38
KOSTEN VS. EFFECTEN
Alle scenario’s, en daarmee alle casuïstieken die zijn toegelicht, bevatten de kenmerken van het projectalternatief: kortere doorlooptijd, ketensamenwerking, casusregie, Jeugdbeschermingsteam en verbreding dwang/drang. Uit de literatuur bleek dat deze elementen leiden tot sneller, beter en goedkoper en daarmee de nodige maatschappelijke effecten tot stand brengt. Dat het goedkoper is in de meeste gevallen is in de casuïstiek aangetoond. Tevens wordt in alle gevallen sneller zorg aangeboden. Beter zal voornamelijk blijken uit de effecten. Omdat alle geschetste scenario’s dezelfde elementen bevatten gaan we er vanuit dat de kans op de effecten in alle scenario’s hetzelfde is. Schoolprestaties Omdat de kinderen in de besproken casuïstiek sneller en beter geholpen worden (af te leiden uit de literatuurstudie) gaan we ervanuit dat de schoolprestaties omhoog gaan. De extra financiële kosten voor het helpen van een kind in de geschetste scenario’s kost gemiddeld - € 9 242,-. Als het lukt om een kind als gevolg van het project inderdaad een startkwalificatie te laten behalen, levert dat gedurende een hele levensloop verdisconteerd naar 2013 zo’n €40.000 op (zie bijlage III). Niet alleen de directe kosten worden dus lager, maar als er een kans is van 1 op 10 dat een kind een startkwalificatie behaald levert dit aan baten nog eens € 4 000,- per kind op. Echter, mocht het niet leiden tot een betere startkwalificatie maar leiden tot een jaar extra scholing dan levert dat gedurende haar levensloop verdisconteerd naar 2013 zo’n € 23 000 op (zie bijlage III). Indien er een dus een kans is van 1 op 10 dat een kind een jaar extra scholing krijgt levert dat dus aan maatschappelijke baten € 2 300 per kind op.
39
KOSTEN VS. EFFECTEN
Arbeidsparticipatie
Arbeidsparticipatie hangt erg in samenhang met betere scholing. Als men langer naar school gaat is het waarschijnlijk dat de kans minder groot is dat een persoon werkloos is in de toekomst. Een jaar extra aan het werk levert de maatschappij de totale baten van € 11 800 euro op. Indien dus 1 op de 20 kinderen een jaar extra werkt dan levert dit de maatschappij 590 euro per kind op. Kwaliteit van Leven Doordat de kans op herhaling kleiner is, efficiency hoger wordt, zorg sneller geboden wordt is de verwachting dat de kwaliteit van leven hoger wordt. Echter, dit is zo divers en ongrijpbaar dat monetarisatie van dit effect onmogelijk is. Werknemerstevredenheid 1% minder ziekteverzuim scheelt per werknemer € 700,- per jaar. Over de hele levensloop bedragen de baten – verdisconteerd naar 2013 – zo’n € 3 000,- per jaar. Indien dus 1 werknemer werkend in relatie tot het Jeugdbeschermingsplein meer tevreden is in zijn werk en als gevolg zich 1% minder ziek meldt levert dit € 3 000,- op. Minder overlast/veiligheid 1 vermeden misdrijf gepleegd door een jongere levert € 18 000,- aan vermeden kosten op. Dus stel dat een misdrijf kan voorkomen worden bij 1 op de 20 kinderen door het project dan levert dit de maatschappij € 900,- euro op per kind.
40
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
41
CONCLUSIE
Conclusie
Uit de kosten en effecten kan dus geconcludeerd worden dat het project Jeugdbeschermingsplein goedkoper, sneller en beter is in de meeste situaties. Het brengt relatief minder kosten met zich mee en hiernaast kunnen zich nog effecten voordoen die nog voor extra baten zorgen. Echter, er is een aantal zaken waarmee dient rekening gehouden te worden:
- Er is geprobeerd een representatief aantal scenario’s te kiezen vanuit het projectalternatief en de daarbij behorende
scenario’s weer te geven voor het nulalternatief. Deze scenario’s zijn samen met de expertgroep vastgesteld. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze dus representatief, maar de praktijk kan anders uitwijzen. Elk persoon/gezin is tenslotte verschillend en kan een traject heel anders doorlopen.
- De selectie van de scenario’s is gestart vanuit het projectalternatief, echter als men als vertrekpunt het nulalternatief neemt dan kan de MKBA een ander beeld weergeven.
- Er is een kans dat meerdere effecten zich voordoen, echter, er is ook een kans dat geen enkel maatschappelijk effect zich voordoet waardoor dit geen extra maatschappelijke baten oplevert. Er dient dus voorzichtig naar de maatschappelijke effecten te worden gekeken.
- Het nulalternatief is samen met de expertgroep geschetst. Echter, er is natuurlijke een kans dat zich ontwikkelingen voordoen tot 2015 die ook het nulalternatief anders zouden maken.
42
AANBEVELINGEN
- Het Jeugdbeschermingsplein lijkt dus tot sneller, betere en goedkopere zorg te leiden. Daarom is het ook aan te bevelen om hier mee door te gaan als gemeente Rotterdam / samenwerkende gemeenten Rotterdam Rijnmond.
Om het Jeugdbeschermingsplein nog effectiever te laten zijn kan naar gekeken worden of de volgende zaken verbeterd kunnen worden / het effect groter gemaakt kan worden:
- Het Jeugdbeschermingsplein leidt tot aanzienlijke lagere kosten als een dwangtraject voorkomen kan worden. OTS en
uithuisplaatsing brengen veruit de hoogste kosten met zich mee. Het is dan ook aan te bevelen om hier nog meer aandacht aan te schenken aan hoe dit terug gedrongen kan worden.
- In het Jeugdbeschermingsplein als projectalternatief worden relatief veel kosten aan overleg gemaakt. Deze overleggen
zorgen er wel voor dat het uiteindelijk in de voordelen uitmondt die eerder genoemd zijn. Echter, wanneer een goed registratiesysteem ingesteld wordt, waarin partijen bijvoorbeeld al kunnen delen wat er bij hen bekend is over een bepaald gezin, kunnen overlegkosten nog naar beneden worden gebracht.
- Een goede casusregisseur kan de kosten ook terugdringen in het projectalternatief. Daardoor is er minder afstemming nodig en lopen processen soepeler.
- Integraal werken, zo blijkt uit de literatuur, blijkt werknemers meer tevreden te stellen en zorgt dat het ziekteverzuim
afneemt. Advies is dan ook om dat niet alleen binnen het Jeugdbeschermingsplein na te streven, maar ook zeker in andere aspecten door te voeren.
- Het Jeugdbeschermingsplein is nu werkzaam in Rotterdam. Rotterdam heeft relatief veel OTS-en ten opzichte van andere
(rurale) gebieden. Wanneer hier het initiatief tot een Jeugdbeschermingsplein genomen wordt moet men goed opletten of de baten dan wel opwegen tegen de kosten. Kosten kunnen bijvoorbeeld dan goed teruggedrongen worden door het Jeugdbeschermingsplein anders in te vullen, zoals digitale bijeenkomsten, bijeenkomsten met minder partijen etc.
43
BIJLAGEN
44
BIJLAGE I Kenmerken en hun relatie tot 1e graads effecten
45
BIJLAGE I: EFFECTEN DOORLOOPTIJD (1/2)
Doorlooptijd
Sub Kenmerken
Benutten van alle beschikbare info in de besluitvorming
Sneller/betere beslissing/aanpak
Gezin krijgt de juiste aanpak
Zorgtraject effectiever
Parallelle zorg, onderzoek & toezicht
Eenduidige toegang tot Jeugdbescherming
Iedereen kan zorgen (rechtstreeks bij JB) melden
Zie sheet ..
Gesignaleerde zorgen eerder gemeld; routing is helder
Minder schakels
Zorgtraject efficiënter
Zorg goedkoper
Veiligheid sneller gewaarborgd
Veiligheid kind beter gewaarborgd
46
BIJLAGE I: EFFECTEN DOORLOOPTIJD (2/2)
Parallelle zorg, onderzoek & toezicht
Resultaten van oudere en nieuwe zorg hebben een wisselwerking Zorg/aanpak wordt beter afgestemd op de zorgbehoefte
Zorg is sneller, cliënt wordt sneller geholpen
Zorg is effectiever
Situatie van onveiligheid sneller opgeheven
Duur en intensiteit zorg minder/korter
Zorg goedkoper
47
BIJLAGE II: EFFECTEN KETENSAMENWERKING (1/2)
Keten samenwerking
Sub Kenmerken
Doorlopende lijn van zorg
Zie sheet ..
Benutten alle expertise: multidisciplinair en intersectoraal
Vroegtijdig signaleren
Eerder ingrijpen, zwaardere aanpak voorkomen
Interventie voor het gezin minder heftig
Interventie voor het gezin minder heftig
Minder lang drang/dwang nodig
Gezin meer gemotiveerd
Zorg efficienter
Interventie effectiever
Veiligheid sneller gewaarborgd
Sneller/betere beslissing/aanpak
Zie sheet ..
Zorg goedkoper
48
BIJLAGE II: EFFECTEN KETENSAMENWERKING (2/2) Doorlopende lijn van zorg (op –en afschalen)
Vroegtijdig anticiperen op toekomstige vraag
Vraag & aanbod sluit beter op elkaar aan / cliënt ontvangt de juiste zorg
Zorg wordt beter op elkaar afgestemd
Minder informatieverlies
Zorg wordt in samenhang geboden
Betere zorgplanning
Zorg sluit beter aan bij zorgvraag van het gezin
Hogere cliënttevredenheid
Betere resultaten
Zorg effectiever
Zorg efficiënter
Kind sneller in een betere situatie (veiligheid en ontwikkeling)
49
BIJLAGE III: EFFECTEN CASUSREGIE
Casusregie
Sub Kenmerken
Intersectorale aanpak
Gezinsmanagement
Eenduidige aanpak: veiligheid kind voorop
Zie sheet ..
Meer samenhang in de zorg/aanpak aan een gezin Alle problemen van het gezin worden aangepakt
Minder dubbelingen in onderzoek en behandeling
Tijdig anticiperen op toekomstige vraag
Minder informatieverlies
Aanpak wordt afgestemd op zorgbehoefte
Zie sheet ..
Zorg/aanpak effectiever/efficiënter
Kind sneller in een betere situatie (veiligheid en ontwikkeling)
50
BIJLAGE IV: EFFECTEN JEUGDBESCHERMINGSTEAM
Jeugdbescher mingsteam
Sub Kenmerken
Doorlopende lijn van zorg
Meer samenhang in de zorg/aanpak aan een gezin
Zie sheet ..
Zie sheet ..
Benutten alle expertise: multidisciplinair en intersectoraal
Sneller/betere beslissing/aanpak
Uit onderzoek blijkt dat gedragsproblem en van kinderen vaak verminderen door een integrale aanpak in een team (Bruns, Burchard & Yoe, 1995; Anderson et al, 2003).
Zie sheet ..
51
BIJLAGE V: EFFECTEN VERBREDING NAAR DWANG/DRANG
Verbreding dwang/drang
1 casusregisseur dwang/drang
Sub Kenmerken
Geen overdracht moment als blijkt dat drang ontoereikend is
Gelijk doorpakken
Doorlopende lijn van zorg
Zie sheet ..
Benutten expertise JB in een vroeg stadium
Mogelijkheid tot inzet bestuursmaatregelen
Kader voelt voor het gezin minder vrijblijvend
Minder dwang maatregelen / meer dwang aanpak
Korter drang/dwang traject
Betere aanpak, gezinnen sneller goed geholpen
Sneller/betere beslissing/aanpak
Zie sheet ..
Het dwangmiddel wordt methodisch ingezet om motivatie te be- werkstelligen. De resultaten in Rotterdam en Amsterdam zijn be- moedigend. Ouders zijn, ondanks aanvankelijke weerstand, over- wegend tevreden over de resultaten van de geboden hulp en waar- deren de aanwezigheid, de inzet en de vasthoudendheid van de gezinscoaches.(van gerwen en de beer, 2009)
52
BIJLAGE II Kenmerken en hun relatie tot 1e graads en 2e graads effecten, onderbouwd aan de hand van literatuur
53
Relatie tussen project en hogere werknemerstevredenheid
EFFECTEN
RELATIE KENMERKEN EN HOGERE WERKNEMERSTEVREDENHEID Kortere doorlooptijd • Als een traject in de jeugdzorg sneller doorlopen wordt, is het effect dat de werknemerstevredenheid van de werknemers die direct betrokken zijn bij de hulpverlening omhoog gaat. Dit komt o.a. doordat de werknemers het heft in eigen handen hebben, het gevoel hebben meer grip te hebben op het werk en zelf beleid te kunnen maken en er beter wordt samengewerkt (H. van Deur et al, 2006; A. van Montfoort, 2007). • Van Deur (2006) geeft zelfs aan dat in het geval van een kortere doorlooptijd, de werkdruk als lichter ervaren wordt door de medewerkers. Ketensamenwerking • Als er meer samenwerking is in de keten blijkt er vaker een visie en een doel wordt gedeeld. Als er sprake is van een gedeelde visie en doel, zijn werknemers positiever en zijn betrokken partijen meer gemotiveerd (Van Ojen, 2009). Casusregie • Idem als onder ketensamenwerking. RELATIE 1ste GRAADS EFFECTEN EN HOGERE WERKNEMERSTEVREDENHEID Sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling • We doen de aanname dat het sneller borgen van de veiligheid en de ontwikkeling van een kind, leidt tot minder frustratie bij de dienstverleners en daarmee tot meer werknemerstevredenheid. Beter borgen van veiligheid en ontwikkeling • We doen de aanname dat het beter borgen van de veiligheid en de ontwikkeling van een kind, leidt tot minder frustratie bij de dienstverleners en daarmee tot meer werknemerstevredenheid.
54
Relatie tussen project en andere kwaliteit van leven kinderen en jongeren
EFFECTEN
RELATIE KENMERKEN EN ANDERE KWALITEIT VAN LEVEN KINDEREN EN JONGEREN Ketensamenwerking • Een intersectoraal aanbod voor jeugdigen met complexe meervoudige problemen zorgt indirect voor het op orde hebben van de basisvoorwaarden voor een gezin: passende woonruimte, gas, water en licht (LPBL, 2011). Casusregie • Het ontbreken van regie heeft vaak negatieve gevolgen. Gezinnen ervaren stress door het grote aantal eisen dat aan hen wordt gesteld, door het grote aantal betrokken instellingen en het grote aantal afspraken dat men heeft. Wanneer de regie duidelijk is vermindert die stress, hetgeen invloed heeft op de kwaliteit van leven (Stade, 2012) Jeugdbeschermingsteam • Een integrale aanpak leidt ertoe dat meer huishoudens stabilisatie bereiken of stijgen op de sociale ladder (LPBL, 2011). Verbreding drang / dwang • We doen de aanname dat met de organisatie van drang de gevallen waar dwang nodig is minder wordt. Dit zal ervoor zorgen dat er minder uithuisplaatsingen en OTS-en plaatsvinden. Wij nemen hierbij ook aan dat problemen dus sneller opgelost zijn (personen hoeven niet het dwang traject door) en het kwaliteit van leven zal stijgen door minder stresservaring en snellere hulp. • Anderzijds, doordat drang is verplaatst naar de tafel en eerder eigenlijk werd toegepast in het voorveld doen we ook de aanname dat het stressverhogend kan werken omdat er nu een ander waardeoordeel aan vasthangt.
RELATIE 1ste GRAADS EFFECTEN EN ANDERE KWALITEIT VAN LEVEN KINDEREN EN JONGEREN Sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling • Als door het sneller borgen van de veiligheid en de ontwikkeling escalatie binnen het gezin voorkomen wordt, kan dat leiden tot minder sociale problemen (Lansford et al, 2002) een lagere kans op depressie (Stouthamer-Loeber et al, 2001; Lansford et al, 2002). Fysieke mishandeling in de jeugd verhoogt de kans op depressie met 19% (Springer et al, 2007). Beter borgen van veiligheid en ontwikkeling • Idem als onder sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling. • Een effectievere aanpak zorgt dat meer gezinnen het einddoel bereiken en er minder terugval zal zijn. Het gezin zal stijgen op de sociale ladder, wat uiteindelijk een hogere kwaliteit van leven betekent (LPBL, 2011).
55
Relatie tussen project en andere zorgbehoefte
EFFECTEN
RELATIE KENMERKEN EN ANDERE ZORGBEHOEFTE Ketensamenwerking • Een intersectoraal aanbod voor jeugdigen met complexe meervoudige problemen heeft een evidente meerwaarde (Van Ojen, 2009): het biedt snellere en effectievere hulp waardoor een zwaarder beroep op latere zorg wordt beperkt. Ketensamenwerking en Casusregie • Intersectorale en multidisciplinaire samenwerking onder het gezin 1 gezin 1 plan principe leidt tot minder minder uithuisplaatsingen, minder maatschappelijk opvang en minder dure (tweede lijns)zorg (LPBL, 2011) Jeugdbeschermingsteam • Door het wraparound model – vergelijkbaar met het jeugdbeschermingsteam – wordt uithuisplaatsing vaak voorkomen (Hermanns 2010; Bruns, Burchard & Yoe, 1995; Anderson et al, 2003). • In een randomized controled trial vonden Carney & Buttell (2003) dat een groep jonge delinquenten die in het wraparound model – vergelijkbaar met het jeugdbeschermingsteam – begeleid werden tijdens en vlak na het programma minder van huis wegliepen dan een controlegroep voor wie de conventionele aanpak van justitie gold (een casemanager die de jongere verwees naar een aantal losstaande interventies). Verbreding drang / dwang • Dwang is een zwaarder middel dan gebruik van het vrijwillig kader. We nemen dus de aanname dat als dwang vaker wordt ingezet dan nodig, de hoeveelheid gegeven zorg toeneemt, en daarmee ook de zorgkosten. • We nemen hierbij de aanname dat ‘drang’ het aantal dwangzaken zal doen verminderen. Hierbij zullen de zorgkosten naar beneden gaan, omdat drang een goedkoper traject is dan dwang.
RELATIE 1ste GRAADS EFFECTEN EN ANDERE ZORGBEHOEFTE Sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling • Als door het sneller borgen van de veiligheid en de ontwikkeling escalatie binnen het gezin voorkomen wordt, kan dat leiden tot minder medische diagnoses. Fysieke mishandeling in de jeugd verhoogt het aantal medische diagnoses met 15%. Ook zou fysieke en seksuele mishandeling in de jeugd een grotere kans geven op het gebruik van drugs en alcohol in het volwassen leven van het mishandelde kind (Thompson et al, 2002). Beter borgen van veiligheid en ontwikkeling • Idem als onder sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling. • We nemen aan dat als er effectievere hulp wordt geboden er minder behoefte zal zijn aan zware zorg. Dit zal weer leiden tot minder dure zorg. • Er wordt vaker preventief ingegrepen. Daardoor escaleren er minder situaties en wordt werk weggenomen bij reguliere spelers in het veld van welzijn, jeugdzorg, opbouwwerk, politie, justitie en werk en inkomen (Min BZK, 2012; Van Ojen, 2009; LPBL, 2011).
56
Relatie tussen project en betere schoolprestaties
EFFECTEN
RELATIE KENMERKEN EN BETERE SCHOOLPRESTATIES Ketensamenwerking en Casusregie • Intersectorale en multidisciplinaire samenwerking onder het gezin 1 gezin 1 plan principe leidt tot meer alternatieve scholingstrajecten. Dit zijn projecten die beter bij de opvoeding van het kind zullen passen en daardoor dus zal leiden tot betere schoolprestaties (LBPL, 2011). Jeugdbeschermingsteam • In een randomized controled trial vonden Carney & Buttell (2003) dat een groep jonge delinquenten die in het wraparound model – vergelijkbaar met het jeugdbeschermingsteam – begeleid werden tijdens en vlak na het programma minder spijbelden en minder vaak van school geschorst werden dan een controlegroep voor wie de conventionele aanpak van justitie gold (een casemanager die de jongere verwees naar een aantal losstaande interventies). RELATIE 1ste GRAADS EFFECTEN EN BETERE SCHOOLPRESTATIES Sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling • Als door het sneller borgen van de veiligheid en de ontwikkeling escalatie binnen het gezin voorkomen wordt, kan dat leiden tot gemiddeld een jaar extra onderwijs, een hoger IQ (Currie & Widom, 2010), hogere cijfers (Stouthamer-Loeber et al, 2001; Boden et al, 2007), een hogere kans op een startkwalificatie (Boden et al, 2007). Ook zou er minder sprake zijn van schoolverzuim (Stouthamer-Loeber et al, 2001). Jongeren die in hun jeugd mishandeld zijn, zijn gemiddeld meer dan 1,5 keer zo vaak afwezig van school als andere kinderen (Lansford et al, 2002). Beter borgen van veiligheid en ontwikkeling • Idem als onder sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling. • Door betere zorg zullen kinderen weer of vaker naar school gaan. Daardoor is er minder schoolverzuim en –uitval (LPBL, 2011).
57
Relatie tussen project en hogere arbeidsparticipatie
EFFECTEN
RELATIE KENMERKEN EN HOGERE ARBEIDSPARTICIPATIE Ketensamenwerking • Intersectorale en multidisciplinaire samenwerking onder het gezin 1 gezin 1 plan principe leidt tot minder uitkeringen (LBPL, 2011). • Door integrale samenwerking hebben re-integratietrajecten een hoger slagingspercentage (LPBL, 2011). Jeugdbeschermingsteam • In een randomized controled trial vonden Carney & Buttell (2003) dat een groep jonge delinquenten die in het wraparound model – vergelijkbaar met het jeugdbeschermingsteam – begeleid werden tijdens en vlak na het programma vaker een baan hadden dan een controlegroep voor wie de conventionele aanpak van justitie gold (een casemanager die de jongere verwees naar een aantal losstaande interventies). RELATIE 1ste GRAADS EFFECTEN EN HOGERE ARBEIDSPARTICIPATIE Sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling • We doen de aanname dat als een kind geen of minder probleemgedrag vertoont, ouders meer tijd hebben om te werken. Het sneller aanpakken van probleemgedrag, leidt er daarom toe dat ouders eerder meer kunnen werken. • Als door het sneller borgen van de veiligheid en de ontwikkeling escalatie binnen het gezin voorkomen wordt, kan dat leiden tot hogere inkomsten op latere leeftijd en een hogere kans op werk (“individuals with histories of abuse and neglect were about 14 percentage points less likely to be employed (…) compared to matched controls”) (Currie & Widom, 2010). Beter borgen van veiligheid en ontwikkeling • We doen de aanname dat als een kind geen of minder probleemgedrag vertoont, ouders meer tijd hebben om te werken. Het beter aanpakken van probleemgedrag, leidt er daarom toe dat ouders meer kunnen werken. • Door betere zorg zullen kinderen weer of vaker naar school gaan. Daardoor is er minder schoolverzuim en –uitval. Dit zal op den duur ook weer effect hebben op arbeidsparticipatie (LPBL, 2011).
58
Relatie tussen project en minder overlast / meer veiligheid
EFFECTEN
RELATIE KENMERKEN EN MINDER OVERLAST / MEER VEILIGHEID Ketensamenwerking • Intersectorale en multidisciplinaire samenwerking onder het gezin 1 gezin 1 plan principe leidt tot minder incidenten en criminaliteit (LPBL, 2011). • Door meer ketensamenwerking in Amsterdam in de zogenaamde Top 600 is de zorg toegenomen, tevens voor de broertjes en zusjes (Kwartaalmonitor Top 600, Gemeente Amsterdam). Dit zal leiden tot minder overlast en meer veiligheid. • We nemen de aanname dat door de ketensamenwerking er sneller zich zal zijn op onveilige situaties (zoals bijvoorbeeld door de samenwerking tussen het Jeugdbeschermingsplein en het Veiligheidshuis) en daardoor meer veiligheid gecreëerd zal worden, zowel in het gezin als in de samenleving. Casusregie • Uit onderzoek blijkt dat de 1 gezin 1 plan 1 regisseur aanpak werkt. Het gaat beter met huishoudens, gezinnen en kinderen; de veiligheid in huis en op straat neemt toe, de overlast neemt af (Min BZK, 2012). Jeugdbeschermingsteam • In een randomized controled trial vonden Carney & Buttell (2003) dat een groep jonge delinquenten die in het wraparound model – vergelijkbaar met het jeugdbeschermingsteam – begeleid werden tijdens en vlak na het programma minder vaak geweld pleegden en minder vaak door de politie werden opgepakt dan een controlegroep voor wie de conventionele aanpak van justitie gold (een casemanager die de jongere verwees naar een aantal losstaande interventies). RELATIE 1ste GRAADS EFFECTEN EN MINDER OVERLAST / MEER VEILIGHEID Sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling • Als door het sneller borgen van de veiligheid en de ontwikkeling escalatie binnen het gezin voorkomen wordt, kan dat leiden tot een lagere kans op agressief en delinquent gedrag (Stouthamer-Loeber et al, 2001; Malinosky-Rummell and Hansen, 1993; Lansford et al, 2002). Fysieke mishandeling in de jeugd verhoogt de kans op ‘anger’ met 22% (Springer et al, 2007). Beter borgen van veiligheid en ontwikkeling • Idem als onder sneller borgen van veiligheid en ontwikkeling.
59
Relatie tussen project en verandering organisatiekosten
EFFECTEN
RELATIE KENMERKEN EN VERANDERING ORGANISATIEKOSTEN Kortere doorlooptijd • Wanneer de doorlooptijd verkort wordt, worden werkprocessen voor onderzoek en indicatie effectiever en efficiënter ingericht (H. van Deur et al, 2006). Daarmee dalen de organisatiekosten. • Uit onderzoek (H. van Deur et al, 2006) blijkt dat uitstel van activiteiten uiteindelijk méér werk oplevert, met name planningsactiviteiten. Op basis hiervan kan er dus ook andersom geredeneerd worden; als werkzaamheden minder uitgesteld worden, vermindert de hoeveelheid werk en dalen de organisatiekosten. Ketensamenwerking • We maken de aanname dat door ketensamenwerking de hulpverlening efficiënter zijn, waardoor kosten – bijvoorbeeld personeelskosten door kennisdeling – bespaard worden. • Door ketensamenwerking wordt er intensiever samengewerkt, waardoor de organisatiekosten mogelijk hoger uitvallen (LPBL, 2011). Casusregie • Uit onderzoek blijkt dat gezins- of casemanager werk wegneemt bij overige partners in het veld. De bestaande hulp- en dienstverleners besparen tijd in de plan- en analysefase en de onderlinge afstemming. De kosten in het veld gaan daardoor omlaag (LPBL, 2011). Echter, is het waarschijnlijk dat de totale organisatiekosten onveranderd blijven.
•
Daarnaast nemen we aan dat mede door de casusregisseur – naast ketensamenwerking – de overlap tussen hulpverleners afneemt en daardoor de organisatiekosten omlaag gaan.
•
De casusregisseur kan zelf op –en afschalen van dwang naar drang. Daardoor nemen we aan dat er minder informatieverlies zal zijn in dit proces en dat daardoor de organisatiekosten naar beneden gaan.
Jeugdbeschermingsteam • We doen de aanname dat de overleggen die noodzakelijk zijn om het jeugdbeschermingsteam te laten draaien leiden tot extra kosten. Mogelijk worden die extra kosten geneutraliseerd door efficiencywinsten. Als gevolg van het jeugdbeschermingsteam blijven de organisatiekosten gelijk of nemen ze toe. Verbreding drang / dwang • Dwang is een zwaarder middel dan gebruik van het vrijwillig kader. Als dwang vaker wordt ingezet dan nodig, neemt de hoeveelheid gegeven zorg toe, en daarmee de zorgkosten. RELATIE 1ste GRAADS EFFECTEN EN VERANDERING ORGANISATIEKOSTEN Goedkoper borgen van veiligheid en ontwikkeling • Als de veiligheid en ontwikkeling goedkoper geborgd wordt, betekent dat ook dat de organisatiekosten dalen.
60
Relatie tussen project en veranderde interventiekosten
EFFECTEN
RELATIE KENMERKEN EN VERANDERDE INTERVENTIEKOSTEN Kortere doorlooptijd • We maken de aanname dat door ketensamenwerking er hogere kosten in 1 keer zijn, er zijn namelijk meerdere partijen bij betrokken. Anderzijds, maken we daarnaast ook de aanname dat er kortere tijd nodig zal zijn bij dit project en dat daardoor problematiek minder uit de hand zal lopen. Interventies zullen dus korter duren en daardoor weer minder kosten. Ketensamenwerking • Door ketensamenwerking kan het zo zijn dat er meer multiprobleemhuishoudens geidentificeerd worden, hetgeen leidt tot hogere interventiekosten (LPBL, 2011).
•
We doen de aanname dat tegelijkertijd de interventiekosten dalen doordat er een doorlopende lijn van zorg geboden wordt.
Casusregie • We doen de aanname dat men als gevolg van de casusregie minder langs elkaar heen werkt, hetgeen interventiekosten bespaart. Jeugdbeschermingsteam • Door het jeugdbeschermingsteam hebben minder instanties contact met het betreffende gezin. Daarmee dalen de interventiekosten per gezin. Verbreding drang / dwang • Door drang aan de voorkant te organiseren neemt de drempel voor melders en gezinnen om gebruik te maken van de zorg toe. Dit leidt op de korte termijn tot minder zorggebruik, maar op de lange termijn mogelijk tot problemen.
•
Drang kan in zekere mate vergeleken worden met Families First – bedoeld voor gezinnen, die in een acute crisissituatie verkeren, en waarbij een uithuisplaatsing dreigt voor één of meer kinderen in de leeftijd van 0-18 jaar. Uit onderzoek hiernaar blijkt dat het programma positieve effecten laat zien op uithuisplaatsing en problematiek (NJI, 2013) Hierdoor zullen de interventiekosten dus dalen.
RELATIE 1ste GRAADS EFFECTEN EN VERANDERDE INTERVENTIEKOSTEN Goedkoper borgen van veiligheid en ontwikkeling • Als de veiligheid en ontwikkeling goedkoper geborgd wordt, betekent dat ook dat de interventiekosten dalen.
61
BIJLAGE III Monetarisatie van effecten
62
MONETARISATIE EFFECTEN
In de pagina’s hiervoor zijn een aantal tweede graadseffecten genoemd. Die effecten proberen we zo veel als mogelijk te monetariseren. In deze en de hierna volgende pagina’s geven we aan welke financiele waarde de effecten vertegenwoordigen. Effect Meer werknemerstevr edenheid
Parameter Minder ziekteverzuim
Monetarisering 1% minder ziekteverzuim scheelt per werknemer per jaar €700 (prijspeil 2013).
Over de hele levensloop bedragen de baten – verdisconteerd naar 2013 – zo’n €3.000 per persoon.
Veranderde kwaliteit van leven
N.v.t.
PM
Onderbouwing In het algemeen wordt erkend dat er een relatie bestaat tussen werknemerstevredenheid en ziekteverzuim. Bron: Van der Linden (2009). Veranderbereidheid van (on)tevreden werknemers. Een dag ziekteverzuim kost gemiddeld €280 (prijspeil 2009). Bron: TNO (2009) Regelmatig fietsen naar het werk leidt tot lager ziekteverzuim. Omgerekend naar prijspeil 2013 tegen een indexatie van 2,0% bedragen de gemiddelde kosten van een dag ziekteverzuim ongeveer €300 (prijspeil 2013). We doen de aanname dat het jaar van iemand die fulltime werkt zo’n 225 werkbare dagen kent (52 weken à 5 werkdagen, minus zo’n 35 dagen aan vakantie- en feestdagen). 1% ziekteverzuim staat op basis van bovengenoemde aanname gelijk aan 2,3 dagen per jaar. Als het lukt om het ziekteverzuim met 1% naar beneden te brengen, scheelt dat per werknemer €300 per ziekteverzuimdag * 2,3 ziekteverzuimdagen ≈ €700 per jaar. We doen de aanname dat dit effect vijf jaar lang waarneembaar is, dus van 2013 tot en met 2017. Als we de baten verdisconteren naar 2013 tegen een discontovoet van 5,5%, komen we uit op ongeveer €3.000. Kwaliteit van leven is te divers om te monetariseren.
63
MONETARISATIE EFFECTEN
Effect Veranderde zorgkosten
Parameter Zie structurele kosten
Monetarisering Zie structurele kosten
Onderbouwing Zie structurele kosten
Betere schoolprestaties
Meer startkwalificaties
1 extra startkwalificatie levert per jaar zo’n €4.000 op (prijspeil 2013).
Over de hele levensloop bedragen de baten – verdisconteerd naar 2013 – zo’n €40.000 per extra startkwalificatie.
Door het behalen van een startkwalificatie heeft een jongere onder meer een grotere kans op een hoger loon en een lagere kans op werkloosheid. Bron: Rebel (2008). Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Almeerkans. De totale baten van een hogere startkwalificatie worden geraamd op zo’n €4.000 per jaar. Bron: eigen samenvattende berekening o.b.v. Rebel (2008). Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Almeerkans. We doen de aanname dat de baten vallen vanaf het 20ste jaar tot aan het 67ste jaar. Ervan uitgaande dat de doelgroep nu – anno 2013 – gemiddeld 10 jaar oud is, vallen de baten dus van 2023 tot en met 2070. Als we de baten verdisconteren naar 2013 tegen een discontovoet van 5,5%, komen we uit op ongeveer €40.000.
64
MONETARISATIE EFFECTEN
Effect Betere schoolprestaties
Parameter 1 jaar extra scholing
Monetarisering 1 jaar extra scholing levert een individu per jaar gemiddeld €2.300 aan extra bruto persoonlijk inkomen op (prijspeil 2013). Over de hele levensloop bedragen de baten – verdisconteerd naar 2013 – zo’n €23.000 per persoon.
Hogere arbeidsparticipatie
1 persoon 1 jaar extra aan het werk
1 persoon extra aan het werk levert per jaar ca. €11.800 op (prijspeil 2013).
Onderbouwing Een jaar extra onderwijs geeft over de gehele arbeidsloopbaan gerekend zo’n 5 tot 15 procent meer loon. In de literatuur wordt zowel het bruto als het netto loon gebruikt. In Nederland ligt het extra loon ten gevolge van een jaar extra onderwijs aan de onderkant van die range – zo’n 7%. Bron: CPB (2007). De maatschappelijke opbrengsten van onderwijs. We doen de aanname dat een jaar extra onderwijs leidt tot 7% meer loon. In 2013 bedraagt het modaal inkomen zo’n €33.000 Als het lukt om een extra jaar scholing te realiseren, levert dat voor het betreffende individu 7% * €33.000 ≈ €2.300 per jaar. We doen de aanname dat de baten vallen vanaf het 20ste jaar tot aan het 67ste jaar. Ervan uitgaande dat de doelgroep nu – anno 2013 – gemiddeld 10 jaar oud is, vallen de baten dus van 2023 tot en met 2070. Als we de baten verdisconteren naar 2013 tegen een discontovoet van 5,5%, komen we uit op ongeveer €23.000.
De baten per fte per jaar voor de werknemer zijn gelijk aan het verschil tussen de bruto loonvoet en het niveau van de uitkering. De totale baten per fte per jaar zijn geschat op ca 11.800 euro (prijspeil 2009), op basis van gemiddelde waarden voor lager opgeleiden. Bron: Ecorys (2009). Kosten-batenanalyse Luchthaven Twente. Omdat het getal een netto bedrag is tussen salaris en uitkering is het niet logisch om dit te infleren.
65
MONETARISATIE EFFECTEN
Effect Minder overlast / meer veiligheid
Parameter Minder jeugdcriminaliteit
Monetarisering 1 vermeden misdrijf gepleegd door een jongere levert €18.000 aan vermeden kosten op (prijspeil 2013).
Veranderde organisatie- en interventiekosten
Zie structurele kosten
Zie structurele kosten
Onderbouwing De uitgaven per geregistreerd misdrijf door een jeugdige bedragen zo’n €16.000 (prijspeil 2007). Die kosten bestaan uit slachtofferzorg, ondersteuning van verdachten, tenuitvoerlegging, strafrechtspleging, vervolging, opsporing en preventie. Bron: WODC (2008). Jaarlijkse kosten van criminaliteit. Omgerekend naar prijspeil 20013 tegen een indexatie van 2,0% bedragen de kosten samen zo’n €18.000 per misdrijf (prijspeil 2013). Als het lukt ervoor te zorgen dat één jongere geen misdrijf begaat, scheelt dat eenmalig €18.000. Zie structurele kosten
66
BRONVERMELDING
67
- Anderson, J. A., Wright, E. R., Kooreman, H. E., Mohr, W. K., & Russell, L. A. (2003). The Dawn project: A model for responding to the needs of children with emotional and behavioral challenges and their families. Community Mental Health Journal, 39, 63-74.
- Boden, Joseph M. et al (2007), ‘Exposure to childhood sexual and physical abuse and subsequent educational achievement outcomes’, In: Elsevier, Volume 31, Issue 10, Pages, 1101-1114’
- Bruns, Burchard en Yoe (1995), ‘Evaluating the Vermont system of care: outcomes associated with community-based Wraparound services, In: Journal of Child and Family Studies, Vol. 4, No. 3, pp. 321-339
- Carney, Michelle en Frederick Buttel (2003), ‘Reducing Juvenile Recidivism: Evaluating the Wraparound Services Model’ - Currie, J. en Cathy Widom (2010), ‘Long-Term Consequences of Child Abuse and Neglect on Adult Economic Well-Being’ - Deur, H. van et al (2006), ‘De wereld ziet er heel anders uit zonder wachtlijst’, In: Nederlands tijdschrift voor jeugdzorg, jrg 10 (2006), nr 5 (sept) - Gemeente Amsterdam (2013), ‘Publieksonderzoek Top600 aanpak’, Amsterdam - Gerwen, Jan van en Annemarie de Beer (2009), ‘Gezinscoach heeft effect met drang en dwang’, In: JeugdenCo, nr 03 - Hermanns, Jo (2010), ‘Het wraparound care model en de vraag naar nieuwe jeugdzorgprofessionals’ - Lansford, Jennifer E. et al (2002), ‘A 12-Year Prospective Study of the Long-Term Effects of Early Child Physcial Maltreatment on Psychological, Behavorial, and Academic Problems in Adolescence’, American Medical Association
- LPBL (2011), ‘De kracht van 1 gezin 1 plan in cijfers’, Meri Lubbe en Veroni Larsen, op verzoek van Ministerie van BZK - Malinosky-Rummell, Robin en David J. Hansen (1993), ‘Long-Term Consequences of Childhood Physical Abuse’. University of Nebraska, Faculty Publications, Department of Psychology, Paper 99.
- Ministerie van Binnenlandse Zaken (2012), ‘Achter de voordeuraanpak / multiprobleemgezinnen’, projectplan - Montfoort, A.J. van (2007) Specifiek Jeugdbeleid en Jeugdzorg. In: Lieshout, P.A.H. van, M.S.S. van der Mey J.C.I. de Pree, red. (2007) Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, verkenning 15, Amsterdam: University Press.
- Nederlands Jeugd Instistuut (2013), ‘Beslissen over effectieve hulp in onveilige opvoedsituaties’, Cora Bartelink en Ingrid ten Berge. - Ojen, van Beleidsonderzoek (2009), ‘JEUGDZORG: SAMEN STERK!’, een inventariserend onderzoek naar varianten en knelpunten in de intersectorale jeugdzorg - Stade advies (2012), ‘Rapport Stade over kwetsbare gezinnen in Woerden’, Aangeboden door Woerden.dichtbij.nl - Stouthamer-Loeber, Magda et al (2001), ‘Maltreatment of boys and the development of disruptive and delinquent behavior’, In: ‘Development and Psychopathology, Volume 13, Issue 04, pp. 941-955
- Thompson et al (2002), ‘The association between childhood physical and sexual victimization and health problems in adulthood in a nationally representative sample of women’, J. Interprise Violence, vol. 17, pp. 1115-1129
68