Gemeente Rotterdam
GEWELDSPROTOCOL gemeente Rotterdam
2
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
Inhoudsopgave
INLEIDING EN LEESWIJZER
5
1. 1.1 1.2 1.3
HANDELEN NA HET INCIDENT HANDELEN IN DE EERSTE 48 UUR HANDELEN NA DE EERSTE 48 UUR SAMENVATTEND OVERZICHT: WIE DOET WAT?
7 7 8 9
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
AFHANDELEN VAN DE SCHADE INLEIDING VASTSTELLEN VAN DE SCHADE SCHADEVERGOEDING VERHAAL VAN DE SCHADE JURIDISCH STAPPENPLAN N.A.V. GEWELDSINCIDENT
11 11 11 11 11 12
3. 3.1 3.2 3.3 3.4
PREVENTIE INLEIDING ROND HET WERK ROND HET PERSONEEL ROND DE CLIËNT
13 13 13 14 14
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
ACHTERGRONDKADER INLEIDING ALGEMENE ZAKEN RONDOM HET GEWELDSPROTOCOL STRAFRECHTELIJKE EN STRAFVORDERLIJKE ASPECTEN SLACHTOFFERGERICHT: LETSELSCHADE EN AANGIFTE SLACHTOFFERGERICHT: BEDRIJFSOPVANG BESMETTINGSACCIDENTEN SCHADEVERGOEDING EN -VERHAAL REGISTRATIE
17 17 17 18 19 20 21 22 27
BIJLAGE 1
29
BIJLAGE 2
31
Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
3
4
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
Inleiding en leeswijzer Steeds vaker worden ambtenaren met publiekscontacten van de gemeente Rotterdam geconfronteerd met tegen hen gerichte vormen van agressie en geweld, zowel fysiek als verbaal. In navolging van de Politie Rotterdam-Rijnmond en de RET heeft de gemeente Rotterdam een pakket maatregelen genomen gericht op het vergroten van de veiligheid en de weerbaarheid van de gemeenteambtenaren. De concrete maatregelen zijn opgenomen in het onderliggende ‘Geweldsprotocol voor Rotterdamse gemeenteambtenaren’. Doel en strekking Geweldsprotocol Doel van het Geweldsprotocol is: • Het voorkomen van geweld door preventieve maatregelen zoals het trainen van medewerkers, het verschaffen van communicatiemiddelen aan medewerkers en het beveiligen van gemeentelijke gebouwen • Duidelijk maken dat geweld jegens medewerkers niet geaccepteerd wordt • In het geval van geweld het slachtoffer zo goed mogelijk ondersteunen en de opgelopen schade vergoeden • De belangen van de gemeente veilig stellen en de schade verhalen Uitgangspunt van het Geweldsprotocol is dat geweld en/of agressie tegen gemeenteambtenaren altijd een vervolg krijgt. Enerzijds vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap, anderzijds met het oog op strafrechtelijke handhaving (vervolging van de dader). Bij goed werkgeverschap gaat het om een actieve rol van de gemeente in de vorm van ondersteuning, begeleiding, verwijzing, opvang e.d. van gemeenteambtenaren die het slachtoffer zijn geworden van geweld. Eén van de acties daarbij is ook het verhalen van de (im)materiële schade op de dader(s). Bij strafrechterlijke handhaving gaat het om de prioriteit die politie en Openbaar Ministerie, indien mogelijk en opportuun, geven aan de aangifte (politie) en de vervolging van de dader (OM). Kort gezegd gaat dit Geweldsprotocol dus uit van maximale ondersteuning door de gemeente indien de gemeenteambtenaar slachtoffer is geworden van agressie of geweld. Een adequate, efficiënte maar vooral slagvaardige bedrijfsopvang respectievelijk schadeverhaal en schadevergoeding zijn hierbij Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
essentiële aspecten. Bovendien gaat er een belangrijk preventief signaal uit van een actieve strafrechtelijke aanpak van personen die geweld plegen tegen ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun functie. De gemeente heeft als werkgever de plicht om de nodige voorzieningen te treffen om geweld tegen gemeenteambtenaren zoveel mogelijk te voorkomen. De gemeenteambtenaar dient vanuit zijn of haar professionele houding, met inachtneming van de werkvoorschriften / werkprotocollen, op zo’n manier met incidenten om te gaan dat geweld zoveel mogelijk wordt voorkomen (zie hoofdstuk 3). Voor wie Dit Geweldsprotocol geldt als basisdocument voor alle gemeentelijke diensten. Vastgelegd is wat elke dienst in elk geval moet regelen. Daarnaast is het mogelijk per dienst specifieke zaken (afspraken, aanvullende regelingen) vast te leggen in een subparagraaf die toegevoegd kan worden aan dit Geweldsprotocol. Zo kunnen voor ambtenaren op straat extra afspraken worden gemaakt met politie en justitie die voor ambtenaren met een baliefunctie minder noodzakelijk zijn. Verantwoordelijkheden In dit Geweldsprotocol wordt een aantal verantwoordelijkheden bij bepaalde medewerkers van een dienst gelegd. Uiteraard is het mogelijk andere dan de in dit Geweldsprotocol genoemde personen verantwoordelijk te stellen voor bepaalde werkzaamheden. Belangrijk is dat verantwoordelijkheden worden vastgelegd zodat daarover geen onduidelijkheid bestaat. Situatie in Rotterdam Ten behoeve van de totstandkoming van dit Geweldsprotocol is een globale inventarisatie gemaakt van de geweldsincidenten die zich bij de diensten hebben voorgedaan. Daarbij bleek grote behoefte aan de totstandkoming van een geweldsprotocol. Een aantal diensten, zoals RET, SoZaWe, Stadstoezicht, Gemeentebelastingen en dS+V werken inmiddels al met of aan een eigen geweldsprotocol. Hieronder een aantal bevindingen uit de inventarisatie: • Er vindt nauwelijks registratie plaats van incidenten bij diensten die tot nog toe geen geweldsprotocol hebben; 5
• Aan de hand van de gegevens van de diensten met weinig of geen publieksmedewerkers (dus niet SoZaWe, RET en Stadstoezicht) wordt het aantal geweldsincidenten per dienst op 4 á 5 per jaar geschat. Bij een goede registratie zal dit cijfer ongetwijfeld hoger zijn; Leeswijzer In hoofdstuk 1 staat een korte uitleg van de procedure die gevolgd moet worden bij een geweldsincident. In hoofdstuk 2 staat een korte uitleg over de afhandeling van de schade. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt nadere achtergrondinformatie gegeven over wat in hoofdstuk 1 en 2 is beschreven naast meer algemene informatie over het Geweldsprotocol.
6
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
Praktijkinformatie 1. Handelen na het incident 1.1 Handelen in de eerste 48 uur 1.1.1 Beëindigen bedreigende situatie Een bedreigende situatie dient zo spoedig mogelijk beëindigd te worden, hetzij door de ambtenaar zelf, hetzij door anderen. 1.1.2 Direct melden aan leidinggevende Een gemeenteambtenaar die tijdens zijn dienst slachtoffer wordt van agressie en/of geweld met lichamelijk of psychisch letsel als gevolg staakt zonodig zijn of haar werkzaamheden. Het incident wordt direct aan de leidinggevende gemeld. 1.1.3 Ongeval direct melden aan Arbeidsinspectie Als er sprake is van een dodelijk ongeval of een ongeval met ernstig letsel meldt P&O het ongeval direct telefonisch aan de Arbeidsinspectie. Daarna wordt de melding zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de Arbeidsinspectie bevestigd. Van ernstig letsel is sprake als een slachtoffer binnen 24 uur na het ongeval in een ziekenhuis moet worden opgenomen ter behandeling of observatie. 1.1.4 Opvang door leidinggevende De leidinggevende zorgt zelf voor de eerste opvang van het slachtoffer of waarschuwt (indien aanwezig) het bedrijfsopvangteam (zie paragraaf 4.5 voor meer informatie over bedrijfsopvang). De leidinggevende zorgt (eventueel in overleg met het bedrijfsopvangteam) ook voor de vervolgopvang van het slachtoffer, eventueel bedrijfshulpverlening, bedrijfsarts, en/of instituut voor Psychotrauma. 1.1.5 Besmettingsaccidenten In gevallen waarin de gemeenteambtenaar door prikaccidenten, bijtwonden, bloedspatten in oog of mond, bloed bij mond-op-mond-beademing of bloed op de niet-intacte huid in contact is gekomen met bloed van een derde, is er kans op besmetting met een virus. De leidinggevende of iemand van het bedrijfsopvangteam begeleidt de betrokken medewerker naar de GGD om te laten vaststellen of inderdaad besmetting heeft plaatsgevonden. (tel. 010 – 433 98 97 tussen 08.00u en 18.00u; daarbuiten 010 – 433 98 82). Zie ook paragraaf 4.6.) Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
1.1.6 Verzamelen relevante gegevens inclusief foto's De leidinggevende zorgt ervoor dat tijdens of meteen na afloop van het incident relevante gegevens worden verzameld. Daarbij horen ook foto's van de aard van het letsel en eventueel van de plaats van het incident, als dit relevant is. Als aangifte wordt gedaan draagt de leidinggevende of iemand van het bedrijfsopvangteam de verzamelde gegevens over aan de politie. 1.1.7 Raadplegen forensisch arts Als er lichamelijk of psychisch letsel is ontstaan, bezoekt het slachtoffer zo spoedig mogelijk een arts van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR). De leidinggevende of iemand van het bedrijfsopvangteam neemt contact op met de FARR om een afspraak te maken (24-uurs telefoonnummer: 010 - 477 86 61). Dit dient plaats te vinden voordat er aangifte bij de politie wordt gedaan. Bij het maken van een afspraak bij de FARR dient vermeld te worden dat het slachtoffer gemeenteambtenaar is en bij welke dienst hij of zij werkt. Als het slachtoffer in een ziekenhuis wordt opgenomen als gevolg van het geweldsincident maakt de FARR de letselbeschrijving. Dit zal op locatie (het ziekenhuis) gebeuren. De forensisch arts stelt de aard van het letsel vast en de vermoedelijke duur van het herstel en vult na het bezoek de geneeskundige verklaring (ook wel 'letselbriefje' genaamd) in. Het slachtoffer krijgt dit letselbriefje mee en overhandigt dit aan de politie bij het doen van aangifte. Als na verloop van tijd blijkt dat het geweldsincident meer letsel heeft veroorzaakt dan eerder was vastgesteld, meldt het slachtoffer zich weer bij de FARR en geeft dit via een tweede letselbriefje door aan de politie. De politie bekijkt of deze informatie nog kan worden toegevoegd aan het opsporingsdossier. 1.1.8 Direct aangifte doen bij de politie In principe doet het slachtoffer van een geweldsincident waarop dit Geweldsprotocol van toepassing is na een bezoek aan de FARR zo spoedig mogelijk aangifte bij de politie. De leidinggevende geeft het slachtoffer hiervoor de mogelijkheid. De leidinggevende of 7
iemand van het bedrijfsopvangteam begeleidt het slachtoffer desgewenst naar het politiebureau. De politie neemt in principe elke aangifte op. Op verzoek van het slachtoffer kan in plaats van het privé-adres het adres van de dienst in het proces-verbaal van aangifte worden opgenomen, zodat de dader niet te weten komt waar de werknemer woont (domicilie kiezen). De begeleider van het slachtoffer let erop dat in de aangifte duidelijk wordt gemaakt dat het gaat om een geweldsincident waarbij een gemeenteambtenaar is betrokken en dat het Geweldsprotocol van toepassing is. Als het slachtoffer niet in staat is om naar het politiebureau te gaan, bijvoorbeeld wegens opname in het ziekenhuis, neemt de leidinggevende of iemand van het bedrijfsopvangteam contact op met het betreffende district van de politie over verdere te volgen stappen. Het doen van aangifte is een eerste voorwaarde voor het toepassen van dit Geweldsprotocol. In de praktijk betekent dit dat de ambtenaar die aangifte doet actief ondersteund wordt bij het vergoed krijgen van zijn schade en dat de vordering op de dader wordt overgenomen door de gemeente. De gemeente probeert de schade op de dader te verhalen (zie verder paragraaf 1.2.2 en hoofdstuk 4, paragrafen 4.4, 4.7.4 en 4.7.5.1.) 1.1.9 Ook opvang van collega’s Naast aandacht voor het slachtoffer is er ook aandacht nodig voor de (betrokken) collega's. Al naar gelang de intensiteit van het incident kan het nodig zijn deze medewerkers ook opvang te verlenen dan wel aan te geven wat de gevoelens en acties van directeur en bestuur zijn.
1.2 Handelen na de eerste 48 uur 1.2.1 Is Geweldsprotocol van toepassing? Voor de volgende stappen worden genomen, beoordeelt de leidinggevende in overleg met de afdeling P&O of het Geweldsprotocol van toepassing is. Deze beoordeelt het incident aan de hand van de voorwaarden zoals die staan beschreven in paragraaf 4.2.1. De 3 belangrijkste voorwaarden waaraan de leidinggevende het incident moet toetsen zijn: • Vond het incident plaats in de uitoefening van de functie dan wel in directe relatie tot het werk? • Heeft het slachtoffer gewerkt volgens de werkvoorschriften / werkprotocollen van de dienst? 8
• Heeft het slachtoffer aangifte gedaan dan wel is hij of zij bereid aangifte te doen (zie paragraaf 1.1.8.) Voor meer achtergrondinformatie zie hoofdstuk 4, paragrafen 4.4, 4.7.4 en 4.7.5.1. 1.2.2 Vastleggen van P&O informatie In rechtspositionele zin wordt een geweldsincident als een bedrijfsongeval beschouwd. In dit kader dient: • Het slachtoffer (met hulp van een leidinggevende, het bedrijfsopvangteam of de afdeling P&O) het bedrijfsongevallenformulier in te vullen • De bedrijfsarts, indien het incident tot verzuim leidt, een oordeel te geven over de relatie tussen de ziekte en / of gebreken van het slachtoffer en het incident, hierbij in aanmerking nemend of en in welke mate de ziekte en / of gebreken al aanwezig waren bij het slachtoffer • P&O te adviseren - op basis van het ingevulde bedrijfsongevallenformulier en eventuele rapportages van de Arbeidsinspectie en de bedrijfsarts - of er sprake is van 'arbeidsongeschiktheid in en door de dienst' zoals bedoeld in art. 49 van het Ambtenarenreglement. Het besluit van P&O wordt zo snel mogelijk genomen. 1.2.3 Registreren incident In eerste instantie vindt registratie van een geweldsincident plaats buiten het Personeels Informatie Systeem Rotterdam (PIR) om. Dit gebeurt via een document dat na elk incident moet worden ingevuld en toegezonden aan de contactpersoon geweldsincidenten van de directie Middelen en Control. Dit formulier is als bijlage bij dit protocol gevoegd dan wel te downloaden via de eigen intranet-site. In de toekomst zal het incident worden geregistreerd in het nieuwe HRM-systeem waarin de personeelsgegevens van medewerkers van de gemeente Rotterdam zijn vastgelegd. De mutaties in dit systeem worden door de personeels- en salarisadministrateurs (PSA’s) ingevoerd. Bij een geweldsincident moeten de kerngegevens van het incident worden vermeld. Tevens wordt in het persoonlijk dossier van het slachtoffer (en waar nodig van getuigen) een aantekening gemaakt van het geweldsincident. Als het als gevolg van het geweldsincident op langere termijn niet goed gaat met het slachtoffer, kan door deze registratie een link worden gelegd met het incident. Informatie over het incident zelf staat geregistreerd in het HRMsysteem.
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
1.2.4 Bewaken voortgang door leidinggevende De leidinggevende bewaakt de voortgang van de afhandeling van het incident, behartigt de belangen van het slachtoffer en gaat na of de politie de zaak aanbrengt bij het Openbaar Ministerie. Hiertoe onderhoudt de leidinggevende intensief contact met de politie van het district waar aangifte is gedaan. 1.2.5 Rol Openbaar ministerie Het Openbaar Ministerie (OM) voorziet de slachtofferinformatiestaat van een parketnummer en stuurt deze terug naar het adres dat het slachtoffer in het proces-verbaal van aangifte heeft vermeld. Als het slachtoffer deze staat heeft ontvangen, vult hij mogelijke nog ontbrekende gegevens in. De leidinggevende helpt hem eventueel daarbij. De compleet ingevulde slachtofferinformatiestaat wordt vervolgens zo snel mogelijk naar het Openbaar Ministerie teruggestuurd. Bij uitzondering zou de officier van justitie ook ambtshalve, dus zonder aangifte door het slachtoffer, tot vervolging kunnen overgaan. In een dergelijk geval is het Geweldsprotocol niet van toepassing. Tenzij er sprake is van een bijzondere situatie en het slachtoffer niet in staat is aangifte te doen. 1.2.6 Vaststellen, vergoeden en verhalen schade Als gevolg van een geweldsincident kan zowel voor de medewerker als voor de dienst schade ontstaan. Zie voor meer informatie over het vaststellen, vergoeden en verhalen van de schade hoofdstuk 2.
1.3 Overzicht: wie doet wat? Voor het gemak wordt hieronder nog eens kort aangegeven wie wat doet in het geval van een geweldsincident waarbij sprake is van het hanteren van het Geweldsprotocol. Taken betrokken gemeenteambtenaar / slachtoffer • Melden incident aan leidinggevende • Bezoeken van de forensisch arts ter vaststelling letsel • Doen van aangifte • Invullen van bedrijfsongevallenformulier • Invullen van formulier ten behoeve van schadeverhaal • Verlenen van volledige medewerking bij het verhalen van de schade
Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
Taken leidinggevende • Eerste opvang gemeenteambtenaar (eventueel door inschakeling bedrijfsopvangteam) • In geval van mogelijk besmettingsaccident contact opnemen met de GGD • Gegevensverzameling van het incident • Begeleiden van de betrokken gemeenteambtenaar naar de forensisch arts van de FARR (zo nodig). • Begeleiden van de betrokken gemeenteambtenaar naar de politie voor het doen van aangifte en overdragen van de verzamelde informatie zoals foto’s en het letselschadebriefje aan de politie • Opvang van collega’s • Eventueel inschakelen bedrijfsopvangteam al of niet op verzoek van betrokken gemeenteambtenaar • Beoordelen van mogelijkheid toepassen Geweldsprotocol • Toezien op het invullen en versturen van formulieren • Toezien op de registratie van het geweldsincident • In gang zetten van de procedure voor schadevergoeding • Bewaken voortgang bij politie en OM en informeren betrokken ambtenaar In geval van ziekenhuisopname als gevolg van geweld tegen een medewerker: • Contact opnemen met een arts van de FARR om het letsel te laten vaststellen. Dit dient op locatie (het ziekenhuis) te gebeuren • Toezien dat een slachtoffer aangifte doet bij de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond en dat de afdeling P&O in het bezit wordt gesteld van een afschrift van de aangifte Taken afdeling P&O • Adviseren over toepassen Geweldsprotocol • Bijstaan bij het invullen van de formulieren: bedrijfsongevallenformulier en schadeformulier (evt. leidinggevende of bedrijfsopvangteam) • Zorgdragen voor de verzending van de formulieren • Registratie geweldsincident • Opstellen van advies inzake schadevergoeding door de dienst Taken Servicedienst Rotterdam, Juridische Diensten • (desgevraagd) adviseren bij verhaalszaken • In overleg (en veelal tegen vergoeding) overnemen van de afhandeling van een zaak • Verhaal schade werkgever
9
Taken van de FARR • Ontvangen van betrokken gemeenteambtenaar binnen 48 uur na aanmelding • Vaststellen van de aard van het letsel en de vermoedelijke duur van het herstel • Vaststellen of er bloed-bloed contact heeft plaatsgevonden (besmettingsaccidenten) en als dat het geval is doorverwijzen naar de GGD • Invullen en meegeven van de geneeskundige verklaring (letselbriefje) Taak GGD • Op verzoek van (de leidinggevende van) de betrokken gemeenteambtenaar beoordelen of er sprake is van een besmettingsaccident waarbij daadwerkelijk besmetting heeft plaatsgevonden. Adviseren over verdere behandeling Taak bedrijfsarts • Beoordelen van de relatie tussen de ziekte en / of gebreken van het slachtoffer en het incident Taken politie • Het slachtoffer in de gelegenheid stellen om aangifte te doen. Een zo compleet mogelijk proces-verbaal opstellen, zo mogelijk met een medische verklaring (letselbriefje) en foto's van het letsel • Te allen tijde overleg voeren met het betreffende team van het Openbaar Ministerie, dan wel de piketofficier van justitie. Daarbij kan door het OM verwijzing plaatsvinden naar de desbetreffende politiesecretaris bij het betreffende district • Vaststellen of sprake is van recidive bij de verdachte Bij het vaststellen van recidive alle vormen van geweld meewegen • Indien sprake is van recidive uitdrukkelijk melding maken van eerdere geweldsincidenten tegen ambtenaren indien deze zich hebben voorgedaan
• Als een verdachte wordt voorgeleid aan de officier van justitie waar mogelijk een inbewaringstelling vorderen, al dan niet in combinatie met het uitreiken van een dagvaarding in persoon • De zaak binnen drie maanden beoordelen en binnen een redelijke termijn, dat wil zeggen op de eerstvolgende vrije zittingsmogelijkheid, op de zitting aanbrengen • Schade afwikkelen via de schadebemiddelaars van het OM • Als de aard van de strafzaak, de omvang van de schade en de persoon van de verdachte dat mogelijk maken aanbrengen van de zaak op een Taakstrafzitting waarbij de schade via de schadebemiddelaar van het OM wordt geregeld • Slachtoffergesprek, indien gewenst door het slachtoffer • In het geval van een zitting bij de rechtbank de schadevergoedingsvordering voor afhandeling aan de rechtbank voorleggen • Bij de beslissing omtrent verdere vervolging, dan wel tijdens de eis ter terechtzitting, als uitgangspunt laten gelden dat niet wordt getransigeerd tenzij de eis ter zitting een geldboete zou opleveren en er geen ruimte is voor een civiele vordering • De afloop van de strafzaak aan het slachtoffer melden
Taken Openbaar Ministerie • Prioriteit geven aan de vervolging van de verdachte (in incidentele gevallen ook als het slachtoffer zelf geen aangifte doet). Twee opties voor vervolging: dagvaarden dan wel opleggen van een transactie via de TOM-zitting (Taakstraf Openbaar Ministerie) of (in incidentele gevallen) geldelijk boete • Alle verdachten, als het mogelijk en nodig is, een dagvaarding in persoon meegeven of voorgeleiden aan de officier van justitie 10
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
2. Afhandelen van de schade 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen de hoofdlijnen van schadevergoeding en het verhalen van schade aan de orde. Meer informatie hierover in hoofdstuk 4 (paragraaf 4.7). Het Geweldsprotocol heeft als uitgangspunt dat de werkgever -de gemeente- de gemeenteambtenaar die het slachtoffer is geworden van agressie of geweld maximaal ondersteunt bij de afhandeling van het incident. Anders gezegd: de ambtenaar dient niet te worden belast met de administratieve afwikkeling van het incident. De inzet van de gemeente is er voorts op gericht zoveel mogelijk schade te verhalen op de dader. Hieronder wordt in paragraaf 2.2 allereerst aandacht besteed aan het vaststellen van de schade en vervolgens aan de verschillende soorten schaden. Vervolgens komt in paragraaf 2.3 de schadevergoeding aan de orde. In paragraaf 2.4 gaat het om het verhalen van door de gemeente Rotterdam geleden (loon)schade. In paragraaf 2.5 is een juridisch stappenplan opgenomen.
2.2 Vaststellen van de schade Bij het vaststellen van de schade wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en immateriële schade. Materiële schade is de schade die de medewerker en/of de dienst direct financieel lijdt. Het gaat meestal om de waarde of de waardevermindering van de vernielde en / of weggenomen goederen, medische kosten en verlies van inkomsten. Tevens vallen hieronder de kosten die de medewerker moet maken om de goederen in de oude staat te herstellen, alsook de overige kosten zoals b.v. taxi- en telefoonkosten, kosten huishoudelijke hulp, etc. Onder immateriële schade wordt verstaan het verlies of de tijdelijke vermindering van levensvreugde door het ontstaan van letsel, geleden pijn en / of verdriet. Er is in dit verband dus sprake van smartengeld. Zie ook paragraaf 4.2.2. Bij het vaststellen van schade van het slachtoffer wordt uitgegaan van de syllabus Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven dan wel van de Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
ANWB-smartengeldgids. Deze laatste wordt met name gehanteerd in de gevallen waarbij er sprake is van beperkt lichamelijk letsel. Neemt het slachtoffer geen genoegen met de hoogte van de schadebedragen die in de syllabus, dan wel de smartengeldgids zijn vastgelegd, dan kan hij of zij besluiten zelf bij de rechter een hogere vergoeding te eisen. Hierbij vindt GEEN ondersteuning door de dienst plaats.
2.3 Schadevergoeding Bij schadevergoeding gaat het om de vergoeding van materiële en immateriële schade die de ambtenaar heeft geleden als gevolg van een geweldsincident. In hoofdstuk 1 en in paragraaf 4.2.1 staan de voorwaarden genoemd waaraan voldaan moet worden voordat het Geweldsprotocol van toepassing is. Als die toets heeft plaatsgevonden en het Protocol van toepassing is, kan worden overgegaan tot het hele traject van schadevergoeding. Materiële schade dient hierbij direct te worden vergoed; immateriële schade nadat de rechter een uitspraak heeft gedaan over de hoogte van die schade. De dienst neemt de eventuele vordering van de schade op de dader over van het slachtoffer. Hij of zij hoeft dan na de uitspraak van de rechter geen verdere confrontatie aan te gaan met de dader (maandelijkse betalingen, niet ontvangen bedragen etc). Met het overnemen van de vordering neemt de werkgever ook het risico over van niet-betalen door de dader. Daarom wordt van de werknemer verwacht dat hij of zij volledige medewerking verleent aan het proces van schadeverhaal.
2.4 Verhaal van de schade Bij dit punt gaat het om het verhalen van de geleden schade op de dader. Dit gebeurt zowel om die schade daadwerkelijk vergoed te krijgen als om de dader te laten voelen dat wat hij gedaan heeft niet wordt getolereerd. Bij het verhalen van de schade wordt er een onderscheid gemaakt tussen de schade geleden door het slachtoffer en de schade geleden door de werkgever. De reden voor dit onderscheid is dat het verhalen van schade moeite, tijd en geld kan kosten. 11
De schade van het slachtoffer wordt altijd verhaald op de dader (zonder verhaalsonderzoek). Het gaat hierbij om schade aan eigendommen, geneeskundige kosten en immateriële schade.
De door het slachtoffer geleden schade wordt te allen tijde verhaald op de dader
2.5 Juridisch stappenplan n.a.v. geweldsincident
Door de dienst geleden loonschade zal op grond van de Verhaalswet Ongevallen (VOA) door de dienst op de dader worden verhaald. Expertise voor het verhalen van deze schade is ondergebracht bij de Servicedienst Rotterdam, Juridische Diensten. De dienst van de betrokken medewerker kan een verhaalsonderzoek instellen om te achterhalen of de dader verhaal biedt en aan de hand daarvan beslissen of de loonschade wordt verhaald. De Servicedienst Rotterdam, Juridische Diensten, is het vaste aanspreekpunt voor dit soort gevallen. Deze dienst is de vraagbaak voor alle juridische vragen.
Eerst moet op basis van de in paragraaf 1.2.1 en 4.2.1 genoemde criteria worden besloten of het Geweldsprotocol van toepassing is. Is dat het geval, dan wordt de materiële schade direct vergoed door de gemeente. Deze keert het gehele bedrag direct uit en neemt het verhalen van de schade op de dader over. De dienst zorgt er in het geval van een strafzaak voor dat de zogenaamde voegingsformulieren (zie paragraaf 4.7.5.1), vergezeld door een toelichting over de aard en de ernst van het incident, naar het Openbaar Ministerie worden gestuurd.
De (complexere) zaak wordt overgedragen aan Juridische Diensten In het geval van een gecompliceerde zaak wordt diensten geadviseerd contact met Juridische Diensten op te nemen, om te beoordelen of het zinvol is de vordering in een civiele procedure aanhangig te maken. De dienst kan er in dat geval voor kiezen de zaak voor te leggen aan een advocaat. De kosten van deze externe deskundige (kunnen) worden vergoed uit de Kostenplaats Verzekering. Zie hierover ook P&O-circulaire 2003/10 van 22 april 2003.
Bij de door werkgever geleden schade (vaak loonschade als er sprake is van verzuim) kan de dienst een verhaalsonderzoek laten plaatsvinden om op basis daarvan te besluiten al dan niet verhaal te halen op de dader. Deze beslissing wordt genomen op basis van een (zakelijke) kosten-batenanalyse.
Nadat de dienst bovenstaande stappen heeft genomen zijn er diverse mogelijkheden: De (eenvoudige) zaak blijft bij de dienst zelf in behandeling Ter zitting van de strafrechter licht de betrokken ambtenaar dan wel een vertegenwoordiger van de dienst de vordering op de dader toe. De rechter wijst de vordering van de ambtenaar vervolgens toe of af. Nadat vonnis is gewezen en de dader is veroordeeld, vindt uitbetaling van de immateriële schadevergoeding aan de ambtenaar plaats. Ook hier keert de gemeente het bedrag in z’n geheel uit en neemt de vordering op de dader over.
12
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
Achtergrondinformatie 3. Preventie 3.1 Inleiding Dit Geweldsprotocol is gericht op de te nemen maatregelen indien een medewerker slachtoffer is geworden van een geweldsincident. Maar natuurlijk is het van even groot belang om te proberen incidenten te voorkomen (preventie). In dit hoofdstuk staan aandachtspunten die in het kader van preventie aan de orde kunnen komen. Elke dienst is gehouden maatregelen te treffen om geweld tegen zijn medewerkers te voorkomen.
3.2 Rond het werk 3.2.1 Inventarisatie risicovolle werkzaamheden en tijdstippen Het risico van een geweldsincident is niet voor iedere medewerker van de gemeente Rotterdam even groot. Het soort werk en het moment van de dag waarop dit werk wordt verricht zijn in dit kader van betekenis. Wat het soort werk betreft: sommige werkzaamheden brengen een verhoogd risico met zich mee. Zoals: • Het hebben van veel publiekscontacten • Het nemen van beslissingen / verrichten van handelingen die voor cliënten nadelig uitwerken (weigeren van gevraagde voorzieningen, naheffen van gemeentelijke belastingen etc.) • Het aanspreken van mensen op incorrect gedrag Vooral ambtenaren die zich bezig houden met handhavende werkzaamheden lopen risico om met geweld te worden geconfronteerd. Daarnaast kan ook het moment van de dag een rol spelen. In het algemeen wordt de avond en de nacht, zeker rond de weekends als meer risicovol gezien dan de dag. Het verdient aanbeveling dat een dienst concreet inzicht krijgt in de werkzaamheden en de tijdstippen waarbij er sprake is van een verhoogd risico. Als die bekend zijn, kunnen er maatregelen getroffen worden om deze risico’s te beperken. Wellicht ten overvloede: in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet is de werkgever verplicht Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
om een risico-inventarisatie en –evaluatie (RIE) te maken. In deze RIE komen bovengenoemde zaken ook aan de orde. 3.2.2 Fysieke inrichting 1 Wanneer bekend is dat bepaalde werkzaamheden een verhoogd risico op agressief of gewelddadig gedrag met zich meebrengen, is de volgende stap na te gaan in hoeverre bouwtechnische aanpassingen een beperking van dit risico kunnen opleveren. Hierbij zijn, in hoofdlijnen, twee richtingen denkbaar: A. de ruimte is sober en veilig ingericht B. de ruimte is doelbewust zo ingericht dat geweldsincidenten zo min mogelijk schade kunnen aanbrengen Ad A. In deze situatie zitten de medewerkers bijvoorbeeld achter veiligheidsglas. Losse elementen zijn nagenoeg niet voorhanden: meubilair zit stevig aan de vloer verankerd. In dit geval is het toebrengen van schade nagenoeg onmogelijk. Echter: in deze gevallen kan de agressie van een klant zich op objecten buiten de ontvangstruimte richten, waardoor de agressie alleen maar verplaatst wordt. Ad B. Een ruimte kan klantvriendelijk ingericht worden, terwijl het toch mogelijk blijft om de schade te beperken. Zo kunnen folderrekken van licht materiaal gemakkelijk omgegooid worden, terwijl dat weinig schade met zich mee zal brengen. Hetzelfde geldt voor kleinere planten in lichte bloembakken. Ook kan er voor gekozen worden om juist zware objecten in een ruimte te plaatsen, maar die dienen dan weer zo zwaar te zijn dat er niet mee gegooid kan worden. Verder kan gedacht worden aan bredere balies, waardoor het lastiger wordt om een medewerker van de gemeente fysiek te benaderen. Een andere optie is een balie met een borstwering op borsthoogte, waarbij de staande klant en de zittende medewerker op ooghoogte met elkaar communiceren. Tenslotte kan gedacht worden aan het aanbrengen van alarmbellen en / of aan het zodanig opstellen van werkplekken dat collega’s elkaar kunnen zien. 1) Zie ook: Aad Klaassen, Agressiebeheersing, Kluwer, Alphen aan den Rijn 1997, ISBN 901300710-4
13
Ook de inrichting van de voor het publiek toegankelijke ruimte heeft invloed op mogelijk agressief gedrag. Wachttijden worden over het algemeen niet op prijs gesteld. Maar als de wachttijden onvermijdelijk zijn, worden een goede zitplaats en wat afleiding in de vorm van lectuur snel op prijs gesteld. De wachttijd kan ook productief gemaakt worden door informatie over de te leveren diensten of producten te geven. Een schone en opgeruimde publieksruimte draagt tenslotte ook bij aan het vermijden van gewelddadig gedrag.
3.3 Rond het personeel 3.3.1 Personeelsbeleid (selectie, begeleiding) Wanneer bepaalde functies risicovolle elementen in zich hebben, is het uiteraard van belang om op deze functies zo veel mogelijk medewerkers in te zetten die zich (psychisch) weerbaar kunnen opstellen in deze situaties. Het gaat dan om medewerkers die rust kunnen bewaren, correct blijven handelen, maar wel volhoudend blijven. Dit betekent dat het goed is om bij de werving van personeel een duidelijk beeld te hebben van de risicovolle werkzaamheden en de eigenschappen die van een medewerker worden verlangd om hier mee om te kunnen gaan. Als er medewerkers zijn geworven, zullen zij vervolgens terdege begeleid moeten worden om continu het hoofd te kunnen bieden aan de risicovolle elementen van hun functie. De begeleiding heeft betrekking op training, maar ook op steun vanuit de leidinggevende en de collega’s. 3.3.2 Voldoende personeel Een nogal voor de hand liggend maar daarom niet minder belangrijk element in het verkleinen van de risico’s op (gewelds)incidenten, is de zorg voor voldoende personeel. Zeker als bekend is dat de risico’s op bepaalde tijdstippen in de week of op de dag groter worden, is de aanwezigheid van voldoende personeel essentieel. Dit werkt twee kanten op: de medewerker weet dat er collega’s zijn die eventueel te hulp kunnen schieten en de burger weet dat de kans om weg te komen met agressief gedrag klein is, eenvoudigweg omdat zijn gedrag door meerdere personen wordt waargenomen.
14
3.3.3 Agressieprotocol Als een medewerker geconfronteerd dreigt te worden met geweld, is het van belang dat hij weet hoe te handelen. Een hulpmiddel hierbij kan een voor de medewerker gemakkelijk in te zien agressieprotocol zijn, waarin beschreven staat hoe om te gaan met agressieve cliënten 3.3.4 Gedragstraining Medewerkers in functies die risico’s op geweld met zich meebrengen, dienen uiteraard in beginsel de goede eigenschappen in huis hebben om in gevallen van agressie correct te (blijven) handelen. Een punt waarmee bij de werving rekening moet worden gehouden. Daarnaast is het van belang dat de medewerkers de richtlijnen kennen over hoe te handelen in situaties die dreigen te escaleren. In de praktijk blijkt echter pas in hoeverre de persoonlijke eigenschappen van de medewerker en het theoretische kader dat hij heeft meegekregen ervoor zorgen dat de medewerker er daadwerkelijk in slaagt het hoofd koel te houden. Daarom is het van belang om medewerkers te trainen in omgang met stressvolle situaties. Hierdoor worden ze zich bewust(er) van de juiste wijze van deëscalerend optreden, om zo te voorkomen dat een situatie uit de hand loopt en ontaardt in het toepassen van fysiek geweld.
3.4 Rond de cliënt Onderstaande paragrafen zijn ontleend aan de ervaringen van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 3.4.1 Huisregels Op het moment dat burgers weten wat van hen verwacht wordt en wat zij van de desbetreffende dienst van de gemeente mogen verwachten, ontstaat er minder snel discussie over ongewenst gedrag. Een simpel voorbeeld: als men er op voorhand duidelijk op gewezen wordt dat roken in een bepaalde ruimte niet is toegestaan, ontstaat er minder snel discussie als een cliënt hierop wordt aangesproken.
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
Het verdient dus aanbeveling om voor de (medewerkers van de) dienst en de cliënten over en weer duidelijkheid te scheppen over wat men van elkaar mag verwachten. Een manier om hier handen en voeten aan te geven, is het opstellen van huisregels die tevoren aan cliënten die een afspraak met een dienst maken toegezonden kunnen worden. Daarnaast kunnen de huisregels ter informatie bij balies worden neergelegd en / of op borden in wachtruimtes worden opgehangen.
frustratie en daarmee wellicht agressie tegen medewerkers van de dienst voorkomen. Ook levert een dergelijke regeling feedback op over het functioneren van de organisatie, waardoor het mogelijk is verbeteringen aan te brengen. Goede klachtenprocedures richten zich niet alleen op de juridische aspecten van klachtenbehandeling, maar vooral ook op de relationele kanten ervan.
3.4.2 Waarschuwingsbrief Mocht een cliënt zich toch schuldig maken aan agressief gedrag, dan kan hem door de dienst een brief gestuurd worden, waarin betrokkene op zijn gedrag wordt aangesproken en duidelijk wordt gemaakt dat dit gedrag niet wordt getolereerd. Daarbij kan ook duidelijk gemaakt worden wat de consequenties zijn als het gedrag zich herhaalt. Een sanctie kan zijn dat een organisatie gedurende een bepaalde periode geen diensten aan de betrokken burger verleent. Uiteraard dient met dit laatste instrument terughoudend te worden omgegaan (zie bijlage 1). 3.4.3 Pandverbod (zwarte lijst) Als een cliënt zich in strijd met de huisregels en / of algemeen aanvaarde gedragsregels heeft gedragen, daarop aangesproken is maar zijn gedrag niet verbetert, kan overwogen worden om een pandverbod op te leggen. Dit houdt in dat betrokkene zich gedurende een bepaalde tijd niet in het pand mag vertonen. Hij komt op een zogenaamde “zwarte lijst” te staan. In bepaalde gevallen is het redelijkerwijs niet mogelijk om met een pandverbod betrokkene alle dienstverlening te weigeren. Bijvoorbeeld als het gaat om het verstrekken van een uitkering. In zulke gevallen kan afgesproken worden om (een aantal keren) voor dit soort ‘klanten’ een bepaald tijdstip af te spreken waarop of politietoezicht aanwezig is dan wel particuliere beveiliging (zie bijlage 1). 3.4.4 Klachtenregeling Ook al spant een organisatie zich nog zo in, dan is het vaak nog niet mogelijk om alle klanten tevreden te stellen. Het negeren van ontevredenheid kan tot problemen leiden. Om dat te voorkomen is het van belang dat ontevreden cliënten zonodig een klacht kunnen indien. Als zij zien dat op een serieuze wijze met klachten wordt omgegaan, kan dit onbegrip en
Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
15
16
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
4. Achtergrondkader
4.1 Inleiding In de hoofdstukken 1 en 2 staat in hoofdlijnen hoe om te gaan met een geweldsincident waar een gemeenteambtenaar bij betrokken is. In dit hoofdstuk wordt een achtergrondkader gegeven voor de onderwerpen die in de eerdere hoofdstukken aan de orde zijn geweest. Dit achtergrondkader is als volgt opgebouwd: In paragraaf 4.2 worden algemene zaken rond het Geweldsprotocol geschetst. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op de dadergerichte activiteiten: de strafrechtelijke en strafvorderlijke aspecten van geweldsincidenten. Paragraaf 4.4 en volgend gaan over de slachtoffergerichte activiteiten. In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de vaststelling van het letsel van de medewerker en de aangifte van het delict. De paragrafen 4.5 en 4.6 en 4.7 betreffen de opvang, de besmettingsaccidenten en schadevergoeding en schadeverhaal, waarbij ook het verhalen van door de dienst geleden schade aan de orde komt. In paragraaf 4.8 wordt de registratie van geweldsincidenten aan de orde gesteld.
4.2 Algemene zaken rond het Geweldsprotocol 4.2.1 Definitie geweldsincident Er wordt in het kader van het protocol steeds gesproken over geweldsincidenten. Maar wat wordt daaronder verstaan? Hier volgt de definitie van het begrip geweldsincident: een plotseling optredende gebeurtenis, waarbij een medewerker van de gemeente Rotterdam door een derde wordt beledigd, bedreigd of opzettelijk pijn of letsel wordt toegebracht3. 4.2.2 Toepassing Voordat met het geweldsprotocol gewerkt kan worden is het van belang om vast te stellen of het van toepassing is op het specifieke incident / het slachtoffer. Daarvoor zijn een aantal criteria vastgesteld:
• op wie is het protocol van toepassing • waar • in welke situatie • en voor welke delicten. Een incident moet aan al deze criteria voldoen wil het protocol van toepassing zijn. Op wie Het Geweldsprotocol is van toepassing op ambtenaren in dienst van de gemeente Rotterdam zoals bedoeld in artikel 1 van het Ambtenarenreglement, die in vaste dienst, dan wel in tijdelijke dienst zijn aangesteld, als bedoeld in artikelen 12 en 13 van het Ambtenarenreglement. Het gaat met name om ambtenaren met publiekscontacten. Daarnaast is het van toepassing op medewerkers met wie op grond van de Arbeidsovereenkomstenverordening 2002 een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten. Op andere functionarissen, zoals stagiaires, uitzendkrachten of vanuit andere organisaties gedetacheerde werknemers is het Geweldsprotocol van toepassing, voorzover het gaat om de bescherming tegen gevaren en de eerste opvang na een geweldsincident. Voor vergoeding van schade of ondersteuning bij het verhalen van schade op de dader zullen zij zich in voorkomende gevallen moeten wenden tot de eigen organisatie. Kort gezegd komt het erop neer dat degenen die formeel niet bij de gemeente Rotterdam in dienst zijn hun eigen werkgever hiervoor moeten aanspreken. Het Geweldsprotocol is bovendien alleen van toepassing tijdens of in verband met de opgedragen werkzaamheden. Het Geweldsprotocol is niet van toepassing in geval van geweld tussen ambtenaren in functie onderling. Waar Het Geweldsprotocol is voor wat betreft de afspraken met politie en justitie alleen van toepassing binnen de geografische grenzen van het Arrondissement Rotterdam. Dit betekent dat in de gevallen waarin er een werkgerelateerd geweldsincident plaatsvindt buiten de geografische grenzen van het Arrondissement
3) Seksuele intimidatie van burgers ten opzichte van ambtenaren valt niet onder het bereik van het Geweldsprotocol. Voor dit soort gevallen zijn de Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ongewenst gedrag (P&O-circulaire 94/7) van toepassing. Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
17
Rotterdam er bijvoorbeeld voor het doen van aangifte geen bijzondere afspraken gelden. Dit laat onverlet dat de andere elementen van het Geweldsprotocol (opvang, vaststelling letselschade door FARR, vergoeding van schade, etc.) nog wel degelijk van toepassing zijn. In welke situatie 1) Gemeenteambtenaren die in de uitoefening van hun functie dan wel in directe relatie tot het werk worden geconfronteerd met feiten zoals hieronder nader omschreven; 2) Gemeenteambtenaren die geen ‘eigen schuld’ aan het incident hebben, dat wil zeggen gewerkt hebben volgens de werkvoorschriften / werkprotocollen van de dienst; 3) Gemeenteambtenaren die in geval van geweldsincidenten bereid zijn om aangifte te doen Welke delicten Het Geweldsprotocol is alleen van toepassing op geweldsincidenten waarbij het gaat om: 1. fysiek geweld (artikelen 141, 287, 288, 289, 300, 301, 302, 303, 304, 307 en 308 van het Wetboek van strafrecht) 2. bedreiging met (wapen)geweld (artikelen 285 en 285a van Wetboek van strafrecht) 3. afpersing of diefstal met geweld, dat wil zeggen iemand onder bedreiging met geweld bewegen tot afgifte van een goed (artikelen 312 en 317 van het Wetboek van strafrecht) 4. gijzeling (artikelen 282, 282a en 284 van het Wetboek van strafrecht) 5. opruiing (artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht) 6. geweldsmisdrijven tegen het openbaar gezag (artikelen 179, 180, 181, 182, 184, 185 van het Wetboek van strafrecht) 7. belediging van een ambtenaar in functie (artikelen 266 juncto 267 van het Wetboek van strafrecht) 4.2.3 Reikwijdte Het Geweldsprotocol, voor zover het de verantwoordelijkheid van de werkgever betreft, is van toepassing op alle vormen van geweld of agressie. Alleen worden bij verbale agressie, zoals belediging, discriminatie en opruiing geen stappen ondernomen om te komen tot enig schadeverhaal. Vanzelfsprekend wordt in al deze gevallen wel door het Openbaar Ministerie uit het oogpunt van strafrechtelijke handhaving tegen de betreffende dader opgetreden, indien zulks mogelijk en opportuun is. Aan de afhandeling van de zaken van 18
het Geweldsprotocol wordt zo veel mogelijk prioriteit gegeven. 4.2.4 Aanverwante zaken Een belangrijk element in de procedure is onder andere de noodzaak van een goede, effectieve en tijdige opvang van gemeenteambtenaren die het slachtoffer zijn geworden van geweld. Van belang daarbij is een adequate bedrijfsopvang. Hoofdzaak bij de organisatie van bedrijfsopvang is de bevordering van de collegiale opvang van medewerkers in psychische nood. Getrainde medewerkers vangen collega’s op die een schokkende gebeurtenis hebben meegemaakt. Dit is uitdrukkelijk de verantwoordelijkheid van de organisatie. Zij moet ervoor zorgen dat bedrijfsopvang kan plaatsvinden. Het uiteindelijke doel van bedrijfsopvang is dat medewerkers de emoties die na een schokkende ervaring kunnen optreden, kunnen verwerken (zie verder paragraaf 4.5.) Het college van burgemeester en wethouders acht bedrijfsopvang voor gevallen als deze van essentiële betekenis. Vanzelfsprekend ligt hier tevens een verantwoordelijkheid voor de leiding van het team of de dienst aan wie de directe zorg voor de betreffende gemeenteambtenaar is toevertrouwd. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt met de GGD in het kader van bijt-, prik- en sproei-incidenten voor wat betreft de acute hulpverlening (zie paragraaf 4.6.) Het registreren van geweldsincidenten is cruciaal, met name vanuit managements- en sturingsoptiek. Via registratie kan immers stelselmatig onderzoek en analyse plaatsvinden. De registratie geschiedt onder verantwoordelijkheid van het hoofd van dienst (zie paragraaf 4.8.)
4.3 Strafrechtelijke en strafvorderlijke aspecten 4.3.1 Inleiding De aanpak van geweldsincidenten is enerzijds dadergerichte en anderzijds slachtoffergericht. Bij de dadergerichte aanpak gaat het om die activiteiten die in het kader van strafvordering dienen te worden ondernomen teneinde een strafrechtelijke veroordeling te bevorderen. Door bekendheid te geven aan de actieve strafrechtelijke aanpak van daders van geweldsincidenten kan tevens een potentiële dader Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
worden afgeschrikt. Ook worden trainingen gegeven aan ambtenaren ter voorkoming van geweldsincidenten en worden andere preventieve maatregelen genomen met datzelfde doel (zie hoofdstuk 3: preventie). De slachtoffergerichte activiteiten hebben betrekking op de werkzaamheden die door de werkgever worden verricht teneinde te komen tot bedrijfsopvang, verhaal van de schade e.d. De slachtoffergerichte activiteiten zijn uitvoerig weergegeven in de paragrafen 4.4 en 4.5 van dit Geweldsprotocol.
• Het slachtoffer desgewenst een slachtoffergesprek krijgt; • In het geval van een zitting bij de rechtbank de schadevergoedingsvordering voor afhandeling aan de rechtbank wordt voorgelegd; • Bij de beslissing omtrent verdere vervolging, dan wel tijdens de eis ter terechtzitting, als uitgangspunt geldt dat niet wordt getransigeerd tenzij de eis ter zitting een geldboete zou opleveren en er geen ruimte is voor een civiele vordering; • De afloop van de strafzaak aan het slachtoffer wordt gemeld.
Hieronder wordt aandacht besteed aan een aantal praktische punten die relevant zijn voor de opsporing en vervolging van de betreffende feiten.
4.4 Slachtoffergericht: Letselschade en aangifte
4.3.2 Dadergericht: strafrechtelijke en strafvorderlijke aspecten Politie Voor alle gevallen als bedoeld in het Geweldsprotocol wordt te allen tijde overleg gevoerd met het betreffende team van het Openbaar Ministerie dan wel de piketofficier van justitie. Daarbij kan door het OM verwijzing plaatsvinden naar de desbetreffende politiesecretaris bij het betreffende district. Het is van belang om vast te stellen of sprake is van recidive bij de verdachte. Hierbij worden alle vormen van geweld meegewogen. Indien sprake is van recidive dient uitdrukkelijk melding te worden gemaakt van eerdere geweldsincidenten tegen ambtenaren indien deze zich hebben voorgedaan. Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie zorgt ervoor dat: • Alle verdachten, als het mogelijk en nodig is, een dagvaarding in persoon krijgen of worden voorgeleid aan de officier van justitie; • Als een verdachte wordt voorgeleid aan de officier van justitie, daar waar mogelijk, een inbewaringstelling wordt gevorderd, al dan niet in combinatie met het uitreiken van een dagvaarding in persoon; • De zaak binnen drie maanden wordt beoordeeld en binnen een redelijke termijn, dat wil zeggen op de eerstvolgende vrije zittingsmogelijkheid, op de zitting wordt aangebracht; • Daar waar de aard van de strafzaak, de omvang van de schade, en de persoon van de verdachte dat toelaten, het OM de zaak aanbrengt op een Taakstrafzitting, waarbij de schade via de schadebemiddelaar van het OM wordt geregeld; Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
Letselschade Voordat er bij de politie aangifte wordt gedaan van tegen een medewerker gepleegd geweld, dient er een duidelijke beschrijving van het letsel te worden gemaakt. Daarvoor moet het slachtoffer eerst naar een arts van de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR). Deze dienst stelt het letsel vast volgens forensisch geneeskundige normen. De forensisch artsen hebben op kantoortijden een spreekuur ingericht ten behoeve van letselbeschrijving. Het is van belang dat gemeld wordt dat het om een gemeenteambtenaar gaat en dat vermeld wordt om welke tak van dienst het gaat. Per geval wordt € 50,- in rekening gebracht voor werkzaamheden tijdens kantooruren (08.00 uur 17.00 uur); buiten kantooruren geldt een tarief van € 100,-. In voorkomende gevallen kan een letselbeschrijving op een politiebureau plaatsvinden, zo nodig buiten kantooruren. Forensisch artsen zijn geschoold in het vaststellen van letsel en het bepalen van de relatie tussen een geweldsincident en het geconstateerde letsel. Voor de bewijsvoering in een strafzaak tegen de dader is een adequate vaststelling van het letsel van groot belang. Daarnaast heeft de forensisch arts geen band met de betrokkene, zodat er een objectief oordeel gegeven kan worden. De forensisch arts van de FARR maakt van het geconstateerde letsel een letselschade- formulier op dat geldig bewijs vormt in het strafproces, mits het slachtoffer toestemming geeft om het te gebruiken. De factuur van de FARR wordt in eerste instantie door de Bestuursdienst voldaan en later doorbelast aan de betreffende dienst.
19
Aangifte Na het eventueel laten vaststellen van het letsel door de FARR doet het slachtoffer aangifte bij de politie. Hierbij vermeldt hij ten behoeve van een correcte afhandeling dat hij gemeenteambtenaar is en dat het Geweldsprotocol van toepassing is. Als er sprake is van fysiek letstel, overhandigt het slachtoffer het ingevulde letselschadeformulier aan de politieambtenaar om toe te voegen aan het dossier. Bij aangifte kan de aangever domicilie kiezen op het adres van de werkgever in plaats van op zijn privé adres. Dit is een recht van het slachtoffer, dat zich daardoor niet ongerust hoeft te maken dat een verdachte het privé-adres via de aangifte te weten komt. De afhandeling van de aangifte vindt plaats volgens de "aanwijzing voor de opsporing" van het college van PG's, dd.11-2-2003. Aangifte is noodzakelijk voor het zich kunnen voegen in een strafzaak. De aangifte is (immers) het begin van het strafrechtelijk traject. Het doel van het doen van aangifte is het stellen van grenzen aan wangedrag van klanten, gericht tegen medewerkers van de diensten. Door daadwerkelijk actie te ondernemen gaat er ook een preventief signaal uit. Daarnaast is het doen van aangifte van belang voor het verhalen van de schade van de dienst waar het slachtoffer werkt. Indien de betrokken ambtenaar geen aangifte doet, is het Geweldsprotocol niet op hem van toepassing. In de praktijk betekent dit met name dat de ambtenaar niet (actief) ondersteund wordt bij het vergoed krijgen van zijn schade. Ook neemt de dienst de vordering op de dader in zulke gevallen niet over van het slachtoffer. Ziet het slachtoffer af van het doen van aangifte dan doet de werkgever aangifte van het incident bij de politie. Dit is met name van belang voor het verhalen van de schade van de dienst. Zoals reeds in paragraaf 1.2.5 werd vermeld kan de officier van justitie in gevallen waarin het slachtoffer geen aangifte doet, ambtshalve tot vervolging van het gepleegde strafbare feit overgaan.
4.5 Slachtoffergericht: Bedrijfsopvang Het slachtoffer van een geweldsincident moet worden opgevangen en ondersteund. De medewerker moet in staat gesteld worden om de nare ervaring te verwerken. Hiermee kan uitval worden beperkt. We spreken hierbij van bedrijfsopvang, wat kan worden gedefini20
eerd als “gebeurtenisgerichte hulpverlening in het kader van een normale verwerking en gericht op het mobiliseren van de sociale opvangstructuur.” Als basis voor bedrijfsopvang kan gedacht worden aan een structuur waarbij er drie opvanggesprekken plaatsvinden over een periode van drie maanden. Uiteraard is bedrijfsopvang maatwerk. Afhankelijk van de ernst van het trauma kan het aantal gesprekken en de periode waarin deze gesprekken plaatsvinden sterk variëren. Een eerste gesprek is vooral ten behoeve van de reconstructie (verhaal vertellen), gekoppeld aan rust en structuur. Bij een tweede en derde gesprek ligt de nadruk meer op verdieping, integratie en voorlichting. De laatste twee opvanggesprekken onderstrepen tevens een belangrijke nevenfunctie van gestructureerde opvang, namelijk de signalerende functie bij stagnaties in de verwerking. Doorverwijzing naar bedrijfsmaatschappelijk werk en bedrijfsarts liggen dan in het verlengde. Medewerkers van wie wordt vermoed dat zij een posttraumatische stress stoornis hebben, worden door de bedrijfsarts doorverwezen voor professionele traumabehandeling (zie ook bijlage 2 over bedrijfsopvang). De voornaamste taken van bedrijfsopvang zijn: • Het op gang brengen en in stand houden van een systematisch proces van opvang van een collega of van collega’s na een schokkende gebeurtenis tijdens of vanwege de dienstuitoefening; • Het bevorderen / mobiliseren van de sociale hulp door de eigen omgeving (collega’s, chefs e.d.). Diensten bepalen zelf op welke wijze zij de opvang van medewerkers organiseren. De eerste verantwoordelijkheid voor de bedrijfsopvang ligt bij de leidinggevende. Deze draagt, afhankelijk van de organisatie binnen de dienst, zelf zorg voor de opvang, of roept iemand van het bedrijfsopvangteam op. In een bedrijfsopvangteam verlenen getrainde collega’s hulp aan collega's die slachtoffer zijn geworden van een geweldsincident. De grootte van de dienst kan van belang zijn bij het bepalen van de vorm van opvang: wordt er een bedrijfsopvangteam (1) opgericht of is het een taak voor de leidinggevende(2). Voor grote diensten kan het lonend zijn om bedrijfsopvangteams te vormen.
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
1. Bedrijfsopvangteam Getrainde medewerkers van een opvangteam gaan of met de collega apart dan wel met alle bij het incident betrokken collega's tezamen het gesprek aan. In dat gesprek toetsen zij de mate van impact en de behoefte aan meerdere gesprekken. Na het eerste gesprek zullen, afhankelijk van de ervaringen, meerdere gesprekken volgen op initiatief van de bedrijfsopvang. Waar nodig wordt doorverwezen naar professionele hulpverlening. Ten aanzien van de bedrijfsopvang wordt uitgegaan van de volgende vertrekpunten: • Bedrijfsopvang is beschikbaar voor ieder personeelslid, werkzaam bij de gemeente Rotterdam • Bedrijfsopvang is niet afhankelijk van het al dan niet doen van aangifte • Bedrijfsopvang is gedurende de bedrijfstijden van de dienst bereikbaar en kan onmiddellijk worden ingezet voor de eerste opvang • Het aanvaarden van de hulp is vrijwillig • De hulpverlening is uitsluitend gericht op de opvang van de betrokkenen bij de ingrijpende gebeurtenis • Er dient een directie relatie te bestaan tussen het incident en de uitoefening van de functie; het gaat om opvang door getrainde collega’s • Het optreden van de bedrijfsopvang dient naast het verlenen van de hulp gericht te zijn op het mobiliseren van de sociale opvang (collega’s en leidinggevende) in de eigen werkomgeving • De hulpverlening vindt plaats binnen het kader van een “normale verwerking”. Met bedrijfsopvang bij geweldsincidenten is , afhankelijk van de persoon en situatie ongeveer drie maanden gemoeid. 2. Opvang door leidinggevende Voor kleinere diensten is het moeilijk om een bedrijfsopvangteam in het leven te roepen. Het aantal incidenten kan zo laag zijn dat het opzetten van een bedrijfsopvangteam een onevenredige inspanning vergt. Dit betekent dat er een grotere verantwoordelijkheid bij de leidinggevende van de betrokken medewerker komt te liggen. Deze zal regelmatig aandacht moeten geven aan het gebeurde en het contact moeten onderhouden met de betrokken medewerker(s). Hiertoe behoort ook het eventuele contact met de bedrijfsarts en de bedrijfsmaatschappelijk werker (daarbij ondersteund door de afdeling P&O). Om deze opvangtaak goed uit te kunnen oefenen moet de leidinggevende op eenzelfde wijze getraind worden als een medewerker van een bedrijfsopvangteam. De medewerker krijgt de mogelijkheid om een andere Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
persoon dan de leidinggevende als contactpersoon aan te wijzen. Ook het Bureau Slachtofferhulp zou, indien door de medewerker gewenst, ingeschakeld kunnen worden.
4.6 Besmettingsaccidenten In het voorgaande is een aantal malen gesproken over besmettingsaccidenten. Het college heeft voor de gehele gemeentelijke organisatie met de GGD afspraken gemaakt over de hulpverlening na een incident waarbij sprake is geweest van mogelijk in aanraking komen met bloed of aan met bloed verontreinigde lichaamsvloeistoffen. Onder besmettingsaccidenten wordt verstaan een mogelijke blootstelling aan bloed of aan met bloed verontreinigde lichaamsvloeistoffen ten gevolge van: • Een huidverwonding door-en-door • Contact met niet intacte huid • Contact met slijmvlies Voorbeelden van bovengenoemde gevallen zijn: prikaccidenten, bijtwonden, bloedspatten in oog of mond, zichtbaar bloed bij mond-op-mond-beademing of bloed op de niet intacte huid. In het geval van accidenten door beroepsblootstelling is de werkgever verantwoordelijk voor een adequate doorverwijzing en behandeling. De GGD heeft veel ervaring met besmettingsaccidenten en kan 24 uur per dag, 7 dagen per week diensten verlenen. Dit is van belang, omdat mogelijk besmette medewerkers zo snel mogelijk een deskundige willen raadplegen. De diensten worden op rekeningbasis verleend. De tijd van de procedure naar aanleiding van een besmettingsaccident is gemiddeld 2 tot 2,5 uur. Het uurtarief bedraagt € 62,50 tijdens kantooruren, € 93,75 tussen 18.00 u en 08.00 u en € 125,- in het weekend. Eventuele laboratoriumkosten en kosten voor vaccinatie(s) worden apart in rekening gebracht. De factuur voor de verrichtingen van de GGD wordt rechtstreeks naar de betreffende dienst gezonden. Bij besmettingsaccidenten kunnen een viertal verantwoordelijkheden worden onderkend: • De betrokken gemeenteambtenaar is zelf verantwoordelijk voor het melden van het besmettingsaccident bij zijn leidinggevende; hij / zij is overigens zelf verantwoordelijk voor de beslissing om de geadviseerde maatregelen ook te nemen; 21
• Van de leidinggevende wordt verwacht dat hij / zij verantwoordelijkheid draagt voor de begeleiding van de gemeenteambtenaar die betrokken is bij een besmettingsaccident; • De GGD is verantwoordelijk voor juiste advisering met betrekking tot besmettingsrisico en het treffen van maatregelen als er een reëel besmettingsrisico is; • De forensisch arts van de FARR die de fysieke schade van de medewerker vaststelt of de bedrijfsarts die de medewerker in geval van ziekteverzuim begeleidt zal, indien betrokkene nog geen contact met de GGD heeft gehad en mogelijk besmet is, naar de GGD moeten doorverwijzen In geval van besmettingsaccidenten kan door het slachtoffer eventueel, met hulp van de Servicedienst, Juridische Diensten, een kort geding worden aangespannen tegen de verdachte indien deze weigert aan een bloedafname mee te werken, om deze ertoe te dwingen wel medewerking te verlenen. Indien pas enige tijd na het besmettingsaccident vastgesteld kan worden of het slachtoffer daadwerkelijk is besmet (bijv. aidstest pas na 6 maanden), dient de politie op de hoogte van de uitslag van het betreffende onderzoek gesteld te worden, zodat de aangifte (ten behoeve van de vervolging) aangevuld kan worden. Dat kan alleen door het slachtoffer zelf worden gedaan of na schriftelijke toestemming van het slachtoffer door de GGD. In het verlengde van de afspraken over besmettingsaccidenten kunnen ook afspraken worden gemaakt over preventief inenten. Voor bepaalde beroepsgroepen in de medische en paramedische sector is dit verplicht gesteld. Met uitzondering van de GGD zijn de gemeentelijke diensten niet verplicht medewerkers preventief in te laten enten. Niettemin kunnen deze diensten, in navolging van de politie RotterdamRijnmond, medewerkers in de gelegenheid stellen zich te laten vaccineren tegen hepatitis B.
4.7 Schadevergoeding en -verhaal 4.7.1 Inleiding Zoals reeds eerder is vermeld, kan in zaken in het kader van het Geweldsprotocol door de gemeenteambtenaar en de gemeente schade worden geleden. Waaruit die schade bestaat en hoe deze kan worden verhaald, wordt hieronder beschreven.
22
4.7.2 Soorten schade Achtereenvolgens komen in onderstaande paragrafen de schade van het slachtoffer en de schade van de dienst aan de orde. 4.7.2.1 Schade van het slachtoffer Materiële schade Dit is de totaal van de schade aan persoonlijke eigendommen, fysieke schade, medische kosten en verlies van inkomsten bij ontstane arbeidsongeschiktheid. Hieronder wordt het onderscheid gemaakt tussen schade aan eigendommen(1) en overige schade(2). 1. Schade aan eigendommen Als het slachtoffer door het voorval schade heeft geleden aan zijn eigendommen, beoordeelt de P&Ofunctionaris op basis van de gegevens in het schadeformulier en met de overige gegevens in hoeverre vergoeding van die schade op grond van artikel 118 AR (dat over vergoeding van schade aan eigendommen gaat) mogelijk is. Deze schade wordt vergoed naar de dagwaarde. De P&O-functionaris maakt hiervoor het conceptbesluit. Het besluit tot vergoeding van de schade aan eigendommen wordt zo snel mogelijk genomen door het hoofd van dienst. Voorbeeld: Tussen een gemeenteambtenaar en een klant ontstaat een worsteling waarbij het horloge van de gemeenteambtenaar beschadigd raakt. Bij vergoeding o.b.v. artikel 118 AR zijn de volgende P&O-circulaires van belang: 72/03: Schadevergoeding voor in diensttijd opgelopen schade. Bindend wat betreft de in deze circulaire opgenomen punten 1 en 2. 75/08: Schadevergoeding voor in diensttijd opgelopen schade. Bindend wat betreft de afschrijvingstermijn van jassen. 78/39: Schadevergoeding brilmonturen. 2. Overige schade De overige schade van het slachtoffer zelf kan met name bestaan uit fysieke schade, medische kosten, verlies van inkomsten bij ontstane arbeidsongeschiktheid en immateriële schade: • Fysieke schade Het gaat hierbij om de schade aan het lichaam die de betreffende ambtenaar lijdt als gevolg van het incident. Hierbij valt te denken aan een blauw oog, een hoofdwond, een bloedneus, een kneuzing, een botbreuk, etc. Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
• Medische kosten Ambtenaren in dienst van de gemeente Rotterdam zijn bij het Instituut Zorgverzekeringen Ambtenaren Nederland (IZA) verzekerd tegen ziektekosten. Echter: in veel gevallen vergoedt het IZA medische behandelingen niet volledig. Dan geldt een eigen bijdrage. Als het bedrag van de eigen bijdrage boven de 1% van het jaarinkomen komt, kan het meerdere (op grond van artikel 59b, eerste lid, Ambtenarenreglement) door de dienst worden vergoed. De geneeskundige kosten bij arbeidsongeschiktheid na een geweldsincident die het IZA niet vergoedt, kunnen op basis van artikel 53b van het Ambtenarenreglement door de dienst worden vergoed. • Verlies van inkomsten bij ontstane arbeidsongeschiktheid Indien een medewerker als gevolg van een geweldsincident arbeidsongeschikt wordt en niet kan werken, heeft hij in eerste instantie geen directe loonschade. Op grond van artikel 52, eerste lid, van het Ambtenarenreglement heeft een ambtenaar gedurende de eerste 18 maanden van ziekte recht op doorbetaling van 100% van zijn bezoldiging. Op basis van het derde lid van artikel 52 is er ook na 18 maanden ziekte recht op doorbetaling van 100% (in plaats van 80%) bezoldiging indien er sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. (Het is overigens waarschijnlijk dat deze regeling, als gevolg van afspraken in het Najaarsakkoord, gewijzigd wordt. De wijziging zal inhouden dat een ambtenaar gedurende de eerste 12 maanden van ziekte recht heeft op doorbetaling van 100% van zijn bezoldiging en vervolgens 70%. Of een aanvulling tot 100% in geval van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst mogelijk zal blijven, is nog onzeker. Zodra daar meer over bekend is wordt dat gemeld). Bovenstaande betekent dat, zolang de regelgeving nog niet is gewijzigd, de P&O-functionaris er zorg voor dient te dragen dat er geen vermindering van de doorbetaling van de bezoldiging naar 80% plaatsvindt. Indien de betrokken medewerker langer dan 24 maanden ongeschikt is voor zijn betrekking en niet elders binnen de dienst of elders binnen de gemeentelijke organisatie herplaatst kan worden, kan op basis van artikel 90 van het Ambtenarenreglement ontslag worden verleend. Daarna heeft de betrokkene weliswaar in de regel recht op een uitkering, maar er zal sowieso sprake Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
zijn van verlies aan inkomen. Hierbij is artikel 53 van het Ambtenarenreglement nog relevant. In deze bepaling is opgenomen dat de gewezen ambtenaar die in of door de dienst arbeidsongeschikt is geworden en recht heeft op een WAO-uitkering een aanvullende uitkering wordt verleend. De hoogte hiervan is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Het is dus van belang of het geweldsincident als bedrijfsongeval is aangemerkt en of de bedrijfsarts van mening is dat de arbeidsongeschiktheid op het moment van beëindiging van het dienstverband nog steeds het gevolg is van het voorval. Indien dit het geval is, heeft de gewezen ambtenaar recht op een aanvullende uitkering. De P&O-functionaris van de afdeling draagt er zorg voor dat de bedoelde uitkering wordt verstrekt door tijdige controle van de genoemde gegevens in artikel 53 AR. Immateriële schade Dit is een vergoeding voor geleden verdriet, pijn en angst (smartengeld). Voorbeeld: Nog even het boven genoemde voorbeeld over het kapotte horloge. Twee andere gemeenteambtenaren in functie willen de klant tegenhouden. Het blijkt om een drugverslaafde te gaan. Deze prikt plotseling met een vuile spuit een van de gemeenteambtenaren in het lichaam. De gemeenteambtenaar verkeert langere tijd in onzekerheid of hij besmet is geraakt. Dit heeft tevens weerslag op zijn privé-situatie. Op basis van artikel 119 AR kan voor immateriële schade een vergoeding worden toegekend. 4.7.2.2 Schade van de dienst Naast de medewerker kan ook de dienst waar de medewerker werkzaam is, schade lijden. • Materiaal Hierbij gaat het om schade aan (dienst)voertuigen en –vaartuigen. • Materieel Hierbij gaat het om zaken waarvan de medewerkers gebruik maken om hun werkzaamheden te kunnen verrichten. Het kan onder meer gaan om gereedschap, maar ook om een laptop, of om dienstkleding. 23
• Vergoeding schade medewerker Daarnaast zal de (im)materiële schade van de medewerker die het slachtoffer wordt van een geweldsincident, veelal voor vergoeding door de dienst in aanmerking komen. Hierover is in paragraaf 2.3 het een en ander uit de doeken gedaan. Daar waar de dienst schade moet vergoeden, lijdt hij schade. • Loonkosten De medewerker die wegens ziekte niet in staat is om zijn betrekking te vervullen, heeft recht op doorbetaling van de bezoldiging. Tegenover deze doorbetaling staat geen arbeidsprestatie. Ook hierdoor lijdt de dienst schade. • Proceskosten Op het moment dat de dienst poogt om via een gerechtelijke procedure de ten gevolge van een geweldsdelict geleden schade op de dader te verhalen, zullen hiervoor kosten worden gemaakt. Ook dit is een vorm van schade. 4.7.3 Vaststellen van de schade Het vaststellen van de materiële schade zal veelal door de dienst zelf kunnen gebeuren. Zo mogelijk door expertise die binnen de dienst zelf aanwezig is, anders door een externe deskundige Zo kan voor bijvoorbeeld schade aan een dienstvoertuig de hulp van een externe schade-expert worden ingeroepen. Voor wat betreft de schade van de medewerker geldt het volgende: Voor het bepalen van de schade aan eigendommen wordt verwezen naar de P&O-circulaires die in paragraaf 4.7.2.1 zijn genoemd. Indien er sprake is van letselschade bij de medewerker zal de omvang van de schade soms pas op langere termijn helder worden. Dan zal de omvang van de schade door medisch specialisten worden vastgesteld. Voor het bepalen van de medische kosten zal in de regel de medische behandeling afgerond moeten zijn. Voor het bepalen van immateriële schade zijn er tabellen beschikbaar, afkomstig uit de syllabus van het Schadefonds Geweldsmisdrijven of uit de ANWBsmartengeldgids. Deze laatste kan met name worden gebruikt in de gevallen waarbij er sprake is van beperkt lichamelijk letsel. Deze tabel dient door de diensten te worden gehanteerd om schade van het slachtoffer te bepalen. Neemt het slachtoffer geen genoegen met de hoogte van de schadebedragen die in de syllabus of de smartengeldgids zijn vastgelegd 24
dan kan hij of zij besluiten om de daders zelf aansprakelijk te stellen, buiten de regeling van het Geweldsprotocol. Hierbij vindt GEEN ondersteuning door de dienst plaats. De loonkosten zijn vrij eenvoudig vast te stellen: dat is de bezoldiging en de daarbij horende werkgeverslasten. De proceskosten staan ten dele vast (bijv. griffierecht bij civiele procedure), maar zijn ook afhankelijk van de (omvang van de) inspanningen van een eventueel ingehuurde advocaat. 4.7.4 Vergoeden van de schade Bij schadevergoeding gaat het om de vergoeding van materiële en immateriële schade die de ambtenaar heeft geleden als gevolg van een geweldsincident. De gemeente Rotterdam is als werkgever niet per definitie wettelijk aansprakelijk als een ambtenaar in haar dienst betrokken raakt bij een geweldsincident en schade lijdt. Echter uit het oogpunt van maximale ondersteuning van de medewerker en een snelle en inzichtelijke procedure bij de afhandeling van de schade van een medewerker wordt ervoor gekozen om de aansprakelijkheidsvraag buiten beschouwing te laten. Materiële schade dient hierbij direct te worden vergoed; immateriële schade nadat een rechter een uitspraak heeft gedaan over de hoogte van die schade. De dienst neemt de eventuele vordering van de schade op de dader over van het slachtoffer. Hij of zij hoeft dan na de uitspraak van de rechter geen verdere confrontatie aan te gaan met de dader (maandelijkse betalingen, niet ontvangen bedragen etc). Met het overnemen van de vordering neemt de werkgever ook het risico over van niet betalen door dader. Daarom wordt van de werknemer verwacht dat hij of zij volledige medewerking verleent aan het proces van schadeverhaal. Praktisch wordt deze regeling vorm gegeven door het bankrekeningnummer van de dienst op het voegingsformulier te vermelden. In paragraaf 4.7.2.1 werden de verschillende soorten schade en de gronden voor vergoeding hiervan genoemd. De afzonderlijke rechtspositionele bepalingen (art. 53, 53b, 118 en 119 AR) blijven van kracht. Echter het volgen van het Geweldsprotocol heeft voor een slachtoffer een aantal voordelen. De twee belangrijkste zijn: • Het slachtoffer is niet verplicht om de verschillende procedures op basis van de bovengenoemde bepalingen te volgen om zijn schade vergoed te krijgen. Hij of zij kan volstaan met een beroep op het Protocol, onder welke noemer één vergoeding voor de verschillende vormen van schade kan worden toegekend. Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
• De dienst neemt de vordering op de dader over van het slachtoffer. De materiële schade keert de dienst in één keer aan het slachtoffer uit. De immateriële schade wordt vergoed na vaststelling door de rechter. 4.7.5 Verhaal van de schade In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het verhalen van de door de betreffende gemeenteambtenaar geleden schade, zowel materieel als immaterieel (zie voor deze begrippen 4.7.2.1). Daarnaast wordt de door de gemeente Rotterdam geleden (loon)schade aan de orde gesteld. Tenslotte wordt het mogelijke verhaal op de verzekeraar behandeld. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de schade geleden door het slachtoffer en de schade geleden door de werkgever. De schade van het slachtoffer wordt altijd verhaald op de dader (zonder verhaalsonderzoek). Hiermee wordt getoond dat gewelddadig gedrag tegen gemeenteambtenaren niet wordt geaccepteerd. Bij de door werkgever geleden schade (die vaak met name zal bestaan uit het doorbetalen van het loon als er sprake is van verzuim) kan de dienst een verhaalsonderzoek laten plaatsvinden om op basis daarvan te besluiten al dan niet verhaal te halen op de dader. Deze beslissing wordt genomen op basis van een (zakelijke) kosten-batenanalyse. 4.7.5.1 Verhaal schade van het slachtoffer De schade van het slachtoffer kan bestaan uit de materiele schade (zoals de schade aan eigendommen, fysieke schade, geneeskundige kosten, verlies aan inkomsten) en immateriële schade (zie 4.7.2.1.). Zoals eerder gezegd, wordt de schade van het slachtoffer altijd verhaald op de dader. Het slachtoffer kan als benadeelde van een geweldsincident op 3 manieren zijn schade verhalen: 1. Zich voegen als benadeelde partij in de strafzaak tegen de dader 2. Een civiele procedure opstarten 3. Schadefonds Geweldsmisdrijven
ad 1 Voegen als benadeelde partij in de strafzaak tegen de dader (art. 51a-51f Sv): Deze wijze van verhalen is de regel. Schade kan en zal bijna altijd worden verhaald door voeging in een strafzaak. Deze procedure is snel, eenvoudig en goedkoop. Voeging in het strafproces is alleen mogelijk ter zake van schade die door de in de tenlastelegging Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
omschreven gedraging tegen de benadeelde is veroorzaakt. Indien het OM eenmaal tot vervolging is overgegaan kan de benadeelde ambtenaar zich met een vordering tot schadevergoeding (uit hoofde van onrechtmatige daad) voegen in het strafproces. Voor de terechtzitting kan de benadeelde ambtenaar zijn civiele vordering op de dader aan de Officier van Justitie kenbaar maken met behulp van een voegingsformulier. Hij stelt zich daarmede als civiele partij. Op het formulier dienen de naam, voornamen, geboortedatum en woon- of verblijfplaats van de benadeelde vermeld te worden (hierbij kan, zoals vermeld in paragraaf 4.4, domicilie worden gekozen op het adres van de dienst), alsmede duidelijk aangegeven te worden wat wordt gevorderd en de gronden waarop die vordering berust. Voeging kan eventueel ook ter zitting, door mondeling of schriftelijk opgave te doen van het bovenstaande. Voordeel van het bewandelen van deze weg is, dat de vordering van de benadeelde niet aan de gebruikelijke processuele eisen (omschrijven onrechtmatige daad, het stellen van toerekenbaarheid en causaal verband) behoeft te voldoen. Vermelding van het verlangde bedrag is voldoende. De schade behoeft niet louter materieel van aard te zijn, ook vergoeding van immateriële schade is voor toewijzing vatbaar, mits aannemelijk is dat de verdachte het oogmerk had dergelijke schade te veroorzaken, ofwel de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ten aanzien van de hoogte van de vordering geldt geen maximum. Om voor beoordeling door de strafrechter in aanmerking te komen, moet de vordering eenvoudig van aard zijn. De rechtbank kan de vordering splitsen in een ingewikkeld en eenvoudig deel. Met het ingewikkelde deel van de vordering kan de benadeelde naar de civiele rechter gaan. Het verdient aanbeveling om de vordering ter zitting mondeling toe te lichten. Vindt de rechter dat het slachtoffer recht heeft op een schadevergoeding, dan kan hij de dader veroordelen tot het betalen van de schade of een gedeelte daarvan. Er zijn twee mogelijkheden: a. De rechter legt de dader het betalen van een schadevergoeding op. Dit is een zogenoemde schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f jo. 554 Sr). Deze maatregel heeft het effect van een boete die de dader aan het slachtoffer moet betalen en wordt door het OM geëxecuteerd. De staat ontvangt dus de betaling(en) van de dader en keert deze rechtstreeks uit aan het slachtoffer. In het geval de dader niet betaalt kan vervangende hechtenis worden opgelegd. De vervangen25
de hechtenis heft de verplichting tot het betalen van schadevergoeding jegens het slachtoffer niet op. b. De rechter wijst een schadevergoeding toe aan het slachtoffer. Het slachtoffer moet het bedrag zelf innen. In het kader van de maximale ondersteuning van de medewerker wordt in beide gevallen het verhaal van de schade op de dader door de dienst overgenomen. De ambtenaar dient hierbij zijn vordering aan de gemeente over te dragen. Dat betekent in praktijk dat de werkgever de maandelijkse bedragen van de staat of de dader overgemaakt krijgt en het slachtoffer aan het begin van de periode het schadebedrag in één keer uitgekeerd krijgt door de werkgever. Ad 2 Civiele procedure De benadeelde gemeenteambtenaar kan de dader eventueel civielrechtelijk aanspreken tot vergoeding van zijn schade, uit hoofde van onrechtmatige daad (artikel 6:162/184 BW). Deze wijze van verhaal zal slechts in uitzonderlijke gevallen plaatsvinden. De procedure heeft als nadeel dat er stringent geformuleerde processuele eisen gelden, zoals het nauwgezet moeten omschrijven van de onrechtmatige daad en bewijsaanbod in de dagvaarding, het stellen van toerekenbaarheid en het causaal verband tussen onrechtmatige daad en geleden schade. Zonder strafrechtelijke veroordeling is de uitkomst zeer onzeker. Een ander nadeel van de civiele procedure is dat deze doorgaans veel tijd in beslag neemt. Over het algemeen is het aanhangig maken van een civiele procedure alleen dan zinvol wanneer de dader verhaal biedt (verhaalsonderzoek!) en het te vorderen schadebedrag relatief hoog is.
slechts een uitkering naar redelijkheid en billijkheid. Alleen indien de schade, de grootte daarvan en het verband met het letsel aannemelijk zijn voor de Commissie, kan zij tot een uitkering komen. Daarbij komt dat er sprake moet zijn van ernstig (lichamelijk of geestelijk) letsel. In de praktijk zijn er wat vuistregels voor wat volgens het Schadefonds ernstig letsel is: • Letsel dat met levensgevaar gepaard is gegaan • Letsel met blijvend ernstige gevolgen, bijvoorbeeld een ernstig geestelijk trauma, blijvend ontsierende littekens, het verlies van een oog of een blijvende handicap • Letsel waarvan het herstel langere tijd in beslag neemt, wanneer men meer dan ongeveer zes weken zijn dagelijkse bezigheden niet heeft kunnen verrichten Voor het indienen van een verzoek om een uitkering uit het Schadefonds kan gebruik worden gemaakt van de website van het Schadefonds (www.schadefonds.nl) Ook kan het verzoek telefonisch of schriftelijk worden ingediend. Men kan daarbij de hulp inroepen van o.a. van het Buro Slachtofferhulp of Bureau voor Rechtshulp.
De civiele procedure wordt gevoerd bij de Rechtbank, sector Kanton, in zaken waarbij schade wordt gevorderd tot een bedrag van € 5.000,- en bij de Rechtbank in zaken vanaf € 5.000,-. In laatstgenoemde zaken is procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht.
4.7.5.2 Verhaal schade van de dienst In tegenstelling tot verhaal van de door de ambtenaar geleden schade, is verhaal van de schade van de dienst geen automatisme. Voor verhaal van de laatstgenoemde schade kan de dienst een verhaalsonderzoek laten plaatsvinden om op basis daarvan te besluiten al dan niet verhaal te halen op de dader. Deze beslissing wordt genomen op basis van een (zakelijke) kosten-batenanalyse. De reden voor deze keuze, is dat het verhalen van schade moeite, tijd en geld kan kosten. De schade van de dienst kan bestaan uit (1) de schade door uitval van de ambtenaar en (2) de schade aan het materieel, het materiaal en de proceskosten.
Ad 3 Schadefonds Geweldsmisdrijven In 1976 is het Schadefonds Geweldsmisdrijven bij wet ingesteld. Het Schadefonds beoogt slachtoffers van geweldsmisdrijven een steuntje in de rug te geven met een eenmalige uitkering. Het fonds wordt bestuurd door een Commissie, die beslist over de verzoeken om een uitkering en de hoogte daarvan vaststelt. Niet elke schade die door een misdrijf is ontstaan, komt voor uitkering in aanmerking; alleen de letsel- of overlijdensschade. Bovendien vergoedt het Schadefonds niet de totale schade, maar doet het
1. Schade door uitval Wanneer een ambtenaar het slachtoffer is geworden van agressie en / of geweld en als gevolg daarvan enige tijd ongeschikt is om zijn arbeid te verrichten, komt de dienst waar deze medewerker werkzaam is voor kosten te staan. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om (doorbetaling van) bezoldiging en om uitkeringen wegens ziektekosten (zie paragraaf 4.7.2.2). De geleden nettoloonschade kan op basis van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (VOA) op de dader worden verhaald. De VOA bepaalt dat “het
26
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
lichaam dat aan of ten behoeve van een ambtenaar krachtens diens rechtspositieregeling uitkeringen of verstrekkingen verleent ter zake van een aan deze overkomen ongeval, voor de kosten verhaal heeft op degene die, in verband met het veroorzaken van het ongeval, jegens de ambtenaar naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn voor de alsdan door deze geleden schade.” Expliciet is vastgelegd dat deze bepaling (ook) betrekking heeft op doorbetaalde bezoldiging en een eventuele uitkering ter zake van het ongeval, verleend na zijn ontslag. De werkgever zal dus een civiele procedure moeten starten op basis van de VOA als hij de geleden schade op de dader wil verhalen en een vordering moeten indienen. Voor de gemeente Rotterdam is deze expertise ondergebracht bij de Servicedienst Rotterdam, Juridische Diensten. 2. Schade aan materieel, materiaal en proceskosten De schade die aan materiaal en materieel wordt aangebracht en de proceskosten die gemaakt worden om de schade die de dienst lijdt te verhalen, vallen niet onder de werkingssfeer van de VOA. Om deze schade op de dader te verhalen, zal dus een beroep gedaan moeten worden op het Burgerlijk Wetboek, artikel 6:162, dat over de onrechtmatige daad en aansprakelijkheid daarvoor handelt. 4.7.5.3 Verhaal op de verzekeraar Niet in alle gevallen zal er sprake zijn van een dader die bekend is. Ook is het zeer wel mogelijk dat de dader geen verhaal biedt. Indien deze situaties zich voordoen, is het uiteraard ook niet mogelijk de schade te verhalen op degene die de schade heeft toegebracht. In dit soort gevallen zou de verzekering van de gemeente Rotterdam tegen wettelijke aansprakelijkheid wellicht een oplossing kunnen bieden. Uit hoofde van haar werkgeverschap zal de gemeente Rotterdam jegens de ambtenaar die het slachtoffer wordt van een geweldsdelict veelal aansprakelijk zijn voor de geleden schade. De gemeente heeft op basis van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 de verplichting om de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Op het moment dat er een geweldsincident tijdens de uitoefening van de functie plaatsvindt, zal vaak aangevoerd kunnen worden dat de werkgever in dezen tekort geschoten is. Dit maakt de werkgever schadeplichtig, waarop de werkgever deze aansprakelijkheid zal kunnen afwentelen op de verzekeraar. Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
De ervaring bij de RET leert dat het verhaal op de verzekeraar mogelijk is. De kritische kanttekening kan worden gemaakt dat indien het aantal verzoeken aan de verzekeraar voor vergoeding van schade toeneemt, deze scherper zal kijken of de gemeente als werkgever aansprakelijk is. Op voorhand valt niet te zeggen of dit in de praktijk ertoe zal leiden dat de verzekeraar uitkeringen gaat weigeren. Dat hangt af van de concrete gevallen die zich voordoen. Niet uit te sluiten valt dat de gemeente schade gaat vergoeden aan een medewerker, maar die schade niet bij de verzekeraar kan terughalen.
4.8 Registratie Het is van belang om geweldsincidenten te registreren: “Meten is weten”. Het college van burgemeester en wethouders heeft in ieder geval bepaald dat diensten verplicht zijn om geweldsincidenten te registreren. Via registratie en analyse van de gegevens kan stelselmatig onderzoek worden gedaan naar geweldsincidenten. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kunnen eventueel maatregelen worden getroffen om geweldsincidenten te voorkomen. In eerste instantie wordt geregistreerd middels een document dat na elk incident moet worden ingevuld en toegezonden aan de contactpersoon geweldsincidenten van de directie Middelen en Control (zie pagina 2). Dit formulier is als bijlage bij dit protocol gevoegd dan wel te downloaden via de eigen intranet-site. In de toekomst zal het incident worden geregistreerd in het nieuwe HRM-systeem. De diensten worden geïnformeerd wanneer dit systeem in werking is en het eerder genoemde document vervalt. In het HRMsysteem zijn de personeelsgegevens van medewerkers van de gemeente Rotterdam vastgelegd. De mutaties in dit systeem worden door de personeelsen salarisadministrateurs (PSA’s) ingevoerd. Bij een geweldsincident moeten de kerngegevens van het incident worden vermeld. Op centraal niveau wordt dan wel de informatie over de incidenten opgevraagd om zo voor heel de gemeente een overzicht te krijgen. Voor eenduidige registratie dient het nieuwe HRMsysteem uitgerust te worden met formulieren om het incident te melden en formulieren om vast te leggen dat er schade is geleden en wat de hoogte van de schade is. Tevens wordt in het persoonlijk dossier van het slachtoffer (en waar nodig van getuigen) een aantekening gemaakt van het geweldsincident. Als het door toedoen van het geweldsincident op langere termijn niet goed gaat met het slachtoffer, kan door deze registra27
tie een link worden gelegd met het incident. Informatie over het incident zelf staat geregistreerd in het nieuw op te zetten HRM-systeem.
28
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
Bijlage 1
Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
29
30
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam
Bijlage 2
Bedrijfsopvang Of er nu sprake is van een bedrijfsopvangteam of niet, een aantal basisprincipes voor de eerste opvang geldt altijd. Daarbij is het van belang dat medewerkers te allen tijde een uiting van agressie of geweld melden bij hun leidinggevende. De basisprincipes bestaan uit: • de leidinggevende moet vooral aanwezig zijn voor de betrokken medewerker; • de medewerker moet ruimschoots de gelegenheid krijgen om over het incident te praten; • het gaat uitdrukkelijk om de beleving c.q. het gevoel van de medewerker; • het uit handen nemen van taken van de medewerker; • het afschermen van de medewerker uit de drukte; • het tot zichzelf laten komen van de medewerker, alleen of met anderen, op kantoor of thuis; • eventueel de medewerker naar huis begeleiden; • in de eerste weken extra aandacht geven aan de betrokken medewerker en zeker geen: grappen over het incident maken, bagatelliseren; • druk op werkhervatting; • bespreken hoe het incident is ontstaan en hoe de medewerker daarin heeft gehandeld, zonder in directe zin over de schuldvraag te praten. Inhoud gesprekken bedrijfsopvang
2. Het tweede gesprek • binnen ongeveer een maand na het incident • erhaal laten vertellen en navragen (hoe het sinds het vorige gesprek is gegaan, privé, werk, verloop verwerking en verder hoe het nu is) • emotioneel steunen • informatie over verwerking, reacties bij zichzelf en omgeving 3. Het derde gesprek • binnen ongeveer drie maanden na het incident • verhaal laten vertellen en navragen (tevens stilstaan bij eventuele veranderingen sinds gebeurtenis) • emotioneel steunen • informatie over verwerking en reacties bij zichzelf en omgeving • bij stagnatie in de verwerking doorverwijzen • afsluiting In de drie gesprekken komen derhalve de volgende kernaspecten van opvang in meerdere of mindere mate aan de orde: reconstructie en verhaal laten vertellen (feiten, gedachten, gevoelens), emotionele steun, navragen reacties bij zichzelf en omgeving, educatie over stress-reacties en effectieve manier om met het gebeurde om te gaan. Bij de laatste twee gesprekken komen tevens het doorverwijzen naar het bedrijfsmaatschappelijk werk en bedrijfsarts aan de orde.
Onmiddellijk na het incident • rust, praktische hulp, medische hulp en indien medewerkers mogelijke besmetting hebben opgelopen wordt contact opgenomen met de GGD (zie 1.1.4). 1. Het eerste gesprek • binnen ongeveer 24 uur na het incident • verhaal laten vertellen (reconstructie) • emotioneel steunen (empathie, compassie, begrip, waardering erkenning) • informatie over de verwerking en hoe je er het beste mee kunt omgaan (eerste reacties) • praktische hulp (partner / thuisfront inlichten, schade, juridisch, etc.)
Programmabureau Veilig en directie Middelen en Control
31
Programmabureau Veilig en Bestuursdienst (Directie Middelen en Control) Postbus 70012 3000 KP Rotterdam
[email protected] www.rotterdam.nl/veilig augustus 2004
32
Geweldsprotocol gemeente Rotterdam