Nalevingsonderzoek Gemeente Rotterdam Nalevingsonderzoek bij hotspots: onderzoek bij supermarkten, sportkantines, slijterijen en horeca naar leeftijdsgrenzen, doorschenken en dronkenschap op straat.
Utrecht, 2012
2
Nalevingsonderzoek Rotterdam Nalevingsonderzoek bij hotspots: onderzoek bij supermarkten, sportkantines, slijterijen en horeca naar leeftijdsgrenzen, doorschenken en dronkenschap op straat.
Colofon Auteur: F. Franken MSc J. de Greeff MSc J. Mulder MSc © Nederlands instituut voor alcoholbeleid Postbus 9769 3506 GT Utrecht Goeman Borgesiuslaan 77 3515 ET Utrecht 2012
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
3
Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................... 6 1.1. Alcohol en jongeren ...................................................................................................................... 6 1.1.1. Alcoholgebruik van Nederlandse jongeren ............................................................................ 6 1.1.2. Beschikbaarheid van alcohol ................................................................................................. 7 1.2. Programma Drugs & Alcohol in Rotterdam .................................................................................. 9
2. Opzet van het onderzoek .............................................................................................. 10 2.1. Hoofdvraag ................................................................................................................................. 10 2.2. Subvragen .................................................................................................................................. 10
3. Methode ......................................................................................................................... 11 3.1. Nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen ......................................................................................... 11 3.2. Nalevingsonderzoek doorschenken ........................................................................................... 12 3.2.1. Achtergrond onderzoeksmethode ....................................................................................... 12 3.2.2. Huidig onderzoek ................................................................................................................. 13 3.3. Evaluatie dronkenschap op straat .............................................................................................. 14 3.3.1. Meetinstrument .................................................................................................................... 14 3.3.2. Locatie en tijdstip ................................................................................................................. 15 3.3.3. Protocol uitvoering ............................................................................................................... 15 3.3.4. Promillages .......................................................................................................................... 16
4. Resultaten ...................................................................................................................... 17 4.1. Nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen ......................................................................................... 17 4.1.1. Nalevingscijfers ................................................................................................................... 17 4.1.2. Interventies .......................................................................................................................... 18 4.1.3. Horecagelegenheden .......................................................................................................... 20 4.2. Nalevingsonderzoek doorschenken ........................................................................................... 21 4.2.1. Nalevingscijfers ................................................................................................................... 21 4.2.2. Interventies door barpersoneel ............................................................................................ 22 4.2.3. Uitspraken van het personeel .............................................................................................. 23 4.2.4. Achtergrondvariabelen ........................................................................................................ 24 4.3. Evaluatie dronkenschap op straat .............................................................................................. 24 4.3.1. Beschrijvende statistieken ................................................................................................... 24 4.3.2. Vragenlijst drinkgedrag ........................................................................................................ 27 4.3.3. Binge-drinkers ..................................................................................................................... 30
4
5. Conclusie ....................................................................................................................... 34 5.1. Nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen ......................................................................................... 34 5.2. Nalevingsonderzoek doorschenken ........................................................................................... 34 5.3. Evaluatie dronkenschap ............................................................................................................. 35
6. Aanbevelingen ............................................................................................................... 37
Referentielijst Bijlage
42 44
5
1. Inleiding In dit rapport worden de resultaten besproken van een onderzoek dat in de maanden april tot en met juni 2012 heeft plaatsgevonden in de gemeente Rotterdam. Het onderzoek heeft als doel de naleving van de leeftijdsgrenzen, de naleving van het doortapverbod en dronkenschap op straat in beeld te brengen. Het onderzoek richt zich op zogenoemde hotspotgebieden in Rotterdam: omgeving Oude Haven, omgeving Stadhuisplein en omgeving Emmastraat. In deze hotspotgebieden zijn alcoholverkooppunten zoals supermarkten, sportkantines, slijterijen en horecagelegenheden aanwezig waar veel jongeren komen en waar de kans op het niet naleven van de Drank- en Horecawet serieus aanwezig is. Deze verkooppunten worden ook wel hotspots genoemd.
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Rotterdam: GGD Rotterdam-Rijnmond en de Directie Veiligheid. Het onderzoek dient als ‘nulmeting’ voor het Programma Drugs & Alcohol van de gemeente Rotterdam. De doelstelling van het programma is het terugdringen van drugs- en alcoholgebruik onder jongeren (zie paragraaf 1.2). Dit onderzoek richt zich specifiek op het thema alcohol.
1.1. Alcohol en jongeren 1.1.1. Alcoholgebruik van Nederlandse jongeren Nederlandse jongeren drinken relatief vaak alcohol vergeleken met andere Europese jongeren. Uit de Europese ESPAD studie uit 2007 komt naar voren dat Nederlandse jongeren op de tweede plek staan wat betreft de frequentie van drinken. Uit deze studie blijkt dat in 2007 24% van de Nederlandse jongeren meer dan 10 keer alcohol hadden gedronken in de afgelopen maand. Het Europese 1
gemiddelde lag in 2007 op 10% . Uit de ESPAD studie in 2011 volgt dat 64% van de 15 en 16 jarige Nederlanders in de maand voorafgaand aan het onderzoek alcohol heeft gedronken. Daarmee bevindt Nederland zich boven het Europese gemiddelde. Het percentage vroege starters ligt onder het Europese gemiddelde met 35% van de 13-jarigen die wel eens alcohol hebben gedronken. Wanneer het echter over de hoeveelheid geconsumeerde alcohol (6,4 centiliter pure alcohol) tijdens de laatste 2
drinkgelegenheid gaat, behoren Nederlandse jongeren tot de acht hoogst scorende landen in Europa .
Uit het tweejaarlijkse onderzoek naar alcoholverstrekking aan jongeren van het bureau Intraval blijkt dat in 2011 59% van de Nederlandse jongeren tussen de 13 en 17 jaar aangeeft wel eens alcohol te 3
drinken. Onder de 16 en 17 jarigen is dit percentage 94% . Resultaten uit de HBSC studie in 2010
4
voegen hier aan toe dat 67% van de jongeren die de afgelopen maand alcohol hebben gedronken, wel eens aan ‘binge drinken’ doet. Binge drinken is een schadelijke vorm van alcoholgebruik met als definitie het drinken van vijf of meer glazen per gelegenheid. 5
De Rotterdamse jeugd drinkt gemiddeld minder dan Nederlandse leeftijdsgenoten .
6
Alcohol en gezondheid Wanneer jongeren op jonge leeftijd beginnen met het drinken van alcohol heeft dat schadelijke effecten op de gezondheid van die jongeren. Het gebruik van alcohol kan blijvende hersenschade veroorzaken, omdat de hersenen van jongeren nog niet volgroeid zijn. Bovendien hebben jongeren door hun relatief lage lichaamsgewicht na het drinken van een aantal glazen alcohol een verhoogde 6
kans op een alcoholvergiftiging in vergelijking met volwassenen . Het aantal gerapporteerde alcoholvergiftigingen bij jongeren is de laatste jaren exponentieel gestegen. In 2007 werden er 297 7
alcoholvergiftigingen gemeld, in 2011 waren dit er 762 . Daarnaast wordt het risico op 8
9
verkeersongelukken , onveilig vrijen , agressie
10
en allerlei ziekten verhoogd door alcoholgebruik. Er is 11
een causale relatie tussen alcoholconsumptie en meer dan 60 soorten ziekten en letsel . 12
Alcoholgebruik verhoogt voor alle gebruikers het risico op verschillende soorten kanker . Hiervan 13
geldt dat hoe hoger de alcoholconsumptie is, hoe groter het risico op schade .
1.1.2. Beschikbaarheid van alcohol 14
De beschikbaarheid van alcohol is een belangrijke voorspeller van alcoholgebruik onder jongeren . De beschikbaarheid van alcohol wordt onder andere bepaald door de mate van naleving van de wetten, de prijs van alcohol, het aantal verkooppunten, de openingstijden van verkooppunten en de gehanteerde leeftijdsgrenzen voor alcohol. Nederlands onderzoek van Intraval laat zien, via zelfrapportage van jongeren, dat de slaagkans van minderjarige jongeren om alcohol te kopen bij horeca, slijterijen en levensmiddelenzaken boven de 90% ligt. Ook recente nalevingsonderzoeken van STAP laten zien dat 15-jarige jongeren gemakkelijk alcohol kunnen kopen bij alcoholverkooppunten
15
16
. Om alcoholgebruik onder jongeren op collectief niveau terug te dringen, zal betere naleving en
handhaving van de leeftijdsgrenzen plaats moeten vinden bij alcoholverkooppunten.
Leeftijdsgrenzen De beperking van leeftijd voor het verstrekken van alcohol is vastgelegd in de Drank- en Horecawet: Box 1: Drank- en Horecawet, artikel 20, lid 1.
“Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken als bedoeld in de eerste volzin wordt eveneens begrepen het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, welke drank echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt’’ (DHW; artikel 20, lid 1). De leeftijdsgrens voor zwak-alcoholhoudende drank (gedistilleerd met minder dan 15% alcohol, bier en wijn) is 16 jaar en voor sterke drank (gedistilleerd met 15% alcohol of meer) is dit 18 jaar. In de wet is ook de bepaling opgenomen dat de verkoper van alcoholhoudende drank verplicht is te vragen naar een geldig leeftijdsdocument als niet ‘onmiskenbaar duidelijk’ is dat de koper oud genoeg is. Bij gebrek aan een geldig leeftijdsdocument, mag er geen alcohol aan jongeren verkocht worden.
7
Goede naleving door alcoholverstrekkers is een essentieel onderdeel van effectief lokaal alcoholbeleid. Het reeds genoemde onderzoek van Intraval laat zien dat de verstrekkers van alcohol een ander beeld geven van de naleving van de leeftijdsgrenzen dan de minderjarige jongeren dat zelf doen. In 2011 geeft 57% van de horecagelegenheden, 88% van de slijterijen en 97% van de levensmiddelenzaken aan bij jongeren naar het identiteitsbewijs te vragen. De verstrekkers van alcohol geven dus aan strikt toe te zien op de naleving van de leeftijdsgrenzen, terwijl ruim 9 op de 10 jongeren onder de leeftijdsgrens aangeven gemakkelijk alcohol te kunnen kopen. De geënquêteerde verstrekkers geven dus blijkbaar niet de werkelijkheid weer. Om het huidige nalevingsniveau van de leeftijdsgrenzen bij alcoholverstrekker te kunnen vaststellen is in Rotterdam de mysteryshop methode toegepast bij supermarkten, slijterijen/avondwinkels, horeca en sportkantines. In hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 worden de onderzoeksvragen en methode uitgewerkt.
Doorschenken Twee andere vormen van beperking van de beschikbaarheid van alcohol zijn ten behoeve van verantwoorde verstrekking vastgelegd in de Drank- en Horecawet (DHW) respectievelijk het Wetboek van Strafrecht (WvS). De aanwezigheid toelaten van dronken klanten in de horecagelegenheid en het verkopen of toedienen van alcohol aan klanten die reeds in kennelijke staat zijn, is bij wet verboden (zie Box 2). Box 2: Drank- en Horecawet, artikel 20, lid 7; Wetboek van Strefrecht, artikel 252.
“Het is verboden in een slijtlokaliteit of horecalokaliteit of op een terras de aanwezigheid toe te laten van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert.” (DHW; artikel 20, lid 7) “Met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft: Hij die aan iemand die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert, bedwelmende drank verkoopt of toedient.’’ (WvS, artikel 252) Om na te gaan in hoeverre dronken klanten in Rotterdamse uitgaansgelegenheden alcohol kunnen kopen, is in Rotterdam een nalevingsonderzoek doorschenken uitgevoerd. In hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 worden de onderzoeksvragen en methode uitgewerkt.
Dronkenschap op straat Naast de beperkingen gericht op de beschikbaarheid van alcohol is in het Wetboek van Strafrecht ook een verbod op dronkenschap op de openbare weg opgenomen: Box 3: Wetboek van Strafrecht, artikel 453.
‘’Hij die zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevindt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twaalf dagen of geldboete van de eerste categorie.” (WvS, artikel 453)
8
Om na te gaan hoeveel mensen zich dronken (en in welke mate) op de openbare weg in het uitgaansgebied van Rotterdam bevinden, heeft een evaluatie van dronkenschap op straat plaatsgevonden door middel van de afname van blaastesten en vragenlijsten. Aangezien er geen objectieve definitie van dronkenschap bestaat, is het meten van het bloedalcoholgehalte door middel van een blaastest de meest objectieve manier om het alcoholgebruik te bepalen. In hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 worden de onderzoeksvragen en methode uitgewerkt.
1.2. Programma Drugs & Alcohol in Rotterdam De gemeente Rotterdam heeft het programma Drugs & Alcohol opgezet met als doel de negatieve effecten van drugs- en alcoholgebruik terug te dringen onder jongeren (zie Box 4). Het programma draagt bij aan de collegeprioriteiten zoals het terugdringen van schooluitval, het terugdringen van geweld en het bevorderen van gezondheid. Met het programma Drugs en Alcohol wordt een Rotterdamse visie op genotmiddelen ontwikkeld. Daarnaast wordt een preventief programma middelengebruik ontwikkeld met aandacht voor de relatie met overlast, geweld en vernielingen. Met dit programma investeert de gemeente nadrukkelijk in het terugdringen van alcoholmisbruik. Box 4: Doelstelling programma Drugs en Alcohol
In 2014 is het gebruik van alcohol en drugs onder jongeren tot 23 jaar met 10% afgenomen ten opzichte van 2009/2010.
De gemeente Rotterdam heeft specifiek voor het thema alcohol de volgende doelstelling geformuleerd: in 2014 is de naleving in de hotspotgebieden gestegen met 10%. Onder naleving wordt verstaan: geen dronken jongeren op straat, het niet schenken van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar en het niet doorschenken aan jongeren die onder invloed zijn van alcohol.
9
2. Opzet van het onderzoek De gemeente Rotterdam wil graag handvatten hebben om de beschikbaarheid van alcohol voor jongeren te beperken. Hierbij is het doel van gemeente Rotterdam om de naleving in de hotspotgebieden te verbeteren. De hotspotgebieden in Rotterdam zijn omgeving Oude Haven, omgeving
Stadhuisplein
en
omgeving
Emmastraat.
In
deze
hotspotgebieden
zijn
alcoholverkooppunten zoals supermarkten, sportkantines, slijterijen en horecagelegenheden aanwezig waar veel jongeren komen en waar de kans op het niet naleven van de Drank- en Horecawet (zie box 2) serieus aanwezig is. Deze verkooppunten worden ook wel hotspots genoemd.
2.1. Hoofdvraag De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe is de naleving in de hotspotgebieden in Rotterdam in 2012? Deze vraagstelling is drieledig. Ten eerste wordt onderzocht in welke mate niet-commerciële en commerciële verstrekkers van alcoholhoudende drank in hotspotgebieden zich houden aan de in de Drank- en Horecawet opgenomen leeftijdsgrens van 16 jaar voor de verkoop van alcohol. Ten tweede wordt
nagegaan
in
hoeverre
commerciële
verstrekkers
van
alcoholhoudende
drank
in
hotspotgebieden zich houden aan de in de Drank- en Horecawet en het Wetboek van Strafrecht opgenomen verboden om de aanwezigheid toe te laten van iemand die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert of aan deze persoon alcoholhoudende drank te verstrekken. Tenslotte wordt ook onderzocht hoeveel jongeren zich in kennelijke staat van dronkenschap bevinden op de openbare weg (WvS, artikel 453) in het uitgaansgebied tijdens uitgaanstijden.
2.2. Subvragen De hoofdvraag wordt opgedeeld in zes subvragen: 1. Wat
is
het
nalevingspercentage
van
de
wettelijke
leeftijdsgrenzen
per
type
alcoholverkooppunt? 2. Bij hoeveel van de 15 aankooppogingen in cafés en discotheken kunnen acteurs, die zich voordoen als beschonken klanten, een alcoholhoudende drank kopen? 3. Welke interventies (vragen naar leeftijd en/of ID en vragen naar staat van dronkenschap) plegen de verstrekkers van alcoholverkooppunten en in welke mate? 4. Wat
is
de
effectiviteit
van
de
gepleegde
interventies
door
verstrekkers
bij
de
alcoholverkooppunten? 5. Hoeveel jongeren op straat verkeren onder invloed van hoeveel alcohol tijdens een uitgaansweekend? 6. Welke beleidsmogelijkheden zijn er om de naleving in de hotspotgebieden in Rotterdam te vergroten? Toetsing van de onderzoeksvragen zal plaatsvinden met behulp van drie onderzoeksmethoden, die in hoofdstuk 3 worden besproken.
10
3. Methode Om de naleving in de hotspotgebieden in Rotterdam na te gaan, is gebruik gemaakt van drie verschillende onderzoeksmethoden. Deze drie methoden worden in dit hoofdstuk beschreven. Het eerste deel van het onderzoek bestond uit het nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen aan de hand van de methode ‘mysteryshopping’ (paragraaf 3.1), waarbij speciaal getrainde 15-jarige jongeren uit de gemeente
Rotterdam,
onder
begeleiding
van
onderzoekers,
diverse
aankooppogingen
bij
alcoholverstrekkers in de gemeente deden. Om te bepalen in hoeverre reeds beschonken personen nog alcohol krijgen verstrekt en daardoor in staat worden gesteld door te drinken, werden in het nalevingsonderzoek doorschenken (meerderjarige) acteurs ingezet die zich voordeden als dronken klanten (paragraaf 3.2). Een indicatie van het aantal jongeren dat in het uitgaansgebied onder invloed van alcohol verkeert, werd vastgesteld aan de hand van blaastesten en vragenlijsten (hoofdstuk 3.3). Deze drie methoden worden hieronder uitgebreid besproken.
3.1. Nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen Om te onderzoeken of de leeftijdsgrenzen zoals beschreven in de Drank- en Horecawet worden nageleefd bij hotspots in Rotterdam, is gebruik gemaakt van de methode ‘mysteryshopping’. Deze methode houdt in dat jongeren van 15 jaar zich voordoen als klant en op deze manier proberen alcohol aan te schaffen. De verkopers zijn hierbij niet op de hoogte van de uitvoering en doelstellingen van het onderzoek. In het huidige onderzoek volgden de jongeren tijdens de uitvoering een gestandaardiseerd en beproefd protocol en werden zij begeleid door onderzoekers. Het onderzoek is uitgevoerd bij hotspots in Rotterdam. In totaal hebben 4 jongens en 4 meisjes van 15 jaar 51 hotspots bezocht. Dit betrof door de gemeente aangewezen hotspots. Tijdens het onderzoek is getracht elk verkooppunt twee keer te bezoeken. De 51 verkooppunten die zijn bezocht, betreffen 14 supermarkten, 5 slijterijen/avondwinkels, 20 horecagelegenheden en 12 sportkantines. Van de 51 verkooppunten zijn er 47 een tweede keer bezocht, wat neerkomt op 98 bezoeken. De supermarkten, slijterijen en cafetaria’s zijn afwisselend steeds door één jongen of door één meisje bezocht. De cafés en sportkantines zijn steeds gezamenlijk door een jongen en één meisje bezocht.
Tabel 1. Aantal verkooppunten en aantal bezoeken uitgesplitst naar het type verkooppunt.
Type verkooppunt
Aantal verkooppunten
Aantal bezoeken
Supermarkt
14
27
Slijterij/Avondwinkel
5
10
Horeca
20
40
Sportkantine
12
21
Totaal
51
98
11
De onderzoeksmethode ‘mystery-shopping’ is een wetenschappelijk aanvaarde onderzoeksmethode die zeer betrouwbare gegevens oplevert over de mate van naleving van de leeftijdsgrenzen. De methode van onderzoek is grotendeels gebaseerd op het protocol zoals ontwikkeld door Gosselt, Van 17
Hoof, De Jong en Prinsen . De uitvoering van dit onderzoek vond plaats in één weekend in maart 2012.
3.2. Nalevingsonderzoek doorschenken In dit deel van het onderzoek wordt nagegaan of er alcohol wordt verstrekt aan dronken jongeren in uitgaansgelegenheden in Rotterdam. Het doorschenken en verkopen van alcoholhoudende drank aan dronken gasten, is volgens de wet verboden. Dit is in het Wetboek van Strafrecht vastgelegd (zie Hoofdstuk 1.1). Daarnaast stelt de Drank- en Horecawet dat er geen toegang verleend mag worden aan iemand die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert. Bij het doorschenken speelt het barpersoneel en eventueel de aanwezige portiers een grote rol. Het barpersoneel en portiers dienen in te schatten of gasten zich al of niet in kennelijke staat van dronkenschap bevinden. Op basis van deze inschatting dienen zij de gasten wel of niet toe te laten en wel of geen alcohol te schenken. In dit onderzoek probeerden acteurs, die zich dronken voordeden, alcoholhoudende drank te kopen aan de bar bij verschillende horecagelegenheden. Hiermee werd onderzocht of de desbetreffende gelegenheden de wettelijke regels omtrent doorschenken naleven.
3.2.1. Achtergrond onderzoeksmethode Het nalevingsonderzoek doorschenken is in Nederland reeds één keer eerder getest en twee keer eerder uitgevoerd. De methode van het onderzoek is in 2008 getest bij 52 horecagelegenheden door 18
het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP) en de Universiteit Twente (UT) . Vervolgens is het onderzoek twee keer uitgevoerd door STAP en UT in 2010
19 20
.
In deze onderzoeken werden de te bezoeken horecagelegenheden vooraf niet over het onderzoek geïnformeerd, om te voorkomen dat ze tijdelijk beter op de naleving van het doorschenkverbod zouden kunnen letten. Het reeds uitgevoerde doorschenkonderzoek is aanvaard door de Ethische Commissie van de Universiteit van Twente vanwege het publieke belang van het onderzoek, namelijk het tegengaan van de schadelijke gevolgen van het alcoholgebruik onder jongeren. Daarnaast werd de anonimiteit van de verkopers en van de verkooppunten in het onderzoek gewaarborgd, zodat er geen maatschappelijke risico’s aan het ondezoek waren verbonden voor desbetreffende individuele barmedewerkers en horeca-eigenaren.
De methode van onderzoek is grotendeels gebaseerd op het protocol zoals ontwikkeld door Goverde in 2008. Goverde heeft vier protocollen, die vooraf zijn getest door deskundigen, onderzocht op betrouwbaarheid. Deze zijn: - 1 acteur die speelt dat hij middeldronken is.
12
- 1 acteur die speelt dat hij heel dronken is. - 2 acteurs die spelen dat ze middeldronken zijn. - 2 acteurs die spelen dat ze heel dronken zijn.
Alle vier de protocollen zijn betrouwbaar bevonden, maar met het protocol van twee acteurs die zich voordoen als heel dronken werd de onderzoeksvraag van het nalevingsonderzoek doorschenken het beste getoetst. Het protocol is, zoals vermeld, reeds gebruikt in twee nalevingsonderzoeken van STAP en UT in 2010. Om de betrouwbaarheid van de methode te controleren was tijdens de uitvoering een onderzoeker aanwezig, die na afloop bij de desbetreffende barmedewerker controleerde of diegene de acteurs als dronken had herkend. In één van de twee onderzoeken kwam het eenmaal van de in totaal 69 bezoeken voor dat de acteurs en de onderzoeker een bezoek aan een horecagelegenheid als
onbetrouwbaar
rapporteerden. De
aanleiding hiervoor
was
het commentaar
van de
barmedewerker. Alle overige bezoeken (68) in beide onderzoeken werden betrouwbaar bevonden.
3.2.2. Huidig onderzoek Bij het doorschenkonderzoek in Rottedam is gebruik gemaakt van hetzelfde protocol dat is ontwikkeld naar aanleiding van bovenstaand genoemde wetenschappelijk gevalideerde onderzoeken.
Voor het huidige onderzoek zijn 17 uitgaansgelegenheden in de hotspotgebieden in Rotterdam geselecteerd (zie onderstaand voor nadere informatie hierover). Deze 17 horecagelegenheden zijn hotspots, gelegenheden waar veel jongeren aanwezig zijn. Deze hotspots zijn tijdens één weekend in april 2012 bezocht door een team van twee professionele mannelijke acteurs en één onderzoeker van STAP.
De twee dronken (spelende) acteurs gingen samen de horecagelegenheid binnen op het moment dat de onderzoeker reeds binnen was. Dit is om argwaan bij het barpersoneel te voorkomen. De acteurs gingen al dronken (spelend) naar binnen toe, zodat het voor de eventuele aanwezige portier niet te missen was dat de acteurs dronken waren. De acteurs probeerden, terwijl zij zich dronken voordeden, een glas bier te kopen aan de bar. Tijdens de aankooppoging werd ter controle door de onderzoeker en de acteurs gelet op de aard van de reactie van de barmedewerker en op kenmerken van de uitgaansgelegenheid die mogelijk van invloed zouden kunnen zijn op de bereidheid om alcohol te schenken. Wanneer de dronken acteurs een glas bier geschonken kregen, liep één van de acteurs met zijn biertje de wc in en liet deze daar achter. De acteurs dronken geen alcohol tijdens het onderzoek. Na het bezoek aan de wc verlieten de acteurs de gelegenheid. Vervolgens controleerde de onderzoeker door middel van een informeel gesprekje of de barmedewerker door had dat de acteurs dronken waren. De onderzoeker liet hierbij vanzelfsprekend niet merken dat het om een onderzoek ging. Vervolgens verliet de onderzoeker ook de gelegenheid om samen met de acteurs de vragenlijst in te vullen. In de vragenlijst werd het geslacht en de geschatte leeftijd van de barmedewerker genoteerd, aangezien een jongere barmedewerker zijn of haar leeftijdsgenoten wellicht eerder alcohol schenkt dan een oudere barmedewerker. Van de uitgaansgelegenheid zelf
13
werd het type gelegenheid, het geschatte aantal gasten en de gemiddelde leeftijd van de bezoekers genoteerd.
Acteurs Voor dit onderzoek zijn twee professionele acteurs benaderd. Beide acteurs zijn man. Ze zijn respectievelijk 23 en 25 jaar. Door hun leeftijd konden ze alle uitgaansgelegenheden in Rotterdam bezoeken. Daarnaast hadden de acteurs geen uitzonderlijk opvallende fysieke kenmerken zoals opvallende
haardrachten
of
kleding,
zodat
ze
niet
extra
opvielen
in
de
bezochte
uitgaansgelegenheden. Voorafgaand aan het onderzoek zijn de acteurs getraind door een professionele regisseur. Tijdens deze training hebben de acteurs geoefend met het protocol en zijn verschillende scenario’s voorbereid die in een uitgaansgelegenheid kunnen voorkomen. De scenario’s zijn gefilmd en tussentijds teruggekeken onder begeleiding van de regisseur.
Steekproef De 17 bezochte uitgaansgelegenheden
tijdens het nalevingsonderzoek doorschenken
zijn
geselecteerd door de gemeente Rotterdam. Het gaat om een selectie van hotspots in de uitgaansgebieden het Stadhuisplein en de Oude Haven.
Tabel 2. Aantal (geldige) bezoeken per uitgaansgebied in Rotterdam.
Uitgaansgebied
Aantal bezoeken
Aantal geldige bezoeken
Stadhuisplein
13
13
Oude Haven
4*
2
Totaal
17
15
* Eén uitgaansgelegenheid was gesloten en één bezoek werd als niet geloofwaardig gerapporteerd.
Van de 17 bezoeken zijn er 15 geldig bevonden (zie Tabel 2). Tijdens het onderzoek was één van de hotspots gesloten en werd bij één hotspot het bezoek als niet geloofwaardig gerapporteerd op basis van het commentaar van de barmedewerker.
3.3. Evaluatie dronkenschap op straat Om een zo concreet mogelijke schatting te kunnen geven van het aantal jongeren dat zich onder invloed van alcohol bevindt in het uitgaansleven van Rotterdam, is gebruik gemaakt van blaastesten en vragenlijsten.
3.3.1. Meetinstrument Om dronkenschap bij jongeren te meten is gebruik gemaakt van een blaasapparaat (Dräger Alcotest 7410) die het bloedalcoholgehalte meet. Aangezien er geen objectieve definitie van dronkenschap bestaat, is het meten van het bloedalcoholgehalte de meest objectieve manier om het alcoholgebruik
14
van uitgaande mensen te bepalen. Daarnaast zijn er vragenlijsten afgenomen om te verifiëren of de blazer daadwerkelijk alcohol gedronken heeft. Hierbij werd geinformeerd naar het drinkgedrag en de achtergrondkenmerken van deze persoon.
3.3.2. Locatie en tijdstip In overleg met de gemeente is vooraf bepaald dat het onderzoek in één uitgaansgebied zou worden uitgevoerd. Op basis van het onderzoek van Bureau Beke
21
naar uitgaanstrends in Rotterdam is
gekozen voor het gebied rondom het Stadhuisplein. Uit de resultaten van het rapport van Bureau Beke bleek dat de meeste jongeren die uitgaan op het Stadhuisplein daar ook blijven, terwijl 60% van de jongeren die uitgaan in uitgaansgebied de Oude Haven naar het Stadhuisplein komen gedurende de avond. Daarnaast wisselen jongeren op het Stadhuisplein vaker van uitgaansgelegenheid dan in het uitgaansgebied Oude Haven. Hierdoor zullen meer jongeren op straat zijn.
Het huidige onderzoek is gedurende vier avonden uitgevoerd. Het gaat om twee opeenvolgende vrijdagen (25 mei en 1 juni) en zaterdagen (26 mei en 2 juni). In het onderzoek van Bureau Beke (2012) is ook vastgelegd op welke tijden de uitgaanders naar het Stadhuisplein gaan en op welke tijden ze weer naar huis gaan. Op basis hiervan zijn de tijdstippen van de uitvoering van het onderzoek bepaald. In de planning van de uitvoering van het onderzoek stond beschreven dat het onderzoek elke avond om 22.30 uur begon en eindigde om 5.00 uur. Tussendoor hadden de onderzoekers pauze tussen 1.30 uur en 2.00 uur.
3.3.3. Protocol uitvoering Voor het onderzoek zijn vijf onderzoeksassistenten geworven, die voorafgaand aan het onderzoek een training hebben gevolgd. Tijdens deze training werd het protocol en de werking van het blaasapparaat uitgelegd aan de onderzoeksassistenten.
Tijdens de uitvoering gingen elke avond twee onderzoeksassistenten de straat op om blaastesten en vragenlijsten af te nemen. Dit deden zij elke avond op een vaste plek op het Stadhuisplein. Op deze vaste plek trokken zij voor zichzelf een denkbeeldige lijn over het plein. Zodra een groepje of een persoon over deze denkbeeldige lijn liep, benaderden ze deze passant(en). Op deze manier vond de selectie van de respondenten op een willekeurige manier plaats. Belangrijk bij het benaderen van een groep respondenten was dat de groep maximaal uit vier personen bestond. Dit was om chaos te voorkomen en tegelijkertijd de veiligheid van de onderzoekers te garanderen. Elk groepslid werd vrijwillig verzocht mee te werken aan een blaastest. Van de groep werd telkens de eerste blazer (de persoon die als eerste van de groep de lijn passeerde) na de blaastest gevraagd een paar korte vragen te beantwoorden over zijn of haar alcoholgebruik. De andere groepsleden werden alleen gevraagd een blaastest af te nemen.
Wanneer alle groepsleden geblazen hadden en de vragenlijst was ingevuld, bedankten de onderzoeksassistenten de deelnemers en keerden zij terug naar hun vaste plek. Hier noteerden zij de
15
promillages van de groepsleden in de vragenlijst en de richting waar de groep vandaan kwam (links/rechts). Na het invullen van alle gegevens benaderden ze de volgende groep die als eerste de denkbeeldige lijn passeerde. Groepen die uit meer dan vier personen bestonden of al eerder op de avond geblazen hadden, werden overgeslagen.
3.3.4. Promillages Het meten van het bloedalcoholgehalte is, zoals eerder genoemd, de meest objectieve manier om het alcoholgebruik te meten. Het bloedalcoholgehalte wordt door het blaasapparaat (Dräger Alcotest 7410) gemeten en wordt weergegeven in de vorm van een promillage.
Eén standaardglas alcohol staat gelijk aan ongeveer 10 gram pure alcohol. Met het drinken van één standaardglas kan maximaal een promillage van 0,20 bereikt worden. Elk soort alcoholhoudende drank heeft echter zijn eigen standaardglas. Zo bevat een standaardglas bier van 5% (25cl), wijn van 12% (10cl) en sterke drank van 35% (3,5cl) allemaal evenveel pure alcohol. In Tabel 3 wordt een indicatie gegeven van de effecten per standaardglas alcohol. De effecten hangen onder meer af van gewicht, leeftijd en geslacht.
Tabel 3. Indicatie van de effecten per standaardglas alcohol uitgedrukt in promillage en gemoedstoestand*.
Promillage
Aantal standaardglazen
Gemoedstoestand
0 tot 0,5
1 tot 3
Ontspannen/ontremd/vrolijk
0,5 tot 1,5
3 tot 7
Aangeschoten/tipsy
1,5 tot 3
7 tot 15
Zat/dronken
3 tot 4
15 tot 20
Laveloos
4 en hoger
20 of meer
Knock-out
* De informatie in deze tabel is een indicatie. Mensen die niet regelmatig drinken én jongeren, kunnen bij veel minder glazen een veel sterker effect verwachten.
Het afbreken van alcohol in het lichaam gebeurt voor 95% in de lever. De overige 5% alcohol verlaat het lichaam via adem, zweet en urine. De lever doet ongeveer één à anderhalf uur over het afbreken van een standaardglas alcohol. Dit betekent dat als mensen rond 20:00 uur beginnen met het drinken van meerdere glazen alcohol en stoppen om 1:00 uur ’s nachts, zijn er ongeveer 4 à 5 glazen afgebroken. Als diegene op dat moment nog een promillage van 1 scoort, zijn er ongeveer 9 à 10 22
glazen alcohol gedronken .
16
4. Resultaten Hieronder worden de resultaten van de drie verschillende onderzoeken afzonderlijk besproken.
4.1. Nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen Als eerste worden de nalevingscijfers van de bezochte verkooppunten beschreven. Het nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen is uitgevoerd in de hotspotgebieden in Rotterdam: omgeving Oude Haven, omgeving Stadhuisplein en omgeving Emmastraat. Vervolgens wordt ingegaan op de mogelijk gepleegde interventies door de verkoper (om de leeftijd vragen en/of om identificatie vragen). Als laatste komen meer specifieke resultaten van de horecagelegenheden aan bod. In paragraaf 4.1 wordt antwoord gegeven op de volgende vragen:
1. Wat
is
het
nalevingspercentage
van
de
wettelijke
leeftijdsgrenzen
per
type
alcoholverkooppunt? 2. Welke interventies (vragen naar leeftijd en/of ID en vragen naar staat van dronkenschap) plegen de verstrekkers van alcoholverkooppunten en in welke mate? 3. Wat
is
de
effectiviteit
van
de
gepleegde
interventies
door
verstrekkers
bij
de
alcoholverkooppunten?
4.1.1. Nalevingscijfers In Tabel 4 en Tabel 5 is te zien dat de correcte naleving (CN) per type verkooppunt verschilt. Om het gemiddelde nalevingscijfer te berekenen, kijken we bij hoeveel alcoholverkooppunten jongeren alcohol meekrijgen. In totaal konden jongeren bij 98 bezoeken bij 65 keer alcohol kopen wat neerkomt op een gemiddelde naleving van 34% (zie Tabel 4). Hierbij moet worden opgemerkt dat wanneer wordt gekeken naar het aantal keer dat de jongeren daadwerkelijk een aankooppoging konden doen aan de bar, en dus niet zijn geweigerd aan de deur, de naleving neerkomt 21% (zie Tabel 5). Bij het gemiddelde nalevingspercentage van 34% wordt het deurbeleid van de horeca in de berekening meegenomen. Het gemiddelde nalevingsniveau in Nederland ligt ook rond de 30%.
De hoogste naleving is in de horecagelegenheden (43%). Deze hoge naleving komt doordat jongeren bij 16 aankooppogingen zijn geweigerd aan de deur. Wanneer alleen wordt gekeken naar de daadwerkelijke aankooppogingen aan de bar is de naleving in de horeca het laagste van alle type verkooppunten, namelijk 4% (zie Tabel 5). In Tabel 9 en 10 gaan we specifiek in op de aankooppogingen, het deurbeleid en de toegangsleeftijden van de bezochte horecagelegenheden. De laagste naleving is te vinden bij sportkantines met 10% correcte naleving. In 2 sportkantines vond een correcte naleving plaats als gevolg van het alcoholbeleid van de sportclub. Hierbij kan worden gedacht aan schenktijden van de sportvereniging.
17
Tabel 4. Overzicht nalevingscijfers per type verkooppunt tijdens het eerste bezoek (t=1) en het tweede bezoek (t=2) inclusief deurbeleid.
Aantal Soort verkooppunt
Aantal
bezoeken t=1 bezoeken t=2
Naleving t=1 Naleving t=1
Naleving t=2
+ t=2 (% CN)
Supermarkt
14
13
8
3
11 (41%)
Slijterij/Avondwinkel
5
5
2
1
3 (30%)
Horeca
20
20*
8**
9**
17 (43%)
Sportkantine
12
9***
2****
0
2 (10%)
Totaal
51
47
20
13
33 (34%)
* 1 keer zijn de jongeren wel naar binnen gegaan, maar hebben geen aankooppoging gedaan vanwege een onveilig gevoel ** 15 keer werden de jongeren geweigerd aan de deur bij een toegangsleeftijd van 18 jaar of hoger (7 keer op t=1, 8 keer op t=2) *** 3 keer was bij het tweede bezoek de sportkantine dicht **** 2 keer naleving als gevolg van het eigen alcoholbeleid van de sportclub (denk hierbij aan vaste schenktijden)
Tabel 5. Overzicht nalevingscijfers per type verkooppunt tijdens daadwerkelijke aankooppogingen bij het eerste bezoek (t=1) en het tweede bezoek (t=2).
Aantal Soort verkooppunt
Aantal
bezoeken t=1 bezoeken t=2
Naleving t=1 Naleving t=1
Naleving t=2
+ t=2 (% CN)
Supermarkt
14
13
8
3
11 (41%)
Slijterij/Avondwinkel
5
5
2
1
3 (30%)
Horeca
12
12*
0
1
1 (4%)
Sportkantine
12
9**
2***
0
2 (10%)
Totaal
43
39
12
5
17 (21%)
* 1 keer zijn de jongeren wel naar binnen gegaan, maar hebben geen aankooppoging gedaan vanwege een onveilig gevoel ** 3 keer was bij het tweede bezoek de sportkantine dicht *** 2 keer naleving als gevolg van het eigen alcoholbeleid van de sportclub (denk hierbij aan vaste schenktijden)
4.1.2. Interventies Tabel 6 geeft het totaal aantal interventies weer; het vragen naar leeftijd en/of ID, die plaatsvonden bij alle aankooppogingen. Tabel 7 en 8 gaan verder in op het effect van de interventie. In totaal is bij 37 aankooppogingen (38%) een interventie gepleegd. Deze interventie kan zijn gepleegd door een portier of door een verkoper. In supermarkten zijn de meeste interventies gepleegd, namelijk bij 63% van de bezoeken (n=17). In sportkantines is slechts één interventie gepleegd (5%).
18
Tabel 6. Aantal interventies per type verkooppunt.
Soort verkooppunt
Aantal bezoeken
Interventies (%)
Supermarkt
27
17 (63%)
Slijterij/Avondwinkel
10
3 (30%)
Horeca
40
16 (40%)
Sportkantine
21
1 (5%)
Totaal
98
37 (38%)
Tabel 7 en 8 beschrijven de gevolgen van de gepleegde interventies op de naleving. Een interventie kan bestaan uit het vragen naar leeftijd, identificatie (het tonen van de ID), of allebei tijdens het eerste bezoek( t=1) en het tweede bezoek (t=2).
In totaal is er 37 keer een interventie gepleegd (20 keer op t=1, 17 keer op t=2). Van deze 37 interventies leidden er 27 tot een correcte naleving (16 keer op t=1, 11 keer op t=2). Daarnaast werd 6 keer nageleefd zonder dat daar een interventie aan vooraf ging. De meest gepleegde interventie is het vragen naar identificatie (26 keer). Het minst is gevraagd naar zowel de leeftijd als het ID (1 keer).
Tabel 7. Aantal keer gevraagd naar leeftijd, identificatie (ID), allebei (leeftijd + ID), niets gevraagd en totaal op t=1.
Niets Leeftijd + ID
gevraagd
Leeftijd (CN)
ID (CN)
(CN)
(CN)
Totaal (CN)
Supermarkt
1 (0)
10 (8)
0 (0)
3 (0)
14 (8)
Slijterij/Avondwinkel
0 (0)
2 (2)
0 (0)
3 (0)
5 (2)
Horeca
4 (3)
2 (1)
0 (0)
14 (4)
20 (8)
Sportkantine
1 (1)
0 (0)
0 (0)
11(1)
12 (2)
Totaal
6 (5)
14 (11)
0 (0)
31 (5)
51 (20)
Tabel 8. Aantal keer gevraagd naar leeftijd, identificatie (ID), allebei (leeftijd + ID), niets gevraagd en totaal op t=2.
Niets Leeftijd + ID
gevraagd
Leeftijd (CN)
ID (CN)
(CN)
(CN)
Totaal (CN)
Supermarkt
0 (0)
5 (2)
1 (1)
7 (0)
13 (3)
Slijterij/Avondwinkel
0 (0)
1 (1)
0 (0)
4 (0)
5 (1)
Horeca
4 (4)
6 (4)
0 (0)
10 (1)
20 (9)
Sportkantine
0 (0)
0 (0)
0 (0)
9 (0)
9 (0)
Totaal
4 (3)
12 (7)
1 (1)
30 (1)
47 (13)
19
4.1.3. Horecagelegenheden In onderstaande tekst gaan we specifiek in op de naleving van de leeftijdsgrenzen bij de horecagelegenheden. De uitsplitsing tussen de naleving van de portiers en de naleving van het barpersoneel wordt in onderstaande twee tabellen weergegeven. Tabel 9 geeft weer welke interventies er bij horecagelegenheden zijn gepleegd aan de deur door een portier, uitgesplitst naar eerste
en
tweede
aankooppoging.
In
deze
tabel
laten
we
het
verschil
zien
tussen
horecagelegenheden die een toegangsleeftijd hebben van 18 jaar en ouder en horecagelegenheden die deze toegangsleeftijd niet hebben. Bij in de totaal 40 aankooppogingen bij horecagelegenheden stond bij 22 pogingen een portier aan de deur. Bij deze 22 aankooppogingen kwamen de jongeren 16 keer niet binnen (correcte naleving). Bij de aankooppogingen waarbij de jongeren zijn geweigerd, is door de portier 7 keer om leeftijd gevraagd en 4 keer om ID. Daarnaast is er 5 keer niets gevraagd, maar zijn de jongeren geweigerd door de portiers zonder te vragen naar leeftijd of ID.
Bij de horecagelegenheden waar de jongeren zijn geweigerd door de portier was de toegangsleeftijd bij 14 van de 16 aankooppogingen 18 jaar of ouder (7 verkooppunten hadden tijdens het onderzoek een toegangsleeftijd van 18 jaar en ouder en 7 verkooppunten hadden tijdens het onderzoek een toegangsleeftijd van 21 jaar en ouder). Twee keer kwamen de jongeren niet binnen bij een horecagelegenheid die een toegangsleeftijd had van 16 jaar en ouder. De 15-jarige jongeren gaven tijdens het onderzoek aan dat ze 16 jaar oud waren. Tabel 9. Aantal bezoeken bij horecagelegenheden met portier waarbij de portier vroeg naar leeftijd, identificatie (ID), allebei (leeftijd + ID), of niets en het aantal weigeringen (Correcte naleving = CN) op t=1 en t=2.
Niets Leeftijd
Leeftijd + ID
gevraagd
(CN)
ID (CN)
(CN)
(CN)
Totaal (CN)
Eerste bezoek (geen 18+)
0 (0)
0 (0)
0 (0)
2 (0)
2 (0)
Eerste bezoek (18+)
4 (3)
1 (1)
0 (0)
4 (4)
9 (8)
Tweede bezoek (geen 18+)
0 (0)
1 (1)
0 (0)
1 (1)
2 (2)
Tweede bezoek (18+)
4 (4)
2 (2)
0 (0)
3 (0)
9 (6)
Totaal
8 (7)
4 (4)
0 (0)
10 (5)
22 (16)
Tabel 10 geeft het aantal interventies weer van het barpersoneel, wanneer de jongeren wel binnen kwamen. Wanneer de jongeren de horecagelegenheid binnen kwamen (24 keer), is er door de verkopers 4 keer om ID gevraagd. Dit resulteerde één keer in een correcte naleving (4%).
20
Tabel 10. Aantal keer gevraagd naar leeftijd, identificatie (ID), allebei (leeftijd + ID), niets gevraagd en totaal bij de verkoper aan de bar bij horecagelegenheid op t=1 en t=2.
Leeftijd + ID
Niets gevraagd
Leeftijd (CN)
ID (CN)
(CN)
(CN)
Totaal (CN)
Eerste bezoek
0 (0)
1 (0)
0 (0)
11 (0)
12 (0)
Tweede bezoek
0 (0)
3 (1)
0 (0)
9 (0)
12 (1)
Totaal
0 (0)
4 (1)
0 (0)
20 (0)
24* (1)
* 1 keer zijn de jongeren wel naar binnen gedaan, maar hebben geen aankooppoging gedaan vanwege een onveilig gevoel (dit is niet meegenomen als aankooppoging)
4.2. Nalevingsonderzoek doorschenken Als eerste worden de nalevingscijfers van de bezochte uitgaansgelegenheden beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de mogelijk gepleegde interventies door het personeel van de gelegenheden (barpersoneel en portiers). Hierbij is ook gelet op de uitspraken van het personeel. Tenslotte wordt nagegaan of achtergrondvariabelen van de gelegenheid of het personeel van invloed waren op de naleving. In paragraaf 4.2 wordt antwoord gegeven op onderstaande drie subvragen:
1. Bij hoeveel van de 15 aankooppogingen in cafés en discotheken kunnen acteurs, die zich voordoen als beschonken klanten, een alcoholhoudende drank kopen? 2. Welke interventies (vragen naar leeftijd en/of ID en vragen naar staat van dronkenschap) plegen de verstrekkers van alcoholverkooppunten en in welke mate? 3. Wat
is
de
effectiviteit
van
de
gepleegde
interventies
door
verstrekkers
bij
de
alcoholverkooppunten?
4.2.1. Nalevingscijfers In Tabel 11 komt naar voren dat de acteurs bij 13 van de 15 bezoeken een glas bier hebben gekocht (87%). Bij twee uitgaansgelegenheden is geen alcohol geschonken aan de acteurs. Bij beide gelegenheden zijn de acteurs aan de deur geweigerd door de portier(s) vanwege vermeende intoxicatie. Dit betekent dat de naleving in totaal neerkomt op 13%. In totaal waren bij 13 van de 15 horecagelegenheden een portier aanwezig. De aanwezigheid van portiers heeft geen effect op het wel of niet naleven van de doortapwetten (zie box 2).
Tabel 11. De naleving onder het aantal bezoeken.
Uitgaansgebied Stadhuisplein en Oude Haven
Aantal bezoeken
Naleving
Nalevingspercentage
15
2*
13%
* Bij twee uitgaansgelegenheden werden de acteurs aan de deur geweigerd.
.
21
4.2.2. Interventies door barpersoneel In totaal heeft het barpersoneel in 2 van de 15 uitgaansgelegenheden één of meerdere vormen van interventie toegepast toen de dronken acteurs een glas bier probeerden te bestellen (Tabel 12). Eénmaal is er gevraagd naar de staat van dronkenschap van de acteurs (staat dronkenschap) en twee maal vertraagde het barpersoneel de service door middel van commentaar of conversatie (vertraging service). Bij één van de gelegenheden viel het vragen naar de staat van dronkenschap en het vertragen van de service samen. Alle drie de interventies zijn uitgevoerd door barpersoneel van lounges. Interventies leidden echter niet tot een correcte naleving, de acteurs kregen in al deze horecagelegenheden bier geserveerd.
Tabel 12. Het aantal interventies (en of deze tot correcte naleving hebben geleid) door het barpersoneel per type uitgaansgelegenheid.
Staat
Geen
dronkenschap
Vertraging
interventie
Type uitgaansgelegenheid
(CN)
service (CN)
(CN)
Totaal (CN)
Discotheek/club
0 (0)
0 (0)
4 (0)
4 (0)
Eetcafé/bar
0 (0)
0 (0)
1 (0)
0 (0)
Populaire kroeg
0 (0)
0 (0)
6 (0)
6 (0)
Lounge
1* (0)
2* (0)
0 (0)
3* (0)
Totaal
1 (0)
2 (0)
11 (0)
14* (0)
* In één horecagelegenheid werden twee interventies uitgevoerd; het vertragen van de service en het vragen naar de staat van dronkenschap.
4.2.3. Uitspraken van het personeel De onderzoeker en de acteurs hebben tijdens het onderzoek de uitspraken van het personeel van de uitgaansgelegenheid genoteerd. Deze uitspraken geven een beeld van de situatie in hotspots in Rotterdam. Uit deze reacties (zie hieronder) blijkt dat het barpersoneel over het algemeen weinig aandacht besteedt aan dronken bezoekers.
Ongeïnteresseerd en lacherig Het barpersoneel geloofde dat de acteurs dronken waren. Dat blijkt wel uit de antwoorden op de vraag van de onderzoeker: “Zag je die mannen net? Die ene man was wel heel dronken, vond je niet?”. De verschillende barmedewerkers reageerden hierop met “Die hebben de hele dag al lopen zuipen, ik ben blij dat ze weg zijn, straks kunnen ze niet meer betalen”, “Ja joh, die waren hartstikke dronken haha”, “Ja, moet je ze daar zien lopen” (wijzend naar de acteurs door de ramen), “Zijn jullie al ergens anders geweest of…?” en “Zijn jullie allebei even dronken?”. Opvallend was dat het barpersoneel in sommige gevallen moest lachen om de acteurs die dronken speelden. Een aantal andere barmedewerkers reageerden ongeïnteresseerd toen de onderzoeker vroeg of die mannen (de
22
acteurs) dronken waren. Ze hadden de acteurs wel als dronken herkend, maar besteedden er verder geen aandacht aan. Ook op de vraag van de onderzoeker of de barmedewerker ‘die dronken man’ (acteur) niet beter een glaasje fris had kunnen aanbieden, werd eveneens lacherig of geïrriteerd gereageerd. “Die ene gast nam ook een frisje, maar die ander wou per se een biertje haha”, “Haha ja, die hadden ze beter wel kunnen nemen” en “Ja, pfff” (geïrriteerd). In geen enkele uitgaansgelegenheid liet de barmedewerker merken dat hij of zij wist dat het verboden is om aan dronken gasten alcohol te schenken.
Alert personeel bij wc bezoek Opvallend was dat het personeel van een aantal gelegenheden zeer alert was toen de dronken acteur naar de wc ging. Eenmaal waren drie barmannen van een populaire kroeg volledig gefocust op de acteur toen die naar de wc liep. Een andere keer riep de barmedewerker dat de acteur zijn glas bier moest laten staan toen die naar de wc ging en bij een andere gelegenheid volgde een portier de acteur naar de wc.
Weigering door portiers Portiers
bleken
bij
meerdere
bezoeken
te
letten
op
de
dronken
acteurs.
Bij
twee
uitgaansgelegenheden zijn de acteurs vanwege vermeend dronkenschap geweigerd bij de ingang. Zo zei een portier tegen de acteurs “Jullie komen er niet in. Hij heeft teveel gedronken, kijk hoe die loopt”. Een portier van een andere gelegenheid liet echter de ene dronken acteur naar binnen en hield de andere dronken acteur wel tegen vanwege vermeend dronkenschap. In het protocol is opgenomen dat de acteurs samen moeten blijven, dus zijn ze beiden niet naar binnen gegaan. Hierdoor is deze interventie gekenmerkt als een correcte naleving.
Aanmoediging alcoholgebruik De meest in het oog springende uitspraak tijdens het onderzoek heeft inhoudelijk niet met de naleving van het doorschenken te maken. De uitspraak kwam van een dj van de uitgaansgelegenheid en moedigde alcoholgebruik onder de relatief jonge bezoekers aan. De dj stopte rond middernacht de muziek en riep door de microfoon: “Die twee dames daar hebben zojuist een fles champagne gewonnen en we verloten er nog 4 deze avond. En voor de grootste alcoholist van de avond een grote doos met Flügel”.
4.2.4. Achtergrondvariabelen Tijdens het onderzoek hebben de acteurs en de onderzoeker in de horecagelegenheid gelet op variabelen die eventueel van invloed zouden kunnen zijn op het wel of niet schenken van alcohol. Hierbij is aandacht besteed aan het aantal gasten in de gelegenheid, de leeftijd van deze gasten, het type horecagelegenheid en de leeftijd en het geslacht van de barmedewerker. Uit regressieanalyses blijkt dat deze achtergrondvariabelen geen invloed hebben gehad op het slagingspercentage van de
23
aankooppogingen. Dit is echter een logisch gevolg van de constatering dat wanneer de acteurs geweigerd zijn, dit al aan de deur gebeurde en er dus geen aankooppoging plaatsvond.
4.3. Evaluatie dronkenschap Hieronder worden de resultaten van het onderzoek beschreven die antwoord geven op de volgende subvraag:
1. Hoeveel jongeren op straat verkeren onder invloed van hoeveel alcohol tijdens een uitgaansweekend?
Dit onderzoek wordt beschreven aan de hand van de uitkomsten van de blaastesten en de vragenlijsten. Om bij een mogelijke tweede meting de resultaten goed met elkaar te vergelijken worden in het rapport de betrouwbaarheidsintervallen (BI) bij promillages vermeld. Deze geven weer hoe precies de meting is en zal daarom gebruikt worden om bij de tweede meting een vergelijking te verantwoorden. Voor meer informatie over BI, zie bijlage.
4.3.1 Beschrijvende statistieken In totaal zijn er gedurende de vier avonden 424 blaastesten afgenomen. Naast de blaastesten is bij elke eerste blazer van de groep ook een vragenlijst afgenomen. In totaal zijn er 196 vragenlijsten afgenomen tijdens de vier avonden.
Non respons Bij het benaderen van respondenten is er 197 keer geweigerd mee te werken. In totaal bestonden deze 197 groepen uit 414 mensen. Deze non respons kan voor een deel verklaard worden door de weersomstandigheden. De onderzoeksassistenten rapporteerden één keer regen en twee periodes (één keer anderhalf uur, één keer de hele avond) waarbij de gevoelstemperatuur tijdens de uitvoering van het onderzoek een stuk lager was dan bij de andere uitvoeringen. Tijdens deze periodes was de non respons relatief hoger. Naast het weigeren van de passanten om mee te werken aan het onderzoek was er sprake van een andere vorm van non respons. De laatste avond (zaterdag 2 juni) waren er vanaf 2.15 uur technische problemen met het blaasapparaat, waardoor het onderzoek niet voortgezet kon worden. Van deze avond zijn geen data beschikbaar tussen 2.15 uur en 5.00 uur.
Richting Tijdens het onderzoek hebben de onderzoeksassistenten gerapporteerd uit welke richting de deelnemers kwamen. Aan de linkerkant bevonden zich de uitgaansgelegenheden van het stadhuisplein en aan de rechterkant de winkelstraat Lijnbaan. Hoewel niet is na te gaan of de respondenten direct uit een kroeg kwamen of toevallig passeerden, is voor de eerste blazers van de groep voorbijgangers gecontroleerd of er een verschil in promillage was in de verschillende richtingen.
24
Het verschil in promillage tussen links (0,51) en rechts (0,40) bleek niet significant te zijn en zal dus verder niet besproken worden.
Promillages Het gemiddelde promillage van alle blazers is 0,44 (BI [0,38, 0,50]), terwijl het hoogst geblazen promillage 3,21 is. Het promillage dat het vaakst is geblazen, is 0,00. Dit promillage is door 173 (22%) deelnemers geblazen. Bijna 20% van de deelnemers aan het onderzoek blies 1 promille of hoger. Van die groep met een promillage boven de waarde 1 scoorde 9% hoger dan 2 promille.
Figuur 1: Gemiddeld promillage uitgesplitst naar vrijdag en zaterdag.
In Figuur 1 zijn de gegevens van de twee vrijdagen en de twee zaterdagen samengenomen. Uit de resultaten komt naar voren dat er een significant verschil is tussen het gemiddelde promillage op vrijdag (0,51; BI [0,43, 0,59]) en die van zaterdag (0,36; BI [0,28, 0,42]). Zoals eerder is beschreven, ontbreken echter de data van het tweede deel van zaterdag 2 juni. Hierdoor is het gemiddelde van de zaterdag zeer waarschijnlijk een onderschatting van het daadwerkelijke gemiddelde. Daarom is het relevanter om naar Figuur 2 te kijken, waar de vrijdag- en zaterdagavonden zijn opgesplitst in twee delen.
Na het opdelen van de avonden, liggen de gemiddelde promillages van vrijdag nog steeds hoger dan die van zaterdag. Het verschil tussen vrijdag en zaterdag is echter niet significant. Figuur 2 laat een duidelijk verschil zien tussen het eerste deel van de avond (22.30 – 1.30 uur) en het tweede deel van de avond (2.00 – 5.00 uur). Tijdens het tweede deel van de avond is het promillage zowel op vrijdag (0,74 en 0,66) als op zaterdag gemiddeld ongeveer drie keer zo hoog als tijdens het eerste deel van de avond (0,25 en 0,20). Op vrijdag is het gemiddelde promillage tijdens het eerste deel van de avond 0,25 (BI [0,15, 0,36]) en tijdens het tweede deel 0,74 (BI [0,62, 0,85]). Zaterdag is een vergelijkbare toename zichtbaar van gemiddeld 0,20 (BI [0,14, 0,26]) naar 0,66 (BI [0,50, 0,82]).
25
Figuur 2: Gemiddelde promillages van vrijdag en zaterdag uitgesplitst naar twee avonddelen (eerste deel = 22.30 – 1.30 uur; tweede deel = 2.00 – 5.00 uur).
Het beeld dat het promillage toeneemt gedurende de avond wordt bevestigd door Figuur 3, waarin de promillages per uur zijn afgebeeld. Per uur is het gemiddelde promillage aan het groepsgemiddelde van dat uur toegekend. Zo is tussen 22.30 en 23.30 het gemiddelde promillage 0,17 toegekend aan het tijdstip 23:00. In Figuur 3 is te zien dat het gemiddelde promillage gedurende de avond significant (p < .001) toeneemt tot 3:30 uur. Daarna is er een daling zichtbaar in het laatste uur van 0,93 naar 0,71. Opvallend is dat de lijn in Figuur 1 (gemiddeld promillage) elk uur sterker stijgt en het gemiddelde promillage dus met het uur sterker toeneemt.
Figuur 3: Gemiddeld promillage over alle avonden uitgesplitst per uur (groepsgemiddelden).
26
4.3.2. Vragenlijst drinkgedrag In de vragenlijst zijn verschillende vragen opgenomen over het drinkgedrag van de blazers. Van de 196 deelnemers aan de vragenlijst zijn er 4 niet meegenomen in het onderzoek vanwege inconsistente antwoorden. Na vergelijking met de score van het blaasapparaat (objectief) bleek de zelfrapportage van deze 4 deelnemers niet consistent te zijn. Hieronder worden de resultaten van de overgebleven 192 vragenlijsten uitgewerkt. Deze resultaten berusten allemaal op zelfrapportage.
Van de 192 deelnemers aan de vragenlijst waren 133 mannen en 56 vrouwen. Bij de overige 3 is deze vraag niet ingevuld. De leeftijd is door 187 deelnemers opgegeven. De gemiddelde leeftijd van deze groep was 23,5 jaar. De jongste deelnemer aan de vragenlijst was 16 jaar en de oudste was 55 jaar. Ruim 80% van de ondervraagden was 27 jaar of jonger.
Jeugdige drinkers Wanneer de deelnemers worden opgedeeld in leeftijdsgroepen, valt op dat de meesten binnen de categorie van 16 tot en met 23 jaar vallen (66%). Het aantal deelnemers dat in de twee andere categorieën van 24 tot en met 29 jaar (20%) en 30 jaar en ouder (14%) valt, is duidelijk kleiner.
In Tabel 13 komt naar voren dat de oudste groep het hoogste gemiddelde promillage heeft, namelijk 0,66. Daarna scoort de jongste groep het hoogste gemiddelde promillage met 0,44, gevolgd door de groep 24 tot en met 29 jarigen die het laagst scoren met 0,33. De verschillen tussen de promillages zijn echter niet significant. Verder blijken de groepen ook weinig van elkaar te verschillen wanneer wordt gekeken naar het aantal keren dat ze aangeven gemiddeld uit te gaan en hoeveel glazen alcohol ze zeggen gemiddeld te drinken per uitgaansavond.
Tabel 13. Per leeftijdsgroep het aantal eerste blazers, hun gemiddelde promillage, het gemiddeld aantal keren dat ze per maand uitgaan en het gemiddeld aantal glazen dat ze op een uitgaansavond drinken.
Leeftijdsgroep
Aantal
Promillage
Uitgaan
16 t/m 23 jaar
123
0,44
4,5
24 t/m 29 jaar
37
0,33
4,2
30 jaar en ouder
27
0,66
4,4
Totaal
187
0,45
4,4
Locatie Van de 192 respondenten die de vragenlijst invulden, hebben er volgens het blaasapparaat 123 alcohol gedronken Op de vraag waar men voor het onderzoek alcohol gedronken heeft, waren meerdere antwoorden mogelijk. In Figuur 4 zijn de antwoorden op deze vraag van de deelnemers uiteengezet. Veruit de meeste deelnemers (63%) gaven aan dat ze alcohol hebben gedronken in een kroeg/discotheek. Daarnaast gaf 32% van de deelnemers aan dat ze voor het onderzoek thuis alcohol hebben gedronken. Verder gaf 13% aan bij vrienden gedronken te hebben, 9% op straat, 7% in een
27
restaurant en de rest gaf een ander antwoord. Onder de categorie anders zijn werk (5 keer), casino (4) en golfbaan (1) als locatie genoemd, waar ze alcohol hebben gedronken.
Figuur 4: Locaties waar deelnemers, die aantoonbaar onder invloed waren (uitslag blaasapparaat), voorafgaand aan het onderzoek alcohol genuttigd hebben.
Drank
In Figuur 5 zijn de antwoorden op de vraag wat de deelnemers, die alcohol hebben gedronken op basis van de uitslag van het blaasapparaat, gedronken hebben uiteengezet.
De
deelnemers
konden
meerdere
antwoorden geven. Bijna 60% van de deelnemers gaf aan bier te hebben gedronken voorafgaand aan de blaastest. Verder gaf 31% aan sterke mixdrankjes te hebben gedronken, 25% wijn, 20% sterke drank, 11% shooters en 6% lichte mixdrank. Tussen jongens en meisjes was er alleen een verschil zichtbaar in hun bieren wijnconsumptie. Van de jongens gaf 79% aan bier te hebben gedronken en noemde 14% wijn. Bij de meisjes was deze verhouding andersom en gaf 50% aan wijn te hebben gedronken en slechts 18% noemde bier.
Figuur 5: Soorten drank gedronken door deelnemers die alcohol gedronken hadden volgens het blaasapparaat.
Uitgaanstijden en -frequenties Van de 192 deelnemers hebben er 185 aangegeven hoe laat ze van plan waren naar huis te gaan op die avond. De vroegst gerapporteerde tijd is 22:30 uur, terwijl de laatste van plan was om rond 9:00 uur in de ochtend naar huis te gaan. Hieronder is in Figuur 6 een verdeling gemaakt van het aantal
28
mensen dat van plan was naar huis te gaan uitgesplitst per uur. De eerste categorie en laatste categorie zijn anders ingedeeld, de eerste is namelijk tot 23:00 uur en de laatste categorie is 7:00 uur of later. Daartussen zijn telkens de groepsgemiddelden genomen. De meeste deelnemers zitten in de categorie 4:30 uur, wat betekent dat ze tussen 4:00 en 5:00 uur van plan waren naar huis te gaan.
Figuur 6: Frequentieverdeling van de geplande tijd waarop de deelnemers naar huis zeggen te gaan.
Op de vraag hoe vaak de deelnemers gemiddeld per maand uitgaan, antwoordde ruim 40% 1 of 2 keer. Gemiddeld genomen gaan de 188 deelnemers 4,4 keer per maand uit. Bijna 70% van de deelnemers geeft aan dat ze gemiddeld 4 keer per maand of minder uitgaan. Eén op de tien deelnemers geeft aan vaker dan 10 keer per maand uit te gaan.
Tijdens een gemiddelde uitgaansavond geven de respondenten aan gemiddeld ongeveer 8 glazen alcoholhoudende drank te drinken. In Figuur 7 valt op dat de meeste respondenten (34%) van het onderzoek aangeven gemiddeld 7 t/m 14 glazen alcohol te drinken op een avond. In totaal gaf 29% aan tussen de 3 en 6 glazen alcohol te drinken. Opvallend is echter het aantal deelnemers dat aangeeft meer dan 15 glazen alcohol op een gemiddelde uitgaansavond te consumeren, namelijk 30 van de 185 respondenten (16%). Er zijn daarnaast 22 mensen die aangeven geen alcohol te drinken op een gemiddelde uitgaansavond (12%).
29
Figuur 7: Frequentieverdeling van het aantal glazen alcoholische drank dat de respondenten op een gemiddelde uitgaansavond drinken.
4.3.3. Binge-drinkers Op basis van de beschikbare literatuur
23
kunnen we stellen dat een alcoholpromillage van 0,8 en meer
kan duiden op het drinken van relatief veel alcohol in korte tijd (binge drinken). In dit gedeelte van het rapport worden de verschillen uiteengezet tussen de binge-drinkers (0,8 promille of hoger) en blazers met een promillage onder de 0,8.
Van de 192 deelnemers hebben 45 deelnemers (23%) een promillage van 0,8 of hoger. De gemiddelde leeftijd van de binge-drinkers ligt bijna 3 jaar hoger dan die van de groep met promillages onder de 0,8, namelijk 25,7 jaar ten opzichte van 22,9 jaar. Ook blijkt de groep binge-drinkers relatief uit iets meer mannen dan vrouwen te bestaan vergeleken met de groep met de lagere promillages (71% ten opzichte van 65%). Locatie In Figuur 8 zijn wederom de locaties weergegeven waar deelnemers voorafgaand aan het onderzoek gedronken hebben. Aangezien de groep binge-drinkers kleiner is dan de groep die onder de 0,80 promille blaast, zijn de relatieve aantallen weergegeven. Zo kunnen de twee groepen in Figuur 8 met elkaar vergeleken worden. Eerder bleek al uit Figuur 4 dat de meeste deelnemers aangeven eerder in een kroeg/discotheek alcohol te hebben gedronken. Uit Figuur 8 komt naar voren dat de bingedrinkers (76,7%) relatief vaker aangeven uit een kroeg/discotheek te komen dan de groep met de lagere promillages (55,8%). Ook blijken binge-drinkers relatief vaker bij vrienden te hebben gedronken voorafgaand aan het onderzoek (20,9% ten opzichte van 9,1%).
30
Figuur 8: Relatieve verdeling van locaties waar deelnemers voorafgaand aan het onderzoek alcohol genuttigd hebben, uitgesplitst naar categorie binge-drinkers (0,80 promille of meer).
Drank Bij de totale groep deelnemers die op basis van de blaastest alcohol bleek te hebben gedronken, werd bier het vaakst genoemd als soort drank dat voorafgaand aan het onderzoek gedronken is (Figuur 9). Wanneer de totale groep wordt opgedeeld in blazers met een promillage onder de 0,80 enerzijds en binge-drinkers anderzijds, blijkt bier voor beide groepen de meest genoemde alcoholhoudende drank te zijn. Opvallend is echter dat binge-drinkers veel vaker sterke mixdranken (44,2% tegenover 23,1%), pure sterke drank (25,6% tegenover 16,7%) en shooters (20,9% tegenover 5,1%) rapporteren dan de groep met de lagere promillages. De groep met de lagere promillages rapporteert juist iets meer lichte mixdranken dan de binge-drinkers (7,7% tegenover 2,3%).
31
Figuur 9: Relatieve verdeling van soorten alcoholhoudend dranken die door de deelnemers voorafgaand aan het onderzoek zijn genuttigd, uitgesplitst naar categorie binge-drinkers (0,80 promille of meer).
Uitgaanstijden en –frequenties Hieronder is in Figuur 10 een verdeling weergegeven van het relatieve aantal deelnemers dat aan heeft gegeven hoe laat ze naar huis denken te gaan. In de verdeling valt op dat de blauwe balken van de groep met promillages onder de 0,80 groter zijn aan het begin van de avond (tot en met 3:30 uur), terwijl de rode balken van de binge-drinkers later op de avond groter zijn. Binge-drinkers geven relatief latere tijden aan als antwoord op de vraag hoe laat ze van plan zijn naar huis te gaan.
Figuur 10: Relatieve verdeling van de geplande tijd waarop de deelnemers naar huis zeggen te gaan, uitgesplitst naar categorie binge-drinkers (0,80 promille of meer).
32
Binge-drinkers gaan niet alleen later naar huis op een avond, maar ze geven ook aan gemiddeld vaker per maand uit te gaan en geven ook aan op zo’n uitgaansavond gemiddeld meer alcohol te drinken dan de groep met de lagere promillages in het onderzoek. De deelnemers die een promillage onder de 0,80 hebben, geven aan gemiddeld 4,2 keer per maand uit te gaan. De binge-drinkers gaan gemiddeld 5,4 keer per maand uit.
Op deze uitgaansavonden drinken de binge-drinkers gemiddeld veel meer dan de andere groep. Van de deelnemers die lager dan 0,80 scoorden bij de blaastest, geven de meesten aan 3 tot en met 6 glazen (34%) of 7 tot en met 14 glazen (32%) tijdens een uitgaansavond te drinken. Daarnaast geeft ruim 25% van deze groep aan maximaal 2 glazen alcohol te drinken. Van de binge-drinkers geeft slechts 2% aan zich te beperken tot maximaal 2 glazen op een gemiddelde uitgaansavond. De meeste binge-drinkers geven aan 7 tot en met 14 glazen (43%) of zelfs 15 tot en met 19 glazen alcohol (26%) te drinken. Tenslotte rapporteert één op de zes binge-drinkers gemiddeld 20 of meer glazen op een uitgaansavond te drinken.
33
5. Conclusie 5.1. Nalevingsonderzoek Leeftijdsgrenzen Uit de resultaten blijkt dat de naleving van de leeftijdsgrenzen, opgenomen in de DHW, op dit moment 34% is (Tabel 4). Wanneer het deurbeleid niet wordt meegenomen en alleen wordt gekeken naar de daadwerkelijke aankooppogingen is de gemiddelde naleving in Rotterdam 21% (zie Tabel 5).
Van de typen verkooppunten die zijn bezocht scoren de horecagelegenheden met 43% correcte naleving het hoogste. Deze hoogte van de naleving in de horecagelegenheden is te relateren aan het aantal weigeringen van de mysteryshoppers aan de deur door de portiers. Wanneer alleen naar de daadwerkelijke aankooppogingen aan de bar wordt gekeken is de naleving in de horeca het laagste van alle type verkooppunten, namelijk 4%. Bij 16 van de 40 aankooppogingen kwamen de 15-jarige jongeren niet binnen. Bij 14 van de 16 aankooppogingen waar de 15-jarige jongeren niet binnen kwamen was de toegangsleeftijd 18 jaar of hoger (7 keer een toegangsleeftijd van 18 jaar en ouder en 7 keer een toegangsleeftijd van 21 jaar en ouder). Wanneer de jongeren wel binnen kwamen (24 keer), werd er 1 keer correct nageleefd (4%).
Ook de naleving in de supermarkten is relatief hoger (41%) in vergelijking met de andere type verkooppunten. Bij de supermarkten zijn de meeste interventies gepleegd. Bij 63% van de aankooppogingen bij de supermarkten is om ID, leeftijd of om beide gevaagd. Bij de sportkantines en avondwinkels/slijterijen is de naleving lager.
De jongeren konden bij de avondwinkels en slijterijen bij 7 van de 10 aankooppogingen alcohol kopen. Bij de bezoeken aan de avondwinkels en slijterijen werden drie interventies gepleegd; er werd drie keer om het ID van de jongere gevraagd. In deze drie aankooppogingen werd er correct nageleefd en kregen de jongeren geen alcohol mee.
Met de naleving in de sportkantines is het bijzonder slecht gesteld (10% naleving). De jongeren konden bij 19 van de 21 aankooppogingen alcohol kopen in de sportkantines. De twee keer dat de jongeren geen alcohol konden kopen werd veroorzaakt door het alcoholbeleid van de sportvereniging.
Er werd in alle sectoren tezamen 37 keer gevraagd naar leeftijd, ID of beide. Er is 6 keer geen alcohol verkocht zonder dat een enkele vorm van interventie werd toegepast. Het vragen naar ID en het vragen naar leeftijd zorgden beiden voor een betere naleving van de leeftijdsgrenzen. Uit de resultaten van verschillende nalevingsonderzoeken uitgevoerd door STAP in Nederland blijkt dat de naleving in de gemeente Rotterdam rond het gemiddelde van Nederland ligt (rond de 30% naleving). Jongeren onder de 16 kunnen momenteel nog op veel plaatsen in Rotterdam gemakkelijk zwakalcoholhoudende drank kopen.
34
5.2. Nalevingsonderzoek doorschenken Het huidige onderzoek is opgezet om na te gaan of uitgaansgelegenheden, specifiek de hotspotgebieden, in Rotterdam zich houden aan het Wetboek van Strafrecht aangaande het verbod op doorschenken van alcoholhoudende drank aan bezoekers die in kennelijke staat van dronkenschap zijn. Daarnaast wordt getest of de hotspots in Rotterdam zich houden aan de Drank- en Horecawet, specifiek artikel 20, lid 7: klanten die zichtbaar onder invloed van alcohol verkeren, mogen niet worden toegelaten tot een horecagelegenheid.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de nalevingsgraad van het verbod op doorschenken 13% bedraagt. Van de 15 bezoeken hebben de (dronken spelende) acteurs 2 keer geen alcohol kunnen kopen. In beide gevallen zijn de acteurs aan de deur geweigerd vanwege vermeend dronkenschap. Deze weigering vond plaats bij een populaire kroeg en een discotheek/club aan de deur. Bij de discotheek/club moet hier echter een kanttekening bij geplaatst worden. Eén van de acteurs is weliswaar de toegang tot de gelegenheid geweigerd, maar de andere acteur is wel toegang verleend.
In de overige 13 horecagelegenheden konden de acteurs wel een glas bier kopen. In 2 gelegenheden is door de onderzoeker en de acteurs één of meer interventies geconstateerd. Tweemaal is de service vertraagd en één keer vroeg de barmedewerker naar de staat van dronkenschap van de acteurs. Dit leidde echter niet tot correcte naleving (weigering).
Op basis van de reacties van het barpersoneel kan geconcludeerd worden dat zij de acteurs als dronken herkenden, maar daar weinig aandacht aan besteedden. Daarnaast moest het barpersoneel vaak lachen om de acteurs en leken ze het normaal te vinden dat klanten dronken waren. Eén van de kenmerkende uitspraken van het barpersoneel luidde: “Die ene gast nam ook een frisje, maar die ander wou per se een biertje haha”. Tijdens de bezoeken liet geen enkele barmedewerker doorschemeren dat hij of zij wist dat het verboden is om aan dronken mensen alcohol te schenken.
5.3. Evaluatie dronkenschap Uit de resultaten van de evaluatie van dronkenschap op straat blijkt dat de 414 deelnemers aan het onderzoek een gemiddeld promillage hadden van 0,44. 22% van alle deelnemers scoorden een promillage van 0,00 en bijna 20% van de deelnemers had een promillage boven de waarde 1. Wanneer naar de tijdstippen van de gescoorde promillages wordt gekeken, blijkt dat het gemiddelde promillage per tijdstip gedurende de avond significant omhoog gaat. Tot 3:30 in de nacht neemt het promillage van de blazers toe (zie figuur 1).
35
Bij het gemiddelde promillage van de blazers moet echter rekening worden gehouden met een onderschatting. Tijdens het onderzoek zijn tijdens een tweede deel van de zaterdagavond, vanwege een technische storing, geen blaastesten afgenomen. Omdat in het tweede deel van de avond, de promillages hoger liggen (dit bleek uit het resultaat van de andere drie avonden) resulteert dit hoogstwaarschijnlijk in een onderschatting van het totale gemiddelde promillage. Een andere kanttekening die gemaakt moet worden is dat de gemiddelde promillages niet direct gekoppeld kunnen worden aan het aantal gedronken glazen alcohol. Op het moment van blazen zal een deel van de alcohol in het lichaam zijn afgebroken (dit hangt ook af van hoe laat de respondent is gestart met het drinken van alcohol en het moment van blazen).
Als resultaat van de vragenlijst komt naar voren dat de meeste respondenten in een kroeg/discotheek alcohol hebben gedronken (63%) en 32% van de respondenten gaf aan thuis alcohol gedronken te hebben tijdens deze avond (de respondenten konden meerdere antwoorden geven). De andere locaties werden minder vaak genoemd. Bijna 60% van de respondenten gaf aan die avond bier te hebben gedronken, de andere soorten alcoholhoudende dranken zijn minder vaak genoemd. Wanneer werd gevraagd aan de respondenten hoe laat ze van plan waren naar huis te gaan, gaven de meeste respondenten aan dat ze tussen 4:00 en 5:00 naar huis zouden gaan. Gemiddeld gaan de deelnemers aan het onderzoek 4,4 keer per maand uit, dit varieerde van 0 tot 10 keer per maand. Tijdens een gemiddelde uitgaansavond geven de respondenten aan gemiddeld 8 glazen alcohol te drinken. De meeste deelnemers (34%) geven aan 7 tot 14 glazen alcohol te drinken op een avond.
Wanneer alleen naar de binge-drinkers wordt gekeken (een promillage van 0.8 of hoger) blijkt dat 23% van de totale deelnemers binge-drinkers zijn. Opvallend is dat binge-drinkers vaker hun alcohol drinken in de kroeg of in de discotheek dan de andere deelnemers. Daarnaast geven de bingedrinkers relatief vaker aan mixdranken, pure sterke drank en shooters te drinken dan de groep respondenten die een promillage lager dan 0,8 heeft. De binge-drinkers geven aan relatief vaker uit te gaan, later naar huis te gaan en (zoals is te verwachten) relatief veel meer te drinken per uitgaansavond dan de respondenten met een lager promillage.
36
6. Aanbevelingen De gemeente Rotterdam heeft als doel gesteld om de naleving in de hotspotgebieden in 2014 te laten stijgen met 10%. Onder naleving wordt verstaan: geen dronken jongeren (tot 23 jaar) op straat, het niet schenken van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar en het niet doorschenken aan jongeren (tot 23 jaar) die onder invloed zijn van alcohol.
Op basis van de resultaten van het rapport, de doelstellingen van de gemeente Rotterdam en bestaande kennis uit praktijkervaringen en literatuur zal de gemeente zich dienen te focussen op de volgende drie Rotterdamse problemen: •
De lage naleving van de leeftijdsgrenzen in sportkantines en horeca
•
De lage naleving van het verbod op doortappen door de horeca
•
Het hoge gemeten percentage binge drinkers (23%) onder uitgaanders op straat
Op basis van de onderzoeksresultaten komen we tot de volgende aanbevelingen:
Aanbeveling 1: Stel een handhavingsplan leeftijden op ten behoeve van sportkantines, horeca en supermarkten Het meest effectieve instrument om de naleving van de wetgeving te verbeteren, is frequente handhaving. De verkooppunten dienen minimaal 4 keer per jaar gecontroleerd te worden op de naleving om effectief te zijn
24
. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) zal de controle
op de naleving van de leeftijdsgrenzen tot 2013 uitvoeren. Vanaf januari 2013 draagt de gemeente zelf de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de Drank- en Horecawet. Essentieel is het ontwikkelen van een integraal handhavingsplan voor de hotspots waarin de focus wordt gelegd op sportkantines en horeca. Omdat verreweg de grootste afzetmarkt van alcohol de supermarkt is
25
dient
vanzelfsprekend ook deze sector in het handhavingsplan opgenomen te worden. In het handhavingsplan moeten concrete kwantitatieve doelstellingen worden opgenomen t.a.v. van de frequentie van het toezicht. Belangrijk is dat daarbij alle verkooppunten in de hotspotgebieden, omgeving Oude Haven, omgeving Stadhuisplein en omgeving Emmastraat, worden betrokken. Vanzelfsprekend zijn niet alle verkooppunten in de hotspotgebieden in Rotterdam meegenomen in het huidige onderzoek. In dit onderzoek zijn bijvoorbeeld met name die horecagelegenheden meegenomen die een toegangsleeftijd hebben van 18 jaar en ouder. Waarschijnlijk zullen er andere alcoholverkooppunten in de hotspotgebieden in Rotterdam zijn waar jongeren van 15 en 16 jaar naartoe gaan, die niet in dit nalevingsonderzoek bezocht zijn. Deze dienen ook in het handhavingsplan opgenomen te worden.
Aanbevolen wordt om als onderdeel van het handhavingsplan gebruik te maken van bestaande handhavingstechnieken. In Nederland zijn enkele regio’s (pilotregio’s) te vinden die geëxperimenteerd hebben met het toezicht op de leeftijdsgrenzen. Er zijn dus voorbeelden van handhavingspraktijken en
37
handhavingstechnieken voor de controle van de leeftijdgrenzen voorhanden
26, 27
. Deze voorbeelden
kan de gemeente overnemen om het handhavingsplan in te vullen. Handhavingscommunicatie dient een belangrijk onderdeel te zijn van het handhavingsplan. Een element van de handhavingsommunicatie betreft het systematisch publiekelijk maken van de resultaten van het toezicht. Op deze manier worden ook verkooppunten die niet gecontroleerd zijn, herinnerd aan het risico van het niet naleven van de wettelijke leeftijdsgrenzen. De subjectieve (ervaren) pakkans bij ondernemers wordt op deze manier verhoogd.
Aanbeveling 2: Hanteer een leeftijdsgebonden deurbeleid Een opvallend goed resultaat uit het onderzoek is het feit dat het bij veel horecabedrijven in Rotterdam vrijwillige ingestelde vigerende deurbeleid omtrent de leeftijdsgrenzen indirect een effectieve bijdrage leveren aan de handhaving van de wettelijke leeftijdsgrenzen: bij 22 aankooppogingen door 15-jarigen waar een portier aan de deur stond die een deurbeleid hanteerde, kwamen de jongeren 16 keer niet binnen. Van deze 22 aankooppogingen zijn er 18 uitgevoerd bij een horecagelegenheid die een toegangsleeftijd van 18 jaar of ouder toepasten. Dit resultaat steekt zeer gunstig af tegen de resultaten van vergelijkbaar nalevingsonderzoek in andere gemeenten in Nederland. De aanbeveling luidt dan ook dat de gemeente het huidige deurbeleid omarmt en desgewenst op grotere schaal afdwingt door voorwaarden hieromtrent op te nemen in de Drank- en Horecaverordening. Daarnaast is het van belang om de portiers beter te instrueren om geen bezoekers toe te laten onder de 18 jaar als dat het beleid van de horecazaak is.
Aanbeveling 3: Voer een effectief leeftijdscontrolesysteem in bij de supermarkten De naleving van de leeftijdsgrenzen bij supermarkten in Rotterdam ligt op dit moment op 41%. Dit percentage ligt relatief hoger dan bij sportkantines, slijterijen, avondwinkels en horecagelegenheden. Toch is dit nog niet voldoende. Jongeren weten zelf bij welke supermarkten ze wel of geen alcohol 28
kunnen kopen . Daarnaast is de grootste afzetmarkt van alcohol de supermarkt. Het blijft dus belangrijk om ook de naleving bij de Rotterdamse supermarkten te verbeteren, om te voorkomen dat 15-jarige jongeren gemakkelijk alcohol kunnen blijven kopen. In Nederland zijn steeds meer slijterijen en supermarkten die met leeftijdscontrolesystemen werken. Met dergelijke systemen kunnen de supermarkten hun nalevingpercentages verhogen richting de 100%.
Aanbeveling 4: Investeer in projectmatige aandacht voor sportkantines Het nalevingsonderzoek leeftijdsgrenzen geeft duidelijk aan dat de Rotterdamse sportverenigingen de regels omtrent leeftijdsgrenzen zeer slecht naleven. Het spreekt dan ook vanzelf dat in deze sector extra geïnvesteerd dient te worden. Rotterdam heeft hier reeds een start meegemaakt. Het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP) voert op dit moment een onderzoek uit naar de beleidsmogelijkheden om de naleving van de leeftijdsgrenzen in sportkantines te verbeteren en om het alcoholgebruik onder jongeren in sportkantines terug te dringen. Bij het onderzoek zijn sportbestuurders, ouders van sporters en de jongeren zelf betrokken. Wat nu al wel duidelijk is dat een effectieve aanpak binnen de sportsector een combinatie is van het ontwikkelen van een breed
38
draagvlak voor de noodzaak van naleving van de leeftijdsgrenzen, duidelijke regels zoals specifieke schenktijden
en
(vanaf
1
januari
2013)
regelmatige
handhaving
door
de
gemeentelijke
toezichthouders.
Aanbeveling 5: Start een handhavingspilot met betrekking tot doortappen in de horeca Net als bij de naleving van de leeftijdsgrenzen is het voor het verbeteren van de naleving van het verbod op doortappen het meest effectief om in te zetten op handhaving en daartoe een handhavingspilot op te zetten die mede gebaseerd is op ervaringen uit Zweden. De reden daarvan is dat in Nederland feitelijk nog geen ervaring is opgedaan met het handhaven van het doortapverbod, ondanks het feit dat ook uit twee andere onderzoeken
15, 16
is gebleken dat doortappen aan dronken
klanten in de horeca meer regel is dan uitzondering.
Dat een doelgerichte aanpak van het doortappen kan werken blijkt uit het voorbeeld van de stad Stockholm in Zweden
29
. In Box 5 wordt uitleg gegeven over de aanpak in Stockholm. Op basis van
deze ervaringen kan een voor Nederland unieke handhavingspilot worden opgezet.
Box 5: De integrale aanpak in Stockholm. De Zweedse aanpak werkt vanwege de preventieve focus van het beleid. Hierdoor kan men in de praktijk zich sterk richten op het voorkomen van allerlei alcoholgerelateerde problemen waaronder overmatig alcoholgebruik als gevolg van doorschenken aan dronken klanten. Deze aanpak is uitgevoerd en geëvalueerd in Stockholm. Het beleid is daardoor niet alleen effectief maar het kent in de samenleving een groot draagvlak, zowel bij de burgers als bij de alcoholverstrekkers. De politie heeft haar huidige werkwijze, die gebaseerd is op het zogenaamde Kronoberg model (K-model), enkele jaren geleden als pilot getest. De verschillende begeleidende studies toonden goede resultaten. Daarnaast heeft men goed inzicht kunnen bieden in wat de financiële opbrengsten zijn van deze vorm van preventie. Het bleek dat voor elke geïnvesteerde kroon, 40 kronen werden terugverdiend vanwege de vermindering van de maatschappelijk kosten gerelateerd aan alcoholgebruik. Door dit overtuigende bewijsmateriaal heeft de politie en de gemeente haar werkwijze kunnen continueren. Ook in Nederland dienen de toezichthouders actief en preventief op te treden om het doorschenken en dronkenschap in horecagelegenheden tegen te gaan. De toezichthouders kunnen het horecapersoneel ter plekke ondersteunen (en aanwijzingen geven) en daarnaast dienen ze te sanctioneren daar waar doorschenken wordt geconstateerd. Ook de politie kan hierbij een rol spelen aangezien dat de veiligheid in de stad ten goede komt.
Aanbeveling 6: Pak het binge drinken aan door het actief inzetten van blaastesten in de publieke ruimte Indien het doortappen door de Rotterdamse horeca wordt aangepakt (zie aanbeveling 5) zal dit zeer waarschijnlijk leiden tot afname van het aantal binge drinkers in de publieke ruimte. Het Stockholmse
39
lokale alcoholbeleid is namelijk in belangrijke mate gericht op het voorkomen van dronkenschap zowel in de horeca als op straat. In de tweede plaats kan Rotterdam mogelijk over enige tijd de plannen van Minister Opstelten in de praktijkbrengen. Deze plannen hebben als doel om bij alcoholgerelateerde delicten in de publieke ruimte verplicht blaastesten toe te passen en de uitslag daarvan mee te laten wegen bij de op te 30
leggen straffen . Een derde optie betreft het steekproefsgewijs inzetten van vrijwillige blaastesten om te controleren op openbare dronkenschap bij jongeren. Wanneer de politie vermoedt dat een persoon in kennelijke staat van dronkenschap verkeerd, kan zij een blaastest voorstellen. Daarbij wordt uitgegaan van een bepaalde ondergrens voor dronkenschap van bijvoorbeeld 0,8 promille. Een voorbeeld van gebruik van blaastesten is afkomstig uit de stad Eindhoven
31
. Daar worden vrijwillige blaastesten gebruikt om
de dronkenschap in het gehele publieke domein tegen te gaan. Ouders van jongeren worden gebeld wanneer ze tussen de 1 en 1,5 promille blazen. Onder de 1 promille krijgen de ouders een brief thuisgestuurd en boven de 1,5 promille wordt de jongere naar een arts of polikliniek gebracht. Daarnaast kan de gemeente samen met ondernemers van evenementen en feesten, jongerencentra en sportkantines afspraken maken over het inzetten van blaastesten. Zo kan er worden afgesproken dat bezoekers die 1 promille of meer blazen niet worden toegelaten op het terrein.
Aanbeveling 7: Breng mogelijkheden van de nieuwe Drank- en Horecawet in praktijk 7.1. Tegengaan van prijsacties De nieuwe Drank- en Horecawet die per 1 januari 2013 van kracht worden biedt mogelijkheden met betrekking tot aanpak van prijsacties zoals stuntacties voor bier in de supermarkt en happy hours in de horeca. De gemeente kan een verordening vaststellen die bepaalt dat de maximale prijskorting in de supermarkt/slijterij wordt beperkt tot 30% en in de horeca tot maximaal 40% van de oorspronkelijke verkoopprijs. Tijdens het onderzoek is niet specifiek gekeken naar prijsacties en promotiebeleid, dus is niet bekend hoe bijvoorbeeld horecagelegenheden in Rotterdam omgaan met prijsacties en promotiebeleid. Wel blijkt uit onder andere uit één voorval tijdens het doortaponderzoek dat het alcoholgebruik in een horeca gelegenheid wordt gepromoot (zie box 6). Daarnaast gaf de tijdens het blaastesten onderzoek, de groep jongeren die een promillage van 0,8 of hoger blies, vaker aan in horecagelegenheden alcohol te drinken. Dit kan ook duiden op het voorkomen van prijsacties in de horeca.
Box 6: Voorbeeld van promotie van alcoholgebruik in Rotterdamse horecagelegenheid De dj stopte rond middernacht de muziek en riep door de microfoon: “Die twee dames daar hebben zojuist een fles champagne gewonnen en we verloten er nog 4 deze avond. En voor de grootste alcoholist van de avond een grote doos met Flügel”.
Uit eerder onderzoek van het is gebleken dat jongeren meer alcohol drinken als gevolg van 32
prijsacties . Het verdient dan ook aanbeveling dat de gemeente Rotterdam de bovengenoemde
40
verordening instelt na 1 januari 2013. Als gevolg daarvan dienen prijsacties bij de horeca en bij supermarkten systematisch gemonitord te worden.
7.2 Strafbaarstelling jongeren onder de 16 jaar De gemeente Rotterdam dient rekening te houden met de invoering van de strafbaarstelling van jongeren. De Drank- en Horecawet stelt met ingang van 1 januari 2013 jongeren onder de 16 jaar strafbaar die alcohol bezitten op voor publiek toegankelijke plaatsen (op straat en in de horeca), met uitzondering van winkels. Met het handhaven van deze nieuwe wettelijke bepaling is nog geen ervaring opgedaan. Strafbaarstelling van het voorhanden hebben van alcohol op publieke plaatsen beperkt de beschikbaarheid van alcohol en handhaving van deze bepaling kan dan ook beschouwd worden als 14
een effectieve preventiemaatregel . De verwachting is dat in de loop van 2013 de eerste ervaringen over deze vorm van toezicht tussen gemeenten zullen worden uitgewisseld.
7.3. Sluitingstijden horeca koppelen aan leeftijden De nieuwe Drank- en Horecawet biedt voor de gemeente de mogelijkheid om een toelatingsverbod voor bepaalde leeftijden te koppelen aan bepaalde tijdstippen (bijvoorbeeld het niet meer toelaten van jongeren na een bepaald tijdstip). Ook kan de gemeente bepalen dat na een bepaald tijdstip alleen horecalokaliteiten/terrassen open mogen zijn die een bepaalde toegangsleeftijd hanteren. Of andersom, kan de gemeente bepalen dat horecalokaliteiten/terrassen die na een bepaald tijdstip open mogen zijn, een bepaalde toegangsleeftijd hanteren.
Aanbeveling 8: Herhaal onderzoek STAP adviseert de gemeente Rotterdam het onderzoek naar de naleving van de wettelijke leeftijdsgrenzen en het verbod op doortappen over 1,5 jaar te herhalen met exact dezelfde methode. Dan kan geëvalueerd worden of de naleving in de hotspotgebieden met 10% is gestegen.
41
Referentielijst 1
Hibell, B., Guttormsson, U., Ahlström, S., Balakireva, O., Bjarnason, T., Kokkevi, A., Kraus, L. (2007). The 2007 ESPAD Report: Substance Use Among Students in 35 European Countries. ESPAD, Stockholm. 2
Monshouwer, K., Dorsselaer, S. van, Verdurmen, J., Vollebergh W. (2012). Factsheet ESPAD 2011. Trimbos Instituut, Utrecht. 3
Bieleman, B., Kruize, A., Zimmerman, C. (2011). Monitor alcoholverstrekking jongeren 2011. Stichting Intraval. 4
Dorsselaer, S. van, Looze, M. de, Vermeulen-Smit, E., Roos, S. de, Verdurmen, J., Bogt, T. ter, Vollebergh (2010). HBSC 2009: Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland. Trimbos Instituut, Utrecht. 5
GGD Rotterdam-Rijnmond (2012). Jeugdmonitor Rijnmond.
6
Lely, N. van der, Visser, M. de, Ligterink, J. (2011). Onze kinderen en alcohol.
7
Dalen, W. van, Hoof, J. van, Lely, N. van der, Rodrigues Pereira, R. (2011). Alcoholintoxicaties bij jongeren in Nederland. Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP), Universiteit Twente, Reinier de Graaf Groep, NSCK. 8
Sen, G. (2002). Does alcohol increase the risk of sexual intercourse among adolescents? Evidence from the NLSY97. Journal of Health Economics, 21, 1085–1093. 9
Sindelar, H.A., Barnett, N.P. & Spirito, A. (2004). Adolescent Alcohol Use and Injury: A Summary and Critical Review of the Literature. Minerva Pediatric, 66, 291-309. 10
Macdonald, S., Cherpitel, C.J., Borges, G., DeSouza, A., Giesbrecht, N. & Stockwell, T. (2005). The Criteria for Causation of Alcohol in Violent Injuries Based on Emergency Room Data from Six Countries. Addictive Behaviours, 30(1), 103-113. 11
WHO (2004). Global Status Report on Alcohol 2004. World Health Organization, Geneva.
12
Baan, R., Straif, K., Grosse, Y., Secretan, B., El Ghissassi F., Bouvard, v., et al. (2007). Carcinogenicity of alcoholic beverages. Lancet Oncology, 8, 292-3. 13
Bofetta, P., Hashibe, M. (2006). Alcohol and cancer. Lancet Oncology, 7, 149-156.
14
Babor, T., et al.(2003). Alcohol: No ordinary commodity. Research and public policy. Second Edition. Oxford University Press: New York. 15
Franken, F., Dalen, van W., Gosselt, J., Hoof, J. van, Rover, M. de (2010). Doortappen in regio Zuid-Holland Zuid: Nalevingsonderzoek en Beleidsadvies. Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP), Universiteit Twente. 16
Franken, F., Dalen, van W., Gosselt, J., Hoof, J. van, Rover, M. de (2010). Doortappen in West Friesland: Nalevingsonderzoek en Beleidsadvies. Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP), Universiteit Twente. 17
Gosselt, J.F., Van Hoof, J.J., De Jong, M.D.T., & Prinsen, S. (2007). Mystery shopping and alcohol sales: do supermarkets and liquor stores sell alcohol to underage customers? Journal of Adolescent Health, 41(3), 302-308. 18
Goverde, M. (2008). Serving alcohol to pseudo-intoxicated guests in bars: designing the most reliable protocol for utilization in The Netherlands. Universiteit Twente, Enschede.
42
19
Zie referentie 15.
20
Zie referentie 16.
21
Kuppens, J., Klöne, E., Ferwerda H. (2012). Een nuchtere Rotterdamse aanpak? Een onderzoek naar doelgroepen en uitgaansgeweld in drie uitgaansgebieden. Bureau Beke, Arnhem. 22
www.alcoholinfo.nl
23
Courtney, K.E., Polich, J. (2009). Binge drinking in young adults: Data, definitions, and determinants. Psychological Bulletin, 135(1), 142-156. Wagenaar, A.C., Toomey, T.L., Erickson, D.J. (2005). Complying With the Minimum Drinking Age: Effects of Enforcement and Training interventions. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 29 (2), 255-262. 24
25
SymphonyIRIGroup (2011). Supermarkt overzicht. Het jaar 2010 in Cijfers. Zaltbommel
26 NovioConsult
(2010). Toezicht Dranken Horecawet door gemeenten. Bevindingen evaluatieonderzoek. Nijmegen Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ministerie van Veiligheid en Justitie (2012). Handreiking Drank- en Horecawet voor gemeenten. Den Haag. 27
Hoof, van J., Gosselt, J., Baas, N. (2011). Beschikbaarheid van alcohol voor jongeren onder de 16 jaar: Minutenwerk. Universiteit Twente, Enschede 28
Alm, A. (2009). Evaluation of the K model (The Kronoberg Model). A summary of the report 2009:5. Brottsförebyggande rådet, Stockholm. 29
De Minister van Veiligheid en Justitie (2012). Wetsvoorstel + Memorie van Toelichting terugdringen geweld onder invloed van middelen. Den Haag. 30
Het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid (2010). Infosheet praktijkvoorbeelden blaastesten. CCV, Utrecht. 31
Van Hoof, J., Van Noordenburg, M., & De Jong, M. (2008). Happy Hours and Other Alcohol Discounts in Cafe´s: Prevalence and Effects on Underage Adolescents. Journal of Public Health Policy, 29, 340-352). 32
43
Bijlage Betrouwbaarheidsinterval Om uitspraken te kunnen doen over de hele populatie (uitgaanspubliek Rotterdam) wordt een steekproef genomen (blazers). De waarde van een steekproef zal niet exact hetzelfde zijn als de feitelijke waarde van de hele populatie, al verschilt het maar een honderdste of duizendste.
Om vanuit de steekproefwaarde iets over de populatie te zetten, wordt een betrouwbaarheidsinterval aangehouden. Die bestaat uit een boven- en een ondermarge. Dit is omdat het onduidelijk is of de waarde uit de steekproef naar onderen of naar boven afwijkt ten opzichte van de hele populatie (lager of hoger promillage). Bij een betrouwbaarheidsinterval van 95% valt de waarde van de hele populatie voor 95 procent zeker binnen het interval.
VB: Stel dat het uitgaanspubliek (gehele populatie) bestaat uit 1000 mensen en er voor een steekproef 100 mensen gevraagd worden. Gemiddeld blazen deze 100 mensen 1,00 promille. Dit is dan niet exact het gemiddelde voor de gehele populatie. De boven- en ondermarge van het betrouwbaarheidsinterval (95%) kunnen vervolgens met een statistisch programma als SPSS worden uitgerekend. Deze geeft dan bijvoorbeeld de onderwaarde 0,95 en de bovenwaarde 1,05 (CI [0,95, 1,05]). Dit betekent dat voor 95% zeker gesteld kan worden dat het gemiddelde promillage van de gehele populatie tussen 0,95 en 1,05 promille ligt.
44