Minderjarigen Standpunt van de Gezinsbond
april 2016
Inhoud Kinderrechten
p. 2
De Gezinsbond en kinderrechten
p. 3
Experten over kinderrechten
p. 4
Standpunt van de Gezinsbond
p. 6
De minderjarige als rechtssubject
p. 6
Erkenning van de sleutelrol van gezinnen
p. 7
Checklist
p.10
1
Welke plaats nemen minderjarigen in binnen onze samenleving? En welke plaats kent de Gezinsbond hen toe? Schijnbaar eenvoudige vragen. De exploratietocht naar antwoorden leidt ons langs een interdisciplinair pad en brengt vele 'oude' en 'nieuwe' inzichten.
Kinderrechten Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dateert uit 1989 en tekent in 54 artikelen de rechten van het kind uit. Vzw vormen (expertisecentrum mensenrechten en kinderrechteneducatie Vlaanderen) distilleert hieruit 17 rechten, een analyse die de Gezinsbond kan volgen: • elk kind heeft het recht op een eigen mening en inspraak • elk kind heeft recht op een eigen geloof en cultuur • elk kind heeft recht op gezonde voeding, water, kleding en onderdak • elk kind heeft recht om samen te komen met anderen • elk kind heeft recht op veiligheid en bescherming • elk kind heeft recht op onderwijs en informatie • elk kind heeft recht op spel en vrije tijd • elk kind heeft recht op zorg • elk kind heeft recht op een naam en een nationaliteit • elk kind heeft recht op een gelijke behandeling • elk kind heeft recht om bij de eigen familie te zijn • elk kind heeft recht op aangepaste verzorging bij ziekte of handicap • elk kind heeft recht op een privéleven • elk kind heeft recht op bescherming tegen uitbuiting • elk kind heeft recht op bescherming tegen onwettige opsluiting • elk kind heeft recht op bescherming tegen oorlog • elk kind heeft recht op bescherming bij adoptie In principe zijn alle rechten even belangrijk en hangen ze ook van elkaar af. Toch zijn er vier artikelen die zo belangrijk zijn dat ze als hoofdprincipes gelden. Deze principes kennen bijgevolg een transversale toepassing doorheen alle andere artikelen van het Kinderrechtenverdrag: 1. verbod op discriminatie 2. het belang van het kind 3. het recht op leven, overleven en ontwikkeling 4. het recht op participatie Traditioneel zijn de rechten uit het IVRK onderverdeeld in drie categorieën (de 3 P's): : Protectie: recht op bescherming. Bv. tegen uitbuiting, mishandeling, verwaarlozing… Provisie: recht op voorzieningen. Bv. onderwijs, jeugdwerk, media, voedsel… Participatie: recht op deelname. Mee praten en beslissen over eigen rechten. Bv. inspraak, vereniging… Deze drie P's vormen een samenhangend geheel en kunnen niet los van elkaar worden bekeken. Het geheel is groter dan de som van de delen.
2
De Gezinsbond en kinderrechten: een verhaal met diepe wortels Ook in ons land is het Kinderrechtenverdrag bekrachtigd en bijgevolg juridisch bindend. Het moet dan ook expliciet of impliciet de basis vormen van ieder standpunt over minderjarigen, ook binnen de Gezinsbond. Uit een beknopt overzicht van onze relevante standpunten blijkt dat dit ook het geval is: •
BESCHERMING (protectie) Omdat ze bepaalde vaardigheden (nog) niet ontwikkeld hebben. Zie onze standpunten over kinderen en internet, kinderen en reclame, classificatie van audiovisuele media, GAS, uithandengeving, sperperiode, draagmoederschap. Maar ook om hun gezondheid en ontwikkeling te beschermen. Zie ons standpunten over kindnorm, jongeren en drugs, pleegzorg, adoptie.
•
GOEDE INFORMATIE EN VORMING (provisie) Minderjarigen hebben nood aan goede informatie en vorming. Zie ons standpunten over onderwijs, digitale en financiële geletterdheid.
•
PARTICIPATIE (participatie) Minderjarigen hebben het recht om te participeren in beslissingen waar ze zelf rechtstreeks betrokken partij bij zijn. Zie onze standpunten over hoorrecht, euthanasie, leerlingenrechten, zelfstandige rechtstoegang voor minderjarigen.
•
RUIMTE (provisie) Zowel fysieke als mentale ruimte. Zie onze standpunten over recht op spelen, GAS, fuiven, visie op jeugdzorg 2020, kindnorm en ruimte.
Verschillende organisaties zoals het Kenniscentrum Kinderrechten (KEKI), het Kinderrechtencommissariaat, de Kinderrechtencoalitie, de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind (NCRK), vormen vzw (het expertisecentrum mensrechten en kinderrechteneducatie Vlaanderen) hebben kinderrechten als kernopdracht. Strikt genomen creëren verdragen m.b.t. kinderrechten en normen aangaande kinderrechten een verbintenis tussen de minderjarige en de overheid. Een overheid erkent welbepaalde rechten van de minderjarige, en engageert zich tot het zorgen voor een kader waarbinnen de minderjarige van deze rechten kan genieten. En toch gaat het bij kinderrechten nooit om een één op één relatie tussen minderjarigen en de overheid. Om te beginnen zijn minderjarigen handelingsonbekwaam, waardoor ze voor het afdwingen van hun rechten afhankelijk zijn van hun wettelijke vertegenwoordigers (veelal de ouders). Anderzijds leven minderjarigen altijd binnen een context. Ze groeien op binnen gezinnen, lopen school, maken deel uit van verenigingen, hebben een vriendengroep. Daardoor hebben kinderrechten ook implicaties voor de andere actoren binnen deze context. 3
Binnen dergelijke contextuele benadering, is meteen duidelijk dat de Gezinsbond een belangrijke rol kan vervullen, omwille van zijn linken met diverse schakels binnen de context van een minderjarige. Dat geldt allicht ook in mindere of meerdere mate voor ieder van de organisaties die hoger werden genoemd. Maar wat onze positie uniek maakt, is dat wij als enige starten vanuit het perspectief van de gezinnen. Het IVRK is uitdrukkelijk opgenomen in de opdrachtverklaring van onze gezinsorganisatie: 'Voor de Gezinsbond zijn, in zijn werking op alle niveaus en in alle geledingen, waarden als respect, gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid, solidariteit, verantwoordelijkheid en zorgzaamheid evenals de beginselen van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en het VN-verdrag over de Rechten van het Kind, richtinggevend'. Veelzeggend is ook het feit dat de 'geboorteaankondiging' van het IVRK in België (m.a.w. het engagement ratificatie van het Kinderrechtenverdrag) plaatsvond in onze eigen bondsgebouwen. Tijdens een middagontmoeting ‘Rechten van kinderen’, op 15 mei 1990, verklaarde toenmalig premier Wilfried Martens, in bijzijn van pers en politici, dat België zich zou inspannen om de Conventie zo snel mogelijk te ratificeren. Twee jaar later, na een intensieve sensibiliseringscampagne, was het zover. De Gezinsbond stond ook mee aan de wieg van de oprichting van de Kinderrechtencoalitie. Dit is een netwerk van niet-gouvernementele organisaties die de krachten bundelen om de impact en de slagkracht in het streven naar een bredere toepassing van het IVRK te bevorderen. Tot op vandaag is de Gezinsbond actief lid van de coalitie: medewerking aan de rapportage aan de VN over de naleving van het Kinderrechtenverdrag, input bij het bepalen van de standpunten, mede bepalen van de koers vanuit de Algemene Vergadering en recent ook opnieuw Raad van Bestuur…
Experten over kinderrechten Kinderrechten is een interdisciplinair verhaal. Daarom is het van belang om onze visie te verrijken met inzichten van experten uit verschillende domeinen. En om binnen deze expertise telkens te zoeken naar de link met onze specifieke invalshoek vanuit de gezinscontext.
Dialoog tussen kinderen en volwassenen (Bruno Vanobbergen, Vlaams kinderrechtencommissaris) De manier waarop we naar jongeren kijken bepaalt mee welke rechten we hen willen toekennen. De Gezinsbond stapt mee in de visie waarbij kinderen als volwaardige mensen worden gezien. Dus niet als 'onaf' of niet als 'in transitie onderweg naar volwassenheid'. Bijgevolg hebben zij volwaardige rechten (die onder meer worden verwoord in het Kinderrechtenverdrag). Tegelijk zijn kinderen mensen in ontwikkeling. Dit impliceert dat er wel degelijk een verschil is met volwassenen. Kinderen hebben immers minder kans gekregen om ervaring op te bouwen en verdienen bijgevolg meer krediet om met vallen en opstaan aan hun 4
weg te timmeren. Bovendien hebben zij een openheid en verbondenheid met de wereld die hen per definitie kwetsbaar maakt. Sedert de invoering van de statistiek is onze samenleving zeer sterk gebaseerd op gemiddelden. Ieder kind wordt gemeten op standaardwaarden, die weinig toevoegen aan het individuele kind. Elk individu verschilt zodanig, dat standaardisering voornamelijk leidt tot frustratie. Kinderrechten staan niet lijnrecht tegenover rechten van volwassenen. Kinderen en volwassenen hebben beiden de verantwoordelijkheid om samen, in dialoog, een evenwicht te vinden tussen elkaars rechten. De gezinscontext is bij uitstek het milieu waar dergelijke dialoog tot stand kan komen; geven en nemen, verantwoordelijkheid opnemen voor de ander en tegelijk onderwerp van verantwoordelijkheid zijn voor die ander. Het zijn natuurlijke processen binnen een gezin. Het is van belang dat deze processen expliciet worden benoemd en dat de actoren worden versterkt in hun rol.
Het adolescentenbrein onder de loep (Leentje Vervoort, psychologe en onderzoekster aan de Universiteit Gent) In de adolescentie, de overgang in de ontwikkeling tussen de jeugd en de volledige volwassenheid, ondergaat het brein grondige veranderingen. Deze veranderingen zijn zowel van biologische als van psychosociale aard. Waar de biologische veranderingen redelijk universeel zijn, zijn de psychosociale bij uitstek contextgebonden, en dit zowel op macroals op microniveau. Ook de gezinscontext is dus een belangrijke factor die mee de manier bepaalt waarop jongeren zich ontwikkelen. Hersendelen ontwikkelen niet allemaal tegelijk en niet allemaal aan dezelfde snelheid. Diverse vaardigheden ontwikkelen zich dus op hun eigen tempo. Een adolescentenbrein is impulsief en emotioneel. Tegelijk is het zeer beloningsgevoelig en weinig schrikgevoelig. Een combinatie van al die factoren maakt dat ze soms een gedrag vertonen dat volwassenen als 'onverstandig' bestempelen. Bovendien weten we dankzij de wetenschap dat hersenen zich zeker nog tot de leeftijd van 24 jaar verder ontwikkelen.
Veerkracht bij jongeren (een onderzoek van AWEL) Coping is de manier waarop jongeren omgaan met de uitdagingen en problemen die ze op hun weg tegenkomen. Het zegt evenwel niets over hoe succesvol deze manier is. Veerkracht doet dat wel, want het geeft aan dat je het goed doet ondanks tegenslag. Om veerkrachtig in het leven te kunnen staan, hebben jongeren verbinding nodig met hun leefwereld. Hier spelen de ouders als primaire verzorgers natuurlijk een cruciale rol, en beveelt AWEL aan om gezinnen te ondersteunen. Maar ook op school, in de vrije tijd, in de hulpverlening… kunnen jongeren mentoren ontmoeten die ervoor zorgen dat ze die
5
broodnodige verbinding kunnen maken. Alleen blijkt uit dit onderzoek dat het vinden van deze mentoren niet makkelijk is. Mensen zijn kwetsbaar, wat de veerkracht soms ook in de weg kan staan. De mate van kwetsbaarheid is heel sterk individueel bepaald, en hangt onder meer af van de verbinding die kan worden gemaakt, maar ook van eerdere ervaringen en van een aantal cognitieve vaardigheden. En hiermee is de link naar de inzichten van onderzoekster Leentje Vervoort gemaakt: bij jongeren zijn niet alle executieve functies van de hersenen volledig ontwikkeld, waardoor ook de veerkracht minder groot kan zijn. Jongeren worden geconfronteerd met uitdagingen. Coping is een dynamisch gegeven, want niet elke strategie is geschikt voor elke situatie. Veerkrachtige mensen kunnen goed inschatten welke coping strategie op welk moment aangewezen is.
Standpunt van de Gezinsbond De minderjarige als rechtssubject Het is niet alleen belangrijk dat de minderjarige drager is van rechten en plichten, maar ook dat hij deze rechten ook in praktijk kan brengen. Pas dan is hij een volwaardig rechtssubject. Dit kan pas gerealiseerd worden als er ruimte is voor inspraak en dialoog op elk niveau. Participatie is bijgevolg het sleutelwoord. Enerzijds door de stem van jongeren systematisch te horen bij het tot stand komen van beleidsbeslissingen die jongeren aanbelangen, en er ook rekening mee te houden. Anderzijds door in concrete situaties in dialoog te gaan met de jongeren in kwestie. Jongeren als volwaardige gesprekspartners beschouwen, is daartoe een noodzakelijke voorwaarde. Ook jongeren worden geconfronteerd met juridische procedures. En ook op die momenten is het van belang dat jongeren de rechten die hen toekomen in praktijk kunnen brengen. Dit kan deels worden gerealiseerd door de consequente toepassing van het hoorrecht. Waar vroeger nogal vlot boven de hoofden van minderjarigen recht werd gesproken, zijn we daar in ons land al een flink eind op de goede weg. Bij de invoering van de Familierechtbank werd duidelijk de kaart getrokken van het consequent uitbreiden en toepassen van dit fundamentele recht voor minderjarigen vanaf 12 jaar. Voor kinderen jonger dan 12 jaar is er nog ruimte voor verbetering door hen ook systematisch in te lichten over hun recht gehoord te worden. En tegelijk moeten we waakzaam blijven dat het hoorrecht goed in praktijk wordt gebracht en bijvoorbeeld niet ontaardt in een spreekplicht. Of gereduceerd wordt tot een formaliteit.
6
Maar alleen een doorgedreven hoorrecht kan evenwel niet volstaan. Minderjarigen zijn in onze juridische orde wel rechtsbekwaam (wat wil zeggen dat ze drager zijn van rechten en plichten), maar niet handelingsbekwaam (wat wil zeggen dat ze deze rechten en plichten niet zelf kunnen uitoefenen zonder tussenkomst van een derde). Bijgevolg moet een minderjarige rekenen op de tussenkomst van zijn wettelijk vertegenwoordiger (meestal zijn dat de ouders) 1 om zijn rechten tot uitvoering te brengen. Dat is de meest logische optie, en in de overgrote meerderheid van de gevallen ook de beste. Maar soms lopen de belangen van ouders en hun kinderen niet gelijk, of is de relatie dermate verstoord dat de jongere in de kou riskeert te staan. Daarom ijvert de Gezinsbond er ook voor dat aan de minderjarige een zelfstandige rechtstoegang wordt toegekend. Het is de sluitsteen van het uitgangspunt dat minderjarigen rechtssubject zijn. Titularis zijn van rechten zonder deze in praktijk te kunnen brengen, is immers een lege doos.
Erkenning van de sleutelrol van gezinnen Kinderrechten betekenen een wederkerigheid van rechten en plichten in alle relaties die kinderen hebben. Het gezin fungeert hier als oefenplaats waar zowel ouders als kinderen met vallen en opstaan het juiste evenwicht kunnen zoeken. De gezinscontext is bijgevolg uitermate relevant. Ouders zijn de primaire verantwoordelijken voor de opvoeding en hebben de vrijheid keuzes te maken. De overheid moet deze verantwoordelijkheid erkennen en ondersteunen.
Naar een getrapte meerderjarigheid? In het burgerlijk recht is de minderjarige handelingsonbekwaam. Dit staat er in zeer absolute bewoordingen. Links en rechts is dit principe wat gemilderd in andere wetgeving (we denken aan euthanasie, wet op de patiëntenrechten, seksuele meerderjarigheid, hoorrecht, GAS…), en maatschappelijk is dit eigenlijk voor een stuk ondergraven. Zo staat in de wet patiëntenrechten bijvoorbeeld uitdrukkelijk dat minderjarigen moeten betrokken worden (niet alleen gehoord) in het uitoefenen van hun rechten naar gelang hun cognitieve mogelijkheden en begripsbekwaamheid. Tijd om het Burgerlijk Wetboek aan te passen aan de realiteit? De Gezinsbond pleit voor een getrapte meerderjarigheid naar analogie van wat in Nederland al werd voorgesteld door ROOD-DE BOER. Hierbij worden tussenstappen ingebouwd op weg naar volwassenheid. Elk van die stappen brengt verruimde bevoegdheden voor de minderjarige mee, en geeft hen de kans om een stapje verder te gaan in de eigen ontwikkeling. De rol van de ouder evolueert omgekeerd evenredig 1
Soms zijn het niet de ouders die de zorg voor kinderen opnemen, en worden deze onder voogdijgezag geplaatst (denken we bijvoorbeeld aan minderjarigen die geen ouders meer hebben). De voogd neemt dan de ouderlijke bevoegdheden over, en is ook wettelijk vertegenwoordiger. 7
met die van de jongere. Op die manier wordt de relatie ouder-kind in een evolutie gezien. Uitgangspunt is niet langer dat het vermogen tot zelfstandig denken en inschatten van situaties onveranderd blijft tussen 0 en 18 jaar, om dan plots tot volle wasdom te komen, maar wel het geleidelijk aan groeien naar volwassenheid. Een rechtshandeling is een handeling die iemand uitvoert met de bedoeling een bepaald rechtsgevolg tot stand te brengen. Dit kan gaan van een aankoop, over de beslissing om al dan niet een medische behandeling te ondergaan tot de inschrijving in een school of jeugdbeweging. Bij elke rechtshandeling die een minderjarige stelt zijn drie partijen betrokken: de minderjarige, de ouder(s) en de derde waarmee wordt gehandeld. Voor elk van hen is het van belang om de grenzen van de bevoegdheden te kennen, en een wettelijk kader te hebben waarop in geval van onenigheid beroep kan worden gedaan. Hierbinnen moeten hoofdzakelijk deze vragen worden beantwoord: • • •
welke leeftijdsgrenzen stellen we (in de wetenschap dat dit arbitrair is, maar tegelijk ook het systeem werkbaar maakt)? welke rechtshandelingen laten we toe, en vanaf welke leeftijd? wie kan zich verzetten tegen een welbepaalde rechtshandeling? En hoe?
Jonger dan 12 jaar De situatie aanhouden zoals ze vandaag voor alle minderjarigen bestaat. Indien een minderjarige jonger dan 12 jaar een rechtshandeling stelt, dan is deze nietig. De jongere is niet handelingsbekwaam, en iedereen (zowel de ouders als de derde die met de minderjarige gehandeld heeft) kunnen zich hierop beroepen. De leeftijd volstaat als beoordelingscriterium. Indien Dit neemt uiteraard niet weg dat zij ook de kans moeten krijgen gehoord te worden (wat de facto ook al zo is op verschillende domeinen zoals in de Familierechtbank en in de gezondheidszorg). Er is evenwel een categorie rechtshandelingen die een bijzonder statuut verdient, namelijk diegene die betrekking hebben op de morele, fysieke, psychische of seksuele integriteit van de minderjarige. In die gevallen is het van groot belang om erover te waken dat de stem van de minderjarige op zijn minst wordt gehoord, ook wanneer dit tegen de mening van de ouders ingaat. Tussen 12 en 14 jaar Deze minderjarigen moeten gebruikelijke rechtshandelingen kunnen stellen. Op het eerste zicht lijkt de term 'gebruikelijke rechtshandelingen' zeer vaag en onduidelijk. Dit hangt immers sterk samen met de context van de rechtshandeling en van de maturiteit van de minderjarige. Niet elke jongere heeft dezelfde graad van ontwikkeling op 12jarige leeftijd. Bijgevolg is het niet haalbaar en wenselijk om een limitatieve opsomming in de wet te voorzien van concrete rechtshandelingen die zijn toegelaten vanaf de leeftijd van 12 jaar. Dat zou leiden tot een rigide systeem dat de verschillende snelheden van ont8
wikkeling ontkent. Een soepelheid kan worden ingebouwd door geval per geval te beoordelen tot welke rechtshandelingen die concrete minderjarige in dat concrete geval kan stellen. En omdat de ouders meestal het best geplaatst zijn om deze beoordeling te maken, pleiten we ervoor om hen deze ruimte ook te geven. Juridisch vertaalt zich dat in een wettelijk vermoeden dat een rechtshandeling gebruikelijk is als de ouder oordeelt dat dit het geval is. Wanneer anderen hiertegen wensen in te gaan, moeten zij aannemelijk kunnen maken voor de rechter dat de inschatting van de ouders verkeerd is. De bewijslast ligt met andere woorden bij de derde. In het omgekeerde geval, als de ouder oordeelt dat een rechtshandeling niet gebruikelijk is, is dit ook het uitgangspunt van de rechter. Een probleem dat hierbij aan de oppervlakte komt, is het feit dat minderjarigen geen zelfstandige rechtstoegang hebben (zie hoger) en bijgevolg ook niet in staat zijn om hun rechten in praktijk te realiseren als hun belangen niet gelijklopend zijn met die van hun ouders. We pleiten voor een zelfstandige rechtstoegang als noodzakelijke schakel voor die gevallen waar de beoordeling van ouders en minderjarigen niet dezelfde is. De rechtshandelingen die betrekking hebben op de morele, fysieke, psychische of seksuele integriteit van de minderjarige, verdienen ook hier een bijzonder statuut. Voor deze rechtshandelingen die per definitie zeer persoonlijk zijn, pleiten we ervoor om het oordeel van de minderjarige zelf als uitgangspunt te nemen (behalve als dit oordeel tegen expliciete wetgeving ingaat uiteraard). Zowel ouders als derden die hiertegen willen ingaan, moeten kunnen bewijzen dat deze rechtshandeling in deze concrete situatie niet gebruikelijk is, en de rechter overtuigen van de noodzaak tot nietigverklaring. Tussen 14 en 16 jaar Ook hier is het noodzakelijk om de rechtshandelingen die betrekking hebben op de integriteit van de minderjarige eruit te lichten en hen een bevoorrechte positie te geven. Al wie daar tegen wil ingaan, moet het bewijs leveren dat de handeling die de minderjarige wil stellen geen gebruikelijke rechtshandeling is voor deze minderjarige in de specifieke context. Bij alle andere rechtshandelingen mag de derde die te goeder trouw is ervan uit gaan dat de minderjarige de handeling kan stellen. Een ouder of minderjarige die menen dat een handeling niet gebruikelijk is, moeten hiertoe het bewijs leveren. Tussen 16 en 18 jaar Hier gaat men uit van de handelingsbekwaamheid van een minderjarige, behalve voor uitzonderingen die in de wet worden voorzien.
9
Meest voor de hand liggend zijn hierbij rechtshandelingen met een grote vermogensrechtelijke impact zoals aankoop en verkoop van een onroerend goed, vestigen van een hypotheek, aanvaarden en verwerpen van een nalatenschap. Zowel minderjarige, zijn ouders, als de derden kunnen zich op deze wettelijke bepalingen beroepen om de nietigheid van de rechtshandeling in te roepen. Voor andere rechtshandelingen die de minderjarigen uit deze leeftijdscategorie stelt, kan wie zich daartegen wil verzetten zich uiteraard nog steeds beroepen op het verbintenissenrecht om nietigverklaring te vorderen. Een aantal voorbeelden van rechtshandelingen die minderjarigen zouden kunnen stellen: lidmaatschap van ontspanningsvereniging aankopen (van brood tot Playstation) naar de dokter gaan (wet op patiëntenrechten voorziet al dat een minderjarige die in staat is zijn belangen redelijk te beoordelen, zijn rechten zelfstandig kan uitoefenen) instemmen met gespecialiseerde behandeling Wanneer we kijken naar een hernieuwde regelgeving op burgerrechtelijk vlak, moeten we dan ook de blik verruimen naar het strafrecht? Vandaag zijn in ons land denktanks bezig met het wikken en wegen van het jeugdsanctierecht. De Gezinsbond pleit er voor om niet te lichtzinnig te werk te gaan. Wij opteren voor een versoepeling van de regelgeving rond de bekwaamheid van minderjarigen minstens voorlopig uitdrukkelijk te beperken tot het burgerlijk recht.
Checklist Om heel concreet in elk van onze standpunten te zorgen voor een coherentie rond kinderrechten, is het waardevol een checklist op te stellen van elementen die we telkens moeten overwegen bij het ontwikkelen van een visie. welke rechten van kinderen willen we vrijwaren? kan de minderjarige deze rechten in concreto waar maken? is een bescherming van de minderjarige in dit domein nodig, en waarom? hoe plaatsen we het voorwerp van standpunt in de getrapte weg naar meerderjarigheid? hoe zorgen we er voor dat de minderjarige zelf, maar ook de betrokkenen (zij die deel uitmaken van de context, waaronder dus ook de gezinnen) deze rechten kennen en worden ondersteund in de toepassing ervan in praktijk? _______________ 10