Troonstraat 125 - 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77 - E-mail:
[email protected] – www.gezinsbond.be/gezinspolitiek
September 2005 Geactualiseerd: april 2015
Draagmoederschap Standpunt van de Gezinsbond De thematiek van het draagmoederschap is bijzonder gevoelig. Een denkoefening hierover legt vele fundamentele onderwerpen op tafel, en dwingt ons tot grondige reflectie over delicate vragen. Het gaat om onvervulde kinderwensen, om vruchtbaarheidsproblematieken, maar ook om de grenzen (hoe absoluut is het recht om zich voort te planten?) en hoe daarmee om te gaan. Het gaat over de maakbare mens, over recht op identiteit, over biologisch en sociaal ouderschap, over rechten en plichten van kinderen, draagouders, wensouders en donoren. Net omdat het verhaal zo complex is, is elke discussie over een wettelijk kader tot op vandaag gestrand. Als Gezinsbond vertrekken we bij het bepalen van een standpunt vanuit de rechten en belangen van het kind. Ons denkkader is het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Alle partijen betrokken bij draagmoederschap hebben immers de kans om hun stem te laten horen, behalve het ongeboren kind. Dat wordt geboren met een rugzakje dat meteen gevuld is met mogelijke vragen en problemen. Daarom is het noodzakelijk om de belangen van het kind steeds mee te nemen in deze denkoefening.
Wat is draagmoederschap? Definitie van draagmoederschap: de zwangerschap van een vrouw met de voorafgaande expliciete afspraak om het kind na het baren af te staan aan een welbepaald persoon of een koppel. Allereerst kunnen we een onderscheid maken tussen het altruïstisch en het commercieel draagmoederschap. Dit onderscheid ligt vooral in de doorslaggevende beweegredenen van de draagmoeder en haar entourage. Bij altruïstisch draagmoederschap is de wil om de ander te helpen de echte reden om in het verhaal te stappen. Vergelijk het met het geven van bloed, het afstaan van een nier, beenmergtransplantatie. Er kan een onkostenvergoeding worden betaald, maar geld kan en mag niet de drijfveer uitmaken. Daar tegenover staat het commercieel draagmoederschap, waar de beweegredenen net wel liggen in winstbejag. Het gaat om een economische transactie, waarbij het kind als koopwaar wordt aangeboden. Daarnaast wordt in de literatuur het onderscheid gemaakt tussen laagtechnologisch en hoogtechnologisch draagmoederschap. Bij laagtechnologisch draagmoederschap stelt de draagmoeder haar baarmoeder ter beschikking én levert ze de vrouwelijke component, de eicel. Vaak wordt ze geïnsemineerd met het sperma van de wensvader. Bij hoogtechnologisch draagmoederschap wordt een embryo, die niet genetisch verwant is met de draagmoeder, ingeplant. Meestal wordt hiervoor de eicel van de wensmoeder en het sperma van de wensvader gebruikt. Het fundamentele verschil tussen beide vormen is dus de genetische verwantschap tussen het kind en de draagmoeder. Die is er wel bij laagtechnologisch draagmoederschap, maar niet bij hoogtechnologisch draagmoederschap. Bij deze terminologie kunnen vragen gesteld worden. Het lijkt het draagmoederschap te herleiden tot een technologische prestatie, terwijl het toch om veel meer dan dat gaat. Het verdient reflectie of het wenselijk is om ze in de nieuwe wetgeving te gebruiken, of naar neutralere bewoordingen moet worden gezocht. Met deze nuancering in ons achter-
Standpunt draagmoederschap, Gezinsbond – april 2015 - 1
hoofd, houden we deze terminologie toch aan in wat volgt omdat ze vandaag gangbaar is, en we elke spraakverwarring willen vermijden.
Wat zegt de wet/wat zegt de rechtspraak? In ons land is het draagmoederschap niet expliciet wettelijk geregeld. Het is wel zo dat de gewone burgerrechtelijke (zoals het afstammingsrecht) en strafrechtelijke bepalingen (zoals het verbod op onderschuiving van een kind bij een vrouw die er niet is van bevallen) op hen van toepassing zijn. Ook de wet op de begeleide medische voortplanting (die wettelijk de mogelijkheid creëert voor wensouders om genetisch donormateriaal van derden te gebruiken) is vanzelfsprekend relevant binnen deze materie. Maar door het gebrek aan specifieke regelgeving kunnen we ons voor de juridische beoordeling van draagmoederschap in de praktijk alleen baseren op de rechtspraak. Die gevallen waar het draagmoederschap zonder problemen verloopt, en er dus geen rechter zich heeft moeten uitspreken over de gang van zaken, blijven daardoor onder de radar. Voorheen was de visie die onze jurisprudentie overheerste dat overeenkomsten aangaande draagmoederschap absoluut nietig waren omdat ze strijdig waren met de openbare orde. De achterliggende redenering was dat een kind geen voorwerp van handel mag uitmaken. Adoptie van een kind dat geboren werd uit een draagmoeder, werd op basis van deze redenering geweigerd door bepaalde rechters (zie bv. Gent, 16 januari 1989). Recentere rechtspraak (zie bv. Jeugdrechtbank Brussel, 4 juni 1996, Jeugdrechtbank Turnhout, 4 oktober 2000, Hof van Beroep Antwerpen, 14 januari 2008) oordeelt echter vaker dat het niet strijdig is met de openbare orde om een kind, dat voldragen werd door een draagmoeder, na geboorte te laten adopteren door genetische en sociale wensouders. Volgens juristen wint deze laatste visie steeds meer veld binnen de rechtspraak. Omdat rechters in volledige onafhankelijkheid hun vonnissen horen te vellen en dus niet gebonden zijn door uitspraken van andere rechters, is het echter speculeren welke uitspraak zij zullen vellen in een concreet dossier. Dit werkt rechtsonzekerheid in de hand. Een mogelijk gevolg hiervan vinden we bijvoorbeeld in een advies op de website van een advocaat: “Wensouders zouden dus kunnen overwegen om hun woonplaats aan te passen om zo onwillige rechters te vermijden en progressievere rechters te vinden”. Ons rechtssysteem is, in tegenstelling tot het Angelsaksische, gebaseerd op beleidskeuzes die door de wetgever in wetten en decreten dienen gegoten te worden, maar door het ontbreken van een duidelijk wettelijk kader, moeten rechters hier een “wetgevende” rol opnemen die hen eigenlijk niet toekomt. Deze situatie druist in tegen het principe van de scheiding der machten.
Wat gebeurt er in de praktijk? Mensen met een kinderwens die zelf geen kinderen kunnen krijgen, zijn soms bereid om letterlijk en figuurlijk heel ver te gaan. Een paar gekende praktijken: •
Een kind laten verwekken en dragen in een land waar de wetgeving hierrond geliberaliseerd is. Met enkele muisklikken kan je de gewenste baby bestellen via het internet. De wensouders moeten enkel nog afreizen naar het geboorteland van het kind en de baby naar huis meenemen. In de praktijk verloopt dit niet altijd zo eenvoudig als het in theorie klinkt. Zo is er het verhaal van twee homopapa’s die ‘hun’ kindje wilden naar huis brengen vanuit Oekraine. Ze botsten daarbij op een ambtenaar die (allicht niet geheel onterecht) bedenkingen had bij de gevolgde procedure, en bijgevolg weigerde de certificaten te erkennen die nodig zijn om het kind mee te nemen naar zijn nieuwe thuis. Pas twee jaar later konden beide vaders aan een gezinsleven in ons land beginnen. Het kind laten opgroeien in een Oekraïens weeshuis zou een allerminst fraai alternatief geweest zijn.
Standpunt draagmoederschap, Gezinsbond – april 2015 - 2
•
•
•
Onderlinge afspraken met vrienden, familieleden of onbekenden, waarbij de draagmoeder zichzelf bevrucht door middel van een pipet met het sperma van de wensvader (zelfinseminatie). In een draagmoederschapsovereenkomst worden vervolgens afspraken gemaakt. Anonieme bevalling in Frankrijk. Daar is het immers mogelijk om de naam van de moeder niet te vermelden in de geboorteakte. De wensvader erkent het kind in Frankrijk en brengt het mee naar ons land waar de wensmoeder vervolgens tot adoptie overgaat. Drie centra in ons land bieden hoogtechnologisch draagmoederschap aan. Hierbij worden wensouders en draagmoeder begeleid door een multidisciplinair team van experten bestaande uit een gynaecoloog, een internist, een psycholoog en een jurist. Zij hebben in de afgelopen 15 jaar 20 draagmoederschappen begeleid.
Regeling op verschillende niveaus Uit het voorgaande blijkt dat het niet langer mogelijk is om draagmoederschap te negeren. Door het gebrek aan wettelijke regeling gaan we voorbij aan een maatschappelijke realiteit, en kiezen we ervoor de hoogst onzekere situatie voor de kinderen die geboren worden uit draagmoederschap te bestendigen. Daarom pleit de Gezinsbond ervoor om op korte termijn een wettelijke regeling omtrent draagmoederschap uit te werken. Draagmoederschap neemt echter dermate verschillende vormen aan dat een gedifferentieerde aanpak noodzakelijk is. In wat volgt maken we een onderscheid tussen commercieel draagmoederschap, draagmoederschap binnen fertiliteitscentra en draagmoederschap buiten fertiliteitscentra. Commercieel draagmoederschap Dit is de vorm van draagmoederschap die haar opmars maakt in landen als India en Oekraïne, maar ook in de Amerikaanse staat Californië. Voor deze landen is het zelfs een deel van hun economische activiteit geworden. Tegen grof geld worden baby’s op bestelling “gemaakt” en verhandeld. De vraagprijs bedraagt tussen de 10.000 en de 90.000 euro. Hoe meer de baby op maat wordt gemaakt, (of hoe beter het beantwoordt aan de wensen van de ouders), hoe hoger de prijs. Er is evenwel een schemerzone tussen commercieel en altruïstisch draagmoederschap. Discussie die draait rond de vraag waar de grens ligt tussen een vergoeding en handel? Mede daarom is het heel belangrijk dat de wetgever bij het redigeren van de bepalingen zeer duidelijke criteria voorop stelt van wat wel en niet in aanmerking komt voor vergoeding binnen het draagmoederschapscontract. Bovendien draait het onderscheid vooral over de drijfveren van betrokken partijen, wat niet altijd eenvoudig te achterhalen is. Daarom is het van groot belang om te opteren voor een zeer diepgaand begeleidingsproces (hierop komen we later nog terug), zodat echte drijfveren kunnen worden achterhaald. Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat de commerciële vorm van draagmoederschap universeel laakbaar is en met alle rechtsmiddelen moet worden bestreden. Een kind is geen koopwaar. Einde discussie. Daarom pleit de Gezinsbond voor een absoluut en strafrechtelijk verbod op deze praktijk. Hiermee bedoelen we een verbod op: • het afsluiten van een commercieel draagmoederschapscontract: zowel de wensouders als de draagmoeder moeten hierbij strafbaar kunnen gesteld worden. • het op poten zetten van een commerciële dienstverlening rond draagmoederschap. Zo werd bijvoorbeeld in het Nederlandse Strafwetboek een aantal handelingen die in het kader van commercieel draagmoederschap kunnen
Standpunt draagmoederschap, Gezinsbond – april 2015 - 3
worden verricht, strafbaar gesteld. Hierdoor wordt ook de persoon die een draagmoeder exploiteert geviseerd. In wat volgt spreken we nog enkel over altruïstisch draagmoederschap. Niets van wat verder wordt besproken, kan gelden voor de commerciële variant. Draagmoederschap tot stand gebracht en begeleid door fertiliteitscentra In ons land zijn er drie centra waar draagmoederschap in praktijk wordt gebracht. Zij krijgen een veertigtal aanvragen per jaar, waarvan een tiental effectief leiden tot draagmoederschap. Een zware selectieprocedure dus, waar 75 % van de kandidaten niet tot het einde raakt. Een multidisciplinair team van experten begeleidt zowel de draagmoeder als de wensouders van bij de start (ontvankelijkheid van de aanvraag) tot bij de finish (afgifte van het kind aan de wensouders en opstarten van de procedure van adoptie). Omdat een optimale begeleiding doorheen het hele proces van cruciaal belang is, pleiten wij voor een centrale rol voor de fertiliteitscentra in de wettelijke regeling rond draagmoederschap. Deze centra opereren volgens zeer transparante en verifieerbare procedures. Een heleboel vragen zullen hierbij een antwoord moeten krijgen. In wat volgt formuleren we alvast een antwoord op een aantal vragen. •
Is het moment van de afgifte van het kind aan de wensouders en het opstarten van de procedure van adoptie echt het eindpunt? Vandaag eindigt de begeleiding door fertiliteitscentra op dit punt. Er is geen verdere opvolging, noch van de ouders, noch van het kind. Hier willen wij pleiten om ook te gaan voor een nazorgtraject. Er kunnen in de loop van de jaren immers nog heel wat vragen en problemen opduiken. Zeker vanuit het perspectief van het kind, is dergelijke nazorg onontbeerlijk. Er is hierover al expertise aanwezig bij adoptiecentra, zodat afstemming daar noodzakelijk is.
•
Moet er sprake zijn van genetische verwantschap van het kind met de wensouders? Tegenover de wensouders, is het wenselijk om de genetische verwantschap met minstens één van de wensouders als vereiste voorop te stellen. Als het doorgeven van de eigen genen niet een doelstelling is van de wensouders, dan kan men opteren voor de bestaande weg van adoptie. Het is immers niet meteen duidelijk wat de meerwaarde van een ingewikkelde en psychologisch zware keuze als draagmoederschap in die gevallen kan zijn.
•
Mag er genetische verwantschap zijn met de draagmoeder? Dit is de vraag of fertiliteitscentra zich moeten beperken tot hoogtechnologisch draagmoederschap, of ook het laagtechnologisch draagmoederschap kunnen en mogen begeleiden. Wanneer de draagmoeder niet genetisch verwant is met het kind, zou men ervan uit kunnen gaan dat de band tussen moeder en kind minder sterk zal zijn, en de kans op problemen bijgevolg vermindert. Hierbij gaat men evenwel voorbij aan de biologische band die onvermijdelijk tot stand komt bij een zwangerschap. Een vrouw die een kind voldraagt bouwt hiermee een band op. Niet alleen emotioneel, maar ook biologisch. Zo wordt het darmflora van het kind bijvoorbeeld niet bepaald door de kenmerken van de genetische ouders, maar wel door die van de draagmoeder.
Standpunt draagmoederschap, Gezinsbond – april 2015 - 4
Daarnaast zijn er ook koppels waarbij de eicel bij de wensouders niet voorhanden is. Door medische problemen bij de wensmoeder, of omdat het om een homokoppel gaat. Hierbij rijst de vraag of de drempel niet te hoog wordt als laagtechnologisch draagmoederschap niet wordt aanvaard. Dat impliceert immers dat niet alleen een draagmoeder wordt gevonden, maar daarnaast nog een derde vrouw die bereid is om de eicel te leveren. Ten slotte mogen we niet voorbij gaan aan het feit dat de kostprijs van hoogtechnologisch draagmoederschap een stuk hoger is. Door laagtechnologisch draagmoederschap uit te sluiten opteert men voor de duurste oplossing, wat ook weer extra drempels mee brengt. Daarom pleit de Gezinsbond ervoor om binnen fertiliteitscentra zowel draagmoederschap mét als zonder genetische verwantschap met de draagmoeder wettelijk te regelen. •
Mag er genetische verwantschap zijn met de partner van de draagmoeder? Hier willen wij ervoor pleiten om genetische verwantschap met de partner van de draagmoeder uit te sluiten. Door naast de verbondenheid van de draagmoeder met het kind (is het niet genetisch, dan toch door het voldragen van de zwangerschap) ook een band met haar partner toe te laten, nemen de kansen op verwikkelingen en problemen exponentieel toe. In de praktijk zal dit probleem zich niet vaak stellen, omdat vaak het sperma van de wensvader zal gebruikt worden voor de inseminatie.
•
Aan welke vereisten moet een draagmoeder voldoen? Een eerste belangrijke vereiste is dat de draagmoeder al minstens van één eigen kind moet zijn bevallen, en het eigen gezin als volledig moet beschouwen. Een potentiële draagmoeder die niet weet wat het is om een kind te dragen, of die nog een eigen kinderwens heeft, is geen geschikte kandidaat. Wat leeftijd betreft, zijn er ook grenzen te respecteren. De eerste vereiste van een eigen 'volledig' gezin maakt dat jonge draagmoeders al bijna worden uitgesloten. Voor IVF ligt de grens voor de moeder nu op 47 jaar. Als ze ouder zijn worden de risico's tijdens de zwangerschap te groot. Er is geen reden om een andere grens te hanteren bij draagmoederschap. Daarom stelt de Gezinsbond voor om ook voor draagmoederschap de bovengrens op 47 jaar te leggen.
•
Als er sprake is van eiceldonatie en/of spermadonatie, moet dat dan anoniem gebeuren? Of net niet? Deze discussie werd al eerder gevoerd in het kader van in-vitrofertilisatie (IVF) dat momenteel wettelijk geregeld is in ons land. Maar ongetwijfeld zal deze discussie weer oplaaien bij het voeren van de debatten over het draagmoederschap. Voorstanders van de anonimiteit vertrekken veelal vanuit de belangen van de betrokken donoren en ontvangers. Donoren willen niet geconfronteerd worden met aanspraken van de ontvangers, in casu: de wensouders of het verwekte kind. Wensouders willen vermijden dat ze voortdurend met een ‘derde’ moeten rekening houden in hun relatie met hun kinderen. Een argument dat vaak wordt aangevoerd in dit kader is dat er geen donoren meer zouden gevonden worden op het moment dat de anonimiteit wordt opgeheven. Maar behalve het feit dat blijkt dat de daling van het aantal donoren maar van tijdelijke aard is in andere landen die de anonimiteit hebben opgeheven, is er de veel fundamentelere vraag naar de rechten van de kinderen. Een kind het recht ontzeggen om zijn eigen identiteit te achterhalen is in strijd met artikel 7 van het Kinderrechtenverdrag dat bepaalt dat een kind het recht heeft zijn ouders te kennen.
Standpunt draagmoederschap, Gezinsbond – april 2015 - 5
Misschien kan de bezorgdheid omtrent de mogelijke daling van het aantal donoren worden ondervangen door de overheid ook hier haar rol te laten spelen? Voor donatie van bloed zijn er bijvoorbeeld grote nationale campagnes, waar mensen worden aangespoord om te doneren. Voor donatie van gameten gebeurt dat niet. Aangezien ieder van de betrokken volwassenen wetens en willens vrijwillig heeft ingestemd om deel uit te maken van een draagmoederconstructie, maar het kind daar vanzelfsprekend geen enkele stem heeft in gehad, pleit de Gezinsbond voor om ook hier de belangen van het kind in deze centraal te stellen. Het is daarbij niet nodig om de anonimiteit van donoren volledig op te heffen, maar minstens om: • een registratie van iedere donor; • een regeling waarbij het kind zelf de kans te geven om gegevens van de donor op te vragen vanaf een bepaalde leeftijd. Het spreekt voor zich dat met een opheffing van de anonimiteit van donoren niet alle problemen zullen worden opgelost. Het moment en de manier waarop een kind te weten komt dat hij werd verwekt met genetisch materiaal van een donor is doorslaggevend. Een vertrouwenscrisis met bijhorende identiteitscrisis kunnen het gevolg zijn van ondoordacht handelen. En net daarom is een intensieve begeleiding van alle betrokken partijen van het allergrootste belang. Voor, tijdens en na de zwangerschap. •
Wie stelt de draagmoederschapsovereenkomst op en aan welke (vorm)vereisten moet ze voldoen? Om de rechtszekerheid van dergelijke overeenkomst te vergroten, is een verplichte passage bij de notaris voor het opstellen ervan een goede keuze. In deze overeenkomst zullen de wettelijke bepalingen rond draagmoederschap nogmaals worden herhaald en zal genotuleerd worden welke afspraken tussen partijen werden gemaakt. Afspraken kunnen onder meer gaan over: welke reële kosten die verbonden zijn aan de zwangerschap zullen worden vergoed? Zal de draagmoeder na de geboorte nog een rol spelen in het leven van het kind? Wat als er tijdens de zwangerschap wordt vastgesteld dat het kind een handicap heeft? Zullen de wensouders bij de bevalling aanwezig zijn? Welke afspraken worden gemaakt over de levensstijl van de draagmoeder tijdens de zwangerschap? Kan van de overeenkomst worden afgeweken zo lang er nog geen sprake is van een zwangerschap, en onder welke voorwaarden?
•
Op welke manier wordt de afstammingsband tussen wensouders en het kind gevestigd? Nu is het zo dat de vrouw die bevalt van een kind automatisch de moeder ervan is: mater semper certa est (de moeder is altijd zeker). De wetgever heeft hierbij duidelijk geopteerd voor het vestigen van een afstammingsband tussen de vrouw, die is bevallen van het kind, en het kind en niet voor een genetische verwantschap. Hierdoor wenst men te voorkomen dat er moederloze kinderen worden geboren. Wensouders moeten na de geboorte een adoptieprocedure doorlopen die tot 2 jaar kan duren alvorens ze het kind juridisch als hun kind kunnen beschouwen. Dit brengt voor elk van de partijen een lange periode van rechtsonzekerheid met zich mee die tevens een zware emotionele belasting betekent. Een oplossing voor deze onzekerheden kan op verschillende manieren gevonden worden: - Optie 1 Het invoeren van de mogelijkheid om anoniem te bevallen zodat de naam van de moeder niet in de geboorteakte wordt vermeld zoals dat vandaag in Frankrijk bestaat. De wensvader kan dan het kind erkennen bij de geboorte en de wensmoeder
Standpunt draagmoederschap, Gezinsbond – april 2015 - 6
kan overgaan tot adoptie. Deze optie heeft evenwel te verregaande negatieve gevolgen voor de kinderen (zie ook hoger inzake IVF en anonieme donoren). - Optie 2 Het invoeren van de mogelijkheid tot discreet bevallen. Hierbij komt de naam van de moeder niet in de geboorteakte, maar kan het kind zelf als het meerderjarig is wel de identiteit van zijn moeder achterhalen. Het vervolgverhaal is identiek als bij anonieme bevallingen: wensvader erkent bij geboorte en wensmoeder adopteert. - Optie 3 Het betwisten van het moederschap mogelijk maken op grond van genetische verwantschap. Dit betekent dat de vrouw die genetisch verwant is met het kind een vordering kan instellen om de vermelding van de moeder in de geboorteakte te laten wijzigen. Door deze wijziging zou de regeling analoog worden aan de bestaande regeling rond betwisting van het vaderschap. De bezorgdheid van de wetgever om te vermijden dat er moederloze kinderen geboren worden, zou dan ondervangen kunnen worden door een vermoeden van moederschap in te stellen ten gunste van de vrouw die bevalt van het kind. Dat vermoeden zou dan slechts ontkracht kunnen worden door de vrouw die wel een genetische verwantschap met het kind heeft. In het licht van wat eerder werd gezegd omtrent het recht van een kind om zijn herkomst te achterhalen is het evenwel belangrijk dat de naam van de draagmoeder minstens in kantmelding vermeld blijft op de geboorteakte. - Optie 4 Het invoeren van de mogelijkheid om voorafgaandelijk aan de bevalling het contract van draagmoederschap wordt bekrachtigd door de rechter, en dat hierdoor de wensouders ook meteen worden vermeld op de geboorteakte (ook hier uiteraard naast de naam van de draagmoeder). Zo gauw het kind geboren wordt, kunnen de wensouders bijgevolg hun ouderlijke prerogatieven ten volle uitoefenen. - Optie 5 Het invoeren van de mogelijkheid om de adoptieprocedure al te initialiseren tijden de zwangerschap, zodat die in verkorte en versnelde vorm kan worden doorgevoerd meteen na de geboorte. Op die manier wordt de periode van onzekerheid tot een minimum herleid, en blijft de draagmoeder als enige vermeld op de geboorteakte. De adoptie ouders worden in een kantmelding opgenomen op de akte. Waar anoniem bevallen voor de Gezinsbond geen optie kan zijn, kunnen we er wel begrip voor opbrengen dat discreet bevallen in sommige extreme situaties een oplossing kan bieden. Het kan evenwel niet als structurele oplossing voor draagmoederschap naar voor geschoven worden. Omdat de derde optie een hele omkeer in het afstammingsrecht teweeg zou brengen, en tegelijk niet voor iedere situatie een oplossing biedt, lijkt ook deze piste niet ideaal. Het resultaat van optie vier en vijf is heel gelijkaardig. Waar bij een voorafgaandelijk contract de wensouders op de geboorteakte staan vermeld als ouders, en de draagmoeder in de kant wordt vermeld, is dat bij adoptie net andersom. Voor elk van beide pistes kunnen valabele argumenten worden gevonden om ze te verdedigen. Omwille van de grotere rechtszekerheid voor alle partijen bij een volledige juridische duidelijkheid voor de geboorte, opteren wij als Gezinsbond eerder voor de contractuele weg (optie 4). Evenwel met die uitdrukkelijke voorwaarde dat de draagmoeder in de kant van de geboorteakte moet worden vermeld.
Standpunt draagmoederschap, Gezinsbond – april 2015 - 7
Door fertiliteitscentra een centrale rol toe te bedelen, creëert men een duidelijk kader waarbinnen een doorgedreven begeleiding maximaal inzet op het vermijden van problemen, zowel medisch, juridisch als psychologisch. Een bijkomende vraag die daarbij moet gesteld worden, is of deze centra daarbij het mandaat krijgen om ook actief op zoek te gaan naar donoren en draagmoeders. Ons lijkt, los van de rol die de overheid hierin kan spelen (zie hoger) dat dit wel gewenst is. Door hen deze rol ook toe te meten, voorkomt men dat mensen zelf op zoek gaan, en daardoor terecht komen in het circuit van commercieel draagmoederschap. Draagmoederschap tot stand gebracht buiten fertiliteitscentra om (zowel met binnenlandse als met buitenlandse draagmoeder) Wanneer mensen een kind willen ter wereld laten brengen door een draagmoeder, is dat vaak vanuit een allesoverheersende kinderwens. De potentiële draagmoeder stapt mee in een verhaal, en wil de wensouders een plezier doen. Maar schat ieder van hen de volledige draagwijdte correct in van het avontuur waar ze aan beginnen? Zonder medische, juridische én psychologische begeleiding dergelijke ingrijpende beslissingen nemen moet ontraden worden. We zouden niet zo ver willen gaan als het strafbaar stellen van deze vorm van draagmoederschap, maar de wetgeving kan wel ontradend werken. Door bijvoorbeeld de mogelijkheid om het contract voorafgaandelijk te laten bekrachtigen door de rechter voor te behouden aan de draagmoederschapsovereenkomsten die werden gesloten en zwangerschappen die werden tot stand gebracht en begeleid via fertiliteitscentra. Ook voor de notaris die belast wordt met het opstellen van het contract is het gewaagd om een contract op te stellen zonder de feedback van het interdisciplinair team dat het proces begeleidt. In welke mate is hij in staat om te achterhalen of het al dan niet om commercieel draagmoederschap gaat? Een grote terughoudendheid van deze beroepsgroep zou verwacht mogen worden. Stellen dat dit draagmoederschap per definitie indruist tegen de openbare orde is evenwel niet haalbaar wanneer men een wettelijke regeling heeft uitgewerkt binnen de fertiliteitscentra. De rechter zal geval per geval moeten oordelen over de concrete zaak, met alle onzekerheid van dien. Ook wanneer de draagmoeder zich zou bedenken in de loop van de zwangerschap, en het kind niet meer wenst over te dragen, staan de wensouders in de kou (zoals dat vandaag bij gebreke aan wettelijke regeling ook het geval is). Daarom pleit de Gezinsbond ervoor om de wettelijke regeling rond draagmoederschap dusdanig te redigeren dat: •
commercieel draagmoederschap absoluut wordt verboden;
•
draagmoederschap binnen fertiliteitscentra sterk wordt vereenvoudigd en onderbouwd met juridische zekerheden voor alle partijen (en in de eerste plaats voor het kind);
•
draagmoederschap buiten fertiliteitscentra niet wordt bestraft, maar wordt ontraden door het niet uitwerken van een regeling.
_____________________
Standpunt draagmoederschap, Gezinsbond – april 2015 - 8