Troonstraat 125 - 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77 - E-mail:
[email protected] – www.gezinsbond.be/gezinspolitiek
Juni 2002
Handelingen verricht i.k.v. het ouderlijk gezag waarvoor machtiging van vrederechter vereist is Standpunt van de Gezinsbond
1.
Probleemstelling
Sinds 1 augustus 2001 is de nieuwe wet op de voogdij in werking getreden. Deze wet heeft niet alleen gevolgen voor kinderen die onder voogdij worden geplaatst. Er werden ook verregaande beperkingen doorgevoerd aan de autonomie van ouders om de goederen van hun minderjarige kinderen te beheren: voor heel wat beheersdaden is nu de voorafgaande machtiging van de vrederechter nodig. Dit geldt zowel als het ouderlijk gezag door de enige (langstlevende) ouder of door beide ouders wordt uitgeoefend. Voor ouders gelden nu ongeveer dezelfde regels als voor de voogd.
2.
Vroegere regeling
Ook vroeger al moesten ouders voor vier belangrijke handelingen de machtiging vragen van de rechtbank van eerste aanleg: Lenen in naam van de minderjarige Zijn onroerende goederen vervreemden of hypothekeren In zijn naam een overeenkomst van onverdeeldheid sluiten Een dading aangaan in naam van de minderjarige Vermits het hier handelingen betreft die de omvang van het vermogen van het kind aanzienlijk kunnen beïnvloeden en die een zeker risico inhouden dat de belangen van het kind worden geschaad, ging men ervan uit dat een externe controle erop gerechtvaardigd was. Verder werd (en wordt nog) bepaald dat de ouders rekening en verantwoording verschuldigd zijn wat betreft de eigendom en de opbrengsten van de goederen waarvan zij het genot niet hebben, en wat betreft de eigendom alleen, van de goederen waarvan hun volgens de wet het genot toekomt. (art. 379 B.W.). De wetgever heeft tevens voorzien in civielrechtelijke beschermingsmaatregelen wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat geldsommen die aan een minderjarige toekomen, niet in zijn belang zullen worden gebruikt. In casu kan er door de jeugdrechter op vordering van de procureur of van elke andere persoon die aantoont dat de belangen van de minderjarige dienen beschermd te worden, nader worden bepaald welke bestemming aan de sommen moet worden gegeven. Ook kan de rechtbank waarvoor een vordering aanhangig is waarbij een schadevergoeding wordt gevorderd voor de minderjarige, de aanwending bepalen van de sommen die ze de minderjarige als titel van schadevergoeding toekent.
Ouderlijk gezag - Gezinsbond, juni 2002 –1
3.
Nieuwe regeling
De ouders moeten nu machtiging krijgen van de vrederechter voor precies dezelfde handelingen als de voogd (art. 378 B.W.). Het betreft hier een lijst met 13 gevallen die uitdrukkelijk worden opgesomd in het Burgerlijk Wetboek (artikel 410 B.W.): Elke verkoop, schenking… (vervreemding) van zowel roerende als onroerende goederen van de minderjarige Het aangaan van een lening in naam van de minderjarige De goederen van de minderjarige te hypothekeren of in pand geven Pacht, handelshuur, huurovereenkomst voor meer dan negen jaar sluiten, hernieuwen van een handelshuurovereenkomst De verwerping of aanvaarding van een nalatenschap of van een legaat, wat slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving kan gebeuren Aanvaarding van een legaat onder bijzondere titel De minderjarige als eiser in een gerechtelijke procedure vertegenwoordigen Een overeenkomst sluiten om in onverdeeldheid te blijven Een onroerend goed aankopen Berusten in een vordering of een vonnis Het aangaan van een dading of arbitrageovereenkomst (als dader of als slachtoffer) Een handelszaak voortzetten Vervreemding van souvenirs en persoonlijke voorwerpen van de minderjarige, zelfs als het om voorwerpen van geringe waarde gaat Wij merken op dat de meeste van deze rechtshandelingen niet echt courant zijn en zich slechts uitzonderlijk zullen stellen. De wetswijziging werd dan ook vooral geschreven met het oog op conflictsituaties. Dit geldt echter niet voor de laatst opgesomde handeling, namelijk het vervreemden van souvenirs en persoonlijke voorwerpen. De ouders zijn als goederenbeheerders over hun kinderen voortaan onderworpen aan dezelfde machtigingsvereisten als de voogd. Er is ter zake geen onderscheid gemaakt naargelang één ouder dan wel de twee ouders samen optreden. Op de vereiste tot machtiging bestaat één uitzondering: de aanvaarding door de ouders van een schenking gedaan aan hun kind, kan zonder machtiging van de vrederechter. De zaak wordt bij de vrederechter gebracht door middel van een verzoekschrift. Als de vraag slechts van één van de ouders uitgaat, wordt de andere opgeroepen. In geval van belangenconflict tussen de minderjarige en de ouder(s) wijst de vrederechter een ‘voogd ad hoc’ aan. Wordt deze formaliteit van machtiging door de vrederechter niet nageleefd, dan kan de rechtshandeling door een rechter vernietigd worden. Deze eis tot nietigverklaring kan enkel door of namens de minderjarige aan de rechter worden voorgelegd. Op het wetsvoorstel is felle kritiek gekomen van de Koninklijke Federatie van Notarissen. Het alternatief dat door de federatie is voorgesteld is echter niet aangenomen. Het voorstel bestond in een ‘getrapte regeling’ voor machtigingsbehoevende handelingen naargelang beide ouders het ouderlijk gezag uitoefenen of het ouderlijk gezag door slechts één ouder wordt uitgeoefend. Indien beide ouders het ouderlijk gezag uitoefenen, zouden ze volgens het notariaat nooit machtiging van de vrederechter moeten vragen en moet het ouderlijk gezag ten volle worden gerespecteerd. Indien één ouder het ouderlijk gezag uitoefent, wil het notariaat geen oplossing aanreiken, omdat deze oplossing afhangt van een fundamenteel politieke keuze. Wel suggereert het notariaat drie denkpistes. Ofwel wordt het ontworpen systeem van machtiging door de vrederechter behouden. Ofwel wordt de machtiging van de vrederechter vervangen door een machtiging van hetzij de andere ouder, of (in geval van overlijden van deze laatste) een machtiging door een toe-
Ouderlijk gezag - Gezinsbond, juni 2002 – 2
gevoegd beheerder, aangeduid door de vrederechter. Op die manier is er dus enige inspraak van de familie van de overleden ouder mogelijk, op het beheer van het vermogen dat wellicht door het kind van die overleden ouder is geërfd. De derde suggestie van het notariaat houdt in dat de enige ouder die het ouderlijk gezag uitoefent geen enkele machtiging nodig heeft. Hij kan altijd alleen optreden.
4.
Voorbeelden
Deze wetswijziging kan, in geval van strikte toepassing, verregaande gevolgen hebben in praktijk, zoals blijkt uit volgende voorbeelden: • Zo moet de voorafgaande machtiging van de vrederechter worden gevraagd om souvenirs en persoonlijke voorwerpen van minderjarige te verkopen. Strikt gezien betekent dit dus dat de ouders de machtiging van de vrederechter moeten vragen om de kinderfiets of de Barbie van hun kind op een tweedehandsbeurs te verkopen. Of dit speelgoed een souvenir of een persoonlijk voorwerp uitmaakt, hangt af van de subjectieve waardering van het kind. Bovendien bepaalt de wet dat souvenirs en persoonlijke voorwerpen niet mogen verkocht worden, tenzij zulks volstrekt noodzakelijk is en dat zij ter beschikking moeten worden gehouden van de minderjarige tot zijn meerderjarigheid. De wet bepaalt wel dat de minderjarige, die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, uitgenodigd wordt om, indien hij dit wenst, gehoord te worden vooraleer er machtiging wordt verleend. • Ouders moeten voortaan een bijzondere machtiging krijgen van de vrederechter om “de minderjarige in een gerechtelijke procedure te vertegenwoordigen als eiser”. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat ouders die zich burgerlijke partij willen stellen in naam en voor rekening van hun kind dat schade heeft geleden, voortaan machtiging moeten krijgen van de vrederechter voor deze handeling. Deze verplichte omweg heeft een aantal negatieve gevolgen. Ze brengt bijkomende kosten en tijdsverlies met zich mee. De rechtbanken die moeten oordelen over de grond van de vordering van de minderjarige, moeten de zaak uitstellen in afwachting van de machtiging van de vrederechter. Een strikte toepassing van de wet leidt er eveneens toe dat ouders ook machtiging moeten vragen om te berusten in een vonnis of om hoger beroep aan te tekenen. Dit leidt tot de absurde situatie dat de vrederechter eigenlijk het dossier opnieuw moet bekijken en het vonnis van een andere rechter moet controleren. Het gevaar bestaat bovendien dat de beroepstermijn (1 maand vanaf de betekening van het vonnis) verstrijkt en beroep niet meer mogelijk is. • De machtiging van de vrederechter is nodig telkens men roerende goederen van de minderjarige wil vervreemden. Over de interpretatie van deze bepaling bestaat nog geen duidelijkheid. De ene vrederechter past deze strenger toe dan de andere. Nochtans heeft deze bepaling, in geval van een strikte toepassing, tot gevolg dat de ouders ook voor geldafhalingen van de zichtrekening en de spaarrekening op naam van de minderjarige, in principe de machtiging van de vrederechter nodig hebben. Bepaalde vrederechters eisen voor elke geldafhaling een voorafgaande machtiging van de vrederechter.
Ouderlijk gezag - Gezinsbond, juni 2002 – 3
5.
Standpunt van de Gezinsbond
De Gezinsbond is van oordeel dat door deze nieuwe regeling de bevoegdheden van de ouders al te zeer worden uitgehold. De ouders hebben met betrekking tot het beheer van de goederen van hun minderjarig kind niet meer rechten dan de voogd. Men gaat ervan uit dat ouders zeker niet beter in staat zijn om de goederen van hun eigen kind te beheren dan een voogd. Deze visie getuigt van een wantrouwen ten aanzien van het ouderlijk gezag. De Gezinsbond eist dat er meer vertrouwen wordt gesteld in het ouderlijk gezag. De ouders moeten als eerste verantwoordelijke voor de opvoeding van hun kinderen worden beschouwd. Zij moeten dan ook de mogelijkheid krijgen om deze verantwoordelijkheid, en de daaruit vloeiende plichten, waar te maken. Eén van de krachtlijnen van de nieuwe voogdijwet was de afschaffing van de familieraad. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden van deze wet werd er immers op gewezen dat is gebleken dat bij de overlevende ouder de inmenging van de familieraad in diens privé-leven doorgaans zeer wrang overkomt. Ondanks deze overweging heeft de wetgever er in de nieuwe regeling voor geopteerd om een verregaande controle door te voeren op het beheer door de ouders, dit maal door de vrederechter. De Gezinsbond is van oordeel dat ook deze controle door de vrederechter als een verregaande inbreuk op het privé-leven van het gezin zal worden ervaren. Een andere krachtlijn van de wetswijziging is de afschaffing van de voogdij van de langstlevende ouder in geval van overlijden van één ouder: bij overlijden van één ouder wordt het ouderlijk gezag van de langstlevende gehandhaafd. Men gaat er dus vanuit dat de langstlevende ouder in zijn hoedanigheid van ouder beter moet erkend worden. Alleenstaande ouders hadden het in de praktijk vaak moeilijk met die voogdijregeling: ze hadden het gevoel dat een deel van het ouderlijk gezag hen werd ontnomen aangezien er altijd buitenstaanders waren die hen op de vingers konden tikken. Toch mag deze ouder in de nieuwe wet maar handelen mits machtiging van de vrederechter. Meer nog, men gaat deze verplichting ook opleggen indien beide ouders nog in leven zijn. Dit is volkomen in strijd met de geest van de wetswijziging. Bovendien kan ernstig getwijfeld worden aan het argument dat de wetswijziging hoofdzakelijk de belangen van de minderjarige beschermt. Zoals hierboven aangehaald bij de voorbeelden, zal de vereiste machtiging van de vrederechter leiden tot bijkomende kosten voor de ouders en tot vertraging van de procedures, hetgeen eerder in het nadeel is van het kind. Wij pleiten voor een aanpassing van de wettelijke regeling met betrekking tot de handelingen verricht in het kader van het ouderlijk gezag waarvoor de machtiging van de vrederechter vereist is. Ons voorstel tot wijziging neigt naar de regeling die voorheen van kracht was. Ons voorstel wil echter geen afbreuk doen aan de rechten van de kinderen. De rechten van het kind moeten ook beschermd worden tegen een onoordeelkundig beheer van zijn goederen door de ouders. In ons standpunt proberen we een evenwicht de zoeken tussen de autonomie van de ouders enerzijds en de rechten van het kind anderzijds.
Ouderlijk gezag - Gezinsbond, juni 2002 – 4
De Gezinsbond pleit voor een aanpassing van de wettelijke regeling in volgende zin: De Gezinsbond is van oordeel dat de huidige regeling een te verre uitholling is van het ouderlijk gezag, meer bepaald van de bevoegdheid van de ouders om de goederen van hun kinderen te beheren. In de eerste plaats zijn de ouders het best geplaatst om te oordelen wat het belang van hun kind het beste dient. Dit geldt zowel in de hypothese dat beide ouders het ouderlijk gezag uitoefenen, als in het geval dat het ouderlijk gezag door één ouder wordt uitgeoefend. De ouder die alleen het ouderlijk gezag uitoefent (hetzij omdat de andere ouder overleden is, hetzij omdat dit bepaald werd in een echtscheidingsvonnis, hetzij omdat de afstamming langs vaderszijde niet vaststaat), moet dezelfde erkenning van zijn ouderlijk gezag en dezelfde verantwoordelijkheden krijgen als de ouders die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen. Wel vindt de Gezinsbond dat er een aantal handelingen zijn die een bijkomende controle door een onafhankelijke instantie rechtvaardigen, omdat zij de omvang van het vermogen van het kind aanzienlijk kunnen beïnvloeden en die een zeker risico inhouden op schade van de belangen van het kind. De rechten van het kind moeten ook beschermd worden tegen een onoordeelkundig beheer van zijn goederen door de ouders. De Gezinsbond aanvaardt een voorafgaande machtiging door de vrederechter voor volgende handelingen: Het aangaan van een lening namens de minderjarige Onroerende goederen van de minderjarige vervreemden Onroerende goederen namens de minderjarige aankopen De goederen van de minderjarig hypothekeren of in pand geven Een dading aan te gaan of een arbitrageovereenkomst sluiten in naam van de minderjarige Een pachtcontract, een handelshuurovereenkomst of een gewone huurovereenkomst van meer dan negen jaar sluiten alsook een handelshuurovereenkomst hernieuwen Een overeenkomst van onverdeeldheid sluiten De 13 handelingen die momenteel worden opgesomd in artikel 410 van het Burgerlijk Wetboek, moeten dus vervangen worden door de handelingen hierboven opgesomd. Wij eisen dan ook dat de wet in die zin wordt aangepast. Artikel 378 B.W. voorziet dat de ouders de machtiging aan de vrederechter moeten vragen door middel van een verzoekschrift. Een verzoekschrift moet echter aan een aantal formele, in het gerechtelijk wetboek voorziene voorwaarden voldoen. Ouders zijn dus gedwongen om een beroep te doen op een advocaat, teneinde een verzoekschrift op te maken. Deze formaliteit brengt bijkomende kosten en tijdsverlies met zich mee. De Gezinsbond stelt voor dat de aanvraag tot machtiging door de vrederechter wordt gevraagd bij gewone brief. De bestaande regeling van artikel 379 B.W. die voorziet dat ouders rekening en verantwoording moeten afleggen aan hun kind met betrekking tot het beheer van zijn goederen, blijft bestaan en wordt door de nieuwe wet niet afgeschaft. In praktijk zullen de ouders deze verantwoording echter maar moeten afleggen op het eind van het ouderlijk gezag, dus op het ogenblik dat de minderjarige achttien jaar wordt. Vanaf dan wordt de minderjarige immers juridisch handelingsbekwaam en kan hij zelfstandig een vordering tegen zijn ouders instellen. Nu stelt zich vaak het probleem dat ouders bijvoorbeeld aanzienlijke sommen geld afhalen van de rekening van de minderjarige
Ouderlijk gezag - Gezinsbond, juni 2002 – 5
en deze niet in het belang van hun kind beheren1. Indien zij pas door hun kind ter verantwoording kunnen worden geroepen op het moment van zijn meerderjarigheid, is het kwaad vaak al lang geschied en de schade niet meer te herstellen. De Gezinsbond pleit ervoor dat deze verplichting van de ouders om rekening en verantwoording af te leggen, ook mogelijk wordt gedurende de minderjarigheid van het kind. De ouders moeten ook gedurende de periode dat hun ouderlijk gezag nog loopt, hun beheer kunnen rechtvaardigen. Deze verantwoording moet in voorkomend geval worden afgelegd voor de vrederechter. De wet voorziet tevens in maatregelen wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat geldsommen die aan een minderjarige toekomen, niet in zijn belang zullen worden gebruikt. De bevoegdheid wordt hier gelegd bij de jeugdrechtbank. De jeugdrechtbank kan bepalen welke bestemming aan de sommen wordt gegeven. Het is echter aangewezen dat de controle over het beheer van de goederen van de minderjarige, wordt gecentraliseerd bij één zelfde instantie. De Gezinsbond stelt dus voor om in het bewuste artikel 379, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek de term jeugdrechtbank te vervangen door vrederechter. De Gezinsbond pleit voor een eenvormige toepassing en interpretatie van de wettelijke regels door de verschillende vredegerechten. De praktijk wijst nu uit dat bepaalde vrederechters strenger zijn in de interpretatie van de machtigingsbehoevende handelingen dan andere. De Gezinsbond pleit voor het opstellen van een gemeenschappelijke gedragslijn voor de vrederechters. Dit is een pleidooi gericht aan de het Koninklijk Verbond voor Vrede- en Politierechters. De vrederechters moeten ook de nodige opleiding en navorming krijgen, die hen toelaat om te beslissen in het belang van het kind. ________________
1
Ouders kunnen geld van de rekening van hun kind halen en hiermee bijvoorbeeld een fiets kopen of de schoolreis betalen. Hier is er uiteraard geen probleem: het geld wordt in het belang van het kind gebruikt. De ouders zouden het geld bijvoorbeeld ook kunnen gebruiken om drugs te kopen of gokschulden af te lossen. Het zijn deze (uitzonderlijke) conflictsituaties die hier bedoeld worden.
Ouderlijk gezag - Gezinsbond, juni 2002 – 6