Memorandum van de PMiNa-Raad Antwerpen aan de nieuwe federale regering, jan. 2008
MEMORANDUM
VAN
DE PROVINCIALE MINA-RAAD ANTWERPEN
AAN
DE NIEUWE FEDERALE REGERING
Goedgekeurd tijdens de plenaire zitting van 14 januari 2008
23T0YG1HLSB.DOC
1
Memorandum van de PMiNa-Raad Antwerpen aan de nieuwe federale regering, jan. 2008
A) INLEIDING De Provinciale Mina-Raad Antwerpen brengt op eigen initiatief een memorandum uit voor de nieuwe federale regering. Hoewel het adviseren van de provincieraad en de bestendige deputatie de hoofdtaak voor de Provinciale Milieu- en Natuurraad van Antwerpen (PMiNa-Raad) vormt, brengt de PMiNa-Raad op eigen initiatief ook adviezen uit aan andere bestuursniveau’s. De PMiNa-Raad stelt immers vast dat de versnippering van bevoegdheden tussen de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies en de gemeenten tot gevolg hebben dat in een aantal specifieke gevallen beleidsinitiatieven van het ene niveau gehypothekeerd worden door beperking van de bevoegdheid enerzijds of door andere visies op andere niveaus. Om die reden wil de PMiNa-Raad de nieuwe federale overheid met dit memorandum wijzen op een aantal van die problemen en mogelijk oplossingen hiervoor. In het memorandum worden achtereenvolgens volgende thema’s aangesneden: productnormering, onderzoek naar duurzame producten, ondersteuning van biologische producten, biobrandstoffen, klimaat, mobiliteit en financieringsmaatregelen. De federale milieuen mobiliteitsbevoegdheden vormden uiteraard het uitgangspunt. Toch zijn enkele verwijzingen naar Vlaamse of Europese bevoegdheden niet uit de weg gegaan. Een meer structureel overleg met deze 2 niveau’s is immers meer dan wenselijk (signaalfunctie).
B) SAMENVATTING De PMiNa-Raad pleit er voor om via productnormering alle schadelijke stoffen en producten waarvoor duurzamere en evenwaardige alternatieven bestaan, van de markt te weren en de verkoop van energieverspillende elektronica en gloeilampen af te bouwen. In onderzoek naar het duurzaam karakter van producten zou zowel het federale niveau als het Vlaams niveau meer middelen moeten investeren en dit uiteraard in onderling overleg. Biologische voeding is milieuvriendelijk en gezond. Daardoor verdient de biolandbouw alle mogelijke steun van de overheid (fiscaal voordeel, premies, subsidies,…). Biovoeding wordt ook interessanter moest de milieukost gradueel kunnen doorgerekend worden in gewone voeding. Verder zouden composteerbare verpakkingen nog meer doorgang moeten krijgen. Biobrandstoffen leken even dé oplossing voor de klimaatproblematiek. Maar niets is minder waar als men het hele plaatje bekijkt (ontbossing, prijsstijging voedsel, monoculturen,…). De PMiNa-Raad is niet a priori tégen biobrandstoffen, maar vraagt wel om een doordachte en duurzame aanpak. Een levenscyclusanalyse moet uitwijzen of de productie van de biobrandstoffen op een duurzame manier is gebeurd. Voor de 2de generatie biobrandstoffen is er daarentegen wel een duurzame toekomst weggelegd. Aan de afweging tussen klassieke brandstoffen, hernieuwbare brandstoffen en kernenergie, moet de discussie over energiebesparing vooraf gaan. Dit zal immers nodig zijn om de Kyotodoelstelling te halen. Gecombineerd met energiebesparing vormt hernieuwbare energie een volwaardig alternatief. Fiscale stimuli voor energie-inversteringen, zouden prioritair moeten gegeven worden aan kansarme eigenaars van oude woningen, dit door een afstemming van de fiscale aftrek op de belastbare inkomsten. Op het vlak van mobiliteit vragen we om de NMBS-investeringen te richten naar het mobiliteitsen ruimtelijke ordeningsbeleid van de gewesten, de dieseltreinen elektrisch te laten rijden en om, naargelang de beschikbaarheid, het spoorwegennet over te schakelen op groene stroom. Ten slotte pleiten wij er voor om elke beslissing, die een regulerende of financierende maatregel in zou voeren, te laten vooraan door een gebiedsgerichte, duurzame, socio-economische analyse. Alle nieuwe federale initiatieven en wetgeving op socio-economisch vlak zouden steeds bekeken
23T0YG1HLSB.DOC
2
Memorandum van de PMiNa-Raad Antwerpen aan de nieuwe federale regering, jan. 2008
moeten worden door een ‘duurzame bril’. Hiervoor moet de duurzaamheidstoets gebruikt worden.
C) ADVIES C.1 PRODUCTEN Productnormering Op alle niveaus worden inspanningen gedaan om burgers te informeren en te stimuleren, milieuvriendelijke producten te gebruiken. De PMiNa-Raad staat volledig achter dit idee van sensibilisatie, maar meent dat dit onvoldoende is. Een kleine groep mensen is reeds overtuigd, maar de ‘grote massa’ kijkt alleen naar het gebruiksgemak en zijn portemonnee. Via productnormering is het wél mogelijk. Als er evenwaardige milieuvriendelijke producten op de markt zijn, zou de verkoop van de milieu-onvriendelijke en vaak ook voor de mens toxische tegenhangers, niet meer verkocht mogen worden. De verantwoordelijkheid ligt hier in de eerste plaats bij de overheid en niet bij de burger. De burger redeneert immers : ‘als het verkocht mag worden, zal het zo slecht niet zijn…’. De PMiNa-Raad denkt hierbij in het bijzonder aan lucht- en waterverontreinigende stoffen zoals bestrijdingsmiddelen, verven en lakken, motoroliën, detergenten, maar verder ook aan een heel gamma producten zoals schoonmaakproducten, cosmetica, textiel, voedingswaren, elektronica,… Ook het energieverbruik van elektronica moet volgens de PMiNa-Raad een argument zijn om deze producten al of niet toe te laten op de Belgische markt.
Advies : De PMiNa-Raad adviseert om via productnormering alle schadelijke stoffen en producten waarvoor duurzamere en evenwaardige alternatieven bestaan, van de markt te weren. Wij pleiten voor de afbouw van de verkoop van energieverspillende elektronica en gloeilampen.
Onderzoek naar duurzame producten Producten die in het verleden als milieuvriendelijke alternatief naar voren werden geschoven, blijken soms achteraf niet duurzaam. Denken we maar aan de zogenaamd milieuvriendelijke fosfaatvrije wasmiddelen die bij nader inzien vaak toxische stoffen bevatten (zoals nitriloazijnzuur (NTA)). Daarom is onderzoek belangrijk om diverse alternatieven te evalueren. Een ander voorbeeld is materiaal onderzoek om metaalverontreiniging afkomstig van dakgoten, afvoerpijpen en leidingen te voorkomen of minstens te beperken. Toegepast onderzoek is niet uitsluitend een Vlaamse bevoegdheid. Ook de federale overheid kan initiatieven nemen om producten op milieuvriendelijkheid te onderzoeken, omdat dit samenhangt met haar bevoegdheid van productnormering.
Advies : De PMiNa-Raad adviseert om meer middelen te investeren in onderzoek naar de milieuvriendelijkheid en het duurzaam karakter van producten. Zowel het federale niveau als het Vlaams niveau moeten initiatieven nemen en dit uiteraard in onderling overleg.
Ondersteuning van biologische producten Bioproducten zijn het resultaat van een moderne landbouwmethode die bewust geen gebruik maakt van chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen of chemische meststoffen. De biolandbouwer verbetert de bodem met organische mest of compost, beschermt de bodem door
23T0YG1HLSB.DOC
3
Memorandum van de PMiNa-Raad Antwerpen aan de nieuwe federale regering, jan. 2008
teeltrotatie en kiest voor sterke plantenrassen. Ook in de veeteelt wordt gewerkt met sterke dierenrassen en maakt men geen gebruik van preventieve antibiotica. Biolandbouw levert daardoor gezonde, milieuvriendelijke producten en verdient daarom de steun van de overheid. Uit langlopend onderzoek blijkt bovendien ook dat biologische landbouw kan bijdragen tot de vastlegging van CO2 uit de lucht in de bodem1. Milieu en landbouw zijn Vlaamse bevoegdheden, maar ook het federale niveau kan ondersteunende maatregelen treffen. Als de milieukost bijvoorbeeld in gewone voedingsproducten zou verrekend worden, dan wordt biologische voeding vanzelf goedkoper. Ook zou het gebruik van composteerbare verpakking nog verder moeten toenemen, ten nadele van plastiekverpakking. Supermarkten worden steeds belangrijker in de distributie van land- en tuinbouwproducten. Dit geldt zeker ook voor de biologische producten. Supermarkten eisen echter vaak te lage verkoopprijzen van de biolandbouwers, zodat deze niet meer rendabel kunnen leveren. Bijgevolg wordt aangekocht in het buitenland en hebben de inlandse biolandbouwers minder afzetmogelijkheden. Ook hier kan de federale overheid met de Vlaamse overheid overleggen hoe dit probleem aan te pakken.
Advies : De PMiNa-Raad adviseert om : 1) financiële stimuli te verschaffen aan de biosector : fiscaal voordeel, premies, subsidies,… 2) de milieukost gradueel te integreren in gewone voeding 3) het gebruik van composteerbare verpakking te stimuleren 3) overleg plegen met de biosector en met de Vlaamse overheid om tot concrete initiatieven te komen om de afzetmogelijkheden van inlandse bioproducten, o.a. via supermarkten te verbeteren.
C.2. KLIMAAT Biobrandstoffen In het kader van de klimaatproblematiek lijken biobrandstoffen op het eerste zicht interessant. Ze heten in tegenstelling tot klassieke brandstoffen immers ‘CO2-neutraal’. De productie van biobrandstoffen wordt echter reeds fel bekritiseerd door verschillende sectoren. Terecht vindt ook de PMiNa-Raad, er zijn bij biobrandstoffen immers belangrijke knelpunten op verschillende vlakken. Zo vergt de productie van biobrandstoffen op zichzelf zéér veel energie. De teelt gebeurt in monocultuur, wat op zich al nefast is voor de biodiversiteit. Bovendien gebruikt men massaal chemische bestrijdingsmiddelen die oppervlakte- en grondwater verontreinigen. Veelal worden, (vooral in ontwikkelingslanden) gebieden ontbost, wat uiteraard een grote CO2-stijging met zich meebrengt en klimaatontregelend werkt, nog onafgezien van het habitatverlies van plant- en diersoorten. Naast de negatieve milieu- en natuuraspecten, zijn er nog verschillende nadelen op sociaal vlak. In ons dichtbebouwd land stijgt de concurrentie met landbouwgrond voor voedselproductie, wat de voedselprijzen alleen maar doet stijgen (in ontwikkelingslanden is dit een sociaal drama). Ook op vlak van natuur is dit een nadeel, want door stijgende grondprijzen wordt het ook moeilijker om natuurgebieden aan te kopen om ze te beschermen. Toch kunnen voor de knelpunten van de zogenaamde biobrandstoffen van de eerste generatie, mogelijke oplossingen gevonden worden : dit zijn biobrandstoffen op basis van organische afval, afvalolie, mest of afvalplastic, de zgn. biobrandstoffen van de 2de generatie. Deze oplossing heeft vooral in Westerse landen een immens potentieel. Er is geen extra ruimtegebruik, geen monoculturen, geen ontbossing, geen concurrentie met voeding. Bovendien biedt het een 1
Memorandum bio 2006, BioForum Vlaanderen vzw
23T0YG1HLSB.DOC
4
Memorandum van de PMiNa-Raad Antwerpen aan de nieuwe federale regering, jan. 2008
duurzame oplossing voor het afvalprobleem. Maar ook hierbij moet men opletten dat de verwerking van dit afval tot biobrandstof geen andere (milieu- of sociale) nadelen heeft. De keuze voor biobrandstoffen is zeer complex en heeft tal van implicaties op sociaal, economisch en milieuvlak. De bedoeling van de EU om tegen 2020 naar 10% biobrandstof te gaan in de transportsector lijkt ons impulsief en ecologisch en sociaal onverantwoord. Tenzij men strikte criteria oplegt en ook kan handhaven (!) en/of overstapt op de 2de generatie biobrandstoffen.
Advies De PMiNa-Raad is zeker niet a priori tégen biobrandstoffen, maar vraagt wel om een doordachte en duurzame aanpak. Een levenscyclusanalyse moet uitwijzen of de productie van de biobrandstoffen op een duurzame manier is gebeurd. In de plaats van de productie en het gebruik van biobrandstoffen op korte termijn te stimuleren, raadt de PMiNa-Raad aan om eerst een duurzame lange termijnvisie op biobrandstoffen te ontwikkelen. De PMiNa-Raad vraagt om dit signaal door te geven aan de Europese Commissie.
Energiebesparing
Om de Kyotodoelstelling te halen zijn er verschillende mogelijke denkpistes. In de discussie over het gebruik van zonne- en windenergie, biobrandstoffen, en kernenergie wordt de pijler ‘energiebesparing’ vaak stiefmoederlijk behandeld. Volledig onterecht vindt de PMiNa-Raad. Energiebesparing moet steeds de eerste stap zijn, vergelijkbaar met de ladder van Lansink (zie bijlage) Advies : Aan de afweging tussen klassieke brandstoffen, hernieuwbare brandstoffen en kernenergie, moet de discussie over energiebesparing vooraf gaan. Dit zal immers nodig zijn om de Kyotodoelstellingen te halen. Gecombineerd met energiebesparing vormt hernieuwbare energie een volwaardig alternatief. Om het energieverbruik in bestaande woningen te beperken, zijn er heel wat mogelijkheden. Gedragsveranderingen en kleine investeringen helpen ons al een heel eind op weg. In oude huizen, veelal door sociaal zwakkeren bewoond, zijn echter vaak grotere investeringen nodig. De federale overheid zou vooral kansarme eigenaars2 moeten ondersteunen om energieinvesteringen uit te voeren, bv. door fiscale stimuli. Het lijkt ons ook billijk om de aftrek voor duurzame investeringen te vergroten voor de lagere lonen. Zowel op vlak van sociale rechtvaardigheid als op milieuvlak is het zinvoller en efficiënter om de zwakke burger hierbij te ondersteunen dan een tegemoetkoming te voorzien voor een (rijke) man die als extra maatregel zijn dak wil volleggen met dure fotovoltaïsche cellen. Advies : Kansarmen hebben meer behoefte aan en verdienen meer fiscale stimuli voor energieinvesteringen. Wij pleiten voor afstemming van de fiscale aftrek op de belastbare inkomsten.
2
Bij kansarmen in huurhuizen ligt de situatie veel complexer, maar dit kan aangepakt worden via de Energieprestatieregelgeving.
23T0YG1HLSB.DOC
5
Memorandum van de PMiNa-Raad Antwerpen aan de nieuwe federale regering, jan. 2008
C3. MOBILITEIT De PMiNa-Raad vindt het vreemd dat de Europese commissie een verhoogde mobiliteit aanbeveelt : “Een grotere mobiliteit van werknemers, zowel tussen banen (beroepsmobiliteit) als binnen en tussen landen (geografische mobiliteit) is de sleutel voor meer en betere banen binnen de EU”3. Dit verhaal klopt binnen een louter socio-economische context, maar niet binnen de globale context van duurzaam beleid. Een verhoogde mobiliteit is niet alleen energieverslindend en milieuvervuilend; het werkt ook de versnippering van de open ruimte in de hand (wegenaanleg) met als gevolg een dalende biodiversiteit. Dit actieplan is bijgevolg tegenstrijdig met andere initiatieven zoals ‘het opvoeren van de inspanningen met betrekking tot vervoer’ uit ‘The Action Plan on Energy Efficiency’4, ‘Countdown 2010’5, enz…
Advies : De PMiNa-Raad vraagt de aanbeveling van de Europese commissie om de mobiliteit te verhogen, gebiedsgericht te bekijken en dit door een ‘duurzame bril’. Verder vragen wij om dit ook te doen voor alle nieuwe federale initiatieven en wetgeving op socio-economisch vlak. Hiervoor kan de duurzaamheidstoets gebruikt worden. Op die manier voorkomt men tegenstrijdigheden.
Belgische spoorwegen Op het vlak van mobiliteit kan de federale overheid een duurzame impuls geven aan het treinverkeer. Een verdere optimalisatie van het reizigersverkeer (met de nadruk op het pendelverkeer voor woon-werkverplaatsingen) per trein en een betere afstemming tussen het treinverkeer en de andere (gewestelijke) openbaar vervoermodi (bus, tram, premetro en metro) is aangewezen. Een universeel openbaar vervoer tarief en vlotte aansluitingen tussen deze openbaarvervoermodi is essentieel om meer pendelaars van privaat vervoer naar openbaar vervoer te doen overstappen. Dat kan ondermeer door de werkgevers en werknemersbijdrage in woon-werkverkeer met openbaar vervoer volledig fiscaal aftrekbaar te maken en de fiscale aftrek voor individueel vervoer (al dan niet met bedrijfswagens) te verkleinen. Voorbeelden van dringende infrastructuur voor reizigersverkeer is de HST-lijn van Brussel-Nationaal naar Antwerpen, de bouw van een Interregio station in Brecht en een frequentere bediening van de lijnen in de Antwerpse Kempen (een rechtstreekse verbinding Turnhout – Antwerpen en een frequentieverhoging op de lijn Antwerpen – Lier - Herentals – Mol – Hasselt). Op het vlak van goederentransport moet de modal split meer naar binnenvaart (dit is een zuiver gewestelijke materie) en spoorwegvervoer en minder naar wegvervoer toegroeien. Daarbij moet de capaciteit van het goederenspoorverkeer fors verhoogd worden (vooral om de 4 Vlaamse zeehavens beter te ontsluiten via het spoor). Daarbij moet afgestapt worden van een paritaire verdeling van investeringen in elk van de gewesten maar moeten de investering gebeuren in functie van het hoogste resultaat (m.a.w. er moeten meer investeringen gebeuren in de gewesten die meer verkeer genereren dan in de andere gewesten). Voor zover die investeringsmiddelen van Infrabel niet afkomstig zijn van de federale overheid, moet Infrabel meer mogelijkheden
3
Report on the Implementation of the Commission's Action Plan for Skills and Mobility COM(2004) 66. Meer info op http://ec.europa.eu/employment_social/skills_mobility/index_en.htm
4
‘If successful, this would mean that by 2020 the EU would use approximately 13% less energy than today, saving €100 bn and around 780 millions tonnes of CO2 each year.’op (http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction)
5
meer info op http://www.countdown2010.net/
23T0YG1HLSB.DOC
6
Memorandum van de PMiNa-Raad Antwerpen aan de nieuwe federale regering, jan. 2008
krijgen om spoorweginvesteringen ook door de gewesten te laten financieren. Voorbeelden daarvan zijn de aanleg van de Liefkenshoekspoorwegtunnel en de aanleg van de IJzeren Rijn. Een tweede mogelijkheid bestaat in de afbouw van het aantal dieseltreinen ten voordele van elektrische treinen. Het milieuvriendelijke karakter van het openbaar vervoer kan men bovendien verder vergroten door de treinen op groene stroom te laten rijden. Deze energie zal de komende jaren steeds verder in een ‘groene’ stroomversnelling geraken waardoor een graduele overschakeling mogelijk moet zijn. Advies : - NMBS-investeringen richten naar het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid van de gewesten. - Overschakeling van dieseltreinen naar treinen op elektriciteit - Naargelang de beschikbaarheid het spoorwegennet overschakelen op groene stroom.
C4. FISCALITEIT In het verleden werden al eens milieubelastingen doorgevoerd waarvan achteraf bleek dat het enige positieve effect was : het in evenwicht te brengen van de begroting. Dit zet kwaad bloed bij socio-economische organisaties, milieu- en natuurverenigingen, maar ook bij de burger in het algemeen. Op die manier verliest men het juist zo noodzakelijke draagvlak. De PMiNa-Raad is daarom tegen dit principe. Een bijkomend nadeel is ook het uitdovend effect.
Advies : Financiële middelen moet men via de reguliere belasting bekomen. Wij vragen om te kiezen voor reguleringsmaatregelen. In elk geval moet een beslissing regulerend of financierend, voorafgegaan worden door een gebiedsgerichte, duurzame, socio-economische analyse.
23T0YG1HLSB.DOC
7
Memorandum van de PMiNa-Raad Antwerpen aan de nieuwe federale regering, jan. 2008
BIJLAGE
Energieladder : van duurzaam tot niet duurzaam
Energiebesparing Loskoppelen economische groei vs energieverbruik
Duurzame energieopwekking
Energierecuperatie (uit niet duurzame bronnen)
Aanvullende klassieke energie om de periode naar 100% duurzame energie te overbruggen
23T0YG1HLSB.DOC
8