Memorandum aan de nieuwe Vlaamse regering ACLVB, Vlaamse Regionale Omdat niet alles kan verwacht worden van een nieuwe regering… Omdat prioriteiten moeten gesteld worden… Omdat het “overhevelingsproces” onze betrokkenheid vraagt… 12-5-2014
Inleiding ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 4 Sociaal overleg -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 6 Arbeidsmarktbeleid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 7 Een nieuw loopbaanakkoord ----------------------------------------------------------------------------------------------------------- 7 Herstructureringsbeleid ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 7 Activering zoekgedrag en controle op de beschikbaarheid van werkzoekenden ----------------------------------------- 8 Outplacement ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 9 Doelgroepenbeleid ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 11 PWA ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 13 Sociale economie ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 14 Dienstencheques -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 15 Vormings- en opleidingsbeleid -------------------------------------------------------------------------------------------------------- 17 Onderwijs en Jongeren -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 20 Betere aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt-------------------------------------------------------------------------------------- 20 Jongeren en onderwijs ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 20 Vlaamse Sociale Bescherming ----------------------------------------------------------------------------------------------------------- 22 Kinderbijslagen ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 22 Fonds voor collectieve uitrusting en diensten (FCUD) – Kinderopvang ----------------------------------------------------- 25 Welzijn en zorg ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 26 Sectoren ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 26 Ouderenbeleid ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 26 Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden --------------------------------------------------------------------------------------- 27 Armoede -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 28 Begrotingsbeleid ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 29 De Vlaamse begroting ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 29 Bijzondere financieringswet ----------------------------------------------------------------------------------------------------------- 30 De woonbonus ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 31 Economie en Innovatie -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 32 Speerpuntclusterbeleid------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 32 Vlaams instrumentarium economisch beleid ------------------------------------------------------------------------------------- 33 Nieuw industrieel beleid in Vlaanderen --------------------------------------------------------------------------------------------- 33 Innovatiebeleid ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 34
2
Economisch relancebeleid -------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 34 Facilitering buitenlandse investeerders met inclusieve bedrijventerreinen ----------------------------------------------- 35 Milieu en energie --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 36 Energie -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 36 Distributienetbeheerder ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 37 Werknemersparticipatie bij het energie- en milieubeleid van de onderneming ----------------------------------------- 38 Mobiliteit -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 39
3
Memorandum aan de nieuwe Vlaamse Regering - 2014 Inleiding Met haar memorandum wenst de Vlaamse regionale van de ACLVB haar leden en externe stakeholders duidelijkheid te verschaffen m.b.t. haar visie over het huidige en toekomstige beleid van de Vlaamse regering. Met betrekking tot de 6de staatshervorming en de daarmee gepaard gaande nieuwe bevoegdheden voor Vlaanderen , willen we alvast 4 principes naar voren schuiven die als een rode draad doorheen dit memorandum moet gelezen worden : 1. Eerst en vooral willen we dat de Vlaamse sociale partners overal betrokken worden bij de verdere uitwerking en de implementatie van de nieuwe bevoegdheden voor Vlaanderen. “Er zijn belangrijke inhoudelijke argumenten om de betrokkenheid van de sociale partners te staven. In het algemeen leveren zij een belangrijke toegevoegde waarde voor het beleid door hun terreinkennis en de verantwoordelijkheid die zij opnemen in het beheer en de uitvoering. Daarnaast bieden zij mede door hun representativiteit een breed draagvlak voor het beleid en vormen zij een stabiliserende factor die bijdraagt tot de continuïteit van het beleid. Overigens zijn er domeinintrinsieke argumenten voor de betrokkenheid van de sociale partners op het vlak van arbeidsmarkt, gezinsbeleid en gezondheids- en ouderenzorg. Van de overgehevelde middelen op het vlak van “arbeidsmarkt”, “gezinnen” en “gezondheidszorg” in het kader van de 6e staatshervorming worden meer dan 80% gefinancierd vanuit de sociale zekerheid. De feitelijkheid dat de overgehevelde middelen in belangrijke mate hun oorsprong vinden in de sociale zekerheid vormt een belangrijk bijkomend argument in het pleidooi van de SERV voor de structurele betrokkenheid van de sociale partners bij de Vlaamse structuren.. ”.1 2. De overheveling van bevoegdheden betekent dat ook de nodige middelen zullen overgeheveld worden naar de Vlaamse regering. Hiervoor werd de “financieringswet” in het leven geroepen. Zoals de kaarten daar nu liggen blijkt alvast dat de overgehevelde middelen niet alle nieuwe bevoegdheden in Vlaanderen zullen dekken. Er zullen dus keuzes moeten gemaakt worden. De ACLVB eist alvast van de Vlaamse regering om met de federale overheid te onderhandelen om financiële middelen te ontvangen overeenkomstig de overgedragen bevoegdheden zodat Vlaanderen budgettair gezond blijft om een sociaal beleid te voeren. 3. Nieuwe bevoegdheden vragen bijkomende middelen, maar daarom niet noodzakelijk ook altijd een nieuwe aanpak. Het is niet omdat Vlaanderen nieuwe taken toebedeeld krijgt, dat het beleid dan ook ineens 180 graden moet draaien. Het is vooral belangrijk dat de nieuwe bevoegdheden worden geïntegreerd in de “oude” bevoegdheden. De overdracht van bevoegdheden is een historische kans om tot een geïntegreerd beleid te komen, dat schittert door efficiëntie en effectiviteit.
1
de
Uit het SERV-akkoord op hoofdlijnen over de uitvoering van de 6 Staatshervorming in Vlaanderen
4
4. Een laatste, maar daarom niet minder belangrijk principe, is dat de uitwerking van deze staatshervorming vooral sociaal rechtvaardig moet zijn. De uitrol van de zesde staatshervorming mag niet ten koste gaan van werknemers, werkzoekenden en hun gezinnen. Maar…we gaan ons in dit memorandum niet enkel toespitsen op de nieuwe bevoegdheden in Vlaanderen. Ook de bestaande bevoegdheden nemen we nog eens onder de loep, en ook daar formuleren we, waar nodig, nieuwe uitdagingen. Op deze manier moet dit memorandum dan ook gelezen worden : voor de bevoegdheden, die voor ons als vakbond behoren tot de corebusiness, formuleren we onze eisen. Betreft het een nieuwe bevoegdheid in kader van de staatshervorming dan geven we aan hoe dit nu georganiseerd wordt en hoe dit volgens de ACLVB moet vertaald worden in het nieuwe Vlaanderen NA de staatshervorming. Als het over een nieuwe bevoegdheid gaat zal dit in de tekst worden aangegeven met :
Maar…
de
centrale
boodschap
van
dit
memorandum
moet
vooral
duidelijk
zijn
:
we streven naar een nieuw Vlaanderen waar IEDEREEN werk heeft en op een WERKBARE manier werkt !
5
Sociaal overleg Door de 6de staatshervorming krijgt Vlaanderen meer bevoegdheden en zal bijgevolg ook het overleg en de structuur van Vlaanderen worden aangepast. Voor de ACLVB is dit dan ook een uitgelezen moment om stil te staan bij de huidige werking van het advies- en overleggebeuren in Vlaanderen en eens na te denken over onze toekomstige vertegenwoordigingen en betrokkenheid in de verschillende advies- en overlegorganen in Vlaanderen. De ACLVB heeft ondertussen alvast de oefening gemaakt om te bepalen welke advies- en overlegfora prioritair blijven voor ons als vakbond, en welke fora geen meerwaarde bieden. We willen hiermee de waarde van advies en overleg niet in vraag stellen. Integendeel, overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties onderling, met de regering en andere stakeholders, én het advies aan de Vlaamse regering, blijven belangrijke instrumenten. Als vakbond kunnen we op deze manier immers onze terreinkennis gebruiken en onze verantwoordelijkheid opnemen. Wij hebben concrete voeling met de dagelijkse realiteit. Zo kunnen we maatregelen van het beleid zoveel mogelijk trachten af te stemmen op die realiteit , alsook signalen vanuit het veld opvangen en trachten door te vertalen naar het beleid. Vanuit onze terreinkennis ijveren we mee om tot een zo optimaal mogelijk beleid te komen. Daarnaast zorgen we, door een constante dialoog met onze leden, voor een maatschappelijk draagvlak en kunnen we door onze representativiteit de uiteenlopende behoeften en verwachtingen vanuit de samenleving hard maken bij de beleidsmaker. De focus ligt voor de ACLVB op het sociaal-economisch overleg, waarvan het paritair overleg in de SERV (Sociaal economische raad van Vlaanderen), en het drieledig overleg in VESOC (Vlaams economisch en sociaal overleg Comité) prioritair zijn. De ACLVB vraagt dat : - de nieuwe Vlaamse regering het interprofessioneel sociaal-economisch overleg blijft waarderen en efficiënt gebruiken; - de nieuwe Vlaamse regering het advies en overleg met de sociale partners niet ziet als een verplichting of louter een formaliteit die moet vervuld worden; - terdege rekening wordt gehouden met de adviezen en overlegbesluiten, en hierover meer in dialoog gaat met en feedback geeft aan de Vlaamse sociale partners; - de Vlaamse overheid de advies- en overlegfora waarin zij participeren meer betrekken bij de dossiers, zowel bij de beleidsvoorbereiding als bij de beleidsuitvoering; - het VESOC opnieuw wordt opgewaardeerd als een overlegorgaan, en niet als een forum om enkel een stand van zaken te geven van lopende dossiers); - de nieuwe Vlaamse regering ingaat op de vraag van de sociale partners m.b.t. hun vertegenwoordiging in nieuwe beheersstructuren n.a.v. de overheveling van de bevoegdheden (Vlaamse sociale bescherming, Kind & Gezin, …). - zie verder
6
Arbeidsmarktbeleid Een nieuw loopbaanakkoord Het huidige arbeidsmarktbeleid wordt met heel wat uitdagingen geconfronteerd. Er is het fenomeen van de blijvend hoge ongekwalificeerde uitstroom uit onderwijs en opleiding. Er is de vaststelling dat een (groeiend) aantal vacatures lange tijd of zelfs helemaal niet ingevuld geraken. Er is de vraag naar een hogere werkzaamheid en arbeidsmarktparticipatie, maar ook de vraag naar (meer) werkbaar werk. Competitiviteit en innovatie scherpen de vraag naar de juiste competenties aan. Al deze ontwikkelingen situeren zich tegen de demografische achtergrond van een verdere vergrijzing en ontgroening. In 2012 onderhandelden de sociale partners en de Vlaamse regering een loopbaanakkoord waarin zeer concrete voorstellen werden geformuleerd zodat de werknemers in staat gesteld worden om hun loopbaan proactief op te pakken en sterker te maken. Dit akkoord bevat maatregelen voor jongeren die de overstap maken van het onderwijs naar de arbeidsmarkt, actielijnen voor werkzoekenden op zoek naar werk, initiatieven voor werknemers die (al dan niet genoodzaakt) van werk (moeten) veranderen, met daarbij speciale aandacht voor de kansengroepen. Prioritair wordt ingezet op het voorkomen van de ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs, op de inzetbaarheid van 50-plussers inclusief het meer werkbaar maken van jobs, alsook de sterke uitbreiding van loopbaanbegeleiding. Wat deze laatste actie betreft heeft ook de ACLVB sterk ingezet om deze dienst aan zijn leden aan te bieden. De volgende Vlaamse regering mag van deze focus niet afwijken. Daarom vraagt de ACLVB om een nieuw loopbaanakkoord te negociëren met de sociale partners waarin opnieuw zeer concrete maatregelen worden uitgewerkt om ook in de komende jaren tewerkstelling en meer leefbare loopbanen te creëren. Want uit de recente cijfers van de werkbaarheidsmonitor 2 is gebleken dat de groei van de werkbaarheidsgraad in Vlaanderen bijna helemaal is stilgevallen. Een kleine helft van de werknemers heeft problemen met een of meerdere werkbaarheidsknelpunten. Dat is bijzonder slecht nieuws voor de betrokken werknemers maar ook voor de doelstelling van een hogere werkzaamheid en langer werken.
Herstructureringsbeleid Werknemers die slachtoffer zijn van een herstructurering of die getroffen worden door ontslag, worden veelal geconfronteerd met een verouderd CV, terwijl ze vaak heel wat concrete ervaring hebben opgedaan of bepaalde vaardigheden hebben aangeleerd. Om deze te kunnen valoriseren dient meer werk gemaakt te worden van de opmaak van een competentiebilan. We vragen dat de overheid de verdere ontwikkeling hiervan stimuleert en implementeert. In dit kader dienen er eindelijk ook serieuze stappen gezet te worden naar een geïntegreerd EVC3beleid. Dergelijk beleid biedt werknemers de kans om competenties zichtbaar te maken met een
2 3
Werkbaarheidsmonitor van de SERV 2013 EVC = elders / eerder verworven competenties
7
formele erkenning. Hierdoor vergroot voor deze werknemers de kans op duurzaam en uitdagend werk. Het einde van de crisis lijkt stilaan in zicht, doch de tewerkstelling blijft nog sterk achterwege. Om die reden moet de Vlaamse Regering krachtig inzetten op volwaardige tewerkstelling, niet enkel binnen sectoren, maar ook over de sectoren heen. De intersectorale mobiliteit (bv. van krimp- naar groeisectoren) moet worden vergemakkelijkt, zoals omschreven in het loopbaanakkoord.
Activering zoekgedrag en controle op de beschikbaarheid van werkzoekenden Vóór de 6de staatshervorming : De activering van het zoekgedrag naar werk is het geheel van acties die de RVA onderneemt ten aanzien van de werkloze om de inspanningen die hij/zij doet om werk te zoeken, te evalueren. Daarnaast is het ook de RVA die op basis van de informatie van de VDAB over het weigeren van vacatures, opleidingen,… de werkzoekende kan sanctioneren. De RVA kan dit ook op basis van eigen informatie doen. Na de 6de staatshervorming : “- De gewesten verwerven volledige beslissings- en uitvoeringsbevoegdheid om de actieve en passieve beschikbaarheid van de werklozen te controleren en de daarbij behorende sancties op te leggen. - Het normatief kader voor regelgeving inzake passende betrekking, actief zoekgedrag, administratieve controle en sancties blijft federaal. - De gewesten hebben de mogelijkheid om, tegen betaling, de sanctioneringsbevoegdheid aan de federale overheid (RVA) uit te besteden. - Op basis van Europese richtlijnen zullen er samenwerkingsakkoorden worden gesloten om gemeenschappelijke doelstellingen voor de intensiteit van de begeleiding van werklozen vast te leggen. “4 Samen met de andere Vlaamse sociale partners ondertekende de ACLVB mee het SERV-akkoord over de uitvoering van de 6de staatshervorming in Vlaanderen.
4
Tekst Institutioneel Akkoord (p29)
8
Daarin vragen we dat5 : -
-
-
-
deze bevoegdheden ondergebracht worden bij de VDAB zodat dit de mogelijkheid geeft om te komen tot één coherent proces vanaf de start van de werkloosheid. Begeleiding / ondersteuning en opvolging moeten meer één geheel vormen; er voldoende beleidsruimte wordt gegeven om de activering van het zoekgedrag te kunnen invullen. Door het feit dat het normatief kader federaal blijft, is het niet duidelijk in hoeverre er een eigen Vlaamse aanpak mogelijk is (bv. de leeftijdsgrens); de specifieke controle- (sanctionerings)bevoegdheid als een aparte structuur in de schoot van de VDAB wordt georganiseerd. Dit om het principe van een duidelijk en onafhankelijk oordeel te vrijwaren; er gestreefd wordt naar één coherent beleid en één coherent proces.
Daarnaast vraagt de ACLVB nog dat : -
er tijdens de controle van het zoekgedrag knipperlichten geïnstalleerd worden om te voorkomen dat er gesanctioneerd moet worden; er herstelmomenten worden voorzien in het sanctioneringsproces; de vakbonden hun bijstandsrol kunnen blijven vervullen in de beroepsprocedure;
Outplacement Vóór de 6de staatshervorming : Outplacement is een professionele begeleiding, in opdracht van en (meestal) betaald door de werkgever, die medewerkers naar een nieuwe passende betrekking begeleidt , door middel van een op maat uitgewerkt programma. De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 51 van 10 februari 1992 regelt het stelsel wanneer een werkgever er vrijwillig voor kiest outplacement aan te bieden. Daarnaast is het in een aantal gevallen verplicht om outplacement aan te bieden (CAO nr. 82 bis). Dit om te vermijden dat oudere werknemers de arbeidsmarkt voortijdig verlaten. De RVA is verantwoordelijk voor verdere opvolging : -
-
-
5
Indien de werkgever verplicht is om outplacement aan te bieden en daarin in gebreke blijft, kan de getroffen werknemer beroep doen op de RVA. De RVA bezorgt hem/haar een outplacementcheque waarmee hij/zij zich kan richten tot een outplacementbureau dat rechtstreeks vergoed wordt door de RVA. In het kader van een herstructurering is een werkgever sinds 2009 verplicht om alle betrokken werknemers, via een tewerkstellingscel, een outplacementaanbod te doen. Een deel van de kosten hiervoor kan de werkgever recupereren via de RVA. De werkgever die niet voldoet aan de verplichtingen inzake outplacementbegeleiding, moet aan de RVA een bijdrage betalen. Het KB van 23 januari 2003 regelt het bedrag van de bijdrage alsook de procedure om via de RVA een outplacement te bekomen. de
Uit het SERV-akkoord op hoofdlijnen over de uitvoering van de 6 Staatshervorming in Vlaanderen
9
Na de 6de staatshervorming : “Regionalisering outplacement : het arbeidsrecht blijft federaal (inzonderheid CAO nrs. 51 en 82), maar de gewesten worden bevoegd voor de inhoudelijke vereisten die niet in CAO 51 en 82 vastliggen, voor de terugbetaling van outplacementkosten aan de bedrijven en voor het opleggen van sancties aan werkgevers bij gebrek aan outplacement.”6 In het SERV-akkoord vragen we dat : -
de overheveling van deze bevoegdheid als opportuniteit wordt gezien om het outplacementbeleid bij te sturen; de bijsturingen moeten bijdragen tot het wegwerken van drempels en tot een vlotte en snelle her-tewerkstelling;
Daarnaast vraagt de ACLVB dat : -
-
6
de Vlaamse regering aandringt op voldoende beleidsruimte én middelen om bij deze bevoegdheidsoverdracht te kunnen blijven voldoen aan afspraken die federaal werden vastgelegd : het nieuw akkoord betreffende het eenheidstatuut arbeiders-bedienden bepaalt immers dat outplacement wordt veralgemeend voor alle ontslagen werknemers (indien verbrekingsvergoeding of opzegtermijn van minstens 30 weken). De concrete realisatie hiervan ligt echter bij de regio’s; er voor alle outplacementkantoren een kwaliteitslabeling gebeurt door de VDAB om zo het kaf van het koren scheiden te scheiden;
Tekst Institutioneel akkoord (p30)
10
Doelgroepenbeleid Vóór de 6de staatshervorming : De federale overheid staat in voor een aantal doelgroepverminderingen op de sociale bijdragen van de werkgevers (voor bv. oudere werknemers, jonge werknemers, langdurig werkzoekenden,…), heeft een aantal tewerkstellingsprogramma’s en staat in voor de activering van de uitkeringen bij het volgen van een beroepsopleiding en deelname aan tewerkstellingsprogramma’s. Na de 6de staatshervorming : “- Regionalisering van de RSZ-kortingen voor doelgroepen en van de activering werkloosheidsuitkeringen. De bevoegdheid voor de structurele RSZ-verminderingen en de vrijstelling van het doorstorten van de bedrijfsvoorheffing blijft federaal.
- De gewesten krijgen de volle bestedingsautonomie voor de budgetten. Ze zullen het overgehevelde budget naar goeddunken kunnen gebruiken voor verschillende vormen van arbeidsmarktbeleid in de brede zin (maatregelen inzake loonkosten, opleiding en begeleiding van werkzoekenden, tewerkstellingsprogramma’s,…) - RSZ en RVA blijven de enige administratieve en technische operatoren. - Na de overheveling van deze bevoegdheden zal de federale overheid geen nieuwe doelgroepen meer invoeren maar zal een beslissingsvrijheid behouden i.v.m. de maatregelen m.b.t. de loonkost, die onder haar bevoegdheid blijft vallen. - Overheveling van het Ervaringsfonds7 naar de gewesten.”8 In het SERV-akkoord worden een aantal krachtlijnen geformuleerd m.b.t. doelgroepkortingen, het gesco-stelsel9 en de werkhervattingstoeslagen10.
7
Fonds opgericht in 2001 ter verbetering van de werkgelegenheidsgraad : verhogen tewerkstellingsgraad oudere werknemers door verbetering arbeidsmogelijkheden, arbeidsvoorwaarden en -organisatie, via het verlenen van advies en toekennen van toelages. 8 Tekst Institutioneel akkoord (p29-30) 9 GESCO = gesubsidieerde contractueel : Via GESCO projecten wil de Vlaamse Overheid arbeidsplaatsen scheppen in de niet-commerciële sector met het doel langdurige en meestal laaggeschoolde werkzoekenden aan een job te helpen. 10 De werkhervattingstoeslag is een vergoeding ten laste van de RVA, die wordt toegekend als aanvulling op het inkomen van de oudere werkloze die het werk hervat.
11
Hiervoor vragen we dat : - voor de doelgroepkortingen wordt geopteerd voor kortingen op de RSZ. Principes van transparantie, eenvoud en het behoud van rechtszekerheid moeten vooropstaan; - voor het gesco-stelsel eerst een grondige bespreking van de maatregel wordt gehouden vooraleer bepaalde beleidsopties worden genomen; - de continuïteit voor de rechthebbende van de werkhervattingstoeslagen gewaarborgd blijft en dat de toeslagen mee de basis dienen te vormen voor een toekomstig structureel en geïntegreerd Vlaams beleid inzake werkzaamheid en werkbaarheid; - de verdere concretisering van het doelgroepenbeleid in Vlaanderen gebeurt in overleg met de sociale partners; - waar op federaal niveau hiervoor interprofessionele en sectorale aansturing bestaat, dit ook op Vlaamse niveau moet worden voorzien. Daarnaast vraagt de ACLVB nog dat : -
-
11
het doelgroepbeleid in de toekomst niet enkel gericht zal zijn op tewerkstellingsstimuli, maar eveneens op jobcreatie; naast RSZ-kortingen ook wordt ingezet op activering, bv. door het stimuleren van IBO als een aanbodgerichte activeringstool; er gestreefd moet worden naar een geïntegreerd doelgroepenbeleid waarbij een deathweight effect wordt vermeden. De inspanningen die hiervoor worden genomen moeten een duidelijke toegevoegde waarde hebben; in het toekomstige loonkostenbeleid geopteerd wordt voor de combinatie van een (tijdelijke) aanwervingsubsidie (zinvol voor doelgroepen die in het begin minder productief zijn) met een opleidingssubsidie (om te investeren in de productiviteitstoename van de werknemer)11 . Dit om de werkzekerheid en de interne transitiemogelijkheden te vergroten;
Zie studie “Effectiviteit van loonkostensubsidies” – Joost Bellens & Sam Coomans (2013)
12
PWA De plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) werden in 1987 door de federale regering opgericht met de bedoeling de vraag naar een aantal activiteiten die door de privésector niet worden aangeboden, samen te brengen met de herinschakeling van werklozen op de arbeidsmarkt. De PWAbevoegdheid wordt in het Institutioneel Akkoord overgeheveld naar de gewesten. Zowel het personeel als de werkingsmiddelen komen over. De werkloosheidsuitkeringen van de PWA’ers blijven federaal. De PWA’s richten zich op een groep met een eerder zwakke arbeidsmarktpositie. De ACLVB vindt het belangrijk dat de arbeidsmarktmogelijkheden van deze groep voor zover als mogelijk versterkt worden en doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt maximaal wordt nagestreefd. Gezien de grote afstand tot de arbeidsmarkt die heel wat PWA-werknemers kenmerkt, zal goed moeten worden nagegaan welke maatregelen hen in de toekomst kunnen ondersteunen.12 De ACLVB kan akkoord gaan om het PWA-stelsel te laten uitdoven op voorwaarde dat de beoogde doelgroep opgevangen wordt binnen het bestaande en te ontwikkelen Vlaamse kader (W213, LDE14, Maatwerk15, …). Er moet worden gekeken welke rol de PWA-vzw’s hierbij kunnen spelen. Tot dan is het aangewezen het federale stelsel in Vlaanderen voor deze werknemers verder te zetten.16
De ACLVB vraagt dat : -
12
Het PWA-stelsel bij een overheveling naar Vlaanderen enkel kan uitdoven indien o de beoogde doelgroepen worden opgevangen; o de doorstroming naar de reguliere economie van deze doelgroepwerknemers het uitgangspunt blijft; o hier aansluiting wordt gezocht met het individuele luik dat in het kader van het maatwerkdecreet nog moet worden uitgewerkt (zie verder).
de
Uit het SERV-akkoord op hoofdlijnen over de uitvoering van de 6 staatshervorming in Vlaanderen W²: Werk- en Welzijnstrajecten op maat 14 LDE : lokale diensteneconomie 15 Maatwerk : zie verder in het memorandum onder : Sociale economie 16 de Uit het SERV-akkoord op hoofdlijnen over de uitvoering van de 6 staatshervorming in Vlaanderen 13
13
Sociale economie De Vlaamse regering besliste om het landschap van de sociale economie te hervormen met het zgn. “Maatwerkdecreet” : dit Maatwerkdecreet moet ervoor zorgen dat elke werknemer met een arbeidsbeperking, in functie van zijn/haar afstand tot de arbeidsmarkt, een rugzakje wordt aangeboden met ondersteuning op maat. Op die manier krijgen deze werknemers meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt, zodat zij niet meer alleen in de beschutte en sociale werkplaatsen terecht kunnen, maar ook meer kunnen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Werkgevers die zich hiervoor engageren en personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt tewerkstellen zullen hierbij ook ondersteund worden. Een belangrijke voorwaarde in deze hervorming om te kunnen genieten van een rugzakje met steunmaatregelen is dat er een minimum aantal doelgroepwerknemers (5 VTE) in een bedrijf of organisatie aan de slag moet zijn. De nieuwe hervorming van het landschap van de sociale economie en (dus dit Maatwerkdecreet) regelt bijgevolg alleen de collectieve inschakeling. Als het aantal tewerkgestelde doelgroepwerknemers onder dit minimum ligt, dan is er, buiten de bestaande maatregelen, geen apart rugzakje voorzien. De ACLVB vraagt : -
-
dat ook snel het individuele luik van dit systeem wordt uitgewerkt. Juist omdat enkel het collectief aspect werd uitgewerkt, meent de ACLVB dat niet alle bedrijven en niet alle doelgroepen op dezelfde manier kunnen rekenen op ondersteuning. Er kan alleen maar gesproken worden over echt maatwerk als ook het individueel luik aanwezig is, zodat elke doelgroepwerknemer, ongeacht bij welke werkgever hij/zij aan de slag gaat, op de nodige ondersteuning kan rekenen en gebruik kan maken van dat noodzakelijke rugzakje. Dus ook daar waar er minder dan 5 doelgroepwerknemers tewerkgesteld zijn, moet deze ondersteuning mogelijk worden gemaakt. Dan pas kan men spreken van echt "maatwerk"; dat de beoogde doorstroom, rekening houdend met de mogelijkheden van de werknemer en daar waar het kan, ook effectief gerealiseerd wordt. Bovendien moeten hiervoor de nodige middelen worden voorzien en moet er een terugkeergarantie bestaan mocht het traject toch mislukken.;
14
Dienstencheques Het systeem van dienstencheques blijft groeien en moet meer dan ooit beheersbaar gehouden worden. Toch vindt de ACLVB het niet wenselijk om radicale wijzigingen door te voeren. Het aantal gebruikers blijft immers continu stijgen. In Vlaanderen maken meer dan een half miljoen mensen gebruik van dienstencheques (zie tabel 1) :
Tabel 1 : Evolutie aantal gebruikers van dienstencheques per gewest
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 jan-13 feb-13 maa-13 apr-13 mei-13 juni-13 juli-13 aug-13
Brussel 4.418 9.971 21.211 36.204 53.645 53.584 66.428 76.488 84.862 85.295 85.603 85.956 86.293 86.673 86.661 86.923 87.130
Gebruikers Vlaanderen Wallonië 86.541 29.288 178.467 62.744 282.383 114.789 388.851 173.320 486.179 232.636 404.983 202.949 458.336 231.866 501.621 252.695 541.557 268.846 543.979 269.383 545.771 269.832 547.605 270.397 551.056 271.609 553.667 272.629 554.722 272.848 556.347 273.666 558.948 274.383
Het rijk 120.247 251.182 418.383 598.375 772.460 661.516 756.630 830.804 895.265 898.657 901.206 903.958 908.958 912.969 914.231 916.936 920.461
bron : www.werk-belgië.be : DCH01
Dit heeft ook een positieve weerslag op de tewerkstelling. In 2011 waren bijna 150.000 werknemers tewerkgesteld in het dienstenchequesysteem (zie tabel 2), waarvan 90.000 in Vlaanderen. Tabel 2 : Evolutie aantal dienstencheques-werknemers per regio tussen 2007 en 2011 2007 2008 2009 2010 2011 Brussel 7.213 10.284 14.236 17.256 20.194 Vlaanderen 55.979 63.626 72.445 82.281 89.126 Wallonië 23.960 29.527 33.643 37.378 39.619 Totaal
87.152
103.437
120.324
136.915
149.827
bron : IDEA Consult, eindrapport analyse dienstencheques
15
De Vlaamse regionale van de ACLVB heeft samen met de andere Vlaamse sociale partners in een advies onderstreept dat het dienstenchequesysteem blijvend moet inspelen op de initiële doelstellingen : nl. de jobcreatie, het bestrijden van zwart werk en het ondersteunen van de combinatie arbeid en gezin. Het beleid moet prioritair gericht zijn op de tewerkstelling van niet-werkende werkzoekenden en herintreders. De sociale partners wensen de lijst met de toegelaten activiteiten niet uit te breiden, en ook op het vlak van de gebruikers mogen er geen wijzigingen worden doorgevoerd. Zo kan bijvoorbeeld het gebruik van de dienstencheques in zorgsituaties niet voor de ACLVB, aangezien dienstencheques geen geschikt middel zijn om te poetsen bij zorgbehoevende cliënten. Daar gaat het niet om comfort maar een dwingende noodzaak. Het dienstenchequepersoneel is hier bovendien onvoldoende voor opgeleid en omkaderd. Het principe van één dienstencheque voor één uur prestatie moet behouden blijven. Maar het systeem moet beheersbaar blijven en meer dan ooit is er nood aan aandacht voor de leefbaarheid van zowel de ondernemingen als de werknemers uit het dienstenchequesysteem. De sector moet verder geprofessionaliseerd worden. Daarom moeten de erkenningsvoorwaarden van alle typen van dienstencheque-ondernemingen onder de loep genomen worden. In het kader van de 6de staatshervorming zal het dienstenchequesysteem worden geregionaliseerd. Vlaanderen krijgt dus hierover de volledige bevoegdheid. Dit heeft uiteraard ook budgettaire consequenties. Reden te meer om ervoor te zorgen dat het budget de huidige behoefte kan dekken, en ervoor te zorgen dat het systeem in de toekomst beheersbaar wordt gehouden. De Vlaamse sociale partners wensen na de bevoegdheidsoverdracht betrokken te worden bij het beheer van het dienstenchequesysteem.
De ACLVB vraagt dus dat: -
-
de initiële doelstellingen van het dienstenchequesysteem overeind blijft, nl : de tewerkstelling van niet-werkende werkzoekenden en herintreders, dus jobcreatie, het bestrijden van zwart werk en het ondersteunen van de combinatie arbeid en gezin; de lijst van toegelaten activiteiten én gebruikers niet wordt gewijzigd; de sector verder wordt geprofessionaliseerd via o.a. de erkenningsvoorwaarden; bij de overheveling van deze bevoegdheid naar de gewesten de financiële middelen de behoeften dekken; de sociale partners worden betrokken bij de bevoegdheidsoverdracht in kader van de 6de staatshervorming; het principe van één dienstencheque voor één uur prestatie behouden blijft.
16
Vormings- en opleidingsbeleid
Betaald educatief verlof Vóór de 6de staatshervorming : Het betaald educatief verlof (BEV) kan omschreven worden als het recht toegekend aan werknemers uit de privésector om erkende opleidingen te volgen en om op het werk afwezig te zijn met behoud van hun loon. De opleidingen die recht geven zijn ofwel beroepsopleidingen ofwel algemene opleidingen. Er hoeft niet noodzakelijk een inhoudelijke band te bestaan tussen de gepresteerde arbeid en de gevolgde opleiding. Onder de algemene opleidingen vallen ook de syndicale vormingen. Zoals blijkt uit onderstaande tabel maken elk jaar ongeveer 50.000 werknemers gebruik van betaald educatief verlof (zie tabel 3).
Tabel 3 : aantal werknemers die een opleiding volgden binnen het kader van het betaald educatief verlof Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal Rijk
2002/2003 2003/2004 2004/2005 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012 13.535 15.065 14.595 11.682 11.734 12.690 12.499 13.526 12.057 13.494 42.972 45.938 47.713 45.915 45.861 51.333 52.123 50.076 48.315 51.703 9.429 11.137 11.182 10.212 10.715 12.104 11.664 10.924 11.837 12.500 65.936 72.140 73.490 67.809 68.310 76.127 76.286 74.526 72.209 77.697 bron : www.belgië-werk.be : BEVo4b
De bevoegde federale instantie voor het BEV is de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Het BEV wordt gefinancierd door een werkgeversbijdrage en door de overheid. Er is een bijzondere RSZ-bijdrage voor de werkgevers van 0,05% op de lonen. Door de overheid wordt een alternatieve financiering voorzien die is vastgelegd in een Koninklijk Besluit. De middelen uit de RSZ-bijdrage en van de overheid worden gestort in een Gemeenschappelijk Fonds BEV dat beheerd wordt door de RVA. De RVA verwerkt de aanvragen tot terugbetaling van de werkgevers en doet ook de uitbetalingen. In alle bevoegdheidsopdrachten m.b.t. vorming, en zeker in het BEV, spelen de sociale partners een aanzienlijke rol. Zo zijn de sociale partners vertegenwoordigd in de beheersorganen van de RVA die het fonds BEV beheert. In de NAR17 brengen de sociale partners advies uit over de regelgeving m.b.t. het BEV en zijn ze vertegenwoordigd in de erkenningscommissie voor de erkenningen van de opleidingen. Daarnaast nemen de sectorale sociale partners in de paritaire comités beslissingen over de erkenningen van sectorspecifieke vormingen.
17
Nationale Arbeidsraad
17
Na de 6de staatshervorming : “Betaald educatief verlof en industrieel leerlingenwezen18 : het leerlingenwezen gaat naar de gemeenschappen, en het betaald educatief verlof gaat naar de gewesten. M.b.t. het BEV zullen de gewesten met de gemeenschappen een samenwerkingsakkoord moeten sluiten om de opleidingen te organiseren en te erkennen.”19 De gewesten krijgen dus de volledige bevoegdheid over het betaald educatief verlof : regelgevende bevoegdheid, controle- of inspectietaken, erkenningen van verloven, de betaling van toelagen aan de werkgevers.
De ACLVB vraagt dat : -
-
bij de overheveling van deze bevoegdheid de kans wordt gegrepen om een volwaardig Vlaams stelsel uit te werken dat minstens evenwaardig is aan het huidige federale stelsel; er gewerkt wordt aan een integrale en coherente benadering, en dat vormings- en opleidingsmaatregelen worden gestroomlijnd en op elkaar worden afgestemd; het principe behouden blijft dat het huidig stelsel de werknemers de kans geeft om hun opleiding af te maken, zich professioneel te heroriënteren, bijkomende competenties te verwerven en zich om te scholen; bijgevolg de algemene opleidingen in aanmerking blijven komen voor BEV en de sociale partners als aanbieder van zulke vormingen deze dienstverlening kunnen verder zetten; het aantal uren BEV voor de werknemers niet verder wordt ingekrompen; de traditie van de betrokkenheid van de sociale partners bij het beheer, de erkenningen en de advisering behouden blijft; de verdere uitwerking van het Vlaams stelsel BEV in overleg gebeurt met de sociale partners.
18
Industrieel leerlingenwezen = het leerlingenstelsel voor werknemersberoepen
19
Tekst Institutioneel Akkoord (p30)
18
Opleidingscheques In het kader van levenslang leren kunnen sinds 2003 werknemers opleidingscheques aanvragen om een opleiding te betalen. De werknemer betaalt de helft; de Vlaamse overheid de andere helft. Dit systeem was van bij de start erg succesvol. In 2010 werd de regeling echter verstrengd, wat leidde tot een fikse besparing. Het aantal aangevraagde cheques daalde drastisch, zoals blijkt uit onderstaande grafiek. Grafiek 1 : opleidingscheques werknemers : evolutie van het aantal gehonoreerde en nog openstaande aanvragen naar opleidingcheques voor werknemers van september 2003 tot december 2012, naar opleidingsniveau
bron : VRIND 2013
Hoewel we niet blind zijn voor het mattheüseffect (diegenen met het hoogste diploma en het betere loon kiezen het meest voor deze opleidingscheque), blijven we ervan overtuigd dat deze maatregel hoe dan ook verder gestimuleerd moet worden. We vragen dat deze nog sterker wordt ingezet voor die doelgroepen die er het meeste behoefte aan hebben.
19
Onderwijs en Jongeren Betere aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt Een van de vele klachten op de arbeidsmarkt is dat de opleidingen uit het onderwijs niet (of niet voldoende) afgestemd zijn op de werkelijke noden van de arbeidsmarkt. Al te vaak blijven dit twee werelden die naast elkaar bestaan. Dit heeft ons inziens veel te maken met de bevoegdheden van beide beleidsdomeinen die bij verschillende ministers zijn ondergebracht en elk hun eigen leven leiden. Als ACLVB pleiten we dan ook dat er één minister bevoegd wordt voor het beleidsdomein onderwijs, werk en sociale economie. Alleen dan kan er écht werk gemaakt worden van een coherent loopbaanbeleid waar onderwijs en arbeidsmarkt elkaar beter aanvoelen en aanvullen.
Jongeren en onderwijs De samenleving verandert voortdurend en ook binnen het onderwijs verandert er heel wat. Op de schoolbanken leren onze jongeren hoe ze aan de samenleving deelnemen en ontdekken ze de kracht van hun eigen kunnen. Ze leren er hun eigen talenten ontwikkelen en vormen zich tot sterke en rijke persoonlijkheden. Hoewel het Vlaams onderwijs van hoog niveau is, dringen er zich toch een aantal knelpunten op die dringend moeten worden aangepakt. De uitdagingen voor het onderwijs zijn bijgevolg groot: het sociaal milieu waarin jongeren opgroeien heeft een te grote invloed op hun leerresultaten, de overgang naar de arbeidsmarkt is voor vele jongeren problematisch, de vooroordelen rond het ASO, TSO en BSO – onderwijs, welbevinden van leerlingen op de schoolbanken, … Samen met de andere sociale partners vragen we: -
-
een doordachte en vernieuwende hervorming van het secundair onderwijs binnen een realistische termijn; grotere inzet op werkplekleren: alzo wordt de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbeterd. En jongeren die schoolmoe zijn kunnen op deze manier alsnog een diploma of een attest behalen; om verworven competenties zichtbaar te maken en te erkennen. Dit is cruciaal in het stimuleren van levenslang en levensbreed leren; een grondige evaluatie van het stelsel ‘leren en werken’. Leren en werken moet uitgroeien tot een krachtige leerweg.
20
In het loopbaanakkoord vragen we: -
het terugdringen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters
Uit onderstaande tabel blijkt immers dat In 2012 8,6% van de jongeren het lager secundair onderwijs verliet zonder enig diploma of kwalificatie. Grafiek 2 : Vroegtijdige schoolverlaters in 2012, internationale vergelijking naar geslacht, in %
Bron : VRIND 2013
Daarnaast vraagt de ACLVB om: -
-
-
-
arbeidsmarkteducatie verplicht op te nemen in het leerprogramma; sociale ongelijkheid weg te werken in het onderwijs: financiële drempels moeten weggewerkt worden, maar ook mag een sociaaleconomische achtergrond van een leerling geen invloed hebben op zijn/haar schoolprestaties; een leerlingenbegeleiding op maat uit te werken, deze vernauwen en verdiepen zodat een meerwaarde wordt gecreëerd voor die jongeren die het nodig hebben; de verwezenlijking van een jeugdgarantie/youth guarantee: iedereen die jonger is dan 25 en al vier maanden geen opleiding of werk meer heeft, moet een aanbod krijgen voor een kwaliteitsvolle arbeidplaats, opleiding of stage; de studiebeurzen welvaartsvast te maken, zodat ze kostendekkend zijn in functie van hun doel, en als een volwaardige hefboom fungeren om jongeren te stimuleren verder te studeren; de functie van klastitularis op te waarderen zodat deze ook de rol van coach voor de individuele leerling kan vervullen;
21
Vlaamse Sociale Bescherming
Kinderbijslagen Vóór de 6de staatshervorming : Het recht op kinderbijslag in België is historisch gegroeid, hangt samen met de arbeidspositie van (één van) de ouders en is ingebed in de sociale zekerheid. Er bestaat een apart stelsel voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen. Gezinnen die niet onder één van deze categorieën vallen, ontvangen hun kinderbijslag via een restregeling “de gewaarborgde gezinsbijslag”. Elk van deze stelsels heeft een aparte administratie en financiering, maar ook verschillende modaliteiten qua bedragen en voorwaarden. Voor werknemers worden de gezinsbijslagen toegekend door het RKW (de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers), en uitbetaald via de kinderbijslagfondsen (aansluiting via de werkgever). Na de 6de staatshervorming : Het bestaande systeem van kinderbijslagen vormt een belangrijke inkomenssteun in het gezinsbudget. Daarbij maken kinderbijslagen deel uit van de gezinsbijslagen waaronder kraamgeld en de adoptiepremie ook vallen. De ACLVB zal erover waken dat dit systeem ook in de toekomst, en na overdracht naar de gemeenschappen, haar rol ten volle zal kunnen blijven spelen. Als SERV-partner onderschrijft de ACLVB - Vlaamse Regionale de standpunten aangenomen door de Vlaamse sociale partners in het SERV-akkoord over de uitvoering van de 6de staatshervorming. Toch wenst de ACLVB haar eigen accenten, die wij belangrijk vinden bij het uitrollen van een Vlaams kinderbijslagsysteem, nog even te benadrukken. -
De verschillen tussen het kinderbijslagsysteem van werknemers en dat van zelfstandigen moeten weggewerkt worden voor de overheveling voltooid wordt. Dit mag voor de ACLVB geen reden zijn om zomaar de (hogere) bedragen van kinderbijslagen voor werknemers toe te passen bij zelfstandigen. Opdat er sprake zou kunnen zijn van het afschaffen van de verschillen tussen de stelsels moet er volgens de ACLVB aan twee voorwaarden voldaan zijn. Ten eerste mogen de bedragen die vandaag aan de gezinnen worden uitbetaald niet verminderen. Ten tweede moet er voorafgaand aan de afschaffing van het onderscheid door de verschillende stelsels een gelijke bijdrage ter financiering van het stelsel van de kinderbijslagen worden geleverd.
-
De kinderbijslag is ontstaan om gezinnen een netto aanvullende vergoeding te geven om de opvoedingskosten betaalbaar te houden zodat het nataliteitcijfer op peil kon worden gehouden. Een tussenkomst in de opvoedingskosten is noodzakelijk om te vermijden dat voor gezinnen de opvoedingskost te hoog oploopt, het armoederisico bij de gezinnen vergroot en de bevolkingspiramide negatief wordt beïnvloed. Als liberale vakbond pleiten wij dan ook voor het welvaartsvast maken van de kinderbijslagen. Dit is in het verleden niet gebeurd waardoor ons systeem van kinderbijslagen meer en meer van haar pluimen aan het verliezen is. 22
-
Het universele karakter van kinderbijslagen moet volgens de ACLVB absoluut behouden blijven. Alle gezinnen met jonge kinderen moeten ook in de toekomst kinderbijslag ontvangen. De ACLVB pleit wel voor meer selectiviteit binnen de universele solidariteit. Deze toenemende selectiviteit moet er komen op basis van inkomen. Het gebruik van een vermogenskadaster moet een verhoogde selectiviteit in de toekomst toelaten. Daarbij verstaan wij onder inkomen ook de inkomsten uit kapitaal en vermogen. Het kinderbijslagsysteem moet in de toekomst de ambitie hebben om nog meer gelijke kansen te bieden aan alle kinderen. Deze functie dreigt in de huidige vorm af te brokkelen (ondermeer door het gebrek aan welvaartsvastheid van de kinderbijslagen). Meer selectiviteit is dus nodig om het verdere verlies van performantie van het huidige systeem tegen te gaan. De sociale toeslagen uitsluitend laten afhangen van het inkomen kan enkel indien er een vermogenskadaster is. Zonder vermogenskadaster is het sociaal statuut van de rechthebbende het enige objectieve criterium dat kan worden toegepast.
-
Selectiviteit op basis van rangorde blijft voor de ACLVB nuttig. Daarmee wordt niet gezegd dat het huidige systeem (kinderbijslag neemt toe met de rang, het tweede kind brengt een hogere bijslag met zich mee dan het eerste) moet behouden blijven. Kroostrijke gezinnen hebben hogere kosten. Zij moeten dus de nodige ondersteuning krijgen. Grote gezinnen leveren een grotere bijdrage aan het dragen van de vergrijzingskost en aan het betaalbaar houden van onze sociale zekerheid. Het extra ondersteunen van de grote gezinnen is dus van maatschappelijk belang. Anderzijds heeft het krijgen van een eerste kind een grote impact op het gezinsbudget. Dit wordt dan weer gebruikt in de argumentatie om te pleiten voor een omgekeerde rangorde (meer kindergeld voor het eerste kind en dan afbouwen vanaf het tweede). Een mogelijkheid zou kunnen zijn om de kinderbijslagen te laten verlopen volgens een Ucurve. Hoog bij rang 1 om daarna te laten afnemen tot (bv.) rang 3. Daarna laten we de bijslagen weer toenemen gezien de vaste kosten vanaf een bepaald aantal kinderen weer toenemen. Verder onderzoek is nodig om de exacte ligging van de curve te bepalen. Eigenlijk is dergelijk systeem een tussenweg tussen rangprogressiviteit en rangdegressiviteit.
23
De ALCVB vraagt dat: -
-
de gelijkschakeling van het kinderbijslagsysteem van werknemers en zelfstandigen op een evenwichtige manier uitgevoerd wordt; de kinderbijslagen welvaartsvast worden gemaakt, en dus kostendragend zijn voor de opleiding en begeleiding van het kind; er meer selectiviteit binnen de universele solidariteit wordt gerealiseerd door de gezinsbijslagen meer inkomensgerelateerd te maken, en het inkomen daarbij ruim wordt gedefinieerd het huidige systeem van rangorde wordt herbekeken, indien dit leidt tot een hogere doelmatigheid; de Vlaamse sociale partners een vertegenwoordiging krijgen in het beheersorgaan dat zal instaan voor het beheer van de middelen voor kinderbijslag. Indien dus Kind & Gezin verantwoordelijk wordt voor de toekenning van de gezinsbijslagen in Vlaanderen, wenst de ACLVB dat Kind & Gezin wordt omgevormd tot een EVA20 met een vertegenwoordiging van de Vlaamse sociale partners in de raad van bestuur.
20
EVA’s naar publiek recht zijn overheidsinstellingen die op initiatief van het politieke niveau worden opgericht om uitvoeringstaken van publiek belang op zich te nemen die om bijzondere redenen van functionele aard een eigen rechtspersoonlijkheid nodig hebben en die op strategische hoofdlijnen worden gestuurd, opgevolgd en gecontroleerd door de Vlaamse regering, die daarvoor de politieke verantwoordelijkheid draagt. Een EVA wordt bestuurd door een Raad van Bestuur.
24
Fonds voor collectieve uitrusting en diensten (FCUD) – Kinderopvang Vóór de 6de staatshervorming : Het Fonds voor Collectieve Uitrusting en Diensten komt tussen in loon- en werkingskosten van projecten voor buitenschoolse kinderopvang, flexibele opvang, urgentieopvang en opvang van zieke kinderen. Na de 6de staatshervorming : In het institutioneel akkoord voor de 6de staatshervorming werd opgenomen dat dit fonds wordt opgeheven en dat de middelen worden overgeheveld naar de gemeenschappen. De ACLVB vraag dat : -
-
er zekerheid geboden wordt dat bij de overheveling de continuïteit van dit systeem gegarandeerd is en dat de huidige FCUD-middelen (Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten) ook na de overheveling blijvend aangewend zullen worden voor bestaande opvangstructuren; de Vlaamse sociale partners volwaardig en structureel betrokken worden bij het beheer van de middelen gezien deze hun oorsprong kennen in de sociale zekerheid; er werk wordt gemaakt van een transparant en samenhangend regelgevend kader voor alle vormen van kinderopvang; er bijkomende inspanningen gebeuren om een flexibele en betaalbare kinderopvang te realiseren, ook in functie van het verhogen van de tewerkstellingskansen; het aanbod van kinderopvang fors wordt uitgebreid met een evenredige subregionale inplanting; er eindelijk werk wordt gemaakt van een volwaardig werknemersstatuut voor de onthaalouders. Alles ligt hiervoor klaar;
25
Welzijn en zorg Sectoren Het meerjarenakkoord VIA 4 loopt in 2015 ten einde. De nieuwe regering zal met de sociale partners een nieuw Vlaams Intersectoraal Akkoord onderhandelen. Hierbij zal werkbaar werk en de aantrekkelijkheid van de sector centraal staan. Werknemers mogen geen slachtoffer worden van de staatshervorming. Werknemers verwachten dat werkdrukverlaging, geen winstbejag in de zorg en combinatie arbeid-gezin geen loze woorden worden. Gezinszorg en aanvullende diensten De sector heeft twee grote uitdagingen. Financiering die transparant en voldoende moet zijn en duidelijk de grens trekt tussen wat zorg is en vooral niet is. De voorbije jaren is de vraag naar dienstenchequewerknemers gegroeid in de sector. De werknemers in de zorgsector hebben echter recht op de loon- en arbeidsvoorwaarden van de sector. Dienstencheques mogen niet aangewend worden voor zorgtaken. In eerdere VIA-onderhandelingen werden werknemers van de gezinszorg uitgesloten en waren zij één van de weinige werknemers waarvan de loon- en arbeidsvoorwaarden niet werden verbeterd. Sector van de Vlaamse opvoedingsinstellingen Het wegwerken van de wachtlijsten en de personeelsstop is al jaren een uitdaging. Voor het personeel dat personen met een handicap ondersteunt via een PAB (persoonlijk assistentie budget) of PGB (persoonsgebonden budget) is een versterking van het statuut onontbeerlijk. Socio-culturele sector Vlaanderen De langverwachte gelijkschakeling van de diverse sectoren binnen het paritair Comité 329.01 bleef in VIA 4 uit, voor VIA 5 is dit onontbeerlijk.
Ouderenbeleid Ouderenzorg Vóór de 6de staatshervorming : Het ouderenbeleid is momenteel een gedeelde bevoegdheid tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Zo is de federale overheid verantwoordelijk voor het prijzenbeleid en de werkingssubsidie van de voorzieningen. De gemeenschappen staan in voor de planning, het toezicht en de erkenningen. Daarnaast subsidieert zowel de federale als de Vlaamse overheid een deel van de verschillende ouderenzorgvoorzieningen (rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen, centra voor dagverzorging, enz…) Na de 6de staatshervorming : “Homogenisering van het ouderenbeleid : de volledige bevoegdheid (inclusief de prijsbepaling voor
26
de bewoners) inzake rusthuizen, rust-en verzorgingstehuizen, centra voor dagverzorging en centra voor kortverblijf, zal integraal naar de gemeenschappen worden overgedragen”.21
De ACLVB vraagt dat : -
bij de overheveling van de bevoegdheden de continuïteit van de dienstverlening en de zorgen voor ouderen verzekerd blijft; de Vlaamse regering inzet op de uitbreiding van zowel de thuiszorg als de residentiële zorg, gezien de demografische evolutie en de steeds stijgende zorgnoden;
Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden Vóór de 6de staatshervorming : De Vlaamse zorgverzekering biedt zwaar zorgbehoevenden een tegemoetkoming of tenlasteneming in de kosten voor niet-medische zorg. Deze verplichte verzekering bestaat sinds 1 oktober 2001. Maandelijks keert ze aan ongeveer 180.000 personen een vergoeding uit. De Vlaamse zorgverzekering is niet hetzelfde als de ziekteverzekering en heeft dus niets te maken met een hospitalisatieverzekering of andere aanvullende verzekeringen die mutualiteiten aanbieden. Na de 6de staatshervorming : De 6de staatshervorming zorgt ervoor dat er een overdracht komt van de THAB-middelen naar Vlaanderen. THAB staat voor “Tegemoetkoming voor Hulp Aan Bejaarden”. Op dit moment kan een persoon met een handicap vanaf de leeftijd van 65 jaar een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden krijgen. De tegemoetkoming wordt toegekend op grond van welomschreven criteria, zoals: de leeftijd, de nationaliteit, de woonplaats, de inkomsten (inclusief die van de persoon waarmee hij een huishouden vormt), de mate van zelfredzaamheid. De mate van zelfredzaamheid wordt doorgaans vastgesteld in een medisch onderzoek. Op basis daarvan wordt het bedrag van de tegemoetkoming berekend waarop de persoon met een handicap aanspraak kan maken. De ACLVB stelt, samen met de andere sociale partners, voor om de overgehevelde middelen THAB aan te wenden in een afzonderlijke tweede trap van de Vlaamse zorgverzekering. De bestaande zorgverzekering blijft in haar principes en uitwerking, ongewijzigd behouden als een basiszorgverzekering (eerste trap). De tweede trap van de Vlaamse zorgverzekering wordt opgevat als een selectief stelsel dat bovenop - in cumul met - de basiszorgverzekering (eerste trap) kan worden opgenomen. Naast de afhankelijkheidsvereiste wordt de toegang tot de tweede trap zorgverzekering ook afhankelijk van bijkomende voorwaarden gerelateerd aan het inkomen. De zorgkassen worden gelast met de uitvoering van de zorgverzekering, zowel in de eerste als de tweede trap.
21
Tekst Institutioneel akkoord (p34)
27
De ACLVB vraagt: - samen met de andere sociale partners om de overgehevelde middelen THAB aan te wenden in een afzonderlijke tweede trap van de Vlaamse zorgverzekering; - dat deze tegemoetkoming samen met de Vlaamse zorgverzekering moet instaan voor het betaalbaar houden van de zorg;
Armoede De Vlaamse regering heeft van de strijd tegen armoede een topprioriteit gemaakt. De inkomenssituatie van de armste gezinnen in Vlaanderen moet verbeteren en er moet voor gezorgd worden dat alle Vlamingen aan alle domeinen in de samenleving volwaardig kunnen participeren. Daarbij gaat ook specifieke aandacht naar een bepaalde doelgroep, nl. de kinderen.
Doelstellingen : In het Vlaamse Hervormingsprogramma voor de EU2020-strategie heeft de Vlaamse regering zich ertoe verbonden om het aantal personen met een inkomen onder de armoederisicodrempel (nu 9,8% of ongeveer 610.000 personen), met 30% te verminderen tegen 2020. Dit wil dus zeggen dat het aantal moet dalen tot maximaal 430.000 personen. Dezelfde doelstelling heeft de Vlaamse regering gesteld voor de vermindering van het aantal personen die leven in een gezin met ernstige materiële deprivatie. Momenteel zijn dat er ongeveer 180.000. Dit zou tegen 2020 moeten gedaald zijn tot maximaal 120.000 personen. Idem voor het aantal personen met een zeer lage werkintensiteit : van 410.000 personen naar maximaal 250.000 personen in 2020. In het Pact 2020 heeft de Vlaamse regering samen met de sociale partners zich ertoe verbonden om het aantal personen dat woont in een huis met gebrekkige kwaliteit met 50% te verminderen tussen 2006 en 2020. Momenteel leeft bijna een kwart van de Vlaamse bevolking (of ongeveer 1,5 miljoen personen) in een huis van slechte kwaliteit. Tegen 2020 moet dit gedaald zijn tot maximaal 690.000 personen. Spijtig genoeg is er sedert 2010 en 2011 hier opnieuw een stijging vast te stellen. Aangezien opleiding en diploma toch ook belangrijke factoren blijken te zijn om uit de armoede te blijven, wordt er verwezen naar de doelstelling in Pact 2020 om de ongekwalificeerde uitstroom met 50% te verminderen tegen 2020. Momenteel ligt het percentage rond de 9,6%. Tegen 2020 moet dit gehalveerd zijn. Wat kinderarmoede betreft heeft de Vlaamse regering in het Vlaams hervormingsprogramma voor de EU2020-strategie gesteld dat het aantal kinderen in een gezin met een inkomen onder de armoederisicodrempel tussen 2008 en 2020 moet verminderen met 50%. Momenteel gaat het hier over ongeveer 130.00 kinderen. Dit moet tegen 2020 gedaald zijn tot maximaal 60.000 kinderen. Daarnaast werd in het Pact 2020 bepaald dat het aantal kinderen dat geboren wordt in armoede (kansarmoede-index van Kind & Gezin) ook met 50% moet verminderen tegen 2020. Het percentage mag dan maximaal 4% bedragen (nu 9,7%).
28
De ACLVB vraagt : -
de uitwerking en realisatie van horizontale beleidsmaatregelen zodat deze doelstellingen realiteit worden; de systematische toepassing van de armoedetoets bij elke nieuwe regelgeving Een nultolerantie voor kinderarmoede door : o de overheveling van de kinderbijslag naar de gewesten hiervoor als één van de instrumenten in te zetten; o de school-, werkcultuur en de taalvaardigheid te bevorderen via een individuele begeleiding bij gezinnen met kinderen onder de armoedegrens.
Begrotingsbeleid De Vlaamse begroting Zoals een goede huisvader of huismoeder op gezinsniveau kan de Vlaamse regering op regionaal niveau blijk geven van een goed beheer van de financiën door te kiezen voor een structureel begrotingsbeleid. Het is niet echt verstandig om als gezin jaarlijks alle inkomsten uit te geven. Het is beter om in de goede jaren wat te sparen. Op die manier kunnen we toekomstige kosten (grote aankopen, studies van de kinderen,…) beter opvangen. De ACLVB vraagt om deze logica ook toe te passen op de Vlaamse begroting. De afgelopen legislatuur is de Vlaamse regering steeds blijven vasthouden aan een evenwichtsbegroting. Dit heeft als nadeel dat de begroting afhankelijk is van eenmalige factoren. Op die manier wordt een stop-and-go-beleid in de hand gewerkt. De ACLVB pleit al enkele jaren voor een structureel begrotingsbeleid. Dit houdt in dat er gestreefd wordt naar een constante nettobeleidsruimte: Nettobeleidsruimte = brutobeleidsruimte gecorrigeerd voor inflatie Brutobeleidsruimte = Inkomsten - Uitgaven Daarbij ligt de focus op een constant uitgavenpatroon en verlaat men de piste van een strikte evenwichtbegroting. Indien de Vlaamse regering in de toekomst blijft streven naar een evenwichtbegroting kan dit leiden tot grote schommelingen in de uitgaven. Een dergelijk stop-andgo-beleid is allesbehalve gunstig voor Vlaanderen. Ook vanuit Europa wordt de druk opgevoerd om over te schakelen op een structureel begrotingsbeleid. Bovendien moet Vlaanderen een inspanning leveren om de sanering van de federale overheidsfinanciën tot een goed einde te brengen in 2016. Structurele maatregelen dringen zich op en worden best tot uitvoering gebracht in een structureel begrotingsbeleid waarbij de inspanningen gelijkmatiger gespreid worden en er dus minder schokken voorkomen in het Vlaamse uitgavenpatroon. De ACLVB vraagt dat : -
de Vlaamse regering eindelijk werk maakt van een structureel begrotingsbeleid; 29
Voor een evaluatie en een blik op de toekomst aangaande het Vlaamse begrotingsbeleid verwijst de Vlaamse Regionale van de ACLVB naar de gedetailleerde begrotingsdossiers van de SERV in mei 2014, waar wij samen met de andere sociale partners aan meegewerkt hebben.
Bijzondere financieringswet De 6de staatshervorming brengt heel wat budgettaire gevolgen met zich mee voor de verschillende deelstaten. Het betreft wijzigingen in de bestaande financieringsstromen (hoofdzakelijk dotaties), het ontstaan van nieuwe financieringsstromen, responsabilisering en fiscale autonomie. Er kan daarbij een onderscheid gemaakt worden tussen twee fases: 1) Het beginjaar: In het aanvangsjaar moet het totaal van de dotaties voor gemeenschappen en gewesten overeen komen met de respectievelijke uitgaven bij constant beleid, te financieren in 2015. Op dit bedrag zullen dan verdeelsleutels toegepast worden. Voor de gewesten is dit een fiscale verdeelsleutel, terwijl er voor de gemeenschappen een behoeftecriterium (bevolkingsaandeel) gebruikt zal worden. 2) Verdere evolutie: De verdere evolutie van de dotaties zullen de gewesten en gemeenschappen in staat moeten stellen om de toekomstige uitgaven te blijven financieren. Hiervoor zijn er koppelingen voorzien van de dotaties:
Koppeling aan inflatie Gedeeltelijke koppeling aan het bbp Koppeling aan de bevolkingsevolutie voor gemeenschapsmateries
Er is een overgangsmechanisme uitgewerkt dat ervoor moet zorgen dat (bij aanvang) geen enkele deelstaat wint of verliest bij de uitvoering van de staatshervorming. Dit mechanisme is in de vorm gegoten van een egalisatiebijdrage die gedurende 10 jaar nominaal constant blijft, om daarna gedurende 10 jaar met 10% af te nemen. Bij het bovenstaande moet rekening gehouden worden met de bijdrage die de deelstaten zullen moeten leveren voor de sanering van de overheidsuitgaven. De eerste simulaties, naar aanleiding van het invoeren van de nieuwe financieringswet (voorjaar 2013) in samenloop met de 6de staatshervorming, laten op het eerste zicht uitschijnen dat Vlaanderen budgettair uitdagende tijden tegemoet gaat. De inspanning van de deelstaten voor de sanering van de overheidsfinanciën zorgt ervoor dat er volgens de ACLVB niet gegarandeerd kan worden dat de toekomstige dotaties zullen (blijven) voldoen om de, voor Vlaanderen, verwachte uitgaven te dekken. De ACLVB vraagt uitdrukkelijk aan de Vlaamse regering om erover te waken dat de budgettaire gezondheid van de Vlaamse overheidsfinanciën op lange termijn gewaarborgd blijft en dat er 30
voldoende middelen ter beschikking gesteld zullen worden om een sociaal beleid te kunnen voeren in Vlaanderen. Het is aan de nieuwe Vlaamse regering om effectieve invulling te geven aan de 6de staatshervorming. Als belangrijke middenveldorganisatie vragen wij aan de regering om betrokken te worden bij de uitvoering van deze staatshervorming. Als representatieve werknemersorganisatie vraagt de ACLVB om mee de middelen te beheren die bestemd zijn voor het sociaal-economische beleid in Vlaanderen. De recente initiatieven betreffende het groenboek staatshervorming van de vorige Vlaamse regering bevatten volgens de ACLVB nog heel wat onduidelijkheden. Wij vragen naar de visie van de nieuwe Vlaamse regering over heel wat over te hevelen materie. Volgens de ACLVB zijn er nog heel wat budgettaire addertjes die zich onder het gras bevinden. Wat zal er gebeuren met de woonbonus? Komen er voldoende middelen over om een doeltreffend arbeidsmarktbeleid te voeren? Blijft het huidige niveau van kinderbijslagen gegarandeerd?… De ACLVB is niet van plan om mee te stappen in een blind besparingsverhaal indien zou blijken dat er onvoldoende middelen worden voorzien om na de staatshervorming een sociaal beleid te voeren in Vlaanderen. De ACLVB vraagt : -
-
uitdrukkelijk aan de Vlaamse regering om erover te waken dat de budgettaire gezondheid van de Vlaamse overheidsfinanciën op lange termijn gewaarborgd blijft en dat er voldoende middelen ter beschikking gesteld zullen worden om een sociaal beleid te kunnen voeren in Vlaanderen. als representatieve werknemersorganisatie om mee de middelen te beheren die bestemd zijn voor het sociaal-economische beleid in Vlaanderen;
De ACLVB is niet van plan om mee te stappen in een blind besparingsverhaal indien zou blijken dat er onvoldoende middelen worden voorzien om na de staatshervorming een sociaal beleid te voeren in Vlaanderen.…
De woonbonus Een belangrijke bevoegdheid die door de 6de staatshervorming overkomt naar Vlaanderen is de woonbonus. Het zal de volgende Vlaamse regering zijn die moet bepalen wat Vlaanderen met de woonbonus zal doen. De ACLVB anticipeert op deze beslissingen en formuleert nu alvast haar visie op de toekomstige woonbonus. Rekening houdend met de budgettaire realiteit is het behouden van het systeem zoals we het vandaag kennen volgens ons niet houdbaar. In het huidige systeem profiteren de hoogste inkomens maximaal van de fiscale aftrek van hun woning. Daarnaast kan men tevens door telkens nieuwe hypothecaire contracten aan te gaan levenslang genieten van het woonbonussysteem. In die zin wordt de progressiviteit van onze belastingsschalen geneutraliseerd. De ACLVB pleit dan ook voor een herziening van het woonbonussysteem aangezien een verderzetting van het bestaande systeem op Vlaams niveau niet betaalbaar is.
31
De ACLVB meent dat de bestaande contracten die onder het oude systeem vallen gevrijwaard moeten worden. Er is immers bij aanvang van het hypothecair krediet een contract afgesloten tussen de particulier en de overheid en hieraan mag niet geraakt worden. Volgens de ACLVB moet er voor de nieuwe contracten zo snel mogelijk een systeem uitgewerkt worden om financiële onzekerheid van potentiële kopers tegen te gaan. Dit systeem moet volgens de ACLVB voldoende sociaal zijn zodat de laagste inkomenscategorieën in dezelfde mate kunnen genieten van de ontvangen voordelen. Daarnaast moet het systeem niet alleen sociaal zijn maar ook duurzame woningen garanderen door maximaal in te zetten op energie-efficiëntie. Naast de fiscale uitgaven voor huisvesting22 worden andere fiscale uitgaven, zoals voor energiebesparende investeringen en passiefhuizen, belastingsverminderingen voor grootstedenbeleid en sociale woningrenovatie, overgeheveld naar de gewesten. De ACLVB vindt dit de uitgelezen kans om schoonschip te maken in het kluwen van energiepremies. Deze middelen moeten dan ook samen met de woonbonus worden herzien om duurzame woningen te garanderen. Duurzame woningen waar iedereen recht op heeft, zeker zij met een laag inkomen! De ACLVB vraagt : -
de vrijwaring van de bestaande contracten; een integratie van een duurzaam en energie-efficiënt woonbeleid.
Economie en Innovatie Continuïteit van het beleid 1.Speerpuntclusterbeleid In het Pact 2020 van 19 januari 2009 hebben de Vlaamse sociale partners en de Vlaamse regering een speerpuntclusterbeleid als één van de sleutelcomponenten van een economisch transformatiebeleid naar voren geschoven. De bedoeling van dergelijk beleid is om de maatschappelijke uitdagingen waar Vlaanderen mee geconfronteerd wordt aan te pakken door enkele strategische economische en technologische sectoren aan te duiden waar de meeste toegevoegde waarde ligt in de toekomst en waarin de komende jaren moet geïnvesteerd worden. Bestaande en nieuwe speerpuntclusters zoals ICT en gezondheidszorg, translationeel onderzoek, Smart Grids en logistiek, voeding en transport, nieuwe materialen en nanotechnologie, stimuleren ondernemingsinvesteringen met hoge toegevoegde waarde en verhogen het innovatiepotentieel van Vlaanderen. Speerpuntclusters bieden innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen als zorg, duurzame energie, vergrijzing en mobiliteit. Ze vormen een belangrijke troef voor de
22
Met fiscale uitgaven voor huisvesting wordt bedoeld alle uitgaven die worden gedaan voor de fiscale aftrek van de enige woning, de verhoogde korting woonsparen en de bijkomende aftrek van hypothecaire inkomsten.
32
internationalisering van de betrokken ondernemersactiviteiten, en voor het internationale imago van Vlaanderen als innovatieve vestigingsregio. De ACLVB vindt dat conceptnota’s op een bepaald ogenblik moeten omgezet worden in beleidsmaatregelen die de beleidsintenties op het terrein zichtbaar en concreet maken. Indien deze stap te lang achterwege blijft of te weinig geconcretiseerd wordt, verliest het nieuwe verhaal haar wervingskracht. De ACLVB roept de Vlaamse regering dan ook op om duidelijk te maken hoe zij het speerpuntclusterbeleid concreet op het terrein wil realiseren. 2.Vlaams instrumentarium economisch beleid De Vlaamse overheid beschikt over een breed economisch ondersteuningsinstrumentarium. Het betreft hier waarborgregelingen, strategische transformatiesteun, enz. De vakbonden stellen al een tijd vast dat er echter geen plaats is voor een grondige ex post evaluatie van de resultaten van deze instrumenten. De informatieverstrekking blijft beperkt tot een overzicht van de inzet van de middelen, maar niemand lijkt te weten of deze middelen echte meerwaarde leveren en of er eventueel middelen beter ingezet of verschoven moeten worden van minder (of niet) presterende naar beter presterende instrumenten. De Vlaamse sociale partners hebben zich voorgenomen om dit hiaat even van dichtbij te bekijken in het najaar van 2013, maar volgens de ACLVB is het ook de taak van de overheid om erover te waken of belastingmiddelen goed besteed worden en of hun instrumenten het verhoopte resultaat opleveren. Dit is niet altijd even duidelijk en meer transparantie is hier zeker op zijn plaats. 3.Nieuw industrieel beleid in Vlaanderen Als men de recente berichtgeving erop naslaat krijgt men geen hoopgevend beeld van de Vlaamse industrie voorgeschoteld. Ontslagen, herstructureringen, faillissementen,… Velen zien hierin een trage dood voor de industrie in Vlaanderen. Als ACLVB – Vlaamse Regionale kijken wij door deze negatieve berichten heen en geloven wij in een toekomst voor de industrie in Vlaanderen. Een ondersteunend beleid dringt zich op om de industrie, ook in de toekomst, haar rol ten volle te laten spelen. De knelpunten zijn gekend, de oplossingen ook. Het is tijd om duidelijke keuzes te maken en te beslissen waar we naartoe willen met onze Vlaamse industrie. Daarbij is er nood aan effectieve implementatie van het ondersteunend beleid van de Vlaamse overheid. Verschillende belanghebbenden (werknemers, werkgevers, sectoren en de politieke overheid) hebben hun huiswerk de afgelopen jaren gemaakt. Hiermee moet iets gedaan worden. De industrie is nog steeds een hoeksteen van de Vlaamse economie. Bovendien is industriële productie vaak een ankerpunt voor de diensteneconomie die hieruit voortvloeit. Het indirecte belang van industriële sites kan dus moeilijk onderschat worden gezien het belang van de dienstensector in onze economie. Een groot stuk van ons economisch weefsel hangt direct of indirect vast aan onze industrie. Het komt er nu op aan dat de betrokken partners op korte termijn duidelijke keuzes maken. Werkgevers zullen innovatieve investeringen moeten doen. Kredietverstrekkers moeten hun kerntaak weer opnemen en de broodnodige kredieten voorzien. Voor werknemers worden competenties en opleiding nog belangrijker. De productiviteitsstijging van onze werknemers is niet oneindig. Er moet dus voorzien worden in werkbaar werk. De overheid zal een overgangsproces 33
moeten ondersteunen met doordachte maatregelen en duidelijke keuzes. Er bestaan al nuttige instrumenten waarmee de Vlaamse overheid onze industrie probeert te ondersteunen en te transformeren (bvb. Strategische Transformatiesteun, TINA-fonds, waarborgregelingen…). De impact van deze instrumenten moet geëvalueerd worden naar effectiviteit en er moet bijgestuurd worden waar nodig. Tenslotte zullen ook de opleidingsverstrekkers moeten werken aan een betere afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt. 4. Innovatiebeleid Het Vlaamse innovatielandschap wordt gekenmerkt door een hoge graad van complexiteit en versnippering, waarbij vooral de grote bedrijven er in slagen om hun weg te vinden in de innovatieondersteunende maatregelen van de Vlaamse Overheid. We vragen de toekomstige Vlaamse Regering om bij hun opdracht, om 1% van het BBP te besteden aan onderzoek en ontwikkeling tegen 2020, oog te hebben voor een slimme en strategische verdeling van de innovatiesteun (Europa 2020 strategie: 3% van het BBP besteden aan onderzoek en ontwikkeling tegen 2020, overheid (1%) en privé (2%) samen). Daarbij is het belangrijk dat bedrijven die innovatiesteun ontvangen rekening moeten houden met tewerkstellingvoorwaarden die aan deze steun gekoppeld worden. Er zal moeten ingezet worden op de industrieën van de toekomst waarbij vergroening en verduurzaming geen modewoorden maar kernbegrippen zijn. Dit geldt niet enkel voor de industriële productieprocessen, die meer en meer geconfronteerd zullen worden met schaarse productiefactoren (arbeid, grondstoffen en kapitaal). Ook bij de industriële producten die wij dagelijks consumeren zal de verduurzaming zich verder doorzetten. De industrie, die deze producten levert, mag deze trend niet uit het oog verliezen. Daarbij moet nog meer gebruik gemaakt worden van de in Vlaanderen aanwezige kennis en toptechnologie. Op dat vlak kunnen we gerust de concurrentie aangaan op wereldniveau. De ACLVB vraagt dat : -
de Vlaamse regering duidelijk maakt hoe zij het speerpuntclusterbeleid in de toekomst verder op het terrein wil realiseren; de overheid erover waakt of belastingmiddelen goed besteed worden en of hun instrumenten het verhoopte resultaat opleveren; de industrie, als hoeksteen van de Vlaamse economie, steeds de koppeling maakt met het behouden en creëren van tewerkstelling; werkbaar werk centraal komt te staan; tewerkstellingvoorwaarden verplicht gekoppeld worden aan het verkrijgen van steun door bedrijven; vergroening en verduurzaming worden gezien als kernbegrippen, en niet als modewoorden;
Economisch relancebeleid In de vorige legislatuur werd Vlaanderen samen met de rest van de wereld geconfronteerd met de grootste financieel-economische crisis van de moderne geschiedenis. De naweeën van deze crisis zijn nog steeds voelbaar en zullen we nog enige tijd met ons meedragen. In 2013 zijn er tekenen van zeer fragiele economische heropleving waargenomen. Het is nog veel te vroeg om van echt herstel te 34
praten, maar alle positieve signalen moeten aangegrepen worden om de weg in te slaan naar een duurzaam economisch herstel. Dit moment wordt op de verschillende politieke niveaus aangegrepen om af te komen met allerlei relance- en herstelplannen voor onze economie. Terwijl het federale niveau volop bezig is met de uitrol van een nieuwe bankenwet, wordt op Vlaams niveau een bankenplan voorgesteld. De doelstellingen zijn niet hetzelfde, maar de naam doet anders vermoeden. Ondertussen worden de Vlaamse sociale partners, zonder consultatie, geconfronteerd met een Vlaamse insteek voor het competitiviteits- en tewerkstellingspact dat tot stand moet komen tussen het federale niveau en de deelstaten. Los daarvan kondigt de Vlaamse regering eind 2013 een invoering af van versnelde afbouw in de onroerende voorheffing van het kadastraal inkomen van materiaal en outillage bij nieuwe investeringen. Het verband met de bestaande Vlaamse beleidskaders zoals bijvoorbeeld Vlaanderen in Actie (ViA) is niet altijd even duidelijk. Dit alles leidt tot verwarring en onoverzichtelijkheid. Zonder de goede bedoelingen van deze initiatieven in twijfel te trekken stelt de ACLVB zich vragen bij de samenhang van al deze relancemaatregelen. Wij pleiten zeker niet voor immobilisme, maar wel voor een efficiënte inzet van inspanningen en bijhorende middelen. Daarnaast vinden wij dat de nadruk vaak éénzijdig ligt op het voorzien van lastenverlagingen. Daarbij moet men er maar vanuit gaan dat dit de economie zal aanzwengelen met toenemende tewerkstelling tot gevolg. Naast de nodige lastenverlagingen is er, volgens de ACLVB, evenzeer nood aan echte relancemaatregelen waarbij ingezet wordt op tewerkstelling van jongeren en kansengroepen, vergroening van de Vlaamse economie, werkbaar werk, opleiding en vorming,… Dit zijn stuk voor stuk belangrijke onderdelen van de noodzakelijke economische heropleving, maar deze worden in de verschillende relanceplannen systematisch onderbelicht of vergeten. De ACLVB vraagt: -
structurele betrokkenheid van de Vlaamse sociale partners bij het ontwikkelen van een relancebeleid op Vlaamse niveau; een betere afstemming van de verschillende initiatieven in plaats van de wildgroei die wij momenteel zien ontstaan; een efficiënte inzet van inspanningen en bijhorende middelen; een goede afstemming tussen de verschillende beleidsniveaus Vlaanderen, België en Europa; naast de lastenverlagingen echte tewerkstellingsmaatregelen om de crisis zo snel mogelijk achter ons te laten;
Facilitering buitenlandse investeerders met inclusieve bedrijventerreinen Bij het aantrekken van buitenlandse investeerders ligt vandaag de focus op het aanbieden van goed ontsloten bedrijventerreinen en een voordelig fiscaal stelsel. Het bedrijf dient zelf in te staan voor het rekruteren van zijn eigen personeel. Om buitenlandse investeerders nog meer te faciliteren en over de streep te halen om zich in Vlaanderen te vestigen kan het aanbieden van de juiste werknemer Vlaanderen een extra voordeel opleveren.
35
Volgens de ACLVB is de VDAB, als regisseur van de arbeidsmarkt, de geschikte instantie om werknemers, op basis van de gevraagde competentieprofielen van het bedrijf, te selecteren. Zo zal het voor buitenlandse investeerders nog aantrekkelijker worden om zich te vestigen in Vlaanderen. Daarom vraagt de ACLVB dat er werk wordt gemaakt van een aanwervingsbeleid voor nieuwe buitenlandse investeerders om hen te faciliteren bij hun vestiging in Vlaanderen. Zo hoeft, wanneer de deuren van het bedrijf opengaan, de nieuwe werknemer maar binnen te stappen.
Milieu en energie Energie Een hoog energieverbruik leidt niet alleen tot steeds hoger oplopende kosten voor de gezinnen maar ook tot luchtverontreiniging en klimaatverandering. Een stijgende energiefactuur wordt voor sommige mensen bijna onbetaalbaar. Daarom is het belangrijk dat gezinnen worden gestimuleerd om woningen energiezuiniger te maken. Dit kan door enerzijds maatregelen te nemen om de energieprijs te doen zakken en anderzijds energie-efficiëntie te stimuleren. De energiefactuur: De ALCVB vraagt de Vlaamse regering om het systeem van openbare dienstverplichtingen te herbekijken. Deze hebben immers een grote invloed op de energiefactuur van de gezinnen. Onder openbare dienstverplichtingen verstaan we alle kosten die de distributienetbeheerder maakt voor de toekenning van gratis elektriciteit, de technische verplichtingen, de verschillende energiepremies en de aankoop van groenstroom- en warmtekrachtcertificaten. Volgens de ACLVB is de manier waarop de doorrekening vandaag gebeurt, op basis van verbruik, niet sociaal. Het zou sociaal rechtvaardiger zijn om grote inkomens meer te laten bijdragen in deze kosten aangezien zij, meer dan de lage inkomens, profiteren van de verschillende energiepremies of groenestroomcertificaten ontvangen. Stimuleer energie-efficiëntie: In 2012 is op federaal niveau de belastingsaftrek voor energiebesparende maatregelen afgeschaft. Daarnaast zijn er ook verschillende Vlaamse premies geschrapt. Om voorlopers te stimuleren en daarnaast mensen aan te zetten tot het meer energie-efficiënt maken van de woning meent de ACLVB dat een goed ondersteuningsbeleid noodzakelijk is. Daarom vraagt de ACLVB om de bestaande maatregelen te herbekijken en een beleid te ontwikkelen dat zowel op sociaal als ecologisch vlak effectief en efficiënt is en voorlopers stimuleert. De ACLVB vraagt de Vlaamse regering: -
om het systeem van openbare dienstverplichtingen te herbekijken om op die manier de invloed op de energiefactuur te beperken; om de bestaande steunmaatregelen naar energie-efficiëntie te herbekijken en sociaal rechtvaardig te maken.
36
Distributienetbeheerder Om het licht aan te steken, onze computers te laten draaien en het huis te verwarmen hebben wij energie nodig. Die energie wordt ons geleverd en gefactureerd door leveranciers zoals Electrabel, Lampiris, Luminus, … Voor de vrijmaking van de energiemarkt was het vrij simpel, er was één intercommunale die zowel zorgde voor het transport of de distributie van de energie als de effectieve levering en facturatie ervan. Door de omzetting van Europese richtlijnen heeft Europa zijn lidstaten opgelegd de elektriciteits- en aardgasmarkt te liberaliseren. Die vrijmaking is in Vlaanderen in 2003 doorgevoerd. Hierdoor is de energiemarkt opgesplitst in twee verschillende taken, enerzijds de distributie en het onderhoud van de netten en anderzijds de levering van energie aan de consument. Door de 6de staatshervorming zal Vlaanderen een grotere rol gaan spelen in het bepalen van een eigen energiebeleid. Zo zal niet meer de federale energieregulator (CREG) maar de Vlaamse regulator (VREG) verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van de distributienettarieven voor elektriciteit en gas. Voor de ACLVB is de regulering van de distributienettarieven een belangrijke bevoegdheid die naar Vlaanderen wordt overgeheveld. Gezien de maatschappelijke relevantie ervan vraagt de ACLVB transparante en maatschappelijk inspraak tijdens het opstellen van de nieuwe tariefmethodologie. Het neutrale karakter van de bestuurders van de raad van bestuur van de VREG is niet gevrijwaard. Daarom vraagt de ACLVB de raad van bestuur opnieuw samen te stellen met onafhankelijke leden. Omdat de VREG tot op heden niet vertrouwd is met de regulering van de distributienettarieven is het aangewezen dat hiervoor de nodige kennis en deskundigheid worden opgebouwd. Dit kan alleen verwezenlijkt worden als de VREG versterking krijgt voor zijn nieuwe bevoegdheid en taken die niet tot zijn regulatoire taken behoren afstoot. Daarnaast is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de ervaring die reeds is opgedaan door de CREG. Tenslotte meent de ACLVB dat deze overdracht van bevoegdheden de kans is om de distributienetkosten op een sociaal rechtvaardige wijze te verdelen over de verschillende gebruikers van het net. De afgelopen maanden is het immers verschillende malen in het nieuws geweest en hebben de kranten er vol van gestaan: “De prijs van elektriciteit daalt door stijgende concurrentie onder de leveranciers”. Het zou logisch zijn moest die prijsdaling een daling van de energiefactuur met zich meebrengen. Niets is minder waar! De energiefactuur is de afgelopen jaren alleen maar gestegen door de toenemende kosten voor groene stroom. Die kosten worden vandaag doorgerekend via de distributiekost en via de energieleverancier. Omdat voor beiden die kosten sterk oplopen moet er rekening worden gehouden met een naderende tariefschok. De tarieven die de distributienetbeheerder aanrekent aan de bedrijven zijn lager dan de tarieven aangerekend aan de gezinnen. Via een watervalsysteem worden kosten verdeeld op basis van verbruik. Deze manier van kostenverdeling is niet sociaal. Ruwweg 50% van de kosten wordt 37
veroorzaakt door bedrijven die zijn aangesloten op het distributienet terwijl, 80% van de kosten wordt doorgerekend aan de burger. Tenslotte moeten bedrijven met een heel groot energieverbruik de kosten, die elektriciteitsleveranciers maken voor het inleveren van groenstroomcertificaten, niet betalen. De ACLVB is van mening dat de tariefschok niet alleen nadelig is voor de concurrentiekracht van de bedrijven en voor het maatschappelijk draagvlak voor een verdergaand hernieuwbaar energiebeleid. De tariefschok is in het bijzonder nadelig voor de koopkracht van de gezinnen. Het is volgens de ACLVB nu het moment om duidelijkheid te scheppen over welke kosten door wie betaald moeten worden. De ACLVB vraagt de nieuwe Vlaamse regering om de verdeling van de kosten over de verschillende gebruikersgroepen te herbekijken via een sociaal economische bril. De ACLVB vraagt: -
een transparante en maatschappelijke inspraak tijdens het opstellen van de nieuwe tariefmethodologie, en een structureel overleg met de sociale partners; dat de raad van bestuur opnieuw wordt samengesteld met onafhankelijke bestuurders; dat de VREG de mogelijkheden krijgt om kennis en deskundigheid op te bouwen; een sociaal rechtvaardige verdeling van de distributiekosten over de verschillende gebruikers van het net;
Werknemersparticipatie bij het energie- en milieubeleid van de onderneming Via de ondernemingsraad en het CPBW kunnen werknemers worden ingelicht over de plannen van het bedrijf omtrent het gevoerde energie- en milieubeleid. Doordat de werknemers echter alleen ingelicht dienen te worden blijft hun participatie beperkt. Wanneer werknemers actief worden betrokken bij het energie- en milieumanagement van het bedrijf is dat een meerwaarde. Deze zal vooral worden gerealiseerd bij niet-investeringsgerelateerde maatregelen zoals onder andere een verbetering van het onderhoud, of bij maatregelen die het gedrag beïnvloeden. De ACLVB vraagt aan de Vlaamse regering om werknemers zoveel mogelijk actief te betrekken bij het energie- en milieubeleid van de onderneming. Op die manier kunnen de werknemers hun bijdrage leveren aan een groene economie.
38
Mobiliteit Het probleem van de files lijkt maar niet opgelost te geraken. Elke dag staan duizenden werknemers voor hun werk of op weg naar hun werk in de file. Dit kost niet alleen de maatschappij handenvol geld, het heeft ook serieuze gevolgen voor de arbeidsomstandigheden en levenskwaliteit van de werknemers. Files zorgen ervoor dat mensen nog vroeger moeten vertrekken naar hun werk en steeds later thuis zijn. Hierdoor hebben ze steeds minder vrije tijd die met het gezin kan worden doorgebracht. Daarnaast zorgt de extra tijdsdruk die gepaard gaat met de files voor extra stress bij de werknemers. De ACLVB vraag daarom de Vlaamse regering om: -
-
-
de werking van het pendelfonds te optimaliseren. De stijgende vraag vanuit de bedrijfswereld gecombineerd met een beperkt budget maakt dat niet alle goede projectvoorstellen subsidie kunnen krijgen. Daarnaast moet duidelijk worden afgebakend welke actiemaatregelen het meest bijdragen aan een duurzame modale verschuiving en moeten vooral die maatregelen worden gestimuleerd. Projecten die succesvol zijn moeten gecommuniceerd worden naar andere bedrijven zodat dit inspirerend kan werken om zelf maatregelen te nemen; werk te maken van een verplichting voor grote ondernemingen om een bedrijfsplan op te maken en dat naar analogie met Brussel. Het opstellen van een bedrijfsvervoerplan is in Brussel verplicht voor ondernemingen met meer dan 100 personeelsleden die op eenzelfde plaats werken; infrastructuurwerken beter op elkaar af te stemmen en meer aandacht te besteden aan een duidelijke communicatie hierover; geen kilometerheffing in te voeren voor personenwagens gezien de grote sociale onrechtvaardigheid die hierdoor teweeg zal gebracht worden;
39