12 Memo : Faculteitsraad Wiskunde en Informatica : FB Van : 22 oktober 2002 Datum Onderwerp : Masteropleidingen – Speelruimte en spelregels Aan
Het FB heeft de ontwikkelingen rond de invoering van de bachelor-masterstructuur nog eens in kaart gebracht en vervolgens de speelruimte en de spelregels voor de invulling van de masterfase beschreven. Het FB legt u deze hierbij ter kennisneming voor en ziet uw opmerkingen dienaangaande met belangstelling tegemoet.
/k
12 1.
2/5
De koers is eind december 2001 uitgezet in een reactie op de eerste rapportage van de Stuurgroep BaMa op TU/e-niveau. [brief FB aan CvB, kenmerk .02.45/3728/01 d.d. 6 december 2001] Kort samengevat behelst deze koers: 1 De faculteit W&I verzorgt c.q. is penvoerder van de volgende masteropleidingen: o Computer Science and Engineering (CSE) (voorheen Technische Informatica) met de stromen i. Information Systems ii. Computational Engineering iii. Systems Engineering iv. Software Technology o Industrial and Applied Mathematics (IAM) (voorheen Technische Wiskunde) met de stromen i. Scientific Computing and Applied Analysis (voorheen Techniek) ii. Discrete Mathematics (voorheen Digitale Communicatie) iii. Stochastics and Optimization (voorheen Bedrijfsvoering) o Drie interdisciplinaire masteropleidingen - Embedded Systems (ES), penvoerder Informatica i.s.m. Elektrotechniek - Business Information Systems (BIS), penvoerder Informatica i.s.m. Technologie Management - Information Security Technology (IST), penvoerder Wiskunde i.s.m. Informatica o Mathematics Education (voorheen Eerstegraads lerarenopleiding Wiskunde) Daarbij is uitgesproken dat alle masteropleidingen dienen op te leiden tot ingenieur. De faculteit W&I verzorgt twee bacheloropleidingen, Technische Informatica en Toegepaste Wiskunde, waarbij: o de gecombineerde propedeuses worden voortgezet; o het studiearrangement wiskunde-natuurkunde wordt voortgezet; o wiskunde meedenkt over een brede sciencebachelor.
2.
De FR heeft op 18 december 2001 met deze koers ingestemd.
3.
Ter voorbereiding op Lanaken 4-5 februari 2002 zijn vragenlijsten ingevuld. De besluitvorming daarover in Lanaken en daarna in Eindhoven heeft ertoe geleid dat CSE, IAM en BIS bij het CROHO2 zijn aangemeld met startdatum 1 september 2003.
4. De koers is herbevestigd eind augustus 2002 in een reactie op een uitnodiging van het CvB voor de tweede tranche van masteropleidingen, t.w. de opleidingen die in de eerste tranche niet zijn aangemerkt als omzetting van bestaande opleidingen. Daarbij heeft de faculteit verder uitgewerkte plannen en nieuwe vragenlijsten ingediend voor ES en IST. 1
Enkele namen zijn aangepast aan de stand van zaken per 1 oktober 2002. De namen van de stromen zijn al wel zo geregistreerd, maar zijn in feite werktitels. 2 Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs
/k
2/52/5 2
12
3/5
[brief FB aan CvB, kenmerk .02.45/3851/02 d.d. 30 augustus 2002] 5.
De FR heeft op 23 september 2002 met deze uitwerking van de koers ingestemd.
6. Het BO heeft op 16 september 2002 een positief advies gegeven. Omdat het NAO3 naar verwachting niet voor april 2003 operationeel zal gaan worden, liggen de plannen nog in een Eindhovense bureaula en is op zijn vroegst een start per 1 september 2004 mogelijk. 7.
Aan het begin van zomer heeft het FB de initiatiefnemers van IST twee vragen voorgelegd. [brief FB aan IST, kenmerk .02/45/3808/02 d.d. 2 juli 2002] Kort samengevat behelzen deze vragen: o Is er voldoende capaciteit te realiseren (kwantitatief en kwalitatief)? o Zijn er voldoende studenten? Is er een plan van aanpak voor de werving? Deze vragen staan voor de zorgen die het FB heeft over de behapbaarheid van de veelheid aan activiteiten die de faculteit met de koers van eind 2001 op haar vork heeft genomen. Ze zijn schriftelijk gesteld aan IST, maar gelden evenzeer voor alle andere masteropleidingen en stromen, zowel voor doorstroommasters als voor interdisciplinaire masters.
8. De overheid bekostigt de masteropleidingen vooralsnog op de oude voet, zij het dat de overgang van ingenieursdiploma’s naar bachelor- en mastergraden wordt verdisconteerd. De TU/e verdeelt de middelen vooralsnog op basis van OFM4, dus in belangrijke mate via de studiepunten. Er zijn geen nullasten per masteropleiding voorzien. 9. De antwoorden op de vragen over studentenaantallen maken duidelijk dat de levensvatbaarheid van in elk geval IAM en IST in belangrijke mate bepaald wordt door de (buitenlandse) zij-instroom. Dit brengt een extra inspanning, zowel tijdelijk als structureel, bij de capaciteitsgroepen en bij het bureau, en extra kosten met zich mee. [zie ook notitie «Internationalisering van de masteropleiding», Kaasschieter, Linders & Watson, 19 augustus 2002] 10. Kort voor de zomer 2002 heeft het FB zich gebogen over de toekomst van het masterprogramma Computational Science and Engineering, gestart in 2001/02 op initiatief van Mattheij. [notitie «Evaluatie Computational Science and Engineering, Molenaar & Hilbers, 11 juni 2002] Het FB heeft deze pilot als belangrijk en leerzaam aangemerkt. De faculteit faciliteert deze pilot met een extra inspanning –d.w.z. groter dan in eerste instantie door de studentenaantallen gerechtvaardigd– van de capaciteitsgroep Wiskunde en het Onderwijsbureau, alsmede door medewerking aan visumaanvragen. Het FB heeft uitgesproken de pilot te willen zien als een investering die zich binnen een afgesproken periode moet bewijzen. Een periode van vier jaar lijkt redelijk. Uit de evaluatie is nog onvoldoende duidelijk hoe men kosten en baten zou moeten vergelijken, laat staan hoe zo’n vergelijking 3
Nationaal Accreditatie Orgaan, de instantie die bestaande opleidingen gaat accrediteren en bij nieuwe opleidingen de ‘toets nieuwe opleiding’ uitvoert 4 Output-based Finance Model, het interne verdeelmodel van de TU/e
/k
3/53/53
12
4/5
nu en straks zou uitpakken. Overigens is in de koers van eind december 2001 vastgelegd dat dit masterprogramma materieel zo dicht mogelijk bij de stroom Techniek dient te liggen en daarmee op termijn geïntegreerd wordt. In antwoord op initiatieven elders het TU/e-terrein, opteert het FB voor handhaving van een eigen programma met elementen uit andere opleidingen, boven opgaan in een TU/e-brede masteropleiding in de computional science. 11. In september 2002 hebben de universiteiten in VSNU-verband het zogeheten Bachelor-masterconvenant gesloten. [van het web te plukken via www.vsnu.nl of www.win.tue.nl/cwb/rapp.html] Wat de bacheloropleidingen betreft wijst het convenant in de richting van handhaving van Toegepaste Wiskunde naast de eventuele ontwikkeling van een brede sciencebachelor. Wat de masteropleidingen betreft spreekt het convenant over een landelijk evenwichtig en afgestemd aanbod van masteropleidingen, waarover voor september 2003 overeenstemming moet zijn bereikt. 12. Het OOW5 werkt al enige tijd aan dit laatste. Dat ligt in het verlengde van haar eerdere betrokkenheid bij de voorbereiding van «Nieuwe dimensies, ruimer bereik». Er is nog geen officieel voorstel bekend, maar de voortekenen wijzen erop dat Eindhoven zich kan manifesteren in de bekende drie stromen. Of de som van alle specialisaties uiteindelijk politiek aanvaardbaar en praktisch realiseerbaar is, moet blijken. 13. Staatssecretaris Nijs heeft aangekondigd dat na een fase van hernieuwde uitdijing van het aantal masteropleidingen de slinger weer de andere kant op moet (denk aan de VSNU-operatie Herziening Opleidingenaanbod op instigatie van RCO6). Met de val van het Kabinet Balkenende is dit uitgesteld en van uitstel komt veelal afstel. 14. De masteropleidingen kunnen per 1 september 2003 starten. Dat maakt de wet (Stb. 2002, 303) mogelijk. En het is de ambitie van de faculteit. Ook de voorgenomen interdisciplinaire masteropleidingen ES en IST, die dan nog geen eigenstandige opleidingen zijn, zullen per 1 september 2003 starten als varianten binnen bestaande opleidingen. Terzijde zij opgemerkt dat de masteropleiding Security in Information Technology, aangeboden door de TU/e-Postgraduate School (voorheen Euforce) blijft bestaan naast IST vanwege verschillen in doelgroep, eindtermen en dus programma. 15. De naderende start heeft opleidingsdirecteuren, besturen van capaciteitsgroepen, en initiatiefnemers c.q. coördinatoren c.q. programmaleiders in verhoogde staat van activiteit gebracht. Ter structurering van de processen wil het FB het volgende helder stellen. 16. Het FB benoemt voor elk van de interdisciplinaire masteropleidingen (in voorbereiding) een coördinator, te weten: o Groote voor ES o Houben voor BIS 5 6
Overleg Onderzoekscholen Wiskunde, waarin participeren Burgers, DISC, EIDMA, MRI en Stieltjes, alsmede CWI en EURANDOM Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties
/k
4/54/5 4
12
5/5
o Van Tilborg voor IST Zij stemmen hun voorbereidingen af met de opleidingsdirecteuren van de relevante doorstroommasters en met de besturen van de relevante capaciteitsgroepen. Zij rapporteren aan het FB. Evenzo rapporteren de opleidingsdirecteuren en de besturen van de capaciteitsgroepen aan het FB. Ook binnen de doorstroommasters functioneren ‘kartrekkers’. Hun rol wordt bepaald door de opleidingsdirecteur; zij rapporteren aan hem. Zo heeft de opleidingdirecteur Wiskunde de volgende programmaleiders aangezocht: - van Duijn en Mattheij voor Scientific Computing and Applied Analysis - Cohen en Gerards voor Discrete Mathematics - Boxma en van der Hofstad voor Stochastics and Optimization 17. Zuinigheid is geboden. Dat is geen krenterigheid, maar een oproep tot efficiëntie, omdat de ambities ons niet de das om mogen doen. Het is geboden onderwijseenheden te combineren, waar mogelijk. Het is evenzeer geboden onderwijseenheden te onderscheiden, waar profilering – en daarmee herkenbaarheid en wervingskracht van de opleiding – dat gebiedt. Het is voorts geboden de onderwijsvormen (dynamisch) aan te passen aan de aantallen deelnemers. 18. Het FB spant zich in voor een adequate ondersteuning op TU/e-niveau. Te denken valt aan het werk van STU bij de selectie, toelating en inschrijving van (buitenlandse) studenten (toelating tot Nederland), het werk van het Communicatie Service Centrum bij de werving, aan de huisvesting voor buitenlandse studenten e.d. Voorts binnen de faculteit aan de inzet van het Onderwijsbureau, de Webmaster e.d. Van de capaciteitsgroepen wordt een inspanning verwacht op het gebied van initiële onderwijsontwikkeling, de homologatie, de PR e.d. 19. Levensvatbaarheid is een grote zorg. Initiatiefnemers noch faculteitsbestuur kunnen daarover vooraf stellige uitspraken doen. Zouden we weten hoe de vlag er over vier jaar bij hangt, dan was het nu makkelijk om de schaarse middelen over alle masteropleidingen en stromen te verdelen. Het FB stelt zich achter de ingeslagen koers, maar wel als project. Op termijn moet het onderwijs in de masterfase ook in bedrijfseconomische termen bezien levensvatbaar zijn. Initiatieven krijgen nu een kans, maar worden straks geëvalueerd – afgerekend zo men wil. 20. Het FB zal tegen het eind van de projectperiode een besluit nemen en ter instemming voorleggen aan de FR. Daartoe zal het aan deels externe deskundigen (waaronder in elk geval de beide Raden van Advies) vragen een evaluatie uit te voeren van het bereikte. Gerealiseerde studentenaantallen spelen daarbij een cruciale rol, naast overige overwegingen zoals aansluiting op onderzoeksprofilering en taakverdeling (landelijk en lokaal). Een projectperiode van vier jaar lijkt passend om de plannen een reële kans te geven zich te bewijzen. Een tussentijdse evaluatie staat voor oktober 2004 gepland. Tegen die tijd heeft het FB ook een methode ontwikkeld om alle relevante inkomsten en uitgaven zichtbaar te hebben. De opleidingsdirecteuren en coördinatoren rapporteren telkenjare in april en in oktober over de stand van zaken.
/k
5/55/55