DG Aalsmeer | 28-10-2001 | ds. Gabe Hoekema Schriftlezingen: Jeremia 14, Lukas 18: 9 - 14 Orde van dienst:
Mededelingen van de Kerkenraad Lied: Psalm 84: 1 en 2 Aansteken van de kaars met bezinningstekst i.v.m. oorlog in Afghanistan Voor de vierde week worden er op aarde, net als altijd bommen gegooid, op doelen, naar gezegd wordt, op mensen is de realiteit. Wij geloven zoveel in ons eigen gelijk, dat wij God vergeten als de Naam van Barmhartigheid en Liefde Wij geloven zoveel in onze eigen regels, dat wij God vergeten als de Naam van Ik ben met jullie: Gij zult niet doodslaan Wij zijn zo bang om onmachtig te zijn, dat wij God vergeten die ons geschapen heeft tot zegen, een wereld van vrede, en steeds weer onze kracht in macht in geweld zoeken, in plaats van in Gods belofte. Daarom, in deze wereld en in deze tijd waar geweld met nog meer geweld wordt beantwoord, waar angst en haat meer kans krijgen dan vertrouwen en hoop, daarom, opdat wij God niet vergeten, steken wij deze kaars aan, het licht, het licht der wereld.
Bemoediging Lied: Psalm 84: 3 en 4 Gebed Lied: Psalm 84: 5 en 6 De bijbel is een levensboek. Het is niet een boek met alleen maar mooie verhalen, of alleen maar verhalen van naastenliefde en vrede. Een boek des Levens, met alles wat in een leven gebeurt aan liefde en haat, aan vrede en ongerechtigheid, aan vriendschap en geweld, aan hoop en egoïsme. Een boek waarin de profetie er een is van toekomst en van realiteit, en waar niet alles wordt toegedekt met verzoenende woorden. Als er honger is dan is er honger, maar je krijgt wel te horen waarom. Als er ongerechtigheid is, dan worden we gewezen op ons zelf: Wie ben jij? Wat deed jij?, waar was jij? En als het om God gaat, is God niet de grote gladstrijker, die het allemaal wel weer zal goedmaken. Zijn afwezigheid wordt hard ervaren, maar het verlangen naar zijn trouw blijft daar tegen in overeind. In het boek des Levens horen we onszelf: Lezing: Jeremia 14
Lied 294 Arrogantie is een van slechtste eigenschappen van een mens. Ik weet dat heel goed. Arrogantie is het volledig erop vertrouwen dat alles wat jij doet, goed is.
Die arrogantie ontstaat als je macht hebt. Niemand praat over de arrogantie van de armoede, maar wel over de arrogantie van de macht, de arrogantie van het gelijk, de arrogantie van het geloof. Zelfs wel eens over de arrogantie van het ziek-zijn, als dat ziek-zijn als macht gebruikt wordt tegenover anderen, verzorgers, familie en anderen. Jij hebt gelijk in wat je denkt en doet, en de ander heeft het mis. De arrogantie vraagt nooit om hulp, geeft zich niet over, en keert zich in zichzelf, als het gaat om vertrouwen, De arrogante mens vertrouwt zichzelf alleen. Typerend voor een dictator. Maar ook bij de meest aardige mensen en de meest aardige en bevriende groepen en gemeenschappen en staten en regeringen loop je stuk op arrogantie. Daarover gaat het gedeelte uit Lukas 18: 9 - 14
Lied 70 Overdenking Orgelspel Open ruimte Voorbede – Stil gebed – Onze Vader Lied 458: 1, 2, 3, 5 en 6 Uitzending en Zegenbede Laten we straks weer gaan van hier naar ons huis versterkt met de moed van Gods liefde, gevoed met de Geest van gemeenschap, om licht te zijn voor wie in duister leven, om verhaal te zijn voor wie aan het eind van hun verhaal zijn, om hoop te zijn voor wie geen hoop meer hebben en om troost te zijn voor angstig zijn of verdrietig. Laten we gaan naar het leven van morgen om mens te zijn voor God en voor elkaar. Lied 456
Zusters en Broeders, In Jeremia horen we een wanhopige roep: Gij toch zijt in ons midden, HEER, Uw Naam is over ons uitgeroepen, laat ons niet aan ons lot over. Dat is de klacht die we vandaag de dag en niet alleen de laatste maand vaak horen: God, als je er bent, laat ons dan niet aan ons lot over. Veel mensen vinden dat ze in een onzekere tijd leven. De bomen groeiden weliswaar tot de hemel, maar het ene conflict na het andere doet zich voor: op het werk, in families, in bedrijven, in instellingen, tussen groepen van bevolkingen, tussen mensen van verschillende godsdiensten, tussen staten. We horen en zien alles tegenwoordig en dat maakt velen niet vrolijk. Natuurlijk, we hebben het materieel wel goed, maar we horen daarnaast te veel dat ons somber maakt. Ik weet niet of dat terecht is. De wereld waarin we leven, geeft een vertekend beeld. We horen en zien datgene wat we vinden afwijken van het normale. Dat kan heel cynisch zijn, als je merkt dat het gooien van bommen op een stad, waar mensen leven, langzaam verdrongen is naar het staartje van nieuwsuitzendingen. Want na drie weken is dat gooien van bommen normaal en wijkt dus niet af van wat wij normaal vinden. We zien een vertekend beeld, want we horen en zien niet waar mensen in vrede samenleven, terwijl het ook anders kan. We zien niet waar Palestijnen en Israëliërs samen in vrede in een dorp
wonen, of in een stad. We zien niet waar religieuze mensen een enorme inspanning leveren tot hulp, tot wederopbouw, tot verzoening, tot vergeving. We zien datgene wat zich te zien geeft en wat zover afwijkt van het normale, dat het in beeld gebracht wordt. Maar al wordt de wereld vertekend, het bestaat wel: het conflict, de onverzoenlijkheid, de haat. Het bestaat wel: de vernietiging van ons milieu, het kaal worden van Afrika. Het bestaat naast wat we zo vaak zien. Gij zijt toch in ons midden, Heer. Uw Naam is over ons uitgeroepen, Laat ons niet aan ons lot over. Wat een uitroep is dat, van een volk, van mensen uit dat volk, die hun samenleving naar de bliksem zien gaan, die hun economie naar de bliksem zien gaan, het is kaal, er is niets te eten, en dan God aanroepen: Jij bent er toch, Jij hebt je naam toch over ons uitgeroepen? Je laat ons toch niet in de steek. En dan herinneren ze aan de profetie van vrede: Er was toch tot hen gezegd: Jullie zullen geen zwaard zien en geen honger zal jullie treffen, maar een ongestoorde vrede zal ik jullie ter plaatse geven. Ze hebben geleefd vanuit die hoop, ze hebben geleefd vanuit die gedachte: God geeft vrede, God behoedt ons voor oorlog en voor honger Ik moet er even bij zeggen dat vrede iets heel anders is dan geen oorlog. Vrede is gerechtigheid. Het is vrede als het tussen jou en mij goed zit, als we elkaar, we hebben daar een vorige keer over gesproken, als we elkaar het recht gunnen om mens te zijn, gezegend en zegenend mens te zijn. Oorlog is een verstoring van vrede, evenals economische ongelijkheid, evenals het gebruiken van fysiek, lichamelijk of verbaal, geweld tussen mensen, evenals het ondergeschikt houden van personeel, evenals het onmondig houden van kinderen, of in sommige samenlevingen van vrouwen, maar dan wordt ik al iets voorzichtiger, want de ene samenleving is de andere niet en de onze is niet de maat voor alle andere. Jeremia laat ons horen: de mensen hebben geleefd vanuit de profetie van vrede. Wat er ook gebeurde, ze zouden in vrede leven, ter plaatse, in het land van melk en honing, in Israël. En dan krijgen ze te horen: Dat waren valse profeten. Niet zullen jullie in vrede leven, niet zal de oorlog jullie niet meer raken, niet moet je op mijn bescherming rekenen. De verwarring moet groot zijn, onder het volk. De verwarring over de belofte van God, nu wel of nu niet, moet ontzettend groot zijn. Wat voor houvast heb je dan, als de één zegt: Gods vrede zij over jullie in dit land en de ander zegt: het zwaard en de honger zij over jullie. Wie moet je geloven? Waarom zou je nog iemand geloven? Wat moet je nog bij al die religieuze mensen, waarvan de één dit zegt en de ander dat zegt? De ene predikant in christelijke kerken spreekt en preekt over hel en verdoemenis, de ander over Gods vrede op aarde, de een zegt dat je een zondig mens bent, die alleen door Gods genade in het bloed van Jezus vrij kan worden, verzoend kan worden en de ander preekt over medemenselijkheid, en
appelleert aan onze mogelijkheden om in vrede, in harmonie, in balans met elkaar te leven. Vrome praatjes aan beide kanten, dat is de reactie. Soms, soms ook niet. Soms klamp je je toch vast aan het één of aan het ander, of aan een mixt van beide. Soms wil je toch, juist in een wanordelijke wereld, zoals de wereld altijd een wereld in wanorde is, soms wil je toch een houvast hebben een belofte. En als je zo rond kijkt dan wil je ook liever een belofte hebben, dat God het in orde maakt, dan dat je het zelf in orde mag en kunt maken. Dat wel. Als je zo rond hoort, dan lopen de kerken voller, waar Gods genade gepreekt wordt over onze zondigheid, dan dat we te horen krijgen dat we ons moeten bekeren, niet alleen persoonlijk, maar ook in onze maatschappelijke structuren. En laten we heel eerlijk zijn, soms hebben kerken belang bij de handhaving van de maatschappelijke structuren, omdat die bezit, geld, en macht opleveren. Laat God het maar opknappen. Maar het zou flauw zijn als die kerken dat alleen om die reden dachten, zelf in stand te kunnen blijven. Ze geloven oprecht, dat de mens in beginsel niet goed is, dat wat ooit gezegd werd over: Hij zag het was goed, dat dat gebroken werd door de mensen. En zo ervaar ik het ook. Maar dan niet, eens door één mens, voor allen, door Adam en Eva voor allen, de zogenaamde zondeval. Daar geloof ik niets van, dat kan ik bijbels ook niet verantwoorden. Dat past niet in het bijbels getuigenis, zoals ik dat versta. Maar ik geloof wel, dat elke dag, door heel veel mensen steeds weer in de geschiedenis dat : Het was goed, verbroken wordt. En ik geloof ook dat we Gods genade hartstikke hard nodig hebben om overeind te blijven. Maar is het reëel om te hopen op Gods genade, als je om je heen ziet. Is het reëel om op die belofte te vertrouwen: de genade van God? Het hoofdstuk van Jeremia eindigt met de woorden: Zijt Gij dan niet, Heer, onze God? Zo zullen wij op U hopen, want Gij doet dit alles. En met dat laatste wordt denk ik niet zozeer bedoeld: Gij doet al dit ongeluk, deze wanorde, deze oorlog, deze honger, maar: Uiteindelijk hangt het toch van U af. In het volgende hoofdstuk wordt deze discussie, dit gesprek tussen het volk en God voortgezet, eigenlijk in een soort van herhaling: God die zich afkeert van het volk, en het volk, dat zich toch weer tot God keert, want Hij is toch het enige adres, waar wat te verwachten is. Gedenk mij, sla acht op mij, neem mij niet weg, wees barmhartig. En dan eindigt dat hoofdstuk met de woorden: Daarom, zo zegt de Heer: Als jullie terugkeren, zal ik jullie doen terugkeren. En dan tenslotte: vertrouwd, maar we weten nu wat we er aan hebben: want Ik ben met jullie om te helpen en te bevrijden, ja Ik zal jullie bevrijden uit de hand van de bozen, je verlossen uit de vuist der geweldenaars. Ik begon ergens te zeggen dat de bijbel een levensboek is. Het draait er niet om heen. Mensen, noch God worden mooier voorgesteld dan ze zijn. De verhouding tussen de mensen is vaak hard, de verhouding tussen God en mens is vaak ook hard. Het gaat ergens om. Het gaat om het meest wezenlijke dat er is: Hoe leef je op aarde in vrede, in balans met je naaste, de naaste van je vrienden en de naaste van je vijanden? Waar begint het dan? Waar is dan het begin van die weg? In Jeremia heeft het volk moeite om te bekennen dat zij zelf de stap moeten zetten, de stap naar God, de stap naar de ander. We denken zo makkelijk dat wij het toch wel goed doen. We hebben zo slecht door dat wat voor ons gewoon is, tegenover God ongewoon is, om het maar zacht uit te drukken. We zijn
zo gauw tevreden met ons zelf. Op zich niet erg, als we maar scherp blijven, alert blijven, juist in de wanorde van de wereld. De gelijkenis van Lukas, die we hoorden is simpel: de Farizeeër, rechtschapen, oprecht, maar ook zelfverzekerd, te zelfverzekerd. Wat we hier horen van hem, dat is dat hij één ding verkeerd doet. In al zijn rechtschapenheid en oprechtheid en in al zijn gehoorzaamheid aan God, zoals hij dat denkt vorm te moeten geven, doet hij één ding verkeerd en diskwalificeert zichzelf: hij vergelijkt zich met anderen, hij stelt zich in die vergelijking boven anderen: Ik ben blij dat ik niet ben als die ander. Dat was zijn overtreding en die overtreding is beslissend. Hij leefde fantastisch, een voorbeeld voor velen, maar zijn grondhouding, zijn fundament, zijn levensbeginsel was niet in orde: Hij voelde zich beter dan de ander. Daartegenover stond de tollenaar: die zich uit het zicht opstelde, die misschien wel door had wie hij was, dat hij zich niet kon meten met de ander. Die wel besefte dat hij niet vooraan in de kerk moest gaan zitten, moest gaan staan, nou ja, de tempel, in dit geval en die tot God alleen maar zei: Wees, mij, zondaar, genadig. De tollenaar, die misschien ook wel zich houdt aan de wet, die misschien ook wel vast en tienden geeft, zijn grondhouding, zijn levensbeginsel is anders: Ik ben niet beter dan anderen: Voor God ben ik een zondaar. Voor God bestaan geen perfectionisten, voor God mag ik me nooit vergelijken met een ander: Ik ben beter, ik ben geschikter, ik ben doopsgezinder, ik ben een beter christen, een beter mens, voor God ben ik iemand die tekort schiet. Met die grondhouding mag je voor God gerechtvaardigd zijn. Met die grondhouding heb je jezelf op de juiste wijze geplaatst voor God en voor je naasten. Dat is niet hetzelfde als voortdurend in het besef leven een zondig mens te zijn. En het ook zeker niet hetzelfde als geloven in de erfzonde, of in de mens als geneigd tot alle kwaad. Nee, het is het zelfbewuste, maar dan in de goede zin van het woord zelfbewuste besef wie je bent, tegenover God en tegenover de naaste. De tollenaar vergeleek zich niet met anderen. Hij besefte wie hij was tegenover God. Dat is wat Jeremia noemt: indien jullie terugkeren, indien jullie beseffen wie je bent, in plaats van in je ivoren toren zitten te zien hoe slecht het gaat en de verantwoordelijkheid bij God neerleggen. De wereld verandert niet zo snel, maar jij kunt wel veranderen. Als jouw grondhouding dwars komt te staan op het arrogante gelijk, dat zoveel mensen menen te hebben, ten aanzien van wat dan ook, binnen de Gemeente, buiten de Gemeente, in je werk, thuis, als je daar tegen ingaat met jouw grondhouding, wie weet verandert er dan wel meer dan je zelf alleen.En misschien is dat dan wel een spoor van Gods belofte: leven in vrede in dit land, op deze aarde. Gerechtvaardigd zijn, betekent wellicht wel zo iets als: in balans leven met God en de naaste, En zeker ook: in balans leven met je zelf, want je weet wie je bent, wat je kan en mag, wat je niet kan en dus ook niet moet doen, alsof je het wel kunt. Gerechtvaardigd zijn is een bijbels begrip. Maar het is ook een actueel woord: Hoe kom ik klaar met de wanorde van het leven, van de wereld om mij heen en met de wanorde in mijn eigen leven, als ik voortdurend zit te wachten tot de ander doet, wat ik graag wil? Heer, wees mij zondaar, genadig, kan de hulpzin zijn, het vertrekpunt voor een nieuw bestaan. Gerechtvaardigd zijn is mogen vertrekken in een nieuw bestaan.
Amen.