CONCEPTVERSLAG VAN HET STADSGESPREK GEHOUDEN OP 2 OKTOBER 2008 DOOR RAADSLEDEN VAN DE GEMEENTE HAARLEM MET BELANGHEBBENDEN OVER DE ORGANISATIE IN DE THUISZORG Aanwezig namens de gemeenteraad de leden en plaatsvervangende leden: De heren Azannay (GL), Catsman (CDA), Elbers (SP), Heiliegers (VVD), De Ridder (PvdA), Roos (SP), Trompetter (Actiepartij), Van de Manakker (SP), Visser (CDA), Vreugdenhil (CU-SGP) en Vrugt (Actiepartij) en de dames De Jong (GroenLinks), Hoffmans (GL), Keesstra (CDA), Kropman (PvdA), Lodeweegs (PvdA), Özogul-Özen (SP) en Van Zetten (D66); Mede aanwezig: de heer Hiltemann (voorzitter) en de dames Van der Molen (wethouder) en Taets van Amerongen-Ingram (secretaris); Aanwezig vanuit het zorgveld: een dertigtal vertegenwoordigers van zorgaanbieders en zorgvragers Verslag: de heer G.B. Schoonderwoerd en de heer H.J.M. ten Brink (Notuleerservice Nederland). 1. Opening en introductie door de voorzitter De voorzitter opent het stadsgesprek en heet iedereen van harte welkom. Tijdens dit stadsgesprek wil de raad met belanghebbenden meedenken en meepraten over de wijze waarop de gemeente in 2009 het bieden van hulp in de huishouding moet gaan organiseren. Moet er wel of niet worden aanbesteed en zo ja, op welke wijze kan dat dan het beste plaatsvinden? Ook wil de raad graag horen welke signalen de belanghebbenden en hun organisaties van cliënten krijgen en waar de raad aan moet denken bij het organiseren van de thuiszorg. De commissie Samenleving zal hier op 13 november over discussiëren, waarna besluitvorming plaatsvindt in de gemeenteraad. 2. Presentatie door Frank van den Hoek De heer Frank van den Hoek, werkzaam bij de gemeente Haarlem, gaat in een presentatie in op de achtergronden van de aanbesteding van de huishoudelijke hulp. (Afschriften van de presentatie zijn uitgereikt). In de presentatie komen een aantal modellen aan de orde die landelijk voor het aanbesteden zijn gebruikt, zoals het ‘Zeeuwse model’, het ‘model Eindhoven’ en het ‘veilingmodel’. In Haarlem is de eerste keer aanbesteed voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008. In regioverband is besloten om die periode met negen maanden te verlengen om zo voldoende tijd te hebben voor een zorgvuldige aanbesteding. Er zijn op dit moment wachtlijsten en wachttijden voordat men de toegewezen hulp krijgt. Dit heeft deels te maken met het afhaken van drie zorgaanbieders. De gemeente wil de aanbesteding voorbereiden onder meer door middel van een vernieuwend experiment, dat in het Wmo-beleidsplan is omschreven. De reguliere aanbesteding dient te leiden tot een bestendige dienstverlening met een goede prijs en kwaliteit. Aanbesteden is onontkoombaar gelet op het substantiële bedrag van ongeveer 10 miljoen euro, het doorzichtig omgaan met de opdrachtverlening en de noodzaak om een programma van eisen op te stellen. De continuïteit van levering moet gegarandeerd zijn en de ervaringen in land en regio dienen te worden meegenomen. Voor de komende periode zijn de belangrijkste aandachtspunten: de indicatie, de kwaliteitseisen, de tarifering, de eisen aan het personeel, de eisen aan de levering, de rapportageverplichtingen, de toelating van aanbieders, de samenwerking in de regio en de afdwingbaarheid van eisen door een bonus of malus. 3. Vragen naar aanleiding van de presentatie De voorzitter biedt de mogelijkheid tot het stellen van vragen.
1
Mevrouw I. de Lange (Wmo-raad) mist in de presentatie het begrip ‘ketenzorg’. Het organiseren van de zorg in ketens biedt vele voordelen aan de cliënt. Huishoudelijke verzorging zou in een breder perspectief moeten worden geplaatst. De heer Van den Hoek antwoordt dat de gemeente daar nog over nadenkt. De gemeente gaat echter alleen over de huishoudelijke verzorging en mogelijk de ondersteunende begeleiding, dus over een beperkt deel van de zorgketen. De heer Tertaas (Reinzorg) vraagt of partijen die in de vorige gunning prijsafspraken hebben gemaakt, van de aanbesteding worden uitgesloten. Hij wijst erop dat bij het veilingmodel de keuzevrijheid in de knel komt. De heer Van den Hoek antwoordt dat de gemeente nog niet heeft besloten welke organisaties in de aanbesteding worden betrokken of welk model zal worden gehanteerd. De keuzevrijheid ligt vast in de wet, dus daar zal de gemeente zich aan houden. De heer Vrugt (Actiepartij) vraagt wat de oorzaak is dat het zo lang heeft geduurd voordat de zorgaanbieders hun verantwoordingsgegevens konden leveren. De heer Van den Hoek antwoordt dat volgens de zorgaanbieders het werken met meerdere opdrachtgevers met verschillende eisen het lastig maakte om snel met informatie te komen. Mevrouw Hoffmans (GL) vindt dat in de komende aanbesteding slecht presterende zorgaanbieders moeten worden uitgesloten. De heer Van den Hoek antwoordt dat aanbesteden beoogt vriendjespolitiek tegen te gaan, dus als de gemeente slecht presterende instellingen wil uitsluiten, dan moet zij dit op basis van objectieve criteria goed kunnen onderbouwen. De heer Trompetter (Actiepartij) merkt op dat voor certificering een periodiek cliënttevredenheidsonderzoek noodzakelijk is. Wordt dat bij de aanbesteding betrokken? De heer Van den Hoek antwoordt dat de gemeente daar nog geen beslissing over heeft genomen. Mevrouw De Jong (GL) vraagt op welke gronden in het model Eindhoven de gunning tot stand komt en welke instelling de zorgaanbieders kan certificeren. De heer Van den Hoek antwoordt dat er een instelling is die kan certificeren. De gunningcriteria van het model Eindhoven zijn hem niet bekend. De heer J. van der Putte (Cliëntenraad Thuiszorg Zuid-Kennemerland) vraagt of men weer met omliggende gemeenten gezamenlijk gaat aanbesteden. Hij pleit ervoor dat Haarlem nu zelfstandig aanbesteedt. Wat is de status van de alfahulpen? Wat gebeurt er met het persoonsgebonden budget (pgb)? Wie gaat de indicatie straks doen? De heer Van den Hoek antwoordt dat staatssecretaris Bussemaker een voorlopig besluit heeft genomen dat met ingang van 1 oktober 2009 een alfahulp alleen met instemming van de cliënt door de zorgaanbieder mag worden ingezet. Het pgb ligt in de wet vast, maar valt buiten het kader van de aanbesteding. De gemeente verzorgt tot nu toe de indicatie voor zorg in natura en voor het pgb. Mevrouw M. Luijcks (Informatiesteunpunt) vindt het een interessant idee om in het experiment cliënten ook zelf diensten te laten leveren. Dat zou kunnen via een ruilhandelsysteem. De heer Van den Hoek antwoordt dat over de concrete invulling van het experiment nog overleg nodig is. De heer E. Blok (Thuiszorg InHolland) meent dat als per 1 oktober a.s. de alfahulp verdwijnt, er een financiële vergoeding zal worden gegeven. Wat is het verschil met het pgb? Kan het pgb helpen om de leveringsproblemen weg te werken? De heer Van den Hoek antwoordt dat het hier gaat om een voornemen van de staatsecretaris. Hij wil niet op de besluitvorming vooruitlopen. Het pgb heeft zijn voordelen, maar kent ook nadelen.
2
De heer Elbers (SP) merkt op dat het aanbesteden de narigheid van het niet kunnen leveren van zorg niet wegneemt. Wat vinden de zorgaanbieders van het idee om versneld alfahulpen of schoonmakers op te leiden - via een beroepsopleidende leerweg - tot huishoudelijke hulp? De heer Van den Hoek antwoordt dat de gemeente wil leren van de ervaringen en zeker wil kijken naar de capaciteitsproblemen. Misschien dat het introduceren van de categorie ‘0’, waar alleen schoonmaken voldoende is, soelaas kan bieden. De heer Elbers (SP) wijst op het risico dat die schoonmakers dan buiten de cao voor de thuiszorg gaan vallen. De heer E. Paardekooper (Wmo-raad) merkt op dat in het model Eindhoven zelfindicatie is geïntroduceerd. Ook zijn er plaatsen waar de huisarts bij de indicatie een rol speelt. De heer Van den Hoek antwoordt dat de gemeente huisartsen heeft gepolst, maar die hebben er niet enthousiast op gereageerd. De heer A. van Zuijlen (Stichting SDHD) merkt op dat het leren van ervaringen essentieel is. Door het afgeven van dumpprijzen hebben drie zorgaanbieders later weer moeten afhaken. Er is sprake geweest van uitstroom en doorstroom van medewerkers naar andere aanbieders. Welke lessen trekt de gemeente daaruit? De heer Van den Hoek antwoordt dat het daadwerkelijk leveren van thuiszorg centraal staat. In de nieuwe aanbesteding wil de gemeente geen verrassingen en wordt ook de ketenzorg meegenomen. 4. Eerste carrouselgesprek in de raadzaal De voorzitter vraagt de helft van de bezoekers en de raadsleden te vertrekken om deel te gaan nemen aan het carrouselgesprek in de Fabriciuszaal. Hij verzoekt de overgebleven gespreksdeelnemers die raadslid zijn zich door opstaan te identificeren. De deelnemers wordt gevraagd om nu te komen met suggesties die de raadsleden kunnen meenemen bij hun discussie en besluitvorming over de aanbesteding in de thuiszorg. De heer B.A.M. van Leeuwen (cliënt van de huishoudelijke hulp) zegt dat elk jaar in de vakantietijd de vervanging van zijn thuishulp een groot probleem is. In aanbesteding moet men letten op voldoende capaciteit tijdens de vakantie. De heer A.M.L.D. Hoenderdos (Stichting ’t Web, belangenbehartiging chronisch zieken) zegt dat de meeste mensen die huishoudelijke verzorging krijgen over hun hulp tevreden zijn, maar de vervanging tijdens vakantie is vaak lastig. Het grootste probleem is dat veel geïndiceerden de laatste drie maanden geen hulp geleverd krijgen. Opvallend is dat de gemeente het probleem niet in cijfers kan uitdrukken. Dat is wel nodig om het probleem op te lossen. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) zegt dat de drie zorgaanbieders die zijn afgehaakt veel cliënten en grote wachtlijsten hebben achtergelaten. Dat is een serieus probleem dat niet direct is op te lossen. De heer J. van der Putte (Cliëntenraad Thuiszorg Zuid-Kennemerland) vindt dat de eerste aanbesteding is mislukt. De lokale zorgorganisaties zijn buiten beeld geraakt en veel personeel is buiten de boot gevallen. Er is nu veel aandacht voor de door de NMa geconstateerde prijsafspraken. Veel cliënten zijn niet tevreden over de licht huishoudelijke verzorging, maar durven hun onvrede niet bespreekbaar te maken. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) wijst erop dat de beschuldigingen van de NMa betrekking hebben op zaken die speelden voordat zijn organisatie met Zorgbalans ging samenwerken. Het gaat niet over prijsafspraken, maar over verdeling van gebieden. Ook heeft deze zaak niets met de huishoudelijke hulp in Haarlem te maken. Mevrouw I. de Lange (Wmo-raad) leest een verklaring voor die is opgesteld namens mensen met een verstandelijke beperking.
3
(Een afschrift van de verklaring is uitgereikt). De lokale overheid zou het tarief voor het pgb moeten optrekken tot 100%. Ook dient zij te zorgen voor hulp gedurende het hele jaar die wordt geleverd door een zo klein mogelijk aantal mensen. Die mensen moeten goed kunnen omgaan met mensen met een verstandelijke beperking. De dienstverlening dient continue en adequaat te zijn. De gemeente dient open te staan voor klachten en te zorgen voor een juiste werkwijze door de organisaties. De gemeente spreekt een maatwerkverantwoording af gelet op woonsituaties. Bij de indicatiestelling dient rekening te worden gehouden met de woonvorm van betrokkene en met een compensatie als betrokkene vertrekt uit een gemeenschappelijke woonvorm. Mevrouw H. Nuyten (SIG, organisatie voor ondersteuning van mensen met een beperking) zegt dat veel mensen uit de doelgroep sinds de invoering van de Wmo een goede hulp missen, omdat thuishulpen vaak niet met een gehandicapte kunnen omgaan. In de aanbesteding dient deskundigheid van medewerkers dus een belangrijk aandachtspunt te zijn. De heer H. Owel (Wmo-raad) merkt op dat veel aanvragen voor huishoudelijke hulp en ondersteunende begeleiding niet worden gehonoreerd. De heer D. van Heun (Platform Mantelzorgers) wijst erop dat veel wisselingen van hulp heel vervelend is voor de oudere cliënt. Uit het afhaken van de drie zorgaanbieders dient te worden geleerd dat heel goed naar de solvabiliteit van de aanbieders moet worden gekeken. De heer De Ridder (PvdA) legt aan de zorgaanbieders de volgende vraag voor. Als in het pakket van eisen een leveringsgarantie wordt vastgelegd, zou de prijs dan stijgen? Volgens de heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) is dat inderdaad zo. Mevrouw W. Nissen (Amstelring) wijst erop dat veel medewerksters uit de groep gehuwde vrouwen met schoolgaande kinderen komen. Die groep wordt kleiner. Door het wegvallen van de drie zorgaanbieders zijn veel van de medewerkers teleurgesteld. Veel cliënten worden geïndiceerd voor categorie 1, terwijl ze vaak een ziektebeeld hebben dat tot dwangmatig gedrag leidt. Veel medewerksters kunnen daar niet mee omgaan. Het verloop bedraagt soms 40%. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) vindt dat in een uitzonderlijke situatie als deze er gedurfde en mogelijk gevoelige keuzes moeten worden gemaakt. De regio kent van de Nederlandse gebieden de hoogste arbeidsparticipatie van vrouwen, dus hulpen zijn hier bijzonder lastig te vinden. In de groep allochtonen is nog veel mogelijk, maar dan moeten de veelal autochtone cliënten wel accepteren dat ze door een allochtone medewerkster worden geholpen. De cliënten bij wie echt alleen maar hoeft te worden schoongemaakt, moeten echt alleen die hulp krijgen. Hierdoor verminderen de leveringsproblemen en kan de integratie van allochtone vrouwen worden bevorderd. Naar zijn mening omvat de groep waar alleen hoeft te worden schoongemaakt 80% van de cliënten. De signaalfunctie zou als apart product moeten worden gedefinieerd en bij een teamleider kunnen worden ondergebracht. Mevrouw W. Nissen (Amstelring) wijst erop dat 90% van de cliënten oud en minder mobiel zijn. Juist voor hen is communicatie belangrijk en leiden taalproblemen tot misverstanden. Mensen die via reïntegratiebedrijven uit de ABW weer in het arbeidsproces worden geleid, zouden met een leertraject in de thuiszorg moeten instromen. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) zegt dat in zijn bedrijf al wordt geëxperimenteerd met het werken in groepen waar gezamenlijk de regeltaken zijn neergelegd. Om de leveringsproblemen op te lossen, moet men wel met andere doelgroepen uit de arbeidsmarkt durven werken. Hij is al met de groep cliënten uit de ABW bezig, maar gemeenten twijfelen aan de sociale vaardigheden van die groep. Hij heeft zelfs voorgesteld om in tweetallen naar cliënten te gaan, maar ook dat wordt door gemeenten niet aangedurfd.
4
De heer Elbers (SP) vraagt of de zorgaanbieders in staat zijn om mensen zonder opleiding wel op basis van de cao thuiszorg te betalen. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) antwoordt bevestigend. Het idee om in koppels te werken zou leiden tot gemakkelijker vervanging bij ziekte. Het indiceren zou niet op basis van het aantal uren moeten plaatsvinden, maar op basis van de bewerkelijkheid van het schoon te houden object. De heer R. Trentelman (zorgaanbieder Sint Jacob) steunt het idee om meer ruimte te maken voor experimentele werkwijzen. Als schoonmaken en zorg worden gescheiden, dan kan de signaalfunctie bij de teamleider worden ondergebracht. In sommige wijken bestaan al teams met hulpen van verschillende disciplines. Het inpassen van de doelgroepen door reïntegratiebedrijven is een goed idee. Ook cliënten kunnen zelf diensten leveren. Zelfindicatie dient ook als mogelijkheid te worden onderzocht. Vast staat dat de aanbesteding niet meer zoals de vorige keer moet plaatsvinden. De uitkomsten van het experiment moeten echt leiden tot een nieuw programma voor de reguliere aanbesteding. Mevrouw I. de Lange (Wmo-raad) adviseert de raad goed te kijken naar welke hulp aan welke cliënt moet worden geboden. Geef de klant een budget waardoor kosten worden bespaard en de klant kan kopen wat hij zelf wil. Ook met zelfindicatie dient te worden geëxperimenteerd. Ketenzorg is ook essentieel in de nieuwe werkwijze. 5. Tweede carrouselgesprek in de raadzaal De voorzitter stelt de - nu met hun collega’s gewisselde - raadsleden voor aan de deelnemers. Mevrouw Kropman (PvdA) vraagt de deelnemers om de raadsleden te adviseren over de beste wijze waarop de huishoudelijke verzorging zowel kwalitatief als kwantitatief kan worden neergezet. Ook is zij benieuwd naar wat de deelnemers vinden van het voorstel om een experiment te betrekken bij de aanbesteding. Mevrouw Keesstra (CDA) heeft in haar eerste carrouselgesprek gehoord dat je sneller huishoudelijke hulp krijgt als je al AWBZ-zorg hebt, omdat aan AWBZ-zorg veel wordt verdiend. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) zegt dat zijn organisatie het meeste verliest op de huishoudelijke hulp en op de extramurale zorg. Het is een fabel dat er veel aan AWBZ-zorg wordt verdiend. Mevrouw W. Nissen (Amstelring) onderschrijft de laatste opmerking. De heer R. Trentelman (zorgaanbieder Sint Jacob) zegt dat geld faciliteert, maar dat de wijze van organiseren nu belangrijker is. Dat moet op een meer creatieve wijze gebeuren. Hij herhaalt zijn suggesties. Als schoonmaken en zorg worden gescheiden, dan kan de signaalfunctie bij de teamleider worden ondergebracht. In sommige wijken bestaan al teams met hulpen van verschillende disciplines. Het inpassen van de doelgroepen door reïntegratiebedrijven is een goed idee. Ook cliënten kunnen zelf diensten leveren. Vast staat dat de aanbesteding niet meer zoals de vorige keer moet plaatsvinden. Mevrouw I. de Lange (Wmo-raad) wil vooral praten over het experiment dat in het beleidsplan wordt genoemd. De klant moet weer de regie krijgen. De ketenzorg moet bij de aanbesteding worden meegenomen. Het experiment zou heel goed in de Slachthuisbuurt kunnen plaatsvinden, waar een goed functionerend buurtcentrum is. De heer A. van Zuijlen (Stichting SHDH) merkt op dat in geclusterde woonvormen nu niet efficiënt wordt gewerkt doordat er door de aanbesteding verschillende thuiszorgorganisaties werkzaam zijn. De ketenzorg is belangrijk. Geef hulpen de ruimte om zich in een team in zo een clusteromgeving te ontwikkelen. De heer R. Trentelman (zorgaanbieder Sint Jacob) vindt dat het er vooral om gaat dat de cliënt een bekend en vertrouwd gezicht ziet. De hulp mag door meerdere personen worden geleverd, als die maar
5
het vertrouwen hebben van de cliënt. Hulpen kunnen zich ook buiten een clusteromgeving in een team ontwikkelen. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) wijst op de uiterst moeilijke arbeidsmarkt in de regio. In een uitzonderlijke situatie als deze moeten er gedurfde en mogelijk gevoelige keuzes worden gemaakt. De regio kent de hoogste arbeidsparticipatie van vrouwen, dus hulpen zijn hier bijzonder lastig te vinden. In de groep allochtonen is nog veel mogelijk. De cliënten bij wie echt alleen maar hoeft te worden schoongemaakt, moeten echt alleen die hulp krijgen. Hierdoor verminderen de leveringsproblemen en kan de integratie van allochtone vrouwen worden bevorderd. Naar zijn mening omvat de groep bij wie alleen hoeft te worden schoongemaakt 80% van de cliënten. De signaalfunctie zou als apart product moeten worden gedefinieerd en bij een teamleider kunnen worden ondergebracht. Het werken in koppels levert grote voordelen op. De heer J. van der Putte (Cliëntenraad Thuiszorg Zuid-Kennemerland) vindt dat het gesprek nu te veel op een brede maatschappelijke discussie gaat lijken. Hij wil concreet weten hoe de gemeente vorm gaat geven aan vraaggerichtheid. De cliënt moet niet aan het aanbod worden aangepast, maar de dienstverlening dient te passen bij de cliënten. Vanuit cliëntenoogpunt zou hij het Zeeuws model prefereren boven het model Eindhoven. Indicatie zou nooit telefonisch, maar altijd op basis van een huisbezoek moeten plaatsvinden. Ook moet er worden nagedacht over de wijze waarop de gemeente wil omgaan met de ondersteunende begeleiding als die dienst van de AWBZ naar de Wmo wordt overgeheveld. De uitkomsten van cliënttevredenheidsonderzoeken moeten als belangrijk middel dienen om de thuiszorg een nieuwe vorm te geven. De heer A.M.L.D. Hoenderdos (Stichting ’t Web, belangenbehartiging chronisch zieken) wijst erop dat destijds gezegd werd dat het ging om 70% kwaliteit en om 30% prijs. Nu is gebleken dat de prijs veel belangrijker is. Indicatie op basis van een huisbezoek blijkt veelal een zwaardere indicatie op te leveren. De cliënt moet centraal komen te staan bij de vormgeving van het zorgaanbod. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) zegt dat zorgaanbieders goede zorg willen leveren, maar ook geld moeten verdienen. Amstelring en Viva! Zorggroep lijden verlies, maar continueren de zorgverlening. De zorg moet zo worden ingericht dat die houdbaar blijft. Er moet met gedurfde oplossingen worden geëxperimenteerd. Haarlem zou moeten aantonen dat het anders kan. De kosten van de categorie ‘0’, waar alleen hoeft te worden schoongemaakt, moeten omlaag, zodat er ruimte ontstaat om mensen te helpen die echt de zorg nodig hebben. Hij denkt dat in een groot aantal gevallen schoonmaken van het huis voldoende is. Mevrouw W. Nissen (Amstelring) wijst erop dat 90% van de cliënten oud en minder mobiel zijn. Thuishulpen moeten daarmee om kunnen gaan. De heer R. Dekker (Viva! Zorggroep) zegt dat veel thuishulpen na een lange periode van werken geen professionele relatie meer hebben met de cliënt. Zij worden gevraagd voor zaken die weinig met zorg hebben te maken. Hij noemt daarvan voorbeelden. De heer D. van Heun (Platform Mantelzorgers) en mevrouw I. de Lange (Wmo-raad) vinden dat de heer Dekker overdrijft. De heer R. Trentelman (zorgaanbieder Sint Jacob) zegt dat de genoemde voorbeelden wellicht uitzonderlijk zijn, maar het betoog van de heer Dekker is in de kern wel juist. Door het beter verdelen van het werk en gerichter inzetten van mensen kan de leveringsproblematiek worden verminderd. Mevrouw Kropman (PvdA) vraagt of door het anders organiseren, het werken in teams onder leiding van een teamleider of wijkverpleegkundige de thuiszorg beter zou lopen. De heer J. van der Putte (Cliëntenraad Thuiszorg Zuid-Kennemerland) ziet hier ook de voordelen van, maar verwacht dat het botst met de principes van marktwerking.
6
Mevrouw W. Nissen (Amstelring) zegt dat sommige cliënten absoluut niet meer dan één hulp over de vloer willen hebben. Sommige mensen klagen erover dat zij in de loop der tijd meer dan twintig hulpen in huis hebben gehad. De heer R. Trentelman (zorgaanbieder Sint Jacob) vindt meer dan één hulp niet bezwaarlijk als de medewerkers maar goed zijn en vertrouwd zijn voor de cliënt. 6. Afsluiting carroussel Raadzaal De voorzitter stelt voor om de bijeenkomst af te ronden. De heer R. Trentelman (zorgaanbieder Sint Jacob) biedt aan om in een later stadium nog eens in te gaan op de vragen van raadsleden die zijn blijven liggen. De voorzitter bedankt alle deelnemers voor hun inbreng en sluit het stadsgesprek af om 22.55 uur. 7. Carrousselgesprekken in de Fabriciuskamer De voorzitter heropent de vergadering. Hij deelt mee dat het tweede deel van het programma iets is ingekort. Er volgt geen plenaire afronding meer. Dat is ook geen probleem, want het gaat om de inhoud van de vragen en vooral van de antwoorden. In elk geval heeft er in de vorige sessie een interessante gedachtewisseling plaatsgevonden tussen de niet-raadsleden. De voorzitter hoopt dat dit nu weer gaat gebeuren. Dat kan alleen maar aan de hand van de spitse vragen van de raadsleden die dadelijk het woord krijgen. De voorzitter stelt voor een voorstelrondje te houden, waarbij de aanwezigen hun naam noemen en de naam van de organisatie of de politieke partij die zij vertegenwoordigen. o Addy van der Zande, coördinator van Wmo-loket Haarlem met een rol in het informatie- en adviescircuit en het begeleiden van klanten bij het doen van een aanvrage voor Wmovoorzieningen. Het loket doet niets op het gebied van indicatiestellingen en fungeert ook niet als aanbieder; o Inge Veenstra, werkzaam bij Zorgbalans; o Jacinthe van Soest, werkzaam bij Zorgbalans; o Ed de Vries, directeur/eigenaar van Happy Old Times in Haarlem, een particuliere aanbieder; o Winny Mudde, klankbordgroep Wmo; o Olga Landstra, bestuurder Zorggroep Reinalda; o Joop Tertaas, bestuurder Reinzorg; o Ernst Blok, Thuiszorg Inholland uit Haarlem; o Sjaak Vrugt, raadslid Axiepartij; o Louise van Zetten, raadslid D66; o Jan van de Manakker, raadslid SP; o Peter Schouten, schaduwraadslid Partij Spaarnestad; o Teus Vreugdenhil, raadslid CU-SGP; o Pieter Elbers, raadslid SP; o Jan de Ridder, raadslid PvdA. De voorzitter vraagt wie van de raadsleden de aftrap wil doen. De heer Vrugt (Actiepartij) brengt in herinnering dat in de voorafgaande discussie veel ontzettend interessante suggesties zijn gedaan over de aanbieders. Maar hij heeft het aspect indiceren nog gemist. Misschien kan het Wmo-loket daarover nog iets zeggen; juist omdat het loket daarmee geen bemoeienis heeft, maar wel ondersteuning biedt aan cliënten die hier alleen zijn vertegenwoordigd, maar niet aanwezig zijn. Het loket begeleidt cliënten bij de aanvraag en dus krijgt het ook te maken met de indicering. Hij vraagt om suggesties ter verbetering en doelt daarbij op het feit dat dit bij de aanbesteding in Haarlem anders is geregeld dan indertijd de bedoeling was, namelijk voor 98% telefonisch, waarover landelijk nog heel wat te doen is geweest. Zijn vraag is of de vertegenwoordiger van het Wmo-loket daarover iets kan zeggen of eventueel anderen.
7
Mevrouw Van der Zande (Loket Haarlem) beaamt dat het loket niet aan indicering doet, maar dat in het voorbereidingstraject wel is gesproken over een eenvoudige manier van indiceren, nog eenvoudiger dan het hanteren van de beslisboom die er nu is. Als spreekster kijkt naar de populatie van het loket, dan is er volgens haar een categorie van cliënten van 75 jaar en ouder en alleenstaanden, waarvoor men een eenvoudig systeem zou kunnen toepassen. Want waarom daarvoor nog op een ingewikkelde manier indiceren? Volgens haar betreft dat een grote categorie van gebruikers van huishoudelijke hulp. Een van de gasten zegt dat het indiceren van huishoudelijke hulp inderdaad sterk kan worden vereenvoudigd. Hij denkt dat je het niet helemaal aan de cliënten kunt overlaten, maar dat door een kort bezoek van maximaal een uur aan een cliënt vrij goed is na te gaan wat iemand aan hulp nodig heeft. Bovendien is de hulpvraag meestal ook alleen maar gericht op die huishoudelijke hulp. Ook zou indicering prima door een orgaan binnen de gemeente kunnen gebeuren, zonder dat je daarvoor het CIZ of een ander orgaan nodig hebt. Op een vraag van iemand waarom spreker denkt dat de cliënt zelf niet kan aangeven waarom deze hulp nodig heeft, antwoordt hij dat cliënten natuurlijk in staat zijn dat te doen. Maar je moet een gedegen verhaal maken om de hulp ook daadwerkelijk te krijgen en daarvoor is de deskundige nodig die op bezoek gaat. Hij vermoedt niet dat de hulpvrager dat verhaal exact zelf op papier kan zetten. Misschien is de nieuwe senior daartoe wel in staat. Spreker krijgt bijval van een vertegenwoordigster van een zorgaanbieder. Het geld dat je investeert in de indicering en dat voor een deel wordt gebruikt voor het afkopen van wantrouwen, zou je volgens haar beter kunnen besteden aan controle op de regeling. Als mensen willen dat iemand meekijkt en adviseert, neem dan een onafhankelijke organisatie die samen met betrokkene kijkt hoe je het best de hulpvraag kunt aanpakken. Maar zij vraagt zich af of je een heel controlestelsel moet optuigen voor de paar mensen die hulp vragen voor eigen gewin. De heer Elbers reageert met de vaststelling dat het barst van de indicatiewoede en dat die bureaucratie enorm veel geld en tijd kost. Het grootste probleem is het feit dat verschrikkelijk veel mensen verstoken blijven van hulp, wanhopig zijn, de politici niet meer vertrouwen en van hen af willen. Hij noemt het voorbeeld van het echtpaar Nederkoorn van 76 en 77 jaar. Dat echtpaar bleek een goede vaste hulp te hebben die na de aanbesteding meedeelde dat zij niet meer mocht komen tot groot verdriet van haar en van het echtpaar. Daarna kreeg het paar een alfahulp die na vier weken was verdwenen. Nu zijn die mensen al zeven weken verstoken van hulp, omdat de aanbiedende organisaties onvoldoende hulp kunnen bieden. De vraag van spreker aan de aanbieders is dan ook hoe zij het probleem kunnen aanpakken door werving, selectie, scholing en beroepsbegeleidend leren. Een andere spreker vraagt zich af of het mogelijk is om de indicerende rol voor een deel bij de aanbieder neer te leggen. Dat is natuurlijk een beetje de kat op het spek binden, maar hij heeft ervaring met iemand die heel goed kan inschatten waarom zij een bepaald aantal uren indiceert en dat ook goed kan beargumenteren richting de gemeente. Vertrouwen vindt hij goed, maar controle is nog beter. Daarom zou de gemeente, het CIZ of een ander orgaan steekproefsgewijs achteraf kunnen toetsen of de indicatie correct is verlopen. Ongetwijfeld kunnen er dingen fout gaan, maar het te bereiken voordeel is dat je sneller zorg kunt inzetten, want er is niet alleen sprake van een wachtlijst vooraf, maar ook na indicering. Dat proces zou dus kunnen worden verkort. Hij pleit ervoor om te onderzoeken of dat een optie is of dat dit is uitgesloten. Mevrouw Van Zetten merkt op dat zij dertig jaar geleden bij de thuiszorg werkte en toen was het nog de gewoonte dat thuisorganisaties zelf indiceerden. De vorige spreker had het over de kat op het spek binden. Als er werd gesjoemeld is dat mogelijk een te zware aantijging, zo vindt zij, maar er werd wel gerommeld met (het schuiven van) indicaties als het uitkwam in het budget. Spreekster denkt dat we daar niet naar terug moeten gaan. Of het CIZ dan de oplossing is, is een andere vraag.
8
Als je een indicatie afgeeft, dan maak je een investering voor heel lange termijn. Zij vindt het dus wel gerechtvaardigd als goed wordt bekeken door een bezoek van een half uur of door een toets welke hulp nodig is. Het gaat immers om gemeenschapsgeld. En dat heeft niets met wantrouwen te maken. Verder wil zij reageren op een pleidooi van iemand om beroepskrachten fors te gaan opleiden, bijvoorbeeld op het niveau van BWL en dergelijke. Zij heeft de indruk dat men bezig is het kind met het badwater weg te gooien. Daarover maakt zij zich zorgen. Er zijn al dertig jaar alfahulpen en hulpen in loondienst. Zij vreest dat als het een beetje tegenzit, die straks verdwijnen met als gevolg dat de kosten enorm omhoog gaan. Daardoor voelen de mensen die goed geholpen zijn met een eenvoudige huishoudelijke hulp zich aangewezen op een andere hulp. Een mevrouw wil nog terugkomen op de opmerkingen van de heer Elbers op de brief van het echtpaar Nederkoorn. Het paar ging van een vertrouwde hulp over naar een andere zorgaanbieder. Zij vraagt zich af waarom het niet met een pgb kon worden geregeld dat die hulp bij dat echtpaar bleef. De heer Elbers antwoordt dat het echtpaar een pakket informatie kreeg, waar het niet meer uitkwam. Het echtpaar heeft inmiddels een brief gekregen van de gemeente met de mededeling dat de taken van het pgb worden overgenomen door de SVB. De heer De Ridder wil de twee problemen die de heer Elders aanstipt als een open vraag herformuleren. Die vraag luidt: “Hoe kunnen wij regelen dat de capaciteit en dat de continuïteit van de hulpverlening zoveel mogelijk worden gewaarborgd?” Daarop wordt door een zorgaanbieder geantwoord dat het probleem is opgelost, als je wat de capaciteit betreft: o kiest voor het Zeeuwse model met daarin een vaste prijs; o vanuit het Eindhovense model de prijzen overneemt en o je verder iedereen laat leveren die voldoet aan de kwaliteitseisen die je stelt. Dan heb je volgens spreker ook de wachtlijsten niet meer. Hij denkt dat die binnen veertien dagen weg zijn, want in Haarlem is voldoende capaciteit om de problemen op te lossen. Maar Reinalda is vorig jaar buiten de gunning gevallen. Toen is actie ondernomen om de medewerkers op een andere manier aan het werk te houden. Niemand is ontslagen en iedereen is omgezet naar pgb’s. Volgens hem is het probleem nog steeds op te lossen. Een andere zorgaanbieder merkt op dat zij alle cliënten met huishoudelijke hulp hebben voorgelicht over de consequenties van de Wmo en gevraagd wat zij willen of om te kiezen om naar een andere aanbieder te gaan. Iedereen heeft gereageerd met het verzoek om een pgb te regelen om de eigen vaste hulp te houden, maar het betekende wel een enorme organisatie voor de instelling. Men is nu aan het kijken naar een bureau dat de instelling kan ondersteunen om de pgb’s goed handen en voeten te geven. Een volgende zorgaanbieder merkt op dat het probleem is opgelost als je kiest voor een prijs die gekoppeld is aan iedereen die mag leveren en die gekwalificeerd is. Met andere woorden, het geld volgt de klant en iedere leverancier is vrij om wel of niet te leveren. Daarmee lost het probleem zich onder de vrije marktwerking vanzelf op. Het gaat om een rekenkwestie die ook speelde bij de aanbesteding. Eerst werd een pak eisen neergelegd, waardoor je er niet aan ontkwam om de mensen die je conform de cao in dienst had op het werk te zetten, zodat je nooit aan een prijs kwam die maar in de buurt van de gunning kwam. Het is een eenvoudige rekensom. Van medewerkers die al jarenlang bij een aanbieder werken op basis van een nettosalaris van 10 à 12 euro netto per uur kun je niet verlangen dat die maar bij een aanbieder moeten gaan werken die de gunning heeft gehad. Noch kun je die terugzetten op een lager salaris (zoals de staatssecretaris toen simpel stelde). Dat is volkomen belachelijk. Want wie is in staat om met 30% minder inkomen genoegen te nemen, als je niet een paar ton per jaar verdient? Iemand hoopte dan ook terecht in de voorafgaande sessie dat de aanbieders wat van deze situatie hebben geleerd en daaruit hun conclusies hebben getrokken om met de nieuwe besluitvorming uit te
9
gaan van de realiteit. Landelijk is er een potje waarop thuisorganisaties een beroep kunnen doen om minimaal op 18 euro uit te kunnen komen, als je kunt aantonen dat je medewerkers in dienst hebt die minder verdienen dan je als organisatie gemiddeld van een gemeente ontvangt. De aanvulling loopt tot maximaal 4 euro. Bovendien is in eerste instantie steeds gesproken over twee categorieën in een verhouding van tachtig tot twintig, terwijl de werkelijkheid andersom is. Een mevrouw is het voor een deel met de vorige spreker eens, maar zij is het niet eens met de stelling dat het arbeidsmarktprobleem in een klap is opgelost als je het Zeeuwse of het Eindhovense model kiest. Zij denkt dat er veel meer nodig is, namelijk dat partijen met elkaar in de keten bekijken hoe het werk aantrekkelijker is te maken en hoe het eerlijker kan worden verdeeld. Want het is volgens haar niet alleen een kwestie van marktwerking; er is voor alle aanbieders werk genoeg. Zij pleit ervoor daarbij ook de levering en de kwaliteit te controleren. Een van de aanbieders gelooft erg in marktwerking, maar hij signaleert dat de arbeidsmarkt overspannen is. Zijn instelling moet erg haar best doen om medewerkers aan te trekken en vooral om hen te houden. Veel creativiteit is nodig om te zien waar je nieuwe bronnen kunt aanboren. De instelling richt zich vooral ook op de islamitische markt c.q. Marokkaanse medewerkers, omdat die een enorm potentieel vertegenwoordigen. Dat geldt vooral voor de opgeleide allochtonen van de derde generatie die goed Nederlands spreken. Spreker zegt dat hij aan dezelfde tarieven is gebonden, dus op prijs kan hij niet concurreren, maar wel op het punt van werkklimaat. Maar hoe het ook zij, alle aanbieders vissen in dezelfde lokale arbeidsmarkt. Een andere aanbieder stelt het gebruik van de pgb’s aan de orde, waarbij controle op de aanwending door de cliënt niet sluitend zou zijn. Maar volgens hem is dat geen taak van de zorgaanbieders. Een spreker stelt dat er tal van makelaars zijn die gebruikmaken van de situatie van mensen die zich niet zo goed kunnen verweren. Daarom is ook grote zorgvuldigheid geboden. Een van de raadsleden brengt de vraag in herinnering naar de mate van misbruik van de voorzieningen die speelde bij de introductie van de Wmo. Hij had wel eens gehoord van 10%, maar de inleider noemde maar liefst 25%. De voorzitter brengt het onderwerp ‘keten’ te berde, dat al eerder in de discussie is genoemd. Op basis van vrijwilligheid en afspraken zou moeten worden bekeken of meer capaciteit in dat kader is te genereren. Een van de aanbieders reageert daarop met de opmerking dat je de samenwerking in de keten toch moet zoeken op inhoud; hoe je gezamenlijk een antwoord kunt geven op vragen van de cliënten. Zij is ervan overtuigd dat daar op het punt van efficiency en klantvriendelijkheid winst is te behalen. Een spreker snapt niet helemaal dat mensen met een pgb bij een zorgleverancier wel zorg kunnen inkopen, terwijl de gemeente die prijs niet kan betalen. Hij vraagt zich af of er verschil is tussen een pgb en wat de gemeente rekent. Een aanbieder merkt op dat er bij hem op de loonlijst mensen staat die aangeven meer uren te willen werken, terwijl er hulpvragers op de wachtlijst staan en acht weken moeten wachten. Hij vindt het een wat kromme situatie dat hulpvragers moeten wachten, terwijl de aanbieder in principe al aan de vraag zou kunnen voldoen. Een van de raadsleden wil de mensen uit het veld de gelegenheid geven om te vertellen wat de raad absoluut niet moet vergeten als die een oordeel moet geven over de aanbesteding en de daarbij horende procedure.
10
Mevrouw Van der Zande van het Wmo-loket zegt het heel belangrijk te vinden dat er monitoring is van het volgen van zorg op de indicatie. Dat kan inzicht verschaffen in veel van de problemen die zich voordoen. Vanuit het Wmo-loket bestaat daaraan de meeste behoefte. Zij vindt het bijvoorbeeld een vreemde situatie als een cliënt bij het loket meldt dat deze elf weken geleden een indicatiebeschikking heeft gehad en heeft aangegeven op welke zorgaanbieder de keus is gevallen, terwijl betrokkene nog steeds niets heeft vernomen. Een van de raadsleden beaamt het belang van monitoring, want bij het ontbreken van concrete gegevens wordt de discussie een welles-nietesspelletje. Dan wordt het lastig om aan te tonen dat de zaken niet lopen zoals zou moeten. De vraag laat zich dan stellen wat het probleem van de aanbieders is om zich te verantwoorden over de gang van zaken. Een spreekster brengt naar voren dat je achteraf kunt verantwoorden, maar dat het ook mogelijk is actief te monitoren. De gemeente zou bijvoorbeeld ook binnen zijn apparaat iets kunnen regelen waardoor een klant actief wordt gevolgd die een beschikking heeft ontvangen. Een andere spreekster sluit zich daarbij volledig aan. Controleren via de cliëntvertegenwoordiging en op de leveringsvoorwaarden is wezenlijk. Laat de aanbieder maar aangeven of hij is gestart of niet en hoe het zit met het nakomen van de leveringstermijn. De heer De Vries, die weliswaar niet met Wmo-cliënten te maken heeft, pleit ervoor om ook de particuliere aanbieders in Haarlem bij het proces te betrekken. Het helpt waarschijnlijk ook om de openstaande 1200 uur weg te werken. Als de gemeenteraad durft om ook die particuliere aanbieders aan te schrijven, dan zou dat het probleem al een heel eind dichter bij de oplossing brengen. Volgens een aanbieder moet men zich goed bewust zijn van het feit dat het bij marktwerking in dit verband niet gaat om een traditionele witgoed- of bruingoedmarkt. Zij waarschuwt ervoor de pgb’s niet te veel buiten de deur te houden, omdat die toch ruimte kunnen genereren. Ook de alfahulpen van niveau 0 of anderszins moeten niet zomaar aan de kant worden gezet, omdat anders een kostenverhoging optreedt die niet nodig is. In geval van schaarste is het zaak de aanwezige middelen optimaal te benutten. Als er een nieuwe gunning komt, pleit een andere spreker ervoor dat de gemeenteraad zorgt dat de gunning wordt gedaan door iemand die er verstand van heeft en die in staat is de kwaliteit van de aanbieders op haar merites te beoordelen. Een ander pleidooi heeft betrekking op het opstellen van heel duidelijke richtlijnen in het bestek, bijvoorbeeld voor ICT-systemen van de aanbieders. De gemeente kon eerder helaas geen duidelijk antwoord geven op de vraag welke eisen zij daaraan stelt. Een aparte paragraaf over managementinformatie zou in dat verband heel nuttig zijn. Ook zou de gemeente een taak moeten hebben in het bekijken van het arbeidspotentieel in de gemeente. De partijen in de keten hebben daarin eveneens een taak om te bezien of mensen direct zijn in te zetten of dat ze een korte of langere cursus of een opleiding nodig hebben of dat zij door kunnen groeien. De voorzitter sluit deze tweede sessie af met hartelijke dank voor ieders bijdrage in beide sessies. Hij vond het bijzonder interessant en heeft de indruk dat de collega-raadsleden er net zo over denken. Hij vindt dat de deelnemers aan de discussie de raadsleden bijzonder hebben geholpen door hun inbreng.
11