RIS135030a_24-SEP-2007
Gezond Gewicht Actieprogramma ter bestrijding van overgewicht onder jeugd (0 t/m 18 jaar) Gemeente Den Haag 2006-2009
CONCEPT
19 januari 2006 1
Inhoudsopgave Samenvatting
Pagina 3
1 De aanleiding en leeswijzer 1.1. Aanleiding 1.2 Leeswijzer
5 5 6
2 Het belang van gezond gewicht 2.1 Inleiding 2.2 Overgewicht onder de Haagse jeugd 2.3 Wat doet Den Haag al in de strijd tegen overgewicht onder de jeugd? 2.4 Wat bepaalt een gezonde leefstijl?
7 7 8 9 10
3 Naar een gezond gewicht 3.1 Algemeen 3.2 Centrale rol jeugdgezondheidszorg bij vaststelling overgewicht 3.3 Overgewicht en dan? 3.3.1 Extra zorg vanuit de jeugdgezondheidszorg 3.3.2 Het advies 3.3.3. De verwijzing 3.4 Registratie door de JGZ 3.5 Deskundigheidsbevordering 3.6 Evaluatie en monitoren
12 12 12 13 13 14 14 15 16 16
4 Gezond gewicht houden 4.1 Algemeen 4.2. De school 4.2.1 Het gezonde schoolmodel 4.2.2 Het project ‘De gewichtige vakleerkracht’ 4.3 De wijk 4.4 Thuis 4.5 Evaluatie en monitoren
17 17 17 18 19 20 22 22
5 ‘Gezond Gewicht’ georganiseerd 5.1 Inleiding 5.2 De organisatie 5.3 De communicatie 5.4. Financiën
23 23 23 24 24
Verklarende afkortingenlijst
25
Bijlagen Bijlage 1) Organisaties die intensieve begeleiding verzorgen Bijlage 2) Verwijsschema 0-4/ verwijsschema 5-19 Bijlage 3) De songtekst van ‘Spring’
26 28 30
2
Samenvatting In aanloop naar het actieprogramma Gezond Gewicht bestond er al een goede basisinfrastructuur in Den Haag voor het voorkomen van overgewicht. Hierbij heeft de coördinatiegroep Over Gewicht een belangrijke rol gespeeld. Dankzij deze coördinatiegroep beschikt Den Haag over een uniek verwijsschema voor de leeftijdsgroep 0-4 jaar en voor kinderen in de leeftijd van 5-19 jaar. Het schema voor 0-4jarigen wordt al gepraktiseerd en het andere verwijsschema zal nog voor de zomer 2006 in gebruik worden genomen. Het doel van de gemeente Den Haag is om het aantal kinderen met gezond gewicht te laten toenemen in de periode 2006-2009. Dit gebeurt door vanaf 2006 tussen de 1000 en 1200 kinderen intensief te begeleiden. Wanneer dit succesvol is zal dit worden uitgebreid naar tussen de 2000 en 2500 kinderen. Via vroegsignalering bij meer dan 10.000 kinderen in de actiewijken zal overgewicht vroegtijdig gesignaleerd kunnen worden waardoor kinderen weer snel richting gezond gewicht kunnen bewegen. In de actiewijken zal het aanbod op het gebied van opvoeding, voeding en beweging waar nodig worden aangevuld zodat er voldoende adviesmogelijkheden zijn. Scholen zullen ondersteuning krijgen de invulling van het gezonde schoolmodel. Het Haags actieprogramma komt in het kort op het volgende neer: Collectieve preventie/ voorkomen overgewicht Centraal principe: Voorkomen van overgewicht is beter dan genezen 0-6 jaar 0-6 jaar 6-18 jaar
De Hopla-campagne (minder eten, meer bewegen en bewust opvoeden) Gericht op de actiewijken (de wijken met gezondheidsachterstanden). Kindersymfonie: workshops voor ouders en kinderen met o.a. voorlichting over voeding en beweging. Gericht op de actiewijken. Scholen ondersteunen bij de invulling van ‘het gezonde schoolmodel ‘ o.a. met behulp van herinvoering Schoolgruiten en met Fruitdate, voorlichting, promoten wandelen en fietsen, etc.
Vroegsignaleren Centraal principe: Door middel van een leerlingvolgsysteem wordt (dreigend) overgewicht vroegtijdig gesignaleerd. Een kind kan dan via de jeugdgezondheidszorg de begeleiding krijgen die bij hem of haar past 4-12 jaar
Voor de actiewijken staat gepland dat vanaf het schooljaar 2006 de vakleerkrachten lichamelijke opvoeding twee keer per jaar door middel van een leerlingvolgsysteem de kinderen gaan meten. Hierdoor vindt vroegsignalering plaats en kan overgewicht op een vroeg moment ontdekt worden en volstaat minder intensieve begeleiding. De vakleerkracht kan een rol spelen in het veranderplan wat met ouders en kind wordt opgesteld
3
0-18 jaar
(zie extra consulten jeugdgezondheidszorg) en in het bevorderen van een gezonde leefstijl op school en thuis. In de actiewijken zal bepaald worden of er in de wijk voldoende advies mogelijkheden zijn. Indien nodig zullen deze opgeplust worden.
Individuele begeleiding/ intensieve groepsbegeleiding Centraal principe: De jeugdgezondheidszorg signaleert en voorziet in extra begeleiding via huisbezoek/consulten. Verder wordt afhankelijk van leeftijd en de mate van overgewicht doorverwezen naar meer intensieve begeleiding. Hiervoor is een ‘sluitende interventiewaaier’ beschikbaar. 0-18
< 2 jaar 2,-18 jaar 2,-4 jaar
4-18 jaar
6-12 jaar
2,5-18 jaar
Stedelijk aanbod vanuit de sectoren welzijn, onderwijs en sport. Denk hierbij aan opvoedsteunpunt/ kookcursus (welzijn), bewegingsaanbod in het kader van de verlengde schooldag (onderwijs) en sportintroductie en keuze (sport) . Dit is om overgewicht te voorkomen maar dit aanbod kan ook het advies zijn van de arts/ verpleegkundige in geval van overgewicht en onderdeel uitmaken van het veranderplan. Bij overgewicht doorverwijzing naar de jeugdarts en deelname aan het wijkproject Kindersymfonie BMI sds > 35: obesitas polikliniek van het Juliana Kinderziekenhuis Bij een BMI sds tussen de 25 en de 35 kunnen de Consultatiebureau-artsen en verpleegkundigen 250 kinderen een huisbezoek aanbieden en een extra consult of meerdere extra consulten geven. Bij een BMI sds tussen de 25 en de 35 kunnen de jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen een advies geven, een doorverwijzing of een extra consult. Daarbovenop is verdeeld naar rayon voor 750 kinderen gemiddeld 3,5 extra consult mogelijk. Hiervan maakt een uitgebreid lichamelijk onderzoek onderdeel uit, het opstellen van een veranderplan en terugkommomenten om te kijken hoe het staat met het veranderplan. Pilot-project voor kinderen om kennis te maken met beweging. Studenten van de Haagse Hogeschool begeleiden kinderen drie keer per week bij bewegen. Doorverwijzing vindt plaats door de jeugdartsen/ verpleegkundigen. Intensieve begeleidingsgroepen voor 2,5-4, 5-8, 9-11, 12-15 en 16-18. Centraal staan voeding, opvoeding en beweging. Tot twaalf jaar zijn ouder en kind betrokken. Capaciteit in 2006 maximaal 200 kinderen. Gedragsverandering d.m.v. kennisoverdracht, vaardigheden aanleren en vergroten van de eigenwaarde.
Het actieprogramma is zo opgezet dat er additioneel ruimte is om nieuwe initiatieven en projecten te ontplooien gedurende de komende vier jaar. Deze zullen aan moeten sluiten bij het totale actieprogramma.
4
1 De aanleiding en leeswijzer 1.1 Aanleiding Overgewicht bij jeugd is in heel Nederland een serieus gezondheidsprobleem. Het manifesteert zich vooral ook onder de jeugd in de grote steden. Het percentage jeugd met overgewicht ligt hoger dan het landelijk gemiddelde van 14%. Om die reden heeft het Ministerie van VWS de aanpak van overgewicht bij jeugd als aparte prestatie-afspraak opgenomen in het Grote Stedenbeleid (zie box). In het voorliggende actieprogramma leest u welke activiteiten er vanuit de gemeente Den Haag bovenop de reeds bestaande initiatieven ontplooid gaan worden. De afspraak met het Rijk (GSB III) In ‘De daadkracht van Den Haag’, het akkoord dat gesloten is met het Rijk, zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het bestrijden van overgewicht onder kinderen. De doelstelling is om uiterlijk eind 2009 jaarlijks vijftienhonderd kinderen in de leeftijd van vier tot negentien van passende begeleiding richting gezond gewicht te voorzien. In de komende jaren zal, met ingang van 2006, naar het bereiken van deze doelstelling toegewerkt worden. Om te kunnen meten of deze doelstelling wordt bereikt registreert de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) de volgende gegevens bij de constatering van overgewicht: 1) is er een ‘gezond gewicht advies’ gegeven (gezonder eten en/of meer bewegen) 2) er is een afspraak gemaakt voor een extra consult met betrekking tot ‘gezond gewicht’ 3) er is verwezen naar begeleiding voor het bereiken van gezond gewicht
Haagse cijfers uit 2004 laten zien dat bij 1200 kinderen van 4-19 overgewicht is geconstateerd op een totaal van 6500 kinderen (18%). In Den Haag zijn in deze leeftijdscategorie ongeveer 70.000 kinderen. Bij een overgewichtpercentage van 18% betekent dit 12.500 kinderen met overgewicht. Jaarlijks doet de jeugdgezondheidszorg periodiek geneeskundig onderzoek op 5, 10 en 14-jarige leeftijd. In 2004 zijn 6500 kinderen gezien maar in 2006 zullen er veel meer kinderen gezien worden en dan zal overgewicht dus ook vaker worden vastgesteld. Voorheen kregen kinderen op basis van de constatering van overgewicht een advies, een verwijzing of een extra afspraak met de jeugdgezondheidszorg. Echter veel kinderen (en ouders) blijken meer dan één extra consult nodig te hebben om zich voldoende gesteund te voelen om gezonde voeding en beweging een plek te geven in hun dagelijks leven. Om de begeleiding meer passend te maken is uitbreiding nodig van de zorg van de artsen en verpleegkundigen jeugdgezondheidszorg. De afspraken die met het rijk zijn gemaakt zijn in de onderstaande tabel samengevat: Jaren 2005 2006 2007 2008 Kinderen 750 1000 1000 1500 Aantallen kinderen die passende begeleiding krijgen per jaar
2009 1500
5
Door middel van het inkopen van extra zorg vanuit de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en het uitbreiden van de intensieve begeleidingsgroepen zal aan het bereiken van de doelstelling invulling worden gegeven. De afspraak die met het Rijk is gemaakt is primair gericht op het begeleiden van kinderen met overgewicht. Dit is heel belangrijk want de kinderen die overgewicht hebben moeten begeleid worden richting ‘gezond gewicht’. Daar gaan we de komende jaren hard aan werken. Gemeente Den Haag vindt daarnaast het voorkomen van overgewicht ook heel belangrijk. Kinderen die een gezond gewicht hebben moeten dat vooral behouden zodat het aantal kinderen met overgewicht niet verder groeit en stabiliseert of afneemt. Collectieve preventie draagt hier aan bij. 1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 vindt u informatie over onder andere wanneer sprake is van overgewicht en onder hoeveel kinderen overgewicht voorkomt. Hier vindt u de achtergrondinformatie met betrekking tot overgewicht. In hoofdstuk 3 komt het begeleiden van kinderen die overgewicht hebben aan bod. Hier is reeds een goede basis voor gelegd die versterkt gaat worden in de komende jaren. Het is heel belangrijk extra in te zetten op het voorkomen van overgewicht om ervoor te zorgen dat er niet steeds meer kinderen bijkomen met overgewicht. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven wat er al gebeurt op het gebied van het voorkomen van overgewicht en wat er daarnaast nog aan extra activiteiten op de rol staat. In hoofdstuk 5 komen de organisatorische randvoorwaarden naar voren. Dit hoofdstuk geeft u inzicht in de organisatie, de communicatie en de financiën van dit plan van aanpak.
6
2 Het belang van gezond gewicht 2.1 Inleiding Wereldwijd komt overgewicht onder jeugd in de westerse wereld steeds vaker voor. Ook in Nederland is overgewicht bij jeugd een structureel maatschappelijk probleem geworden en een groot gezondheidsprobleem Bij slechts een heel gering aantal kinderen, minder dan 5%, is er sprake van een medische oorzaak voor overgewicht. Dit betekent dat het overgewicht aan een ziekte is te wijten. De oorzaken liggen dus vooral in de leefstijl en leefomgeving. Wat is overgewicht? Overgewicht in het algemeen kan worden omschreven als een situatie waarin het lichaamsgewicht het voor de persoon normale gewicht overschrijdt door een meer dan normale vetopstapeling in het lichaam. Bij volwassenen wordt voor het bepalen van overgewicht de Body Mass Index (BMI) berekend. Dit wordt berekend door het gewicht (in kilogram) te delen door het kwadraat van de lengte (in meter). Er is sprake van normaal of gezond gewicht bij een BMI tussen de 20 en 25, bij een BMI tussen de 25 en de 30 is sprake van matig overgewicht en bij een BMI boven de 30 is sprake van ernstig overgewicht (oftewel obesitas). Bij de jeugd zijn deze waarden niet bruikbaar omdat de lichaamsbouw- en samenstelling tijdens de ontwikkeling sterk veranderen. Daarom zijn er BMIsds-curven gemaakt waarin, voor jongens en meisjes apart, op elke leeftijd is af te lezen hoe de BMIsds van een onderzocht kind zich verhoudt tot het gemiddelde van de Nederlandse leeftijdsgenoten. De jeugdgezondheidszorg waar kinderen periodiek onderzocht worden maakt gebruik van deze curven. Op www.gezondebasis.nl berekent de computer (na invullen van leeftijd, lengte en gewicht) de BMI van een kind.
De aandacht voor overgewicht bij jeugd en een gezonde leefstijl, zien we duidelijk terug in de media om ons heen. Kranten en lifestyle magazines wijden wekelijks artikelen aan overgewicht bij jeugd. Ook op TV verschijnen steeds meer programma’s waarin gezinnen gecoached worden om via een gezondere leefstijl het overgewicht te lijf te gaan. Enerzijds levert deze ‘hype’ een bijdrage aan de bewustwording rondom gezonde (op)voeding en beweging. Maar het kan ook leiden tot verdere stigmatisering van mensen en kinderen met overgewicht en tot bagatalisering van het probleem. Overgewicht is een belangrijke voorspeller van gezondheidsrisico’s. Op volwassen leeftijd is het gerelateerd aan hart- en vaatziekten, diabetes, hoge bloeddruk en gewrichtsklachten. Diabetus mellitus II (een vorm van suikerziekte die eerst alleen bij ouderen voorkwam) komt ook steeds meer onder kinderen voor en dit is een grote zorg. Mensen met overgewicht zijn gedurende hun leven vaker en langer ziek dan mensen met gezond gewicht1.
1
Drs. M. Kornheef, arts, presentatie Congres Overgewicht en Bewegen, Hogeschool van Amsterdam, 21 oktober 2005
7
Naast lichamelijke gevolgen heeft overgewicht ook psycho-sociale effecten. Kinderen die te dik zijn, worden op school en op straat vaak gepest. Hierdoor voelen zij zich minderwaardiger dan hun leeftijdsgenoten2. Kinderen willen niet buitengesloten worden maar gewoon meedoen met hun klasgenoten als het gaat om bijvoorbeeld gymnastiek en buiten spelen. Vaak is het ook een neerwaartse spiraal. Als het kind zwaarder wordt beweegt het minder makkelijk en wordt bewegen ook minder leuk. De gemeente Den Haag streeft ernaar het stijgende aantal kinderen met overgewicht de komende jaren tot een halt te brengen en waar mogelijk te laten afnemen door versterking van de preventie. 2.2 Overgewicht onder de Haagse jeugd Landelijke cijfers Ten opzichte van 1980 is er landelijk bij 6-jarige meisjes sprake van een verdubbeling en bij 8jarige jongens zelfs van een verdrievoudiging van het aantal kinderen waarbij sprake is van overgewicht 3
In 2003 zijn in het Epidemiologisch Bulletin van de GGD Den Haag de resultaten gepubliceerd van een onderzoek naar het voorkomen van overgewicht onder Haagse schoolkinderen, uitgesplitst naar sociaal-economische status, geslacht en etniciteit 4. Dit onderzoek is uitgevoerd met gegevens van de jeugdgezondheidszorg die in de periode 1998-2002 zijn verzameld tijdens de periodiek geneeskundige onderzoeken. Op de leeftijd van 5, 10 en 14 vindt het periodiek geneeskundige onderzoek standaard plaats. Van ongeveer 30.000 kinderen zijn de gegevens gebruikt, gelijk verdeeld over jongens en meisjes in de leeftijd van vier tot negentien jaar. Uit het onderzoek komt naar voren dat bij 18% van de Haagse jeugd sprake is van overgewicht. In de leeftijd van 4 tot 19 gaat hem om ongeveer 12.500 kinderen op een totaal van 70.000 kinderen in die leeftijdscategorie. Voor de leeftijdscategorie 0-4 jaar zijn geen Haagse cijfers bekend maar kan worden uitgegaan van een percentage kinderen met overgewicht van 5% 5. Voor de 0-4-jarigen hebben we het dan over ongeveer 1000 kinderen met overgewicht.
2
Artikel Nulvijfentwintig; Zware tijden, Remi Herasingh, november 2005 Artikel voedingscentrum, 29 november 2005 4 J.A. de Wilde, B.J.C. Middelkoop, S. van Buuren, P.H. Verkerk, Overgewicht bij Haagse schoolkinderen, epidemiologisch bulletin, 2003, jaargang 38, nummer 4 5 Dit percentage is opgevraagd bij het Kenniscentrum overgewicht in juni 2005 3
8
25%
20%
15%
Overgewicht (M) Obesitas (M) Overgewicht (J)
10%
Obesitas (J) 5%
0% Nederlands
Turks
Marokkaans
Hindostaans
Grafiek 1 Overgewicht onder Haagse jeugd, onderscheiden naar etniciteit en geslacht (J/M) op basis van metingen in de periode 2002-2003 In achterstandswijken hebben kinderen vaker overgewicht dan in meer welvarende wijken en bij Turkse en Marokkaanse kinderen is vaker sprake van overgewicht dan bij autochtone kinderen. Volgens de onderzoekers is er behoefte aan etnisch-specifieke afkappunten die beter rekening houden met verschillen in lichaamsbouw tussen de onderscheiden etnische groepen. Het afkappunt is dat punt waarbij het kind teveel van de gemiddelde lengte en gewicht afwijkt in vergelijking met andere kinderen in die leeftijd. De GGD Den Haag streeft ernaar dat er de komende jaren afkappunten komen gebaseerd op etnische achtergrond zodat de cijfers een realistischer beeld geven in een stad waarbij meer dan de helft van de kinderen een andere etnische achtergrond heeft. Er wordt gekeken of de afkappunten voor hindoestaanse kinderen al lager kunnen worden gelegd omdat hun lichaamsbouw veel fijner is. Dit betekent dat er vanaf een volwassenen BMI van 23,5 sprake is van overgewicht en bij een volwassenen BMI boven de 27 sprake is van ernstig overgewicht.
Uit een recente update van deze analyses blijkt dat het percentage kinderen met overgewicht in Den Haag nog steeds bijna 18% is (17,8% om precies te zijn, 5,1% ernstig overgewicht en 12,7% matig overgewicht) maar dat ernstig overgewicht groeit onder autochtone jongens en Turkse jongens. 2.3 Wat doet Den Haag al in de strijd tegen overgewicht onder de jeugd? Gemeente Den Haag heeft vanuit de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid in de afgelopen jaren al ingespeeld op de preventie van overgewicht bij jeugd. Haar GGD voert dit uit via gezondheidsvoorlichting rondom de onderwerpen opvoeding, voeding en beweging. De GGD Den Haag ondersteunt daarbij ook scholen en werkt nauw samen met
9
andere partners in de stad die taken uitvoeren op het terrein van preventie en gezondheidszorg GGD Den Haag heeft samen met een breed scala van deze netwerkpartners sinds 2004 een werkgroep gestart om tot een meer integrale aanpak van overgewicht bij jeugd te komen. In deze werkgroep zijn alle partners uit de zorgketen vertegenwoordigd (Juliana Kinderziekenhuis, de integrale Jeugdgezondheidszorg (0-19), een vrijgevestigd diëtist, de afdeling Sport van de gemeente, GVO, het voedingscentrum en de Haagse Hogeschool). Dit zijn zowel partijen op het gebied van het voorkomen als op het gebied van de begeleiding van kinderen met overgewicht. In de afgelopen twee jaar is door deze initiatiefgroep een aantal intensieve begeleidingsgroepen ontwikkeld en gestart. - Bij het Juliana Kinderziekenhuis bestaat sinds mei 2005 een obesitas polikliniek. - Voor verschillende leeftijdsgroepen zijn pilots gestart. Al in 2004 is de eerste begeleidingsgroep voor 9-11-jarigen gestart (Funfit). In 2005 hebben drie groepen kinderen aan Funfit deelgenomen. Er is een tweede begeleidingsgroep voor kinderen met overgewicht in de leeftijd van 9-11 jaar die ‘Door Dik en Dun’ heet en in het voorjaar van 2005 is gestart. In december 2005 is een eerste groep jongeren aan de slag gegaan met het programma Real Victory. Meer informatie over de intensieve begeleidingsgroepen is te vinden in bijlage 1. De resultaten van de groepen zijn goed want bij de deelnemers treedt veelal een gewichtstabilisatie of gewichtsreductie op. In Den Haag werken de verschillende partners goed samen op het gebied van de begeleiding van kinderen met overgewicht. Om deze samenwerking te optimaliseren zijn verwijsschema’s 0-4 en 5-19 ontwikkeld (zie bijlage 2). Deze verwijsschema’s zijn vanuit een voorzet van het kenniscentrum Overgewicht verder ontwikkelt en zijn uniek. Het verwijsschema 0-4 wordt al gehanteerd en vanaf maart zullen ook alle artsen en verpleegkundigen jeugdgezondheidszorg hiermee werken. Ook vanuit scholen en welzijnsorganisaties zijn de afgelopen jaren initiatieven ontplooid in de strijd tegen overgewicht. Kortom Den Haag is al behoorlijk op weg naar een integrale aanpak van overgewicht bij de jeugd. 2.4 Wat bepaalt een gezonde leefstijl? Het is belangrijk dat op jonge leeftijd wordt begonnen met het voorkomen van overgewicht omdat kinderen met ernstig overgewicht een verhoogde kans hebben om dit te behouden als volwassene met alle bijbehorende gezondheidsrisico’s. Dit betekent inzetten op het op gezond gewicht houden van kinderen en daarnaast in een zo vroeg mogelijk stadium kinderen (en ouders) adviseren en begeleiden. Het is makkelijker op jonge leeftijd in te grijpen. Dan kan gezond gewicht makkelijker worden bereikt. Voor kinderen geldt dat wanneer zij op gewicht blijven er door hun groei een betere verhouding tussen lengte en gewicht kan ontstaan. Echter wanneer sprake is van ernstig overgewicht is reductie van het gewicht nodig om richting gezond gewicht te bewegen.
10
Wanneer je het over gezond gewicht hebt, betekent dit dat mensen qua (op)voeding en bewegen gezond gedrag moeten vertonen. Gedrag is echter heel moeilijk te beïnvloeden. Gedrag van mensen wordt bepaald door attitude, sociale normen, culturele achtergrond, eigen effectiviteit en gewoontes. Hierdoor wordt er vanuit verschillende culturen anders tegen overgewicht aangekeken. Acceptatie is ook een belangrijk aspect. Het gebeurt nog heel vaak dat ouders en kinderen niet onderkennen dat er sprake is van een probleem. Het motiveren van kinderen en ouders om te gaan werken aan een gezond gewicht is derhalve heel belangrijk. Naast gedrag is ook de maatschappij bepalend voor een gezonde leefstijl. De werking van onze maatschappij is niet stimulerend op het gebied van gezonde voeding en beweging. Het gaat hierbij om de trend van ‘XXL’ bij het aanbod van eten en drinken. Bijvoorbeeld de enorme bak popcorn in de bioscoop. Daarnaast is de inrichting en het gebruik van de omgeving niet bevorderlijk voor lichamelijke activiteit. Denk aan de vele roltrappen en de onveiligheid op straat6. Verder belemmert het toenemend gebruik van de computer en de televisie de beweging. De rol van commercie en reclames versterken deze negatieve tendenzen.
6
Prof. Dr. W. van Mechelen, hoogleraar, presentatie congres Overgewicht en bewegen, Hogeschool van Amsterdam, 21 oktober 2005
11
3 Naar een gezond gewicht De afspraken met het Rijk zijn gemaakt op het gebied van het begeleiden van overgewicht. Daarom wordt in dit hoofdstuk eerst ingegaan op de beschrijving van het curatieve traject. 3.1 Algemeen De Jeugdgezondheidszorg speelt een centrale rol bij het bepalen welke zorg nodig is voor een kind met overgewicht. Soms kan een advies volstaan als overgewicht vroegtijdig is opgespoord en in andere gevallen zijn extra consulten of een verwijzing nodig. Er is nog geen best practice beschikbaar voor de aanpak van overgewicht. Daarom zijn er vanuit het Kenniscentrum Overgewicht een aantal aanbevelingen gedaan. Dit zijn: 1) Stimuleren borstvoeding 2) Stimuleren ontbijten 3) Stimuleren buiten spelen 4) Reduceren frisdrankgebruik en 5) Reduceren TV-kijken De jeugdgezondheidszorg neemt deze aanbevelingen mee om overgewicht te voorkomen maar gebruikt ze ook als advisering om met overgewicht aan de slag te gaan. Daarnaast raadt het Kenniscentrum aan extra zorg te leveren vanuit de Jeugdgezondheidszorg. Deze extra zorg bestaat uit extra consulten voor kinderen met overgewicht om hen te voorzien van een veranderplan met daarbij de nodige adviezen en indien nodig ook doorverwijzing naar begeleidingsmogelijkheden. 3.2 Centrale rol jeugdgezondheidszorg bij vaststelling overgewicht De belangrijkste rol in de zorgketen bij overgewicht is weggelegd voor de jeugdarts en de jeugdverpleegkundigen. Tijdens de eerste vier levensjaren worden kinderen heel frequent gezien door de arts of verpleegkundige op het consultatiebureau. Daarna vind op vijfjarige, tienjarige en veertienjarige leeftijd het Periodiek Geneeskundig Onderzoek plaats (PGO). Tijdens zo’n PGO kan geconstateerd worden dat er sprake is van overgewicht. Vaststelling vindt plaats op basis van het landelijk signaleringsprotocol overgewicht. Dit protocol zorgt ervoor dat bij alle kinderen in Nederland op dezelfde manier matig overgewicht en ernstig overgewicht (obesitas) wordt vastgesteld. De vastgestelde internationale BMI grenswaarden voor kinderen zijn de meest geschikte maat om overgewicht en ernstig overgewicht te definiëren. Voor het vaststellen van overgewicht (terwijl nog geen sprake is van ernstig overgewicht) wordt de BMIsds aangevuld met de klinische blik van de onderzoeker. De klinische blik neemt o.a. mee: lichaamsbouw, etniciteit en de verdeling van vet over het lichaam. Voor hele jonge kinderen is de BMIsds als signaleringsinstrument niet goed toepasbaar is. Een kenmerk dat wel een voorspellende waarde heeft voor met overgewicht gepaard gaande co-
12
morbiditeit op volwassen leeftijd is de BMI van de ouder. Dikke baby’s en peuters met dikke ouders hebben meer kans op overgewicht op volwassen leeftijd (en dus morbiditeit) dan dikke baby’s en peuters met ouders zonder overgewicht.
3.3 Overgewicht en dan? Indien overgewicht wordt vastgesteld dan gaf de jeugdarts of jeugdverpleegkundige voorheen aan 4 tot en met 18-jarigen: - een advies, - een verwijzing (bij medische oorzaak overgewicht of vermoeden daarvan dan altijd verwijzing naar de kinderarts) - of een extra consult. De keuze is afhankelijk van de mate van overgewicht. Bij matig overgewicht speelt de klinische blik een grote rol. De verpleegkundige of arts jeugdgezondheidszorg bepaalt wat nodig is voor het kind. De keuze voor een advies, verwijzing of extra consult is toegesneden op de situatie van het kind. Voor 2 t/m 4-jarigen waren tot nu toe maximaal twee consulten beschikbaar op basis van de constatering van overgewicht. Vanuit het actieprogramma zal vanaf het voorjaar 2006 aan kinderen met overgewicht van 2 t/m 18 een extra zorgtraject worden aangeboden. 3.3.1 Extra zorg vanuit de jeugdgezondheidzorg Na afspraken met de JGZ blijkt het mogelijk om aan kinderen met overgewicht meer dan één extra consult te geven. Met middelen vanuit het actieprogramma ‘Gezond gewicht’ kan de zorg geïntensiveerd worden. Voor het pilotjaar 2006 wordt voor 1000 kinderen extra zorg vanuit de Jeugdgezondheidszorg georganiseerd. Voor 250 0-4 jarigen bestaat de extra zorg uit de keuze tussen een huisbezoek en een extra consult of meerdere extra consulten met als doel om een veranderingsproces teweeg te brengen. Zevenhonderdvijftig 5 tot 18-jarigen ontvangen in 2006 gemiddeld 3,5 consult extra op het standaard extra consult wat bij overgewicht wordt gegeven. Centraal tijdens deze extra consulten staat het opstellen van een veranderplan met kind (en ouder). De verdeling van de 1000 kinderen over de rayons vindt plaats op basis van het aantal kinderen per rayon en de achterstandsscores van dat rayon. De JGZ van de GGD (5-19) kent vijf rayons te weten Segbroek/ Loosduinen, Leidschenveen-Ypenburg, Centrum/ Laak, Scheveningen/ Haagse Hout en Escamp. Er zijn verwijsschema’s gemaakt door de werkgroep Over Gewicht. Hierin zijn de extra consulten verwerkt waarvan de artsen en verpleegkundigen gebruik kunnen maken. Per consult staat aangegeven wat er gedaan moet worden en wat de mogelijke verwijsmogelijkheden zijn (zie bijlage 2). Via deskundigheidsbevordering zal gezorgd worden voor kennisoverdracht op het gebied van het verwijsschema, motiverende gespreksvoering en het maken van een veranderplan.
13
Aan alle kinderen met overgewicht (en de ouders) wordt het extra zorg traject aangeboden maar de verwachting is dat niet iedereen hiervan gebruik zal willen maken. In ieder geval zal geprobeerd worden kind en ouder een advies mee te geven en zo nodig een verwijzing. Wanneer het extra zorgtraject wordt ingegaan kan een advies en/of verwijzing onderdeel uitmaken van het veranderplan. 3.3.2. Het advies De jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen nemen in hun advies, indien van toepassing, de vijf veelbelovende elementen in de strijd tegen overgewicht mee (borstvoeding, ontbijten, minder frisdrank, minder tv en meer buiten spelen). Een advies aan de ouder kan zijn om een cursus te gaan volgen op het gebied van voeding, opvoeding of beweging. Het advies kan ook zijn dat het kind meer moet gaan bewegen, door bijvoorbeeld meer te gaan wandelen en fietsen. Maar meer bewegen kan ook via brede buurtscholen omdat die in het kader van de verlengde schooldag aanbod hebben. Welzijn organiseert bijvoorbeeld een sport instuif of er is een sportvereniging in de buurt. De adviesmogelijkheden per stadsdeel worden in kaart gebracht voor de jeugdgezondheidszorg 3.3.3. De verwijzing Afhankelijk van de mate van overgewicht kan verwijzing plaatsvinden naar een diëtist, een orthopedagoog, een fysiotherapeut, een begeleidingsgroep op het gebied van overgewicht of naar het beweegproject vanuit de Haagse Hogeschool. De werkgroep Over Gewicht (voorheen Dik in Den Haag) die opgezet is in 2004 heeft de afgelopen jaren een aantal begeleidingsmogelijkheden ontwikkeld (zie bijlage 1). Voor alle leeftijdscategorieën (2,5-4, 5-8, 9-11, 12-15, 16-18) is een begeleidingsgroep waar zowel opvoeding, voeding als bewegen onderdeel van uitmaken en waarbij een beweegexpert, een opvoeddeskundige en een diëtist betrokken zijn. In 2006 start Funfit voor 2,5-4-jarigen en er komt voor de doelgroep 5-8-jaar vanaf zomer 2006 aanbod. Het aanbod is stedelijk en er wordt gestreefd naar een goede spreiding over de stad. Er is onvoldoende capaciteit om alle kinderen met overgewicht naar een begeleidingsgroep te sturen. Deze intensieve aanpak is ook niet nodig bij alle kinderen met overgewicht. In 2006 zal gekeken worden wat de vraag is vanuit de Jeugdgezondheidszorg naar deze begeleidingsgroepen. De effecten van de intensieve begeleidingsgroepen worden door TNO in samenwerking met de afdeling Epidemiologie van de GGD Den Haag onderzocht. Op basis hiervan zal bepaald worden of en hoe uitbreiding in de toekomst mogelijk is. In ieder geval zullen de zorgverzekeraars in dit project betrokken worden.
14
Criteria voor intensieve begeleidingsgroepen: -Zij maken gebruik van de al ontwikkelde aanpakken per leeftijdsgroep waarvan de doelstellingen zijn: het vergroten van de kennis over voeding, opvoeding en beweging bij kind en ouders en het ontwikkelen van vaardigheden om het voedings-, opvoedings en beweeggedrag te veranderen, het vergroten van de zelfwaardering en het zelfvertrouwen, gewichtsstabilisatie en/of gewichtsvermindering. - Er wordt aandacht besteedt aan voeding en beweging. Bij 0-12-jarigen is er ook aandacht voor de opvoeding en worden ouders betrokken. - Er zijn deskundigen op het gebied van opvoeding, voeding en beweging die begeleiden (denk aan een orthopedagoog, psycholoog of opvoeddeskundige, een diëtist en een beweegexpert). - Er wordt rekening gehouden met een goede spreiding over de stad. - Evaluatie maakt onderdeel uit van het project (begin, na afloop en na half jaar/ jaar) Vanaf januari 2006 gaat er ook een pilotproject draaien met de Haagse Hogeschool. Deze pilot is alleen gericht op het beweegaspect. Kinderen uit groep 3 t/m 8 kunnen onder begeleiding van studenten twee a drie keer in de week een uur bewegen. Voor sommige kinderen kan dit de passende begeleiding zijn die ze nodig hebben. Het gaat in ieder geval niet om kinderen met ernstig overgewicht. Ook de effecten van deze begeleiding zullen onderwerp van onderzoek zijn. In een interventiewaaier zullen alle mogelijke advies- en verwijsmogelijkheden worden opgenomen (inclusief commercieel aanbod in het stadsdeel of de actiewijk). Deze interventiewaaier kan de jeugdarts of jeugdverpleegkundige gebruiken in het begeleidingstraject en komt digitaal beschikbaar. Na selectie van een stadsdeel/ actiewijk en de leeftijd van een kind zullen alle advies- en verwijsmogelijkheden eruit rollen. De arts of verpleegkundige jeugdgezondheidszorg bepaalt wat een passend advies of passende verwijzing is. Ook andere zorgverleners (bijvoorbeeld de huisarts en fysiotherapeut) kunnen hiervan gebruik maken. 3.4 Registratie door de JGZ Het registratiesysteem van de JGZ brengt in ieder geval bij ieder consult lengte en gewicht in kaart en hiermee kan de BMIsds-ontwikkeling van het kind gedurende het extra zorgtraject gevolgd worden. Het registratiesysteem zal verfijnd worden zodat aangegeven kan worden wat is geadviseerd of waarheen is doorverwezen. Daarnaast kan aangegeven worden dat een kind in het extra zorg traject is opgenomen. Van de kinderen en jongeren die aan het intensieve zorgtraject deelnemen, zal de buikomvang gemeten worden omdat hier vaak als eerste resultaat is te zien van begeleiding. In aanvulling hierop zal het effect van dit zorgtraject op het gebied van gedragsverandering in kaart worden gebracht (zie 3.6). Als de extra zorg effectief is, zal het deel gaan uitmaken van het structurele zorgaanbod van de Jeugdgezondheidszorg. Voor de periode 2008-2009 kunnen dan nog 1000 kinderen extra zorg krijgen vanuit het actieprogramma ‘Gezond Gewicht’. Het is de bedoeling dat ook deze zorg onderdeel wordt van het basistakenpakket of het maatwerkdeel van de Jeugdgezondheidszorg zodat
15
na 2009 uiteindelijk 2000 kinderen jaarlijks extra zorg krijgen op basis van de constatering van overgewicht. 3.5 Deskundigheidsbevordering De jeugdgezondheidszorg 0-4 heeft vorig jaar deskundigheidsbevordering gehad op het gebied van het protocol en het verwijsschema. Voor de jeugdgezondheidszorg 5-19 zal aandacht komen voor het verwijsschema en voor motiverende gespreksvoering (er zal een methodiek worden aangereikt om ouders en kinderen te stimuleren met overgewicht aan de slag te gaan). Het extra zorgtraject zal door een ‘gespecialiseerd’ verpleegkundige worden opgepakt die via deskundigheidsbevordering zal leren hoe invulling te geven aan het veranderplan. 3.6 Evaluatie en monitoren Er vindt momenteel afstemming plaats met TNO over de invulling van de evaluatie. In samenwerking met de afdeling Epidemiologie van de GGD Den Haag zullen zij zorgdragen voor de effectevaluatie van de extra zorg vanuit de JGZ en voor de effecten van de intensieve begeleidingsgroepen. Er komen vragenlijsten voor de intensieve begeleidingsgroepen. Voor iedere leeftijdscategorie 2,5-4, 5-8, 9-11, 12-15,16-18 zullen vragenlijsten komen die door ouders, ouder en kind of jongere ingevuld gaan worden. Dit gebeurt voor aanvang van de begeleiding, na afloop en een half jaar na beëindiging van de begeleiding.
16
4 Gezond gewicht houden Er zijn een groot aantal kinderen in Den Haag die gezond gewicht hebben (die niet te licht zijn en niet te zwaar). We willen deze kinderen graag op dit gezonde gewicht houden en daarvoor is collectieve preventie heel belangrijk. Dit zijn activiteiten gericht op alle kinderen om te voorkomen dat zij richting ongezond gewicht bewegen. 4.1 Algemeen Bij kinderen met een gezond gewicht is er sprake van een goede balans tussen voeding en bewegen. Dit betekent dat de inname van voeding in evenwicht is met de inspanningen die worden geleverd. Het voedingscentrum heeft normen ontwikkeld wat een kind per dag zou moeten eten. Daarnaast geeft de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) aan dat kinderen een uur per dag matig intensief moeten bewegen (wandelen, fietsen en buiten spelen) en twee keer per week een uur intensief moeten bewegen bijvoorbeeld bij een sportclub. Het leven van een kind speelt zich af op school, thuis en in de nabije omgeving van het huis (voor jongeren is dit anders omdat zij een grotere actieradius hebben en zich ook buiten de eigen buurt en wijk begeven). Al deze ‘domeinen’ zijn bepalend voor het voedings- en beweeggedrag van een kind en dus voor een gezonde leefstijl. De school, de buurt en thuis kunnen een gezonde leefstijl stimuleren. Daarom is het belangrijk om te kijken of deze domeinen gestimuleerd kunnen worden om een positieve invloed uit te oefenen op de leefstijl. De gemeente kan ondersteuning bieden aan deze domeinen. 4.2 De school Kinderen brengen een groot deel van hun tijd door op school. Het is daarom heel belangrijk scholen te betrekken in de aanpak van het overgewicht, want zij bieden een goede ingang om kinderen en hun ouders te bereiken. Ieder kind tot een leeftijd van zestien jaar komt dagelijks op school. Op school leert een kind over gezonde voeding en het belang van bewegen. Het aanbieden van melk en fruit via school stimuleert een gezonde leefstijl evenals beweegmogelijkheden tijdens en na schooltijd. Via een ouderavond kan de school kennis overdragen aan ouders over een gezonde leefstijl.
17
4.2.1. Het Gezonde schoolmodel De GGD Den Haag en scholen werken samen aan de implementatie van (onderdelen van) het gezonde schoolmodel als invulling van het schoolgezondheidsbeleid. Het gezonde schoolmodel7 bestaat uit de volgende onderdelen: • zorgaanbod • gezondheidseducatie • sport/beweging • voedingsaanbod op school • ouder en buurtparticipatie • psychologische en sociaal emotionele ondersteuning en begeleiding • gezond schoolklimaat en • gezondheidsbevordering op de werkplek Bijna alle onderdelen sluiten aan op de aanpak van overgewicht bij jeugd. Vanuit het actieprogramma gezond gewicht worden scholen daarom verder ondersteund bij de verdere uitwerking van die onderdelen van het gezonde schoolmodel. Voor wat betreft het zorgaanbod vindt (preventief) gezondheidsonderzoek plaats door middel van het periodiek geneeskundig onderzoek op vijf, tien en veertienjarige leeftijd. Het PGO brengt de algehele gezondheid van het kind in kaart op dat moment. Als extra zorg nodig blijkt dan krijgt het kind deze zorg. In het geval van overgewicht gebeurt dit door het geven van een advies, extra consult of een verwijzing. Voor 1000 kinderen van 0-18 is een extra zorgtraject beschikbaar. De interne begeleider/ zorgcoördinator op de school kan tussentijds, wanneer daar aanleiding voor is, zorgen voor een extra consult bij de Jeugdgezondheidszorg. (Vak)leerkrachten kunnen via het formulier ‘aanvraag voor onderzoek/ advies voor een leerling’ een extra consult aanvragen bij de Jeugdgezondheidszorg. De vakleerkracht lichamelijke opvoeding (LO) heeft door de gym- en zwemlessen zicht op de ontwikkeling van overgewicht bij iedere leerling. Een grote zichtbare gewichtstoename in korte tijd kan een goede aanleiding zijn voor het aanvragen van een extra consult. Voor zo’n aanvraag is wel de toestemming van de ouders nodig. Vanuit de GGD Den Haag is veel voorlichtingsmateriaal beschikbaar op het gebied van opvoeding en voeding. Er zijn echter nog weinig materialen die een combinatie bieden van voeding en beweging. Er is wel veel in ontwikkeling op dit gebied. Het aanbod zal inzichtelijk worden gemaakt voor de scholen. Scholen kunnen via het documentatiecentrum van de GGD kennis maken met deze materialen, ze uitproberen en eventueel aanschaffen. Qua sport en beweging speelt de vakleerkracht lichamelijke opvoeding een grote rol. Er is nog niet vaak samenhang tussen de lessen voeding, gezondheid en gezond gedrag en de lessen bewegen. De onderwijsinspectie heeft ook geconcludeerd dat weinig verband
7
Het Gezonde Schoolmodel is ontwikkeld vanuit het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ)
18
wordt gelegd tussen de lessen voeding, gezondheid en gezond gedrag en de lessen bewegen. Daarnaast is er veel extra beweegaanbod aansluitend aan schooltijd. Bij het primair onderwijs in de vorm van de verlengde schooldag en bij het voortgezet onderwijs in de vorm van sportplannen. Dit beweegaanbod draagt bij aan het voorkomen van overgewicht. Het is belangrijk dat kinderen met (dreigend) overgewicht qua sport en beweging op school aan hun trekken komen en dat zij extra gestimuleerd worden hieraan deel te nemen. Dit gebeurt ook al vanuit een project als sportintroductie en keuze. Het Voedingscentrum heeft het project ‘de gezonde schoolkantine’ wat bijdraagt aan een gezond voedingsaanbod op school. Hier werken al een aantal scholen in het voortgezet onderwijs van Den Haag aan mee. Het actieprogramma ‘Gezond Gewicht’ wil meer scholen stimuleren hier aan mee te doen. ‘Fruitdate’ is een project wat middelbare scholieren zal aanzetten tot het eten van meer fruit. Dit wordt vanaf het nieuwe schooljaar aan alle VO-scholen aangeboden. In het primair onderwijs stimuleert de leerkracht om gezond te eten en te drinken. Denk aan het promoten van het drinken van water en melk. Om aan gezonde voeding een impuls te geven zal voor het primair onderwijs het project ‘Schoolgruiten’ vanaf schooljaar 2006 worden heringevoerd. Ouderbetrokkenheid is heel belangrijk daar waar het om overgewicht gaat. Want de schoolsituatie kan heel goed ingericht zijn maar de thuissituatie kan heel tegenstrijdig zijn. Het is moeilijk voor een kind om zich aan deze verschillende situaties aan te passen. De GGD Den Haag coördineert voorlichting rondom onder andere de thema’s voeding, bewegen en opvoeding. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de culture achtergrond van de Haagse inwoners. Daarnaast zijn er allerlei andere partijen in de stad die aan de voorlichting rondom deze thema’s meewerken. Het ontwikkelen van voorlichting waarbij sprake is van een combinatie van (op)voeding en beweging wordt gestimuleerd. Voor de scholen zal in kaart worden gebracht wat de mogelijkheden zijn voor voorlichting zodat zij hier gebruik van kunnen maken. In het speciaal onderwijs is bij bijna de helft van de kinderen sprake van overgewicht. Voor deze kinderen zal gekeken worden op welke wijze extra ingezet kan worden op de bestrijding van overgewicht. Vaak is sprake van gecompliceerde gezondheidsproblematiek waardoor een andere aanpak noodzakelijk is. In 2006 zal in overleg met de scholen een interventie worden voorbereid.
4.2.2. Het project ‘De gewichtige vakleerkracht’ In de actiewijken (zie 4.3) krijgen scholen de mogelijkheid de vakleerkracht lichamelijke opvoeding (LO) met ingang van het schooljaar 2006/2007 extra tijd te geven (1 uur) om te besteden aan het voorkomen en vroegsignaleren van overgewicht.
19
Er is bewust gekozen voor de vakleerkrachten LO in het primair onderwijs omdat tussen vijf en tien jaar de kans het grootst is dat overgewicht zich ontwikkeld. In die tijd vindt geen Periodiek Geneeskundig Onderzoek plaats. In de wijken met gezondheidsachterstanden krijgt de vakleerkracht LO vanaf het nieuwe schooljaar één uur extra in de week (dit loopt door tot en met het schooljaar 2009-2010). Dit uur extra zal worden ingevuld met werkzaamheden die de strijd tegen overgewicht ten goede komen. Bijvoorbeeld door invulling te geven aan het leerlingvolgsysteem, door kinderen met overgewicht te begeleiden bij de uitvoering van hun veranderplan of door het gezonde schoolmodel invulling te geven. Een klein deel van de tijd zal nodig zijn voor ‘vaste taken’ als het meten, de registratie en bijscholing en de rest van de tijd kan naar eigen inzicht ingevuld worden voor het begeleiden van kinderen met overgewicht en het voorkómen van overgewicht. Voor de ondersteuning van de vakleerkracht bij het invullen van de nieuwe rol zal een begeleider beschikbaar zijn. Deskundigheidsbevordering voor de vakleerkrachten lichamelijke opvoeding maakt ook onderdeel uit van het project. In dit project wordt gewerkt met een leerlingvolgsysteem, waarin het meten van lengte en gewicht centraal staat. De verwachting is dat zo in een vroeg stadium (dreigend) overgewicht opgespoord wordt en meestal met een advies of lichte begeleiding kan worden volstaan om het overgewicht aan te pakken. Het systeem zal aansluiten op de registratie van de jeugdartsen en verpleegkundigen zodat gegevens aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Vanuit het totaalbudget van het actieprogramma zal voor de periode 2006-2009 280.000 euro worden gereserveerd. Dit is het geld wat, voor de schooljaren 2006-2009, nodig is om de vakleerkrachten lichamelijke opvoeding in de actiewijken een uur extra in de week te geven (een jaar lang een uur vakleerkracht lichamelijke opvoeding kost 1.400 euro x 50 scholen= 70.000 euro x 4 jaar= 280.000 euro). 4.3 De wijk Een wijk die door haar fysieke inrichting of aanbod van voorzieningen een gezonde leefstijl van haar wijkbewoners stimuleert, draagt bij aan de bestrijding van overgewicht. Dit is niet in alle wijken in Den Haag even goed geregeld, met name in de wijken met grote gezondheidsachterstand zal daar de komende jaren, ook voor jeugd expliciet op worden ingezet. Dit krijgt concreet vorm door samenwerking met het actieprogramma ‘Gezondheidsachterstand moet wijken’, in de zes actiewijken: - Transvaal - Schilderswijk - Moerwijk/Morgenstond - Bouwlust/Vrederust - Laak-Noord - Regentesse-/Valkenboskwartier
20
De verwachting is dat door de aanpak op scholen met een leerlingvolgsysteem, juist in deze wijken met gezondheidsachterstanden, meer kinderen met (dreigend) overgewicht gesignaleerd worden. Juist voor deze groep kinderen is een passende activiteit in de directe omgeving (in of nabij de wijk) cruciaal in de eerste stappen naar een gezondere leefstijl. In deze actiewijken is dus een sluitend aanbod nodig van activiteiten waar de vakleerkracht bij dreigend overgewicht of de arts van de jeugdgezondheidszorg bij matig overgewicht naar kan verwijzen. Vanuit de sectoren onderwijs, sport en welzijn worden allerlei activiteiten en initiatieven gestimuleerd die bijdragen aan het tegengaan van overgewicht. Denk aan de brede buurtscholen met de verlengde schooldag, de sportintroductie- en keuze voor het primair en voortgezet onderwijs of welzijnsactiviteiten ten aanzien van opvoeding (puber-ouder cursussen), gezond koken en laagdrempelige bewegingsactiviteiten zoals dansen. Uitgangspunt van het actieprogramma ‘Gezond Gewicht’ is om vanuit de leerkrachten en artsen JGZ zoveel mogelijk naar deze bestaande initiatieven in de wijk door te verwijzen. Ongetwijfeld zullen zich ook witte vlekken in het wijkaanbod aandienen. Door aanhaking bij het actieprogramma ‘Gezondheidsachterstand moet wijken’ kunnen knelpunten en oplossingen op dit vlak met de wijkgezondheidspanels en de STIOM-netwerken worden voorbereid. Bij voorkeur zal bij nieuwe initiatieven worden aangehaakt bij de sportieve driehoek waarbij scholen, welzijnsorganisaties en sportverenigingen samenwerken. De initiatieven geven invulling aan de behoeftes in de wijk op het gebied van het voorkomen van overgewicht en lichte begeleiding bij overgewicht. De beweegscan die begin 2006 aan kinderen in de wijk Escamp zal worden voorgelegd zal ook inzichtelijk maken wat kinderen belemmerd om te bewegen. Gekeken kan worden hoe deze belemmeringen weggenomen kunnen worden. Criteria voor wijkinitiatieven: Er kan sprake zijn van (kleinschalige) activiteiten op het gebied van (op) voeding en beweging en bij voorkeur is sprake van een combinatie van deze onderwerpen. De activiteit is preventief en niet curatief van aard. Er wordt outreachend gewerkt en bestaande en nieuwe activiteiten worden dichter bij de doelgroep gebracht. Er zijn activiteiten voor peuters, kleuters, primair onderwijs en voortgezet onderwijs leerlingen oftewel voor alle leeftijdscategorieën. De activiteit sluit aan bij de achtergrond van het kind en de achtergrond van de ouders van het kind De activiteit biedt goede mogelijkheid voor afstemming tussen zorg, welzijn, onderwijs en sport. De activiteit heeft een aanvaardbare prijs/ kwantiteit/ kwaliteit-verhouding Het resultaat van de activiteit is meetbaar De activiteit heeft voldoende waarborg voor succesvolle implementatie (ook op lange termijn) en er is nagedacht over een implementatieplan Er is bij voorkeur sprake van cofinanciering
21
Ten aanzien van de leefomgeving is soms een wijziging van de fysieke inrichting van de wijk nodig. Ook hier zal in samenspraak met deze wijken (wijkgezondheidspanels en andere bestaande netwerken in deze wijk) de knelpunten en oplossingen worden besproken. Met verschillende beleidssectoren van gemeente Den Haag, zoals stedelijke ontwikkeling, stadsbeheer en milieu, zal gekeken worden hoe activiteiten beter afgestemd kunnen worden. Denk hierbij aan speelmogelijkheden in de wijk en veilig kunnen fietsen en wandelen. In de wijken met gezondheidsachterstanden kan ook de sociaaleconomische status een belemmering zijn voor wijkbewoners om gebruik te maken van het aanbod. Met de dienst Sociale Zaken en werkgelegenheid worden mogelijkheden gecreëerd om stimulering van een gezonde leefstijl actiever te promoten via bijvoorbeeld de Ooievaarspas. Commerciële partners kunnen ook ideeën hebben die een welkome bijdrage zijn voor het voorkomen van overgewicht. Als zij bijvoorbeeld kunnen inspelen op het gebrek aan beweegmogelijkheden in een wijk zou dat een mooie aanvulling kunnen zijn op de wijkinitiatieven.
4.4 Thuis De thuissituatie is heel moeilijk beïnvloedbaar. Geprobeerd zal worden via de school en wijk ouders van de jeugd te bereiken. Denk hierbij aan thuisopdrachten vanuit school en (vak)leerkrachten die contact hebben met ouders en aan wijkaanbod op het gebied van beweging waarbij ook aandacht is voor voeding en omgekeerd. Ouders zijn een groot voorbeeld voor hun kinderen. Doen de ouders niet aan sport of eten ze nooit fruit dan is een kind ook niet snel geneigd om dit te doen. Ook afspraken thuis over het drinken van frisdrank, televisiekijken en computeren kunnen heel belangrijk zijn voor de invulling van een gezonde leefstijl van een kind. Via de media is in ieder geval veel aandacht voor gezondheid en een gezonde leefstijl en dit kan een positieve invloed hebben op de thuisomgeving. Er zal worden uitgezocht of het mogelijk is een educatieve televisieserie te ontwikkelen rondom het voorkómen van overgewicht. 4.5 Evaluatie en monitoren Van alle verschillende projecten die bijdragen aan het voorkomen van overgewicht is het moeilijk om aan effectmeting te doen. Echter voor het project ‘De Gewichtige Vakleerkracht’ zal een subsidieaanvraag worden ingediend voor de evaluatie.
22
5 Gezond Gewicht georganiseerd 5.1 Inleiding Voor de uitvoering van het actieprogramma ‘Gezond Gewicht’ zijn afspraken rondom afstemming en besluitvorming heel belangrijk. In dit hoofdstuk zal ook aandacht worden besteed aan de communicatie, onderzoek naar de resultaten van de acties en de financiën worden inzichtelijk gemaakt. 5.2 De organisatie Stuurgroep Een ambtelijke stuurgroep ‘Lokale aanpak gezondheidsachterstanden’ adviseert via de wethouder Welzijn, Volksgezondheid en Emancipatie het gemeentebestuur over de wijkgerichte aanpak van gezondheidsachterstanden en de aanpak van overgewicht bij jeugd in Den Haag. Deze stuurgroep wordt voorgezeten door de directeur Volksgezondheid en Zorg. In de stuurgroep participeren de sectoren onderwijs, welzijn, sport en gezondheid en het grotestedenbeleid. Curatieve coördinatiegroep: Over Gewicht in Den Haag Sinds 2004 is er een afstemmingsoverleg van GGD Den Haag met de belangrijkste ketenpartners voor de aanpak van overgewicht bij jeugd (zie ook hoofdstuk 1). Deze coördinatiegroep was gericht op de begeleiding van kinderen met overgewicht (JKZ, JGZ, een vrijgevestigd diëtist, de HHS (afdeling sport en bewegen) en op het voorkomen van overgewicht. Deze coördinatiegroep wordt gesplitst in een curatieve coördinatiegroep en een preventieve coördinatiegroep. De curatieve coördinatiegroep heet ‘Over Gewicht’ waarin van ieder project een vertegenwoordiger aanwezig zal zijn, waarbij sommige deelnemers meerdere projecten vertegenwoordigen. Het doel is samenwerken en afstemmen. Preventieve coördinatiegroep; ‘Gezond Gewicht’ In deze coördinatiegroep zullen alle projecten op het gebied van het voorkómen van overgewicht vertegenwoordigd zijn. Dit kunnen structurele projecten zijn als ‘de Gezonde School’ en het project ‘De gewichtige vakleerkrachten LO’ of incidenteel als het bijvoorbeeld Schoolgruiten betreft waarvoor begin 2006 een tijdelijke gruitmedewerker is aangenomen. De projectleider overgewicht van het voedingscentrum maakt onderdeel uit van de coördinatiewerkgroep evenals een vertegenwoordiger van de beleidsvelden onderwijs, welzijn en sport. Voor wat betreft het in kaart brengen van aanbod en vraag in de actiewijken op het gebied van voeding, opvoeding en beweging zal aangehaakt worden bij reeds bestaande overlegorganen als de STIOM-platforms en de wijkpanels. Indien er behoefte is vanuit het veld, kunnen er rondom de onderwerpen voeding, opvoeding en bewegen kennisgroepen opgezet worden om informatie uit te wisselen over aanpak en behandeling.
23
Tot slot vinden er besprekingen plaats met de Haagse Hogeschool over mogelijke ondersteuning van het actieprogramma ‘Gezond Gewicht’ door studenten van de verschillende opleidingen die zich bezig houden met voeding, opvoeding en bewegen. 5.3 De communicatie De communicatiedoelstelling is om via intermediairen, bij kinderen met (dreigend) overgewicht (en hun ouders) bewustwording te bewerkstellingen rondom voeding, opvoeding en beweging en, zo mogelijk, gedragsverandering. Er komt een uitgebreid communicatieplan waarin de doelgroepen, de kernboodschap, de communicatiestrategie en de communicatiemiddelen aan bod komen. Voor wat betreft de aftrap van het actieprogramma is bewust gekozen om alle scholen van het primair onderwijs te betrekken. Er is voor ieder kind van het primair onderwijs een groen-geel springtouw en voor iedere schoolklas een CD met het lied ‘Spring’. Het lied gaat over een gezonde leefstijl (zie bijlage 3). Het springtouw en het lied stimuleren tot een gezonde leefstijl. 5.4 Financiën Naast de budgetten die er zijn voor gezondheidsbevordering is er aanbod vanuit welzijn, onderwijs en sport wat bijdraagt aan een gezonde leefstijl. Vanuit het Grote Stedenbeleid is er voor de periode 2005-2009 680.000 euro per jaar beschikbaar gesteld. Hiervan gaan de personele kosten van de projectleider af. In totaal is voor de komende vier jaar bijna drie miljoen euro beschikbaar. Dit geld zal 50-50 over curatie en preventie worden verdeeld. Waar mogelijk verschuift het accent steeds meer naar de financiering van het voorkómen van overgewicht. De prestatieafspraak (eind 2009 krijgen 1500 kinderen passende begeleiding) en de aanvullende ambities kunnen binnen dit bedrag worden uitgevoerd.
24
Verklarende afkortingenlijst BOS BMI GGD GVO JGZ JKZ LO NIGZ NNGB PGO STIOM
Buurt/ Onderwijs/ Sport Body Mass Index (lengte gedeeld door het gewicht in het kwadraat) Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gezondheidsvoorlichting en opvoeding Jeugdgezondheidszorg Juliana Kinderziekenhuis/ Hagaziekenhuis Lichamelijke opvoeding Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie Nederlandse Norm Gezond Bewegen Periodiek Geneeskundig onderzoek Stichting ter ondersteuning van de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening
25
Bijlage 1 Organisties die intensieve begeleiding verzorgen Juliana Kinderziekenhuis Naam begeleidingsgroep: Polikliniek Obesitas, behandelgroep ‘Haagse maatjes’, Juliana Kinderziekenhuis/ Hagaziekenhuis Doelgroep: kinderen in de leeftijd van 8-16 jaar met ernstig overgewicht en hun ouders Doelstelling: het bereiken van gedragsverandering op het gebied van voeding, beweging en opvoeding en reductie van het gewicht. Aanpak: de kinderen worden gedurende 12 weken begeleidt door een kinderpsycholoog, kinderfysiotherapeut, kinderarts en dietiste, gespecialiseerd in de begeleiding van kinderen en hun ouders. Frequentie: drie keer per jaar start een behandelgroep voor 12 kinderen (Totaal 36 kinderen) Locatie: Juliana Kinderziekenhuis/ Hagaziekenhuis, stadsdeel Segbroek Meavita Thuiszorg Naam begeleidingsgroep: Funfit 9-11 Doelgroep: kinderen in de leeftijd van 9 t/m 11 jaar met overgewicht en hun ouders Doelstelling: het bereiken van gedragsverandering op het gebied van voeding, beweging en opvoeding en stabilisatie/ reductie van het gewicht. Aanpak: gedurende 10 weken vinden er zwemactiviteiten plaats in zwembad de Waterthor en tijdens vijf bijeenkomsten voorafgaand aan het zwemmen wordt aan het kind kennis overgedragen over voeding en beweging en tijdens het zwemmen aan de ouders kennis over voeding, beweging en opvoeding. Begeleiding door een dietiste, opvoeddeskundige en zweminstructeur. Frequentie: drie keer per jaar start een groep van 10 kinderen. Vanaf april 2006 kunnen er twee groepen tegelijkertijd starten in de Waterthor en vanaf april starten groepen in Leidschenveen-Ypenburg (met een andere beweegvorm dan zwemmen) (Totaal bereik 2006: maximaal 70 kinderen) Locatie: Loosduinen en vanaf april 2006 in Leidschenveen-Ypenburg. Naam begeleidingsgroep: Peuterfunfit Doelgroep: kinderen in de leeftijd van 2,5 tot en met 4 jaar met overgewicht en hun ouders. Doelstelling: het bereiken van gedragsverandering t.o.v. opvoeding, voeding en beweging door kennisoverdracht. Aanpak: De cursus duurt zes weken en in die zes bijeenkomsten worden onderwerpen aangestipt als de voeding van je peuter, bewegen met je peuter enzovoort. Begeleiding door een opvoeddeskundige, een dietiste en een spelleidster. Frequentie: Vier keer per jaar kunnen 10 kinderen en hun ouders aan de cursus beginnen (totaal bereik maximaal 40 kinderen in 2006). Locatie: Segbroek-Loosduinen (2x) en nog een nader te bepalen locatie (2x)
26
Naam begeleidingsgroep: Funfit 5-9 Doelgroep: kinderen in de leeftijd van 5 t/m 8 met overgewicht en hun ouders. Doelstelling: het bereiken van een gedragsverandering op het gebied van voeding, beweging en opvoeding bij ouders en stabilisatie/ reductie van het gewicht. Aanpak: In ontwikkeling Frequentie: De cursus wordt waarschijnlijk drie keer per jaar aangeboden vanaf september 2006 (in 2006 dus maximaal 10 kinderen) Locatie: nog te bepalen Voedingsadvies van Wezel Naam begeleidingsgroep: Door Dik en Dun Doelgroep: kinderen in de leeftijd van 9 t/m 11 met overgewicht en hun ouders. Doelstelling: het bereiken van gedragsverandering op het gebied van voeding, beweging en opvoeding en stabilisatie/ reductie van het gewicht. Aanpak: Gedurende dertien weken vindt er begeleiding plaats van de kinderen door een orthopedagoge, dietiste en personal coach die bewegingsplezier en kennis bijbrengen. Na dertien weken vindt er nazorg plaats gedurende 1 jaar. Dit om opgedane kennis en vaardigheden vol te houden. Frequentie: in 2005 is een groep gegeven en in 2006 zullen dat waarschijnlijk twee groepen zijn. (bereik in 2006 maximaal 20 kinderen) Locatie: Stadsdeel Haagse Hout (en wellicht ook Scheveningen) Victory for Life Naam begeleidingsgroep: Real Victory Doelgroep: jongeren in de leeftijd van 12 -19. Doelstelling: het bereiken van gedragsverandering op het gebied van voeding en beweging en stabilisatie/ reductie van het gewicht Aanpak: gedurende een periode van 7-9 maanden wordt tweewekelijks gesport en eens in de twee weken vindt kennisoverdracht plaats door een psychologe of dietiste. Frequentie: In december 2005 is een groep van tien kinderen gestart, in maart 2006 start een groep en in september 2006 een of twee groepen (maximaal 40 jongeren in 2006) Locatie: stadsdeel Laak De Haagse Hogeschool (opleiding Sport en Management) Naam project: Dikke maatjes Doelgroep: kinderen uit groep 3 t/m 8. Doelstelling: plezier krijgen in beweging en gedragsverandering bewerkstelligen op het gebied van bewegen. Aanpak: Gedurende een aantal maanden worden twee kinderen twee of drie keer in de week een uur begeleid door twee studenten. Frequentie: Er start een pilot met 20 kinderen begin 2006 Locatie: Door de hele stad
27
Bijlage 2 Verwijsschema 0-4 / verwijsschema 5-19 (Beide concept januari 2006) Kinderen van 2-4 jaar
Overgewicht of Obesitas volgens signaleringsprotocol KCO
Ja
Zijn er aanwijzingen voor onderliggende pathologie?
Ja
Evaluatie kinderats
Nee
Herkent ouder overgewicht?
Nee
- Bespreken voedings- en beweegpatroon - Controle groei na 3 maanden
Ja - ouder voor- en nadelen laten bedenken - gezondheidsrisico’s bespreken Indien niet verder komen: - Controle na 3 maanden, tevens groei
Ziet ouder overgewicht als een probleem?
Verwijscriteria kinderarts 1. Er zijn aanwijzingen voor onderliggende pathologie, zoals hypothyreoidie, M. Cushing, Prader-Willi (N.B. ook altijd lengtegroeivertraging). 2. Er zijn aanwijzingen voor comorbiditeit /metabole problemen als gevolg van overgewicht (bloeddruk, cholesterol) 3. Er is sprake van een opvallende centripetale vetzucht (disproportionele buikomvang) 4. Er is sprake van morbide obesitas 5. Er is sprake van obesitas en sterk familaire aanwezigheid van hypercholesterolemie, cardiovasculaire problematiek en/of diabetes 6. Er is een grote en snelle verandering in BMI naar boven opgetreden (van > 1 SDS? In hoeveel tijd?) 7. Kind is obees en ouders hebben beiden een normaal gewicht
Begeleiding JGZ 1. Review voeding/beweegpatroon sinds vorige consult 2. Review doelen van vorige consult 3. Review problemen en oplossingen 4. Stel realistische doelen 5. Teken een gedragscontract 6. Geef positieve feedback en aanmoediging
Ja
Is ouder gemotiveerd te veranderen?
Nee
- Doorvragen ambivalentie/ belemmeringen - Controle groei na 3 maanden
Ja
- Uitgebreid consult of huisbezoek - Z.n. zorgaanbod aanpassen: rood
Elke drie maanden afspraak bij JGZ voor: - begeleiding veranderingsproces - controle groei - eventueel verwijzing naar andere hulpverlener/ instelling
Veelbelovende elementen in aanpak overgewicht: 1.Verminderen gebruik gezoete dranken 2. Verminderen zittende activiteiten 3. Bevorderen van buitenspelen 4. Bevorderen ontbijten
Ondersteunende hulpverleners/ instellingen 1. Voeding/eetgedrag: diëtiste 2. Beweging: - sport- en wijkactiviteiten - fysiotherapie (indien motorisch achterstand/ belemmering) 3. opvoedkundig: - huisbezoek - opvoedsteunpunt - opvoedcursus 4. Overgewichtcursus
28
29
Bijlage 3 De songtekst van ‘Spring’ Couplet 1 voor de jongens Ik hou van voetbal met mn vrienden En naar buiten gaan Beter dan hangen voor de buis Want daar is niks aan Sporten, fietsen, buiten spelen Vind ik cool Ik wil niet binnen zitten Wat n saaie boel In de ochtend goed eten Is belangrijk man Als ik dat vergeet Voel ik dat ik minder kan Kom spring en beweeg Trek je eigen plan Blijf gezond, daar wordt je vrolijk van
Refrein voor de jongens en de meisjes Spring er in Ga mee Draai in ’t rond Met je voeten van de grond Pak je touw In de lucht Zwaai heen en weer En daar gaan we nog een keer
Couplet 2 voor de meisjes Cola is wel lekker Maar niet echt gezond Geef mij dus maar sap Dan loop ik fruitig rond Sinasappel Mango Banaan en peer Geeft mij energie Dus geef me nog wat meer Ik wil zingen, springen, dansen Dat vind ik cool Met de jongens chansen “Snap je wat ik bedoel” Kom spring beweeg Trek je eigen plan Blijf gezond, daar word je vrolijk van
Refrein voor de jongens en de meisjes Jongens Pak je touw Dat is lauw Draai m rond Blijf gezond Meisjes Draai m dubbel Naar de grond Met je heupen Met je Kont Zangeres Je bent wie je bent en dat is ok Maar 1 ding Ongezond zijn is geen goed idee
30