Luchtmetingen in Den Haag Een evaluatie en vooruitblik
Inhoud Samenvatting
5
1
Inleiding
6
2
Meten en berekenen van luchtkwaliteit
7
3
Evaluatie van het NO2 meetnet in Den Haag
14
4
Aanbevelingen luchtmetingen in Den Haag
18
5
Literatuurlijst
21
blad 4 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
Samenvatting Het wettelijke kader rond het meten en berekenen van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Onderdelen van de wet zijn het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit 2007 (RBL2007). In het NSL werken overheden samen om Nederland volledig aan de normen voor luchtkwaliteit te laten voldoen. Met behulp van actieplannen is iedere gemeente aan de slag gegaan. Ook de gemeente Den Haag maakt deel uit van het NSL en voert een actieplan uit dat alle knelpunten moeten oplossen. In de RBL2007 staat beschreven onder welke voorwaarden de luchtkwaliteit moet worden gemeten en berekend. Het landelijk luchtmeetnet (LML) wordt beheerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Met dit luchtmeetnet voldoet Nederland aan de Europese eisen. Uit wettelijk oogpunt hoeft de gemeente Den Haag geen eigen meetnet te exploiteren. Het meten en berekenen van de luchtkwaliteit heeft ieder zijn beperkingen en mogelijkheden. Metingen zijn kostbaar en moeten over een langere periode plaatsvinden. Ook zeggen ze alleen iets over het hier en nu en kan er geen blik in de toekomst worden gegeven. Gemodelleerde luchtkwaliteit gaat uit van aannames die in werkelijkheid niet voor alle locaties gelijk zijn en geeft een beperkte weergave van de werkelijkheid. Ook zijn de modelberekeningen sterk afhankelijk van de juiste invoergegevens. Beide methoden hebben een onnauwkeurigheid. In 2005 is de gemeente Den Haag gestart met het meten van de NO2 concentraties op verschillende locaties in de stad. De voornaamste doelen waren een betrouwbaar beeld te krijgen van de ruimtelijke verdeling van de NO2 concentraties in de stad en de berekende luchtkwaliteit te controleren. Uit de evaluatie van het NO2 meetnet blijkt dat de resultaten van het meetnet een goed beeld geven van de luchtkwaliteit in Den Haag en een waardevolle aanvulling is op de berekende luchtkwaliteit. Het meetnet kan voor verschillende doelen worden ingezet. Door de fijnmazigheid en de historische meetdata is het Haagse meetnet een goede aanvulling op de berekeningen. Door middel van trendanalyse krijgt men een indicatie of de NO2 normen in 2015 gehaald gaan worden, of dat er nog extra maatregelen nodig zijn. De trendanalyses zijn ook te gebruiken om te kijken of de metingen en berekeningen dezelfde trends laten zien om zo meer vertrouwen in de berekeningen te krijgen. De eerste aanbeveling is om het Haagse NO2 meetnet in de huidige vorm voort te zetten. Om een goed beeld van de trend te krijgen is dit een belangrijk punt. De tweede aanbeveling is om geen automatisch meetpunt in te richten. Een automatisch meetpunt wordt altijd voor minstens tien jaar ingericht en is daardoor kostbaar. Ook is de gemeente Den Haag wettelijk niet verplicht een eigen automatisch meetnet te hebben. De derde aanbeveling is voor roetmetingen (in de vorm van Elementair Koolstof (EC)) aansluiting te zoeken bij het RIVM. EC kan op dit moment niet met dezelfde goedkope methode worden gemeten als NO2. Er kan worden gekozen om automatische meetapparatuur te plaatsen in een of meerdere RIVM meetstations in de stad. Als laatste wordt aanbevolen meer gebruik te maken van de verzamelde NO2 data.
Luchtmetingen in Den Haag
blad 5 van 22
1
Inleiding
In de Monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is een aantal knelpunten geconstateerd. De gemeente Den Haag heeft de taak gekregen maatregelen te nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. In 2015 loopt het NSL af en moet de luchtkwaliteit in de stad voldoen aan de grenswaarden. De verwachting is dat het NSL na 2015 met twee jaar wordt verlengd. Als het NSL wordt verlengd, moeten de normen nog steeds in 2015 worden gehaald. In aanvulling op het NSL heeft de gemeente de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in de stad. De gemeente is op dit moment in bezit van een eigen netwerk met zogenaamde “Palmes” buisjes. Het meetnet is in de afgelopen acht jaar opgebouwd en om diverse redenen steeds uitgebreid. De gemeente wil advies over een te volgen meetstrategie voor de periode tot 2017. Er zijn veel wetten en regelingen die voorschrijven wat een gemeente moet doen om de luchtkwaliteit in beeld te brengen en te verbeteren. De wetten gaan over het meten en modelleren van de luchtkwaliteit. Het rapport gaat in op de wettelijke verplichten en wat dat betekent voor de gemeente Den Haag. Het bevat een overzicht van het wettelijk kader, de relatie tussen het meten en berekenen van de luchtkwaliteit en welke taken er bij de gemeente liggen. Ook bevat het rapport een evaluatie van het huidige meetnet en gaat in op wat er wel en niet kan met het huidige meetnet. Als laatste brengt het rapport doelen voor aanvullende luchtmetingen in Den Haag in beeld en geeft aanbevelingen over onder welke voorwaarden het nuttig is om luchtmetingen in de stad voort te zetten. Het rapport is tot stand gekomen door literatuuronderzoek, een interview en een workshop met betrokkenen van de gemeente Den Haag. De literatuurlijst is aan het eind van het rapport terug te vinden.
blad 6 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
2
Meten en berekenen van luchtkwaliteit
2.1
Inleiding
Voor het meten en berekenen van de luchtkwaliteit zijn regels opgesteld. Dit hoofdstuk gaat in op de Wet milieubeheer en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Daarna volgt een overzicht van de wettelijke regels rond het meten en berekenen van de luchtkwaliteit en de verantwoordelijkheden van de gemeente Den Haag. De mogelijkheden en beperking van het meten en berekenen van de luchtkwaliteit worden naast elkaar gezet. De beslisboom voor lokaal luchtonderzoek worden beschreven. Het hoofdstuk sluit af met een overzicht van doelen voor luchtmetingen en volgt een vooruitblik op toekomstige ontwikkelingen van het Europees luchtkwaliteitbeleid.
2.2
Wet milieubeheer
De belangrijkste milieuwet in Nederland is de Wet milieubeheer (Wm). De wet beschrijft op welke manier overheden zoals gemeenten en provincies het milieu moeten beschermen. De belangrijkste middelen om te zorgen voor een schoon milieu zijn milieuplannen, milieukwaliteitseisen, milieueffectrapportages (MER), vergunningen, milieujaarverslagen en handhaving. Hoofdstuk 5 van de Wm beschrijft de milieukwaliteitseisen. Paragraaf 5.2 gaat in op de luchtkwaliteitseisen en zijn gebaseerd op Europese Richtlijnen. Het doel van de regels is een goede en gezonde luchtkwaliteit voor de bevolking te garanderen. In de paragraaf staan ook de basisverplichtingen die vanwege Europese richtlijnen moeten worden nagekomen. Het gaat dan om het beoordelen van luchtkwaliteit met behulp van berekeningen en metingen, de verslaglegging en rapportages, het maken van plannen en het nemen van maatregelen.
2.3 2.3.1
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Het samenwerkingsprogramma
De Wm regelt ook het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit samenwerkingsprogramma werken de rijksoverheid, de provincies en de gemeenten samen om in 2015 heel Nederland aan alle luchtkwaliteitseisen te laten voldoen. Ook houdt het NSL rekening met voorgenomen grote projecten die de luchtkwaliteit verslechteren en met geplande en genomen maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL is in het leven geroepen omdat Nederland de Europese normen voor PM10 op 1 januari 2005 en voor NO2 op 1 januari 2010 niet zou gaan halen. Lidstaten konden uitstel vragen om aan de normen te voldoen. Voorwaarde hiervoor was wel dat de lidstaat kon aantonen binnen een uitsteltermijn wel aan de normen te kunnen voldoen. In het NSL heeft Nederland aangetoond hoe zij de normen voor PM10 en NO2 in respectievelijk 2011 en 2015 gaat halen. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie het gevraagde uitstel gegeven. De plannen uit het NSL moeten sinds 1 augustus 2009 door alle deelnemende overheden worden uitgevoerd. Ook de gemeente Den Haag is deelnemer aan het NSL. In het Actieplan luchtkwaliteit Den Haag 2007 – 2015 staan maatregelen geformuleerd om aan de doelstellingen te voldoen. Een paar voorbeelden van maatregelen zijn het dynamisch verkeersmanagement, het Verkeerscirculatieplan Centrumgebied en de vergroening van het gemeentelijk wagenpark. De conclusie van het actieplan is dat met alle maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren in 2015 alle knelpunten worden opgelost.
Luchtmetingen in Den Haag
blad 7 van 22
2.3.2
NSL-Monitoringstool
Om de voortgang van het NSL in de gaten te houden is de Monitoringstool gemaakt. Monitoring maakt duidelijk wat de voortgang van de projecten is en of er verbetering van de luchtkwaliteit plaatsvindt. De tool toont een actueel beeld van de uitgevoerde maatregelen en projecten bij gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat. De uitkomsten van de Monitoringstool worden ook gebruikt voor de jaarlijkse voortgangsrapportage aan de gemeenteraad en het college van B&W en om het verkeersmodel en ruimtelijke plannen te actualiseren. De Monitoringstool bevat ook kaarten met een actueel beeld van de luchtkwaliteit in het afgelopen jaar. De rekenresultaten en kaarten zijn te gebruiken om bestuurders en burgers te informeren. Ook geeft het inzicht in de verwachte ontwikkeling van de luchtkwaliteit. Als daaruit blijkt dat de normen niet op tijd worden gehaald, kunnen de NSL-partners op tijd beginnen met het zoeken naar en uitvoeren van aanvullende maatregelen. De resultaten van de Monitoringstool zijn ook een jaarlijkse terugkoppeling naar de Europese Unie over de voortgang van het NSL. De monitoring is als verplichting opgenomen in de Wm. Het verplicht betrokken bestuursorganen om jaarlijks aan de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) te rapporteren over de voortgang en uitvoering van de maatregelen en projecten die in het NSL zijn opgenomen en over de effecten daarvan op de luchtkwaliteit. Voor de gemeente Den Haag is informatie over de (jaargemiddelde) luchtkwaliteit beschikbaar uit de Monitoringstool. De gemeente Den Haag levert hiervoor gegevens aan met informatie over onder andere verkeersintensiteiten en wegkenmerken. Met behulp van die gegevens worden de concentraties NO2 en PM10 langs alle wegen berekend. De uitkomst van de Monitoringstool is juridisch gezien maatgevend voor de Haagse luchtkwaliteit. Dit betekent dat bij tegenvallende resultaten uit de Monitoringstool de gemeente Den Haag moet bijsturen om de doelstellingen van het NSL te halen. De betrouwbaarheid van de rekenresultaten uit de Monitoringstool is echter wel afhankelijk van correcte invoergegevens, zoals de verkeersaantallen en het percentage vrachtverkeer en informatie over de mate van stagnatie van het verkeer en van de correcte geografische ligging van de wegen.
2.4
Het wettelijk kader van rekenen
Na het NSL moeten de gemeenten eens in de drie jaar de luchtkwaliteit in beeld brengen. Als er sprake is van dreigende overschrijdingen dan moet dit jaarlijks. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) maakt jaarlijks gegevens bekend die moeten worden gebruikt bij de berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Deze taak van IenM is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (RBL2007). De gegevens moeten jaarlijks voor 15 maart bekend worden gemaakt. In maart 2012 heeft IenM de nieuwe invoergegevens (emissiefactoren, achtergrondconcentraties en meteorologische data) bekend gemaakt. Berekeningen moeten worden uitgevoerd met goedgekeurde modellen. Eind 2011 stelde IenM de NSL-rekentool beschikbaar. De NSL-rekentool bevat de gegevens van de Monitoringstool, zowel de door IenM bekend gemaakte gegevens als ook gegevens die zijn aangeleverd door gemeentes en provincies (verkeersgegevens/omgevingskenmerken). Met de NSL-rekentool kunnen varianten van het NSL worden doorgerekend, als ook op zichzelf staande berekeningen. De NSL-rekentool is geschikt om berekeningen uit te voeren voor zowel binnenstedelijke wegen als (snel)wegen door een relatief open gebied. De NSL-Rekentool wordt dé standaardimplementatie voor dit soort berekeningen. De Handreiking Rekenen aan Luchtkwaliteit is een hulpmiddel bij het berekenen van concentraties van luchtverontreinigende stoffen bij wegen en inrichtingen. Uitgangspunt voor het berekenen van de concentraties is de RBL2007.
blad 8 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
2.5
Het wettelijk kader van meten
In Europese richtlijnen is vastgelegd dat iedere lidstaat meetlocaties heeft. De meetlocaties moeten volgens vastgestelde regels over het land worden verspreid en ingericht. In Nederland is het Rijksinstituut voor Volkgezondheid en Milieu (RIVM) verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML). De Europese eisen die gesteld worden aan meetpunten om de luchtkwaliteit vast te stellen zijn opgenomen in de RBL2007. Volgens de regeling is Nederland ingedeeld in agglomeraties en zones. Per agglomeratie is per verontreinigende stof beschreven hoeveel meetpunten er moeten worden ingericht en op welke type locatie de metingen moeten plaatsvinden. Ook bevat de regeling voorschriften voor de locaties van de meetpunten en de manier waarop de luchtkwaliteit wordt gemeten. Het LML heeft een voldoende dichtheid om te voldoen aan de richtlijnen van de EU. De gemeente Den Haag is niet verplicht om aanvullende meetpunten voor de luchtkwaliteit in de stad in te richten. Binnen de agglomeratie Den Haag/Leiden heeft het RIVM in de gemeente Den Haag drie meetstations staan. In Tabel 2.1 zijn de stations en de componenten die worden gemeten opgesomd. Tabel 2.1 Beschrijving van de RIVM stations in de gemeente Den Haag Stationsnaam Stationstype Componenten De Constant Rebecquestraat Stadsachtergrondstation PM10, PM2.5, NO, NO2, O3 Bleriotlaan Stadsachtergrondstation PM10 Amsterdamse Veerkade Straatstation PM10, NO, NO2
Op deze meetstations wordt de luchtkwaliteit continu gemeten. Voor ieder uur wordt een gemiddelde bepaald. De uurgemiddelde concentraties zijn terug te vinden de website van het RIVM.
2.6
Meten versus berekenen luchtkwaliteit
Over het berekenen en meten van de luchtkwaliteit bestaan verschillende opvattingen. Een veelgehoorde opvatting is dat meten de enige juiste manier is om de luchtkwaliteit vast te stellen:“Meten is weten”. Degenen die deze opvatting aanhangen staan meestal ook wantrouwig tegenover het berekenen van de luchtkwaliteit. De modellen worden niet vertrouwd. Bij een discussie over het wel of niet van meten of modelleren is het belangrijk om de feiten op een rijtje te hebben. In Tabel 2.2 staan de mogelijkheden en beperkingen van het meten en berekenen van luchtkwaliteit naast elkaar beschreven.
Luchtmetingen in Den Haag
blad 9 van 22
Tabel 2.2 Mogelijkheden en beperkingen van meten en rekenen uitgesplitst in categorieën. Meten Rekenen Communicatie
Gebied
Bij automatische metingen kunnen de meetwaarden snel worden gecommuniceerd. Bij “Palmes” zijn de resultaten een maand na de meting bekend. Een meting zegt iets over de directe omgeving van het meetpunt.
De uitkomst van de Monitoringstool zijn pas het jaar erop beschikbaar. De uitkomsten van de NSL rekentool zijn direct beschikbaar. Een rekenmodel kan voor een wegvak of hele straat de luchtkwaliteit vaststellen. Een rekenmodel kan het effect van een maatregel snel worden bepaald.
Maatregelen
Om het effect van een maatregel te bepalen moet over een lange periode worden gemeten.
Kosten
Het inrichten en onderhouden van een automatisch meetnet is arbeidsintensief, benodigd specifieke expertise en daarmee kostbaar. Meten kan maar een keer. Als een meting niet goed is uitgevoerd kan deze niet voor hetzelfde tijdstip worden overgedaan.
De rekenmodellen zijn goedkoop in aanschaf. Sommige modellen zijn zelfs gratis beschikbaar;
Actualiteit
Een meting zegt iets over het hier en nu. Met een historische database kan ook naar het verleden worden gekeken.
Een rekenmodel kan een verwachting geven over de huidige, toekomstige en historische luchtkwaliteit.
Wettelijke toetsing
De meeste grenswaarden gaan uit van jaargemiddelden. Om de metingen aan de grenswaarden te kunnen toetsen moet over een langere periode worden gemeten. Kortdurende meetcampagnes voor het toetsen aan grenswaarden zijn zinloos.
Voor wettelijke toetsing zijn de uitkomsten van vastgestelde rekenmodellen geldig.
Representativiteit
Metingen geven een beeld van de actuele situatie. Voor beoordeling aan de grenswaarden moeten de meetlocaties wel voldoen aan RBL2007.
Modelberekeningen zijn een versimpelde weergave van de werkelijkheid. Het gaat uit van een gemiddelde situatie.
Reproduceerbaarheid
Bij verkeerde aannames kan een berekening opnieuw worden uitgevoerd.
Het meten en berekenen van luchtkwaliteit gaat beide gepaard met onzekerheden. Het berekenen van de luchtkwaliteit is onder andere afhankelijk van de modelinvoer. Ook zijn er beperkingen aan een model. Het gaat uit van bepaalde aannames die niet altijd geheel van overeenkomen met de werkelijkheid. Maar ook metingen hebben onzekerheden. Meetapparatuur is niet in staat om de werkelijke concentratie te meten. De mate van onzekerheid is ook afhankelijk van de gebruikte meetmethode. De maximaal toegestane afwijkingen voor het meten en berekenen van de luchtkwaliteit zijn omschreven in de RBL2007.
2.7
De beslisboom of het afwegingskader voor lokaal luchtonderzoek
De luchtkwaliteit kan op veel verschillende manieren en met verschillende methoden door meting worden bepaald. De methode hangt af van de verontreinigende stof en van het doel van de meting. Ook de gemeente Den Haag wordt net als andere overheden steeds vaker geconfronteerd met vragen over luchtkwaliteit in de leefomgeving. Burgers en bestuurders zijn bijvoorbeeld ongerust over het effect van verkeersplannen op de gezondheid. Extra metingen blad 10 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
kunnen een goede aanvulling zijn op berekeningen. Modellen negeren veel van de eigenaardigheden van de lokale situaties, zoals de aanwezigheid van een bushalte, een stoplicht of de scheepvaart. Om op een inzichtelijke wijze tot een beslissing te komen voor nader luchtonderzoek is door de DCMR Milieudienst Rijnmond en Royal Haskoning een beslisboom ontwikkeld. Ook het CROW (Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) heeft een afwegingskader van dezelfde strekking opgesteld. De beslisboom of het afwegingskader is bedoeld om bestuurders en betrokken medewerkers te helpen in de afweging om wel of niet over te gaan tot metingen. Het geeft stapsgewijs aan hoe vanuit een bepaalde vraagstelling naar nader luchtonderzoek tot een geschikte manier van beantwoording van die vraag gekomen kan worden. De beslisboom ziet er als volgt uit: 1) Wat is de vraag achter de vraag? - Gaat het om ongerustheid bij burgers over hun gezondheid in relatie tot de heersende luchtkwaliteit, schakel dan de sectie Milieu en Gezondheid van de GGD in om met de betrokken mensen te gaan praten; - Heeft de vraag een wettelijke insteek, dan is in Nederland de wettelijke afspraak binnen het NSL om de monitoringstool als maatstaf te gebruiken. Als de antwoorden van de GGD of de monitoringstoolresultaten niet vertrouwd worden of is een second opinion gewenst, dan volgt alsnog stap 2. 2) Formuleer de vraag in termen van (voor)onderzoek. De vragen zijn hier veelal terug te brengen naar twee typen onderzoeksvragen: a) Er is onzekerheid over de vastgestelde luchtkwaliteit; - De onzekerheid kan worden weggehaald door het uitvoeren van een data-analyse op de bestaande data; b) Er is onzekerheid over de effecten van een maatregel. - De effecten kunnen doorgaans goed worden berekend. Er zijn echter uitzonderingen, bijvoorbeeld bij innovatieve maatregelen die nog weinig bestudeerd zijn. Ga in dit laatste geval naar stap 3. 3) Formuleer een onderzoekshypothese en een uitgewerkte meetmethode. Stel bij deze tap een onderzoekshypothese op, inclusief een meetstrategie en statistische uitwerking en interpretatie. Hier wordt duidelijk hoe de vraag met een nader onderzoek zal worden beantwoord. 4) Go/no go beslissing onderzoek. Op basis van stap 3 wordt duidelijk welk eindresultaat binnen een bepaalde tijd en binnen een bepaald budget kan worden bereikt. Dit vormt de basis voor de beslissing al dan niet nader onderzoek uit te gaan voeren.
2.8
Doelen voor luchtkwaliteitmetingen
In Nederland exploiteert het RIVM via het LML een meetnet om de concentraties luchtverontreinigende stoffen te meten. Hiermee voldoet Nederland aan de minimale verplicht die in Europees verband is vastgesteld. Wettelijk gezien is de gemeente Den Haag dus niet verplicht een eigen meetnet te exploiteren. Toch kan er behoefte bestaan om met eigen metingen meer informatie over de luchtkwaliteit te weten te komen. Afhankelijk van de specifieke informatiebehoefte kunnen extra (automatische als niet-automatische) meetpunten worden ingericht. In zijn algemeenheid zijn er een aantal Luchtmetingen in Den Haag
blad 11 van 22
redenen om de luchtkwaliteit te meten. In onderstaand overzicht staan de belangrijkste doelen opgesomd: - Het onderbouwen van beleid en maatregelen en het vaststellen van het effect daarvan; - Het vaststellen van de inpasbaarheid van plannen en besluiten; - Het signaleren en bewaken van mogelijke (nieuwe) knelpunten; - Omgaan met onzekerheden door het vaststellen in hoeverre modelberekeningen overeenkomen met metingen; - Het analyseren van de trend van het concentratieverloop door de jaren.
2.9
Toekomstige ontwikkelingen
2.9.1
Evaluatie bestaande regelgeving
De Europese Unie heeft het jaar 2013 uitgeroepen tot het jaar van de luchtkwaliteit in Europa. In dat jaar zal er een nieuwe “thematische strategie voor luchtverontreiniging” worden opgesteld en zal de bestaande regelgeving worden geëvalueerd. Dat betreft o.a. de richtlijnen voor de luchtkwaliteit en de richtlijn voor de nationale emissieplafonds. In de aanloop daar naartoe heeft de EU een uitgebreid proces van onderzoek en inspraak gestart. Behalve natuurlijk het ministerie van IenM, zijn ook VNG (Verenging van Nederlandse Gemeenten) en IPO (Interprovinciaal Overleg) hier nauw bij betrokken. Via position papers laten de lagere overheden weten waar wat hun betreft de nadruk in het toekomstige luchtkwaliteitsbeleid moet liggen. Een van de aanbevelingen is om nieuwe indicatoren voor luchtverontreiniging op te nemen, zoals roet. 2.9.2
Stofdeeltjes en gezondheid
Er zijn verschillende stoffen in de lucht die gezondheidseffecten kunnen veroorzaken. De effecten variëren in ernst en in aard. Daarnaast zijn er korte termijn effecten als gevolg van veranderingen in blootstelling. Ook zijn er lange termijn effecten. Het gaat dan om langdurige blootstelling aan relatief lage concentraties die toch de levensverwachting kunnen verminderen. Behalve dat de effecten zeer uiteenlopend zijn, zijn ook de veroorzakende stoffen niet altijd eenvoudig vast te stellen. De meeste stoffen die een negatief effect op de gezondheid kunnen hebben komen gezamenlijk voor in mengsels in de lucht en zijn vaak ook afkomstig uit dezelfde bronnen: verbrandingsprocessen zoals in de industrie, voor verwarming en in het verkeer. Hoewel de oorzakelijkheid tussen een bepaald gezondheidseffect en een bepaalde stof niet altijd duidelijk is staat het effect van luchtverontreiniging niet ter discussie. Van alle luchtverontreinigende stoffen is fijn stof de belangrijkste vorm van luchtvervuiling. Fijn stof is echter een onhandig container begrip: het zijn zwevende deeltjes, meestal alleen gekarakteriseerd door de maximale diameter (10 µm, 2,5 µm) maar de herkomst van het stof kan van alles zijn: van waarschijnlijk onschuldig zeezout of Saharazand, tot zware metalen, PAK-s en allerlei andere organische verbindingen, dioxines enz. Historisch waren er normen voor “zwarte rook” waarmee vooral de hoeveelheid roet en kolenstof in de lucht gekarakteriseerd werd. Daarnaast was er een maat voor de totale hoeveelheid zwevende deeltjes (TSP – total suspended particulates). Later verschoof de aandacht naar kleinere deeltjes: fijn stof met een maximale diameter van 10 µm: PM10 en PM2.5 (maximale diameter 2,5 µm). De redenen om juist deze diameters te kiezen heeft te maken met de mogelijke effecten. PM10 dringt dieper in de longen door dan het grovere stof en heeft dus meer en andere effecten. PM2.5 komt weer dieper in de longen en heeft dus ook weer meer en mogelijk deels andere effecten dan PM10. Een tweede reden om voor deze indeling te kiezen is dat stof groter dan 2,5 µm over het algemeen een andere herkomst heeft dan het nog kleinere stof. Het eerste ontstaat vooral bij mechanische processen (verwaaiing, slijtage, op en overslag van stuifgevoelige goederen,
blad 12 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
enz.). Deeltjes kleiner dan 2,5 µm zouden vooral afkomstig zijn van chemische processen: zoals roet van verbrandingsprocessen, maar ook deeltjes die zich in de lucht vormen uit andere luchtverontreiniging (zogenaamd secundair stof). De laatste vijf tot 10 jaar is er weer een toenemende aandacht voor het meten van zwarte rook. We spreken van (zwart) koolstof of roetmetingen (elementary carbon of black carbon – EC/BC). De roetmeting blijkt een veel gevoeliger maat voor stof dat van uitlaatgassen afkomstig is dan PM10 en PM2.5. De reden hiervoor is dat er vrij veel fijn stof in de buitenlucht aanwezig is, afkomstig van allerlei bronnen en deels ook van natuurlijke oorsprong, waarvan we nu denken dat het relatief minder gevaarlijk is dan het stof uit uitlaatgassen. Fijn stof is daarmee een tamelijk ongevoelige maat juist, voor het gevaarlijkste deel van het fijn stof. In de afgelopen 50 jaar is het besef gegroeid dat het kleinere stof een betere maat was voor gezondheidschade dan het grovere. Enerzijds doordat het kleinere stof dieper in ons lichaam doordringt en alleen daarom al meer schade kan aanrichten. Anderzijds om de kleinste deeltjes een andere herkomst en samenstelling hebben en op grond van hun chemische eigenschappen gevaarlijker zijn. Gaan we het rijtje af dan is PM10 zo’n 80-90% van TSP, PM2.5 ca 70% van PM10 en roet/EC zo’n 10-15% van PM2.5. De inzichten, en de beschikbare meetapparatuur, zoomt als het ware steeds preciezer in op het meest gezondheidsrelevante deel van het stof. Die zoektocht gaat nog verder. Op dit moment vindt er veel onderzoek plaats naar zogenaamde ultrafijne deeltjes waarbij het bijvoorbeeld de vraag is of de afmetingen belangrijk zijn, de aantallen deeltjes, of ook de chemische samenstelling. Verder loopt er onderzoek naar de zogenaamde oxidatieve stress van het stof. Dit is dus met name een chemische karakterisering. Om het effect van maatregelen op en de gezondheidsrisico’s van verkeersgerelateerde luchtverontreiniging beter te kunnen vaststellen is het gewenst om een additionele indicator te gebruiken. Een goede kandidaat hiervoor is roet in de vorm van EC. Voor het beoordelen van de gezondheidseffecten van maatregelen waarin het aandeel verbrandinggerelateerde deeltjes wordt teruggedrongen is roet dus een nauwkeuriger indicator. Het gebruik van fijn stof leidt in die situaties tot een onderschatting van de gezondheidswinst die door deze maatregelen behaald kunnen worden. Een roetindicator kan echter niet gebruikt worden als vervanger voor de fijn stofnormen omdat dan voorbij wordt gegaan aan de effecten van grover stof en van deeltjes afkomstig uit andere bronnen. Het gebruik van roet als aanvullende indicator levert wel een aanzienlijke verbetering op van de evaluatie van verkeersblootstelling en verkeersmaatregelen. Roetconcentraties in de vorm van EC kan worden gemeten, maar ook worden berekend met vastgestelde rekenmodellen. De verwachting is dat eind volgend jaar EC onderdeel gaat uitmaken van de NSL-rekentool. 2.9.3
Nieuwe normen
Het is nog onbekend wat de uitkomst wordt van de herziening van het Europese luchtkwaliteitbeleid. Vanuit het huidige beleid is bekend dat in 2015 een grenswaarde voor PM2.5 wordt ingevoerd. Tot die tijd is er een streefwaarde voor PM2.5. Bij PM10 bestaat er ook een grenswaarde voor het daggemiddelde. Die zal voor PM2.5 niet worden ingevoerd. Voor EC zijn geen normen. De verwachting is dat die er waarschijnlijk ook niet komen. Wel gaat EC in 2013 deel uit maken van de Monitoringstool en de GCN (Grootschalige Concentratiekaarten van Nederland). De GCN kaarten zijn bedoeld om een grootschalig beeld te geven van de luchtkwaliteit in Nederland.
Luchtmetingen in Den Haag
blad 13 van 22
3
Evaluatie van het NO2 meetnet in Den Haag
3.1
Inleiding
In 2005 is de gemeente Den Haag gestart met het meten van de NO2 concentraties op verschillende locaties in de stad. Dit hoofdstuk gaat in op het ontstaan en de opbouw van het meetnet en het gebruik van de meetresultaten. Het hoofdstuk sluit af met een analyse van het huidige meetnet.
3.2
Ontstaan van het meetnet
In 2001 werd het Besluit Luchtkwaliteit (BLK) van kracht. Gemeenten en provincies kregen de opdracht de lokale luchtkwaliteit in kaart te brengen. Uit de Rapportage luchtkwaliteit 2002 bleek dat op een aantal plekken in de stad de luchtkwaliteit niet voldeed aan de grenswaarden. De gemeente was verplicht hierop een plan van aanpak te schrijven om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het wegverkeer was de grootste bron voor luchtvervuiling. De voorgestelde maatregelen waren dan ook vooral gericht om de invloed van het autoverkeer op de luchtkwaliteit te verminderen. Als aanvulling op de berekeningen besloot de gemeente Den Haag om ook zelf de luchtkwaliteit te gaan meten. De belangrijkste reden was de late uitkomst van de berekende luchtkwaliteit. Pas is mei van het volgende jaar zouden de uitkomst van de berekeningen bekend zijn. Met een eigen meetnet zou de gemeente eerder te zien krijgen hoe de luchtkwaliteit zich ontwikkelde. Met behulp van een subsidieregeling, die tot eind 2009 van kracht was, werd het meetnet opgestart. In de Rapportage luchtkwaliteit 2002 is beschreven dat vooral de NO2 concentraties een probleem vormen. Voor 2010 werd berekend dat op 22 wegvakken de NO2 concentraties hoger zouden zijn dan is toegestaan. In het Plan van Aanpak Luchtkwaliteit 2004-2010 zijn per wegvak maatregelen beschreven om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het ging vooral om het nemen van verkeersmaatregelen. Het Haagse verkeer is sterk van invloed op de hoogte van de NO2 concentraties. Om de verbetering van de luchtkwaliteit in beeld te brengen is besloten alleen de NO2 concentraties te gaan meten. Vanwege de hoge kosten is van PM10 metingen afgezien.
3.3
Opbouw van het meetnet
3.3.1
Meetmethode
Vanwege de kosten is gekozen voor het zogenaamd passief meten van de luchtkwaliteit. Het passief meten gebeurt met “Palmes” buisjes. Een buisje is ongeveer 10 centimeter lang en 1 centimeter in diameter. Het buisje is aan de onderkant geopend en hangt gedurende een vastgestelde periode in de open lucht. Een speciaal gaasje in het buisje neemt de NO2 deeltjes op. Na bemonstering bepaalt een laboratorium per buisje de NO2 concentratie. De buisjes hangen aan lantaarnpalen en verkeersborden op ongeveer 2,5 tot 3 meter hoogte. Er is geprobeerd zoveel mogelijk te voldoen aan de meetrichtlijnen. Het meten met “Palmes” buisjes heeft een indicatief karakter. De meetmethode is niet beschreven in RBL2007. De meetresultaten geven daarom een indicatief beeld van de ruimtelijke spreiding en hoe de waarneming zich verhoudt tot de grenswaarden. 3.3.2
Meetlocaties
Het meetnet is in 2005 gestart met 29 meetpunten. De locaties zijn vastgesteld na een evaluatie van proefmetingen in 2004. De keuze is gemaakt op basis van knelpunten uit de Rapportage luchtkwaliteit 2002, mogelijk verwachte overschrijdingen en modelberekeningen. Tussen de meetlocaties is een onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:
blad 14 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
• • • •
Binnenstedelijke wegen. Het gaat om wegen met een verwachte grenswaardenoverschrijding en complexe omgevingen die moeilijk zijn te modelleren; Bebouwde locaties. Het gaat om locaties in de buurt van snelwegen waar overschrijdingen van de grenswaarde te verwachten zijn; Achtergrondlocaties. Het gaat om locaties waar de invloed van lokale bronnen op de NO2 concentraties minimaal is; Drukke straten. Deze locaties zijn gekozen om een indruk te krijgen van de ruimtelijke spreiding van NO2 in drukke straten.
Dit meetnet liet een voldoende representatief beeld van de ruimtelijke verdeling van de NO2 concentraties in de stad zien en de bijdrage van verkeer daaraan. Ook waren de locaties in beeld waar de grenswaarde zouden worden overschreden. In 2006 bestond het meetnet ook uit 29 meetlocaties. Het verschil met 2005 was dat er vier locaties waren opgeheven en vier nieuwe locaties waren toegevoegd. Het meetnet is in 2005 gestart met 29 meetpunten. Een jaar later is het meetnet uitgebreid naar 92 locaties, vooral om de representativiteit van het meetnet te vergroten. Met het oog op de beoogde invoering van het Verkeerscirculatieplan is een groot aantal meetpunten op de CentrumRing geplaatst (waaronder de Laan Copes van Cattenburch). Voor het valideren van de metingen zijn ook meetbuisjes bij het meetstation van het RIVM aan de De Constant Rebecquestraat geplaatst. Dit was nodig vanwege de reconstructie van de Amsterdamse Veerkade waardoor het LML-station daar tijdelijk kwam te vervallen. Het (gewijzigd) voorstel van het college over het Verkeerscirculatieplan Centrumgebied Den Haag is in juni 2007 door de gemeenteraad vastgesteld. Bij de behandeling van het raadsvoorstel heeft de gemeenteraad een aantal moties aangenomen. Een van de moties was het monitoren van de effecten van het verkeerscirculatieplan, waaronder de luchtkwaliteit. Dit heeft geleid tot een verdere uitbreiding van het meetprogramma in 2008 (in totaal 98 meetlocaties). In 2012 zijn 3 meetlocaties aan de randen van de stad toegevoegd voor het bepalen van regionale achtergrondconcentraties. Het huidig meetnet bestaat op dit moment uit ruim 100 meetpunten. Tabel 3.1 toont per categorie het percentage meetpunten. Figuur 3.1 toont de meetlocaties in Den Haag. Tabel 3.1 Het percentage meetpunten per categorie Categorie Drukke doorgaande wegen Stadcentrum Woonwijken rond het centrum Stadsachtergrondlocaties
Luchtmetingen in Den Haag
% van het meetnet in 2012 40% 40% 15% 5%
blad 15 van 22
Figuur 3.1 RIVM meetstations en NO2 meetpunten van de gemeente Den Haag.
3.4
Gebruik van de meetresultaten
Buro Blauw voert de metingen uit en brengt ieder jaar ook een jaarrapportage uit. De jaarrapportage beschrijft de gebruikte meetmethode en meetstrategie. Ook geeft het een overzicht van alle meetresultaten en de meetonzekerheid. Voor alle meetpunten is het jaargemiddelde bepaald en wordt het concentratieverloop in het jaar beschreven. Het rapport eindigt met een vergelijking met voorgaande jaren en een aantal conclusies. De jaarrapportage is op het Internet terug te vinden via de zoektermen “Den Haag luchtmetingen”. De belangrijkste conclusies uit de rapportage over 2011 zijn dat de jaargemiddelde NO2 concentraties in Den Haag variëren tussen 25 en 49 µg/m3. Dit is verder uitgesplitst voor de verschillende categorieën. Er lijkt een dalende trend waarneembeer te zijn van de bijdrage van de lokale bronnen aan de stadsachtergrond. De gemeten gemiddelde concentratie liggen lager dan de plandrempel van 60 µg/m3 voor 2011. De jaargemiddelde concentraties vertonen fluctuaties. De meetresultaten zijn ook gebruikt in de Voortgangsrapportage 2011 Actieplan luchtkwaliteit Den Haag. Het document bevat een beschrijving van het concentratieverloop van de afgelopen jaren. Ook is voor 67 meetlocaties een vergelijking gemaakt van de metingen met de berekende luchtkwaliteit. De conclusie is dat voor die meetlocaties gemiddeld genomen de meetresultaten overeenkomen met de rekenuitkomsten.
3.5
Analyse van het huidig meetnet
In hoofdstuk 2 zijn algemene doelen genoemd. Hieronder wordt per doel ingegaan op de bruikbaarheid van het huidige meetnet. Per doel wordt beschreven of het huidige meetnet er voor geschikt is. 1) Het onderbouwen van beleid en maatregelen en het vaststellen van het effect daarvan Het meetnet is deels bruikbaar voor dit doel. Het fijnmazig meetnet toont een goed beeld van de NO2 concentraties in de stad en bestaat al meerdere jaren. Door de langjarige metingen is het mogelijk om het effect van een maatregel op de NO2 concentraties vast te stellen. Voor een nauwkeurige studie zijn wel meerdere gegevens nodig, zoals verkeersintensiteiten en weergegevens.
blad 16 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
2) Het vaststellen van de inpasbaarheid van plannen en besluiten Het meetnet is deels bruikbaar voor dit doel. Het fijnmazig meetnet toont een goed beeld van de NO2 concentraties in de stad. Er is duidelijk te zien waar in de stad nieuwe plannen, zoals verkeersmaatregelen of infrastructurele veranderingen vanwege de NO2 concentraties wel of niet inpasbaar zijn. Voor andere verontreinigende stoffen is dit niet vast te stellen. 3) Het signaleren en bewaken van mogelijke (nieuwe) knelpunten Het meetnet is bruikbaar voor dit doel. Op heel veel knelpunten hangen “Palmes” buisjes. Door het bijhouden van een voortschrijdend 12 maandengemiddelde kan worden bijgehouden of knelpunten verdwijnen of juist erbij (dreigen te) komen. 4) Omgaan met onzekerheden door het vaststellen in hoeverre modelberekeningen overeenkomen met metingen Het meetnet is bruikbaar voor dit doel. In de Voortgangsrapportage 2011 Actieplan luchtkwaliteit Den Haag is dit al eens gedaan. Het rapport bevat een analyse van 67 meetpunten met de berekenden NO2 concentraties. De conclusie uit het rapport is dat voor die meetlocaties gemiddeld genomen de meetresultaten overeenkomen met de rekenuitkomsten. Hetzelfde onderzoek kan ieder jaar worden uitgevoerd. 5) Het analyseren van de trend van het concentratieverloop door de jaren. Het NO2 meetnet bestaat sinds 2005. Dit heeft een beeld opgeleverd over het verloop van de NO2 concentraties in de afgelopen acht jaar. Het is een instrument voor bestuurders en beleidmakers om het beleid te kunnen toetsen. Ook een vergelijking van de gemeten en berekende trend laat zien of in 2015 de grenswaarden gaan worden gehaald.
Luchtmetingen in Den Haag
blad 17 van 22
4
Aanbevelingen luchtmetingen in Den Haag
4.1
Inleiding
In 2005 heeft de gemeente Den Haag doelen geformuleerd voor het meten van de NO2 concentraties. Een aantal doelen zijn bereikt en het is daarom zinvol om te kijken met welk doel de gemeente Den Haag de luchtkwaliteit zou kunnen meten. Dit hoofdstuk gaat in op toekomstige ontwikkelen en formuleert een aantal doelen voor voortzetting van het huidige meetnet. Het hoofdstuk sluit af met een aantal aanbevelingen.
4.2
Toekomstige ontwikkelingen
In 2015 loopt het NSL af (met mogelijk een verlening tot 2017). Op 1 augustus 2015 moet Nederland aan de NO2 normen voldoen. Dit betekent dat alle knelpunten moeten zijn opgelost. Om dit resultaat te bereiken moeten de NO2 concentraties op een aantal locaties de komende drie jaar nog verder dalen. Uit een gezamenlijke trendanalyse van het RIVM, de GGDAmsterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond van hun meetnetten over de periode 1993 tot en met 2010 blijkt dat de NO2 en PM10 concentraties een dalende trend vertonen. Voor NO2 geldt wel dat indien de trend in de gemeten concentraties wordt voortgezet dat het nog niet zeker is dat in 2015 op alle meetlocaties in Nederland aan de grenswaarde wordt voldaan. Het NSL moet ervoor zorgen dat dit wel gaat gebeuren. Naast het NSL zijn er andere ontwikkelingen die bijdragen aan een betere luchtkwaliteit. Vanaf 2014 wordt de nieuwe strengere EURO VI voor vrachtwagens van kracht. De verwachting is dat de schonere vrachtwagens op de langere termijn zorgen voor een verbetering van de luchtkwaliteit.
4.3
Het huidige Haagse meetnet
In 2005 is de gemeente Den Haag een NO2 meetnet gestart. Het doel was om een representatief beeld te krijgen van de werkelijke omvang van de problematiek van luchtverontreiniging door NO2 in de stad en stedelijke agglomeratie en de bijdrage van verkeer daaraan. De metingen moesten ook een aanvullend instrumentarium zijn op de modelberekeningen. De afgelopen jaren heeft de gemeente waardevolle informatie verzameld. De informatie is gebruikt om het Verkeerscirculatieplan te evalueren en de metingen met de gemodelleerde luchtkwaliteit te vergelijken. Ook is de NO2 trend in beeld gebracht. Informatie over de trend laat zien hoe het Haagse beleid de NO2 concentraties beïnvloedt.
4.4
Doelen voor luchtkwaliteitsmetingen in Den Haag
Wettelijk gezien hoeft de gemeente Den Haag geen eigen meetpunten in te richten en te onderhouden. Toch is het advies om de komende jaren het huidige meetnet voort te zetten. Het levert heel veel bruikbare informatie op. Door de fijnmazigheid en de opgebouwde database is de gemeente Den Haag in staat te onderzoeken wat de effecten van maatregelen op de luchtkwaliteit zijn. Met het huidige meetnet kan de gemeente Den Haag trends in metingen en berekeningen met elkaar vergelijken. Als de trends van elkaar gaan afwijken heeft de gemeente Den Haag een instrument in handen om vroegtijdig bij het RIVM aan de bel te trekken en uitleg vragen over afwijkende metingen en berekeningen.
blad 18 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
Vanwege de meetmethode mag het netwerk formeel niet worden gebruikt om aan de grenswaarde voor NO2 te toetsen. Door de dichtheid van het netwerk van de buisjes en de lange meetreeks geeft het wel een beeld van de ontwikkeling van de Haagse luchtkwaliteit. In hoofdstuk 3 zijn algemene doelen voor luchtmetingen geformuleerd en is per doel aangegeven in hoeverre het huidige meetnet daarvoor geschikt is. Er zijn meerdere doelen voor het huidige meetnet mogelijk. Met het oog op het NSL zijn de twee belangrijkste doelen om het huidige NO2 meetnet voort te zetten: - Inzicht krijgen in de luchtkwaliteit op verschillende plaatsen in Den Haag. Door middel van trendanalyse krijgt men een indicatie of de NO2 normen in 2015 gehaald gaan worden, of dat er nog extra maatregelen nodig zijn; - De trendanalyses gebruiken om te kijken of de metingen en berekeningen dezelfde trends laten zien om zo meer vertrouwen in de berekeningen te krijgen.
4.5
Aanbevelingen voor luchtkwaliteitsmetingen in Den Haag
Op basis van de geformuleerde doelen in de voorgaande paragraaf en de evaluatie van het huidige NO2 meetnet komt de DCMR milieudienst Rijnmond tot de volgende aanbevelingen aan de gemeente Den Haag: Zet het huidige meetnet voort Om de geformuleerde doelen voor luchtmetingen in Den Haag te kunnen behalen is een uitgebreid meetnet nodig dat vergelijkbaar is met het huidige meetnet. Omdat trendanalyse een belangrijk onderdeel is van het doel van het meetnet, is het ook belangrijk dat de buisjes over een langere periode (enkele jaren) op dezelfde plek blijven hangen. Bij voorzetting van het huidige meetnet is het belangrijk het meetnet zoveel mogelijk intact te laten. Juridisch gezien hoeft de gemeente Den Haag geen aanvullend meetnet te hebben. Mocht een forse inkrimping overwogen worden, dan is het advies het meetnet in het geheel niet meer voor te zetten. Richt geen eigen meetpunten in om automatisch luchtkwaliteit te gaan meten Om aan de geformuleerde doelen te voldoen is een automatisch meetpunt niet nodig. Dit meetstation zal niet bijdragen aan het behalen van de doelen. Het opzetten van een automatisch meetstation voor de periode van het NSL is ook niet aan te raden. Het is in vergelijking tot de buisjes erg duur. Ook het opzetten van het meetstation neemt zijn tijd in beslag. En voor een automatisch meetstation geldt dat hoe langer er gemeten wordt des te waardevoller en betrouwbaarder word de informatie (aanbevolen wordt om een automatisch meetpunt zeker voor 10 jaar in gebruik te nemen). Een automatisch meetmeetstation dat in 2013 wordt opgezet levert tegen het einde van het NSL pas de nodige informatie. Zoek voor roetmetingen aansluiting bij het RIVM netwerk Het is niet mogelijk om met passieve bemonstering de roetconcentratie te meten. Ook gelden er geen normen voor. Mocht er bovenop de geformuleerde doelen nog interesse zijn in meer informatie over roetconcentraties in Den Haag of bijvoorbeeld het effect van een maatregel op de roetconcentraties en zo ook op de gezondheid van de burgers, dan kan er gedacht worden om een automatisch meetstation in te richten. De komende jaren stapt het RIVM op automatische roetmetingen in de vorm van EC (Elementary Carbon). Op alle meetstations waar nu de vergelijkbare component zwarte rook wordt gemeten gaat het RIVM EC meten. In de Haagse meetstations wordt geen zwarte rook gemeten. De aanbeveling is om aansluiting te zoeken bij de RIVM meetstations in de stad. Dit kan door een verzoek bij het RIVM in te dienen om roet te gaan meten of door in samenwerking met het RIVM eigen meetapparatuur in de Haagse meetstations te plaatsen. Bij het plaatsen van meetapparatuur voor roet is wel het advies om over een langere periode te meten. De samenwerking met het RIVM zorgt er ook voor dat de data ook landelijk gebruikt kan gaan worden. Luchtmetingen in Den Haag
blad 19 van 22
Maak meer gebruik van de meetresultaten De gemeente Den Haag heeft een waardevolle database opgebouwd. Buro Blauw analyseert al jaarlijks de trend voor de meetpunt-categorieën Achtergrond, Drukke weg, Woonwijk en Centrum. Daarnaast zijn nog de volgende onderzoeken mogelijk: - Naast de trendanalyse per categorie is ook een trendanalyse per meetpunt op (bijna-) knelpunt locaties mogelijk, om te zien of de luchtkwaliteit zich er goed ontwikkelt en of er over de afgelopen acht jaar een dalende trend te zien is. - De trend van de meetresultaten kan worden vergeleken met de voor de gepasseerde jaren berekende trend. Theoretisch zouden de trends gelijk moeten zijn. De resultaten kunnen worden gedeeld met het NSL ten behoeve van de periodieke bijstelling van de Monitoringstool."
4.6
Conclusie
Om de meetdoelen te kunnen behalen kan het meetnet in zijn huidige vorm blijven bestaan. Voor het behalen van de doelen is een automatisch meetnet niet nodig. Wanneer het huidige meetnet zou moeten inkrimpen, kunnen de doelen niet meer gehaald worden. Het advies is om in dat geval het meetnet in de huidige opzet in zijn geheel niet meer voort te zetten.
blad 20 van 22
Luchtmetingen in Den Haag
5
Literatuurlijst
Aanpassing rapportage NO2 metingen Laan Copes van Cattenburch, Bureau Blauw, 2008.0379.PE.17-P3997-rap, 25 april 2008 Actieplan luchtkwaliteit Den Haag 2007 – 2015, Dienst Stadsbeheer / Milieu en Vergunningen, DSB/2007.922, November 2007 Afwegingskader bepalen lokale luchtkwaliteit - Wanneer is het meten zinvol?, CROW, 2011 Effectmeting verkeerscirculatieplan 2011, Rapportage over verkeer, bereikbaarheid, luchtkwaliteit, verblijfsklimaat en economie na implementatie van het verkeerscirculatieplan, Swankhuisen, C., de Vrij, L., TABULA RASA, mei 2011 Evaluatie luchtkwaliteit Verkeerscirculatieplan Den Haag, van Loon, M.M.J, DGMR, V.201.1532.00.R001, Augustus 2011 Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2011, Mooibroek, D., Berkhout, J.P.J., Hoogerbrugge, R., Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2012 Jaarrapportage stikstofdioxide concentratiemetingen in Den Haag 2007, Meting met de diffusiebuis methode, Buro Blauw, BL2008.3728.01, September 2008 Jaarrapportage stikstofdioxide concentratiemetingen in Den Haag 2008, Meting met de diffusiebuis methode, Buro Blauw, BL2009.4104.01, Augustus 2009 Jaarrapportage stikstofdioxide concentratiemetingen in Den Haag 2009, Meting met de diffusiebuis methode, Buro Blauw, BL2010.4560.01-V02, Augustus 2010 Jaarrapportage stikstofdioxide concentratiemetingen in Den Haag 2010, Meting met de diffusiebuis methode, Buro Blauw, BL2011.4984.02-V03, Oktober 2011 Jaarrapportage stikstofdioxide concentratiemetingen in Den Haag 2011, Meting met de diffusiebuis methode, Buro Blauw, BL2012.5413.01-V02, juni 2012 Levensverwachting Rotterdamse bevolking met jaar verlengd door verbeterde luchtkwaliteit in 1985-2008, Keuken, M., et al., Tijdschrift Lucht 2011;7(3):12-16 Luchtkwaliteitmetingen of luchtkwaliteitonderzoek?, van Doorn, W., van den Elshout, S., Verstappen, E., Tijdschrift Lucht, Oktober 2010 Metingen van de luchtkwaliteit in Den Haag met betrekking tot NO2, Hollander, J.C.Th., Roemer, M.G.M, TNO Bouw en Ondergrond, 2006-A-R0076/B, Maart 2006 Metingen van de luchtkwaliteit in Den Haag met betrekking tot NO2, Hollander, J.C.Th., Roemer, M.G.M, TNO Bouw en Ondergrond, 2007-A-R0842/B, Augustus 2007 Notitie: Onderzoek luchtkwaliteit Laan Copes van Cattenburch, Commissie Verkeer, Milieu en Leefomgeving, DSB/2007.1081 – RIS 149710, 23 oktober 2007 Plan van Aanpak luchtkwaliteit 2004-2010 gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer / Milieu en Vergunningen, DSB2004-286 RIS116898a_08-jun-2004 Rapportage luchtkwaliteit over 2002, Dienst Stadsbeheer, SB/26921, November 2003 Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, LMV 2007.109578, 2007
Luchtmetingen in Den Haag
blad 21 van 22
Roet als additionele indicator voor de gezondheidseffecten van fijn stof, Janssen, N., et al. Tijdschrift Lucht 2011;7(6):8-12. Trends in PM10 en NO2 concentraties in Nederland tot en met 2010, Gezamenlijke trendanalyse van RIVM, DCMR, GGD-Amsterdam, Hoogerbrugge, R., et. al., Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, RIVM Rapport 680704017/2012, 2012. Verslag bewonerbijeenkomst Laan Copes van Cattenburch, 15 mei 2008 Verslag bewonersoverleg Laan Copes van Cattenburch, 19 september 2007 Verslag inspraakavond verkeerscirculatieplan Centrumgebied, 14 maart 2006 Verslag inspraakavond verkeerscirculatieplan Centrumgebied, 15 maart 2006 Voortgangsrapportage 2011, Actieplan luchtkwaliteit Den Haag, Dienst Stadsbeheer / Milieu en vergunningen, Bijlage 2, DSB/2012-011, Januari 2012 Wet milieubeheer (Wm), 14 juli 2012
blad 22 van 22
Luchtmetingen in Den Haag