EVALUATIE (inclusief vooruitblik) van het B BE ELLE EIID DS SK KA AD DE ER R D DU UU UR RZ ZA AM ME EO ON NT TW WIIK KK KE EL LIIN NG G // C CR RA AD DL LE ET TO OC CR RA AD DL LE E 22000088--22001111
Gedeputeerde Staten van Limburg
14 december 2010
2
INHOUDSOPGAVE Pagina
Samenvatting
3
1. Inleiding
6
2. Speerpunten en ambities uit Beleidskader: goed uit de startblokken
7
3. Programma Bereikbaar en Duurzaam Limburg: Limburg C2C koploper, C2C geeft meerwaarde
14
4. Rollen en instrumenten: actieve inzet
19
5. Capaciteit en financiën: duurzame ontwikkeling is niet duur
21
6. Vooruitblik naar volgende coalitieperiode: nieuwe logica voor duurzame ontwikkeling
22
3
S Saam meennvvaattttiinngg
Voor u ligt de evaluatie van het Beleidskader Duurzame Ontwikkeling/Cradle to Cradle van de Provincie Limburg 2008-2011, dat 13-02-2009 is vastgesteld door Provinciale Staten. Doel van deze beleidsevaluatie is het vaststellen van de realisatie van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en cradle to cradle zoals verwoord in het programma Bereikbaar en Duurzaam Limburg, de achtereenvolgende programmabegrotingen en voornoemd Beleidskader. De evaluatie is hoofdzakelijk gericht op de inzet van de Provincie. Bij duurzame ontwikkeling (DO) gaat het erom de verschillende belangen in de domeinen natuur en milieu, economie en het sociale domein met elkaar in samenhang en in balans te brengen. DO staat ook voor rekening houden met de behoeften elders in deze wereld en de gevolgen voor toekomstige generaties. Het Coalitieakkoord 2007-2011 ‘Investeren en Verbinden’ heeft een krachtige impuls gegeven aan verdere invulling van duurzame ontwikkeling in Limburg via de verbindingslijnbenadering. Duurzaamheid is geen apart beleidsveld, maar een manier van werken die diep in de haarvaten van de provinciale organisatie en in alle beleidsterreinen en projecten moet doordringen. Binnen de brede scope van duurzame ontwikkeling heeft deze coalitie het Cradle to Cradle (C2C) concept centraal gesteld. C2C is een ambitieus concept voor duurzame ontwikkeling, gebaseerd op drie essentiële principes: Afval is voedsel (kringloop processen, biologisch of technologisch); Gebruik van hernieuwbare energiebronnen, m.n. zonne-energie; Koester diversiteit (biodiversiteit, maar ook diversiteit in landschappen, cultuur, processen en concepten). Concreet legt het C2C-concept sterk de nadruk op het sluiten van kringlopen en de gedachte “in plaats van minder slecht, meteen goed doen” (aangeduid als eco-effectief). In de Programmabegrotingen zijn specifieke doelen voor C2C geformuleerd: In 2011 is in Limburg C2C een geaccepteerd ontwerpprincipe voor duurzame ontwikkeling voor overheden en bedrijfsleven; Limburg is in 2011 koploper als het gaat om C2C-regio’s in Nederland; In de periode 2007-2011 moet in minstens 10 concrete (voorbeeld)projecten het C2C-principe zijn toegepast bij koplopers, majeure projecten en beeldbepalende ontwikkelingen. De Provincie heeft duurzame ontwikkeling en C2C uitgewerkt tot 6 speerpunten, die zijn opgenomen in het Beleidskader Duurzame Ontwikkeling/C2C: besluitvorming, eigen bedrijfsvoering, kennisontwikkeling en -verspreiding, gebiedsontwikkeling, bouwen en wonen, en produceren. Inzet is geleverd vanuit de rollen van aanjager, verbinder, facilitator en stimulator. Ook zijn diverse instrumenten voor duurzaamheid ingezet en zonodig (door)ontwikkeld.
4
Uit de evaluatie blijkt dat de doelen uit de Programmabegroting zijn gerealiseerd. Er zijn minstens 10 projecten in Limburg uitgevoerd waarbij het C2C-principe concreet is toegepast en uitgewerkt. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden van projecten die zich richten op materialen en producten en projecten m.b.t. de bouw en gebiedsontwikkeling. Het toepassen van C2C heeft veel weerklank gevonden binnen het bedrijfsleven, mede gestimuleerd door de Kamer van Koophandel, LIOF en Syntens. Bedrijven zijn m.n. geïnteresseerd in toepassing van C2C om zich met de zo ontwikkelde duurzame en innovatieve materialen of producten te onderscheiden van concurrenten en een betere marktpositie te verwerven in een afzetmarkt waarin duurzaamheid en duurzaam inkopen een steeds belangrijkere rol gaat spelen. Introductie van C2C binnen bedrijven heeft dus geleid tot innovatie in producten en ontwikkelprocessen. Ook heeft dit ervoor gezorgd dat op initiatief van enkele bedrijven en ondersteund door de KvK een C2C Community Limburg is ontstaan. Voor C2C-geïnspireerde bouw- en gebiedsprojecten ligt het voortouw vooral bij gemeenten, Provincie, corporaties en ontwikkelaars. Van de gemeenten zijn vooral Peel en Maas en Venlo de koplopers. Daarnaast wordt C2C meegenomen in het kader van duurzame herstructurering van woonwijken, die vooral binnen de BBO-Herstructurering vallen. Het C2C-concept is ook uitgedragen via kennisontwikkeling- en kennisverspreidingprojecten, gericht op het onderwijs (van basis- tot hoger onderwijs), het bedrijfsleven en de overheden, o.a. via de C2CMasterclass voor MKB-bedrijven en de Masterclass Duurzame/C2C gebiedsontwikkeling. Op internationaal vlak is de Provincie initiatiefnemer en trekker van het Interreg IVc project C2C-Network. Voor dit project is Europese subsidie binnengehaald. Er nemen 9 andere regio’s uit Europa aan deel. Ook de Europese Commissie neemt actief deel om direct te bezien of de resultaten kunnen doorwerken in het Europese beleid voor Europe2020, flagship resource efficiency. De brede aandacht voor duurzaamheid heeft ertoe geleid dat de Provincie Limburg ook koploper is van de provinciale duurzaamheidmeter, een landelijke benchmark die in 2010 voor het eerst is uitgevoerd. In totaal is ca. 6 fte aan personele capaciteit ingezet voor C2C en duurzame ontwikkeling alsmede ca. € 2,5 miljoen aan programmagelden. Hiermee is tenminste € 4,5 miljoen aan extra middelen gegenereerd vanuit nationale en Europese middelen en eigen bijdragen van diverse stakeholders. Uit de ervaringen met projecten die zich hebben laten inspireren door C2C kan geconcludeerd worden dat toepassing van het C2C-concept een duidelijke meerwaarde heeft. Deze meerwaarde uit zich in zowel het proces als de inhoud van projecten. C2C blijkt o.a. aan te zetten tot ecoeffectief handelen, inspirerende en creatieve ontwerpprocessen, bredere betrokkenheid van stakeholders, ambitieuzere doelstellingen, innovatieve maatregelen en meer bereidheid tot experimenteren en pilot projecten. Bijkomend effect van het omarmen van het C2C-concept is dat ook een stimulans is gegeven aan duurzame ontwikkeling in het algemeen, zowel binnen de provinciale organisatie als bij actoren in Limburg. Dit komt omdat C2C het beeld van duurzaamheid als milieu-concept doorbreekt. C2C wordt gepositioneerd als een economisch concept dat zoekt naar de kansen voor economie, mens en milieu. Zo zou duurzame ontwikkeling ook in brede zin benaderd moeten worden: als een logische aanpak voor economische, sociale en ruimtelijke ontwikkeling met kwaliteitsverbetering van natuur en milieu. De DO/C2C-koplopers hebben bewezen dat dit mogelijk is. Zij hebben aangetoond dat juist door een duurzame aanpak hun bedrijven en organisaties komen tot meer innovatie, betere producten en
5
processen, een betere marktpositie en een betere economische ‘performance’. Het vestigingsklimaat in Limburg is dus gebaat bij het breed oppakken van duurzame ontwikkeling. Hiermee ontstaat een nieuwe logica voor duurzame ontwikkeling: door zijn innovatieve impuls en de samenhangende aanpak voor mens, economie en milieu vormt duurzame ontwikkeling een essentiële voorwaarde voor een goed en innovatief vestigingsklimaat in Limburg. Zodoende is duurzame ontwikkeling ook een economische kans die kan leiden tot economische groei. Het is dus dé manier om Limburg economisch en sociaal en qua omgevingskwaliteit voor huidige en toekomstige generaties aantrekkelijk en leefbaar te houden. Overall conclusie is dat: het C2C-concept meerwaarde heeft getoond; de Provincie met de actieve inzet voor duurzaamheid en C2C goed uit de startblokken is gekomen; de gestelde doelen zijn gerealiseerd en Limburg qua duurzaamheid en C2C koploper is; duurzame ontwikkeling niet duur hoeft te zijn (zelfs ook financieel loont) en er een nieuwe logica voor (werken aan) duurzame ontwikkeling is ontstaan, namelijk als voorwaarde en kans voor een goed en innovatief vestigingsklimaat in Limburg.
6
11.. IInnlleeiiddiinngg
Voor u ligt de evaluatie van het Beleidskader Duurzame Ontwikkeling/Cradle to Cradle (DO/C2C) van de Provincie Limburg 2008-2011. Dit Beleidskader is op 13 februari 2009 vastgesteld door Provinciale Staten, na behandeling in de Statencommissie Fysiek Domein en na advisering door de Provinciale Commissie Omgevingsvraagstukken Limburg. Het Beleidskader DO/C2C is opgesteld om de strategische doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van respectievelijk het coalitieakkoord ‘Investeren en Verbinden’ en het programma Bereikbaar en Duurzaam Limburg (c.q. de programmabegrotingen) richting te geven, in te kaderen en uit te werken. Hoewel de looptijd van het Beleidskader ook het jaar 2011 omvat, is deze evaluatie al eind 2010 uitgevoerd, conform hetgeen in het Beleidskader is opgenomen1. Reden hiervoor is om bestuur en politiek handvatten mee te geven over doeltreffendheid en doelmatigheid van het werken aan duurzame ontwikkeling. Het doel van deze ex-post beleidsevaluatie is primair gericht op het vaststellen van de realisatie van de doelstellingen zoals verwoord in het Beleidskader. Meer specifiek richt de evaluatie zich op het vaststellen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid voor duurzame ontwikkeling. Zowel de resultaten (output) als de effecten (outcome) worden - mits meetbaar – in beeld gebracht. Tevens is een overzicht gegeven van de rollen en instrumenten die hiervoor zijn ingezet, evenals een overzicht van de financiële middelen. De reikwijdte van deze evaluatie is beperkt tot de inzet die door de Provincie zelf is geleverd m.b.t. duurzame ontwikkeling (DO) en cradle to cradle (C2C). In beperkte mate zijn de effecten die deze inzet op externe partijen heeft gehad, in beeld gebracht. Op basis van deze evaluatie en op basis van adviezen van externe adviesraden zijn (in hoofdstuk 6) aanbevelingen gedaan over nut en noodzaak van een toekomstige inzet voor duurzame ontwikkeling door de Provincie Limburg. De evaluatie is uitgevoerd in ‘eigen beheer’ (dus geen uitbesteding) en is gebaseerd op feitelijke acties en resultaten. De wijze van evaluatie is gebaseerd op de ‘Handreiking Beleidsevaluatie Provincie Limburg’.
1 Citaat uit Beleidskader DO/C2C, paragraaf 4.3: “Eind 2010 wordt een eindevaluatie uitgevoerd om het Beleidskader te vernieuwen ten behoeve van de volgende coalitieperiode. Daarnaast wordt eind 2010 een inhoudelijke evaluatie uitgevoerd gericht op (de meerwaarde van) het C2C-concept in relatie tot duurzame ontwikkeling”.
7
22.. S Sppeeeerrppuunntteenn eenn aam mbbiittiieess uuiitt B Beelleeiiddsskkaaddeerr:: ggooeedd uuiitt ddee ssttaarrttbbllookkkkeenn
Beleidskader Duurzame Ontwikkeling / Cradle to Cradle De Provincie heeft in de uitwerking van duurzame ontwikkeling/C2C gekozen voor de volgende speerpunten: besluitvorming, eigen bedrijfsvoering, kennisontwikkeling en -verspreiding, gebiedsontwikkeling, bouwen en wonen, en produceren. De speerpunten duurzame besluitvorming en duurzame eigen bedrijfsvoering richten zich nadrukkelijk op de eigen organisatie en de eigen gebouwen (Gouvernement, 3 musea en gebouwen dienstkringen provinciale wegen). De speerpunten duurzame gebiedsontwikkeling, bouwen en wonen, en produceren richten zich op projecten waarbij vooral externe stakeholders betrokken en veelal trekker zijn. Hierbij is zoveel mogelijk is aangehaakt bij de beeldbepalende ontwikkelingen (BBO’s) en op andere voorbeeldprojecten van partijen met eigen organiserend vermogen. Het speerpunt kennisontwikkeling en –verspreiding is breed ingezet en gericht op het onderwijs, bedrijven, corporaties, gemeenten, maar ook op de eigen organisatie. Bij dit speerpunt is dankbaar gebruik gemaakt van het (landelijke) programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling, waaruit 75% cofinanciering mogelijk was. Resultaten De tabellen aan het einde van dit hoofdstuk geven per speerpunt een overzicht van de beoogde en bereikte resultaten. Deze resultaten zijn ook gebruikt om de conclusies te trekken zoals die zijn opgenomen in de navolgende hoofdstukken. Conclusie Alle speerpunten zijn actief opgepakt en uitgewerkt. De operationele doelen (in het Beleidskader aangeduid als “resultaten”) zijn d.m.v. concrete projecten en processen gerealiseerd. Daarmee is een aanzet geleverd voor de realisatie van de tactische doelen. Een aanzet, omdat voor het realiseren van de in het Beleidskader geformuleerde doelen op tactisch niveau veel meer verinnerlijking van en ervaring met duurzame processen en duurzaam denken (misschien wel ‘om’denken) nodig is. Voor een transitie naar een duurzame organisatie en een duurzame samenleving is langere tijd nodig. Vasthoudendheid en doorgaan op de ingezette koers is hierbij vanzelfsprekend. Een goed begin is echter gemaakt, zowel bij het eigen bestuur en de eigen ambtelijke organisatie, als bij externe actoren. Om met een metafoor te spreken: “de koplopers snellen vooruit, diverse anderen zijn in de achtervolging, maar het peloton is nog groot en zal nog moeten versnellen”. Tabel 1: Speerpunt duurzame besluitvorming. Speerpunt 1
Duurzame besluitvorming
Tactisch doel
De besluitvorming binnen de Provincie vindt op duurzame wijze plaats. Dit betekent dat op een transparante en onderbouwde wijze samenhang en balans gezocht wordt in economische, sociale en ecologische aspecten, voor zover die relevant zijn voor het betreffende besluit. Tevens vindt geen afwenteling in tijd en ruimte plaats.
8
Speerpunt 1
Duurzame besluitvorming
Operationele
1.
doelen
Besluiten over projecten waaraan gelden uit het provinciaal Investeringsbudget worden besteed (m.n. de beeldbepalende ontwikkelingen) zijn op duurzaamheid beoordeeld, via toepassing van het “afwegingskader grote projecten” (het Ecorys kader).
2.
Medewerkers beschikken over voldoende kennis, persoonlijk (creatief) ondernemerschap en strategisch bewustzijn om het aspect duurzaamheid op een adequate wijze mee te nemen in besluitvormingsprocessen.
Realisatie
Duurzaamheid is via criterium ‘samenhang’ onderdeel van de Ecorys quick scan mKBA.
(output)
Duurzaamheidparagraaf is ontwikkeld en wordt vanaf 1 november 2010 toegepast in sonderende en kaderstellende notities voor PS. In de workshops voor ca. 130 medewerkers over verbetering besluitvormingsprocessen PS wordt hieraan expliciet aandacht besteed. Per 1 november is bij cluster MDOMI een helpdesk geïnstalleerd voor ondersteuning bij de duurzaamheidparagraaf.
Ca. 45 provinciale medewerkers hebben deelgenomen aan de 2-daagse masterclass duurzame (gebieds)ontwikkeling.
Outcome
Door de hierboven geschetste acties is het bewustzijn over duurzame ontwikkeling en het handelingsperspectief van medewerkers toegenomen. In 2011 zou zich dit moeten vertalen in meer samenhangende en transparantere voorstellen voor PS en GS.
Tabel 2: Speerpunt duurzame bedrijfsvoering. Speerpunt 2 Tactisch doel
Duurzame bedrijfsvoering De Provincie is een organisatie waar op duurzame wijze wordt gewerkt, met respect voor mens en omgeving, en waarin het Limburgse Cradle to Cradle raamwerk de motor is voor de eigen bedrijfsvoering.
Operationele
1.
doelen
Relevante medewerkers die betrokken zijn bij de bedrijfsvoering en gebouwbeheer van de Provincie, zijn getraind op het gebied van duurzame ontwikkeling en hanteren het Limburgse C2C-raamwerk als leidend principe voor hun dagelijks denken en doen.
2.
Binnen het gouvernementsgebouw wordt de (afval-)kringloop zoveel mogelijk gesloten.
3.
Van de ingekochte goederen, diensten en werken voldoet 50% aan de eisen/criteria van duurzaam inkopen. (Het streven voor de langere termijn [2015] is dat 100% van de door de Provincie ingekochte goederen, diensten en werken voldoet aan de criteria van duurzaam inkopen). Een bijkomend effect dat hierbij beoogd wordt, is dat het duurzaamheidconcept op deze wijze doorwerkt bij de doelgroepen waar de Provincie producten en diensten inkoopt.
4.
Het Gouvernementsgebouw is in 2011 klimaat- danwel CO2-neutraal.
5.
De C2C-principes zijn gehanteerd bij de uitwerking van het huisvestingsconcept voor het Gouvernement.
Realisatie
Er is een meerjarenprogramma Duurzame bedrijfsvoering vastgesteld door GS. Jaarlijks wordt
De relevante medewerkers van de afdelingen FA en BV (m.n. inkoopbureau) zijn op de hoogte
een actieprogramma opgesteld, waarvan de uitvoering wordt gemonitord. van duurzame ontwikkeling en er wordt regulier overleg gevoerd met MDOMI. Eind 2010/begin 2011 worden trainingen over duurzaam inkopen georganiseerd.
Er loopt een specifiek project m.b.t. de kringloop van papier met Van Houtum.
Het inkoopcentrum is opnieuw georganiseerd en duurzaam inkopen is regulier onderdeel van het inkoopproces. Hierbij worden de 45 criteriadocumenten van AgentschapNL toegepast. Tevens is in elke afdeling een inkoopcoördinator aangewezen als vooruitgeschoven post.
9
Speerpunt 2
Duurzame bedrijfsvoering
Het energieverbruik in het Gouvernement wordt met ca. 50% gereduceerd. In 2011 is het Gouvernement klimaatneutraal.
Bonnefantenmuseum, Limburgs Museum en Continium elk 50% reductie CO2-uitstoot. Duurzaamheid en C2C vormen onderdeel van huisvestingsconcept. Uitvoering is uitgesteld i.v.m. reorganisatie c.q. bezuinigingen.
De Provincie Limburg heeft de hoogste score (eind 2010) in de Provinciale Duurzaamheid Meter van alle deelnemende provincies.
Outcome
Bij facilitaire zaken is duurzame ontwikkeling geïntegreerd in de processen en activiteiten. Ook bij steeds meer aanbestedingen is duurzaamheid een expliciet criterium. Via de inkoopcoördinatoren wordt duurzaam inkopen steeds verder verspreid in de haarvaten van de organisatie. Via aanschaf van duurzame producten en diensten (denk aan catering, plantsoenonderhoud en schoonmaak) is ook invulling gegeven aan fair trade, ecologisch verantwoord produceren en social return on investment.
Tabel 3: Speerpunt Kennisontwikkeling en kennisverspreiding. Speerpunt 3
Kennisontwikkeling en kennisverspreiding
Tactisch doel
Het bij maatschappelijke actoren bevorderen van effectieve sociale leerprocessen en kennis,
Operationele
1.
leidend tot eigen initiatieven met betrekking tot duurzame ontwikkeling. doelen c.q.
Bewustwording: in de periode 2008 - 2011 wordt een substantieel deel van de doelgroepen benaderd teneinde invulling te geven aan het bewustwordingsproces met betrekking tot
resultaten
duurzame ontwikkeling/Cradle to Cradle. 2.
Kennisontwikkeling: voor de doelgroepen wordt tot 2011 een kennisontwikkelingtraject met betrekking tot Cradle to Cradle opgestart. Hierbij moet gedacht worden aan het doorontwikkelen van het Cradle to Cradle concept t.b.v. praktische toepasbaarheid.
3.
Kennisverspreiding: in de periode 2008-2011 wordt door middel van een gerichte communicatie en het opbouwen en onderhouden van netwerken de principes en werking van duurzame ontwikkeling/ Cradle to Cradle met oog voor en gebruikmaken van de duurzame samenhang verder verspreid en uitgedragen.
Realisatie
(output)
Vier ‘overlegtafels’ zijn operationeel voor bedrijven (industrie), duurzaam inkopen, duurzame wegenbouw en duurzaam bouwen. Met overlegtafel bedrijven is in 2009 het ‘Sakura’-manifest afgesloten.
Masterclass C2C voor MKB bedrijven operationeel (uitgevoerd door Fontys Hogeschool Venlo).
Masterclass Duurzame Gebiedsontwikkeling uitgevoerd (door Geoplan)
Europees interreg netwerk C2CNetwork operationeel (10 regio’s in Europa, Limburg is lead partner).
Lezing (ambtelijk) European Open Days 5-8 oktober 2009 in Brussel: Session: 'Lead Markets how to take regions global', en diverse andere symposia over duurzaamheid in o.a. Brussel, Madrid, Roemenië en Slovenië.
Er zijn 17 LvDO projecten uitgevoerd (ca. € 750.500,- cofinanciering). Het LvDO-programma 2007-2011 is hiermee reeds afgerond. Tevens zijn natuur- en milieueducatieprojecten uitgevoerd (ca. € 270.000,- co-financiering).
Gedeputeerde Kersten verzorgt binnen en buiten Limburg lezingen over duurzaamheid en C2C (o.a. Hogeschool Zuyd, Congres Fairduurzamen in Driebergen, Blomberg Instituut Den Haag, Platform Ketenefficiency Energie Transitie).
10
Speerpunt 3
Kennisontwikkeling en kennisverspreiding
Bulletin Duurzaam Limburg: 3 x per jaar wordt informatie over koploperprojecten verstrekt aan
Over 5 bedrijven die al ver op weg zijn met Cradle to Cradle, zijn voor Web TV korte filmpjes
Subsidies verstrekt aan Stichtingen die duurzaamheid en C2C in Limburg via internet promoten
doelgroepen binnen en buiten Limburg. Oplage 2.300. gemaakt, in samenwerking met LIOF, zie www.limburg.nl/webtv. (o.a. Stichting Planet C2C voor website cradletocradle.nl en C2C Community Limburg).
Artikelen over duurzaamheid/C2C in magazine Business meets business, INEX; IPO Milieuwerk, Milieu en Energie, duurzaamnieuwsINSnet, VVM-Milieu, Neuen Zürcher Zeitung Folio, VROM.NL, Alterna Premium (Janpans tijdschrift), etc.
Flyers over C2C en Limburgse projecten opgesteld, ook in Duits, Engels en Frans.
Duurzaamheid loont; Limburgse dag van de Duurzaamheid, 28 januari 2009 Industrion, Kerkrade gestimuleerd.
Outcome
Duurzame Synergie. Symposium Dag van de Duurzaamheid 11-11-2010 georganiseerd.
Via Leren voor Duurzame Ontwikkeling projecten hebben ca. 30.000 leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs in Limburg direct kennis opgedaan over duurzame ontwikkeling. Daarnaast hebben ook ca. 5.000 volwassen kennis vergaard over DO/C2C waarmee voor hen ook handelingsperspectief is aangereikt.
Tabel 4: Speerpunt duurzame gebiedsontwikkeling. Speerpunt 4 Tactisch doel
Duurzame gebiedsontwikkeling Ruimtelijke ontwikkelingsopgaven worden ontworpen vanuit de Cradle to Cradle principes, waarbij voldoende flexibiliteit voor omgeving en functies wordt geïntegreerd in tijd en ruimte.
Operationele
1.
doelen c.q.
De Provincie ondersteunt 4 regionale majeure projecten m.b.t. gebiedsontwikkeling en infrastructuur, waarbij de aspecten van duurzame ontwikkeling / cradle to cradle een plaats
resultaten
krijgen in de ontwerp- en uitvoeringsfasen. 2.
Een andere invulling van duurzame gebiedsontwikkeling betreft de ontwikkeling van woonwijken (woonlocaties), waarin aan duurzame ontwikkeling vorm gegeven wordt vanuit de Cradle to Cradle principes. De focus ligt op 2 duurzame wijken uit het programma “Investeren in steden en dorpen”. Zo mogelijk worden ook 3 andere wijken ondersteund in C2Contwikkeling.
3.
Een specifieke invulling van de ruimtelijke ontwikkelingsopgave betreft de revitalisering en uitbreiding van bedrijventerreinen (werklocaties). Verouderde terreinen, die niet meer voldoen aan de huidige en toekomstige vestigingseisen, kunnen met duurzame ontwikkeling weer op het vereiste niveau komen. Het toepassen van de provinciale duurzaamheidscan in de ontwerpfase en het organiseren van parkmanagement in de beheersfase is een minimumeis. De Provincie wil echter de lat hoger leggen. Daarom wordt een 2-tal projecten m.b.t. revitalisering en/of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen of ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen ondersteund in het proces en de ontwerpfase, mits daarbij wordt uitgaan van de C2C principes en deze doorwerken in het programma van eisen.
Realisatie
(output)
Duurzaamheid en C2C invulling van de Buitenring Parkstad is verkend en verder uitgewerkt in een Business case duurzame BPL.
Er is een intentieovereenkomst met de gemeenten Peel&Maas en Beek afgesloten waarin toepassing DPL en duurzame ontwikkeling van woonwijken is overeengekomen. Dit is ondersteund met workshops.
11
Speerpunt 4
Duurzame gebiedsontwikkeling
De ontwikkeling van Klavertje 4 is sterk geïnspireerd op C2C. Dit is vastgelegd in een POLaanvulling en het masterplan.
De ontwikkeling van Floriade 2012/Greenpark is sterk geïnspireerd op C2C. De duurzaamheid van het gebied Greenpark wordt bepaald m.b.v. Breeam-gebiedslabel. Voor de monitoring van proces en uitwerking van de duurzaamheid van Floriade wordt een auditsysteem ontwikkeld.
De nadere invulling van duurzaamheid en C2C in Prachtwijken Maastricht Noord Oost is gestimuleerd m.b.v. een 2-daagse workshop (2008) en meetbaar gemaakt m.b.v. het instrument DPL.
De duurzaamheid/C2C van het A2 plan ‘De Groene Loper’ is in beeld gebracht m.b.v. het Limburgs Pakket Duurzame Wegenbouw. Mogelijkheden voor aanvullende duurzame maatregelen zijn verkend.
Nadere invulling van duurzaamheid in Maastricht-Valkenburg projecten (Papierfabriek Meerssen en Centrumplan Valkenburg) zijn verkend.
Voor verduurzaming van het bedrijventerrein C-Mill (Molenberg) te Heerlen is met TCNCharlemagne en de Gemeente Heerlen een intentieovereenkomst gesloten. De duurzaamheid(smogelijkheid) zal meetbaar gemaakt worden m.b.v. Breeam-gebiedslabel.
Over verduurzaming van Bedrijvenpark MAA is overleg gevoerd met MAA. Deze aanpak is thans gekoppeld aan het ontwikkelingsproces voor Het Groene Net.
Outcome
Via de procesgerichte aanpak met inhoudelijke inbreng zijn de DO/C2C concepten in diverse ruimtelijke projecten concreet uitgewerkt en meetbaar gemaakt, en vervolgens opgenomen in gebiedsplannen, ontwikkelingsvisies, masterplannen en bouwplannen. Het gevolg hiervan is dat deze ‘plannen’ wat betreft duurzaamheid ambitieuzer zijn dan de oorspronkelijke versies. De betrokken stakeholders zijn bewust geworden van de mogelijkheden van duurzame en C2Cgeïnspireerde gebiedsontwikkeling. Het gaat deels om provinciale medewerkers en deels om externe partijen (gemeenten, corporaties, ontwikkelaars en bouwers).
Tabel 5: Speerpunt duurzaam bouwen en wonen. Speerpunt 5 Tactisch doel
Duurzaam bouwen en wonen De aanpak van duurzaam bouwen en wonen is innovatief. Hiertoe wordt het cradle to cradle raamwerk toegepast, waarbij wordt ingespeeld op de ontwikkelingen met betrekking tot energie, grondstoffen, materialen en leefomgevingkwaliteit, zowel in de woning als in de woonomgeving.
Operationele
1.
doelen c.q.
De Provincie ondersteunt 4 woningbouwprojecten, waarbij ontworpen wordt vanuit de Cradle to Cradle principes. Hierbij wordt nadrukkelijk een samenhang gezocht met de beeldbepalende
resultaten
ontwikkelingen. 2.
De Provincie ondersteunt 2 utiliteitsbouwprojecten die als voorbeeld kunnen dienen, waarbij
3.
In 2011 is de bouwsector in Limburg zich bewust van de kansen van duurzaam bouwen op
ontworpen wordt vanuit de Cradle to Cradle principes. basis van de Cradle to Cradle principes en beschikt over voldoende kennis om dit vanaf de ontwerpfase in projecten toe te passen. Realisatie
(output)
Duurzaamheid is m.b.v. het instrument DPL ingebracht in de ontwikkelingsprocessen van de herstructureringsprojecten voor de wijken Kerkrade-West, Hoensbroek-centrum en Sanderbout in Sittard-Geleen.
DO/C2C-workshops gehouden en subsidie verstrekt voor duurzaam, energieneutraal Geusselt zwembad. Duurzaamheid is meetbaar gemaakt met GreenCalc; tevens zal nog BREEAM
12
Speerpunt 5
Duurzaam bouwen en wonen certificering plaatsvinden (in 2011)
De Innovatoren en de VillaFlora op Floriade/Greenpark zijn mede ontworpen vanuit C2Cprincipes en worden in hoge mate duurzaam. De mate van duurzaamheid is bepaald met Breeam (very good – excellent).
Bouwtafel met koplopers uit de bouwkolom opgericht t.b.v. bevorderen duurzaam bouwen.
Procesondersteuning en jurering verleend aan de Wijk van Morgen.
Wijkinformatiecentra inzake duurzaamheid (Eijgelshoven Kerkrade, Boostenwijk Maastricht, Q4 Venlo, Kemp Roermond) zijn ondersteund.
Betekenis en toepassing van duurzaamheid in de Monumentenbouw is uitgewerkt.
Duurzaamheid c.q. duurzaam bouwen is een van de high five punten in de nieuwe Provinciale Woonvisie.
De Provincie Limburg is participant van de Dutch Green Building Council en neemt deel in de adviesgroep voor het label voor duurzame gebiedsontwikkeling.
Outcome
Via de procesgerichte aanpak met inhoudelijke inbreng zijn de DO/C2C concepten in diverse bouwprojecten concreet uitgewerkt en meetbaar gemaakt, opgenomen in bestemmings- en bouwplannen en deels reeds in uitvoering. Door de provinciale inbreng zijn deze projecten wat betreft duurzaamheid ambitieuzer dan de oorspronkelijke versies. D.m.v. door de provincie aangereikte meetmethoden is de mate van duurzaamheid gekwantificeerd. Daarnaast zijn de betrokken stakeholders zich bewust geworden van de mogelijkheden voor duurzaam en C2Cgeïnspireerd bouwen.
Tabel 6: Speerpunt duurzaam produceren. Speerpunt 6
Duurzaam produceren
Tactisch doel
Producten worden op een duurzame wijze ontworpen en geproduceerd, met toepassing van de Cradle to Cradle principes, teneinde binnen Limburg een impuls te geven aan innovatie en kennisontwikkeling. Zodoende wordt een bijdrage geleverd aan de transitie naar een duurzame economie, die rijk aan kennis, concurrerend en milieueffectief is, en bijdraagt aan de sociale ontwikkeling van werknemers.
Operationele
1.
doelen c.q. resultaten
Vier koplopers die bezig zijn met het ontwerpen en creëren van nieuwe, innovatieve producten op basis van duurzame ontwikkeling/C2C zijn ondersteund door de Provincie.
2.
Voor tenminste 20 MKB bedrijven is kennis en kunde van Limburgse “corporates” over producten en productieprocessen, gebaseerd op Cradle to Cradle principes, toegankelijk gemaakt.
3.
Door middel van de eerdergenoemde resultaten is de innovatiekracht van de regio versterkt en is Limburg in Nederland en Europa op de kaart gezet als een innovatief C2C-gebied (imagoversterking).
Realisatie
(output)
Océ, DSM, Sabic, Van Gansewinkel, Van Houtum Papier, Koninklijke Mosa, Euroceramic, Jalema, James en Knoops Ecoprinting hebben producten ontwikkeld die C2C zijn gecertificeerd.
Vouchers voor C2C zijn uitgereikt aan de bedrijven: GubbelsBouw, Jalema, James, Knoops
Innovatieprijs Venray C2C gestimuleerd (deelnemers: Geelen Beton [winnaar], Custers-
Ecoprinting, Moonen packaging. Voor C2C vouchers is samengewerkt met LIOF en KvK. Keursten, Nijsen-Granico, McDonalds Venray, ISO Betonbouw, De la Roy Isolatie&Design, XPS).
13
Speerpunt 6
Duurzaam produceren
Deelname Limburgse MKB bedrijven aan Masterclass C2C (tot dusver 30 deelnemers).
Aan NUTEC internationale C2C beurs 2008 (Frankfurt) deelgenomen in één stand samen met KvK en diverse Limburgse bedrijven.
TEFAF business meeting 2009 in teken van duurzaamheid: ondertekening van diverse convenanten in aanwezigheid van oud-minister Cramer.
TEFAF business meeting 2010 in teken van duurzame energie.
BedrijvenKontaktDagen Zuid 2008: eigen duurzaamheidstand.
BKD Noord 2009: speciaal evenement over ‘duurzaamheid’.
Ecostyl beurs 2009 Thorn, business to business event in het teken van C2C.
Ecostyl beurs 2010 Thorn, business to business event in het teken van C2C en Duurzame Energie.
Outcome
Enkele tientallen bedrijven in Limburg zijn geïnspireerd door C2C concreet met C2Cproductontwikkeling aan de slag gegaan. Een aantal van deze producten (ca. 10) is intussen ook officieel C2C gecertificeerd. Ruim 100 bedrijven ontmoeten elkaar regelmatig om ideeën en concepten m.b.t. duurzame ontwikkeling en C2C. Hiermee heeft C2C zich bewezen als duurzaam instrument voor ‘industrial design’.
14
33.. P Prrooggrraam mm maa B Beerreeiikkbbaaaarr eenn D Duuuurrzzaaaam m LLiim mbbuurrgg:: LLiim mbbuurrgg C C22C C kkooppllooppeerr,, C C22C C ggeeeefftt m meeeerrw waaaarrddee
Duurzame Ontwikkeling in bredere context Bij duurzame ontwikkeling (DO) gaat het erom de verschillende belangen in de domeinen natuur en milieu, economie en het sociale domein met elkaar in samenhang en in balans te brengen. Duurzame ontwikkeling staat ook voor rekening houden met de behoeften elders in deze wereld en de gevolgen voor de langere termijn. Wereldwijd wordt, na de introductie van het duurzaamheidconcept in 1987, steeds meer aandacht besteed aan het realiseren van een duurzame samenleving. Dit heeft geresulteerd in afspraken op mondiaal (Verenigde Naties) niveau (Rio de Janeiro 1992 en Johannesburg 2002). De Europese Unie heeft duurzame ontwikkeling tot een overkoepelende doelstelling gemaakt. Deze inzet is in 2006 vertaald in een Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling. Op het nationale niveau van Nederland is duurzame ontwikkeling uitgewerkt in een brede aanpak, waarbij het ‘Cradle to Cradle’-concept betrokken wordt bij de invulling van deze aanpak. Met het vaststellen van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (2001, 2006) heeft ook de Provincie Limburg gekozen voor duurzame ontwikkeling als dé manier waarop deze provincie zich moet ontwikkelen tot ‘Kwaliteitsregio Limburg’ Voor het operationaliseren van het begrip duurzame ontwikkeling maakt de Provincie gebruik van het ‘drie kapitalen model’: het economisch, het ecologisch en het sociaal-cultureel kapitaal, oftewel People, Planet, Profit. Duurzame ontwikkeling is in dit kader een ontwikkeling die op alle drie de kapitalen een positieve uitwerking heeft. Hierbij moet beseft worden dat er niet één beste uitkomst is, maar meerdere uitkomsten verdedigbaar zijn. Coalitieakkoord en visie op duurzaamheid Met het Coalitieakkoord 2007-2011 ‘Investeren en Verbinden’ is een krachtige impuls gegeven aan verdere invulling van duurzame ontwikkeling in Limburg. Het provinciaal bestuur heeft hierin aangegeven dat het “een bestuur wil zijn dat …. duurzaamheid hoog in het vaandel voert….”. Deze visie is als volgt uitgewerkt: Duurzaamheid is een van de belangrijkste richtinggevende factoren, die als een rode draad door de drie domeinen (en in het verlengde hiervan de programma’s en BBO’s) loopt. Duurzame ontwikkeling betekent dat er een evenwichtige balans is tussen ecologie, economie en sociaal culturele vraagstukken. Belangrijke besluiten zullen worden beoordeeld op duurzaamheid door de dilemma’s zichtbaar te maken. Met oog voor en gebruikmaken van de duurzame samenhang, investeren wij in mensen, in de waarde van onze leefomgeving en in de transformatie naar een innovatieve economie. Onze regio zal in zijn internationale context een voorbeeld zijn voor het investeren in duurzame oplossingen en hoge kwaliteit van de natuurlijke omgeving door het samenbundelen van sociale en economische kracht.
15
Duurzaamheid is geen apart beleidsveld, maar een manier van werken die diep in de haarvaten van de provinciale organisatie moet doordringen en die in alle verschillende beleidsterreinen, projecten en activiteiten tot uiting moet komen. Om duurzame ontwikkeling daadwerkelijk vorm te geven heeft het bestuur gekozen voor een benadering via een verbindingslijn duurzaamheid. Deze verbindingslijn moet eraan bijdragen dat in alle programma’s en een groot aantal beeldbepalende ontwikkelingen (BBO’s) duurzaamheid wordt vormgegeven via projecten en activiteiten. Introductie cradle to cradle De visie op het gebied van duurzaamheid is aangegeven in het programma Bereikbaar en Duurzaam Limburg: mede door introductie en toepassing van het concept ‘Cradle to Cradle’ zou aan duurzame ontwikkeling vorm gegeven moeten worden. In de Programmabegrotingen is deze ambitie als volgt uitgewerkt: In 2011 is in Limburg Cradle to Cradle (C2C) een geaccepteerd ontwerpprincipe voor duurzame ontwikkeling voor overheden en bedrijfsleven; Limburg is in 2011 koploper als het gaat om C2C-regio’s in Nederland; In de periode 2007-2011 moet in minstens 10 concrete (voorbeeld)projecten het C2C-principe zijn toegepast bij koplopers, majeure projecten en beeldbepalende ontwikkelingen. De gedachte achter het introduceren van het C2C-concept was dat dit concept economische kansen kan bieden, m.n. omdat het duurzame ontwikkeling benadert vanuit economisch perspectief. Toepassing van de C2C-principes vereist vaak vergaande innovatie en systeemveranderingen die wederom een economische en ecologische revolutie kunnen betekenen bij het ontwerpen en maken van producten, productieprocessen en bouwwerken of het ontwikkelen van gebieden. Cradle to Cradle concept Het Cradle to Cradle-concept (letterlijk: van wieg tot wieg) is een ambitieus concept voor duurzame ontwikkeling. Het kent drie essentiële principes: Afval is voedsel (kringloop processen, biologisch of technologisch); Gebruik van hernieuwbare energiebronnen, m.n. zonne-energie; Koester diversiteit (biodiversiteit, maar ook diversiteit in landschappen, cultuur, processen en concepten). Concreet legt het C2C-concept sterk de nadruk op het sluiten van kringlopen en de gedachte “in plaats van minder slecht, meteen goed doen” (aangeduid als eco-effectief). De Provincie Limburg ziet C2C als een concept voor duurzame ontwikkeling waarbij nieuwe, meer bewuste manieren van produceren, bouwen en ontwikkelen niet alleen het milieu ontzien, maar ook het welzijn van de mensen versterken en – door de innovatiekracht die van C2C uitgaat – meer economisch perspectief inhouden. Het vormt zodoende een aanvulling op de meer behoudende insteek van ‘meer met minder’ (eco-efficiënt) van duurzame ontwikkeling en kan dus ook een versterking vormen voor de transities (systeemveranderingen) die nodig zijn voor het realiseren van een duurzame samenleving. Zie figuur 1. Bijvoorbeeld: toepassing van de C2C-principes in (het ontwerpen van) gebouwen kan ertoe leiden dat een gebouw met behulp van energie van de zon volledig in zijn eigen energiebehoefte voorziet en zelfs nog energie aan andere gebouwen kan
16
leveren. Zodoende wordt een gebouw eco-effectief (positieve voetafdruk). Dit gaat veel verder dan het huidige streven naar energiezuinige gebouwen (eco-efficiënt, maar nog steeds een negatieve voetafdruk). Figuur 1: Eco-efficiënte aanpak richt zich op het verminderen van negatieve effecten. Eco-effectieve aanpak richt zich op het vergroten positieve effecten. Bron: Royal Haskoning.
Realisatie Conform de Programmabegroting zou voor het realiseren van bovengenoemde doelstelling(en) in minstens 10 concrete (voorbeeld)projecten het C2C-principe moeten zijn toegepast bij koplopers, majeure projecten en beeldbepalende ontwikkelingen. Indicator hiervoor is het aantal projecten, partijen en/of toepassingen met C2C als ontwerpprincipe. Voor het bepalen van het koploperschap van Limburg is als indicator aangegeven het aantal referenties naar Limburg m.b.t. dit specifieke onderwerp. Op dit moment kan gesteld worden dat er minstens 10 projecten in Limburg zijn waarbij het C2C-principe concreet is toegepast en uitgewerkt. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen projecten die zich richten op materialen en producten, en projecten die zich richten op de bouw en gebiedsontwikkeling. Het toepassen van het C2C-principe heeft primair veel weerklank gevonden binnen het bedrijfsleven, mede gestimuleerd door de Kamer van Koophandel, LIOF en Syntens, die met kennistransfer en kennisvouchers deze toepassing hebben gestimuleerd. Deze bedrijven zijn m.n. geïnteresseerd in toepassing van C2C om zich met de zo ontwikkelde duurzame en innovatieve materialen of producten te onderscheiden van concurrenten en een betere marktpositie te verwerven in een afzetmarkt waarin duurzaamheid en duurzaam inkopen een steeds belangrijkere rol gaat spelen. Daarnaast kan geconstateerd worden dat het introduceren van het C2C-concept binnen bedrijven geleid heeft tot innovatie in (interne) denk- en ontwikkelprocessen en systeemveranderingen. In de (industrieel) ontwerpfase wordt al rekening gehouden met de fase waarin het product/materiaal aan het eind van zijn levensduur is. Enerzijds vanuit de vraag hoe het product/materiaal ontdaan kan worden van giftige stoffen of met meer duurzame energie kan worden geproduceerd. En anderzijds hoe het ‘afval’materiaal ingezet kan worden als grondstof voor gelijkwaardige of betere producten. Zodoende is dit materiaal geen afvalstof maar een ‘waarde’stof (vgl. met de Duitse term: Wertstoff). In tabel 6 in hoofdstuk 2 is een overzicht gegeven van bedrijven die zich wat betreft producten en materialen door C2C hebben laten inspireren. De
17
aandacht vanuit het bedrijfsleven heeft ervoor gezorgd dat op initiatief van enkele bedrijven en ondersteund door de KvK een C2C Community Limburg is ontstaan, waaraan ruim 100 bedrijven en andere actoren (maandelijks) deelnemen. De Provincie heeft de zgn. C2C Overlegtafel Bedrijven opgericht waarvoor de 10 deelnemende bedrijven het ‘Sakura-manifest’ hebben ondertekend. Uit deze overlegtafel zijn diverse innovatieve samenwerkingsprojecten voortgekomen, o.a. het verwerken van afvalpulp van Van Houtum Papier als grondstof bij de papierproductie van Smurfit Kappa Roermond Papier of het sluiten van de kringloop van tegels (bouwafval-tegels worden ingezet bij de productie van nieuwe tegels) door Van Gansewinkel en Mosa Tegels. Voor C2C-geïnspireerde bouw- en gebiedsprojecten ligt het voortouw vooral bij gemeenten, Provincie, corporaties en ontwikkelaars. Vanaf het eerste uur heeft het C2C-concept doorgewerkt in het project Floriade2012 en de gebiedsontwikkelingen Klavertje4 en VenloGreenpark. Voor deze projecten is het C2C-concept uitgewerkt in een raamwerk met eigen C2C-principes, die vervolgens geconcretiseerd zijn in een ruimtelijk ontwerp en een masterplan. Ook de in het gebied in aanbouw zijnde gebouwen VillaFlora en Innovatoren zijn (mede) geïnspireerd op het C2C-raamwerk. Van de gemeenten zijn vooral Helden (thans Peel en Maas) en Venlo de koplopers. Deze gemeenten hebben C2C tot een van de speerpunten van ruimtelijke ontwikkelingen gemaakt, resulterend in diverse fysieke projecten. Daarnaast wordt C2C meegenomen in het kader van duurzame herstructurering van woonwijken, die deels binnen de BBO-Herstructurering vallen, maar in enkele gevallen ook daarbuiten. Zie tabellen 4 en 5 in hoofdstuk 2. Deze voorbeelden tonen aan dat het C2C-concept via uitwerking in ontwerpprincipes ook toepasbaar is voor gebouwen en gebieden. Ook in dit soort projecten heeft C2C geleid tot meer integrale ambities, ambitieuzere concepten en doelen en meer innovatieve maatregelen. Behalve dat C2C als inspiratie heeft gediend voor fysieke projecten, is het concept ook uitgedragen via projecten voor kennisontwikkeling en kennisverspreiding gericht op het onderwijs (van basis- tot hoger onderwijs), het bedrijfsleven en de overheden. Twee succesvolle voorbeelden zijn de C2C-masterclass voor MKB-bedrijven en de Masterclass Duurzame/C2C gebiedsontwikkeling. Op internationaal vlak heeft de Provincie het Interreg IVc project Cradle to Cradle Network opgezet en hiervoor ca. € 2 miljoen Europese subsidie binnengehaald. Dit project beoogt goede C2C-voorbeelden uit de 10 deelnemende regio’s te verzamelen, hiervan te leren en diverse projecten aan elkaar uit te wisselen. Limburg is in dit project de ‘lead-partner’. De Europese Commissie neemt actief deel aan het project om direct te bezien of de resultaten kunnen doorwerken in het Europese beleid voor 2020. Bijkomend effect van het omarmen van het C2C-concept is dat hiermee een stimulans is gegeven aan duurzame ontwikkeling, zowel binnen de provinciale organisatie als bij actoren in Limburg. Deze brede aandacht voor duurzaamheid en de processen die daarvoor nodig zijn, heeft ertoe geleid dat de Provincie Limburg ook koploper is van de provinciale duurzaamheidmeter, een landelijke benchmark die door COS Nederland in opdracht van AgentschapNL is ontwikkeld en in 2010 voor het eerst is uitgevoerd. Conclusie Door de gezamenlijke activiteiten van bedrijven, overheden en andere actoren heeft Limburg als duurzame en met name Cradle to Cradle regio nationaal en internationaal naam en faam verworven. Hoewel o.a. de Waddeneilanden, de provincie Utrecht, en gemeenten zoals Almere, Haarlemmermeer en
18
Amsterdam ook sterk inzetten op het C2C-concept, heeft de provincie Limburg binnen Nederland het imago van dé C2C-koploperregio van Nederland te zijn. Hoewel internationaal gezien C2C ook veel aandacht krijgt in o.a. Denemarken en Taiwan, staat ook op dit schaalniveau Nederland als koploperregio te boek. Er kan dan ook alleen maar geconcludeerd worden dat aan de doelstelling om C2C-koploper te zijn, is voldaan. Daarnaast kan uit de praktijkvoorbeelden geconcludeerd worden dat toepassing van het C2Cconcept een duidelijke meerwaarde heeft, die zich uit zowel in het proces als de inhoud van projecten. C2C zet aan tot: eco-effectief handelen; een meer inspirerend en creatief ontwerpproces; bredere betrokkenheid van stakeholders; meer samenwerking met andere koplopers; meer integrale en duurzame projectvisie; ambitieuzere doelstellingen; meer innovatieve maatregelen; meer bereidheid tot experimenteren en pilot projecten; meer ‘vasthoudendheid’ in de realisatie van de maatregelen.
19
44.. R Roolllleenn eenn iinnssttrruum meenntteenn:: aaccttiieevvee iinnzzeett Rollen Voor de realisatie van duurzame ontwikkeling zijn belangrijke maatschappelijke veranderingen, zgn. transities, nodig. Daarbij hoort anders denken en anders doen. Om de duurzame alternatieven betaalbaar en toepasbaar te maken zijn innovaties, investeringen en tijd nodig. Dat vereist meer ondernemend gedrag. De Provincie is maar één van de spelers op het veld van duurzame ontwikkeling en C2C en beseft dat échte veranderingen alleen kunnen plaatsvinden als burgers en organisaties, of dat nu overheden of bedrijven zijn, uit zichzelf daaraan meewerken. Om er voor te zorgen dat iedere actor een optimale bijdrage kan leveren, dient de Provincie een passende rol te kiezen. Daarom heeft de Provincie de rollen sensibiliseren, faciliteren, stimuleren, verbinden en daar waar nodig regisseren op zich genomen. De focus is gericht op beeldbepalende ontwikkelingen en voorbeeldprojecten van koplopers en partijen met eigen organiserend vermogen. Sensibiliseren Vanuit het Beleidskader DO/C2C heeft de Provincie de strategische lijnen uitgezet voor de lange termijn inzake duurzame ontwikkeling in Limburg. Partijen hebben zich hierop kunnen richten. Vanuit de Provincie is veel en actief gecommuniceerd over ons duurzaamheidbeleid en de kansen die dit kan bieden voor andere actoren. Het prikkelen van partijen om vernieuwend bezig te zijn met veel positieve aandacht, publiciteit en begeleiding in de initiatieffase vanuit de Provincie hebben hierbij geholpen. Ook is voor duurzame ontwikkeling/C2C gelobbyd via deelname aan seminars, symposia en exposities. Soms heeft de Provincie zelf dit soort activiteiten georganiseerd. Door een actieve communicatie is er vanuit de maatschappelijke actoren een veelheid aan vragen en projecten naar boven gekomen. Hieruit blijkt dat het C2C-concept vooral in het bedrijfsleven goed is aangeslagen, maar ook bij andere actoren enthousiasme los maakt. Verbinden en faciliteren De Provincie heeft de rollen van het met elkaar verbinden en faciliteren van mensen en organisaties nadrukkelijk opgepakt d.m.v. het opbouwen van regionale en internationale netwerken. In een aantal gevallen is de Provincie hierbij (ook) partner of trekker. Denk aan de (4) overlegtafels en het Interreg IVc C2C Network, maar ook aan werkgroepen voor duurzame herstructurering van woonwijken. De Provincie brengt partijen bijeen en helpt zodoende bij de eerste stappen van de visievorming en strategieontwikkeling. Door deze rollen is aan duurzaamheid van projecten concreet vorm gegeven. Ook heeft het verbinden van partijen geleid tot concrete samenwerkingsprojecten tussen die partijen, die in diverse gevallen zijn beklonken met intentieovereenkomsten. De betrokken actoren geven daarbij aan dat zij zonder deze provinciale rol niet tot dit soort samenwerkingsprojecten zouden zijn gekomen. Stimuleren In deze rol is de Provincie overgegaan tot het verstrekken van financiële ondersteuning t.b.v. het in gang zetten van het proces van duurzame ontwikkeling. Hiertoe zijn middelen vanuit diverse coalitieprogramma’s ingezet, alsmede vanuit het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling (75 % rijksgelden, 25% provinciaal geld).
20
Instrumenten Een belangrijk aspect betreffende faciliteren was het leveren van methodieken waarmee duurzaamheid in gebieds- en bouwprojecten uitgewerkt kan worden. Op dit vlak is veel inzet geleverd, zowel wat betreft het selecteren van methodieken als het praktisch toepassen ervan. Concreet gaat het om het toepassen (en verder ontwikkelen) van de instrumenten DPL (Duurzaamheid Prestatie v.e. Locatie, in opdracht van de Provincie Limburg aangevuld met een klimaatmodule), GPR (gemeentelijke praktijkrichtlijn), Greencalc, LPDW (Limburgs Pakket Duurzame Wegenbouw), het Rekenmodel Duurzame Monumentenzorg, Breeam-NL nieuwbouw en Breeam-gebiedslabel. In het enthousiasmeren en faciliteren van actoren zijn ook instrumenten zoals creatieve ontwerpsessies (‘schetsschuiten’), ontwerpprijsvragen, intentieovereenkomsten, symposia en diverse communicatiemiddelen ingezet. Tevens zijn natuur- en milieueducatie en Leren voor Duurzame Ontwikkeling als instrumenten voor bewustwording en kennisontwikkeling en – verspreiding ingezet. Voor de interne besluitvorming is door de Provincie de duurzaamheidparagraaf ontwikkeld, die enerzijds wordt ingezet voor het ‘triple-P’ transparant maken van sonderende en kaderstellende voorstellen voor PS, en anderzijds gebruikt wordt in het kader van de mKBA (t.b.v. het criterium ‘samenhang’. Intussen bestaat ook vanuit gemeenten belangstelling voor de duurzaamheidparagraaf. Tenslotte heeft de Provincie meegedaan aan de benchmark over duurzaamheid bij de provincies, door het invullen van de landelijke Provinciale Duurzaamheid Meter. Deze brengt beleid en uitvoering voor de domeinen mens, milieu en economie in beeld en besteed daarenboven ook veel aandacht aan processen. Dit instrument is zodoende bij uitstek geschikt om de breedte van het onderwerp duurzaamheid en de samenhang tussen de 3 domeinen en het belang van processen binnen onze organisatie en daarbuiten in beeld te brengen.
21
55.. C Caappaacciitteeiitt eenn ffiinnaanncciiëënn:: dduuuurrzzaam mee oonnttw wiikkkkeelliinngg iiss nniieett dduuuurr
Capaciteit In de periode 2007-2010 is gemiddeld ca. 6 fte direct besteed aan de uitvoering van het Beleidskader en het realiseren van de programmadoelen. Het betreft hier de medewerkers die – in het verlengde van de verbindingslijn duurzaamheid – zich expliciet bezig houden met duurzame ontwikkeling conform de rollen die in hoofdstuk 5 zijn toegelicht. Daarnaast besteden diverse provinciale medewerkers vanuit hun reguliere taken aandacht aan duurzaamheid. Voorbeelden zijn medewerkers van facilitaire zaken en bedrijfsvoering die zich bezig houden met duurzaam inkopen en bedrijfsvoering, of medewerkers die betrokken zijn bij BBO’s voor gebiedsontwikkelingen en bouwprojecten. Door deze werkwijze treedt gaandeweg verinnerlijking en kennisverspreiding inzake duurzaamheid op. Financiën Vanuit het programma Bereikbaar en Duurzaam Limburg is ca. € 2,1 miljoen direct besteed aan processen en projecten gericht op duurzame ontwikkeling. Vanuit de programma’s Investeren in Steden en Dorpen en Innoveren in Limburg is aanvullend ca. € 0,5 miljoen direct ingezet. In vrijwel alle gevallen is de inzet van deze middelen gekoppeld aan tenminste 50% co-financiering door de projectpartners. Vanuit het landelijke programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling is € 750.000,- ingezet (¾ rijksgelden, ¼ provinciaal geld). Omdat deze gelden vrijwel altijd op basis van cofinanciering zijn ingezet, is met deze bijdrage aan projecten een totale geldstroom van ruim € 2.650.000,- gegenereerd. Door inzet van € 100.000,- provinciaal geld is een Interreg subsidie van € 1.900.000,- binnengehaald voor het C2C-Network project (met additioneel € 500.000,- van de overige projectpartners). Meerkosten en opbrengsten De verwachting dat een provinciale financiële bijdrage een significante stimulerende werking zou hebben op de realisatie van duurzame/C2C projecten en processen, is uit bovenstaande aanduiding bevestigd. De inzet van provinciale middelen is erop gericht om bedrijfsleven, marktpartijen en corporaties over te halen om ook te investeren in duurzaamheid. Als het gaat om duurzaam bouwen en duurzame installaties tonen ervaringscijfers aan dat de extra investeringskosten hiervan kunnen oplopen tot 5 à 10%. De kosten van investeringen in duurzame maatregelen leveren in het algemeen directe besparingen of opbrengsten op in de exploitatie- of beheersfase en kunnen tevens leiden tot indirecte ‘winst’ in andere domeinen. Zo kunnen extra maatregelen voor bijvoorbeeld duurzame gebouwen leiden tot waardevaste gebouwen die makkelijker investeerders, huurders of kopers aantrekken, meer werkgelegenheid in de installatiebranche, of minder ziekteverzuim door een gezonder binnenklimaat. Deze ervaring pleit ervoor dat bij de kostenberekening van duurzame projecten niet (alleen) gerekend wordt aan investeringskosten, maar zeker ook aan levenscycluskosten. Dan blijkt dat door besparingen of waardevastheid duurzaam ontwikkelde projecten op de wat langere termijn geld opleveren. Dit betekent dat ook vanuit financiële optiek er een motivatie ontstaat voor duurzaam handelen.
22
66.. V Voooorruuiittbblliikk nnaaaarr vvoollggeennddee ccooaalliittiieeppeerriiooddee:: nniieeuuw wee llooggiiccaa vvoooorr dduuuurrzzaam mee oonnttw wiikkkkeelliinngg
”Duurzame ontwikkeling als idee en ideaal om na te streven is iets van de laatste dertig jaar van de vorige eeuw. Het daadwerkelijk realiseren van duurzame ontwikkeling is pas net begonnen – een buitengewone opdracht voor de generatie die nu haar verantwoordelijkheid neemt.” (Ruud Lubbers, 20052).
Sinds 2007 zijn er in Limburg en binnen onze provinciale organisatie grote vorderingen gemaakt met duurzame ontwikkelingen. Belangrijke drijvende kracht was het omarmen van het Cradle to Cradle concept, zowel door het bedrijfsleven als door de Provincie en een aantal gemeenten. Deze vorderingen zijn echter vooral te danken aan een nog overzienbaar aantal koplopers. Het grote peloton ligt nog op achterstand, duurzaam ontwikkelen is zeker nog geen gemeengoed of vanzelfsprekendheid in Limburg. Dit wordt deels veroorzaakt door gebrek aan urgentiegevoel, gebrek aan kennis en het idee dat duurzaamheid alleen aandacht voor milieu betekent en extra geld kost. Dit leidt nog te vaak tot een negatieve benadering van duurzaamheid: het legt beperkingen op. De noodzaak van het transparant maken van samenhang tussen de 3 domeinen en het zoeken naar balans hiertussen, maakt duurzaamheid ook lastig. Hoewel het Cradle to Cradle concept in wezen nauwelijks anders is dan duurzame ontwikkeling in ambitieuze vorm, doorbreekt C2C dit beeld doordat het gepositioneerd wordt als een economisch concept dat zoekt naar de kansen voor economie, mens en milieu. En zo zou duurzame ontwikkeling ook in brede zin benaderd moeten worden: als een logische aanpak voor economische, sociale en ruimtelijke ontwikkeling met kwaliteitsverbetering van natuur en milieu3. De kracht van duurzaam ontwikkelen zit in de samenhang, de balans, dus de noodzaak om win-win situaties te creëren. Dat dit moet, kan afgeleid worden uit de trends en crises waarmee de wereld te maken heeft. Zie tabel 7. Tabel 7: Trends die noodzaken tot duurzame ontwikkeling. Schaarste energie
Financiële crisis
Ongelijke verdeling welvaart
Schaarste grondstoffen
Stagnerende economie
Bevolkingskrimp
Klimaatverandering met gevolgen
Nieuwe economieën: concurrentie
Verslechterde sociale cohesie
Dat dit kan, hebben de koplopers bewezen. Zij hebben aangetoond dat juist door een duurzame aanpak hun bedrijven en organisaties komen tot meer innovatie, betere producten en processen, een betere marktpositie en een betere economische ‘performance’. Het vestigingsklimaat in Limburg is dus gebaat bij het breed oppakken van duurzame ontwikkeling. Hiermee ontstaat een nieuwe logica voor duurzaamheid: het is dé manier om Limburg economisch en sociaal en qua omgevingskwaliteit voor 2 3
(Ruud Lubbers in: Roorda, N. (2005) Basisboek Duurzame Ontwikkeling. Groningen, Wolters-Noordhoff). Zie het Coalitieakkoord Investeren en Verbinden, 2007-2011.
23
huidige en toekomstige generaties aantrekkelijk en leefbaar te houden. Met deze notie begint ook het Provinciaal Omgevingsplan Limburg4. Ook op wereld- en Europees niveau wordt duurzame ontwikkeling geplaatst in de context van economische en sociale ontwikkeling. Op VN-niveau (UNEP, 2008) is de Green New Deal afgesloten die beoogt de samenleving en het bedrijfsleven te mobiliseren voor investeringen in schone technologie en groene infrastructuur zoals bossen en bodems. Duurzame ontwikkeling wordt gezien als de best mogelijke manier naar de werkelijke groei, het tegengaan van klimaatverandering en naar het garanderen van werkgelegenheid in de 21e eeuw. De OESO (2009) heeft de Green Growth Strategy die ervoor moet zorgen voor een lange termijn respons op de crisis door economische integratie, technologische samenwerking en verminderde druk op schaarse natuurlijke hulpbronnen. Europa heeft sinds 2006 haar eigen strategie voor duurzame ontwikkeling (EU-SDS, 2006), die thans doorwerkt (‘mainstreamen’) in de strategie EU 2020 (opvolger van de Lissabonstrategie 2000), de Europese visie op een sociale markteconomie in de 21e eeuw, met als kernbegrippen zijn: slim, duurzaam en inclusief. De EU2020 strategie is op hoofdlijnen vastgelegd en leiden in 2010 tot nadere afspraken per lidstaat. Recent zijn op nationaal niveau adviezen uitgebracht inzake duurzame ontwikkeling. In hun gezamenlijk advies getiteld “Maak ruimte voor vernieuwing Investeren en besparen in het fysieke domein” (juli 2010) stellen de VROM-Raad, de Raad voor Verkeer en Waterstaat en de Raad Landelijk Gebied dat verduurzaming van de samenleving heel goed kan samengaan met bezuinigen, en dat een duurzame toekomstvisie met daarop geënte beleidshervormingen nodig is voor behoud en versterking van onze welvaart. De raden hebben een aantal doelen en principes uitgewerkt die kunnen leiden tot een maatschappelijk gedragen perspectief voor de transitie naar een duurzame samenleving. De doelen richten zich op een samenhangend regionaal beleid, een functionerende woningmarkt, behoud en versterking van de natuur als voorwaarden voor individuele gezondheid en voor het economisch vestigingsklimaat, het overschakelen op hernieuwbare energie (vooral ook als economisch cluster), en het garanderen van waterveiligheid en doelmatiger waterbeheer. Tevens stellen deze Raden innovaties in de overheidsbemoeienis voor zodat duidelijk aangegeven wordt voor welke beleidsdoelen overheden verantwoordelijkheid dragen, welke rollen en instrumenten worden ingezet, dat benutten voor toevoegen gaat (SER-ladder), dat er herkenbare geldstromen zijn en dat er adaptief beleid is dat kan inspelen op onzekerheden. De SER geeft in zijn advies “Meer werken aan Duurzame groei”(juni 2010) aan dat voor het verduurzamen van de economie en de samenleving een overheidsbeleid nodig is dat gekenmerkt wordt door coherentie, consistentie en continuïteit, zowel wat betreft doelstellingen als uitvoering op de verschillende schaalniveaus. Lange termijn plannen moeten worden bewaakt tegen de wisselvalligheden van de vierjarige politieke beleidscyclus. Alleen dan ontstaat de ruimte om de korte investeringscycli van bedrijven te koppelen aan de lange termijn doelstellingen gericht op verduurzaming. Alleen dan kan de burger/consument de overheid zien als een betrouwbare partner die hem begeleidt in de omslag naar een meer duurzame samenleving. In het licht van het bovenstaande concludeert de SER dat de consistentie en het integrale karakter van verduurzaming steviger moeten worden verankerd in de beleidsvoering. Als reactie op dit advies gaf ex-minister Huizinga aan dat “duurzaamheid vraagt om topprioriteit…..omdat duurzaamheid een motor is voor de economie”. 4
Zie POL 2006: Provinciaal Omgevingsplan Limburg, 2006.
24
Deze mening wordt bevestigd door de nieuwe bewindslieden voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. In hun reactie5 op moties door de Tweede Kamer ingediend tijdens de begrotingsbehandeling van dit ministerie geven de minister en de staatssecretaris aan dat duurzame ontwikkeling een essentiële voorwaarde is voor economische groei, en tevens een economische kans is. Het stimuleren van duurzame economische groei wordt door de bewindslieden gezien als een opgave voor het innovatiebeleid en het daarvoor in te zetten instrumentarium. Het koppelen van ecologie en economie (m.n. via een biobased economy) is een krachtige manier om de economie structureel te versterken onder gelijktijdige vermindering van de milieubelasting. In zijn advies “Duurzame Verstedelijking” (april 2010) geeft de VROM-Raad aan dat duurzame ontwikkeling is uitgegroeid tot een leidend thema in de ruimtelijke planning van stedelijke regio’s en fungeert als een inspirerend en mobiliserend ontwikkelingsperspectief. Zodoende is duurzame ontwikkeling een vestigingsfactor geworden. Nederland blijft daarin achter, volgens de VROM-Raad, die verder aangeeft dat de regio dé plek is waar de duurzaamheidagenda operationeel gemaakt kan worden. Dit zou moeten gebeuren door aan te sluiten bij de dynamiek en de identiteit van de regio en het organiserend vermogen van maatschappelijke actoren, en door de agenda te vertalen in een aantal regiospecifieke strategische thema’s. Laat dit nou precies zijn wat in Limburg al met de regio-agenda’s en de BBO’s sinds enkele jaren plaatsvindt. De procesaanpak en concretisering van duurzaamheid zou echter wel nog beter en explicieter opgepakt kunnen worden. Hierin ligt dan ook de opgave voor de komende coalitieperiode. De conclusie uit deze adviezen, standpunten en uitspraken is dat er een nieuwe logica voor duurzame ontwikkeling naar voren komt. Namelijk dat duurzame ontwikkeling enerzijds een voorwaarde voor een goed en toekomstvast vestigingsklimaat in Limburg is. Anderzijds is duurzame ontwikkeling een economische kans die aanzet tot innovatie en kan leiden tot economische groei. Het werken aan duurzame ontwikkeling is dus dé manier om Limburg economisch en sociaal en qua omgevingskwaliteit voor huidige en toekomstige generaties aantrekkelijk en leefbaar te houden. Als regionale autoriteit zal de Provincie hierin een essentiële sturende rol in kunnen blijven vervullen. Dit zou kunnen betekenen dat de in de coalitieperiode 2007-2011 ingeslagen weg wordt doorgezet in de nieuwe coalitieperiode, waarbij wel nieuwe accenten en richtingen kunnen worden aangebracht. Voorop zou moeten staan dat de rol van de Provincie inzake duurzame ontwikkeling gericht moet zijn op een bijdrage aan een toekomstvast vestigingsklimaat. Hieruit volgt dan logischerwijs dat gericht moet worden ingezet op het benutten van ruimtelijke en economische kansen (o.a. Greenport Venlo, transport & logistiek, toerisme/recreatie), waarbij het aanhaken bij of integreren in de BBO’s vanzelfsprekend is. Hierbij dient de context van de technologische topregio en euregionale samenwerking niet vergeten te worden. Om de economische kansen nog meer te benutten, dient de samenwerking met koplopers uit het bedrijfsleven en de koepelorganisaties (m.n. KvK, LWV, LIOF, LLTB) te worden voortgezet en waar mogelijk geïntensiveerd. Dit geldt ook voor samenwerking met kennisinstituten. De inzet moet gericht zijn op het bevorderen van innovatie en het omzetten daarvan in marktkansen en zo mogelijk ook in werkgelegenheid.
5
Brief van minister Verhagen en staatssecretaris Bleker inzake reacties op moties ingediend tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie EL&I, gericht aan de voorzitter van de Tweede Kamer. 29-11-2010.
25
Vanuit ruimtelijke en sociale optiek zou de huidige insteek voor de herstructureringsopgaven voortgezet, verbreed en verdiept kunnen worden. Het vanuit de brede insteek van duurzame ontwikkeling benaderen van de krimp- en herstructureringsproblematiek kan tot meer integrale, samenhangende oplossingen leiden die verder gaan dan duurzaam c.q. energiezuinig bouwen. Samenwerking met gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, financiers is hiervoor een vereiste. De Provincie kan hier een verbindende en stimulerende rol vervullen. Vanuit deze optiek zou de Provincie zich in de volgende coalitieperiode kunnen richten op de volgende thema’s: Duurzaam ondernemen: bevorderen innovatie, marktpositie, werkgelegenheid. Binnen duurzaam ondernemen focus op: - Producten en materialen: C2C-inspired - Greenport Venlo, Life&Science en R&B campussen; - Duurzame energie als economisch cluster (zie Energieprogramma en Versnellingsagenda); - Landbouw: zie ambities LLTB m.b.t. innovatieagenda. Er liggen voor de landbouw enorme kansen wat betreft duurzame voedselproductie (biologisch, slow food, ‘Piemonte’, lokaal produceren, kleine kringlopen), duurzame energieproductie, landschapsbeheer. - Transport en logistiek: agro-logistiek, modal shift, elektrisch rijden. Duurzaam bouwen: innovatie in de bouw, energiebesparing, gezonde materialen, hergebruik materialen (kringlopen), klimaatbestendig, kennisontwikkeling in de installatiebranche, werkgelegenheid. Toepassen in de herstructuringsprojecten. Duurzame gebiedsontwikkeling: integrale, samenhangende ontwikkeling van BBO-projecten. Klimaatbestendig inrichten. Mate van duurzaamheid ‘labellen’ met Breeam. Als organisatie/bedrijf heeft de Provincie bij uitstek een maatschappelijke voorbeeldfunctie (maatschappelijk verantwoord ondernemen). Daarom ligt het voortzetten van de pas ingezette wijze van duurzame besluitvorming, alsmede duurzame bedrijfsvoering en duurzaam inkopen voor de hand. Wat betreft dit laatste kan de Provincie (samen met het Rijk en de gemeenten) als ‘launching customer’ een sterk stimulerende rol vervullen voor innovatie en duurzaam ondernemen bij (Limburgse) bedrijven. Deze vragen ook actief om zo’n rol. Tenslotte zou de Provincie haar inzet voor kennisontwikkeling en –verspreiding kunnen voortzetten, waarbij een herijking van de doelgroepen (onderwijs, burgers, gemeenten, bedrijven) noodzakelijk is. Het voornemen is om deze noties c.q. vooruitblik uit te werken tot een sonderende notitie over de inzet van de Provincie m.b.t. duurzame ontwikkeling in de volgende coalitieperiode. Deze sonderende notitie zal aan de nieuwe Staten worden voorgelegd zodat deze hun ambities en richtingen kunnen aangeven. Vervolgens kan e.e.a. worden uitgewerkt tot een nieuw beleidskader waarop de nieuwe Staten kunnen besluiten.