Evaluatie Brede Buurtschool Den Haag VO
2
C04119 Marcia van Oploo; Zosja Berdowski; Roxanne de Vreede; José Bal Zoetermeer, 11 oktober 2013
Inhoudsopgave 1
Achtergrond en onderzoeksopzet
1.1 1.2 1.3 1.4
Achtergrond Evaluatie brede school Onderzoeksopzet Leeswijzer
2
Stand van zaken initiatieven
13
2.1 2.2 2.3
Achtergrond initiatief Stand van zaken van de initiatieven Evaluatie en monitoring
13 14 15
3
Organisatorische invulling
3.1 3.2 3.3
Personeel Budget Ruimtes
4
Inhoudelijke invulling
4.1 4.2
Type activiteiten Samenhang met reguliere vakken
5
Resultaten
5.1 5.2 5.3
Volgens de school Volgens leerlingen en ouders Volgens docenten en andere betrokkenen
6
Conclusie
6.1 6.2
Samenvattende procesevaluatie Conclusie
Bijlage 1 Prioriteitenmatrices
4
6 6 7 9 10
17 17 19 19
21 21 25
27 27 27 29
33 33 36
37
5
1
Achtergrond en onderzoeksopzet In dit hoofdstuk beschrijven we de achtergrond van de brede buurtscholen in Den Haag, in het bijzonder die in het voortgezet onderwijs. Ook geven we de doelstellingen van het onderzoek en de bijbehorende onderzoeksopzet weer.
1.1
Achtergrond B r e d e b u ur ts c h o o l in D e n H a a g Het brede buurtschool beleid in de gemeente Den Haag bestaat in het voortgezet onderwijs minder lang dan in het primair onderwijs. Het eerste beleids- en subsidiekader brede buurtschool voortgezet onderwijs is gericht op de periode 20112014. Wel zijn er in de afgelopen jaren verschillende activiteiten ondersteund die tot ‘brede buurtschoolbeleid’ gerekend kunnen worden: verlengde schooldag, zaterdagen vakantieschool en ook het versterken van de ouderbetrokkenheid zijn daar duidelijke voorbeelden van. Daarnaast ondernemen ook scholen op eigen initiatief verschillende activiteiten. Het beoogde doel van de brede (buurt)school wordt in het beleidskader1 als volgt beschreven: Haagse definitie brede school VO “Brede scholen stimuleren de talentontwikkeling van hun leerlingen door verschillende combinaties van binnen- en buitenschools leren, onder regie van de school, aan te bieden. De leerling staat centraal. Het aanbod bestaat bijvoorbeeld uit extra taal en wiskunde, huiswerkbegeleiding onder verantwoordelijkheid van de school, sportieve activiteiten en culturele activiteiten. In de brede school draait alles om het vergroten van de ontwikkelingskansen en talentontwikkeling van de leerling. Het gaat om het verbeteren van de leerprestaties en het vergroten van de sociale competenties door het aanbieden van extra activiteiten bovenop het reguliere onderwijsprogramma zodat de leerling zich verbonden voelt met de school en de omgeving. Aanvullend hierop kunnen brede scholen hun expertise ook inzetten om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van leergierige wijkbewoners. Het kan dan gaan om eigen leerlingen, overige jeugd en volwassenen.” Bron: Beleids- en subsidiekader brede school voorgezet onderwijs 2011-2014, pagina 4.
De brede buurtschool in Den Haag is begonnen als brede school, de buurt als doelstelling is er pas later bijgekomen. Het subsidiekader is bewust breed gelaten, en scholen zijn uitgenodigd om zelf vorm te geven aan hun visie op de brede buurtschool. Scholen hebben de beleidsvrijheid om een keuze te maken uit de doelstellingen. De focus van scholen is dan ook uiteenlopend, gericht op talentontwikkeling, leerprestaties of binding met de buurt met als gevolg een grote variëteit aan activiteiten.
1
6
Beleids- en subsidiekader brede school voortgezet onderwijs 2011-2014
Omschrijving activiteit en doelstelling subsidie Brede School voortgezet onderwijs “Het beoogde resultaat is betere leerprestaties en verhoogde sociale competenties, een leerling die zich verbonden voelt met school en omgeving” Bron: Beleids- en subsidiekader brede school voorgezet onderwijs 2011-2014, pagina 8
In 2012 hebben negen scholen voor voortgezet onderwijs subsidie ontvangen voor activiteiten in het kader van de brede buurtschool op in totaal 16 locaties2. Op de volgende pagina is een overzicht opgenomen van de scholen, het aantal locaties waarvoor subsidie is verkregen, de wijken waarin zij staan en hun doelgroepen. Op al deze scholen zijn activiteiten georganiseerd in het kader van de brede buurtschool, zoals verlengde schooldagactiviteiten (VSD), stageplekken in de wijk en/of andere activiteiten ten behoeve van de wijk. Zaterdag- en vakantiescholen zijn door minder scholen aangeboden. School
Onderwijs
Locaties
Buurt
Esloo School voor
Praktijkonderwijs
1
Laak Noord
Praktijkonderwijs
(Pro)
Praktijkschool De Einder
Pro
1
Transvaal
Diamantcollege
VMBO
1
Mariahoeve
Sg. Den Haag Zuid-West
VMBO (incl. lwoo),
3
Moerwijk, Morgenstond,
MAVO, HAVO, VWO,
Bouwlust
Gymnasium Johan de Witt
Pro, Nieuwkomers,
3
Bbl, AKA
Schilderswijk, Laakkwartier, Transvaal
VMBO, Mavo, Havo College St. Paul
VMBO
1
Mariahoeve
(incl. lwoo)
1.2
Wellant College Westvliet
VMBO
1
Leidschenveen
Wellant College Madestein
VMBO
1
Loosduinen, (Kraayenstein)
Maris College Bohemen
VMBO, Havo, VWO
4 gestart
Segbroek, Scheveningen
(aanvraag 5)
Loosduinen
Evaluatie brede school In 2012 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de brede buurtschool Den Haag. In deze evaluatie is de aandacht uitgegaan naar de voortgang binnen de nieuwe beleidsinitiatieven: weekend- en vakantieschool in het primair onderwijs en de brede buurtschool in het voortgezet onderwijs. In vergelijking met de brede buurtschool in het primair onderwijs, bevindt de ontwikkeling van brede scholen zich in het voortgezet onderwijs nog in een beginstadium. De gemeente heeft ervoor gekozen om de VO-scholen grote beleidsvrijheid te geven bij hun keuze voor inrichting. Als gevolg daarvan is de diversiteit van doelen die scholen hebben geformuleerd erg groot. Het onderzoek in het voortgezet onderwijs in 2012 is vooral bedoeld om in kaart te krijgen hoe deze ontwikkelingen kunnen worden gevolgd. Daarbij lag de nadruk op het proces: hoe
2
Drie scholen organiseren activiteiten op meerdere locaties.
7
verloopt de samenwerking, welke doelstellingen zijn geformuleerd, welke activiteiten worden ondernomen, wat loopt goed, waar zijn eventueel knelpunten? Het onderzoek van 2013 bouwt hierop voort, en kijkt naar de ontwikkelingen die sindsdien hebben plaatsgevonden. Ook het verkrijgen van inzicht in opbrengsten van de beleidsinspanningen maakt onderdeel uit van het onderzoek. Hierbij gaat het om de relatie tussen brede buurtscholen met de beleidsdoelen, waaronder betere leerprestaties en talentontwikkeling.
Conclusie Evaluatie Brede Buurtschool VO 2012 Het enthousiasme voor de brede buurtschool is bijzonder groot. Dit geldt zowel voor activiteiten op het gebied van samenwerking met de buurt, als voor educatieve activiteiten (voor buurtbewoners en leerlingen) en voor verlengde schooldagactiviteiten. Brede buurtschoolactiviteiten, vooral de activiteiten die gericht zijn op de wijk, kennen een organische ontwikkeling. Scholen leren al doende. Ze gaan de wijk in en leggen contacten. Hieruit kunnen soms creatieve samenwerkingsverbanden ontstaan. De brede buurtschoolactiviteiten komen zowel ten goede van de buurt als van de leerling en de school. De buurt profiteert via de inzet van leerlingen bij activiteiten in de buurt, het beschikbaar stellen van faciliteiten en van ruimten en cursussen voor buurtbewoners. Leerlingen profiteren doordat zij hetgeen zij op school hebben geleerd in de praktijk kunnen toepassen via maatschappelijke stages. De school profiteert van een verbeterd imago van het praktijkonderwijs en het VMBO. De verschillende partijen profiteren bovendien door een sterkere onderlinge betrokkenheid en verbondenheid. De VSD-activiteiten, de weekendschool en de vakantieschool hebben een meer planmatig karakter. De hoofddoelstelling varieert van het vergroten van zelfvertrouwen (VSD-activiteiten op het gebied van sport, kunst en cultuur) tot het verbeteren van het in-, door- en uitstroomperspectief van (aankomende) leerlingen. Dit laatste geldt voor de zaterdag- en vakantiescholen. Verlengde schooldagactiviteiten zijn overigens voor de meeste scholen niet nieuw: vaak bieden zij dit al vele jaren aan. Bron: Brede buurtschool Den Haag: Stand van zaken 2012; Eindrapport. Berdowski, Z., Bal. J., Zweers, J. Panteia, januari 2013
Uit het onderzoek uit 2012 komen aandachtspunten naar voren die wij in het huidige onderzoek meenemen:
Sommige scholen ontbreekt het aan visie op de brede buurtschool en zij zoeken niet actief naar mogelijke samenwerkingen met en in de wijk. Is bij deze scholen sprake van een brede buurtschool of van een brede school louter gericht op VSD-activiteiten?
In hoeverre maakt de brede buurtschool daadwerkelijk onderdeel uit van de school of is het vooral iets wat er naast wordt gedaan?
Waar begint en eindigt de brede buurtschool: in hoeverre worden met brede buurtschoolmiddelen activiteiten gefinancierd die vallen onder het reguliere takenpakket van de school?
In hoeverre is er een expliciete relatie tussen de gestelde doelstellingen en de uitvoering en invulling van de georganiseerde activiteiten?
8
Het huidige onderzoek bouwt voort op de nulmeting verricht in 2012 met een verdieping en uitbreiding van het onderzoek onder brede buurtscholen in het voortgezet onderwijs waarbij ook het personeel, de leerlingen en de ouders worden bevraagd.
Hoofddoel voor dit onderzoek: Een verdiepend inzicht verkrijgen in het proces op de scholen bij het ontwikkelen en vormgeven van brede buurtscholen en de behaalde resultaten van de brede buurtschoolontwikkeling. Subdoel hierbij is aanbevelingen verkrijgen voor verdere ontwikkelingen, aanpak van eventueel knelpunten en zorg dragen voor kennisdeling over de brede buurtschool.
In het huidige onderzoek staan de volgende onderzoeksvragen centraal: 1.
Hoe verloopt het ontwikkelingsproces van de brede buurtschool op de verschillende scholen?
1.3
2.
Wat zijn de vorderingen op de geformuleerde doelstellingen?
3.
Wat is de mening van het personeel over de brede buurtscholen?
4.
Wat is de mening van de leerlingen over de brede buurtscholen?
5.
Wat is de mening van de ouders over de brede buurtscholen?
Onderzoeksopzet Van alle brede buurtscholen heeft het onderzoeksteam relevant achtergrondmateriaal verzameld, zoals het plan van aanpak, de subsidieaanvraag en de geformuleerde speerpunten. Deze informatie diende als input voor een telefonisch gesprek met de directeur of de coördinator van de brede buurtschool. In deze gesprekken stond naast de stand van zaken centraal in hoeverre de school erin slaagt de doelstellingen te behalen. Ook kwamen de organisatorische en inhoudelijke invulling van de brede buurtschool aan bod. Met een internetenquête hebben wij betrokkenen van de brede buurtschool bevraagd. De focus in deze enquête lag op de effecten op de leerlingen die deelnemen aan de brede buurtschool, in sociaal-emotioneel en cognitief opzicht. Ook hebben we de betrokkenen gevraagd naar hun tevredenheid over de inhoudelijke en organisatorische invulling van het programma en hun rol daarin. De respons bedroeg in totaal 61 invullers van 8 scholen3. De enquête (zie tabel 1.1) is door 39 reguliere leerkrachten en 7 vakleerkrachten ingevuld. Daarnaast hebben 15 andere betrokkenen zoals directielid, manager, (zorg)coördinator, sociaal maatschappelijk werker of onderwijsassistent gerespondeerd. Het aantal respondenten per school verschilt sterk. Op één van de scholen was de deelname aan de enquête groot: de respons van deze school bedraagt 26% van het totaal aantal respondenten.
3
Van één school heeft niemand deelgenomen aan de enquête
9
Tabel 1.1 Responsoverzicht Aantal
%
34
56%
5
8%
5
8%
1
2%
1
2%
Anders, namelijk…
15
25%
Totaal
61
100%
Leerkracht Leerkracht en tevens vakdocent van een of meerdere brede buurtschoolactiviteiten Vakdocent en direct verbonden aan de school om een of meer brede buurtschoolactiviteiten te organiseren Vakdocent verbonden aan een instelling/organisatie (welzijn, sport of cultureel) in ingehuurd om activiteiten te organiseren Vakdocent en als zzp’er ingehuurd door de school om een of meer activiteiten te organiseren
Als aanvulling op de mening van de school, leerkrachten en andere betrokkenen zijn ouders bevraagd naar hun ervaring met de brede buurtschool. De inschatting was dat de grootste kans op voldoende respons was te behalen door enquêteformulieren mee te geven of te laten invullen op een ouderavond of rapportbespreking. Bij afwezigheid van een ouderavond is contact opgenomen met ouders via de MR (ouderraden, ouderadviescommissies). In totaal hebben we 36 formulieren van ouders ontvangen. Het gaat hierbij om twee scholen: van één school hebben 27 ouders de enquête ingevuld, van een andere school hebben we van 9 leden van de ouderadviescommissie respons ontvangen. Om een indicatie te kunnen geven van de mogelijke effecten van de brede buurtschool op de leerprestaties van leerlingen, analyseren wij de gegevens van één specifieke school (casestudy). Deze school heeft ervoor gekozen om het verbeteren van de leerprestaties tot speerpunt te maken. Volgens haar doelstellingen is de school specifiek gericht op het verbeteren van leerprestaties en voert onder haar leerlingen ook toetsen uit die kunnen dienen als vergelijkbare nul- en eindmeting bij leerlingen die wel of niet deelnemen aan brede buurtschoolactiviteiten4. Het onderzoeksteam heeft in totaal drie activiteiten bezocht van verschillende scholen. Tijdens deze activiteiten hebben de onderzoekers ervaringen opgedaan hoe de activiteiten verlopen en hoe het animo is. Aan de aanwezige deelnemers is gevraagd hoe zij de activiteiten ervaren en in hoeverre het bijdraagt aan de doelstellingen zoals geformuleerd door de school. Er is gesproken met 15 leerlingen, en enkele aanwezige docenten en begeleiders van de activiteiten.
1.4
Leeswijzer Alle resultaten in dit rapport zijn op onderwerp ingedeeld, waarbij de bevindingen van de verschillende betrokkenen (directie, coördinatoren, reguliere leerkrachten, vakleerkrachten en ouders) integraal zijn verwerkt. Het eerstvolgende hoofdstuk gaat 4
Wegens administratieve problemen is het niet gelukt voldoende toetsresultaten op te leveren, waardoor wij hierover geen uitspraken kunnen doen
10
in op de stand van zaken van de brede buurtscholen. Waarom zijn zij toentertijd begonnen met de brede buurtschool, wat waren hun doelstellingen en waar staan zij nu in hun ontwikkeling? Hoofdstuk 3 bespreekt de organisatorische invulling, waaronder het personeel, de beschikbare ruimtes en het budget. Hoofdstuk 4 gaat in op de inhoudelijke invulling: welke activiteiten organiseert de school en in welke mate hangen deze samen met het reguliere programma? In hoofdstuk 5 komen vervolgens de resultaten van de brede buurtschool aan bod. Hierbij worden de subjectieve ervaringen van betrokkenen bij de brede buurtschool verkend en de mate waarin zij denken dat de brede buurtschool van belang is voor de cognitieve en sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen. In de rapportage bouwen we voort op de bevindingen van het onderzoek uit 2012. Op deze manier is het mogelijk de vorderingen door de tijd te zien.
11
2
Stand van zaken initiatieven In dit hoofdstuk bespreken we de initiatieven. Allereerst kijken we naar de achtergrond van de verschillende brede buurtscholen, welke visie zij hebben en welke doelen zij beogen. Vervolgens laten we zien in welke ontwikkelingsfase de scholen zich bevinden, en welke verbeteracties zij willen doorvoeren.
2.1
Achtergrond initiatief A c h te r l i g ge n d e v is i e e n b e o o g d e d o e l e n De doelstellingen van het gemeentelijk beleid worden door alle brede buurtscholen onderschreven. Omdat alle scholen zelf een brede buurtschoolconcept hebben gekozen die bij hun werkwijze past, zijn er wel verschillen in accenten. De volgende doelen zijn genoemd:
Talentontwikkeling
Verbeteren leerprestaties
Basisvaardigheden
Vergroten zelfredzaamheid
Versterken binding met de buurt
De doelstellingen zijn niet gewijzigd ten opzichte van 2012. De meeste scholen hebben een visie waarin de wijk is genoemd, ieder met een eigen perspectief. Ze willen de maatschappij ‘binnen de school halen’, om de wereld van leerlingen te verbreden en hen een toekomstperspectief te laten zien. Andere scholen willen de kansen van leerlingen vergroten door het imago van bijvoorbeeld het vmbo in de wijk te verbeteren. Ook zijn er scholen die zich actief inzetten op het verbeteren van de wijk. Dit kan door leerlingen te laten participeren, maar ook door wijkbewoners scholing aan te bieden. Alle scholen zetten actief in op het vergroten van de zelfredzaamheid van de leerlingen. Zij willen de leerlingen meer aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid, en ze zelfvertrouwen geven door ze aan te spreken op talenten. Twee scholen hebben het verbeteren van de leerprestaties als primair doel: zij zetten voornamelijk in op de cognitieve vaardigheden. De andere scholen zien het vergroten van de leerprestaties als indirect effect van de andere doelen: als een leerling bijvoorbeeld meer zelfvertrouwen heeft kan dat een positieve weerslag hebben op de leerprestaties. Eén school noemt het vergroten van ouderbetrokkenheid als doelstelling. Alle scholen hebben een visie geformuleerd, maar de concreetheid wisselt. Niet alle scholen hebben concrete doelen beschreven. Ook ontbreekt vaak een duidelijke samenhang met de acties de school onderneemt om de doelen te behalen en hoe zij de resultaten meten. Vrijwel geen van de scholen heeft de doelstellingen SMART geformuleerd. De meeste scholen gaan op een organische wijze te werk, waarbij steeds wordt gezocht naar mogelijkheden die de school te bieden heeft. Het is zoeken, proberen, implementeren en leren tegelijkertijd. Soms kan dat opvallend creatieve samenwerkingen opleveren die daarmee meteen in uitvoering worden genomen. Tegelijkertijd is er ook iets voor te zeggen om een concreter uitgewerkt plan van aanpak als leidraad te gebruiken bij de verdere implementatie. Het voordeel
13
hiervan kan zijn dat het ook meer inzicht – voor zowel de scholen als de gemeente – biedt in de behaalde resultaten op de beoogde doelen. SMART Specifiek: Meetbaar:
Is de doelstelling eenduidig? Onder welke (meetbare/observeerbare) voorwaarden of vorm is het doel bereikt?
Acceptabel:
Is deze acceptabel voor de doelgroep en/of het management?
Realistisch:
Is het doel haalbaar?
Tijdgebonden: Wanneer (in de tijd) moet het doel bereikt zijn? D o e l gr o e pe n Bij alle scholen ligt de primaire focus op de eigen leerlingen. Vier scholen bieden ook activiteiten aan voor leerlingen van andere scholen uit de wijk, vaak voor zowel primair als voortgezet onderwijs. Twee scholen richten zich enkel op de eigen leerlingen, en zien de wijk niet als potentiële doelgroep. Brede buurtscholen die zich op de wijk richten, noemen vaak de ouders van leerlingen of wijkgebonden instellingen zoals bejaardenhuizen, culturele organisaties of bedrijven. Een aantal scholen organiseert activiteiten specifiek voor peuters, kleuters of senioren. Twee scholen zeggen ook open te staan voor mensen buiten de wijk, maar zetten hier niet actief op in. Tabel 2.1 Doelgroep van de bredebuurtscholen volgens het Plan van Aanpak Leerlingen
9 Eigen leerlingen
9
Leerlingen van andere VO-school
2
Leerlingen van PO-school Wijk
4 7
Peuters/kleuters
2
Ouders/gezinnen van leerlingen
4
Senioren
1
Wijkgebonden instellingen
4
Buiten de wijk
2 Bewoners uit andere delen van de wijk
1
Studenten en werkzoekende jongeren
1
Uit de interviews met de scholen blijkt dat de doelgroep soms breder is dan geformuleerd in het plan van aanpak. Hierbij worden vooral andere leerlingen uit de buurt genoemd. Het lijkt hierbij meer te gaan om activiteiten – zoals sportdagen – waarbij niet-eigen leerlingen mee profiteren, dan dat de brede buurtschool er actief op inzet.
2.2
Stand van zaken van de initiatieven De meeste brede buurtscholen bevinden zich in de uitvoerings-/implementatiefase. Eén school geeft aan dat de ontwikkeling van het brede buurtschoolconcept zich in de startfase bevindt. Verder geven drie scholen aan dat er sprake is van verschillende stadia: sommige onderdelen zijn reeds geïmplementeerd, andere worden nu voorbereid of opgestart.
14
Figuur 2.1 Fases waarin de brede buurtscholen zich bevinden5
De directie en brede buurtschoolcoördinatoren zijn over het algemeen tevreden met wat is bereikt. Een aantal coördinatoren geeft aan dat ze wel sneller zouden willen, maar dat dat niet gaat omdat de implementatie nu eenmaal tijd en moeite kost. Ook geld, draagvlak onder docenten en een uitdagende doelgroep worden als reden genoemd als belemmerende factor. Bij één school zijn de plannen afgeslankt, waarmee ze minder ambitieus zijn maar wel beter haalbaar. Zoals in paragraaf 2.1 beschreven, zijn bij alle scholen de doelen onveranderd. Dit geeft aan dat elke school nog op weg is deze te realiseren.
2.3
Evaluatie en monitoring Het merendeel van de scholen evalueert (8) en monitort (6) de brede buurtschoolactiviteiten. De taak van monitoring en evaluatie is voornamelijk belegd bij de docenten en coördinatoren in periodieke voortgangsgesprekken waar vaak ook de deelnemende leerlingen en soms de vakdocenten bij worden betrokken. Eén school laat de evaluatie en de rapportage van het proces en het rendement volledig aan de Inspectie van het Onderwijs, een andere school aan de stuurgroep. Eén school zegt een eigen instrument voor evaluatie te hebben waaruit tevens een evaluatieverslag voortkomt. Een aantal scholen hanteert (3) een evaluatie-cyclus (o.a. op basis van PDCA en SMART). Eén school vermeldt specifiek dat er tussen leerling en leerkracht een mondelinge evaluatie plaatsvindt. Op een paar scholen na, is niet duidelijk in hoeverre mondelinge, dan wel schriftelijke, evaluatie plaatsvindt op de scholen. Alhoewel mondelinge evaluatie input kan leveren voor een evaluatiegesprek tussen directie, coördinatoren, docenten, samenwerkingspartners, etc., is het schriftelijke documentatie van de evaluatie die ervoor zorgt dat informatie op een later tijdstip nog op te roepen is. Aan de hand van monitoring en evaluatie worden (nieuwe) activiteiten vaak aangepast. Zo paste één school de lestijden aan. Nadat deze verlengde lestijden voor veel leerlingen een reden bleken om niet langer naar de activiteiten te komen is de lesroosteraanpassing weer teruggedraaid. Verschillende scholen hebben verbeterpunten geformuleerd voor hun school. Hieronder zijn deze op een rij gezet.
5 Drie scholen geven aan dat de onderdelen zich in verschillende fases bevinden, de grafiek telt daarom niet op tot het totaal aantal scholen (9).
15
Verbeter-/aandachtspunten:
Nieuwe kwaliteitsslag leveren door meer cognitief te testen;
Meer binding tot stand brengen tussen de reguliere docent en de vakdocent die de brede buurtschoolactiviteiten verzorgd;
Meer laten zien aan anderen wat de leerlingen kunnen;
Burgerschapsvaardigheden testen; Meer animo onder leerlingen proberen te krijgen voor de activiteiten; Deelname aan activiteiten minder vrijblijvend maken (d.m.v. invoeren borg); Werken in kortere periodes; Meer aandacht van vakdocenten voor taal tijdens de activiteiten. Uitbreiden technieklessen basisschoolleerlingen; Het eventueel opzetten van een avondschool. Meer binding tot stand brengen onder de docenten voor de brede buurtschoolactiviteiten;
Voor zover bekend zijn er geen scholen die het project volgend jaar niet zullen continueren. Eén school zal het project uitbreiden naar andere locaties.
16
3
Organisatorische invulling In dit hoofdstuk komt de organisatorische invulling aan bod. Allereerst bespreken we de personele invulling: lukt het de brede buurtscholen kwalitatief goede vakdocenten te vinden? Ook bespreken we de ontwikkeling van draagvlak binnen het team. In paragraaf 3.2 gaat over het beschikbare budget, paragraaf 3.3 geeft aan hoe scholen de beschikbare ruimtes ervaren.
3.1
Personeel P e r s o ne le in v u l l in g De meeste brede buurtscholen zetten voor de begeleiding van de activiteiten zowel eigen leerkrachten als ingehuurde vakleerkrachten in. De verhouding verschilt wel per school: sommige hebben 25% eigen leerkrachten, andere 60%. Op één school verzorgt het eigen personeel alle brede-buurtschoolactiviteiten, op een andere school zijn het juist alleen ingehuurde krachten. De externe krachten die worden aangetrokken om de activiteiten te begeleiden, zijn in de meeste gevallen vakleerkrachten. Ook zetten meerdere scholen ervaren studenten uit het hoger onderwijs in, soms als stagiair. Bij diverse activiteiten op verschillende scholen zijn het de leerlingen zelf die de activiteit begeleiden, ondersteund door eigen leerkrachten, leerkrachten van andere scholen, hun ouders of jongerenwerkers. Een school geeft aan mogelijkheden te zien in het feit dat de Stichting Brede School personeel in dienst kan nemen. De school zou hiermee meer ruimte krijgen om te experimenteren met brede buurtschoolactiviteiten. Eén school geeft aan dat het niet gemakkelijk is goed personeel te vinden. Hierbij gaat het vooral om didactische vaardigheden. Het is niet bekend of de andere scholen eenzelfde probleem ervaren bij het vinden van begeleiders. Over het algemeen zijn de betrokkenen (zeer) tevreden over de kwaliteit van de vakdocenten/(gast)docenten (66%). Tabel 3.1 Tevredenheid betrokkenen met kwaliteit vakdocenten/(gast)docenten Kwalitatief goede vakdocenten/(gast)docenten Zeer tevreden
33%
Tevreden
33%
Neutraal
30%
Ontevreden
2%
Zeer ontevreden
2%
Niet van toepassing Totaal
2% 100%
Draagvlak in het team In de plannen van aanpak staat dat het draagvlak in het team groot is. In de uitvoeringspraktijk blijkt het nog best wel een klus te zijn om dit draagvlak te creëren. Eén school geeft aan dat er in het begin weerstand bestond, maar dat dat inmiddels is gekeerd omdat ook reguliere docenten de voordelen voor de leerlingen zien. Op een
17
andere school is actief ingezet op vergroten van het draagvlak, door docenten verantwoordelijk te maken voor een groep leerlingen. Elke docent dient zijn groep naar de activiteit te begeleiden en de externe docent te ondersteunen bij het opstarten. Dit heeft een positief effect gehad, maar dit moet volgens de school nog verder verbeteren. Aan vakleerkrachten, reguliere leerkrachten en andere betrokkenen is gevraagd of zij bekend zijn met de doelstellingen van hun brede buurtschool. Het blijkt dat 90% bekend is met de doelstellingen. Daarvan is 100% het eens met de doelstellingen. Onderstaande tabel laat zien dat de rol die deze personen hebben bij de invulling en de uitvoering van de brede buurtschool niet heel groot is, maar dat zij desondanks wel weten wat er speelt (46%). Hieruit is af te leiden dat het draagvlak binnen de teams over het algemeen wel goed is. Tabel 3.2 Mate van betrokkenheid bij de invulling en uitvoering van de brede buurtschool In hoeverre bent u betrokken bij de invulling en uitvoering van de bredebuurtschool bij u op school? Niet
16%
Niet heel erg, maar ik ben op de hoogte van wat er speelt
46%
Wel, ik ben betrokken bij de uitvoering van het programma
2%
Wel, ik ben betrokken bij de inhoudelijke invulling van het
12%
programma Wel, ik ben zowel betrokken bij zowel de invulling als de
25%
uitvoering van het programma Totaal
100%
Van de betrokkenen is 92% tevreden over de eigen rol. Diegenen die niet tevreden zijn, zouden meer willen doen. Het is onduidelijk waarom die wens nu niet wordt benut. De samenwerking tussen de vakleerkrachten en de reguliere docenten verloopt bij sommige scholen goed, andere zouden meer uitwisseling tussen docenten wenselijk te vinden. Aan de vakleerkrachten, reguliere leerkrachten en andere betrokkenen is gevraagd of zij vinden dat er een goede coördinatie tussen betrokkenen is. Een meerderheid is (zeer) tevreden: 58%. Tabel 3.3 Tevredenheid betrokkenen met coördinatie Coördinatie tussen betrokkenen Zeer tevreden
20%
Tevreden
38%
Neutraal
34%
Ontevreden Zeer ontevreden
2%
Niet van toepassing
3%
Totaal
18
3%
100%
3.2
Budget In 2013 hebben de VO scholen 1,6 miljoen euro subsidie van de gemeente Den Haag ontvangen in het kader van de brede buurtschool. Dit is inclusief een subsidie voor weekend- en zaterdagschool. Daarnaast kunnen de brede buurtscholen aanspraak maken op een subsidie voor de verlengde schooldag. Tabel 3.4 Door de gemeente Den Haag afgegeven subsidiebeschikkingen voor de brede buurtschool in 2013 Doelstelling subsidie
Bedrag in euro’s
Brede buurtschool, inclusief weekend- en vakantieschool Verlengde schooldag (VSD)
1.600.000 860.000
6
Totaal
2.460.000
Bron: Budgetoverzicht Onderwijsbeleid 2013 Behorend bij: Haags talent erkend, de Haagse Educatieve Agenda 2010 -2014 Gemeente Den Haag
Het budget dat de scholen ontvangen verschilt sterk. Dit is onder andere afhankelijk van het aantal activiteiten en het type activiteiten dat de scholen organiseren. Voor de activiteiten die scholen aanbieden in het kader van de verlengde schooldag krijgen zij een aanvullend budget. De weekend- en vakantiescholen krijgen het grootste deel. Twee brede buurtscholen geven ongevraagd aan dat zij het budget ontoereikend vinden. Het biedt volgens hen geen mogelijkheden voor uitbreiding van de activiteiten. Een andere school stelt dat het budget van de gemeente ruim is, maar dat het organiseren van activiteiten nou eenmaal veel geld kost. Volgens een meerderheid (58%) van de vakdocenten, reguliere leerkrachten en andere betrokkenen is er voldoende lesmateriaal beschikbaar. Tabel 3.5 Tevredenheid betrokken met de beschikking lesmateriaal Voldoende beschikking over lesmateriaal Zeer tevreden
15%
Tevreden
43%
Neutraal
33%
Ontevreden Zeer ontevreden
0%
Niet van toepassing
7%
Totaal
3.3
3%
100%
Ruimtes Veel van de brede buurtscholen zijn gevestigd in nieuwbouw. In een aantal gevallen gaat het hierbij om een multifunctioneel gebouw. Zo heeft één van de scholen een heel nieuw gebouw waarin zij hun kansen werkcentrum hebben gevestigd met workshopruimtes, plek voor organisaties en o.a. de wijkverpleegkundige om zich te vestigen. Een andere school heeft een mooie professionele keuken en een theaterzaal tot beschikking. Wel brengt een multifunctioneel gebouw voor de scholen een nadeel mee: het beheer van de ruimten is een probleem. De scholen stellen geen budget te 6 Dit is het totale bedrag voor verlengde schooldag, dat ook beschikbaar is voor scholen die geen brede buurtschool zijn.
19
hebben om hier iemand voor aan te stellen. Dit punt kwam ook in het onderzoek van 2012 naar voren. Dat huisvesting in kleinschalige locaties ook zijn voordeel kan hebben, merkt één van de brede buurtscholen op. Het maakt het schoolklimaat klein, veilig en kansrijk. Deze school heeft geen nadelen genoemd. De vakleerkrachten, reguliere leerkrachten en andere betrokkenen zijn over het algemeen te spreken over de geschiktheid van de lokalen binnen de school en de accommodaties buiten de school. Bijna driekwart is tevreden of zeer tevreden met de geschiktheid van de ruimtes (72%). Tabel 3.6 Tevredenheid betrokkenen met de geschiktheid van de lokalen in de school en accommodaties buiten de school
Zeer tevreden
18%
Tevreden
56%
Neutraal
20%
Ontevreden
2%
Zeer ontevreden
0%
Niet van toepassing Totaal
20
5% 100%
4
Inhoudelijke invulling In dit hoofdstuk laten we zien welke activiteiten de brede buurtscholen organiseren. Hierbij gaat het voornamelijk om activiteiten voor de eigen leerlingen. Daarnaast komen ook ouderactiviteiten en activiteiten gericht op de buurt aan bod.
4.1
Type activiteiten A c t i v i te i te n e n in d e l in g Het activiteitenaanbod van de brede buurtschool komt bij vier scholen tot stand naar aanleiding van de vraag/behoefte vanuit samenwerkingspartners, leerlingen, ouders, buurtbewoners en docenten. Eén school organiseert bijeenkomsten waarop bedrijven, docenten en wijkbewoners gezamenlijk niet alleen de activiteiten evalueren, maar ook nieuwe plannen maken. Een andere school heeft een enquête uitgezet onder buurtbewoners om de behoefte te peilen en heeft campagne gevoerd voor de activiteiten door middel van een buurtkrant. Een school die activiteiten organiseert voor basisschoolleerlingen bepaalt de invulling van het programma voor deze doelgroep samen met de desbetreffende basisscholen. De activiteiten die scholen in het kader van de brede buurtschool aanbieden lopen sterk uiteen. Tabel 4.1 geeft een overzicht. Tabel 4.1 Activiteiten in het kader van de brede buurtschool Soort activiteiten
Voorbeelden van activiteiten
Sport
Voetbal, , zwemmen, tai boksen, gastlessen tijdens de reguliere gymles, sportcampus, etc.
Theater en muziek
Musical, toneel, cabaret, dans, zang, theater, brassband, bandcoaching, drama, dance & acting, music awards, breakdance, Turkse dans, rap, djembe
Kunst en cultuur
(strip)tekenen, handvaardigheid, poëzie, kunstwerken
Mode en textiel
Naaiatelier, mode, textiel, sieraden maken
Techniek
Technasiumwerkplaats, fietsenwerkplaats, techniekwerkplaats, licht- en geluidstechniek
Activiteiten 7
Sinterklaasfeest, musical groep 8, sportdag voor leerlingen van de basisschool
Extra lessen
Huiswerkbegeleiding, extra lessen taal en rekenen
Zaterdagschool
Bijles en trainingen cito- en entreetoets voor leerlingen primair onderwijs, lessen Nederlands, Engels, Spaans, chinees, Arabisch, rekenen, ICT, koken, rekenen, ICT en modevak voor volwassenen, IMC weekendschool voor high potentials
Zomerschool
Bijscholing waaronder examentraining
Interne stages
Beveiliging-, kantine-, keuken- en receptie-werkzaamheden binnen in de eigen school
Maatschappelijke stages
Verzorgingstehuis, bloedbank, kinderdagverblijven
Overig
Crèche, Veiligheids Certificaat A, de gezonde schoolkantine, onderhoud volkstuin
Tabel 4.1 laat zien dat de meeste activiteiten gericht zijn op het ontwikkelen van talent; een groot deel van de activiteiten richt zich op de sportieve, creatieve en 7 Leerlingen voeren een actieve rol uit bij het organiseren van deze activiteiten, door bijvoorbeeld scheidsrechter te zijn op een sportdag.
21
culturele vorming van leerlingen. Een beperkt aantal scholen zet in op het verbeteren van de leerprestaties, door het gebruik van BBS-middelen voor huiswerkbegeleiding, en zaterdag- en zomerscholen8. Daarnaast richt een aantal activiteiten zich op het aanleren van competenties en de ontwikkeling van de beroepskeuze onder leerlingen (zie o.a. de stages en werkplaatsen). Deze activiteiten vinden vaak plaats in samenwerking met de buurt en komen daardoor ook ten goede aan de buurt en haar bewoners. In 2013 is het activiteitenaanbod bij de verschillende scholen aangescherpt. Succesvolle bezigheden worden uitgebreid of naar andere vestigingen overgezet, activiteiten waarvoor weinig animo bestaat zijn komen te vervallen. Dit zijn geen grote wijzigingen, maar draagt wel bij aan de professionalisering van het brede buurtschoolaanbod. Bij veel scholen is de praktijk leidend, en niet de ‘tekentafel’. Dit betekent ook dat niet alles overal even goed is gedocumenteerd. Om een overzicht te krijgen van de verschillende doelgroepen waarop de activiteiten betrekking hebben is een onderscheid gemaakt tussen activiteiten voor eigen leerlingen, leerlingen uit de wijk (waaronder ook basisschoolleerlingen), ouders van leerlingen en buurtbewoners. Tabel 4.2 laat de onderverdeling van een groot aantal activiteiten zien. Tabel 4.2 Activiteiten onderverdeeld per doelgroep Activiteiten/Faciliteiten per doelgroep Eigen leerlingen 9
Interne en maatschappelijke stages, werkplaatsen, zaterdag- en zomerschool, huiswerkbegeleiding, Veiligheids Certificaat A
Leerlingen uit de wijk
Huiswerkbegeleiding, Sinterklaasfeest, musical groep 8, sportdag voor leerlingen van de basisschool, bijscholing waaronder examentraining zomerschool, bijles en trainingen cito- en entreetoets zaterdagschool, sportcampus
Ouders 10
NT2-lessen, cursus sociale media, naaiatelier, zaterdagschool, zomerschool, presentaties van leerlingen, kerstmarkt
Buurtbewoners
Maatschappelijke stages bij buurthuis, verzorgingstehuis, kinderdagverblijf of bloedbank, presentaties van leerlingen, kerstmarkt, tekenlessen, poëzie, stichting Resto VanHarte, moestuin, NT2-lessen, fietsenwerkplaats, zaterdagschool, zomerschool, wijkverpleegkundige, Veiligheids Certificaat A
A c t i v i te i te n v o o r le e r l in g e n De scholen gaan wisselend om met een verplicht karakter voor de verschillende activiteiten. Een aantal scholen (3) noemt de interne en maatschappelijke stages voor de eigen leerlingen specifiek als activiteit in het kader van de brede buurtschool, terwijl andere scholen deze bewust niet scharen onder de activiteiten van de brede buurtschool. De interne stages (en voorheen de maatschappelijke stages) zijn verplicht voor alle leerlingen en vinden plaats onder schooltijd. Op twee scholen is ook het vak ‘huiswerkbegeleiding’ verplicht in bepaalde leerjaren. Eén school stelt sportclinics verplicht voor de onderbouw, terwijl een andere school gastlessen schoolbreed organiseert tijdens de reguliere gymlessen. Veel van de activiteiten vinden plaats na schooltijd (in het kader van de VSD) en zijn vrijwillig, maar (meestal) niet vrijblijvend. Als een leerling zegt mee te doen dan moet hij ook wel altijd komen.
8
Hier gaat overigens het grootste deel van het budget naar toe, zie paragraaf 3.2 Alle activiteiten genoemd in tabel 4.1 zijn activiteiten waar de eigen leerlingen aan deel kunnen/moeten deelnemen. 10 De hier genoemde activiteiten zijn vaak specifiek (ook) toegespitst op ouders van leerlingen. Als vanzelfsprekend kunnen ouders van leerlingen ook gebruik maken van activiteiten gericht op de buurt. 9
22
Op de meeste scholen is men tevreden over de deelname of zitten de activiteiten nagenoeg vol. Een aantal scholen denkt dan ook aan het uitbreiden van het aantal activiteiten, maar acht dit budgettair vaak niet haalbaar. Bij een paar scholen is sprake van ‘teveel’ animo. Aan sommige activiteiten is een maximaal aantal deelnemers verbonden waardoor in ieder geval één school met haar leerlingen intakegesprekken voert en toelatingstests afneemt om gemotiveerde leerlingen voor de activiteiten te selecteren. Een andere school biedt leerlingen de kans om hun talent te tonen op een talentenauditie, waarna een beperkte groep leerlingen wordt uitgekozen om deel te nemen aan de grotere activiteit. Op een andere school valt de deelname tegen. Hierdoor voelde de school zich genoodzaakt te stoppen met de weekend- en vakantieschool. De reden hiervoor ligt onder andere bij de doelgroep in combinatie met het aanbod. Het is een uitdagende doelgroep, wat maatwerk vereist waardoor het ontwikkelen van activiteiten moeilijk is. Een andere school merkt op dat het lastig is om leerlingen te betrekken bij activiteiten voor de buurt. Dit komt omdat de activiteiten vaak in de avond plaatsvinden en dit het voor de leerlingen, die zelf veelal niet in de buurt wonen, lastig en minder aantrekkelijk maakt om naar school te komen. Een kleiner aantal scholen organiseert ook activiteiten voor leerlingen in het primair onderwijs of leerlingen uit de wijk: bijscholing tijdens de zaterdag- of zomerschool, en activiteiten als een sportdag of musical. In het kader van de bijscholing zegt één school de activiteiten in samenwerking met de scholen voor primair onderwijs in te vullen. De ondersteuning bij bijvoorbeeld feesten en sportdagen komt voort uit de vraag vanuit het primair onderwijs; de samenwerkingsverbanden tussen de scholen van voortgezet onderwijs met één of meerdere scholen voor primair onderwijs in de buurt bestaan vaak al langer. In ieder geval één school organiseert sportactiviteiten waar leerlingen uit de wijk aan mee mogen doen. O u d e r a c t i vit e i te n e n act i v i te i t e n ge r i ch t o p de b u ur t Het wordt door scholen als lastig ervaren om specifiek activiteiten voor ouders te organiseren. Zo stelt één school dat meerdere activiteiten bij gebrek aan deelnemers zijn afgeblazen. Een reden hiervoor is dat ouders vanuit hun cultuur en uit beleefdheid geen “nee” durven zeggen. Hierdoor komt het voor dat er ondanks enkele aanmeldingen toch geen deelnemers aanwezig zijn bij de desbetreffende workshop. Andere scholen noemen ook de hoge werkdruk onder ouders en het gebrek aan actieve kennis van de Nederlandse taal als drempel voor ouders om aan activiteiten deel te nemen. Van een paar scholen komen de eigen leerlingen veelal niet uit de buurt, waardoor deze scholen opmerken dat buurtbewoners niet via de ouders van leerlingen de school binnen zullen komen. Waar één van deze scholen de buurtbewoners tracht te mobiliseren door hen uit te nodigen voor presentaties van leerlingen en een kerstmarkt, geeft de andere school aan dat het voor de leerlingen nog een té grote stap is om zichzelf aan de buurt te presenteren. Bijna alle scholen geven aan specifiek de buurt te betrekken bij activiteiten. Drie scholen geven aan dat dit gebeurt in de vorm van maatschappelijke stages waarbij de eigen leerlingen in de buurt hun steentje bijdragen. Denk hierbij aan begeleiding van oudere buurtbewoners in een buurt- of verzorgingstehuis. Ook de samenwerking met andere scholen voor basis- en voortgezet onderwijs toont de inzet voor de buurt. Er zijn ook activiteiten waarbij er geen sprake is van contact tussen leerlingen van de brede buurtschool en buurtbewoners, bedoeld of onbedoeld. Een school die een zaterdagschool organiseert houdt de verschillende doelgroepen (leerlingen primair en voortgezet onderwijs, en volwassen buurtbewoners) van elkaar gescheiden. Een
23
andere school kreeg geen aanmeldingen van leerlingen voor de tekenles, maar alleen van buurtbewoners. O o r d e e l a cti v i t e it e n d oc e n te n e n an d e r e b e t r ok k e n e n In de vragenlijst zijn betrokkenen bij de brede buurtschool (reguliere leerkrachten, vakleerkrachten, coördinatoren, en directeuren) gevraagd naar hun tevredenheid met betrekking tot de aangeboden activiteiten (zie tabel 4.3). Tabel 4.3 Tevredenheid betrokkenen activiteiten Activiteiten Sportieve activiteiten
Betrokkenen (zeer) tevreden (zeer) ontevreden
Culturele activiteiten
(zeer) tevreden (zeer) ontevreden
Huiswerkbegeleiding Weekendschool Extra lessen cognitieve vakken Technische activiteiten Zomerschool Sociale, wijkgerichte activiteiten
79% 4% 69% 4%
(zeer) tevreden
59%
(zeer) ontevreden
12%
(zeer) tevreden
59%
(zeer) ontevreden
16%
(zeer) tevreden
53%
(zeer) ontevreden
18%
(zeer) tevreden
50%
(zeer) ontevreden
15%
(zeer) tevreden
50%
(zeer) ontevreden
17%
(zeer) tevreden
42%
(zeer) ontevreden
11%
Het meest tevreden zijn betrokkenen (voor 75% bestaande uit docenten) over sporten culturele activiteiten (i.e. muziek, theater, dans, kunst, textiel). Deze activiteiten worden op de meeste scholen aangeboden. De andere activiteiten worden volgens de betrokkenen minder vaak georganiseerd. Over de sociale, wijkgerichte activiteiten zijn de respondenten het minst tevreden (42%). Wanneer de betrokkenen worden gevraagd naar de betrokkenheid van buurtbewoners bij de school, stelt bijna de helft (49%) dat hier verbetering is opgetreden en een kwart (25%) dat de betrokkenheid gelijk is gebleven. Over de inhoudelijke afwisseling van het programma zijn de meeste betrokkenen tevreden tot zeer tevreden (76%). Ook is ruim de helft van de betrokkenen goed te spreken over de vrije keuzemogelijkheid binnen de activiteiten (56%). Onder eentiende van de respondenten bestaat ontevredenheid over de mogelijkheid voor de leerlingen om vrij te kiezen uit activiteiten. S a m e n we r ki n g s p a r t ne r s Voor de organisatie van brede buurtschool-activiteiten werken de scholen samen met een grote verscheidenheid aan partners (zie tabel 4.4).
24
Tabel 4.4 Samenwerkingspartners binnen de brede buurtschool Samenwerkingspartners Rijks- en gemeentelijke voorzieningen
Gemeente, stadsdeelkantoor, GGD, Basisscholen, VO-scholen, Mondriaan Onderwijsgroep, ROC Mondriaan, Stichting Haagse Scholen
Veiligheid
Regiopolitie, brandweer, Halt/Go for it
Welzijn
Jeugdzorg, jeugdformaat, stichting MOOI, stichting BOOG, zorgaanbieders, Sanquin bloedbank, kinderopvang, naschoolse opvang, verpleeghuis, stichting Voor Welzijn, stichting Reflex, stichting Mytikas, Centrum 16.22, Forum, instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking, Haags Studiepunt, Inwijs
Sport
Dance4Life, sporttuin Spico, sportscholen, turnhal, voetbalverenigingen, andere sportlocaties
Cultuur
Museon, De Uithof, bibliotheek, stichting KunstPost Mariahoeve, Atelier Topaze, Drumschool, NME, Paard van Troje, stichting Diamant Theater
Verenigingen
Buurthuis, wijkberaad, bewonersverenigingen
Bedrijvigheid en overige
Middenstand winkelcentrum, kerk, Studentenhuisvesting, woningbouwcorporaties, bouwbedrijf, stichting OBV, HTM, De Haeghe Groep, Condor City, zzp-ers, stichting Resto VanHarte
Via de partners scheppen de scholen de randvoorwaarden voor het organiseren van de diverse activiteiten. Zo voorzien partners de school van ondersteuning op het gebied van veiligheid en welzijn, geldelijke middelen, ruimte, kennis, en inzetbare krachten. Op één school overbrugt bijvoorbeeld een stichting het gat tussen de reguliere lessen en de brede buurtschoolactiviteit door activiteiten aan te bieden, en maken andere scholen gebruik van stichtingen om hen te ondersteunen bij het ontwikkelen van workshops. Ook vindt er steeds meer samenwerking plaats tussen scholen. Zo onderhoudt één school een structurele en inhoudelijke samenwerking met een stichting van primair onderwijs in Den Haag. Dit heeft als doel het voortgezet onderwijs zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de ontwikkelingen in het primair onderwijs rond de brede school en het leerkansenprofiel (LKP).
4.2
Samenhang met reguliere vakken P r o je c tm a t ig De activiteiten worden zowel het hele jaar door als projectmatig, gedurende enkele weken (5-10 weken), aangeboden. De duur van projecten verschilt per school en per onderwerp; voor sommige projecten duurt het langer om een eindwerkstuk te creëren. Ook is er sprake van eenmalige clinics waarop leerlingen zich kunnen inschrijven. De lessen van de zomerschool vinden plaats tijdens de eerste drie weken van de zomervakantie. De zaterdagschool vindt als vanzelfsprekend plaats op de zaterdagen in het kalenderjaar, met uitzondering van de zaterdagen in de vakanties. D o o r g a a n de l e e r l ij n In tegenstelling tot de LKP-scholen in het primair onderwijs speelt het aanbrengen van een doorgaande leerlijn niet echt in het voorgezet onderwijs. In de interviews met de scholen geeft één school wel aan specifieke aandacht te hebben voor de ontwikkeling van doorgaande leerlijnen. In de samenwerking met een partner zullen theaterworkshops door middel van een doorlopende leerlijn aansluiten bij het vak drama uit het reguliere verplichte lesprogramma. Daarnaast ontwikkelt de school taalbeleid voor een poëziecursus waardoor een directe lijn ontstaat met de bestaande taalontwikkeling op de school.
25
Afbakening Zoals al geconstateerd in het rapport 2012 is het lastig de brede buurtschoolactiviteiten te begrenzen. Het is lastig een scheidslijn aan te brengen tussen het reguliere curriculum, de brede buurtschoolactiviteiten en activiteiten in het kader van VSD. Uit het beleids- en subsidiekader11 blijkt ook dat met VSD- en brede buurtschoolactiviteiten dezelfde educatieve en sociale doelen worden nagestreefd die de ontwikkelingskansen van jongeren optimaliseren. Wat opvalt is dat ook onderdelen uit het reguliere curriculum (o.a. interne en maatschappelijke stages) door sommige scholen worden geschaard onder de brede buurtschoolactiviteiten. Dit geeft aan dat scholen zelf ook de afbakening niet scherp maken. Het door elkaar heen lopen van reguliere, VSD en brede buurtschoolactiviteiten kan duiden op positieve en op negatieve kansen:
Het aanbod is diffuus, waardoor positieve effecten van onderdelen niet meer worden herkend.
De subsidie voor de brede buurtschool kan worden ingezet voor reguliere schoolactiviteiten
Het diverse aanbod kan optimaal het aanbod van de reguliere vakken versterken.
Op dit moment is nog niet na te gaan of hierin de positieve dan wel negatieve kant wordt opgegaan.
11
26
Beleids- en subsidiekader brede school voortgezet onderwijs 2011-2014
5
Resultaten Zoals aangegeven in hoofdstuk 1, is “Het beoogde resultaat [is] betere leerprestaties en verhoogde sociale competenties, een leerling die zich verbonden voelt met school en omgeving”. In dit hoofdstuk bespreken we de vorderingen op deze onderdelen. Uitgangspunt hierbij zijn de indrukken van de directie, brede buurtschoolcoördinatoren, vakleerkrachten en reguliere leerkrachten. Ook beschrijven we de meningen van ouders en leerlingen over hun brede buurtschool.
5.1
Volgens de school S o c i a a l - e mo t i o n e le ont w i k k e l i n g De brede buurtschoolactiviteiten vergroten volgens de meeste scholen de motivatie voor leerlingen om naar school te gaan, bij sommige is dan juist niet het geval. Eén school stelt dat dit per leerling wisselt; niet iedereen is even enthousiast. Bij een andere school heeft de directeur niet direct het gevoel dat de motivatie voor school is toegenomen. De brede buurtschoolactiviteiten maken dat de leerlingen meer zelfvertrouwen krijgen, met name door activiteiten gericht op talentontwikkeling. Acceptatie door buurtbewoners draagt ook bij aan het vergroten van het zelfvertrouwen: de leerlingen hebben het gevoel voor vol te worden aangezien in de contacten. Twee scholen geven aan dat de leerlingen sociale vaardigheden ontwikkelen door de brede buurtschool. Zo leren ze samenwerken, leerlingen geven dit zelf ook aan. Hoewel niet elke school direct ziet dat het gedrag van de leerlingen is verbeterd, lijken de leerlingen wel iets rustiger te zijn. C o g n i t i e v e o n t w i k k e l ing Of een betere motivatie en een groter zelfvertrouwen een positief effect heeft op de leerprestaties, vinden veel directeuren en brede buurtschoolcoördinatoren lastig te zeggen. Zij stellen dat dit moeilijk is aan te tonen, omdat er altijd meerdere factoren meespelen. Twee scholen zien wel duidelijk samenhang. Bij één school is het slagingspercentage sinds de introductie van de brede buurtschool gestegen. Bij de andere school wordt actief ingezet op de cognitieve prestaties, de directeur weet zeker dat dit effect heeft. Of dit effect overigens al terug te vinden is in de resultaten, is op basis van de door ons ontvangen resultaten niet te zeggen12.
5.2
Volgens leerlingen en ouders Bij het bezoek aan één van de scholen werd duidelijk dat de leerlingen met motivatie deelnemen aan de verschillende interne stages en graag werken binnen de verschillende werkplaatsen op de school. Uit de gesprekken met de leerlingen blijkt dat deze activiteiten zeker helpen bij de oriëntatie op hun loopbaan. Op een andere school is gericht gesproken met een groep van tien goed presterende havo/vwo-leerlingen (vijf leerlingen van binnen de school en vijf van buiten). Zij 12
Wegens administratieve problemen is het niet gelukt voldoende toetsresultaten op te leveren, waardoor wij hierover geen uitspraak kunnen doen
27
nemen op de zaterdag deel aan een zogenoemde PTA-training. Doel van deze training is het verhogen van het in-, door- en uitstroomperspectief van de leerlingen door middel van bijlessen, examentraining en huiswerkbegeleiding. De leerlingen zeggen dat zij deze activiteit ‘nodig’ vinden. Hun tevredenheid over de activiteit wordt geïllustreerd door het feit dat leerlingen ook een aantal van hun vriendinnen hebben betrokken bij de activiteit. Dat het animo voor de zaterdagschool in zijn algemeenheid groot is, was te zien aan de grote groepen leerlingen die ten tijde van het bezoek geconcentreerd aan het werk waren.
De meerwaarde van de zaterdagschool is volgens betrokken leerlingen: De individuele aanpak in de les;
De mogelijkheid om vragen te kunnen en te durven stellen (in de reguliere les doen zij dit minder snel);
De activiteit wordt verzorgd door studenten (deze zijn volgens de leerlingen makkelijker benaderbaar dan de eigen docent).
Uit een rondvraag onder ouders13 blijkt dat zij niet altijd weten wat er speelt op hun school. Zo weet de helft van de ouders niet dat hun school een brede buurtschool is. Ouders waarvan hun kind aan de activiteiten deelnemen, zijn er meestal wel mee bekend. De activiteiten kennen zij voornamelijk via hun kind, via een ouderavond of andere ouders. Ook zijn ouders via de schoolgids, de website van de school of de leerkracht op de hoogte geraakt van de brede buurtschool. De ouders waarderen de brede buurtschoolactiviteiten, maar sommigen hebben ook hun eigen randvoorwaarden. Zo zijn er ouders die hun kinderen buiten schooltijd graag dicht in de buurt hebben. Meerdere vak- en leerkrachten zouden graag zien dat ouders meer participeren bij de verschillende brede buurtschoolactiviteiten. Ouders zijn vaak lastig te betrekken bij de brede buurtschool, omdat ze hun eigen bezigheden hebben en daarom slecht bereikbaar zijn. De vak- en leerkrachten zouden graag zien dat de ouderbetrokkenheid verbetert, omdat het volgens hen belangrijk is voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen op hun school. De ouders van wie hun kind deelneemt aan de brede buurtschoolactiviteiten (i.e. sportieve en culturele activiteiten) zeggen stuk voor stuk dat hun kind thuis vertelt over de activiteiten op school en de activiteiten leuk vindt. Wat leerlingen volgens hun ouders leuk vinden aan de brede buurtschool:
Het samenwerken met andere leerlingen; Het bezig zijn; De gezelligheid tijdens de activiteiten.
Wat leerlingen volgens hun ouders minder leuk vinden aan de brede buurtschool: Dat zij later thuis zijn vanuit school;
13
28
Dat het vervoer lastig is.
In totaal 46 ouders van twee scholen.
5.3
Volgens docenten en andere betrokkenen S o c i a a l - e mo t i o n e le ont w i k k e l i n g De meerderheid van de betrokkenen geeft te kennen dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen op alle fronten is verbeterd of tenminste gelijk is gebleven (zie tabel 5.1). Slechts een enkele betrokkene zegt achteruitgang te zien waar het gaat om de motivatie onder leerlingen om naar school te gaan, te leren en regels na te leven. Onderdelen van de sociaal-emotionele ontwikkeling waar de brede buurtschool veel winst op behaalt, zijn het zelfvertrouwen van leerlingen en het samenwerken tussen leerlingen. Volgens een ruime meerderheid (meer dan 80%) hebben de leerlingen zich op deze aspecten een beetje tot erg veel ontwikkeld. Ook op de andere aspecten maken de leerlingen een positieve ontwikkeling door: zij zijn weerbaarder, gaan beter om met conflicten, leven regels beter na, zijn gemotiveerder, hebben meer inlevingsvermogen en kunnen beter rekening houden met anderen. Tabel 5.1 Ziet u over het algemeen verbetering in de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen die deelnemen aan brede buurtschoolactiviteiten?14 Totaal
Weet niet/
- -
geen mening
Nee, erg veel
-
achteruitgang
Nee, een
beetje
+/-
achteruitgang
De
ontwikkeling
+
blijft gelijk
Ja, een beetje
++
verbetering
Ja, erg veel
verbetering
Onderdelen
?
Zelfvertrouwen
30%
54%
7%
0%
0%
10%
Weerbaarheid
15%
44%
28%
0%
0%
13%
100%
Inlevingsvermogen
11%
56%
21%
0%
0%
11%
100%
20%
43%
26%
0%
0%
11%
100%
Zelfredzaamheid
13%
54%
23%
0%
0%
10%
100%
Samenwerken
31%
52%
7%
0%
0%
10%
100% 100%
Rekening houden met anderen
Omgaan met conflicten
100%
5%
48%
33%
0%
0%
15%
Naleven van regels
10%
48%
31%
2%
0%
10%
100%
Motivatie om te leren
11%
38%
36%
2%
0%
13%
100%
18%
51%
23%
2%
0%
7%
100%
16%
49%
24%
1%
0%
11%
100%
Motivatie om naar school te gaan Gemiddeld
De activiteiten die het belangrijkste zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen zijn volgens driekwart van de betrokkenen de sportieve en culturele activiteiten (resp. 75% en 72%; zie tabel 5.2)15. Iets meer dan de helft van de respondenten zegt dat ook de sociale, wijkgerichte activiteiten in dit kader belangrijk zijn.
14
Door afrondingsverschillen kan het voorkomen dat de totale percentages niet precies optellen tot 100%, maar tot 99% of 101%. 15 De docenten hebben m.b.t. zowel de cognitieve als de sociaal-emotionele ontwikkeling steeds maximaal 3 aspecten van de brede buurtschool bestempeld als belangrijk. Dit geeft aan welke aspecten zij het belangrijkste vinden, maar zegt niets over de andere aspecten. De zomer- en weekendschool wordt bijvoorbeeld niet op alle scholen aangeboden, en is daarom beperkt gekozen.
29
Tabel 5.2 Welke 3 activiteiten zijn het belangrijkste voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen bij u op school? Activiteiten Sportieve activiteiten (bijv. teamsporten, maar ook individuele sporten als
75%
turnen) Culturele activiteiten (bijv. muziek, dans, theater)
72%
Sociale, wijkgerichte activiteiten (bijv. helpen ouderen, volkstuin
54%
onderhouden, wijk schoon houden) Technische bredebuurtschoolactiviteiten (bijv. licht- en geluidstechniek,
20%
handvaardigheid) Extra lessen taal en rekenen
20%
Extra lessen weekendschool
13%
Huiswerkbegeleiding
11%
Extra lessen zomerschool Totaal (gepercenteerd op het aantal respondenten)
11% 100%
De betrokkenen is ook gevraagd welke organisatorische aspecten zij het meest van belang achten voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen die deelnemen aan de brede buurtschoolactiviteiten (zie tabel 5.3). Driekwart van de betrokkenen vindt kwalitatief goede vakdocenten/(gast)docenten belangrijk (74%). Voor iets meer dan de helft van de betrokkenen geldt dit ook voor een inhoudelijk afwisselend programma en een goede coördinatie tussen betrokkenen (resp. 57% en 52%) en iets minder van de helft van de betrokkenen acht keuzevrijheid van belang (44%). Tabel 5.3 Welke 3 organisatorische aspecten zijn het belangrijkste voor de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen bij u op school? Organisatorische aspecten Kwalitatief goede vakdocenten/(gast)docenten
74%
Een inhoudelijk afwisselend programma
57%
Goede coördinatie tussen alle betrokkenen
52%
De mogelijkheid om vrij te kiezen uit activiteiten
44%
Voldoende beschikking over lesmateriaal
18%
Geschikte lokalen in de school en accommodaties buiten de school
16%
Totaal (gepercenteerd op het aantal respondenten)
100%
C o g n i t i e v e o n t w i k k e l ing De invloed van de brede buurtschool op de leerprestaties van de leerlingen is voor veel betrokkenen lastig in te schatten. Eenderde tot de helft van de respondenten geeft aan dit niet te weten/hierover geen mening te hebben (30% tot 48%; zie tabel 5.4). De overige betrokkenen zien wel verbetering van de leerprestaties en volgens ongeveer eenderde van de betrokkenen zijn de leerprestaties gelijk gebleven. De ontwikkeling zijn vooral te zien bij Nederlands, het gaat hierbij om een kleine verbetering.
30
Tabel 5.4 Ziet u over het algemeen verbetering in de leerprestaties van leerlingen die deelnemen aan brede buurtschoolactiviteiten? Totaal
Weet niet/
- -
geen mening
Nee, erg veel
achteruitgang
Nee, een
beetje
achteruitgang
De
ontwikkeling
+
blijft gelijk
++
Ja, een beetje
verbetering
Ja, erg veel
verbetering
Leerprestaties
+/-
-
Nederlands
8%
31%
31%
0%
0%
30%
? 100%
Wiskunde
5%
16%
38%
0%
0%
41%
100%
Engels
3%
11%
36%
2%
0%
48%
100%
Andere vakken
5%
31%
33%
0%
0%
31%
100%
Gemiddeld
5%
22%
35%
0.5%
0%
38%
100%
De activiteiten die de betrokkenen het meest van belang achten zijn de sportieve activiteiten (52%; zie tabel 5.5). Ook culturele activiteiten worden door een aardige groep betrokkenen van belang geacht (39%). De extra lessen van de weekend- en zomerschool zijn relatief weinig aangemerkt door de betrokkenen, maar dit zal voornamelijk komen doordat slechts enkele brede buurtscholen deze activiteit aanbieden. Het is te verwachten dat met name deze activiteiten van belang zijn voor de leerprestaties. Tabel 5.5 Welke 3 activiteiten zijn het belangrijkste voor de leerprestaties van de leerlingen bij u op school? Activiteiten Sportieve activiteiten (bijv. teamsporten, maar ook individuele
52%
sporten als turnen) Huiswerkbegeleiding
49%
Extra lessen taal en rekenen
48%
Culturele activiteiten (bijv. muziek, dans, theater)
39%
Sociale, wijkgerichte activiteiten (bijv. helpen ouderen, volkstuin
28%
onderhouden, wijk schoon houden) Technische bredebuurtschoolactiviteiten (bijv. licht- en
18%
geluidstechniek, handvaardigheid) Extra lessen weekendschool Extra lessen zomerschool Totaal (gepercenteerd op het aantal respondenten)
18% 18% 100%
Van de organisatorische aspecten blijkt de kwaliteit van de vakdocent/(gast)docent wederom het belangrijkste te zijn. Een ruime meerderheid van de betrokkenen zegt dit (80%; zie tabel 5.6). Wederom wordt een inhoudelijk afwisselend programma en een goede coördinatie tussen betrokkenen genoemd als belangrijk voor de ontwikkeling van de leerlingen, nu op cognitief vlak. Wat opvalt is dat voor de leerprestaties van leerlingen de beschikking over lesmateriaal essentieel blijkt (41%).
31
Tabel 5.6 Welke 3 organisatorische aspecten zijn het belangrijkste voor de leerprestaties van de leerlingen bij u op school? Organisatorische aspecten Kwalitatief goede vakdocenten/(gast)docenten
80%
Een inhoudelijk afwisselend programma
61%
Goede coördinatie tussen alle betrokkenen
43%
Voldoende beschikking over lesmateriaal
41%
De mogelijkheid om vrij te kiezen uit activiteiten
25%
Geschikte lokalen in de school en accommodaties buiten de
13%
school Totaal (gepercenteerd op het aantal respondenten)
100%
Uit de vergelijking tussen de mate van tevredenheid en het belang van de activiteiten (zie de prioriteitenmatrices in de bijlage) komt naar voren dat aspecten die volgens de betrokkenen zeker moeten worden gehandhaafd in het kader van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen zijn16:
Sportieve activiteiten; Culturele activiteiten; Inhoudelijke afwisseling van de activiteiten; De kwaliteit van de vakleerkrachten; De goede coördinatie tussen de betrokkenen.
Een aspect dat volgens de betrokkenen zeker moet worden verbeterd is:
Sociale, wijkgerichte activiteiten
Aspecten die volgens de betrokkenen zeker moeten worden gehandhaafd in het kader van de verbetering van de leerprestaties van de leerlingen zijn:
Sportieve activiteiten; Inhoudelijke afwisseling van de activiteiten; De kwaliteit van de vakleerkrachten.
Er zijn volgens de betrokkenen geen aspecten die een hoge prioriteit tot verbeteren hebben ter bevordering van de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen.
16 De docenten hebben m.b.t. zowel de cognitieve als de sociaal-emotionele ontwikkeling steeds maximaal 3 aspecten van de brede buurtschool bestempeld als belangrijk. Dit geeft aan welke aspecten zij het belangrijkste vinden, maar zegt niets over de andere aspecten. De zomer- en weekendschool wordt bijvoorbeeld niet op alle scholen aangeboden, en is daarom beperkt gekozen.
32
6
Conclusie In dit hoofdstuk formuleren we een voorlopige tussenconclusie over de brede buurtscholen in het voorgezet onderwijs in de gemeente Den Haag. Allereerst gaan we na of de brede buurtscholen de doelstellingen behalen die zijn gesteld door de gemeente Den Haag. We gaan hierbij het hele proces aan de hand van de bevindingen uit de vorige hoofdstukken na:
Sluiten de doelstellingen van de scholen aan bij het beleidskader?
Sluiten de georganiseerde activiteiten aan op de doelstellingen?
Verloopt de uitvoering van de activiteiten naar behoren?
Is er een expliciete relatie tussen de behaalde resultaten en de doelstellingen?
Aan de hand van deze procesevaluatie is een indruk te geven van de behaalde resultaten. Deze blijken in praktijk vaak lastig te meten, onder andere doordat scholen dit zelf beperkt monitoren. In de laatste paragraaf volgt een eindconclusie en doen we enkele aanbevelingen voor de toekomst van de brede buurtscholen.
6.1
Samenvattende procesevaluatie S l u i te n d e d o e l s t e l l i n ge n v an d e sc h o l e n a a n b i j h e t b e le i d s k a d e r ? Zoals beschreven in hoofdstuk 1 hebben alle scholen de doelstellingen voor de brede buurtschool overgenomen in hun Plan van Aanpak:
Talentontwikkeling
Verbeteren leerprestaties
Vergroten zelfredzaamheid
Basisvaardigheden
Versterken binding met de buurt
Scholen maken daarbinnen wel scherpe keuzes om de eigen prioriteit te profileren. Het predicaat ‘brede buurtschool’ is wat verwarrend omdat het suggereert dat de buurt een essentiële doelstelling is van de school. Dit is niet het geval: volgens de beleidsvisie van de gemeente (zie hoofdstuk 1) zijn bovenstaande doelstellingen gelijkwaardig en zijn scholen vrij te kiezen. Op basis van de door de scholen geformuleerde doelstellingen is te stellen dat de visie van de meeste scholen in grote lijn overeenkomt met die van de gemeente Den Haag. Vrijwel alle onderdelen komen in meer of mindere mate in de beschreven visies terug. De nadruk ligt bij de meeste scholen op het vergroten van de zelfredzaamheid van de eigen leerlingen door talentontwikkeling. Twee scholen zijn hierop de uitzondering: zij zetten zich voornamelijk in op de leerprestaties. Twee scholen willen gericht iets voor de buurtbewoners betekenen, bij de andere scholen gaat het vooral om activiteiten voor de leerlingen in de buurt. De visie van de scholen staan goed beschreven, maar het is niet altijd duidelijk welke acties de school onderneemt om de doelen te behalen en hoe ze dat willen meten. De meeste scholen gaan op een organische wijze te werk, waarbij steeds wordt gezocht naar mogelijkheden die de school te bieden heeft. Het is zoeken, proberen,
33
implementeren en leren tegelijkertijd. Soms kan dat opvallend creatieve samenwerkingen opleveren die daarmee meteen in uitvoering worden genomen. Tegelijkertijd zou meer focus de scholen ten goede kunnen komen. De energie – zowel budget als tijd – kan dan gerichter worden ingezet. Eén van de scholen heeft dit inmiddels geoperationaliseerd: zij hebben de activiteiten beperkt tot het verbeteren van de leerprestaties. Voor deze school heeft dit goed uitgepakt: de weekendschool is onder de eigen leerlingen en leerlingen uit de buurt inmiddels een begrip geworden. Een concreter uitgewerkt plan van aanpak op SMART-wijze geformuleerd, kan de scholen meer houvast kunnen geven bij de implementatie. Dit kan ook meer inzicht – voor zowel de scholen als de gemeente – bieden in de behaalde resultaten. S l u i te n d e g e o r g a n is e e r de a c t i vi te i te n a a n op d e d o e l s te l l i n ge n ? Als we kijken naar de activiteiten die de scholen organiseren, is terug te zien dat vooral wordt ingezet op talentontwikkeling. Bijna elke school organiseert sportieve en culturele activiteiten. Vaak worden deze activiteiten na schooltijd georganiseerd, in het kader van de verlengde schooldag. Het budget voor verlengde schooldag en brede buurtschool mag ontschot worden ingezet. De scholen die actief inzet op het vergroten van de leerprestaties, doen dit in het kader van een zaterdag- en zomerschool. De activiteiten die gericht zijn op het vergroten van de binding met de buurt, zijn veelal activiteiten waarbij de leerlingen diensten verlenen aan de buurt. Het kan bijvoorbeeld gaan om het organiseren van activiteiten in een bejaardenhuis, meewerken op de bloedbank of het repareren van fietsen van buurtbewoners. Deze activiteiten zijn sterk gericht op buurt, maar vaak ook onderdeel van (maatschappelijke) stages. Ook hiervan is het lastig te zeggen of het specifiek gaat om brede buurtschoolactiviteiten, of dat het curriculaire onderdelen zijn. Over het algemeen zijn de doelstellingen die de scholen zich stellen terug te vinden in de verschillende activiteiten die zij organiseren. De scholen hebben de activiteiten zelden goed zijn beschreven. Bij veel scholen is de praktijk leidend, en niet de ‘tekentafel’. Voor de uitvoering hoeft dit geen belemmering te zijn, maar het kan wel de continuïteit in gevaar brengen bij een onverwachte overdracht. Zoals ook in het rapport van 2012 geconstateerd, is het lastig een scheidslijn aan te brengen tussen het reguliere curriculum (inclusief stages), de brede buurtschoolactiviteiten en VSD-activiteiten. Vanuit het uitgangspunt van de leerlingen of de buurt, hoeft dit geen probleem te zijn. Voor het resultaat maakt het feitelijk niet uit welk ‘potje’ de activiteiten zijn georganiseerd. Door de vermenging is het lastig na te gaan wat de scholen precies doen om de doelstellingen van de brede buurtschool te behalen. Tijdens onze evaluatie bleek dat scholen zelf het onderscheid tussen de activiteiten ook niet altijd kennen, waardoor zelfevaluatie wordt bemoeilijkt. Het door elkaar heen lopen van reguliere, VSD- en brede buurtschoolactiviteiten kan duiden op positieve en op negatieve kansen:
Het aanbod is diffuus, waardoor positieve effecten van onderdelen niet meer worden herkend.
De subsidie voor de brede buurtschool kan worden ingezet voor reguliere
Het diverse aanbod kan optimaal het aanbod van de reguliere vakken versterken.
schoolactiviteiten Op dit moment is nog niet na te gaan of hierin de positieve dan wel negatieve kant wordt opgegaan.
34
V e r l o o p t d e u i t v oe r in g v a n d e a ct iv i t e it e n n a ar b e h or e n ? De deelname aan deze activiteiten is over het algemeen goed. Op de meeste scholen is men tevreden over de deelname of zitten de activiteiten die zij voor eigen leerlingen organiseren nagenoeg vol. Sommige scholen moeten loten of organiseren een auditieronde. Het betrekken van buurtbewoners en ouders blijkt lastiger. Scholen die hierop inzetten, noemen de ligging van de school in de wijk, de beperkte betrokkenheid van ouders aan deelname, of tijdgebrek van ouders als reden. Het vinden van goede begeleiders voor de activiteiten gaat de meeste scholen goed af. Het draagvlak onder docenten is op de meeste scholen inmiddels voldoende tot goed. Hoewel een aantal scholen een ruimer budget zou wensen, lijkt dit de kwaliteit van de georganiseerde activiteiten niet te beïnvloeden. Vakleerkrachten en leerkrachten vinden dat er voldoende lesmateriaal beschikbaar is, en dat de ruimten binnen de school en de accommodaties buiten de school voldoende geschikt zijn. De meeste betrokkenen zijn (zeer) tevreden over de verschillende brede buurtschoolactiviteiten. Vooral de sportieve en culturele activiteiten, als ook de huiswerkbegeleiding en weekendschool worden goed beoordeeld (>50% tevreden of zeer tevreden). De inhoudelijke afwisseling, de kwaliteit van de vakleerkrachten en goede coördinatie betrokkenen dienen volgens de betrokkenen te worden behouden. De uitvoering van de activiteiten verloopt over het algemeen goed: een essentieel onderdeel in het behalen van goede resultaten. I s e r e e n e x p l i c i e te r e la t i e tu s se n d e b e h a a l de r e s u l t a t e n e n d e d o e l s t e l l i n ge n ? De meeste betrokkenen – directie, coördinatoren, (vak)leerkrachten, ouders – zien een bijdrage van de verschillende activiteiten aan het welbevinden van hun leerlingen. Zo zien ze verbeteringen op het sociaal-emotionele vlak: het is goed de leerlingen succeservaringen te laten beleven in bijvoorbeeld sport of theater, en krijgen ze zelfvertrouwen doordat ze voor vol worden aangezien tijdens de dienstverlening aan de buurt. Dit komt ook terug uit de enquête onder vak-/leerkrachten en andere betrokkenen. Ook op andere aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun leerlingen zien zij verbetering als gevolg van de brede buurtschoolactiviteiten. Ook op het gebied van samenwerken ziet het overgrote deel van de betrokkenen vooruitgang, net als inleveringsvermogen en zelfredzaamheid. De betrokkenen bij de brede buurtschool zien dat de motivatie van leerlingen om naar school te gaan over het algemeen is toegenomen. Hierbij gaat het om directie, bredebuurtschool-coördinator en vak-/leerkrachten, maar ook van ouders en leerlingen komt dit terug. Het feit dat leerlingen vrijwillig naar activiteiten buiten schooltijd toe gaan – waaronder de weekendschool - , maakt dit ook duidelijk. Uiteraard zijn hier wel individuele verschillen; niet voor iedereen neemt de motivatie toe. Of het toegenomen zelfvertrouwen en de grotere motivatie voor school ook effect heeft op de cognitieve prestaties, is aannemelijk maar nog moeilijk aan te tonen. Zo vindt eenderde tot de helft van de betrokken het lastig uitspraken over te doen over de effecten van de brede buurtschoolactiviteiten op de leerprestaties bij Nederlands, Wiskunde, Engels en andere vakken. Betrokkenen die wel verbetering zien, zien veelal lichte verbeteringen bij Nederlands. Omdat scholen zelf geen voor- en nameting doen op cognitieve prestaties17, is het feitelijke effect niet vast te stellen. 17 Een weekendschool is hierop een uitzondering, echter wegens administratieve problemen was het nog niet mogelijk de juiste gegevens ter beschikking te stellen.
35
Doordat scholen de doelstellingen niet SMART hebben geformuleerd, de brede buurtschoolactiviteiten moeilijk zijn te begrenzen en beperkt zijn gedocumenteerd, is een expliciete relatie tussen de behaalde resultaten en de doelstellingen lastig is te leggen. Wel is vast te stellen dat er een positieve invloed van de brede buurtschoolactiviteiten uitgaat: met name de eigen leerlingen profiteren van het bredere aanbod.
6.2
Conclusie Op basis van de bevindingen in de vorige paragraaf is de conclusie dat de brede buurtscholen in het voorgezet onderwijs voldoen aan de doelstellingen die de gemeente Den Haag heeft gesteld:
de doelstellingen van de brede buurtscholen sluiten aan bij de visie van de gemeente Den Haag
de activiteiten die de scholen organiseren zijn in lijn met de door hen geformuleerde doelstellingen
de uitvoering van activiteiten verloopt over het algemeen goed
er volgens betrokkenen een positief effect uitgaat op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en daarmee mogelijk ook op de cognitieve prestaties.
Nu alle scholen de basis hebben gelegd is te overwegen een volgende stap in de ontwikkeling van het bredebuurtschoolconcept te zetten. Alle scholen hebben de ruimte gekregen te experimenteren met bredebuurtschoolactiviteiten en daarin hun eigen ideeën te ontwikkelen. Dit heeft geleid tot een divers palet aan bredebuurtscholen, waarbij een gemene deler niet direct voor handen is. Bij sommige scholen heeft de door de gemeente geboden beleidsvrijheid heel goed uitgepakt: zij hebben inmiddels hun eigen weg gevonden en bieden hun leerlingen een samenhangend aanbod aan. Andere scholen zijn nog niet zo ver, zij bieden vooral VSD-activiteiten aan die een losstaand onderdeel lijken te zijn van de school. In die gevallen kan een focus gerichtere resultaten opleveren. Als het helder is wat een school beoogt met de bredebuurtschoolactiviteiten, weet het team en de leerlingen beter wat van hen wordt verwacht en zal de visie breder worden gedeeld. De periode van experimenteren kan nu langzaam worden uitgebouwd naar een periode van consolideren en perfectioneren. Deze fase wordt gekenmerkt door een iets scherpere focus en een meer planmatige manier van werken. Het optimaliseren van het brede buurtschoolconcept veronderstelt immers regelmatiger feedback en tussentijds bijstellen. Daarvoor is het nodig dat de scholen hun doelen verder concretiseren en dat scholen actief nadenken over evaluatie en monitoring. Hierin zou gemeente Den Haag ook een rol kunnen spelen, ter ondersteuning van de scholen en om te zorgen dat de metingen op vergelijkbare wijze verlopen. De betrokkenheid van de buurt bij de school en vice versa is een heroverweging waard. Nu is de buurt vaak een bijkomstigheid, en geen centrale doelstelling zoals het predicaat suggereert. Een optie is scholen te vragen hun blikveld verder te verruimen, zodat vaker ook ouders en buurtbewoners mee profiteren. Als dit echter ten koste gaat van de aan te brengen focus, is een herinterpretatie van de term brede buurtschool wellicht een betere optie.
36
Bijlage 1 Prioriteitenmatrices De tevredenheid van de betrokkenen over de verschillende organisatorische en inhoudelijke aspecten van de brede buurtschool (zie H3 en H4) zijn afgezet tegen de aspecten die alle betrokkenen het belangrijkste vinden18 voor de cognitieve en sociaalemotionele ontwikkeling (zie hiervoor in § 5.2). Hierdoor ontstaan er vier kwadranten: a) aspecten waar betrokkenen tevreden over zijn, maar die ze iets minder belangrijk vinden b) aspecten waar betrokkenen tevreden over zijn, en die ze erg belangrijk vinden c) aspecten waar betrokkenen ontevreden over zijn, maar die ze iets minder belangrijk vinden d) aspecten waar betrokkenen ontevreden over zijn, en die ze erg belangrijk vinden. Hieraan zijn een aantal acties te verbinden (zie Figuur 5.1), waarbij de acties b en d het meest interessant zijn voor verdere ontwikkeling van de brede buurtschool. De figuren 5.2 t/m 5.5 tonen de prioriteitenmatrices waarin de meningen uiteen worden gezet. Figuur 5.1
wenselijk (a)
Belang laag
prioriteit tot verbeteren (c)
Lage tevredenheid
Lage
Hoge tevredenheid
Handhaven
Handhaven essentieel (b)
Belang hoog
Hoge prioriteit tot verbeteren (d)
18 De docenten hebben m.b.t. zowel de cognitieve als de sociaal-emotionele ontwikkeling steeds maximaal 3 aspecten van de brede buurtschool bestempeld als belangrijk. Dit geeft aan welke aspecten zij het belangrijkste vinden, maar zegt niets over de andere aspecten. Zo is bijvoorbeeld de zomerschool relatief weinig aangemerkt als ‘belangrijk’, omdat dit slechts op enkele scholen wordt aangeboden.
37
Tabel 5.7 Toelichting op de variabelen in de matrices Toelichting variabelen figuren 6.1 – 6.4 Activiteiten aangeboden in het kader van de brede buurtschool 1
Sportieve activiteiten
2
Culturele activiteiten
3
Technische bredebuurtschool-activiteiten
4
Sociale, wijkgerichte activiteiten
5
Huiswerkbegeleiding
6
Extra lessen taal en rekenen
7
Extra lessen weekendschool
8
Extra lessen zomerschool
Organisatorische aspecten van de brede buurtschool
38
9
Een inhoudelijk afwisselend programma
10
Kwalitatief goede vakdocenten/(gast)docenten
11
De mogelijkheid om vrij te kiezen uit activiteiten
12
Geschikte lokalen in de school en accommodaties buiten de school
13
Voldoende beschikking over lesmatieraal
14
Goede coördinatie tussen alle betrokkenen
15
Totaal (gepercenteerd op het aantal respondenten)
Figuur 5.2 t/m 5.7 Prioriteitenmatrices
39