RIS164480b_1-JULI-2009
BIJLAGE
Notitie NAAR EEN CONVENANT VO‐THUISZITTERS Den Haag 25 november 2008 Kruijssen&Gruppen
0
Inhoudsopgave Inleiding
2
2
3
2.2 Visie op de externe zorgstructuur: Rebound en Knooppunt
3
2.3 De rol van het ZAT en het loket instroom
4
2.4 De rol van de school bij plaatsing
4
2.5 De rol van jeugdzorg
4
5
3.2 Leerplicht en het loket instroom
6
1. Kern van onze analyse, kiem voor de oplossing 2. De interne/ en externe zorgstructuur 2.1 De interne zorgstructuur
3. Regie 3.1 Visie op het loket instroom
4. Overige voorzieningen 4.1 Pleysierschool
6
4.2 Tussen Plek en Plaatsing
7
4.3 Special classes
8
4.4 ‘ZMOLK‐voorziening’
8
4.5 VSV‐projecten
9
1
Inleiding Den Haag1 kampt structureel met leerplichtige leerlingen die thuis zitten in plaats van op school. Het betreft een groep jongeren in voornamelijk de leeftijd 12+. In 2007 zijn de doelgroep, de redenen voor het bestaan van thuiszitters en mogelijke oplossingen in kaart gebracht. Hiervoor is o.a. een onderzoek uitgevoerd door bureau van der Wolf en van Beukering onderwijsadviseurs. De gemeente en de schoolbesturen willen graag tot een effectieve aanpak komen van leerplichtige thuiszitters. Zij hebben besloten om de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport ‘Thuiszitten is geen optie’ over te nemen. Om een aantal samenhangende maatregelen te treffen en voorzieningen te realiseren is vervolgens de stuurgroep thuiszitters, bestaande uit vertegenwoordigers van schoolbesturen, gemeente en jeugdzorg, in februari 2008 op zoek gegaan naar een projectleider. In juni 2008 zijn Gerard Gruppen en Hans Kruijssen als projectleiders aan de slag gegaan. Zij zijn van mening dat voor een effectieve aanpak van de problematiek het sluiten van een convenant tussen de partners die gezamenlijk het probleem kunnen oplossen noodzakelijk is. Dit rapport bevat een conceptconvenant . De achtergrond en inhoud hiervan worden nader belicht. Deze rapportage dient u in samenhang met onze drie andere notities (advies t.b.v een ‘ZMOLK’‐ voorziening, advies t.b.v.ontwikkeling zorgstructuur VO en advies implementatie loket instroom) te lezen. Hiermee ronden we de eerste fase van onze werkzaamheden af. Tenslotte nog dit: onze activiteiten hebben zich vrijwel uitsluitend afgespeeld op het terrein van de 12‐16 jarige VO‐leerlingen. De schoolloopbaan van de leerling houdt dan echter niet op. Het beleid en de mogelijkheden van ROC Mondriaan t.a.v. bijzondere doelgroepen maakte echter (nog?) geen onderdeel uit van onze opdracht. We zijn ons er echter van bewust dat de positie van het Mondriaan in het ‘thuiszitters vraagstuk’ voor de categorie 16+ leerlingen van groot belang is en wellicht toch aandacht behoeft. Hierover zal nader overleg met de opdrachtgevers worden gevoerd.
1.Kern van onze analyse, kiem voor de oplossing Omdat onze opdracht bestaat uit (adviseren over) het realiseren van oplossingen ‐en er reeds voldoende onderzoeksmateriaal ligt over de inhoud van het probleem‐ formuleren we onze analyse op grond waarvan we tot onze adviezen komen hier zo kernachtig mogelijk. De kern van het probleem ligt o.i. in het ontbreken van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de partners die het thuiszitten moeten aanpakken. Het ‘organiseren’ van die verantwoordelijkheid is dus de kiem tot de oplossing. Het besef dat alleen een gezamenlijke inspanning van verschillende partijen kan leiden tot succes is hierbij cruciaal. Als kernpartners benoemen wij: VO‐besturen, VO‐ Samenwerkingsverband, Pleysierschool/REC‐4, leerplicht, gemeente, jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg en Jeugdformaat) en de jeugd GGZ. Elk van hen heeft een aandeel in de oplossing. Den Haag heeft een groot aantal projecten en voorzieningen als leerlingen het (tijdelijk) in het reguliere VO niet meer redden. Ieder hanteert hierbij echter eigen ( vaak ondoorzichtige) intakecriteria. Als leerlingen niet passen in één van de voorzieningen vallen zij automatisch tussen wal en schip. In tegenstelling tot wat het beleidskader passend onderwijs beoogt staat niet de leerling maar het aanbod centraal. Bovendien is de kans van slagen bij een verwijzing naar één van deze voorzieningen soms mede afhankelijk van de persoonlijke relatie van de verwijzer met de opnemer. Dat moet anders. Het vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid realiseren van samenhang tussen (bestaande) voorzieningen en een (meer) eenduidige regie/sturing op basis van
2
inzichtelijke criteria en afspraken vormt de kern van ons advies. 1) De tekst in de eerste alinea is ontleend aan de offerteaanvraag projectleider Thuiszitters Nu zorgt het ontbreken van een gezamenlijke verantwoordelijkheid tussen de kernpartners voor ‘een‐naar‐elkaar‐wijzen’ en het benoemen van het in gebreke blijven van de andere partij(en). Voor de oplossing van het thuiszittersvraagstuk is het nodig primair te focussen op de eigen bijdrage aan de oplossing van het probleem in het vertrouwen dat ook de andere partners een aandeel leveren. Alleen deze attitude leidt o.i. tot het gewenste resultaat: geen thuiszitters. 2. De interne‐ en externe zorgstructuur
2.1 De interne zorgstructuur De VO‐scholen in Den Haag e.o. hebben op dit moment veel aandacht voor de inrichting van hun zorgstructuur. Ontwikkelingen als het beleid t.a.v. passend onderwijs en de a.s. wettelijke verankering van de Zorg‐ en AdviesTeams (ZAT’s) in 2011 stimuleren scholen hierbij hun zorg te verbeteren om zo o.a. ook het aantal Voortijdig SchoolVerlaters (VSV‐ers) te minimaliseren. In toenemende mate lukt het scholen hierbij om de organisatie en inhoud van de zorg(structuur) vast te leggen in een zorgplan en om de inspanningen t.a.v. leerling (en ouders) te documenteren in een leerlingvolgsysteem. Met deze ontwikkeling slagen scholen er steeds beter in om zowel beleidsmatig als in operationele zin duidelijk te maken waar de zorg van de school begint en waar de grenzen van wat de school intern aankan liggen. Als de school in staat is om dit te formuleren kan men ook inzichtelijk maken wanneer ‘handelingsverlegenheid’ optreedt en de zorgstructuur tekortschiet. Zo kan men via het leerlingvolgsysteem verantwoorden waarom de school (eventueel tijdelijk) niet met de leerling verder kan en er oplossingen buiten de school gezocht moeten worden. Scholen verschillen echter in de mate waarin zij hun zorgstructuur ‘op orde’ hebben. Over één ding zijn de scholen het wel eens: er is behoefte aan verdere kwaliteitsontwikkeling en professionalisering. Het Samenwerkingsverband wil men hierbij graag een rol geven.2
2.2 Visie op de externe zorgstructuur: Rebound en Knooppunt3 Als de zorg in de school tekortschiet zijn er soms externe, bovenschoolse voorzieningen nodig die in het verlengde liggen van de binnenschoolse zorgstructuur. Als een schoolwisseling hierbij niet een gepast antwoord is op het geconstateerde probleem en een REC‐4 plaatsing (nog) niet aan de orde is komen Rebound en het Knooppunt wellicht in het vizier. De wijze waarop deze voorzieningen toegankelijk zijn voor de school is dan van groot belang. De voorzieningen zijn er namelijk voor de school en niet vice versa. Dit impliceert dat de school meer dan nu het geval is ‘regie’ moet kunnen voeren t.a.v. de toelating en niet afhankelijk moet zijn van de beoordeling vanuit Rebound of Knooppunt of men de leerling wel/niet toelaatbaar acht. Volgens de scholen is plaatsing soms ook afhankelijk van de relatie tussen de school en de Reboundcoordinator. Op dit moment benadrukt Rebound in de communicatie met de scholen bedoeld te zijn voor leerlingen met ‘lichte’ problemen. Knooppunt is er voor leerlingen met ‘zware’ problemen. In recent onderzoek4 wordt er echter slechts een marginaal verschil aangetroffen tussen problemen van leerlingen in Rebound, resp. Knooppunt. Selectie van de doelgroep vindt dus in de praktijk niet op basis van problematiek plaats. Elke afzonderlijke Reboundvoorziening hanteert zo zijn eigen overwegingen om een leerling toe te laten, overigens met de beste bedoelingen. 2) Zie hiervoor de separate notitie ‘Advies t.b.v. ontwikkeling zorgstructuur VO’ 3) Onder Knooppunt verstaan wij alle zgn. Rebound+ als de Op De Railsplaatsen die gedeeltelijk op het Transvaalcollege worden uitgevoerd
3
4) Zie hiervoor het rapport ‘Reboundvoorzieningen Samenwerkingsverband VO Zuid‐Holland West. Een analyse van de maatregelen en de uitwerking ervan in de praktijk. Juli 2007. Tirza Kuyvenhoven
Het wordt tijd om de regie over deze voorzieningen meer dan nu bij de scholen zelf te leggen en andere criteria te hanteren t.b.v. plaatsingen, namelijk of de leerling wel (Rebound) of niet meer (Knooppunt) op school kan terugkeren. 2.3 De rol van het ZAT en het loket instroom Naar onze mening is het essentieel dat de keuze voor een plaatsing in Rebound of Knooppunt op grond van de ‘handelingsverlegenheid’ van de school wordt vastgesteld door het ZAT en op basis van schriftelijk vastgelegde inspanningen in het leerlingvolgsysteem door de school kan worden onderbouwd. Het criterium op basis waarvan leerlingen verwezen worden naar Rebound of Knooppunt moet bepaald worden door het besluit van de school of de leerling na het buitenschoolse verblijf wel of niet op school van herkomst kan terugkeren. In het ZAT kan deze keuze gemaakt c.q. bekrachtigd worden. Dit impliceert dat het toelatingsbesluit tot één van beide voorzieningen primair niet door de voorziening zelf maar door (het ZAT van) de school genomen wordt. Het loket instroom, dat o.i. dagelijks bereikbaar moet zijn, kan hierbij fungeren als een centrale procedurele toetser van de gegevens (zijn de juiste gegevens ingevuld en de gegevens juist ingevuld?) en als ‘verdeelstation’ t.b.v. de verschillende Rebounds en het Knooppunt. Met de centrale toetsing vanuit het loket is een grotere (kwalitatieve) eenduidigheid in de aanlevering van gegevens mogelijk. Plaatsing op basis van onderlinge relaties is voorbij. Het loket instroom plaatst dagelijks namens de VO‐scholen in de voorzieningen en zorgt voor aanlevering van een adequaat dossier. Hier is ook de kennis voorhanden over het aantal beschikbare plaatsen. Deze informatie is op elk moment voor de scholen op te vragen. Plaatsing op een andere Rebound is in principe mogelijk als de ‘eigen’ Rebound vol is. Desgewenst kan het loket instroom de school ook ondersteunen bij de aanmelding. Met de vereenvoudiging van het plaatsingscriterium, een rol voor het ZAT die past in de toekomstige ontwikkelingen en een centrale procedureel toetsende rol van het loket instroom t.b.v. kwaliteitsborging ontstaat een inzichtelijk(er) plaatsingsproces waarin de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van elke actor zijn omschreven. Dit voorkomt dat leerlingen van het kastje naar de muur gestuurd worden en ‘van niemand meer zijn’.
2.4 De rol van de school bij plaatsing De verwijzende school blijft verantwoordelijk voor de leerling tot het einde van het verblijf in de bovenschoolse voorziening. Dit is o.a. zichtbaar in de aanlevering van schoolwerk (Rebound) of aanwezigheid bij leerlingbesprekingen(Knooppunt). De verantwoordelijkheid van de school eindigt pas als een ‘vervolgplaatsing’ is gerealiseerd. Hierbij is het evident dat de Reboundleerling altijd terugkeert naar de school van herkomst en de leerling in het Knooppunt nooit. Als het Knooppunt een leerling in het VO wil herplaatsen is het advies bindend. Zoals het Knooppunt bij de instroom een opnameplicht heeft geldt dat bij de uitstroom evenzeer voor het VO. In het convenant kunnen afspraken worden gemaakt over de wijze waarop deze VO‐opnameplicht wordt geïmplementeerd. Wellicht heeft het loket instroom een rol bij deze herplaatsing. 2.5 De rol van jeugdzorg Zoals eerder gememoreerd heeft onderzoek uitgewezen dat de problematiek van leerlingen in Rebound of Knooppunt niet wezenlijk verschilt. Dat zal waarschijnlijk bij invoering van de nieuwe plaatsingscriteria wel zo blijven.
4
Het feit dat een leerling tijdelijk niet langer op een school terecht kan geeft immers al aan dat er sprake is van forse (verzuim en/of gedrags)problematiek. Bovendien is duidelijk dat een groot deel van de doelgroep5 in beide voorzieningen al contact met jeugdzorg heeft. Jeugdformaat heeft echter alleen activiteiten in het programma van Knooppunt, niet in Rebound. De vraag naar inzet van jeugdzorg in de Reboundprogramma’s is echter ook legitiem. Op dit moment zijn er aparte intakes vanuit Bureau Jeugdzorg om de activiteiten van Jeugdformaat in het Knooppunt te indiceren. De organisatie rondom deze indicaties verloopt voor alle partijen niet altijd naar wens. Mede op grond van de bekendheid van veel (Rebound en Knooppunt) leerlingen bij jeugdzorg moet het mogelijk zijn vereenvoudiging (en daarmee versnelling) van de indicatiestelling te realiseren. Wellicht kan een geïntegreerde indicatiestelling reeds in het ZAT worden ‘afgetikt’. Bovendien is het nodig te reflecteren op de aard van de huidige jeugdzorgactiviteiten in het Knooppunt. Deze voorzien niet geheel in de behoefte. 3. Regie 3.1 Visie op het loket instroom Onder verwijzing naar ons advies over de implementatie van het loket instroom dat in een aparte notitie is beschreven willen we hier kort de essentie van onze visie op het loket instroom samenvatten. Het loket instroom moet naar onze mening de centrale plaats worden waar leerlingen worden aangemeld die (dreigen) thuis (te) zitten of verwezen moeten worden naar Rebound of Knooppunt. Het loket heeft rechtstreekse bevoegdheden tot plaatsing in Rebound, Knooppunt of in VO‐scholen. Er is een nauwe samenwerking met de Pleysierschool over de opname van (a.s.) leerlingen op deze school. Het loket is dagelijks bereikbaar voor aanmeldingen. Het heeft een consultfunctie naar scholen en kan scholen ondersteunen bij de aanmelding. Evidente dossiers worden direct afgehandeld door de loketconsulent die bij voorkeur orthopedagoog is. Complexe dossiers worden besproken in het multidisciplinair loketoverleg dat eenmaal in de 14 dagen o.l.v. het Samenwerkingsverband (SWV) plaatsvindt. Deelnemers zijn naast het SWV, leerplicht, Bureau Jeugdzorg en de GG en GD. Wellicht dat ook de Pleysierschool deelneemt. Een belangrijk deel van de plaatsingen zal namelijk hier worden gerealiseerd. Vanuit die aanname is het direct zaken doen rondom plaatsing wel zo efficiënt. Een deelnemer vanuit de jeugdGGZ moet worden toegevoegd. Hij kan namens de jeugdpsychiatrie afspraken maken over (voortgang van)onderzoek en plaatsingen. Er moet nader worden besproken of ook bv. deelname vanuit de LVG‐voorzieningen passend is. Dit is mede afhankelijk van de afspraken over hoe de leerlingenstromen t.a.v. deze doelgroep zullen lopen. Doel in het loket is om naast het realiseren van plaatsingen zoveel mogelijk onderwijs en zorg(mogelijkheden) op elkaar af te stemmen. Hoewel het loket instroom ‘van het SWV is’ en derhalve onder het bestuur van het SWV ressorteert lijkt het zinvol het loket ook te verbinden met de stuurgroep thuiszitters. Eventuele knelpunten in de uitvoering die vragen om integrale bestuurlijke aandacht komen via het loket hier op de agenda. 5) De notitie ‘Ïnterpretatie gegevens Reboundvoorzieningen schooljaar 2007/2008’ (ongedateerd) vermeldt dat bij –volgens de school‐ 85% van de 76 nieuw aangemelde leerlingen al sprake was van externe hulpverlening aan leerling of gezin ten tijde van de aanmelding.
5
3.2 Leerplicht en het loket instroom Met de afdeling leerplicht zijn wij van mening dat een loket instroom onder auspiciën van het SWV de juiste plek is om de regie t.a.v. (voorkomen van)het thuiszitten te voeren. Dit laat onverlet dat leerplicht ook een eigen (grote) verantwoordelijkheid heeft in dit loket.
Het gaat hierbij om het volgende: ‐ontwikkel actief beleid om scholen te ondersteunen met een (lik‐op‐stuk‐)aanpak bij veelvuldig verzuim om structureel thuiszitten te voorkomen. Veel scholen zijn van mening dat leerplicht nu vaak tekort schiet met het adequaat (= snel) reageren bij frequent verzuim. Bespreek met BJZ in hoeverre het mogelijk is om hierin ook gezamenlijk op te trekken. ‐overweeg om bij uitbreiding van de formatie veel meer dan nu gebeurt (zichtbaar) vanuit de school te opereren. ‐overleg met het Openbaar Ministerie over de mogelijkheden om de doorlooptijd tussen proces‐ verbaal en een zitting bij de kinderrechter te verkorten. ‐zorg dat scholen hun verantwoordelijkheid nemen bij het melden bij loket instroom. Neem hierbij geen werk van hen over maar spreek hen aan als het melden niet (tijdig) gebeurt. ‐meld zelf tijdig leerlingen zonder school die via leerplicht niet op een reguliere wijze geplaatst kunnen worden en thuiszitten. ‐ontwikkel in nauwe samenwerking met het VO een sluitend monitorsysteem zodat er dagelijks een overzicht is van thuiszitters. Dit stelt hoge eisen aan de discipline van scholen om tijdig te melden maar ook aan de aansturing van leerplichtambtenaren om snel de juiste gegevens in het systeem in te voeren. 4. Overige voorzieningen 4.1 Pleysierschool De Pleysierschool en REC 4 vervullen een cruciale rol in het oplossen van het thuiszitters probleem. Leerlingen die niet in het reguliere onderwijs (inclusief Rebound) terecht kunnen horen ons inziens in –of onder verantwoordelijkheid van‐ de Pleysierschool/REC‐4 onderwijs te volgen. Ondanks dat de school haar capaciteit in de afgelopen jaren reeds heeft uitgebreid schiet naar ons idee de huidige Haagse capaciteit van de school nog steeds tekort en is uitbreiding gewenst. Deze uitbreiding lijkt niet mogelijk op de huidige locaties. De directeur van de Pleysierschool is in principe bereid zijn school verder te laten groeien. Naar onze mening spelen er hierbij echter een aantal kwesties rondom financiën en huisvesting die met de gemeente Den Haag nader besproken moeten worden. Exacte cijfers over de omvang van de gewenste uitbreiding hebben wij niet voorhanden. Op dit moment echter zijn er echter alleen op het Transvaalcollege nog plaatsen, de overige locaties zitten vol. De Pleysierschool/REC‐4 kan het aantal thuiszitters reduceren door leerlingen voor wie de beschikkingsaanvraag naar de Commissie voor Indicatie (CvI) onderweg is reeds op te nemen in afwachting van het groene licht. Het SWV zou zich garant kunnen stellen voor een VO‐plaatsing indien onverhoopt het CvI negatief beschikt. De directeur van de Pleysierschool en de directeur van het SWV hebben hier reeds met elkaar over gesproken, tot op heden echter (nog) zonder resultaat. Implementatie van het project Herstart voor de opvang van thuiszitters zonder school moet nog nader met de directie van de Pleysierschool/REC‐4 besproken worden.
6
Uit de besprekingen van het loket instroom blijkt dat de Pleysierschool niet elke geïndiceerde leerling een onderwijsaanbod kan bieden. Het gaat hierbij o.a. om autistische leerlingen op VMBO niveau of Havo/Vwo‐leerlingen met externaliserende problematiek. Bovendien plaatst de Pleysierschool leerlingen niet die in afwachting zijn van dagbehandeling of een residentiële plaatsing in de jeugd GGZ. Met een onderwijsplaatsing zou de kans –volgens de school‐ op een snelle behandeling eerder af dan toenemen. Wat ons betreft is dat nog geen reden om een leerling onderwijs te onthouden.
De Pleysierschool erkent dat men niet voor elke leerling een passend onderwijsaanbod heeft. Dit heeft ook te maken met het volume. Voor een aparte doelgroep is een minimum aantal leerlingen vereist. De Pleysierschool ondersteunt ons idee om te inventariseren of zgn. ‘special classes’ voor sommige leerlingen met ‘special needs’ een oplossing zouden kunnen zijn. Dit idee wordt bij 4.3 nader uitgewerkt. De Pleysierschool is bereid haar onderwijs op de plaatsen waar zij dit nu reeds verzorgt voor leerlingen die tevens jeugdpsychiatrische behandeling krijgen in principe ook open te stellen voor leerlingen die in afwachting zijn van behandeling. Concrete afspraken hierover moeten nog worden gemaakt. Ervan uitgaande dat de Pleysierschool de onderwijsvoorziening is voor leerlingen die niet in het reguliere onderwijs terecht kunnen lijkt het logisch om het Knooppunt sterker met de Pleysierschool te verbinden. Wij adviseren het Knooppunt d.m.v. een samenwerkingsovereenkomst met het SWV en Jeugdformaat onder te brengen bij de Pleysierschool op voorwaarde dat de Pleysierschool zich conformeert aan de plaatsingsbevoegdheid van het loket t.a.v. Knooppunt en het REC‐4 wachtlijst‐ probleem oplost. Er moet hierbij nader worden uitgezocht hoe de Pleysierschool en REC‐4 zich tot elkaar verhouden aangezien de Op De Rails plaatsen formeel een REC‐4 aangelegenheid zijn. Het aantal verwijzingen vanuit het Knooppunt naar de Pleysierschool blijkt nu marginaal te zijn6. Dat is opmerkelijk. Bovendien stromen veel leerlingen uit naar het ROC Mondriaan of terug naar het VO, echter zonder ‘rugzak’. Volgens ons zou een aanzienlijk deel van de doelgroep in aanmerking moeten kunnen komen voor een REC‐4 indicatie. Waarom worden deze indicaties niet gesteld? Het perspectief op een succesvol vervolg van de schoolloopbaan is met ambulante begeleiding groter. Als het Knooppunt onder verantwoordelijkheid van de Pleysierschool valt zal het aantal REC‐4 indicaties in het Knooppunt toenemen. We zijn ervan overtuigd dat veel Knooppuntleerlingen hier baat bij hebben. Bovendien wordt hiermee de verantwoordelijkheid van één van de kernpartners verbreed. Dit heft de huidige versnippering in de aansturing van voorzieningen op. Tenslotte geeft het ook antwoord wie de managementverantwoordelijkheid over het Knooppunt heeft. Er is nu sprake van meerdere kapiteins op één schip terwijl één voldoende is. 4.2 Tussen Plek en Plaatsing Het project Tussen Plek en Plaatsing (TPP) biedt sinds 2002 een overbruggingstraject voor thuiszitters in afwachting van een plaatsing elders. Het programma biedt leerlingen wekelijks een uur of twee individueel onderwijs vanuit het HCO. In principe biedt TPP alleen een plek als er uitzicht is op een plaatsing binnen 3 maanden. De realiteit laat zien dat een enkele leerling soms echter wel een jaar bij TPP ‘verblijft’.Van de 40 VO‐leerlingen die in schooljaar 07/08 bij TPP zijn geplaatst waren er zo’n 8 a 10 in afwachting van een REC‐4 indicatie, 4 reeds geindiceerde leerlingen wachtten op een plaats op de Pleysierschool. Een ander deel van de leerlingen wacht op een plaats binnen de jeugd GGZ. 6) Uitstroomcijfers uit schooljaar 07/08 laten zien dat er van de 82 uitgestroomde Knooppuntleerlingen (inclusief Op De Rails) slechts 2 een REC ‐4 indicatie hebben gekregen. Zij zijn op de Pleysierschool geplaatst.
7
Hoewel TPP een tijdelijke financiering kent is die inmiddels zo vaak verlengd dat TPP als een structurele voorziening gezien kan worden. TPP wordt gezien als ‘iets is beter dan niets’. Dat ‘iets’ is echter –met respect voor HCO‐ wel heel mager. Het is een (te minimaal) doekje voor het bloeden dat contraproductief is omdat het juist legitimeert dat een passend onderwijsaanbod (nog) niet mogelijk is. Het belang van de leerling en de ouders moet echter centraal komen te staan. Mede met het oog op de beleidsontwikkeling naar passend onderwijs en gerelateerd aan de voorstellen in deze notitie is ons advies het huidige TPP‐aanbod niet te continueren. Toekomstige “TPP‐leerlingen” moeten via het loket een plaats krijgen in de huidige bestaande voorzieningen. Wellicht moet de financiering van TPP anders (Pleysierschool/ Knooppunt?) ingezet worden indien aantoonbaar (nieuwe) onderwijstrajecten geen financiering kennen. Dit moet echter nog nader worden uitgewerkt.
4.3 Special classes Zoals al eerder gememoreerd dient elke kernpartner een bijdrage te leveren aan de oplossing van het thuiszittersprobleem. De beeldvorming die wij soms –in het VO‐ tegenkomen dat met name de Pleysierschool het probleem zou moet oplossen vinden wij onterecht. Ook het VO zelf kan een bijdrage leveren. In het kader van passend onderwijs zijn er inmiddels (veld) initiatieven mogelijk om voor specifieke doelgroepen binnen een reguliere setting onderwijs te verzorgen. Van de 5 VSO‐LOM’s die Den Haag e.o. begin jaren 90 kende is er één (St. Paul) nog als nevenvestiging zorg herkenbaar. Deze school richt zich o.a. op de opvang van een beperkte en binnen het REC‐4 segment specifieke doelgroep leerlingen. Hoewel er reeds enkele initiatieven binnen het SWV in deze richting blijken te zijn willen wij pleiten voor de ontwikkeling van zgn. ‘special classes’ voor leerlingen met een REC‐4 indicatie die binnen het reguliere VO onderwijs volgen. Special classes kunnen de druk op de Pleysierschool t.a.v. groei verminderen. De belangrijkste winst is echter dat sommige doelgroepen, met een andere bekostiging en ondersteund door expertise vanuit REC‐4, ´gewoon´ op een reguliere school onderwijs kunnen volgen. Aard en omvang van de doelgroep zou nader moeten worden uitgewerkt. Mogelijk kunnen deze klassen ook een passend antwoord zijn op de doelgroepen die vanwege het geringe volume nu binnen de Pleysierschool niet plaatsbaar zijn. Ons advies is dat elk bestuur de bereidheid uitspreekt tenminste één ‘special class’ te starten. 4.4 ZMOLK‐voorziening Er komt geen aparte voorziening voor ZMOLK‐ers. Het ziet er naar uit dat een aantal scholen voor ZMLK en ZMOK bereid is extra klassen voor deze groep te formeren. Steimetz‐Compaan is in principe bereid de kinderen (en hun ouders) te begeleiden. Daarbij is er van uitgegaan dat indicatie t.b.v. AWBZ‐financiering mogelijk is. Op korte termijn zal in een rondetafelconferentie van scholen, Steinmetz‐Compaan en SWV blijken welke instellingen verder nodig zijn. Hierbij wordt gedacht aan instellingen als: BJZ, William Schrikkerstichting, MEE en de Jutters. Mogelijkheden voor aanvullende financiën van begeleidingsactiviteiten uit de WMO ‐financiering moeten worden onderzocht. Het is nu al duidelijk dat medewerking van de gemeente nodig is t.b.v. huisvesting en inrichting.
8
4.5 VSV‐projecten De afdeling VSV biedt leerlingen van 16 jaar en ouder die in 30 dagen of langer hebben thuisgezeten (alsnog) perspectief op het behalen van een startkwalificatie. Hiertoe heeft men toegang tot een veelheid aan projecten. De leerling krijgt een intensieve begeleiding om te voorkomen dat er weer uitval plaatsvindt. Onlangs heeft de gemeente de publiciteit gezocht om haar succesvolle VSV‐ aanpak te presenteren. In het kader van onze opdracht hebben we geïnventariseerd hoe ‘hard’ de 30‐dagen‐thuiszitten‐clausule is en hoe het staat met verbindingen tussen de afdeling VSV en bestaande voorzieningen die wellicht ook kunnen profiteren van de VSV‐aanpak. In onze gesprekken werd duidelijk dat ook 16+ risicoleerlingen vanuit bv. Knooppunt en Pleysierschool die (nog) niet thuiszitten in aanmerking kunnen komen voor de VSV‐werkwijze. Tussen het Knooppunt en VSV blijkt er al samenwerking te zijn, met de Pleysierschool echter niet. Ons advies luidt de mogelijkheden tot samenwerking tussen de Pleysierschool en de afdeling VSV nader te verkennen.
9