Gemeente Den Haag
DMO Brede buurtschool
DMO Gemeente Den Haag
Gemeente Den Haag
Colofon Uitgave Gemeente Den Haag Bestuursdienst Directie Concern Bedrijfsvoering Afd. Onderzoek Projecten en Subsidieverwerving Bezoekadres Spui 70 2511 BT Den Haag Postadres Postbus 12600 2500 DJ Den Haag E-mail:
[email protected] 3
Gemeente Den Haag
DMO Brede buurtschool 1 1.1 1.2
Inleiding De doelmatigheid en doeltreffendheid van het brede buurtschool beleid Opbouw van het rapport
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
De brede buurtschool Wat is een brede buurtschool? De hoofddoelen van de brede buurtschool in het primair onderwijs De hoofddoelen van brede buurtschool in het voortgezet onderwijs De buurtfunctie van brede buurtschool Landelijk beleid
11 11 12 12 12 14
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
De negen deelgebieden van het brede buurtschoolbeleid Leerkansenprofiel (LKP) PO Verlengde schooldag (VSD) PO Weekend- en vakantiescholen PO Schakelklassen PO Opvangprofiel Brede buurtschool (VO) Verlengde schooldag (VSD) ( VO) Stichting brede buurtschool Den Haag (PO, VO) GOA Welzijn (PO, VO)
15 15 16 16 17 18 19 19 20 21
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Financiën Brede buurtschoolbeleid in de gemeentelijke programmabegroting Geldstromen binnen het brede buurtschoolbeleid Middelen verdeeld naar deelgebieden Tot slot
23 23 23 24 24
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.2.8 5.2.9 5.3
Resultaten Output Outcome Leerkansenprofiel Verlengde schooldag in PO Weekend en vakantiescholen Schakelklassen in PO Opvangprofiel in PO Brede buurtschool in VO VSD in VO Stichting Brede buurtschool GOA welzijn (PO,VO) Tot slot
25 25 25 26 26 26 27 27 27 29 29 29 29
6 6.1
Beleidsinstrumentarium Subsidies als beleidsinstrument
31 31 5
9 9 9
Gemeente Den Haag
6.2
Informatie aan de raad
33
7 Conclusies en aanbevelingen 35 7.1 Conclusies 35 7.2 Aanbevelingen 36 Bijlage 1 Onderzoeksvoorstel brede buurtscholen 39 Bijlage 2 Doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek 43 Bijlage 3 Overzicht ‘evidence based’ onderzoeken die hebben geleid tot de deelgebieden van de brede buurtschool 45 Bijlage 4 Onderzoeken (outcome) 51 Bijlage 5 Brede buurtschool in de overige G4 63
6
Gemeente Den Haag
7
Gemeente Den Haag
1
Inleiding
1.1
De doelmatigheid en doeltreffendheid van het brede buurtschool beleid
Dit is het verslag van een doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek (DMO) naar het gemeentelijk beleid op het terrein van de brede buurtschool in de periode 2007-2013. De centrale vraagstelling luidt: is het Haagse brede buurtschool beleid effectief en efficiënt geweest? Met andere woorden: zijn de vooraf gestelde doelstellingen van het brede buurtschool beleid bereikt en gebeurt dit door middel van een doelmatige inzet van tijd en middelen? Het concept brede buurtschool raakt verschillende reguliere beleidsterreinen. Dit zijn onder andere onderwijsbeleid, sportbeleid, cultuurbeleid, welzijnsbeleid en beleid op het terrein van onderwijshuisvesting. Het DMO onderzoek gaat over brede buurtschoolbeleid dat vanuit onderwijs wordt gevoerd en is onderverdeeld negen deelgebieden: 1. leerkansenprofiel (primair onderwijs (PO)) 2. de verlengde schooldag (VSD-PO) 3. zaterdag- en zomerschool (PO) 4. schakelklassen (PO) 5. overige ontwikkelingen (m.n. convenant ‘Een plek voor ieder kind’, PO) 6. brede buurtschool VO, inclusief zaterdag en zomerschool 7. VSD in het VO 8. De stichting brede buurtschool Den Haag (PO en VO) 9. GOA welzijn (PO en VO) Brede buurtschool beleid vanuit andere gemeentelijke beleidsterreinen als bijvoorbeeld sport, cultuureducatie, welzijn en onderwijshuisvesting komen in dit onderzoek dus niet aan de orde. Voor de uitgewerkte onderzoeksopzet zie bijlage 1. 1.2
Opbouw van het rapport
Het rapport begint met het onderdeel effectiviteit. Hoofdstuk 2 presenteert daarvoor de hoofddoelen die het onderwijsbeleid voor deze periode heeft nagestreefd. Hoofdstuk 3 bevat een verdere uitwerking van de hoofddoelen van het brede buurtschool beleid in de vorm van de beschrijving van de negen deelgebieden die gezamenlijk het brede buurtschoolbeleid vormen. Vervolgens geeft het een overzicht van negen deelgebieden in (sub)doelen, activiteiten, kosten en de output-resultaten. In hoofdstuk 4 is de beschrijving van de financiering van het brede buurtschoolbeleid opgenomen. Outcome-resultaten van brede buurtschoolbeleid komen aan bod in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 beschrijft het ingezette beleidsinstrumentarium, met name de subsidiesystematiek. Hoofdstuk 7 sluit af met conclusies en aanbevelingen.
9
Gemeente Den Haag
2
De brede buurtschool
2.1
Wat is een brede buurtschool?
Een brede buurtschool is meer dan een school. In een brede buurtschool werken organisaties als kinderopvang, welzijn, peuterspeelzaal, sport, cultuur, bibliotheken of andere instellingen samen. Soms zitten deze organisaties in hetzelfde gebouw. In brede buurtscholen kunnen leerlingen hun talenten ontwikkelen en achterstanden wegwerken. Hiermee krijgen alle kinderen kansen om verder te komen. In Den Haag hebben brede buurtscholen in het PO één van de volgende drie profielen: het opvangprofiel (samenwerking met kinderopvang), het ontwikkelingsprofiel (organiseren van naschoolse activiteiten) of het leerkansenprofiel (aanbieden van extra leertijd). Er zijn brede buurtscholen in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs. Ook zijn er brede buurtscholen die taallessen voor volwassenen geven.1 Onder de noemer Brede buurtschool vinden vanuit onderwijs vele diverse activiteiten plaats (zie hoofdstuk 3). Deze hebben hun oorsprong in rijksbeleid (o.a. bestuursafspraken met het rijk VVE en verlengde leertijd, onderwijsachterstandenbeleid), coalitieakkoorden, de vierjarige lokale onderwijsplannen (Haagse Educatieve Agenda), de krachtwijkenaanpak en gemeentelijke beleidskaders. Het concept brede (buurt)school is in 1999 gestart en heeft sindsdien een bepaalde ontwikkeling doorgemaakt. Aanvankelijk was het gericht op scholen die vielen onder het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA). Vervolgens hebben beleidsinitiatieven (Convenant: Een plek voor ieder kind 2008, Krachtenwijkaanpak), collegeprogramma’s en de Haagse Educatieve Agenda de ontwikkeling van het brede buurtschoolbeleid beïnvloed. Het geldende beleidskader voor het primair onderwijs is het ‘Ruimte voor ontwikkeling; nieuw subsidiekader voor de brede school in Den Haag’ (2007). Het brede buurtschool beleidskader voor het voortgezet onderwijs is het ‘Beleids- en subsidiekader brede school voortgezet onderwijs’ (2011). De brede buurtschool heeft in al zijn diversiteit op tactisch en operationeel niveau altijd als strategisch doel het bevorderen van de talentontwikkelingen van kinderen en jongeren en het bestrijden van onderwijsachterstanden. In het collegeprogramma “Aan de slag!” (2010-2014) is het realiseren van brede buurtscholen één van de speerpunten van het college. De schoolbesturen willen vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid graag bijdragen en meewerken aan de brede buurtschoolontwikkeling. Tegelijkertijd is een aantal (financiële) risico’s en knelpunten gesignaleerd die ontstaan bij het ontwikkelen van activiteiten die buiten hun kernactiviteiten en dus de rijksbekostiging vallen. Het betreft o.a. de inzet van en aansprakelijkheid voor personeel buiten schooltijd, het multifunctioneel gebruik van het schoolgebouw en het ontbreken van een meerjarige financiële zekerheid in relatie tot door de schoolbesturen aan te gane verplichtingen. Om de samenwerking in brede buurtscholen toekomstbestendig te maken besluit het college tot het oprichten van een stichting brede buurtschool waar drie partijen aan deelnemen namelijk de schoolbesturen primair onderwijs, de schoolbesturen voortgezet onderwijs en de welzijnsorganisaties.
1
www.denhaag.nl/home/bedrijven-en-instellingen/onderwijs-en-studeren/to/Brede-Buurtschool-is-meer-dan-school.htm
11
Gemeente Den Haag
2.2
De hoofddoelen van de brede buurtschool in het primair onderwijs
Dit onderzoek richt zich op de doelen gesteld in het subsidiekader brede school primair onderwijs en het beleids- en subsidiekader voortgezet onderwijs en de daaruit voortvloeiende deelgebieden met de afzonderlijke (output)doelen. Het strategische doel dat boven deze kaders hangt, is talentontwikkeling en onderwijsachterstandsbestrijding. Voor de brede buurtschool in het primair onderwijs zijn drie doelstellingen geformuleerd. Daarnaast zijn er een aantal doelen gekoppeld aan een bepaald profiel (zie tabel 2.1). Primair onderwijs
DOELEN Het vergroten van leer- en ontwikkelingskansen van kinderen, Het versterken van sociale competenties, Het bevorderen maatschappelijke participatie,
Het bevorderen van sociale binding van kinderen, (ontwikkelings- en leerkansenprofiel) Het versterken van betrokkenheid van ouders bij school en samenleving, (leerkansenprofiel) Het verzorgen van dag-arrangementen voor kinderen, (opvangprofiel) Tabel 2.1 Overzicht hoofddoelstellingen brede buurtschool in het primair onderwijs2
2.3
De hoofddoelen van brede buurtschool in het voortgezet onderwijs
Sinds 2011 voert de gemeente ook in het voortgezet onderwijs brede buurtschool beleid. DOELEN Voortgezet onderwijs
Het stimuleren van talentontwikkeling van leerlingen door het aanbieden van verschillende combinaties van binnen- en buitenschools leren; Een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van leergierige wijkbewoner door het inzetten van expertise
Tabel 2.2 Overzicht hoofddoelstellingen brede buurtschool in het secundair onderwijs
Het beleidskader stelt dat in de brede school in het voortgezet onderwijs alles draait om het vergroten van de ontwikkelingskansen en talentontwikkeling van de leerling. Het gaat om het verbeteren van de leerprestaties en het vergroten van de sociale competenties door het aanbieden van extra activiteiten bovenop het reguliere onderwijsprogramma zodat de leerling zich verbonden voelt met de school en de omgeving (zie Beleids- en subsidiekader 2011). Ook voor wijkbewoners kan de expertise van de brede school een mogelijkheid zijn om hun kansen in de samenleving en arbeidsmarkt te vergroten. 2.4
De buurtfunctie van brede buurtschool
De buurtfunctie van de brede buurtschool heeft de afgelopen jaren op verschillende manieren vorm gekregen. Brede buurtscholen gaan altijd een samenwerkingsrelatie aan met maatschappelijke partners zoals welzijn, kinderopvang, sportverenigingen en cultuurinstellingen met als doel gezamenlijk een extra aanbod te creëren voor kinderen maar ook ouders of buurtbewoners. Deze samenwerking kan gaan om activiteiten die in school of elders in de buurt worden georganiseerd, voor de eigen leerlingen of ook voor kinderen uit de buurt en voor ouders/buurtbewoners. In andere gevallen stellen brede buurtscholen hun gebouw beschikbaar om te gebruiken door buitenstaanders (bijvoorbeeld door de zangverenigingen of de kaartclub). Het doel is dan multifunctioneel gebruik van het gebouw maar even goed een vorm van een buurtfunctie. Deze functie neemt toe met het uitrollen van het Buurthuis van de Toekomst beleid van wethouder Klein en met de regeling Multifunctionele accommodatie van
2
‘Ruimte voor ontwikkeling; nieuw subsidiekader voor de brede school in Den Haag’ (2007)
12
Gemeente Den Haag
onderwijshuisvesting. Ook zijn er situaties waarbij de scholen participeren in een buurtnetwerk en met andere partners uit de buurt kijken naar gezamenlijke activiteiten voor de buurt. Hier wordt sterk gekeken naar een meerwaarde vormen voor de buurt als geheel en niet alleen activiteitenaanbod voor de eigen leerlingen. Concrete voorbeelden zijn: Weekend en vakantiescholen waarbij in het VO de deuren ook open gaan voor volwassenen, bijvoorbeeld bij het Johan de Witt College en het Roemer Visscher College. PO scholen die bij elkaar in de buurt liggen die samen met de welzijnsorganisatie een gezamenlijke zomerschool organiseren (bijvoorbeeld Jan Ligthartschool, Prinses Ireneschool en De Mussen en de zomerschool in Mariahoeve). Buurttheater en buurtrestaurant op school, tuin voor leerlingen en buurtbewoners bij het Diamant College. Het St Paul's College is met een buurtvereniging in één gebouw gehuisvest en verlenen over en weer diensten aan elkaar. De leerlingen worden hier ook voor ingezet. Esloo Praktijk onderhoudt samen met partners in Molenwijk (Laak) een horecavoorziening voor de buurt. In de Krachtwijken zijn een aantal basisscholen die samen met partners als peuterspeelzalen, kinderopvang en welzijn gezamenlijk in 1 gebouw worden gehuisvest en met elkaar samenwerken zoals Jan van Nassau (Rivierenbuurt/Stationsbuurt) en de Krullevaar (Morgenstond). In alle stadsdelen komen vergelijkbare situaties voor, ontstaan uit eigen initiatief zoals de Toermalijn in Segbroek en de Vuurvlinder in Mariahoeve. Er zijn brede buurtzones (ook krachtwijkenaanpak) waar partners (altijd ook scholen), bijvoorbeeld rondom een sporttuin, met elkaar samenwerken. Voorbeelden: in Duindorp, 't Spico in Transvaal, Escamp Carre. De buurtfunctie wordt gestimuleerd door beleidskaders en de mogelijkheid van subsidie aanvragen (beleidskader VO biedt daar de mogelijkheid toe. Verder kunnen samenwerkende partijen gezamenlijk subsidie aanvragen via de stichting brede buurtschool). Ook heeft de krachtwijkenaanpak de buurtfunctie een impuls gegeven, bijvoorbeeld bij de start van de eerste zaterdag- en zomerschool (Schilderswijk). Er is meer samenwerking tussen ‘stadhuis’ en ‘stadsdelen’ gekomen om uitvoering te geven aan het brede buurtschoolbeleid en gerelateerde beleidsterreinen als buurthuis van de toekomst. Het afgelopen jaar is vanuit onderwijsbeleid de vorderingen op bekende casussen gevolg en ondersteund waar nodig. De projectleiders Gouden Projecten (van DPZ) spelen hier ook een ondersteunende rol in. Niet in alle gevallen is subsidie of subsidie vanuit onderwijsbeleid hiermee gemoeid. De meeste scholen in Den Haag zoeken uit eigen beweging dan wel door alle stimulansen van de gemeente, contact en samenwerking met partners in de omgeving: welzijnsinstellingen (zoals buurthuizen), het CJG, politie, sportverenigingen, culturele instellingen, de bibliotheek. De één zal het intensiever doen dan de ander. Scholen hebben die partners nodig en kunnen hun omgeving niet negeren. De buurt komt vanzelf binnen op die kindervoeten (zoals dat zo mooi heet). In de Haagse Educatieve Agenda 2014-2018 worden drie vormen van brede buurtschool onderscheiden waaronder "de school in de buurt". Hiermee krijgt de buurtfunctie expliciet een plek in het onderwijsbeleid. Met de buurtfunctie wordt bedoeld dat scholen onderdeel uit maken van een buurt en samen met andere instellingen en verenigingen om zich heen een meerwaarde voor de buurt kunnen zijn. Scholen ontkomen er niet aan dat problemen uit de wijk ook de school binnen komen. Meestal kwesties die de school niet alleen kan aanpakken. Door samenwerking te zoeken met instellingen in de buurt (welzijn, zorg, politie) kunnen school-overstijgende problematieken wel goed worden aangepakt. Maar het gaat ook om een positieve insteek, gezamenlijk activiteiten voor de buurt op te pakken of het gebouw beschikbaar te stellen kan er ook echt een meerwaarde voor de buurt worden gecreëerd.
13
Gemeente Den Haag
2.5
Landelijk beleid
De landelijke overheid stimuleert en volgt de ontwikkeling van brede buurtscholen maar voert geen specifiek beleid op het gebied van de brede school. 3 Het rijk wil bewust ruimte geven aan lokale initiatieven en lokale besluitvorming; daar past geen landelijke regelgeving bij. Wel is in 2008 de bestuurlijke afspraak Impuls Brede scholen, Sport en Cultuur van de ministeries OCW en VWS gestart. Doel van deze impuls is een samenhangend aanbod te scheppen van onderwijs, sport en cultuur om zo een rijke leeromgeving aan kinderen en jongeren te bieden. Hiervoor is afgesproken dat de betrokken partijen zich inzetten voor het realiseren van 2500fte combinatiefunctionarissen in 2012. De regeling is per 1 januari 2013 voortgezet als Brede Impuls Combinatiefuncties. Een combinatiefunctionaris is een functie waarbij een werknemer in dienst is bij één werkgever maar werkt voor twee werkvelden/sectoren. In Den Haag worden is de implementatie van deze bestuurlijke afspraak impuls door Sector Sport van OCW opgepakt. Voorts houdt de rijksoverheid zich op dit vlak bezig met onderwijsachterstandenbeleid, voor- en vroegschoolse educatie (bestuursafspraken tussen rijk en gemeenten) en kinderopvang (nav. motie Van Aartsen/Bos). Deze elementen heeft stedelijk onderwijs bijeengebracht in een zelf vormgegeven lokaal brede buurtschoolbeleid. Tussen 2012 en 2015 wordt het jeugdstelsel zodanig herzien dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de gehele pedagogische basisinfrastructuur, dus voor alle ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen, jongeren en opvoeders. Kijkend naar de definities en het gevoerde beleid met betrekking tot de brede school in de andere G4 steden, weergegeven in de tabellen in bijlage 4, blijkt dat de invulling van het concept brede buurtschool erg van elkaar verschilt. Een verklaring hiervoor is het in lijn brengen van het brede buurtschoolbeleid met het gemeentelijke onderwijsbeleid. Zo zijn de gehanteerde definities met betrekking tot de brede buurtschoolbeleid binnen de gemeente Rotterdam en Amsterdam erg ruim en gericht op het wegwerken van onderwijsachterstand, waar de gemeente Utrecht veel striktere eisen stelt aan wat een brede school is.
3
Handboek Brede School Sardes, Oberon 2007
14
Gemeente Den Haag
3
De negen deelgebieden van het brede buurtschoolbeleid
De deelgebieden waarmee de brede buurtscholen in het PO en het VO in Den Haag invulling krijgen zijn tot stand gekomen op basis van onderzoek, landelijke voorbeelden en rijksbeleid op het terrein van verlengde leertijd, voor- en vroegschoolse educatie, etc. Deze staan in een overzicht in bijlage 2. Onderstaand zijn de negen deelgebieden uitgewerkt naar; outcome doelen, output doelen, activiteiten, middelen en resultaten. 3.1
Leerkansenprofiel (LKP) PO
Outcome doelen Het LKP houdt in dat de leer- en ontwikkeltijd van leerlingen op zware achterstandsscholen met zes uur per week verplicht wordt verlengd. De gestelde doelen met betrekking tot het leerkansenprofiel zijn op het subsidiekader voor de brede school in Den Haag uit 2007 gebaseerd. De doelstellingen van het LKP zijn gericht op het wegwerken van onderwijsachterstanden, het verbeteren van taalprestaties, het vergroten van ontwikkelingskansen en het versterken van competenties en de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Output doelen Voor de 9 verschillende deelgebieden zijn voor het tijdspad 2010-2014 naast outcome doelen ook output afspraken vastgesteld. Voor het leerkansenprofiel gaat het om 25 LKP scholen. Activiteiten Scholen maken zelf inhoudelijk keuzes voor hun leerkansenprofiel, ook kiezen ze de aanbieders van extra lestijd zelf. In 2007 zijn vier scholen met LKP gestart, in de afgelopen jaren is dit uitgebouwd naar een deelname van 22 scholen op dit moment. Scholen krijgen subsidie van de gemeente ten behoeve van de invulling van de LKP-tijd. Dit investeren zij met name in personeelskosten en materialen. Sinds 2012 ontvangen scholen ook een bijdragen in exploitatie en huisvesting. Verder is in 2012 een opleiding voor vakdocenten gestart. Onderstaand zijn de verschillende activiteiten welke onder het LKP vallen uitgesplitst, tevens zijn de begrote middelen voor 2014 weergegeven. Daarnaast zijn ook de ontwikkeling van de middelen voor het LKP van 2010 tot en met 2014 weergegeven. Leerkansenprofiel (LKP) PO Subsidies PO scholen Leerkansenprofiel Toeslag LKP scholen exploitatie en huisvesting Procesbegeleiding en monitoring Opleiding vakleerkrachten Totaal
Totaaloverzicht middelen 201020144 Leerkansenprofiel, inclusief huisvesting en monitoring en evaluatie
Middelen 2014 € 6.513.000 € 300.000 € 219.155 € 72.000 € 7.104.155
2010
2011
2012
2013
2014
2.609.729
3.770.362
4.974.934
7.173.242
7.104.155
4
Het betreft in dit geval over deze jaren de bestede middelen (2010, 11, 12), beschikte middelen (2013) en begrote middelen (2014).
15
Gemeente Den Haag
Resultaten In 2013 zijn 22 LKP scholen in het PO daadwerkelijk in bedrijf. Twee scholen zijn in voorbereiding en daarvan wordt verwacht dat ze begin 2014 LKP school zullen zijn. Tevens zijn drie monitor-onderzoeken gedaan naar LKP in Den Haag. In deze metingen is onderzoek gedaan naar het proces op de scholen, de voortgang, succesfactoren en knelpunten en resultaten. Ook zijn de gegevens over leerling resultaten in groep 5 en groep 8 gemonitord via het Cito leerlingvolgsysteem en de Cito eindtoets. 3.2
Verlengde schooldag (VSD) PO
Outcome doelen Voor de VSD zijn in het subsidiekader 2010-2014 drie doelstellingen vastgelegd; het versterken van competenties die kinderen in staat stellen om te leren, het bevorderen van culturele en maatschappelijke participatie, het vergroten van de inhoudelijke aansluiting tussen binnen- en buitenschools leren. Output doelen Voor het tijdspad 2010-2014 is ten doel gesteld de middelen voor VSD uit te breiden naar alle scholen in het primair onderwijs. Activiteiten De verlengde schooldag bestaat al ruim 20 jaar in Den Haag. Met de middelen van de verlengde schooldag organiseren scholen activiteiten die na schooltijd plaatsvinden. Voor de organisatie werken de scholen samen met onder ander instellingen op het gebied van cultuur, welzijn, sport en kinderopvang. Onderstaand zijn de verschillende activiteiten welke onder de VSD vallen uitgesplitst, tevens zijn de begrote middelen voor 2014 weergegeven. Daarnaast zijn ook de ontwikkeling van de middelen voor het de VSD van 2010 tot en met 2014 weergegeven. Verlengde schooldag (VSD) PO VSD voor SBO scholen VSD (reguliere basisscholen met voorschool) VSD (reguliere basisscholen zonder voorschool) Totaal Totaaloverzicht 2010-2014 Verlengde schooldag
2010 644.520
Middelen 2014 € 100.000 € 920.000 € 445.000 € 1.465.000 2011 387.908
2012 1.234.441
2013 1.280.712
2014 1.465.000
Resultaten De huidige stand van zaken is dat alle scholen in het primair onderwijs subsidie aan kunnen vragen voor VSD. In 2013 hebben 116 scholen van de 147 PO scholen (inclusief SBO) subsidie ontvangen voor verlengde schooldag activiteiten. Naar de resultaten of effecten van VSD is recentelijk geen onderzoek gedaan binnen de gemeente Den Haag, wel zijn de deelnemersaantallen, activiteiten en aanbiedende instellingen gemonitord. 3.3
Weekend- en vakantiescholen PO
Outcome doelen Weekendschool: Verbeteren van leerprestaties. Vakantieschool: Leerlingen op een plezierige manier laten leren waardoor; schoolprestaties verbeteren, talent breder ontwikkeld, er meer kennis van de wereld is en kinderen betere sociale competenties ontwikkelen. 16
Gemeente Den Haag
Output doelen 15 vakantie- en weekendscholen in Den Haag als outputdoelstelling 2010-2014. Activiteiten Het organiseren van weekend- en vakantiescholen staat open voor alle scholen met een voorschool, het programma bestaat uit educatieve elementen en activiteiten. De deelnemers zijn leerlingen van de eigen school, van scholen die bij elkaar in de buurt liggen en voor kinderen in de wijk. Onderstaand zijn de middelen voor weekend- en vakantiescholen weergegeven Verlengde schooldag (VSD) PO Weekend- en vakantiescholen Totaal
Totaaloverzicht 2010-2014 Zaterdag-, weekend- en zomerscholen
Middelen 2014 € 890.000 € 890.000
2010 96.667
2011 125.000
2012 839.230
2013 889.292
2014 890.000
Resultaten In 2011 waren er twee zomerscholen en drie zaterdagscholen in de stad. In 2013 waren er 11 vakantiescholen en 8 weekendscholen in 2013. De outputdoelstelling is dus gehaald. Het aantal deelnemers aan deze voorzieningen steeg van 500 in 2011 naar 800 in 2012. Voor de periode 20122012 is een onderzoek uitgevoerd met als doel het verkrijgen van inzicht in het proces op scholen bij het ontwikkelen van vakantie- en weekendscholen in het PO en bij het ontwikkelen van brede buurtscholen in het voortgezet onderwijs. Met betrekking tot de vakantiescholen wordt aangegeven dat er betere samenwerking plaats moet vinden tussen de participerende scholen. De aangeboden lesstof moet beter zijn afgestemd op de behoeften van het kind. Daarnaast is een evaluatie gehouden onder zomerscholen, uit deze evaluatieronde bleek een groot enthousiasme, ook hier wordt het verbeterpunt van betere samenwerking tussen scholen aangehaald. 3.4
Schakelklassen PO
Outcome doelen Het aanbieden van onderwijs dat er op gericht is taalachterstand weg te werken zodat de leerling weer volledig deel kan nemen aan het regulier onderwijs. Output doelen Jaarlijks minimaal 900 deelnemers. Activiteiten In een schakelklas wordt intensief taalonderwijs geboden zodat de achterstand wordt weggewerkt/ingelopen. Schakelklassen zijn meestal kleinere klassen parallel aan de reguliere groepen. In de onderstaande tabellen zijn de activiteiten en middelen voor schakelklassen in het primair onderwijs weergegeven. Schakelklassen (PO) Schakelklassen PO Begeleiding schakelklassen Monitoring schakelklassen Totaal Totaaloverzicht 2010-2014 Schakelklassen
Middelen 2014 € 2.950.000 € 245.000 € 25.000 € 3.220.000 2010 1.629.654
2011 2.748.500 17
2012 3.034.500
2013 3.218.500
2014 3.220.000
Gemeente Den Haag
Resultaten In het schooljaar 2012-2013 namen 1146 leerlingen deel aan schakelklassen één van de 87 schakelklassen. Ten opzichte van het voorgaande schooljaar is dit een lichte stijging. De uitkomsten van een monitor naar de schakelklassen worden gemeten via een Peabodytoets bij leerlingen. Uit deze monitor blijkt dat leerlingen in schakelklassen een deel van de taalachterstand inlopen. Er is echter geen eenduidig beeld van welke variant van de schakelklas het beste resultaat geeft. 3.5
Opvangprofiel
Outcome doelen Binnen het opvangprofiel wordt gewerkt aan de aansluiting tussen onderwijs en kinderopvang. Het doel hiervan is dat 0-12 jarige kinderen op één plek en vanuit één pedagogische visie ontwikkelen, leren en ontspannen. De hieraan gekoppelde outcome doelen zijn; - In 2012 is er een opvanggarantie voor kinderen van 0 tot en met 12, - Een vloeiende overgang tussen opvang en onderwijs. Output doelen In 2015 werken alle Haagse basisscholen, in vaste koppels, samen met een instelling voor kinderopvang. Doel van deze bestendige en niet vrijblijvende samenwerking is een op elkaar afgestemd ontwikkelingsprogramma en pedagogisch klimaat per locatie. Hierdoor ontstaat een vloeiende overgang tussen opvang en onderwijs. Een tweede doel is uitbreiding capaciteit van de buitenschoolse opvang (BSO) met 50% tussen 2008 en 2010. Activiteiten Vanaf 2007 hebben basisscholen de wettelijke taak de aansluiting met de erkende kinderopvang te regelen als ouders daarom vragen. In 2013 gaat de samenwerking op een aantal locaties al een stap verder en ontwikkelen onderwijs, kinderopvang en meestal ook de peuterspeelzaal zich tot een integraal kindcentrum (IKC). De gemeente Den Haag ondersteunt deze samenwerking door subsidiering van zes koploper-locaties. In de onderstaande tabellen zijn de middelen toebehorend aan het opvangprofiel weergegeven. Opvangprofiel IKC projectleider Totaaloverzicht 2010-2014 Procesbegeleiding Opvangprofiel Overige activiteiten brede buurtschool
Middelen 2014 € 150.000 2010 1.692.946 148.257 1.544.690
2011 602.369 208.730 393.639
2012 155.100 52.100 103.00
2013 200.000 0 200.000
2014 580.000 0 580.000
Resultaten De capaciteit in de BSO is in de afgelopen jaren intensief gemonitord. Op basis van de daaruit voortkomende cijfers was in 2011 niet exact vast te stellen of de groei in de periode 2008-2010 50% is geweest. Op basis van de gedane inventarisatie was in december 2010 de uitbreiding van de capaciteit ongeveer met 43% toegenomen ten opzichte van januari 2008. In de periode 2007-2012 is de groei in de buitenschoolse opvang ongeveer 90% geweest. Een meting uit november 2012 geeft echter wel aan dat de capaciteit in de buitenschoolse opvang voor het eerst sinds jaren is gedaald. Stedelijk Onderwijs geeft aan dat dit te maken heeft met landelijke ontwikkelingen, zoals bezuinigingen op de toeslag voor kinderopvang en de recessie.
18
Gemeente Den Haag
3.6
Brede buurtschool (VO)
Outcome doelen Het gaat hierbij om het verbeteren van de leerprestaties en het vergroten van de sociale competenties door het aanbieden van extra activiteiten bovenop het reguliere onderwijsprogramma. Concreet genoemde doelstellingen hierbij zijn; - Talentontwikkeling - Verbeteren leerprestaties - Vergroten zelfredzaamheid - Basisvaardigheden - Versterken binding met de buurt Output doelen 12 brede scholen VO en drie weekend- en/of zomerscholen. Activiteiten De activiteiten in het voortgezet onderwijs zijn te ordenen naar verlengde leertijd en een functie voor de buurt. In het kader van verlengde leertijd in het VO streeft de gemeente ernaar de activiteiten zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij het bestaande schoolcurriculum. Met een buurt functie wordt bedoeld dat scholen onderdeel uitmaken van een buurt en samen met andere instellingen en verenigingen om zich heen een meerwaarde voor de buurt kunnen zijn. Scholen ontkomen er niet aan dat problemen uit de wijk ook de school binnen komen. Door samenwerking te zoeken met instellingen kunnen school overstijgende problematieken goed worden aangepakt. In sommige gevallen zitten scholen en partners in één gebouw. De onderstaande tabellen geven de beschikbare middelen voor de brede buurtschoolbeleid in het voortgezet onderwijs weer, ook de middelen voor de verlengde schooldag in zijn hierin meegenomen. Brede buurtschool in VO, inclusief verlengde schooldag (VSD) in VO Brede school VO, inclusief zaterdag- en zomerschool Ontwikkelingen/uitvoeren monitoring en evaluatie Verlengde schooldag activiteiten VO Totaal Totaaloverzicht 2010-2014 Brede school, inclusief verlengde schooldag en zaterdag-, weekend- en zomerscholen en monitoring en evaluatie.
2010 1.516.716
2011 1.531.959
2012 2.416.645
Middelen 2014 € 1.600.000 € 71.000 € 860.000 € 2.531.000 2013 2.508.428
2014 2.531.000
Resultaten In 2013 voerden 16 locaties van de 38 locaties in het voortgezet onderwijs brede buurtschool activiteiten uit. Op vier van deze locaties was een zaterdagschool en op twee locaties een zomerschool. In 2013 namen 214 leerlingen deel aan de zomerschool. De doelstelling is gehaald. 3.7
Verlengde schooldag (VSD) ( VO)
Outcome doelen VSD activiteiten voor reguliere VO scholen in Den Haag hebben als doelstelling; - Talentontwikkeling - Vergroten basisvaardigheden Output doelen Uitbreiden van de verlengde schooldag middelen naar alle schoollocaties in het VO. 19
Gemeente Den Haag
Activiteiten De gemeente wil het subsidiëren van VSD activiteiten voortzetten en uitbreiden naar alle reguliere VO scholen in Den Haag. Sinds 2011 ontvangen alle VO-scholen middelen om activiteiten in het kader van de VSD mogelijk te maken. Met deze middelen organiseren scholen cursussen of bieden huiswerkbegeleiding. De cursussen worden georganiseerd voor de eigen leerlingen en op een enkele school na altijd na schooltijd. De beschikbare middelen voor de VSD in het VO zijn weergegeven in de tabel in paragraaf 3.6 Brede buurtschool in het VO. Resultaten Voor het aanbieden van VSD activiteiten hebben alle VO-scholen in Den Haag in de periode 20102014 subsidie aan kunnen vragen voor het aanbieden van VSD activiteiten. Zes van de 38 VO-scholen hebben geen subsidie aangevraagd. 3.8
Stichting brede buurtschool Den Haag (PO, VO)
Outcome doelen In de statuten van de stichting Brede Buurtschool zijn in maart 2012 de volgende doelen vastgelegd: - Het afdekken van personele en financiële risico’s voortkomend uit BBS ontwikkelingen; - Het bundelen van verschillende (gemeentelijke) subsidiestromen; - Het ondersteunen van en een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van BBS in Den Haag; - Het leveren van constructieve bijdragen aan de voorbereiding en uitvoering van BBS activiteiten in Den Haag; - Het bevorderen van de samenwerking tussen de betrokken organisaties vanuit een gemeenschappelijke visie op de brede buurtschool in Den Haag. Output doelen Het oprichten van de stichting Brede Buurtschool. Activiteiten De focus van de stichting ligt op het ondersteunen van de brede buurtschool bij het oplossen van vraagstukken rondom beheer en exploitatie, het adviseren van brede buurtschool en het organiseren van kennisdeling tussen brede scholen over deze onderwerpen. In de onderstaande tabellen zijn de middelen voor de stichting Brede Buurtschool weergegeven. Stichting Brede Buurtschool(PO, VO) Stichting Brede Buurt School Totaal Totaaloverzicht 2010-2014 Stichting Brede Buurt School
Middelen 2014 € 400.000 € 400.000 2010 -
2011 -
2012 -
2013 400.000
2014 400.000
Resultaten Op 26 maart 2012 is de Stichting brede buurtschool den Haag opgericht en per 1 januari 2013 is deze operationeel. De stichting heeft in 2013 een actieve rol gespeeld bij het ondersteunen van scholen op het terrein van personeel en exploitatie en beheer. De stichting heeft de aanstelling van tijdelijke personeel in de zaterdag- en zomerschool van een aantal basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs op verzoek van de scholen en hun besturen op zich genomen. Ook de administratieve lasten worden daarmee weg gehaald bij de scholen. Daarnaast is een actieve rol gespeeld in het bevorderen van samenwerking tussen partners (school, welzijn, sportverenigingen, etc) rondom een brede buurtschool. Ook wel georganiseerde ontmoetingen genoemd die leiden tot samenwerken. De stichting denkt mee en vervult tijdelijk ondersteunende rol. Hier zijn vele voorbeelden van zoals het Escamp Carre in Escamp, 't Spico in Transvaal, samenwerkingsverband Krachtig Moerwijk, in het stadsdeel Loosduinen voert de stichting gesprekken om scholen te stimuleren hun rol als partner in de wijk steviger op te pakken. Recent hebben basisschoolleerlingen uit het Centrum onder leiding van de 20
Gemeente Den Haag
stichting wijkregels opgesteld om de leefbaarheid in de Schilderswijk te bevorderen samen met winkeliers en de politie. De Stichting zette zich eveneens in voor de ontwikkeling van het beeldmerk brede buurtschool. Bij de opening van het Haagse schooljaar in september 2013 ontvingen 9 scholen het beeldmerk. 3.9
GOA Welzijn (PO, VO)
Outcome doelen De GOA-Welzijn activiteiten hebben als doel een aanvulling te leveren op het reguliere lesprogramma van de GOA-scholen, achterstandsscholen, om onderwijsachterstanden te voorkomen en bestrijden. Output doelen Geen. Activiteiten Het gaat bij de GOA welzijn activiteiten om het stimuleren van kennis en vaardigheden op het terrein van; sociaal-emotionele ontwikkeling, taalvaardigheid, creatieve en motorische ontwikkeling, bewustzijn eigen identiteit en die van anderen, inzicht in de mogelijkheden voor vervolgonderwijs en de eigen mogelijkheden. De onderstaande tabellen geven de middelen voor GOA welzijn weer. GOA Welzijn (PO, VO) GOA welzijn PO GOA welzijn VO Totaal Totaaloverzicht 2010-2014 GOA Welzijn (PO, VO)
Middelen 2014 € 666.000 € 234.000 € 900.000 2010 -
2011 -
2012 900.000
2013 900.000
2014 900.000
Resultaten In 2013 kregen 89 scholen in het primair onderwijs en 38 scholen in het voortgezet onderwijs subsidie voor GOA welzijnsactiviteiten.
21
Gemeente Den Haag
4
Financiën
4.1
Brede buurtschoolbeleid in de gemeentelijke programmabegroting
Het onderwijsbeleidsterrein valt onder programma 6 in de jaarstukken van de gemeente Den Haag. Dit programma heeft zeventien producten; twee daarvan zijn gekoppeld aan de HEA en daarmee aan de brede buurtschool. Het gaat hierbij om de producten ‘onderwijsachterstandenbeleid’ (480.2.01) en ‘activiteiten en projecten stedelijk onderwijsbeleid’ (480.6.01). De HEA is inhoudelijk en financieel verder uitgewerkt in budgetoverzichten, de totale lasten in de HEA zijn 51 mln. Een groot deel van de activiteiten in de HEA 2010-2014 richt zich op het voorkomen van onderwijsachterstanden. In de onderstaande tabel zijn de middelen op de producten onderwijsachterstandenbeleid & activiteiten/projecten stedelijk onderwijsbeleid weergegeven (ontleend aan Productenraming 20142017 & -realisatie).5 Realisatie 2010
Begroting 2014
Begroting 20156
60.952 44.586 16.363 80 16.283
30.231 15.975 14.256 0 14.256
22.643 225 9.630 5.782 26.257
23.957 225 4.800 7.551 20.981
Totaal Saldo 46.818 31.069 39.657 33.806 42.540 (A+B) Tabel 4.1 Overzicht producten Onderwijsachterstandenbeleid & stedelijk onderwijsbeleid
35.237
Lasten Baten Dotaties reserve Onttrekkingen Saldo lasten baten incl. reserves (A) Lasten Baten Dotaties reserve Onttrekkingen Saldo lasten baten incl. reserves (B)
4.2
Realisatie Realisatie Begroting 2011 2012 2013 480.2.01 Onderwijsachterstandenbeleid 47.753 45.658 58.022 61.638 961 23.221 37.921 46.624 pm pm 20.101 15.017 pm pm 195 150 41.838 16.867 19.906 14.867
480.6.02 Activiteiten/projecten stedelijk onderwijsbeleid 8.380 18.188 16.115 16.438 225 4.547 - 684 225 pm pm 8.754 8.500 pm pm 5.802 5.774 4.980 14.202 19.751 18.939
Geldstromen binnen het brede buurtschoolbeleid
In de bekostiging van de brede buurtschool maakt de gemeente gebruik van de volgende geldstromen; a. Onderwijsachterstanden Rijk; een specifieke uitkering verstrekt door het Ministerie van OCW ten behoeve van het terugdringen van onderwijsachterstanden. b. Bestuursafspraken Rijk; middelen eveneens verstrekt door het ministerie onder meer in het kader van de verlenging van de leertijd in het onderwijs. c. Gemeentelijke middelen stedelijk onderwijs; middelen binnen de gemeentebegroting die worden ingezet ten behoeve van het onderwijs in de stad, onderdeel van groter budget voor het stedelijk onderwijs en uitvoering van de Haagse Educatieve Agenda. d. Gemeentelijke middelen onderwijs achterstanden; middelen binnen de gemeentebegroting die specifiek worden aangewend voor het terugdringen van onderwijsachterstanden.
5
Indien saldo lasten en baten niet overeenstemt, is in dat jaar sprake van dotatie of onttrekking aan reserve (is in deze figuur niet apart opgenomen). 6 Op 13 november 2013 is met Staatsblad 2013 442 bekend gemaakt dat de specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 is verlengd tot 31-12-2015.
23
Gemeente Den Haag
e. Incidentele middelen coalitieakkoord 2010; bij de totstandkoming van de huidige coalitie extra toegekende middelen voor onderwijs, ook wel beleidsintensivering genoemd, een deel daarvan wordt gebruikt voor de brede buurtscholen. f. Reserve krachtwijken; middelen binnen de gemeentebegroting ten behoeve van de Haagse krachtwijken, een deel daarvan komt ten goede aan scholen in deze wijken. g. Reserve leerkansenprofiel; middelen binnen de gemeentebegroting (t./m. eind 2010) ten behoeve van activiteiten in het kader van het derde profiel binnen de brede buurtschool in het primair onderwijs, het leerkansenprofiel. h. Reserve SIV-schuif; de schoolbesturen ontvingen in het kader van deze middelen halverwege een kalenderjaar subsidie voor een schooljaar. Het was pas laat bekend hoe de uitkering vanaf 2011 zou lopen en daarom is een reserve gecreëerd (t./m. eind 2010) van deze middelen om de subsidiebeschikkingen voor het schooljaar 2010-2011 te financieren. 4.3
Middelen verdeeld naar deelgebieden
De onderstaande tabel toont de ingezette middelen op de negen deelgebieden van activiteiten binnen het brede buurtschoolbeleid. De uitsplitsing van middelen naar deelgebied is in hoofdstuk drie weergegeven. Realisatie 2010: bedragen betreffen de vastgestelde subsidies. Realisatie 2011 en 2012: bedragen betreffen de verleende subsidies. Begroting 2013: betreft de beschikte bedragen in de 1e en 2e tranche + restant voor rest van het jaar (nog weg te zetten). Budget 2014: bedragen in budgetoverzicht 2014 (het budget dat aangevraagd kan worden). realisatie 2010
Leerkansenprofiel, inclusief huisvestingstoeslag en monitoring en evaluatie Verlengde schooldag zaterdag/weekend/zomerscholen Schakelklassen, inclusief begeleiding en monitoring Overige ontwikkelingen brede school (binnen-buitenschools leren, plek voor ieder kind, ikc procesbegeleiding) Brede school, inclusief verlengde schooldag en zaterdag/weekend/zomerscholen en monitoring en evaluatie Stichting Brede Buurschool, werkt ook voor PO GOA Welzijn PO en VO
realisatie 2011
realisatie 2012
begroot 2013
budget 2014
2.609.729,22
3.770.362,00
4.974.934,00
7.173.242,00
7.104.155,00
644.520,48
387.908,00
1.234.441,47
1.280.712,00
1.465.000,00
96.667,00
125.000,00
839.230,00
889.292,00
890.000,00
1.629.654,00
2.748.500,00
3.034.500,00
3.218.500,00
3.220.000,00
1.692.946,73
602.369,00
155.100,00
200.000,00
580.000,00
1.516.716,00
1.531.959,92
2.416.645,63
2.508.428,00
2.531.000,00
400.000,00
400.000,00
-
8.190.233,43
-
9.166.098,92
900.000,00
900.000,00
900.000,00
13.554.851,10
16.570.174,00
17.090.155,00
Primair onderwijs voortgezetonderwijs
Tabel 4.2 Inzet middelen op brede buurtschoolbeleid
4.4
Tot slot
Binnen het Haagse beleid voor de brede buurtschool zoals afgebakend in dit onderzoek, gaat jaarlijks een bedrag om dat in de periode 2010-2014 groeit van € 8 naar 17 miljoen per jaar. Van deze bedragen komt ongeveer driekwart van de rijksoverheid, de rest is gemeentelijk geld. In grote lijnen worden de activiteiten in het primair onderwijs gefinancierd uit rijksmiddelen en de activiteiten in voortgezet onderwijs uit gemeentelijke middelen. Aan de activiteiten in het primair onderwijs wordt meer uitgegeven dan aan de activiteiten in het voortgezet onderwijs. Het leerkansenprofiel en de schakelklassen zijn de activiteiten waar de meeste middelen naar toe gaan.
24
Gemeente Den Haag
5
Resultaten
5.1
Output
Voor de negen deelgebieden zijn de onderstaande output doelstellingen door college en/of Raad: vastgesteld: Doelen output 2010-2014 25 LKP scholen
1
LKP (PO)
2
VSD in PO
Uitbreiden VSD middelen naar alle scholen PO
3
Weekend- en vakantiescholen in PO Schakelklassen in PO
15 vakantie- en weekendscholen Minimaal 900 deelnemers jaarlijks Uitbreiding capaciteit BSO met 50% tussen 2008 en 2010
4 5
Opvangprofiel e.a. in PO
Resultaat output (2013) 22 scholen in bedrijf, 2 in voorbereiding (start begin 2014), 1 school in selectie Alle scholen voor PO kunnen subsidie aanvragen voor VSD. In 2013 kregen 116 PO scholen subsidie voor Verlengde Schooldag activiteiten In 2013 zijn er 11 vakantiescholen en 8 weekendscholen 1146 deelnemers in 2012-2013
In de periode 2007-2012 is de groei in de buitenschoolse opvang rond de 90% geweest. Echter laatste meting, eind 2012 geeft aan dat de capaciteit in de in de buitenschoolse opvang weer aan het dalen is. 6 Brede school in VO 12 brede scholen VO en 3 16 schoollocaties met een brede weekend- en/of zomerscholen buurtschoolprogramma waarvan 4 locaties met een zaterdagschool en 2 locaties met een zomerschool (2013) 7 VSD in VO Uitbreiden VSD middelen naar Alle vo scholen kunnen subsidie alle schoollocaties VO aanvragen voor verlengde schooldagactiviteiten. Zes VO-scholen hebben géén subsidie aangevraagd in 2013. 8 Stichting brede Oprichten stichting brede Op 26 maart 2012 is de stichting buurtschool Den Haag buurtschool opgericht en volledig operationeel (PO, VO) m.i.v. 1-1-2013. 9 GOA welzijn (PO, Geen outputdoelstelling In 2013 kregen 89 PO-scholen VO) (inclusief SBO) en 38 VO-scholen subsidie voor GOA welzijnsactiviteiten. Tabel 5.1 Overzicht outputdoelstellingen & realisatie brede buurtschool
o
+
+ + +
+
+
+
?
Van deze negen activiteiten valt op dat één activiteit, GOA welzijn, geen output doelstelling kent. Op dit moment is de doelstelling LKP nog niet gehaald (doel 25, gehaald 22 en bezig met laatste 3). De overige zeven doelstellingen voor 2014 zijn inmiddels allemaal gehaald. 5.2
Outcome
Er wordt veel belang gehecht aan het bepalen van de resultaten / effecten van het onderwijsbeleid en in het bijzonder van het brede buurtschool beleid. Daar wordt ook in toenemende mate energie in gestoken, omdat overal in Nederland (en dus ook in Den Haag) het gevoel bestaat dat nog meer grip kunnen en moeten krijgen op het bepalen van resultaten. Er komt uit verschillende bronnen naar voren dat het meten van effecten van brede schoolontwikkeling een lastige operatie is. Effectmetingen van onderwijstijdverlenging (o.a. LKP, weekend- en vakantiescholen, VSD) is niet op grote schaal beschikbaar. Omdat niet overal onderzoek voor beschikbaar was waaruit bleek dat hoofddoelstellingen 25
Gemeente Den Haag
en de deelgebieden en hun doelstellingen onlosmakelijk verbonden zijn, is in de afgelopen periode ook door de gemeente zelf onderzoek verricht naar een groot deel van de deelgebieden. Voor een uitgebreid overzicht zie bijlage 3. In deze paragraaf staan kort samengevat de belangrijkste bevindingen over wat bekend is over de resultaten (outcome) van de verschillende activiteiten die onder het concept brede buurtschool geschaard kunnen worden op basis van die lokale onderzoeken. 5.2.1 Leerkansenprofiel Er zijn drie monitor onderzoeken uitgevoerd (2009, 2011, 2013). Er is onderzoek gedaan naar het proces op de scholen, de voortgang, de succesfactoren en knelpunten en de resultaten. De invoering van LKP op de scholen verloopt snel en succesvol (1e en 2e meting) en is te beschouwen als een onderwijsinnovatie in de klassieke zin van het woord. Uit de derde meting blijkt dat scholen sterk gericht zijn op een constante verbetering van de uitvoering en dat het lerende vermogen van de scholen sterk is aangewakkerd. Uit de derde meting blijkt dat steeds meer scholen LKP verweven in de reguliere schooltijd. Dat komt de rust en kwaliteit ten goede. Een aantal knelpunten zijn: het wisselende draagvlak in schoolteams, de pedagogische en didactische kwaliteiten van de vakdocenten die LKP verzorgen, ruimtegebrek, vragen bij de continuïteit (scholen zijn bezorgd over de continuering van de subsidiëring, succesvolle invoering van LKP vraagt lange adem), soms matige planvorming door scholen. Er zijn wel voorzichtige positieve signalen over leerprestaties, maar de oorzaak-gevolg relatie met LKP is middels deze onderzoeken niet hard te maken. Over het algemeen zijn ouders tevreden over het LKP (2e meting). Uit de derde meting bleek dat reguliere leerkrachten gemiddeld minder tevreden zijn over LKP dan de vakleerkrachten en zij zijn ook iets minder positief over de resultaten. Deze onderzoeken sluiten af met aanbevelingen die de outcome kunnen verbeteren. 5.2.2 Verlengde schooldag in PO Er is recentelijk geen onderzoek gedaan naar resultaten / effecten van VSD activiteiten in Den Haag. Alleen de deelnemersaantallen, activiteiten en aanbiedende instellingen zijn gemonitord. Zie bijlage. Het onderzoeksbureau Panteia heeft het onderzoek ‘Brede buurtschool PO en VO’ uitgevoerd over de periode 2012-2013. Begin 2013 is de ‘Stand van zaken 2012’ uitgebracht. Doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in het proces op scholen bij het ontwikkelen van verlengde leertijd in het primair onderwijs en bij het ontwikkelen van brede buurtscholen in het voortgezet onderwijs. Voor het primair onderwijs heeft het onderzoek zich gefocust op de invoering van weekend- en vakantiescholen. 5.2.3 Weekend en vakantiescholen Het onderzoeksbureau Panteia heeft het onderzoek ‘Brede buurtschool PO en VO’ uitgevoerd over de periode 2012-2013. Begin 2013 is de ‘Stand van zaken 2012’ uitgebracht. Doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in het proces op scholen bij het ontwikkelen van verlengde leertijd in het primair onderwijs en bij het ontwikkelen van brede buurtscholen in het voortgezet onderwijs. Voor het primair onderwijs heeft het onderzoek zich gefocust op de invoering van weekend- en vakantiescholen. Wat betreft het bepalen van de outcome zijn de volgende noties en aanbevelingen relevant: Tot nu toe hebben scholen relatief weinig aandacht voor het meten van de resultaten, zowel op het cognitieve als op het emotionele vlak. Een meerderheid van de scholen is wel sterk gericht op het optimaliseren van de leerprestaties van hun kinderen. Volgens de subjectieve impressies van de respondenten is er bij de weekendscholen een sterkere focus op het verbeteren van de leerprestaties dan bij de vakantiescholen. Een belangrijke oorzaak van tegenvallende resultaten van vakantiescholen is de gebrekkige aansluiting tussen het vakantieprogramma en het reguliere schoolprogramma. Bij de weekendscholen is deze aansluiting beter geregeld Voor het objectief meten van de voortgang op het cognitieve vlak aan te sluiten bij de toetskalender van Cito, kinderen die hebben deelgenomen aan de weekend- of vakantieschool kunnen apart worden bekeken binnen de scholen (aparte registratie). Mogelijke vooruitgang op het sociaal emotionele vlak apart te meten (maar weinig scholen meten dit, betrouwbaarheid gehanteerde instrumentarium is niet zo groot).
26
Gemeente Den Haag
5.2.4 Schakelklassen in PO Ook lokaal zijn de schakelklassen gemonitord door OIV (Onderzoek en Integrale Vraagstukken, onderzoeksafdeling van de dienst OCW). Er zijn voor het schooljaar 2007-2008 en 2008-2009 rapportages verschenen. Een aantal constateringen uit deze rapportages: De resultaten van de schakelklassen worden gemonitord met selectie- en aanvullende toetsen die bij de leerlingen aan het begin en het einde van het schakeljaar worden afgenomen. Eén van de toetsen die wordt afgenomen is de Peabodytoets. Deze toets meet de passieve woordenschat, een leergebied waar in de schakelklassen extra aandacht aan wordt gegeven. Een toename op de genormeerde Peabodytoets betekent een meer dan gemiddelde groei. Eén van de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek is dat de leerlingen in de schakelklassen meer dan gemiddelde vorderingen hebben gemaakt. Opvallend is de relatief grote groei in de VSD-schakelklassen (11 punten in 2007/2008). De extra inzet van leerlingen en leerkrachten wordt beloond met een twee keer zo grote groei als gemiddeld in de schakelklassen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er maar drie VSD schakelklassen waren in Den Haag en dat de score van één klas het gemiddelde voor de groep nogal beïnvloedt. In het rapport in 2008/2009 werden het volgende opgemerkt na analyses van vorderingen op bovengenoemde toetsen: Leerlingen in de schakelklassen gaan over de gehele linie vooruit; de meerderheid van hen loopt (een deel van) de taalachterstand in. Er is geen eenduidig beeld van welke variant van de schakelklas het beste ‘werkt’. Er is geen duidelijk beeld of schakelklassen in de onderbouw beter ‘presteren’ dan schakelklassen in de bovenbouw. 5.2.5 Opvangprofiel in PO Om het behalen van doelstellingen van het convenant ‘een plek voor ieder kind’ vast te stellen, hebben monitor- en evaluatiewerkzaamheden plaatsgevonden. Uit de evaluatie in 2012 bleek dat de twee kwantitatieve hoofddoelstellingen van het convenant zijn behaald: de capaciteit is sterk uitgebreid en er zijn geen wachtlijsten meer. Wat betreft de derde hoofddoelstelling van het convenant - meer inhoudelijke samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang - zijn zeker ook stappen gezet. Uit de pilots dubbelgebruik blijkt dat juist het maken van concrete afspraken over elkaars ruimtegebruik een ‘veilige’ manier is om elkaar te leren kennen en de samenwerking verder te onderzoeken en te ontwikkelen. 5.2.6 Brede buurtschool in VO Het onderzoeksbureau Panteia heeft het onderzoek ‘Brede buurtschool PO en VO’ uitgevoerd in 2012 en 2013. Voor het voortgezet onderwijs is het doel van dit onderzoek inzicht krijgen in het proces op scholen bij het ontwikkelen van de brede buurtschool. Het subdoel is aanbevelingen verkrijgen voor verdere ontwikkelingen, aanpak van eventuele knelpunten en hoe deze ontwikkeling in de toekomst kan worden gevolgd. De onderzoekers maken in hun rapportage onderscheid tussen de activiteiten t.b.v. de buurt (en noemen dat de brede buurtschoolactiviteiten) en activiteiten t.b.v. de leerlingen (en noemen dat verlengde schooldagactiviteiten). Resultaat Panteia onderzoek in 2012 Van het meten van effecten van activiteiten die zich specifiek op de buurt richten, is nog geen sprake. Doelstellingen zijn vaak erg abstract geformuleerd. Enkele scholen organiseren voor buurtbewoners cursussen op een weekendschool. Hierbij wordt vooral gekeken naar het aantal aanmeldingen en het enthousiasme. Soms wordt overigens wel gewerkt met een begin- en eindtoets. Wat betreft het effect op leerling niveau kijken de meeste scholen kijken vooral naar de plannen voor activiteiten en of ze ten uitvoer zijn gebracht, het aantal deelnemers en eventuele afhakers, de ‘enthousiaste reacties’ van vakkrachten, docenten en leerlingen, en het product of de voorstelling aan het einde. Er wordt vanuit gegaan dat ‘alles wat je extra doet, sowieso goed is’, en dat talentontwikkeling van belang is voor de ontwikkeling van het kind. Scholen achten het niet noodzakelijk om de effecten van talentontwikkeling te onderzoeken. Zij verwijzen hierbij naar ‘onderzoek’ waarin deze effecten al lang bewezen zijn. De redenering is als volgt. Hoe lager het niveau van de leerlingen is, des te minder zelfvertrouwen zij vaak hebben. Op de basisschool liepen zij vaak achter. 27
Gemeente Den Haag
Door nu op het voortgezet onderwijs alleen aandacht te besteden aan juist die vakken waar de leerling zwak in is (Nederlands, rekenen/wiskunde), wordt het zelfvertrouwen verder aangetast. Als leerlingen echter ontdekken dat zij ook op andere vlakken talenten kunnen hebben, groeit hun zelfvertrouwen, waarmee hun prestaties in de basisvakken op school ook kunnen verbeteren. Bijstelling van activiteiten gebeurt wanneer er bijvoorbeeld te weinig aanmeldingen of teveel uitvallers zijn. Op basis van de aanmeldingen en de reacties van de leerlingen en docenten zijn de scholen zonder uitzondering bijzonder positief over de activiteiten die zich richten op de leerlingen. Eén school merkt op dat leerlingen die aan deze activiteiten hebben meegedaan, makkelijker op elkaar en op docenten afstappen. Het heeft een positieve invloed op het gedrag van de leerlingen. Bij de zaterdag- en vakantiescholen is duidelijk meer aandacht voor het meten van effecten. Eén school maakt voor de onderbouw gebruik van de cito-toetsen die verbonden zijn met het cito-leerlingvolgsysteem. Daarnaast maken zij gebruik van TOA toetsen en de toetsen van Muiswerk. De resultaten worden met de deelnemers en ouders van deelnemers besproken. Eén school concludeert dat het zaterdagonderwijs en nu al significante stijgingen in resultaten oplevert. Daarnaast wordt elke deelnemer gevraagd een evaluatieformulier in te vullen, waarmee zaterdag- en vakantieschool worden verbeterd. De cijfers die deelnemers aan de weekendschool gaven, variëren van een 8 tot een 9. Een andere school heeft voor alle weekendschoolactiviteiten een begin- en eindtoets: ‘Het gaat altijd om meetbare leerprestaties’. Wat betreft de vakantieschool voor kinderen met twijfelachtig advies in brugklas kwamen van de 40 deelnemers er 39 uit op hun advies en 1 leerling stroomde af naar een lager niveau. Resultaat Panteia onderzoek 2013 In 2013 heeft een tweede evaluatie plaatsgevonden van de brede buurtschool Den Haag. In vergelijking met de brede buurtschool in het primair onderwijs, bevindt de ontwikkeling van brede scholen zich in het voortgezet onderwijs nog in een beginstadium. 1) Sluiten de doelstellingen van de scholen aan bij het beleidskader? Alle scholen hebben de doelstellingen voor de brede buurtschool overgenomen in hun plan van aanpak: talentontwikkeling, verbeteren leerprestaties, vergroten zelfredzaamheid, basisvaardigheden, versterken binding met de buurt. De visie van de meeste scholen komt in grote lijn overeen met die van de gemeente Den Haag en staan goed beschreven. De nadruk ligt bij de meeste scholen op het vergroten van de zelfredzaamheid van de eigen leerlingen door talentontwikkeling. De relatie doelen, activiteiten en resultaat meten is niet helder. Met meer focus kunnen budgetten en tijd gerichter worden ingezet. Eén van de scholen heeft dit inmiddels geoperationaliseerd: zij hebben de activiteiten beperkt tot het verbeteren van de leerprestaties. Voor deze school heeft dit goed uitgepakt: de zaterdagschool is onder de eigen leerlingen en leerlingen uit de buurt inmiddels een begrip geworden. Een concreter uitgewerkt plan van aanpak op SMART-wijze geformuleerd, kan de scholen meer houvast geven bij de implementatie. Dit kan ook meer inzicht –voor zowel de scholen als de gemeente – bieden in de behaalde resultaten. De gemeente heeft ervoor gekozen om de VO-scholen grote beleidsvrijheid te geven bij hun keuze voor inrichting. Als gevolg daarvan is de diversiteit van doelen die scholen hebben geformuleerd erg groot. 2) Sluiten de georganiseerde activiteiten aan op de doelstellingen? Aan de hand van deze procesevaluatie is een indruk te geven van de behaalde resultaten. Deze blijken in praktijk vaak lastig te meten, onder andere doordat scholen dit zelf beperkt monitoren. De relatie doelen, activiteiten en resultaat meten is niet helder. Met meer focus kunnen budgetten en tijd gerichter worden ingezet. Eén van de scholen heeft dit inmiddels geoperationaliseerd: zij hebben de activiteiten beperkt tot het verbeteren van de leerprestaties. Voor deze school heeft dit goed uitgepakt: de zaterdagschool is onder de eigen leerlingen en leerlingen uit de buurt inmiddels een begrip geworden. Een concreter uitgewerkt plan van aanpak op SMART-wijze geformuleerd, kan de scholen meer houvast geven bij de implementatie. Dit kan ook meer inzicht –voor zowel de scholen als de gemeente – bieden in de behaalde resultaten. Zoals ook in het rapport van 2012 geconstateerd, is het lastig een scheidslijn aan te brengen tussen het reguliere curriculum (inclusief stages), de brede buurtschoolactiviteiten en VSD-activiteiten. Vanuit het uitgangspunt van de leerlingen of de buurt, hoeft dit geen probleem te zijn. Voor het resultaat maakt het feitelijk niet uit welk ‘potje’ de activiteiten zijn georganiseerd. Door de vermenging is het lastig na te gaan wat de scholen precies doen om de doelstellingen van de brede buurtschool te behalen. 28
Gemeente Den Haag
3) Verloopt de uitvoering van de activiteiten naar behoren? Met name de sportieve en culturele activiteiten, als ook de huiswerkbegeleiding en weekendschool worden goed beoordeeld (>50% tevreden of zeer tevreden). De inhoudelijke afwisseling, de kwaliteit van de vakleerkrachten en goede coördinatie betrokkenen dienen volgens de betrokkenen te worden behouden. De uitvoering van de activiteiten verloopt over het algemeen goed: een essentieel onderdeel in het behalen van goede resultaten. 4) Is er een expliciete relatie tussen de behaalde resultaten en de doelstellingen? De meeste betrokkenen – directie, coördinatoren, vakleerkrachten, leerkrachten, ouders – zien een bijdrage van de verschillende activiteiten aan het welbevinden van hun leerlingen. Zo zien ze verbeteringen op het sociaal-emotionele vlak: het is goed de leerlingen succeservaringen te laten beleven in bijvoorbeeld sport of theater, en krijgen ze zelfvertrouwen doordat ze voor vol worden aangezien tijdens de dienstverlening aan de buurt. Dit komt ook terug uit de enquête onder vak/leerkrachten en andere betrokkenen. Ook op andere aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun leerlingen zien zij verbetering als gevolg van de brede buurtschoolactiviteiten. 5.2.7 VSD in VO Er is geen outcome resultaat er heeft ook nog geen lokaal onderzoek naar VSD in VO plaatsgevonden. Wel zijn de VSD activiteiten van de brede buurtscholen zijn geëvalueerd in het Panteia rapport. 5.2.8 Stichting Brede buurtschool Op 26 maart 2012 is de Stichting brede buurtschool den Haag opgericht en per 1 januari 2013 is deze operationeel. Deze stichting is bedoeld om (financiële) risico’s en knelpunten op te lossen die ontstaan bij ontwikkeling van activiteiten die buiten de kernactiviteiten van de scholen vallen, zoals kosten voor de inzet van personeel buiten schooltijd en de exploitatie door multifunctioneel gebruik van het schoolgebouw. Gemeente en scholen geven samen vorm aan de inrichting hiervan en de wijze waarop deze stichting ondersteuning kan bieden. Er zijn drie bestuursleden aangesteld door de schoolbesturen en door de welzijnsinstellingen. 5.2.9 GOA welzijn (PO,VO) In een quickscan is in 2010 een analyse gemaakt van het aanbod aan GOA-Welzijnsactiviteiten door de welzijnsorganisaties en de Dienst Openbare Bibliotheek en naar de vraag van scholen van de afgelopen drie jaar. Vraag en aanbod worden hierdoor inzichtelijk. In deze quickscan staat het aanbod van activiteiten op een rij en de vraag van scholen. Voor een overzicht van de bevindingen zie bijlage 4. 5.3
Tot slot
Een aantal aanbevelingen uit de gedane onderzoeken in het kader van het meten van de outcome per deelgebied komt bij meerdere deelgebieden terug; Het nog meer gebruik maken van objectief meten van de voortgang op cognitief vlak; daarbij worden voorbeelden genoemd van de Cito leerlingvolgsysteemtoetsen en de Peabodytoets. Het verder ontwikkelen van een goede samenwerking tussen de brede school en de betrokken instellingen in de wijk maar ook tussen scholen onderling. Het ondersteunen van scholen bij het smart uitwerken van speerpunten en doelen. De onderzoeken worden met de partners in het onderwijsveld besproken. Bekeken wordt welke beleidswijzigingen doorgevoerd kunnen worden om zaken te verbeteren. Voorbeelden van beleidsbijstelling (in kaders of in uitvoering) die hebben plaatsgevonden n.a.v. onderzoek en evaluatie: Oprichten van de stichting brede buurtschool Den Haag o.a. om risico’s voor scholen ‘af te dekken’. Probleem met ruimte op LKP scholen: heeft geleid tot een extra subsidie om extra ruimte te huren voor scholen die krap behuisd zijn. In een breder kader is t.b.v. meer ruimte voor brede buurtschoolontwikkeling de Regeling Multifunctioneel gebruik schoolgebouwen in het leven geroepen. 29
Gemeente Den Haag
Verschillende interventies die verbetering van het taalonderwijs op scholen tot doel hebben (ontwikkeling taalkwaliteitssysteem en begeleiding daarbij door Sardes, start van pilot ‘NT2 proof’ – beide evidence based aanpakken) I.v.m. constatering van gebrekkig programma zomerschool: ontwikkeling stedelijk programma Taalfabriek Opzetten van een opleiding voor vakleerkrachten i.v.m. gesignaleerde ‘tekortkomingen’ van sommige vakleerkrachten.
Op dit moment is de nieuwe HEA in concept gereed, waarin verschillende aanpassing in het brede buurtschoolbeleid worden voorgesteld (o.a. verdere ontwikkeling langs drie stromen, subsidieverlening op basis van integrale - kwalitatief betere - schoolplannen, bundeling van een aantal subsidiestromen). Deze worden in een later stadium in het nieuwe beleidskader brede buurtschool verder uitgewerkt. Ook vragen ruimte-, beheer- en exploitatievraagstukken tbv brede buurtschoolontwikkeling verdere aandacht.
30
Gemeente Den Haag
6
Beleidsinstrumentarium
6.1
Subsidies als beleidsinstrument
Scholen en schoolbesturen zijn voor onderwijsbeleid belangrijke partners om de brede buurtschool doelen te kunnen realiseren. Schoolbesturen zijn (eind)verantwoordelijk voor wat er op de scholen gebeurt. De rol van de gemeente is stimulerend, regisserend, verbindend, ondersteunend en faciliterend. Subsidieverstrekking is een belangrijk beleidsinstrument dat bij deze rol van de gemeente wordt ingezet. Door middel van subsidies zorgen kunnen scholen de veelheid aan brede buurtschoolactiviteiten kunnen organiseren. De grondgedachte van subsidieverstrekking is schematisch als volgt:
(
t) De gemeente neemt niet zelf de realisatie van de activiteit op zich, maar laat dit aan andere actoren over. De gemeente bepaalt wel de subsidievoorwaarden (o.a. vastgelegd in Awb, Haagse Kaderverordening Subsidieverstrekking (HKS), Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag). Via de subsidiekaders wordt richting gegeven aan de uitvoering van de activiteiten door scholen. In het verleden werden de subsidies deels verstrekt aan instellingen in de stad; nu kunnen scholen/schoolbesturen subsidie aanvragen. Dit betekent een overstap van aanbodgericht naar vraaggerichte subsidieverlening. De subsidierelatie is stimulerend, niet repressief van karakter: de scholen hebben de keuze om wel of niet de door de gemeente gewenste activiteiten uit te voeren. De activiteiten die gesubsidieerd worden zijn in samenspraak van scholen/schoolbesturen en gemeente bepaald (in de HEA). Verondersteld wordt een verband tussen deze schakels. Om de realisatie van doelen en de aannames over de (sterkte van) verbanden achteraf te toetsen is een (heldere) beschrijving van het verband tussen subsidie, activiteit en outcome noodzakelijk (zie hoofdstuk 3 en 5). Het te verwachten effect van de gesubsidieerde activiteiten hangt af van de kwaliteit van de uitvoering op de scholen. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de scholen zelf, maar de gemeente stuurt hier op verschillende manieren op, bijvoorbeeld door: Begeleiding van scholen door deskundigen, zowel inhoudelijk als procesmatig. Overwogen wordt om voor de plannen voor subsidieaanvraag 2015 begeleiding verplicht te stellen, Deskundigheidsbevordering, bijvoorbeeld via het aanbieden van diverse trainingen en opleidingen door het HCO, Kennisdeling en netwerken, bijvoorbeeld gesprekken met scholen en besturen, onder andere evaluatiegesprekken, toetsing van de plannen aan de hand van de kaders, monitors en evaluatieonderzoeken en bespreking van de resultaten hiervan. De rollen van de gemeente zijn dus het stellen van kaders (o.a. HEA, subsidiekader), het beoordelen en toetsen van plannen van de scholen en het subsidiëren van de scholen ten behoeve van de activiteiten in het kader van de ontplooiing van leerlingen. De gemeente schrijft niet voor hoe onderwijs ingevuld moet worden (mag wettelijk ook niet, de scholen zijn daar vrij in). De sector Stedelijk Onderwijs geeft aan steeds meer een coördinerende rol te gaan vervullen in het proces van subsidiëring van de scholen, ook richting de subsidies van andere beleidsterreinen. In de onderstaande tabel is weergegeven hoe beschikt wordt per deelgebied.
31
Gemeente Den Haag
1. LKP (PO)
Scholen leveren jaarlijks een plan met o.a. hun speerpunten m.b.t. LKP aan. De subsidie per school wordt berekend aan de hand van een rekenformule, te vinden in het budgetoverzicht. Ook kunnen LKP-scholen er voor kiezen om hun GOA welzijnsmiddelen en VSD middelen in te zetten t.b.v. het LKP. Sinds 2012 ontvangen scholen ook een bijdrage in exploitatie en (zo nodig) huisvesting. Ook dit is gebaseerd op een standaard ‘rekenformule’.
2. VSD in PO
De beschikbare subsidie voor VSD per school wordt berekend aan de hand van totaal aantal leerlingen van de school en het aantal gewichtenleerlingen.
3. Weekend- en vakantiescholen in PO
Scholen doen een aanvraag, met daarbij een plan van aanpak. De beschikbare subsidie voor een vakantie- of weekendschool op het PO wordt berekend aan de hand van een rekenformule (normbedrag). Het aantal deelnemende leerlingen en het aantal uren programma dat geboden wordt, bepalen de hoogte van de subsidie. (zie subsidiekader)
4. Schakelklassen in PO
Scholen doen een aanvraag, met daarbij een plan van aanpak. De subsidie voor schakelklassen bestaat uit een normbedrag per klas (zie beleidskader); het is een cofinancieringsbedrag. Het subsidiebedrag is afhankelijk van de variant schakelklas.
5. Opvang-profiel e.a. in PO
Er zijn pilots gesubsidieerd in het kader van het convenant ‘een plek voor ieder kind’. Subsidiëring heeft plaatsgevonden op basis van een plan van aanpak.
6. Brede school in VO
De subsidie wordt gebaseerd op het plan van aanpak, met daarin een begroting. Om ruimte te geven aan scholen om hun eigen programma in te vullen, is nog niet gewerkt met normbedragen. We beoordelen en vergelijken de verschillende begrotingen van de scholen en voeren daar gesprekken over. De begrotingen van de zaterdagschool- en zomerschool worden vergeleken met die van het PO. We onderzoeken de mogelijkheid om in de toekomst met normbedragen te werken, bijvoorbeeld voor coördinatiekosten.
7. VSD in VO
De subsidie wordt gebaseerd op het plan van aanpak. De beschikbare subsidie voor VSD per school wordt berekend aan de hand van totaal aantal leerlingen van de school en % apc leerlingen. Brede scholen in het VO (zie 6) integreren hun subsidie-aanvraag VSD in het plan van aanpak voor hun brede school.
8. Stichting brede buurtschool Den Haag (PO, VO) 9. GOA welzijn (PO, VO)
Subsidiebeschikking op basis van plan van aanpak en begroting.
De beschikbare subsidie voor GOA welzijn wordt berekend aan de hand van totaal aantal leerlingen van de school en het aantal gewichtenleerlingen.
Tabel 6.1 Wijze van subsidiëring van de scholen
Wat opvalt is dat de hoogte van de subsidie van het ene deelgebied ten opzichte van het andere deelgebied en de daar aan ten grondslag liggende afwegingen niet altijd duidelijk zijn. Deels zijn deze gebaseerd op bestuurlijke afspraken maar deels ook niet. In deze gevallen is de link doel-subsidieactiviteit-effect moeilijker te leggen. Voorts valt op dat voor alle deelgebieden een plan van aanpak van scholen de basis is voor de subsidiering, behalve voor deelgebied 2 (VSD-PO) en deelgebied 9 GOA welzijn. Door middel van dit plan wordt helder wat de bijdrage is van de activiteiten in de scholen aan de te bereiken doelen. Dit vorm daarmee dus een belangrijk sturingsinstrument. In de eerder genoemde Panteia onderzoeken wordt daar het volgende over gezegd. In het onderzoek naar de derde meting van het leerkansenprofiel van oktober 2013 wordt aangegeven dat onderdeel van de subsidieaanvraag is het formuleren van speerpunten voor het komende leerjaar. 32
Gemeente Den Haag
Onderzocht is in hoeverre de formulering van de speerpunten van de verschillende scholen aan deze vereisten van subsidieaanvraag voldoen. Dit is beperkt. Het onderzoek concludeert daarover dat ‘de meeste scholen de aanvraag niet conform de richtlijnen hebben ingevuld waardoor een logisch verband tussen doel, activiteit, doelbereik en effect in de subsidieaanvraag ontbreekt’. Ook het onderzoek naar de evaluatie van de brede buurtschool in het VO geeft aan dat ‘een concreter uitgewerkt plan van aanpak op SMART-wijze geformuleerd, de scholen meer houvast kan bieden in de behaalde resultaten.’ 6.2
Informatie aan de raad
Per jaar wordt de voortgang van alle beleidsonderwerpen uit de HEA beschreven in de HEA voortgangsrapportage die in het najaar aan de raad wordt gezonden. Dit jaar was ook voor het eerst de HEA monitor meegezonden. Daarnaast zijn er specifieke voortgangsrapportages verschenen in 2010 en 2011 over brede buurtscholen.
33
Gemeente Den Haag
34
Gemeente Den Haag
7
Conclusies en aanbevelingen
7.1
Conclusies
beleid Het brede buurtschool beleid heeft sinds de start in 1999 een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. Aanvankelijk was dit alleen gericht op scholen binnen het gemeentelijk onderwijs & achterstandenbeleid (GOA), in de loop der tijd zijn de doelstellingen breder en diversiteit in de activiteiten groter geworden. Zo zijn bijvoorbeeld de (reeds bestaande) verlengde schooldag, de verplichting tot organiseren van kinderopvang (motie Van Aartsen-Bos) en (rijks)beleid verlengde leertijd opgenomen in Brede buurtschool beleid. Het brede buurtschoolbeleid onderscheidt negen deelgebieden. De activiteiten en doelen van de verschillende deelgebieden zijn vrij globaal geformuleerd en hebben (daarom) geen scherpe afbaking. Ook de relaties tussen de onderdelen van het beleid -doelen-activiteiten- middelenresultaten- zijn niet altijd even scherp, met name tussen de hoofddoelstellingen gericht op onderwijsachterstanden en talentontwikkeling en de negen deelgebieden van de brede buurtschool. Van vrijwel alle deelgebieden zijn wel concrete output doelstellingen geformuleerd, GOA Welzijn uitgezonderd. Door de reikwijdte van het brede buurtschoolbeleid zijn de grenzen tussen de beoogde effecten van onderwijsbeleid en brede buurtschoolbeleid diffuus. Er is binnen onderwijsbeleid wel een afbakening gemaakt wat betreft activiteiten die onder het brede buurtschoolbeleid vallen. Deze activiteiten dragen alle bij aan de twee onderwijshoofddoelstellingen, zijnde het wegwerken van onderwijsachterstanden en talentontwikkeling. De keuze van de activiteiten is gebaseerd op evidence based onderzoek. Op het sociaal domein is immers het lastig om beleidseffecten exact te bepalen. Op deze hoofddoelstellingen worden vanuit het onderwijsbeleid ook andere instrumenten en activiteiten dan de die van de brede buurtschool ingezet. Organisatie & sturing Scholen zijn voor de gemeente een belangrijke partner bij het uitvoeren van brede buurtschoolbeleid. Door het opstellen van een meerjaren onderwijsbeleidsdocument (de Haagse Educatieve Agenda, HEA) wordt gezamenlijk de koers van de brede buurtschool bepaald. De gemeente stelt vervolgens een overzicht van activiteiten op, waarvan scholen na toetsing (selectie, criteria) gebruik kunnen maken. De gemeente stuurt via subsidieverstrekking en bijbehorende subsidievoorwaarden. Naast de inzet van het instrument subsidieverstrekking, onderhoudt de gemeente intensieve contacten met scholen, participeert in netwerken, laat evaluatieonderzoeken uitvoeren, etcetera om het effect van de activiteiten die onder de noemer van brede buurtschool worden uitgevoerd te bevorderen. Zeer recent onderzoek van Panteia concludeert dat de meeste scholen in de aanvraag niet altijd conform de richtlijnen invullen waardoor een logisch verband tussen doel, activiteit, doelbereik en effect in de subsidieaanvraag voor de brede buurtschool ontbreekt. Ook voor het voortgezet onderwijs biedt een concreter uitgewerkt plan van aanpak dan nu het geval is, op SMART-wijze geformuleerd, de scholen meer houvast in (het meten van) de te behalen resultaten. De gemeente wil de scholen in de toekomst hier meer in gaan ondersteunen en hier meer aan houden. Resultaten De effectiviteit en de efficiëntie van het brede buurtschool beleid als geheel is moeilijk te bepalen. Dit komt doordat: - Schoolbesturen hun beleid merendeels financieren uit de landelijke bekostiging. Het lokale beleid en de middelen die schoolbesturen op lokaal niveau krijgen, zijn van kleinere omvang. Schoolbesturen ontvangen bijvoorbeeld rechtstreeks van het ministerie van OCW middelen voor onderwijsachterstandenbeleid, naast de middelen die zij van de gemeente ontvangen. De 35
Gemeente Den Haag
7.2
doelstellingen zijn identiek. Daarmee is moeilijk te bepalen wat het specifieke effect van lokaal brede buurtschoolbeleid is binnen dat veel grotere geheel. - De brede buurtschool is een verzamelterm voor vele en diverse activiteiten. De activiteiten zijn niet geïnitieerd vanuit één afgebakend concept brede buurtschool. De activiteiten hebben hun oorsprong in rijksbeleid (Voor & vroegschoolse educatie, verlengde leertijd) coalitieakkoorden, HEA’s, krachtenwijkaanpak en gemeentelijke beleidskaders. - Daarnaast is onderzoek op het brede terrein van onderwijs, en vooral op het gebied van niet cognitieve aspecten als vaardigheden, competenties, talentontwikkeling e.d. puur methodologisch gezien zeer lastig. - Effecten op het gebied van BBS zijn niet één op één te koppelen aan brede buurtschool activiteiten omdat andere beleidsinitiatieven (zowel binnen als buiten onderwijsbeleid) ook deze doelstellingen nastreven. Op niveau van de activiteiten is dit wel mogelijk. De door het college van B & W en de raad vastgestelde outputdoelstellingen (o.a. aantallen te realiseren brede buurtscholen) van de brede buurtscholen zijn nagenoeg allemaal gehaald. De outcomedoelstellingen zijn lastiger te meten. Er is echter wel veel onderzoek gedaan naar de resultaten met betrekking tot de outcome doelstellingen. Een aantal aanbevelingen uit deze onderzoeken waren; Het nog meer toepassen van het objectief meten van vooruitgang op het cognitieve vlak via onder andere de Cito Leerlingvolgsysteemtoetsen en de Peabodytoets, het zorgen voor een goede samenwerking tussen verschillende organisaties en scholen en het ondersteunen van scholen bij het smart uitwerken van speerpunten en doelen. Financiën In de periode 2010-2014 groeit de begroting van het negen deelgebieden van 8 mln. naar 17 mln. euro per jaar. De groei van deze begroting bestaat vooral uit meer middelen voor het leerkansenprofiel en de ontwikkeling van de brede buurtschool (activiteiten) in het voortgezet onderwijs. Van dit budget komt ongeveer driekwart van de rijksoverheid, de rest is gemeentelijk budget. Het totaal saldo in de begroting voor onderwijsachterstandenbeleid en activiteiten/projecten stedelijk onderwijs voor het jaar 2014 is 42 miljoen euro. In de nieuwe HEA is een begroting opgenomen van totaal ruim 64 miljoen euro voor 2014 (43,8 mln. rijk & 20,4 gemeente mln. . Samenvattende conclusie In de huidige en de vorige collegeperiode zijn zeer veel verschillende activiteiten op het gebied van de brede buurtschool uitgevoerd. Het wordt gekenmerkt door veel soorten outputdoelstellingen en een veelvormig totaalpakket aan activiteiten. Er is veel ervaring opgedaan en onderzocht. Met deze inzichten en opgedane kennis is het mogelijk preciezer aan te geven wat met de brede buurtschool moet worden bereikt in termen van output en outcome, en welke activiteiten daar wel, welke activiteiten daar minder of niet toe bijdragen. Aanbevelingen Maak de doelstellingen van de activiteiten en deelgebieden van het brede buurtschool beleid concreter, transparanter en scherper. Hierdoor zal de overlap die nu aanwezig is tussen de verschillende deelgebieden grotendeels weggenomen kunnen worden. Daarbij is het belangrijk dat alle deelgebieden zowel duidelijke outcome als output doelstellingen hebben. Bij GOA welzijn ontbreekt op dit moment een output doelstelling. Door het duidelijker onderscheiden van de doelstellingen van de deelgebieden binnen de BBS kunnen in de toekomst budgettaire beslissingen met een goede onderbouwing worden genomen. Immers, dan wordt scherp wat het ene deelgebied bijdraagt aan het doel ten opzichte van het andere zodat keuzes kunnen worden gemaakt over het meer of minder inzetten op een van de deelgebieden. Maak ook de relaties tussen de onderdelen van het beleid -doelen-activiteiten- middelenresultaten- transparanter, met name tussen de hoofddoelstellingen gericht op onderwijsachterstanden en talentontwikkeling en de negen deelgebieden van de brede buurtschool. 36
Gemeente Den Haag
Het koppelen van deze onderdelen aan de te verwachten resultaten en hoofddoelstellingen, bijbehorende hoogte van subsidies, en het meten daarvan vergroot het inzicht in wat wel werkt en niet werkt om doelen te bereiken. Ondersteunen van scholen bij het smart uitwerken van speerpunten, doelen en daarop aansluitende activiteiten zodat te behalen resultaten scherp worden en makkelijker kunnen worden gemeten. Het is verstandig om voor de komende jaren het brede buurtschoolbeleid preciezer te definiëren wat betreft output en outcome. Dit is een belangrijke voorwaarde om de effecten te kunnen meten. Daarbij is het van belang het beleid voor langere tijd vast te houden. Aanbevolen wordt een periode van minimaal 8 jaar zodat de werkelijke effecten van het brede buurtschoolbeleid zichtbaar kunnen worden.
37
Gemeente Den Haag
38
Gemeente Den Haag
Bijlage 1 Onderzoeksvoorstel brede buurtscholen Aanleiding In het Programma doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek 2013-2014 (december 2012, RIS 256458) is het onderwerp brede buurtscholen opgenomen. Over de invulling van dit onderwerp heeft in januari afstemming plaatsgevonden met de dienst OCW. Het programma is vastgesteld in het college en vervolgens aan de raad verzonden. Een brede (buurt)school is een school waarin het aanbieden van onderwijs wordt gecombineerd met één of meer organisaties voor naschoolse opvang, zorg, welzijn, sport of cultuurvoorzieningen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) stimuleert al jarenlang de ontwikkeling van brede scholen. De gemeente Den Haag zet de middelen die ze van het ministerie ontvangt voor onderwijsachterstandenbeleid, onder meer in voor de ontwikkeling van de brede buurtschool. De gemeente heeft in 1999 de brede buurtschool opgestart als onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid, tegenwoordig wordt hier een bredere invulling aan gegeven. In het Haagse coalitieakkoord ‘Aan de slag’ (mei 2010, RIS 173030) wordt de brede buurtschool als voorbeeld gezien van voorzieningen die krachten bundelen, grenzen tussen sectoren overbruggen en ten goede komen aan de Hagenaar. De coalitie geeft aan dat scholen een spilfunctie in de buurt hebben door een combinatie met andere activiteiten als kinderopvang, peuterwerk, jeugdzorg, welzijn, sport, cultuur, bibliotheken en de activiteiten van de Centra voor Jeugd en Gezin. Hiermee wil de coalitie inhoudelijke en financiële voordelen te bereiken. Ook in het voortgezet onderwijs ziet de coalitie kansen voor scholen met een bredere maatschappelijke functie, bijvoorbeeld aanbieden van sportactiviteiten na schooltijd, en wil zij nieuwe initiatieven ondersteunen die scholen een bredere functie geven. In het coalitieakkoord is voor onderwijs incidenteel € 22 miljoen en structureel € 5 miljoen per jaar extra uitgetrokken. Hiervan is voor de brede buurtscholen in deze coalitieperiode een bedrag van gemiddeld € 1,7 miljoen per jaar extra aan gemeentelijke middelen beschikbaar. Daarnaast ontvangt de gemeente ook rijksmiddelen die worden ingezet voor de brede buurtschool. Naast de inzet van extra incidentele en structurele middelen, vindt ook een korting plaats op het begrotingsprogramma onderwijs van € 2,2 miljoen vanwege de korting op subsidies met 5%. Doel- & probleemstelling Doelstelling Het concept brede buurtschool in brede zin is bedoeld om met een breed aanbod van activiteiten de ontwikkelingskansen van kinderen te vergroten. De brede buurtschool heeft een spilfunctie voor de jeugd in de buurt en daarmee een bredere rol dan alleen educatie. De brede buurtschool is ook vanuit onderwijs gezien een veelomvattend begrip, waaronder verschillende gemeentelijke beleidsinitiatieven vallen, bijvoorbeeld het leerkansenprofiel, de verlengde schooldag, de brede buurtschool in het voortgezet onderwijs en cultuureducatie. Ook zijn er vanuit de krachtwijken aanpak projecten (brede buurtzones), zoals de brede buurtschool plus en de Haagse zaterdagschool. Een aanzienlijk deel van de bestaande en extra toegevoegde financiële middelen voor onderwijs is bestemd voor de ontwikkeling van de brede school in het basis- en voortgezet onderwijs. Een deel van deze middelen betreft incidentele middelen. Het onderzoek naar de brede buurtscholen in Den Haag is bedoeld om inzichtelijk te maken wat de succesfactoren van de brede buurtscholen zijn, hoe deze op de langere termijn ingezet kunnen worden en welke middelen daar voor nodig zijn. Daarbij wordt uitgegaan van een zo efficiënt en effectief mogelijke aanpak. In juni zal een overzicht worden opgeleverd van de verschillende activiteiten en geldstromen die vanuit onderwijs worden ingezet voor de brede buurtschool. Het onderzoek en de simultane voorbereiding van een nieuwe Haagse Educatieve Agenda 2014-2018 (concept in december in raad) kunnen wederkerig een bijdrage aan elkaar leveren. In dit meerjarenbeleidsplan onderwijs zal de toekomst van de brede school een kernthema worden.
39
Gemeente Den Haag
Probleemstelling In dit onderzoek wordt gewerkt met de volgende probleemstelling, die bestaat uit een hoofvraag en enkele deel- of onderzoeksvragen. Hoofdvraag: Wat is in de periode 2010-2013 gerealiseerd ten aanzien van de brede buurtschool, wat is hiervoor aan middelen ingezet en wat betekent dit voor de nabije toekomst? Onderzoeksvragen: Welke beleidsdoelen zijn gesteld ten aanzien van de brede buurtschool en wat valt allemaal binnen het concept? Wat zijn de beschikbare financiële middelen voor de brede buurtschool nu en in de nabije toekomst en waaraan worden deze besteed? In welke mate zijn de beoogde prestaties en effecten van de brede buurtschool inmiddels gerealiseerd? In hoeverre wordt op een efficiënte en effectieve wijze invulling gegeven aan de beleidsdoelen? In het onderzoek werken wij met de volgende definiëring van de begrippen: Brede buurtschool: het concept van de brede buurtschool zoals dat door de gemeente Den Haag door onderwijs beleidsmatig is uitgewerkt en in de praktijk wordt ingevuld. Beleidsdoelen: doelen die zijn opgenomen in het onderwijsbeleid van de gemeente Den Haag. Prestaties en effecten: de resultaten van de beleidsuitvoering (output) en wat dat bijdraagt aan de beoogde beleidsdoelen (outcome1). Efficiëntie en effectiviteit: de mate waarin prestaties en effecten worden bereikt op een wijze waarbij kosten en opbrengsten in verhouding tot elkaar staan (doelmatigheid) en bijdragen aan de beoogde beleidsdoelen (doeltreffendheid). Het onderzoek richt zich op de invulling en uitvoering van het concept brede buurtschool binnen onderwijs, zoals dat vanaf het coalitieakkoord 2010 een invulling krijgt binnen de sector onderwijs van de dienst OCW. De focus van het onderzoek ligt op succesfactoren van de activiteiten binnen het concept brede buurtschool in Den Haag. Voor de huisvesting van scholen is een doorlopend financieringsprogramma, dat wordt niet betrokken in het onderzoek. Andere grote steden kennen eveneens het vraagstuk hoe de toekomst van de brede school in te vullen. Daarom zal een vergelijking plaatsvinden met een andere -in overleg nog nader te bepalen- G4-stad en ook contact worden gelegd met het G4-netwerk onderwijs (coördinatie door Bureau Zunderdorp). Voor de zomer wordt een eerste deelonderzoek opgeleverd, een overzicht van de verschillende activiteiten en geldstromen voor de brede buurtschool (structurele & incidentele, gemeentelijke & rijksmiddelen). Aan het eind van het jaar volgt een onderzoeksrapport waarin de gestelde vragen worden beantwoord. Uitvoering doelmatig- en doeltreffendheidsonderzoek Het onderzoek naar de brede buurtscholen is een doelmatig- en doeltreffendheidsonderzoek (zie bijlage). De afdeling Onderzoek, Projecten en Subsidieverwerving (OPS) van de directie Concern bedrijfsvoering (BSD) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze onderzoeken. Het onderzoeksteam van de afdeling OPS voor dit onderzoek bestaat uit: Arianne Broodbakker Nils Nijdam Het onderzoek vindt plaats onder de eindverantwoordelijkheid van een ambtelijke stuurgroep. De stuurgroep voor dit onderzoek bestaat uit: Fred Dukel, directeur belastingzaken, DPZ (onafhankelijk voorzitter) Gerard Boot, directeur concernbedrijfsvoering, BSD Ilma Merx, sectordirecteur stedelijk onderwijs, dienst OCW 40
Gemeente Den Haag
Werkwijze & planning Werkwijze In het onderzoek naar de brede buurtscholen wordt gewerkt met beschikbare schriftelijke informatie, zoals relevante beleidsplannen en financiële gegevens. Wat betreft de onderzoeksvragen naar de prestaties en effecten en de efficiëntie en effectiviteit van de brede buurtschool wordt gebruik gemaakt van bestaand materiaal en informatie (o.a. beschikbare onderzoeken van de dienst OCW). Daarnaast zorgt de dienst OCW voor bestaande landelijke onderzoeken die aanknopingspunten bieden voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen, waaronder het rapport van de Parlementaire onderzoekscommissie onderwijsvernieuwingen (commissie Dijsselbloem). Voorts wordt in het najaar een lokale vervolgstudie naar het leerkansenprofiel opgeleverd. Bestaande bronnen zijn onder meer de volgende: Coalitieakkoord 2010-2014 (2010, RIS 173030) + Budgetoverzichten Onderwijsbeleid 2013 2e tranche & 2014 + uitwerking wat betreft ontwikkeling brede school (2011, RIS 178301) Haagse Educatieve Agenda (HEA) 2010-2014 (2009, RIS 168480) Voortgangsrapportages HEA 2010-2011 (2011, RIS 181389), 2011-2012 (2012, RIS 252109) Memo brede buurtschool t.b.v. retraite b en w & overzicht middelen 2014 (januari 2013) Overzichten bezuiniging & intensivering onderwijssubsidies 2011, 2012, 2013 & 2014 Onderzoek Brede Buurtschool Den Haag (2012-2013, Panteia) (*) Onderzoek leerkansenprofiel in Den Haag (2010-2011, Oberon & ITS) (*) Plan verlenging leertijd in de brede buurtschool (2012) Bestuursafspraken VVE (2012, RIS 247158) Voortgang brede school in Den Haag (juni 2011, RIS 180813) Beleids- en subsidiekader brede school voortgezet onderwijs 2011-2014 (juni 2011, RIS 180814) Subsidiekader brede school (2007, RIS 146024A) (*) Beide rapporten bevatten vertrouwelijke informatie. Daarnaast vinden interviews plaats met medewerkers van de dienst OCW die betrokken zijn bij het beleidsterrein onderwijs. In het onderzoek maken we gebruik van één aanspreekpunt bij de dienst: Arjan van Daal, afdelingsmanager, afdeling onderwijsbeleid, sector stedelijk onderwijs, dienst OCW Ook spreken we met een aantal mensen die door de dienst OCW zijn aangeduid als meest betrokkenen: Simone ten Hag, senior beleidsmedewerker primair onderwijs, afdeling onderwijsbeleid, sector stedelijk onderwijs, dienst OCW Barbara Heijer, beleidsmedewerker (o.a. onderwijsfinanciën), afdeling onderwijsbeleid, sector stedelijk onderwijs, dienst OCW Erik Mulders, coördinator financiën (o.a. onderwijs), afdeling beheer & ondersteuning, sector stedelijk onderwijs, dienst OCW Geeta Sobhie, controller onderwijs, afdeling control, financiën & informatie, sector stedelijk onderwijs, dienst OCW Patricia Verzantvoort, senior beleidsmedewerker onderwijs / programmamanager brede buurtschool, afdeling onderwijsbeleid, sector stedelijk onderwijs, dienst OCW Voorts leggen we zo nodig contacten naar andere organisaties die bij dit onderwerp betrokken zijn (bv. VNG, Min. OCW). Aangezien het deelonderzoek over de activiteiten en geldstromen binnen de brede buurtschool voor de zomer al gereed moet zijn, is het verzamelen van beschikbare informatie hierover en dat bespreken met deskundigen binnen de dienst OCW de eerste prioriteit. Hierin wordt medewerking van de dienst OCW gevraagd.
41
Gemeente Den Haag
Planning Het onderzoek kent vanaf de start tot aan de behandeling in het college een doorlooptijd van ruim een half jaar. In deze planning wordt rekening gehouden met onderzoek dat de dienst OCW laat uitvoeren (oplevering onderzoek Panteia naar leerkansenprofiel) en dat gebruikt kan worden in dit doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek. De planning voor het onderzoek kent de volgende fasering: eind april: vaststellen onderzoeksvoorstel in stuurgroep, aanleveren bij auditcommitttee begin mei: aanleveren onderzoeksvoorstel bij beide wethouders begin juni: overzicht activiteiten en geldstromen brede buurtschool gereed en in stuurgroep begin september: concept feitenrapport gereed en in stuurgroep begin oktober: concept eindrapport gereed en in stuurgroep begin november: afstemmen rapport met wethouder Financiën en wethouder Onderwijs, opstellen beleidsreactie november: rapport en beleidsreactie in college
42
Gemeente Den Haag
Bijlage 2 Doelmatig- en doeltreffendheidsonderzoek (art. 213a) Het college van burgemeester en wethouders heeft een wettelijke taak om periodiek onderzoek te doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde beleid (op basis van artikel 213a van de Gemeentewet). De kaders voor dit onderzoek zijn vastgelegd in de gemeentelijke ‘Verordening doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek’ (2003, RIS 156034). In een uitvoeringsbesluit heeft het college taken, bevoegdheden, criteria voor onderwerpkeuze en de procedure voor dienstoverstijgende onderzoeken naar gemeentebrede thema’s vastgelegd. Dit type onderzoek wordt uitgevoerd volgens een programma dat door het college is vastgesteld. Inmiddels wordt gewerkt aan de uitvoering van het ‘Programma doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek 2013-2014’ (december 2012, RIS 256458). Over het totaal van onderzoeken wordt gerapporteerd in het gemeentelijk jaarverslag. Het opstarten, begeleiden en uitvoeren van de onderzoeken naar gemeentebrede thema’s is één van de kerntaken van de afdeling Onderzoek, Projecten en Subsidieverwerving (OPS) van de directie Concern Bedrijfsvoering (BSD). De ideeën voor deze onderzoeken komen van het bestuur en uit de ambtelijke organisatie. Het Audit Committee (bestaande uit gemeentesecretaris, plaatsvervangend gemeentesecretaris en directeur GAD) is ambtelijk opdrachtgever van de onderzoeken. Het Audit Committee bewaakt de kwaliteit en de voortgang van de onderzoeken. In het onderzoek worden de richtlijnen van het ‘Uitvoeringsbesluit doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek gemeente Den Haag’ (2008, RIS 158147) gevolgd. Het onderzoek kent een stuurgroep, met een onafhankelijk voorzitter, en voorts in ieder geval de directeur Concernbedrijfsvoering en een betrokken beleidsdirecteur. De stuurgroep is eindverantwoordelijk voor de inhoud, uitvoering, voortgang en rapportage van het onderzoek. De wethouder Financiën brengt de rapportage in het college, de beleidsmatig betrokken portefeuillewethouder brengt voor het onderzoek de beleidsreactie in. Een onderzoek dat voltooid is, wordt verstuurd aan de gemeenteraad en de rekenkamer.
43
Gemeente Den Haag
44
Gemeente Den Haag
Bijlage 3 Overzicht ‘evidence based’ onderzoeken die hebben geleid tot de deelgebieden van de brede buurtschool
OVERZICHT EVIDENCE BASED ONDERZOEKEN DIE HEBBEN GELEID TOT DE DEELGEBIEDEN VAN BREDE BUURTSCHOOL Beleidsontwikkeling PO en VO Maatschappelijke kosten en baten van de brede buurtschool Berenschot / Oberon / Atlas voor gemeenten.2007 Adrie Claassen e.a. (ITS): Variatie in brede scholen en hun effecten (2008).
Conclusie: De investeringen in de brede school blijken over het algemeen maatschappelijk rendabel. Alleen de investering in een brede school in het primair onderwijs in een niet-achterstandswijk lijkt op basis van de analyse neutraal te zijn.
Oberon: jaarberichten brede school (laatste editie 2011).
Conclusie: Over het algemeen functioneren de brede scholen goed, met een steeds scherpere focus op het kind en de kwaliteit die zij beogen te leveren. Met de school als startpunt worden verbindingen met andere voorzieningen voor kinderen, jongeren en ouders in wijken, buurten en dorpskernen verstrekt.
Conclusie: De onderzoekers zijn in dit onderzoek nauwelijks of geen effecten van de brede school op het spoor gekomen. Dat betekent niet dat brede scholen in Nederland niks opleveren. Wel is de constatering dat het niet eenvoudig is om de meerwaarde van de brede school eenduidig aan te tonen.
Specifiek gebruikt t.b.v. het Haagse kader brede buurtscholen in het voortgezet onderwijs Met meer plezier naar school: Een onderzoek naar de effecten van brede scholen in het Rotterdamse voortgezet onderwijs. Risbo, Erasmus Universiteit, februari 2010.
De centrale vraag in het onderzoek luidt: ‘In hoeverre draagt de invulling van de brede school bij aan talentontwikkeling van leerlingen in het voortgezet onderwijs?’ We kunnen voorzichtig concluderen dat de invulling van de brede school de talentontwikkeling van leerlingen bevordert. Om deze voorzichtige conclusie hard te kunnen maken, is het nodig het beleid op het gebied van brede scholen te continueren en te blijven monitoren. Aanvullend onderzoek naar de onderliggende oorzaken voor de grillige ontwikkelingen op het gebied van schoolprestaties en sociale competenties is nodig om effecten van beleid nader te kunnen duiden.
Onderwijsraad: onderwijs en maatschappelijke verwachtingen (2008).
Conclusie: Steeds meer maatschappelijke taken komen op het bordje van de school te liggen. De Onderwijsraad adviseert dat de school zelf moet bepalen in hoeverre hij die op zich neemt – afhankelijk van de onderwijsvisie, het leerplan en de aanwezige voorzieningen Om scholen houvast te bieden heeft de raad de schooltypen geordend in drie varianten.
Verlengde Schooldag leren organiseren, Vereniging voor het management in het voortgezet onderwijs en het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, januari 2004.
Steeds meer scholen komen tot de conclusie dat traditionele vormen van leren, op school, niet meer aansluiten bij de behoeften en interesses van leerlingen. Veel scholen zijn dan ook op zoek naar andere vormen van leren en krachtiger leeromgevingen. Conclusie: De verlengde schooldag biedt scholen mogelijkheden om zulke (leer)activiteiten te realiseren.
45
Gemeente Den Haag
OVERZICHT EVIDENCE BASED ONDERZOEKEN DIE HEBBEN GELEID TOT DE DEELGEBIEDEN VAN BREDE BUURTSCHOOL Kwaliteitscriteria Brede School, Oberon & OOG onderwijsondersteuning, 2004. Maatwerk Voor Latente Talenten? Uitblinken op alle niveaus. Henk Sligte, Jacquelien Bulterman-Bos, Mariëtte Huizinga. SCOKohnstamm, UvA Amsterdam 2009
Het resultaat is de definitieve lijst met kwaliteitscriteria.??
Leraren die in staat zijn om kwalitatief hoogwaardige relaties te leggen, zullen er met meer tijd en aandacht meer bij leerlingen uit kunnen halen. De talenten van de leerling worden beter ontwikkeld wanneer het onderwijs betekenisvol is en de leerling uitdaagt om creatief te zijn. Zonder voldoende tijd en aandacht van de leerling zelf blijft de talentontwikkeling onder de maat. Groepsprocessen kunnen dit proces bevorderen of afremmen. Beloningen kunnen de talentontwikkeling (van bepaalde leerlingen) bevorderen.
Specifiek gebruikt t.b.v. het Haagse kader ‘verlenging van leertijd in de brede buurtschool’ Onderwijsraad: Presteren naar Vermogen (februari 2007) Onderwijsraad: Uitgebreid onderwijs (december 2010).
Oberon (P. Appelhof): Een oriëntatie naar Verlengde Onderwijstijd – inrichting en effecten (2009).
Het inzetten van extra leertijd is één van de aanbevelingen die de raad doet om alle leerlingen (inclusief de onderpresterende) op een hoger peil gebracht kunnen worden. Te denken valt aan onderwijs in het weekend, in de zomervakantie en na schooltijd. Uitgebreid onderwijs is belangrijk en gewenst. Alle leerlingen zouden toegang tot uitgebreid onderwijs moeten hebben. De minister zou moeten faciliteren en stimuleren, scholen zouden bewuste keuzes moeten maken. Een van de voorwaarden voor effectief uitgebreid onderwijs is dat leerlingen en studenten frequent en langdurig deelnemen. De Onderwijsraad beveelt het inzetten van extra leertijd aan om onderpresteren te voorkomen (zie advies 2007). De minister heeft dit advies overgenomen, en lanceert in het voorjaar van 2009 de subsidieregeling Onderwijstijdverlenging, om in pilotvorm diverse varianten van extra leertijd nader te kunnen onderzoeken. Op basis van de verrichte oriëntatie wordt een aantal aanbevelingen gedaan die het effect van de verlenging van onderwijstijd kunnen bevorderen. Dit zijn in het kort: expliciete doelen formuleren; duidelijk omschreven doelgroep en selectiemethode; taal en rekenen centraal stellen, aangevuld met een verrijkingsprogramma; onderwijsaanpak dient gebaseerd te zijn op de kenmerken van effectief onderwijs; veel aandacht voor bevorderen van zelfvertrouwen van de leerlingen; programma verlengde leertijd en reguliere onderwijsprogramma moet op elkaar aansluiten; stimuleren van betrokkenheid van ouders is gewenst om de kans op succes te bevorderen; in de Nederlandse situatie kan meer worden verwacht van een verlengde schooldagaanpak en van een weekendschool dan van een zomerschool; om longterm effecten te bereiken zijn intensieve en blijvende contacten met de scholen die de leerlingen volgen essentieel; er is – naast duidelijkheid en doelgerichtheid van het programma - expliciete aandacht nodig voor de randvoorwaarden (o.a. ruimte, budget, materialen etc). Essentieel is dat het verlengde onderwijsprogramma is ingebed in de schoolorganisatie en het daardoor legitimiteit heeft;
46
Gemeente Den Haag
OVERZICHT EVIDENCE BASED ONDERZOEKEN DIE HEBBEN GELEID TOT DE DEELGEBIEDEN VAN BREDE BUURTSCHOOL Broekhof, K., H. Cohen de Lara, S. de Swart. (2011) Tijd voor talent, uitgebreid onderwijs voor slimme leerlingen. Utrecht, Sardes.
Hoogeveen, K. (2011) De kwaliteit van leertijdverlenging in Den Haag: invoering en verankering van het leerkansenprofiel (concept). Utrecht, Sardes.
er is een stevig leiderschap gewenst om blijvende effectiviteit van de aanpak te bereiken.
Volgens de ontwikkelaars van het BSA-concept zijn de volgende factoren bepalend voor het succes van de Brede School Academie: Het onderwijs sluit inhoudelijk, pedagogisch en didactisch aan bij het onderwijs op de scholen waar de kinderen vandaan komen. Het programma heeft een heldere doelstelling. Het programma combineert effectief onderwijs met hoge verwachtingen. Er is een duidelijk gedefinieerde doelgroep en een zorgvuldige selectieprocedure. De toonzetting is positief: de BSA is bedoeld voor talentvolle, ambitieuze leerlingen. Ouders en leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt en wat zij van de BSA kunnen verwachten. De docenten zijn zorgvuldig geselecteerd op kwaliteit, team spirit en professionele ambitie. De docenten krijgen veel tijd voor verdieping van eigen kennis en lesvoorbereiding. De docenten zijn speciaal voor de BSA getraind en worden tijdens het schooljaar begeleid en gecoacht. Het project wordt krachtig inhoudelijk en organisatorisch aangestuurd door een ervaren projectleider. De materiële condities zijn goed: mooi ingerichte lokalen met nieuwe boeken en werkende computers. Er zijn voldoende middelen aanwezig om het project in de ideale vorm te realiseren De speciale aandacht gaat uit naar de wijze waarop LKP op een doelgerichte wijze verankerd kan worden in de inhoud en organisatie van het onderwijs (de kwaliteitskenmerken van het LKP).
Landelijk onderzoek schakelklassen PO Naar schakelklassen is op landelijk niveau meerdere keren effectonderzoek gedaan door het ITS en het Kohnstamm-Instituut (zie website www.schakelklassen.nl)
Actuele of binnenkort te verschijnen onderzoeksrapporten Effectieve interventies voor bestrijding onderwijsachterstanden: Wat werkt volgens de
Conclusie: de centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt: “Welke door scholen gepleegde interventies dragen bij aan een effectieve bestrijding van onderwijsachterstanden in het primair onderwijs?”. Algemeen gesproken wordt gesteld dat de effectiviteit op een goede manier te kunnen onderzoeken moet er sprake zijn van een optimaal onderzoeksontwerp waar tijd en
47
Gemeente Den Haag
OVERZICHT EVIDENCE BASED ONDERZOEKEN DIE HEBBEN GELEID TOT DE DEELGEBIEDEN VAN BREDE BUURTSCHOOL internationale literatuur en hoe is dit het best te onderzoeken? Marco Algera, Heleen van der Stege (CED-Groep) m.m.v. Marcel Spijkerman (SEOR) Kees Zandvliet (SEOR) CED-Groep, Rotterdam 2013.
geld voor beschikbaar is. Ten aanzien van de afterschool programma’s blijkt dat er aanwijzingen zijn dat deze – in welke vorm dan ook – kunnen werken, maar dat niet eenduidig is vast te stellen welke elementen nu het meeste effect hebben, onder welke omstandigheden, voor wie en met het oog op welke effectmaat. De variëteit van onderzoeksvragen maar ook de zwakte van veel van de gebruikte onderzoeksopzetten is hieraan debet.
TIER Research (2009-2013).
Om diverse varianten van extra leertijd nader te kunnen onderzoeken, lanceerde de staatssecretaris van OCW het voorjaar van 2009 de subsidieregeling Onderwijstijdverlenging. Diverse landelijke pilots zijn gestart. Top Institute for Evidence Based Research (TIER) heeft de opdracht gekregen om een wetenschappelijke effectstudie naar deze pilots uit te voeren. Deze studie loopt tussen 2009 en 2013. Er zijn reeds enkele artikelen in dit kader zijn gepubliceerd. In het kort is de conclusie in deze artikelen dat het effect van verschillende specifieke vormen van onderwijstijdverlenging op cognitieve prestaties niet hard (significant) is aan te tonen.
Jaap Scheerens (Ed.) “Productive time in education” A review of the effectiveness of teaching time at school, homework and extended time outside school hours (2013).
Conclusie: Hier blijkt dat extra tijd buiten schooluren niet automatisch leidt tot betere onderwijsprestaties. Essentieel is dat de extra leertijd, zeker ook als het gaat om achterstandsleerlingen, gepaard gaat met een opbrengstgerichte en gestructureerde aanpak.
Op zoek naar bewijs, evaluatieonderwerpen onderwijsmaatregelen. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, september 2012. Effecten van IMC Weekendschool op zelfvertrouwen, toekomstperspectieven en sociale verbondenheid, IMC Weekendschool, Research&Development, mei 2013. P. Appelhof: OTV en sociaalemotioneel leren (2012).
Conclusie: Hard bewijs is in evaluatieonderzoek niet altijd te verkrijgen. De praktijk is weerbarstig en de processen van data verzamelen en beleid maken lopen doorgaans niet parallel. Er is een stroming in het evaluatieonderzoek die wordt aangeduid met de term ‘realistische evaluatie’. Deze erkent het belang van harde bewijzen maar ook van aanvullende verklarende evaluatie, waarin meer expliciete aandacht is voor de onderliggende mechanisme. Op alle drie onderzochte kernconcepten kan groei worden aangetoond. Weekendschoolleerlingen groeien sterker dan de controlegroep in: (1) diverse aspecten van zelfvertrouwen, waaronder durf in de academische context en in de sociale context in het algemeen, (2) toekomstperspectieven, met name groeiende kennis over maatschappelijke opties, specifiekere belangstelling voor maatschappelijke opties, en een groeiend besef van de eigen capaciteiten, (3) sociale verbondenheid, met name groeiende algemene kennis en groeiend inlevingsvermogen. Dit onderzoek is van betekenis omdat er vrijwel geen substantieel onderzoek bestaat naar de effecten van aanvullend onderwijs op non-cognitieve uitkomstmaten. In september 2012 heeft Pieter Appelhof van Oberon een uitgebreide literatuurstudie uitgevoerd naar de effecten van (vormen van) onderwijstijdverlenging op sociale competenties. Onderzoek dat hiernaar gedaan is, is hoofdzakelijk afkomstig uit de Verenigde Staten. In de samenvatting van dit onderzoek worden enkele aanbevelingen gedaan (aanvullend aan zijn eerdere aanbevelingen t.a.v. effectieve OTV programma’s).
48
Gemeente Den Haag
OVERZICHT EVIDENCE BASED ONDERZOEKEN DIE HEBBEN GELEID TOT DE DEELGEBIEDEN VAN BREDE BUURTSCHOOL • • •
Op echt ‘opbrengstgericht’ te werken, is een koppeling tussen gerichte aandacht voor sociaal-emotionele ontwikkeling en cognitieve leer- en vormingsactiviteiten het meest wenselijk. Het stellen van concrete doelen is van belang voor zowel het cognitieve domein als voor het sociaal-emotionele domein. De kwaliteit van het OTV programma is in hoge mate bepalend voor het effect er van. Dit geldt ook voor het effect op sociaal-emotionele ontwikkeling.
49
Gemeente Den Haag
50
Gemeente Den Haag
Bijlage 4 Onderzoeken (outcome) Resultaat: outcome Er wordt veel belang gehecht aan het bepalen van de resultaten / effecten van ons onderwijsbeleid en in het bijzonder van het brede buurtschool beleid. Daar wordt ook in toenemende mate energie in gestoken, omdat overal in Nederland (en dus ook in Den haag) het gevoel bestaat dat we nog meer grip kunnen en moeten krijgen op het bepalen van resultaten. Er komt uit verschillende bronnen naar voren dat het meten van effecten van brede schoolontwikkeling een lastige operatie is. Ook effectmetingen van onderwijstijdverlenging (o.a. LKP, weekend- en vakantiescholen, VSD) is niet op grote schaal beschikbaar. We baseerden ons beleid op de studies die wel beschikbaar waren en hebben die onder Evidence Based in beeld gebracht. Daar waar dit goed mogelijk was en uit de output blijkt dat we de resultaten ook hebben bereikt is logisch dat we met de activiteiten in die deelgebieden hebben bijgedragen aan de hoofddoelstellingen. Omat we echter wisten dat niet overal onderzoek voor beschikbaar was waaruit bleek dat hoofddoelstellingen en de deelgebieden en hun doelstellingen onlosmakelijk zijn verbonden hebben we daarnaast afgelopen periode ook zelf onderzoek laten verrichten naar een groot deel van de deelgebieden. Hieronder staat uitgewerkt wat bekend is over de resultaten (outcome) van de verschillende activiteiten die onder het concept brede buurtschool geschaard kunnen worden op basis van die lokale onderzoeken. 1. Leerkansenprofiel (LKP) (PO) Er zijn drie monitor-onderzoeken uitgevoerd naar LKP in Den Haag. De eerste meting heeft in2009 plaatsgevonden en de tweede in 2011. Beide onderzoeken zijn gedaan door Oberon. Dit jaar was de derde meting, het conceptrapport is net opgeleverd door Panteia. In deze metingen is onderzoek gedaan naar het proces op de scholen, de voortgang, de succesfactoren en knelpunten en de resultaten. Ook de gegevens over leerresultaten in groep 5 en 8 worden gemonitord ahv Cito leerlingvolgsysteem en de Cito eindtoets. Enkele belangrijke conclusies die in deze onderzoeken zijn getrokken: De invoering van LKP op de scholen verloopt snel en succesvol (1 e en 2e meting). De invoering van LKP is te beschouwen als een onderwijsinnovatie in de klassieke zin van het woord. Uit onderzoek blijkt dat de invoering van dergelijke innovaties gemiddeld vijf jaar in beslag neemt. Tegen die achtergrond concluderen we dat de invoering van het LKP in Den Haag vooralsnog in hoog tempo tot stand komt en dat er na twee jaar veel is bereikt (1 e meting). Uit de derde meting blijkt dat scholen sterk gericht zijn op een constante verbetering van de uitvoering en dat het lerende vermogen van de scholen sterk is aangewakkerd. De wet van de remmende voorsprong lijkt te gelden: later gestarte scholen profiteren volop van de ervaringen van eerder gestarte scholen en maken grotere stappen bij de invoering (soms meteen schoolbreed en integraal). (3e meting) Uit de derde meting blijkt dat steeds meer scholen LKP verweven in de reguliere schooltijd. Dat komt de rust en kwaliteit ten goede. Wel blijken op deze manier vergaderingen moeilijk in te plannen. Een aantal knelpunten zijn: het wisselende draagvlak in schoolteams, de pedagogische en didactische kwaliteiten van de vakdocenten die LKP verzorgen, ruimtegebrek, vragen bij de continuïteit (scholen zijn bezorgd over de continuering van de subsidiëring, succesvolle invoering van LKP vraagt lange adem), soms matige planvorming door scholen. In tweede meting stond: “uit onderzoek is bekend dat er veel tijd nodig is voordat de resultaten van onderwijsvernieuwingen terug te zien zijn in leerlingprestaties”. Er zijn wel voorzichtige positieve signalen over leerprestaties, maar de oorzaak-gevolg relatie met LKP is middels deze onderzoeken niet hard te maken. In de tweede meting bleek nog geen vooruitgang op de Cito Leerlingvolgsysteemtoetsen groep 5 en 8, wel is er een positieve trend m.b.t. de Cito eindtoetsgegevens. Omdat het toen slechts om twee meetmomenten ging, konden er geen harde conclusies aan verbonden worden. In de derde meting zet de stijgende lijn m.b.t. de Cito eindtoets door. Het beeld m.b.t. de Cito toetsen groep 5 is wisselend. De 51
Gemeente Den Haag
achterstanden op met name woordenschat zijn (blijvend) groot. De toetsresultaten op technisch en begrijpend lezen liggen in het algemeen op een goed niveau. Over het algemeen zijn ouders tevreden over het LKP (2 e meting). Uit de derde meting bleek dat reguliere leerkrachten gemiddeld minder tevreden zijn over LKP dan de vakleerkrachten en zij zijn ook iets minder positief over de resultaten. Aanbevelingen (1e meting): Integratie van LKP in het reguliere onderwijs is wenselijk, om inhoudelijke redenen (doorgaande leerlijnen, met name op het gebied van taalonderwijs en taalverwerving) en ook vanwege een eenduidige pedagogische aanpak. Het draagvlak in de school kan soms nog verbeterd worden. Wanneer dat ontbreekt, maakt dat het LKP kwetsbaar. De kwaliteit van de vakdocenten moet omhoog. Er moet geanticipeerd worden op een groeiende ruimtebehoefte. Waarborgen van de continuïteit van LKP kan ongerustheid bij scholen wegnemen en bijdragen aan draagvlak voor LKP Aanbevelingen (2e meting): Ga door op de ingeslagen weg Investeer in sterke schoolleiding en bestuur, coördinatie en draagvlak: vernieuwingen verlopen dan sneller en succesvoller. Besteed expliciet extra aandacht aan taal Zorg voor een compleet beeld van de school: er zijn leerkrachten en ouders tegen LKP en die laten zich horen. Luister ook naar groepen die niet van zich lagen horen. Stem begin- en eindtijden af met aanbieders van naschoolse activiteiten: maak daarover stadsbrede of wijkgerichte afspraken met instellingen. Ga efficiënt om met de tijd: invoering van een continuerooster kan daarbij helpen. Aanbevelingen (3e meting): n.n.b. 2. Verlengde schooldag in PO (VSD) Er is recentelijk geen onderzoek gedaan naar resultaten / effecten van VSD activiteiten in Den Haag. Alleen de deelnemersaantallen, activiteiten en aanbiedende instellingen zijn gemonitord. Zie bijlage. 3. Weekend- en vakantiescholen in PO Het onderzoeksbureau Panteia heeft het onderzoek ‘Brede buurtschool PO en VO’ uitgevoerd over de periode 2012-2013. Begin 2013 is de ‘Stand van zaken 2012’ uitgebracht. Doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in het proces op scholen bij het ontwikkelen van verlengde leertijd in het primair onderwijs en bij het ontwikkelen van brede buurtscholen in het voortgezet onderwijs. Voor het primair onderwijs heeft het onderzoek zich gefocust op de invoering van weekend- en vakantiescholen. De onderzoekers concludeerden op hoofdlijnen: Vrijwel alle basisscholen werken samen met een nabij gelegen welzijnsinstelling, die doorgaans verantwoordelijk is voor de voorschool. Hoewel de weekend- en vakantieschool beide zijn uitgevoerd, is de ontwikkeling ervan nog niet uitgekristalliseerd. De onderwijsinstellingen zijn nog druk doende om het onderwijsaanbod te optimaliseren en resultaten duidelijker in beeld te brengen. Belangrijke overwegingen daarbij zijn: de optimale verhouding tussen leren en spelen en een optimale aansluiting tussen het reguliere onderwijsaanbod en het aanvullende aanbod binnen weekend en vakantieschool. Tot nu toe hebben scholen relatief weinig aandacht voor het meten van de resultaten, zowel op het cognitieve als op het emotionele vlak. Een meerderheid van de scholen is wel sterk gericht op het optimaliseren van de leerprestaties van hun kinderen. Volgens de subjectieve impressies van de respondenten is er bij de weekendscholen een sterkere focus op het verbeteren van de leerprestaties dan bij de vakantiescholen. Een belangrijke oorzaak van tegenvallende resultaten van vakantiescholen is de gebrekkige aansluiting tussen het vakantieprogramma en het reguliere schoolprogramma. Bij de weekendscholen is deze aansluiting beter geregeld. Ze gingen iets dieper in op de volgende plus- en minpunten. Wat goed ging: 52
Gemeente Den Haag
-
Goed bereik en trouwe deelname: zeker gezien de relatief korte voorbereidingstijd is het de scholen gelukt om een grote groep kinderen en hun ouders te enthousiasmeren voor deelname. - Goede inpassing in het reguliere schoolprogramma bij een aantal weekendscholen - Groot enthousiasme bij leerlingen, ouders en leerkrachten en positieve werksfeer - De lerende schoolorganisatie: scholen hebben zelf achteraf hun programma’s aan een kritische evaluatie onderworpen en om daaruit lering te trekken voor volgend schooljaar. Wat beter kon: - Voldoende tijd voor voorbereiding: de subsidiebeschikking voor vakantiescholen kwam laat en daardoor hadden scholen eigenlijk te weinig tijd voor voorbereiding - Betere planning en taakverdeling: dit heeft nog aandacht nodig binnen de school. Nu is de belasting te groot. - Betere samenwerking bij een buurtgericht aanbod in de vakantieschool: een buurtgericht concept vindt men prima, maar de samenwerking tussen participerende scholen moet verbeteren. De aangeboden lesstof moet beter zijn afgestemd op de behoeften van het kind. Ook over de verdeling van de leerlingen over de groepen moet worden nagedacht. Bij meerdere deelnemende partijen moeten er duidelijke afspraken zijn over de didactische en pedagogische aanpak en over de schoolregels. - Wennen aan gemengde groepen: het mengen van jaargroepen wordt als lastig ervaren. - Er was nog geen sprake van een optimaal programma. Het gaat dan bijvoorbeeld om de optimale balans tussen educatie en ontspanning, of dat het programma niet goed aansluit bij het reguliere schoolprogramma. Panteia beveelt wat betreft resultaatmeting aan: - Voor het objectief meten van de voortgang op het cognitieve vlak aan te sluiten bij de toetskalender van Cito, kinderen die hebben deelgenomen aan de weekend- of vakantieschool kunnen apart worden bekeken binnen de scholen (aparte registratie). - Mogelijke vooruitgang op het sociaal emotionele vlak apart te meten (maar weinig scholen meten dit, betrouwbaarheid gehanteerde instrumentarium is niet zo groot). In 2013 heeft een beleidsmedewerker van Onderwijsbeleid zelf een evaluatieronde gehouden langs alle zomerscholen. Hiervan is een rapportage opgesteld. Uit de evaluatieronde bleek wederom het enorm grote enthousiasme op scholen over deze voorziening. Verder is het stedelijke programma Taalfabriek in goede aarde gevallen, ook al zijn er zeker nog verbeteringen mogelijk. Een aantal gesuggereerde verbeterpunten zijn gelijk aan 2012 (bijvoorbeeld meer samenwerking met andere scholen en partners in de buurt, verbeteringen programma mogelijk). Andere ontwikkelingen zijn nieuw (om enkele scholen was de aanmelding groter dan begroot en ontstonden wachtlijsten). 4. Schakelklassen in PO Ook lokaal zijn de schakelklassen gemonitord door OIV (Onderzoek en Integrale Vraagstukken, onderzoeksafdeling van de dienst OCW). Er zijn voor het schooljaar 2007-2008 en 2008-2009 rapportages verschenen. Een aantal constateringen uit deze rapportages: De resultaten van de schakelklassen worden gemonitord met selectie- en aanvullende toetsen die bij de leerlingen aan het begin en het einde van het schakeljaar worden afgenomen. Eén van de toetsen die wordt afgenomen is de Peabodytoets. Deze toets meet de passieve woordenschat, een leergebied waar in de schakelklassen extra aandacht aan wordt gegeven. Een toename op de genormeerde Peabodytoets betekent een meer dan gemiddelde groei. Eén van de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek is dat de leerlingen in de schakelklassen meer dan gemiddelde vorderingen hebben gemaakt. In schooljaar 2006/2007 was de toename 7 punten, van 77 naar 84. In 2007/2008 was de groei 5, van 79 naar 84. Opvallend is de relatief grote groei in de VSD-schakelklassen (11 punten in 2007/2008). De extra inzet van leerlingen en leerkrachten wordt beloond met een twee keer zo grote groei als gemiddeld in de schakelklassen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er maar drie VSD schakelklassen waren in Den Haag en dat de score van één klas het gemiddelde voor de groep nogal beïnvloedt. In de bovenbouw werd in 2006/2007 en in 2007/2008 de grootste groei gerealiseerd, respectievelijk 7 en 6 punten. Opvallend is dat de onderbouw in 2007/2008 in groei achterblijft (3 punten ten opzichte van gemiddeld 5 punten). Verder blijkt dat een relatief laag beginniveau een positief effect heeft op de vorderingen die op de Peabodytoets worden gemaakt. Iets meer dan 50% van de leerlingen met een beginscore van 70 of lager weet een toename van meer dan 10 punten op de Peabodytoets te halen. 53
Gemeente Den Haag
Voor leerlingen die beginnen met een score van 90 of hoger maakt een groot deel geen extra vorderingen. De overige toetsgevens waren helaas niet allemaal volledig en correct ingevuld. Dit zorgde er bij de Cito LVS toetsen voor dat alleen niveaus konden worden vastgesteld (A t/m E) 5, wat geen goede maat is om groei te berekenen. Daarom zijn deze analyses hooguit indicatief. In het rapport het jaar erna werden het volgende opgemerkt na analyses van vorderingen op bovengenoemde toetsen: - Leerlingen in de schakelklassen gaan over de gehele linie vooruit; de meerderheid van hen loopt (een deel van) de taalachterstand in. - Er is geen eenduidig beeld van welke variant van de schakelklas het beste ‘werkt’. - Er is geen duidelijk beeld of schakelklassen in de onderbouw beter ‘presteren’ dan schakelklassen in de bovenbouw. 5. Opvangprofiel e.a. in PO Om het behalen van doelstellingen van het convenant ‘een plek voor ieder kind’ vast te stellen, hebben monitor- en evaluatiewerkzaamheden plaatsgevonden. Allereerst heeft Den Haag sinds 2008 aan B&A de opdracht gegeven om peilingen uit te voeren naar de wachtlijst voor kinderopvang. Op deze manier kon vastgesteld worden of de doelstelling ‘In 2012 is er voor alle kinderen van 0 tot en met 12, waarvoor de ouders dat wensen, een opvanggarantie’ behaald werd. Uit deze peilingen blijkt dat eind 2008/begin 2009 een sterke daling van het aantal wachtende ouders heeft plaatsgevonden. Uit de zesde peiling (juli 2012) blijkt dat de wachtlijsten in Den Haag nagenoeg verdwenen zijn. Ongeveer 250 gezinnen in Den Haag hadden in juli 2012 geen plek op de opvang, terwijl ze dat op dat moment wel wilden. Uit een enquête die onder een deel van deze ouders is afgenomen, blijkt dat zij meestal wachten op een plek op een specifiek (“populair”) centrum of op een specifieke dag. Het verdwijnen van de wachtlijsten is niet (alleen) het gevolg van de capaciteitsuitbreiding. Een grote daling van de vraag naar kinderopvang heeft plaatsgevonden door de economische recessie en de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag voor ouders. Uit landelijk onderzoek naar de wachtlijsten blijkt dat in het hele land de wachtlijsten verdwenen zijn (B&A, 2012). Verder is in 2012 het convenant geëvalueerd, evenals de verschillende pilots die in het kader van dit convenant zijn uitgevoerd. Buro 8020 heeft een evaluatierapport opgeleverd, en er is ook een boekje met beschrijvingen van de verschillende pilots uitgebracht. Uit de evaluatie bleek dat de twee kwantitatieve hoofddoelstellingen van het convenant zijn behaald: de capaciteit is sterk uitgebreid en er zijn geen wachtlijsten meer. Wat betreft de derde hoofddoelstelling van het convenant - meer inhoudelijke samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang - zijn zeker ook stappen gezet. De in het convenant beoogde samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang is de afgelopen jaren, zowel politiek als bestuurlijk, en ook landelijk steeds meer in de belangstelling gekomen. Bij de start van het convenant was er in Den Haag sprake van onderwijs en kinderopvang als twee gescheiden werelden. De meerwaarde van het convenant is dat er inmiddels op bestuurlijk- en op het werkveldniveau met elkaar is kennis gemaakt en er wederzijds begrip en vertrouwen is ontstaan. Daar hebben de landelijke ontwikkelingen en het autonome proces in Den Haag ook een bijdrage in gehad. Uit de pilots dubbelgebruik blijkt dat juist het maken van concrete afspraken over elkaars ruimtegebruik een ‘veilige’ manier is om elkaar te leren kennen en de samenwerking verder te onderzoeken en te ontwikkelen. We hebben in Den Haag geen breed beeld van de concreet gerealiseerde samenwerking per locatie. Dat vraagt nader onderzoek, maar er zijn stappen gezet om tot inhoudelijke samenwerking te komen. Per school zijn vaste koppels onderwijs en kinderopvang geformeerd. De ontwikkeling hiervan tot een concrete vertaling in het programma en de zichtbaarheid van de samenwerking in het pedagogische klimaat vergt een langere doorlooptijd. Als belemmerende factoren zijn de verschillende financieringsstelsels en wet- en regelgeving, waaronder juridische en fiscale aspecten van onderwijs en kinderopvang genoemd. Daar zijn oplossingen voor geformuleerd door Berenschot . Maar ook zonder stelselwijzigingen kan in de praktijk per locatie een dagarrangement worden gerealiseerd met een inhoudelijk aansluitend programma en pedagogisch klimaat. Organisatorisch blijft er sprake van twee of drie organisaties met hun eigen wet- en regelgeving en eigen juridische en 54
Gemeente Den Haag
fiscale voorwaarden. Realisatie van een Integraal Kind Centrum, ikc, als meest vergaande vorm van samenwerking kan een volgende stap zijn in de realisatie van het kwalitatieve doel van het convenant tot 2015. Over het effect van de pilots is het volgende opgemerkt: De ervaring van het werken met pilots is positief en leert dat: - dit commitment vraagt en oplevert van de betrokken partijen; - er legitimering en erkenning intern (schoolbestuur) en extern (partners) ontstaat; - de pilotstatus een ingang is bij de betrokken besturen en voor beleidsmaatregelen; - kennis verzamelen en delen tussen de pilots stimulerend en motiverend werkt; - coördinatie van de individuele pilots en de pilots onderling het tempo borgt en stimulerend en motiverend werkt en - incidenteel budget voor ondersteuning van de betrokken teams noodzakelijk is. Aanbevelingen die zijn gedaan: - realiseren van een ontwikkelarrangement voor alle kinderen naar behoefte - breed de successen en ervaringen delen en communiceren van de resultaten tot nu toe - koppelen aan brede buurtschool ontwikkeling; - ondersteunen van de voorhoede in de ontwikkeling van ikc; - koppelen aan VVE-beleid; - ondersteunen van de inzet van personeel over en weer; - ondersteunen van de implementatie van de gebouwelijke component van samenwerking; - heroriëntatie van het aanbod kinderopvang op rol in krachtwijken; - ondersteunen van het ontwikkelen van bso- aanbod voor kinderen van sbo-scholen; - heroriëntatie van de rol van de gemeente 6. BBS in VO De brede buurtschool in het voortgezet onderwijs is in 2011 van start gegaan. De gemeente hecht aan informatie over deze nieuwe ontwikkeling. Het onderzoeksbureau Panteia heeft het onderzoek ‘Brede buurtschool PO en VO’ uitgevoerd in 2012 en 2013. Onderzoek 2012 Voor het voortgezet onderwijs is het doel van dit onderzoek inzicht krijgen in het proces op scholen bij het ontwikkelen van de brede buurtschool. Het subdoel is aanbevelingen verkrijgen voor verdere ontwikkelingen, aanpak van eventuele knelpunten en hoe deze ontwikkeling in de toekomst kan worden gevolgd. In dit onderzoek staan de volgende vragen centraal: hoe verloopt de samenwerking, welke doelstellingen zijn geformuleerd, welke activiteiten worden ondernomen, wat loopt goed, waar zijn eventueel knelpunten? De ontwikkeling van brede scholen bevindt zich in het voortgezet onderwijs nog in een beginstadium van ontwikkeling. De diversiteit van doelen die scholen hebben geformuleerd is erg groot. De brede buurtscholen in het vo ontvangen ook subsidie voor verlengde schooldagactiviteiten. De onderzoekers maken in hun rapportage onderscheid tussen de activiteiten t.b.v. de buurt (en noemen dat de brede buurtschoolactiviteiten) en activiteiten t.b.v. de leerlingen (en noemen dat verlengde schooldagactiviteiten). Effecten activiteiten t.b.v. de wijk Van het meten van effecten van brede buurtschoolactiviteiten is nog geen sprake. Doelstellingen zijn vaak erg abstract geformuleerd. Ook kent de ontwikkeling een organisch verloop. Enkele scholen organiseren voor buurtbewoners cursussen op een weekendschool. Hierbij wordt vooral gekeken naar het aantal aanmeldingen en het enthousiasme. Soms wordt overigens wel gewerkt met een begin- en eindtoets. Effecten activiteiten t.b.v. de leerling a. Talentontwikkeling als doel De meeste scholen kijken vooral naar de plannen voor activiteiten en of ze ten uitvoer zijn gebracht, het aantal deelnemers en eventuele afhakers, de ‘enthousiaste reacties’ van vakkrachten, docenten en leerlingen, en het product of de voorstelling aan het einde. Er wordt vanuit gegaan dat ‘alles wat je extra doet, sowieso goed is’, en dat talentontwikkeling van belang is voor de ontwikkeling van het kind. Scholen achten het niet noodzakelijk om de effecten van 55
Gemeente Den Haag
talentontwikkeling te onderzoeken. Zij verwijzen hierbij naar ‘onderzoek’ waarin deze effecten al lang bewezen zijn. De redenering is als volgt. Hoe lager het niveau van de leerlingen is, des te minder zelfvertrouwen zij vaak hebben. Op de basisschool liepen zij vaak achter. Door nu op het voortgezet onderwijs alleen aandacht te besteden aan juist die vakken waar de leerling zwak in is (Nederlands, rekenen/wiskunde), wordt het zelfvertrouwen verder aangetast. Als leerlingen echter ontdekken dat zij ook op andere vlakken talenten kunnen hebben, groeit hun zelfvertrouwen, waarmee hun prestaties in de basisvakken op school ook kunnen verbeteren. Bijstelling van activiteiten gebeurt wanneer er bijvoorbeeld te weinig aanmeldingen of teveel uitvallers zijn. Dan wordt de inhoud aangepast, een andere vakkracht gezocht, of wordt de dag van het aanbod veranderd. Soms wordt schriftelijk een reactie van de leerlingen gevraagd, soms gebeurt dit mondeling. Op basis van de aanmeldingen en de reacties van de leerlingen en docenten zijn de scholen zonder uitzondering bijzonder positief over de VSD-activiteiten. Eén school merkt op dat leerlingen die aan VSD-activiteiten hebben meegedaan, makkelijker op elkaar en op docenten afstappen. Het heeft een positieve invloed op het gedrag van de leerlingen. Ad b. Educatief doel Bij de zaterdag- en vakantiescholen is duidelijk meer aandacht voor het meten van effecten. Eén school maakt voor de onderbouw gebruik van de cito-toetsen die verbonden zijn met het citoleerlingvolgsysteem. Daarnaast maken zij gebruik van TOA toetsen, en de toetsen van Muiswerk. De resultaten worden met de deelnemers en ouders van deelnemers besproken. Eén school concludeert dat het zaterdagonderwijs en nu al significante stijgingen in resultaten oplevert. Daarnaast wordt elke deelnemer gevraagd een evaluatieformulier in te vullen, waarmee zaterdag- en vakantieschool worden verbeterd. De cijfers die deelnemers aan de weekendschool gaven, variëren van een 8 tot een 9. Een andere school heeft voor alle weekendschoolactiviteiten een begin- en eindtoets: ‘Het gaat altijd om meetbare leerprestaties’. Wat betreft de vakantieschool voor kinderen met twijfelachtig advies in brugklas kwamen van de 40 deelnemers er 39 uit op hun advies en 1 leerling stroomde af naar een lager niveau. Slotconclusies en aanbevelingen • Het enthousiasme voor de brede buurtschool is bijzonder groot. Dit geldt zowel voor activiteiten op het gebied van samenwerking met de buurt, als voor educatieve activiteiten (voor buurtbewoners en leerlingen) en voor verlengde schooldagactiviteiten. • Brede buurtschoolactiviteiten kennen een organische ontwikkeling (scholen leggen contacten in de wijk), deze activiteiten komen ten goede van de buurt, de leerling en de school. • VSD, weekend- en vakantieschool hebben een meer planmatig karakter en kennen een doel dat varieert van vergroting van zelfvertrouwen tot verbetering van in-, door en uitstroomperspectief. VSD is voor de meeste scholen niet nieuw, vaak bieden zij dit al vele jaren aan. Panteia formuleert aandachtspunten ten aanzien van: • Organisatorische aard: zorgen bij scholen over beheer en veiligheid bij openstelling schoolgebouw, coördinatie wijkactiviteiten en onderhouden van externe contacten vraagt om een coordinator, organisatie activiteiten op school vraagt veel voorbereiding. • Deelname: doen leerlingen mee die VSD het hardst nodig hebben, afwezigheid voorkomen en ouders betrekken. • Visie, draagvlak en focus: samenwerking in buurt (brede school of brede buurtschool?), visie op school (visie brede buurtschool in visie school opgenomen?), focus op activiteiten brede buurtschool (wat valt er wel en niet onder?) • Meten van vorderingen: Gezien de grote diversiteit in doelen van de brede buurtschool en verlengde schooldagactiviteiten, is het meten van vorderingen volgens één vast format niet de te volgen weg. VO-scholen die een weekend- en/of vakantieschool hebben, benutten bestaande toetsinstrumenten (of zijn van plan dit te gaan doen) voor het volgen van vorderingen van de leerlingen. Als een school leerlingen uit de wijk maar niet van de eigen school op een weekend- of vakantieschool heeft, dan vergt de organisatie van het terugkoppelen van vorderingen de nodige aandacht. Voor een invulling van de brede buurtschool met een sterke wijkoriëntatie zijn geen meetinstrumenten in gebruik. Dit geldt ook voor VSD-activiteiten. De verschillen tussen activiteiten en doelstellingen zijn groot en de relatie tussen doelstelling en activiteit blijft veelal impliciet. 56
Gemeente Den Haag
Het lijkt ons relevant per schooljaar te monitoren hoe het met de deelname van unieke leerlingen aan deze activiteiten is gesteld. Het percentage leerlingen van een school of leerjaar (afhankelijk van de doelgroep van de school) dat aan een of meer activiteiten deel neemt zegt immers meer dan het totale aantal deelnemers van alle activiteiten bij elkaar opgeteld. Ditzelfde geldt voor deelname aan zaterdagen vakantiescholen. Onderzoek 2013 In 2012 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de brede buurtschool Den Haag. In deze evaluatie is de aandacht uitgegaan naar de voortgang binnen de nieuwe beleidsinitiatief de brede buurtschool in het voortgezet onderwijs. In vergelijking met de brede buurtschool in het primair onderwijs, bevindt de ontwikkeling van brede scholen zich in het voortgezet onderwijs nog in een beginstadium. De gemeente heeft ervoor gekozen om de VO-scholen grote beleidsvrijheid te geven bij hun keuze voor inrichting. Als gevolg daarvan is de diversiteit van doelen die scholen hebben geformuleerd erg groot. Het onderzoek in het voortgezet onderwijs in 2012 is vooral bedoeld om in kaart te krijgen hoe deze ontwikkelingen kunnen worden gevolgd. Daarbij lag de nadruk op het proces: hoe verloopt de samenwerking, welke doelstellingen zijn geformuleerd, welke activiteiten worden ondernomen, wat loopt goed, waar zijn eventueel knelpunten? Het onderzoek van 2013 bouwt hierop voort, en kijkt naar de ontwikkelingen die sindsdien hebben plaatsgevonden. Ook het verkrijgen van inzicht in opbrengsten van de beleidsinspanningen maakt onderdeel uit van het onderzoek. Hierbij gaat het om de relatie tussen brede buurtscholen met de beleidsdoelen, waaronder betere leerprestaties en talentontwikkeling . Hoofddoel voor dit onderzoek: Een verdiepend inzicht verkrijgen in het proces op de scholen bij het ontwikkelen en vormgeven van brede buurtscholen en de behaalde resultaten van de brede buurtschoolontwikkeling. Subdoel hierbij is aanbevelingen verkrijgen voor verdere ontwikkelingen, aanpak van eventueel knelpunten en zorg dragen voor kennisdeling over de brede buurtschool. Het rapport formuleert voorlopige tussenconclusie over de brede buurtscholen in het voorgezet onderwijs in de gemeente Den Haag. Eerst wordt nagegaan of de brede buurtscholen de doelstellingen behalen die zijn gesteld door de gemeente Den Haag. We gaan hierbij het hele proces aan de hand van de bevindingen uit de vorige hoofdstukken na: a. Sluiten de doelstellingen van de scholen aan bij het beleidskader? b. Sluiten de georganiseerde activiteiten aan op de doelstellingen? c. Verloopt de uitvoering van de activiteiten naar behoren? d. Is er een expliciete relatie tussen de behaalde resultaten en de doelstellingen? Aan de hand van deze procesevaluatie is een indruk te geven van de behaalde resultaten. Deze blijken in praktijk vaak lastig te meten, onder andere doordat scholen dit zelf beperkt monitoren. In de laatste paragraaf volgt een eindconclusie en doen we enkele aanbevelingen voor de toekomst van de brede buurtscholen. Ad a. Sluiten de doelstellingen van de scholen aan bij het beleidskader? Alle scholen hebben de doelstellingen voor de brede buurtschool overgenomen in hun plan van aanpak: talentontwikkeling, verbeteren leerprestaties, vergroten zelfredzaamheid, basisvaardigheden, versterken binding met de buurt. De visie van de meeste scholen komt in grote lijn overeen met die van de gemeente Den Haag en staat goed beschreven. De nadruk ligt bij de meeste scholen op het vergroten van de zelfredzaamheid van de eigen leerlingen door talentontwikkeling. Twee scholen zijn hierop de uitzondering: zij zetten zich voornamelijk in op de leerprestaties. Twee scholen willen gericht iets voor de buurtbewoners betekenen, bij de andere scholen gaat het vooral om activiteiten voor de leerlingen in de buurt. De relatie doelen, activiteiten en resultaat meten is niet helder. Met meer focus kunnen budgetten en tijd gerichter worden ingezet. Eén van de scholen heeft dit inmiddels geoperationaliseerd: zij hebben de activiteiten beperkt tot het verbeteren van de leerprestaties. Voor deze school heeft dit goed uitgepakt: de zaterdagschool is onder de eigen leerlingen en leerlingen uit de buurt inmiddels een begrip geworden. Een concreter uitgewerkt plan van aanpak op SMART-wijze geformuleerd, kan de scholen meer houvast geven bij de implementatie. Dit kan ook meer inzicht –voor zowel de scholen als de gemeente – bieden in de behaalde resultaten. 57
Gemeente Den Haag
Ad b. Sluiten de georganiseerde activiteiten aan op de doelstellingen? Scholen zetten met hun activiteiten vooral in op talentontwikkeling. Bijna elke school organiseert sportieve en culturele activiteiten. Vaak worden deze activiteiten na schooltijd georganiseerd. De scholen die actief inzet op het vergroten van de leerprestaties, doen dit in het kader van een zaterdagen zomerschool. De activiteiten die gericht zijn op het vergroten van de binding met de buurt, zijn veelal activiteiten waarbij de leerlingen diensten verlenen aan de buurt. Het kan bijvoorbeeld gaan om het organiseren van activiteiten in een bejaardenhuis, meewerken op de bloedbank of het repareren van fietsen van buurtbewoners. Deze activiteiten zijn sterk gericht op buurt, maar vaak ook onderdeel van (maatschappelijke) stages. Hiervan is het lastig te zeggen of het specifiek gaat om brede buurtschoolactiviteiten, of dat het curriculaire onderdelen zijn. Over het algemeen zijn de doelstellingen die de scholen zich stellen terug te vinden in de verschillende activiteiten die zij organiseren. De scholen hebben de activiteiten zelden goed zijn beschreven. Zoals ook in het rapport van 2012 geconstateerd, is het lastig een scheidslijn aan te brengen tussen het reguliere curriculum (inclusief stages), de brede buurtschoolactiviteiten en VSD-activiteiten. Vanuit het uitgangspunt van de leerlingen of de buurt, hoeft dit geen probleem te zijn. Voor het resultaat maakt het feitelijk niet uit welk ‘potje’ de activiteiten zijn georganiseerd. Door de vermenging is het lastig na te gaan wat de scholen precies doen om de doelstellingen van de brede buurtschool te behalen. Ad c. Verloopt de uitvoering van de activiteiten naar behoren? Op de meeste scholen is men tevreden over de deelname of zitten de activiteiten die zij voor eigen leerlingen organiseren nagenoeg vol. Sommige scholen moeten loten of organiseren een auditieronde. Het betrekken van buurtbewoners en ouders blijkt lastiger. Scholen die hierop inzetten, noemen de ligging van de school in de wijk, de beperkte commitment van ouders aan deelname, of tijdgebrek van ouders als reden. Het vinden van goede begeleiders voor de activiteiten gaat de meeste scholen goed af. Het draagvlak onder docenten is op de meeste scholen inmiddels voldoende tot goed. Hoewel een aantal scholen een ruimer budget zou wensen, lijkt dit de kwaliteit van de georganiseerde activiteiten niet te beïnvloeden. Vakleerkrachten en leerkrachten vinden dat er voldoende lesmateriaal beschikbaar is, en dat de ruimten binnen de school en de accommodaties buiten de school voldoende geschikt zijn. De meeste betrokkenen zijn (zeer) tevreden over de verschillende brede buurtschoolactiviteiten. Met name de sportieve en culturele activiteiten, als ook de huiswerkbegeleiding en weekendschool worden goed beoordeeld (>50% tevreden of zeer tevreden). De inhoudelijke afwisseling, de kwaliteit van de vakleerkrachten en goede coördinatie betrokkenen dienen volgens de betrokkenen te worden behouden. De uitvoering van de activiteiten verloopt over het algemeen goed: een essentieel onderdeel in het behalen van goede resultaten. Ad d. Is er een expliciete relatie tussen de behaalde resultaten en de doelstellingen? De meeste betrokkenen – directie, coördinatoren, vakleerkrachten, leerkrachten, ouders – zien een bijdrage van de verschillende activiteiten aan het welbevinden van hun leerlingen. Zo zien ze verbeteringen op het sociaal-emotionele vlak: het is goed de leerlingen succeservaringen te laten beleven in bijvoorbeeld sport of theater, en krijgen ze zelfvertrouwen doordat ze voor vol worden aangezien tijdens de dienstverlening aan de buurt. Dit komt ook terug uit de enquête onder vak/leerkrachten en andere betrokkenen. Ook op andere aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun leerlingen zien zij verbetering als gevolg van de brede buurtschoolactiviteiten. Ook op het gebied van samenwerken ziet het overgrote deel van de betrokkenen vooruitgang, net als inleveringsvermogen en zelfredzaamheid. De betrokkenen bij de brede buurtschool zien dat de motivatie van leerlingen om naar school te gaan over het algemeen is toegenomen. Hierbij gaat het om directie, bredebuurtschool-coördinator en vak-/leerkrachten, maar ook van ouders en leerlingen komt dit terug. Het feit dat leerlingen vrijwillig naar activiteiten buiten schooltijd toe gaan – waaronder de weekendschool - , maakt dit ook duidelijk. Of het toegenomen zelfvertrouwen en de grotere motivatie voor school ook effect heeft op de cognitieve prestaties, is aannemelijk maar nog moeilijk aan te tonen. Zo vindt eenderde tot de helft van de betrokken het lastig uitspraken over te doen over de effecten van de brede buurtschoolactiviteiten op de leerprestaties bij Nederlands, Wiskunde, Engels en andere vakken. 58
Gemeente Den Haag
Betrokkenen die wel verbetering zien, zien veelal lichte verbeteringen bij Nederlands. Omdat scholen zelf geen voor- en nameting doen op cognitieve prestaties, is het feitelijke effect niet vast te stellen. Doordat scholen de doelstellingen niet SMART hebben geformuleerd, de brede buurtschoolactiviteiten moeilijk zijn te begrenzen en beperkt zijn gedocumenteerd, is een expliciete relatie tussen de behaalde resultaten en de doelstellingen lastig is te leggen. Wel is vast te stellen dat er een positieve invloed van de brede buurtschoolactiviteiten uitgaat: met name de eigen leerlingen profiteren van het bredere aanbod. Slotconclusies: • De brede buurtscholen in het voorgezet onderwijs voldoen aan de gemeentelijke doelstellingen (sluiten aan bij visie, activiteiten op scholen zijn in lijn met doelstellingen, uitvoering van activiteiten verloopt goed en hebben volgens betrokkenen positief effect). • Alle scholen hebben de ruimte gekregen voor experimenten en eigen ideeën, met als gevolg een divers palet aan brede buurtscholen zonder gemene deler. Sommige scholen hebben een samenhangend aanbod, andere zijn nog niet zo ver en bieden losse VSD-activiteiten. In die gevallen kan focus gerichtere resultaten opleveren. • Bouw vanuit experimenten nu uit naar consolidatie en perfectionering, met scherpere focus en meer planmatige manier van werken. In de optimalisatie van het brede buurtschoolconcept is het nodig dat scholen hun doelen verder concretiseren en actief nadenken over evaluatie en monitoring, waarbij de gemeente een ondersteunende rol kan spelen. • Heroverweeg de betrokkenheid van buurt en school, nu is de buurt vaak een bijkomstigheid en geen centrale doelstelling. Vraag scholen hun blikveld verder te verruimen, zodat vaker ook ouders en buurtbewoners mee profiteren, of herinterpreteer het concept brede buurtschool als dat ten koste gaat van de focus. Zomerschool In 2013 is één van de twee zomerscholen vo bezocht en geëvalueerd door de afdeling onderwijsbeleid. In totaal namen 214 leerlingen deel aan deze zomerschool. De zomerschool van het Johan de Witt duurde voor de vo-leerlingen één dagdeel per dag; of alleen de ochtend, of alleen de middag (8.30 – 12.30 of 13.00 – 17.00 uur). De leerlingen hadden ieder een eigen bijspijkerprogramma. Dit was samengesteld door docenten van de vakgroep waar ze een (te) laag cijfer voor hadden op hun rapport. Een deel van de jongeren kwam vrijwillig bijspijkeren, omdat ze meer willen leren, en zo de vakantie nuttig wilden besteden. Academische pabo-studenten, en docenten van de zaterdagschool begeleidden de leerlingen door de stof en de opdrachten heen. De vo- leerlingen ondertekenen bij aanvang van de zomerschool een contract. Daarin staan enkele afspraken, bijvoorbeeld over opkomst. De ouders van vo-leerlingen werden per mail en telefoon gecontacteerd als hun kind afwezig was. De zomerschool duurde twee weken. De zomerschool van het Johan de Witt maakt gebruik van twee lokaties; het gebouw aan de Zusterstraat en het gebouw aan de Capedocestraat. Dit laatste gebouw huisvest enkel een groep 7/8. Zij vinden het gaaf om alleen in dat hele grote middelbare schoolgebouw les te krijgen. Op de Zusterstraat werken beneden de vo-leerlingen, en boven de groep 7/8 leerlingen in de zomerschool. 7. VSD in VO Geen outcome resultaat. Niet lokaal onderzocht. De VSD activiteiten van de brede buurtscholen zijn geëvalueerd in het Panteia rapport. 8. Stichting BBS (PO, VO) Op 26 maart 2012 is de Stichting brede buurtschool den Haag opgericht en per 1 januari 2013 is er operationeel. Deze stichting is bedoeld om (financiële) risico’s en knelpunten op te lossen die ontstaan bij ontwikkeling van activiteiten die buiten de kernactiviteiten van de scholen vallen, zoals kosten voor de inzet van personeel buiten schooltijd en de exploitatie door multifunctioneel gebruik van het schoolgebouw. Gemeente en scholen geven samen vorm aan de inrichting hiervan en de wijze waarop deze stichting ondersteuning kan bieden. Er zijn drie bestuursleden aangesteld door de schoolbesturen en door de welzijninstellingen. 59
Gemeente Den Haag
De Stichting zette zich eveneens in voor de ontwikkeling van het beeldmerk brede buurtschool. Het beeldmerk vergroot de herkenbaarheid van de brede buurtschool. Scholen die het beeldmerk mogen gebruiken onderscheiden zich door de sterke rol die ze in de wijk innemen. Zij werken onder andere met kinderopvang- en welzijnsorganisaties samen. 9. GOA welzijn (PO, VO) Bron: OIV: Analyse van besteding van de GOA welzijnsgelden 2010 Het Programmabureau Jeugd van de dienst Onderwijs Cultuur en Welzijn (OCW) heeft in 2010 aan de afdeling Onderzoek en Integrale Vraagstukken (OIV) gevraagd een quickscan te doen naar de GOAwelzijnactiviteiten in het onderwijs. In een quickscan hebben ze een analyse gemaakt van het aanbod aan GOA-Welzijnactiviteiten door de welzijnsorganisaties en de Dienst Openbare Bibliotheek en naar de vraag van scholen van de afgelopen drie jaar. Vraag en aanbod worden hierdoor inzichtelijk. In deze quickscan staat het aanbod van activiteiten op een rij en de vraag van scholen. Een aantal zaken valt op. - De invulling van de doelstelling van de GOA-Welzijnactiviteiten is breed. Het aanbod van activiteiten is niet alleen gericht op taalvaardigheid, maar nadrukkelijk ook op creatieve en motorische ontwikkeling en op de ontwikkeling van sociale competenties. - Het grootste deel van de aangeboden activiteiten in het activiteitenboek ligt op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling (59%). Dit aandeel is de afgelopen jaren toegenomen. - Centrum 16-22 biedt de meeste activiteiten aan, vooral binnen het thema ‘sociaal-emotionele ontwikkeling’. Zebra biedt ook veel activiteiten aan binnen dit thema. De Dienst Openbare Bibliotheken biedt de meeste activiteiten binnen het thema ‘taalontwikkeling’. - Het grootste deel van de activiteiten waarop scholen intekenen ligt op het gebied van taalontwikkeling (53%). - Er worden door scholen nauwelijks activiteiten gevraagd op het gebied van intercultureel werken en doorstroming. Het aanbod van activiteiten voor intercultureel werken is ook minimaal. - De meeste activiteiten zijn geschikt voor de leerjaren 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. - Niet alle activiteiten voldoen aan de criteria voor GOA-Welzijnactiviteiten. Zo worden er activiteiten aangeboden aan ouders, leerkrachten en leerlingen van HAVO/VWO. Van deze activiteiten wordt op zeer beperkte schaal gebruik gemaakt. - Van bijna een kwart van de gereserveerde welzijnsuren is niet duidelijk hoe deze worden ingevuld en óf deze worden ingevuld. Het gaat met name om activiteiten voor het voortgezet onderwijs, verzorgd door Centrum 16/22. In het schooljaar 2011-2012 (bij de ‘overgang’ van GOA welzijn van de portefeuille Jeugd naar Onderwijs) heeft Onderwijsbeleid een korte evaluatie uitgevoerd naar de GOA welzijnsactiviteiten. Twee trainee-collega’s hebben daarvoor een steekproef van 11 PO- en 7 VO-scholen bezocht. Op basis van gesprekken met directeuren van deze scholen concluderen zij: PO: - In het primair onderwijs is een verschuiving waarneembaar richting activiteiten die gewijd zijn aan taalontwikkeling. Uit de evaluatie blijkt dat activiteiten gericht op sociaal-emotionele, en creatieve en motorische ontwikkeling minder vaak worden ingekocht. - Onder de respondenten bestaat een grote tevredenheid van de GOA welzijnactiviteiten. Alle respondenten ervaren een meerwaarde van de activiteiten op de ontwikkeling van leerlingen. Wat het daadwerkelijke effect van de GOA activiteiten is, vinden de respondenten echter moeilijk vast te stellen. - Meerdere respondenten hebben bevestigd dat de tevredenheid afhankelijk is van individuele medewerkers van de welzijnsinstelling. Het liefst werken directeuren samen met krachten die weten wat er speelt binnen de school, die met hen meedenken en met wie het organisatorisch soepel verloopt. - De samenwerking met de welzijninstellingen wordt door de respondenten als positief ervaren. Wanneer er zich een mindere ervaring voordoet, dan gaat de school in gesprek met de welzijninstelling en zoeken ze gezamenlijk naar een oplossing.
60
Gemeente Den Haag
-
-
In de keuze voor activiteiten zullen directeuren eerder wisselen binnen het aanbod van de aanbieder of aansturen op vervanging van uitvoerend personeel, dan dat zij zullen overstappen naar een andere instelling. De beschikbare GOA middelen zijn voor de geïnterviewden niet voldoende. Bij een enkele school twijfelen we of de middelen worden gebruikt in lijn met de doelstellingen zoals deze in het kader van de GOA-Welzijnsregeling staan omschreven. Bijvoorbeeld in het geval van de bekostiging van een schoolmaatschappelijk werker (smw). Er bestaat een verschil tussen de respondenten als het gaat om het proces voorafgaand aan de aanvraag van de GOA welzijn middelen. Niet alle respondenten wekken de indruk even kritisch te kijken naar het aanbod van activiteiten in relatie tot de actuele behoefte van hun leerlingen. Een aantal van hen lijkt de beslissingen gewoonte getrouw te nemen, gebaseerd op hun voorgaande ervaring met een activiteit of uitvoerder. Een eerste categorie is zich zeer bewust van waarom zij de activiteiten hebben ingekocht en hoe dit past in het beleid van hun school op extra leertijd. Ze hebben hierbij oog voor de behoefte van de leerlingen en de actualiteit op hun school. Een tweede categorie weet uit te leggen waarom bepaalde activiteiten effect hebben, maar maken hun keuze minder uitgebreid onderbouwd. Een derde categorie kiest niet zo bewust, op basis van gewoonte, een persoonlijke ingeving of goede ervaringen met de welzijnspartner.
VO: Naar aanleiding van dit onderzoek naar GOA welzijn in het VO kunnen er een aantal conclusies getrokken worden. Deze conclusies staan hieronder puntsgewijs samengevat. - Uit dit onderzoek blijkt dat GOA betrokkenen in het voortgezet onderwijs bewust nadenken over de inzet van de activiteiten bij hen op school. Zij inventariseren de behoefte van hun leerlingen en stemmen hier het activiteitenaanbod op af. - De afname van GOA activiteiten in het VO heeft betrekking op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen, op het bewustzijn van de eigen identiteit en die van anderen en op het inzicht in de mogelijkheden voor vervolgonderwijs en de eigen mogelijkheden. - De respondenten zien allen een meerwaarde van de GOA activiteiten op de ontwikkeling van hun leerlingen. Leerlingen zijn naderhand over het algemeen meer zelfverzekerd en weten zij zich beter staande te houden in hun omgeving. - Uit de gesprekken met betrokkenen blijkt dat het voor scholen niet altijd duidelijk is dat zij ook bij aanbieders anders dan Centrum 16.22 terecht kunnen als het gaat om de GOA activiteiten. Bron: OWB: evaluatie gemeentelijke onderwijsachterstanden-welzijnactiviteiten, mei 2012
61
Gemeente Den Haag
62
Gemeente Den Haag
Bijlage 5 Brede buurtschool in de overige G4
Definitie BBS andere G4 steden Amsterdam Een brede school is een samenwerkingsverband tussen partijen die zicht bezighouden met opgroeiende kinderen. Doel van het samenwerkingsverband is de ontwikkelingskansen van de kinderen te vergroten. Een ander doel kan zijn een doorlopende en op elkaar aansluitende opvang te bieden. Het onderwijs is deelnemer. Kinderopvang, welzijn, peuterspeelzaal, sport, cultuur, bibliotheek en andere instellingen kunnen ook een onderdeel zijn van de brede school. Er zijn verschillen tussen stadsdelen in de gehanteerde definities en minimumvarianten voor de brede school. De stadsdelen hanteren elk een eigen definitie die in de meeste gevallen algemeen is geformuleerd. De gemeenschappelijke noemer is de samenwerking tussen de school en haar partners. Rotterdam Een aantal door gemeente Rotterdam benoemde kritische succesfactoren voor de brede school en het aanbieden van extra leertijd zijn; Het betrekken van aanbieders van het buitenschoolse aanbod bij de school. Het kiezen voor programma’s met een meerjarige doorlooplijn. Het aanbrengen van focus; gericht kiezen voor bijvoorbeeld sport, cultuur of Denken Voelen Doen. Het investeren in coaching en begeleiding van vakkrachten. Utrecht Binnen de gemeente Utrecht wordt het begrip brede school smal gedefinieerd, de brede school is duidelijk herkenbaar aan een aantal onderscheidende kenmerken. Indien een school in de gemeente Utrecht niet aan deze criteria voldoet krijgt de school ook niet het predicaat brede school en de daarbij behorende inhoudelijke of financiële ondersteuning.
Doelen onderwijsbeleid en BBS andere G4 steden Amsterdam Net als bij de definitie van brede scholen lopen ook de doelstellingen uiteen tussen stadsdelen. Toch verwijzen alle stadsdelen naar het bieden van ontwikkelingskansen als primaire doelstelling. Tevens is het activiteitenaanbod, ouderbetrokkenheid en het vergroten van sociale samenhang onderdeel van de doelstellingen van de stadsdelen op het gebied van de brede school. Rotterdam Het Rotterdamse onderwijsbeleid is gericht op beter presteren en voortijdig schoolverlaten. In de periode 2011-2014 wordt daarbij specifiek ingezet op een verhoging van de onderwijsresultaten, met een focus op rekenen en taal. Ter verbetering van de schoolresultaten zijn in het programma Beter Presteren drie hoofdthema’s gekozen; Meer leertijd, professionele scholen en ouderbetrokkenheid. Het programma beter presteren is onderdeel van de brede school Rotterdam. Utrecht De Utrechtse onderwijsagenda geeft aandacht aan talentontwikkeling waarbij brede scholen een belangrijke positie innemen. Daarbij is door de gemeente Utrecht de doelstelling geformuleerd per 2014 voor de brede school een helder concept te hebben van de dagelijks doorlopende leerlijn, een dag arrangement.
63
Gemeente Den Haag
65