RIS080742a_15-11-2000
ACTIEF WORDEN WERKT? Evaluatie van sociale activering in Den Haag
Gemeente Den Haag Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten (in samenwerking met de dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn) Afdeling Beleidszaken/Beleidsonderzoek Opstellers: Alma van Maanen, Juliët Wiggers, Reinold Danckaarts November 2000
INHOUDSOPGAVE Inleiding
1
DEEL 1 SOCIALE ACTIVERING IN DEN HAAG 1.1 De doelstelling en de doelgroep 1.2 De beleidsmatige ontwikkelingen 1.3 De organisatie 1.4 De aanbieders 1.5 De pilots 1.6 Het aantal deelnemers 1.7 De uitstroom
2 3 4 8 9 12 13 18
DEEL 2 DE KLANT IN BEELD 1 De totale klantengroep in 1999 in beeld 2 De beleving van deelnemers: het kwalitatieve onderzoek 2.1 Inleiding 2.2 Achtergrondgegevens respondenten 2.3 Problematiek en belemmeringen 2.4 Participatie, activiteiten en trajecten 2.5 Oordeel respondenten over de activeringstrajecten 2.6 Toekomstperspectieven
19 20 23 23 24 26 28 33 38
DEEL 3 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
40
Bijlage 1:
Overzicht van het totale productaanbod sociale activering
i
Bijlage 2:
Steekproef-respons kwalitatieve onderzoek
xix
Bijlage 3:
Geraadpleegde literatuur
xxi
Inleiding Het jaar 1999 stond voor sociale activering in het teken van het opbouwen van een sterke organisatorische basis. Dit bleek een intensief traject te zijn. Tot eind 1999 stond de opbouw van de structuur centraal en het opdoen van ervaring met de aanpak. Met de officiële aftrap in december 1999 is aangegeven dat “het bouwwerk staat”. In november 1999 bent u geïnformeerd over de ontwikkelingen rond sociale activering in Den Haag. Daarbij is u toegezegd om de Haagse methodiek met betrekking tot sociale activering in 2000 te evalueren. De resultaten van deze evaluatie zijn in het voor u liggende rapport vastgelegd. Het rapport bestaat uit drie delen: In deel 1 wordt u geïnformeerd over de doelstelling en de doelgroep van sociale activering, de beleidsmatige ontwikkelingen, de organisatie, de aanbieders, de pilots, de aantallen vanaf 1997 en de uitstroom. In deel 2 komt het bereik van sociale activering van bepaalde doelgroepen aan de orde aan de hand van de gegevens van het klantvolgsysteem. Daarnaast wordt verslag gedaan van een kwalitatief onderzoek naar de beleving van Haagse deelnemers aan sociale activering. Om de subjectieve beleving van de deelnemers in kaart te brengen zijn 23 diepte-interviews gehouden met (ex-)deel-nemers aan sociale activering. Deze interviews richtten zich op: - achtergrondgegevens van deelnemers, hun leefsituatie en belemmeringen voor de arbeidsmarkt - de situatie voor de aanvang van sociale activering (maatschappelijke participatie, sociaal isolement, tevredenheid met situatie, wensen en problemen) - de activiteiten die men heeft gedaan en de redenen waarom men aan deze activiteiten begonnen is - de mate van tevredenheid met de activiteiten, eventuele knelpunten, voor- en nadelen - de persoonlijke effecten van de sociale activeringstrajecten met betrekking tot hun participatie, sociale contacten, zinvolle bezigheden, zelfvertrouwen, tevredenheid en gezondheid - de toekomstperspectieven (mogelijkheden, wensen, hoe dit te bereiken). Tenslotte vindt u in deel 3 de conclusies en aanbevelingen.
1
DEEL 1: SOCIALE ACTIVERING IN DEN HAAG
2
1.1
De doelstelling en de doelgroep
In 1998 is de doelstelling van het programma Sociale Activering in Den Haag als volgt geformuleerd1: “Mensen die op grond van persoonlijke en/of situationele factoren langdurig afhankelijk zijn van een uitkering, actief stimuleren tot en ondersteunen bij het deelnemen aan activiteiten die voor henzelf en voor de maatschappelijke omgeving zinvol zijn en die bijdragen aan een beter perspectief op werk.” Sociale activering is daarmee niet in de eerste plaats gericht op het verwerven van een betaalde baan. Wel kan het een eerste stap betekenen op weg naar een traject gericht op deelname aan de arbeidsmarkt. De doelgroep betreft langdurig werklozen, die voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op een uitkering2. Het zijn personen die door persoonlijke en situationele belemmeringen niet of niet rechtstreeks toegeleid kunnen worden naar een betaalde baan en vooralsnog niet bemiddelbaar zijn voor (een traject richting) betaald werk. Het programma Sociale Activering is vooral gericht op bijstandsklanten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, de zogenoemde fase 4 klanten3. Daarnaast is sociale activering ook gericht op andere langdurig werklozen die maatschappelijk geïsoleerd zijn, zoals dak- en thuislozen en (ex-)psychiatrisch patiënten met een andere uitkering dan via de dienst SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten). In 2000 is de doelstelling van sociale activering voor fase 4 klanten met een arbeidsverplichting aangescherpt4. Sociale activering is voor deze klanten meer dan voorheen een instrument geworden om het perspectief op werk te verbeteren. Fase 4 klanten met een arbeidsverplichting zijn verplicht gedurende één jaar deel te nemen aan sociale activering. Na één jaar verplichte deelname aan sociale activering wordt bij hen actief gekeken of aansluiting bij (leer)werktrajecten mogelijk is. Voor deelnemers zonder arbeidsverplichting blijft deelname aan sociale activering vrijwillig. Sociale activering is voor deze deelnemers voornamelijk gericht op het voorkomen van sociaal isolement en het versterken van de sociale cohesie in de stad.
1
Commissiebrief 15 juni 1998 (commissie OSWI/WVE 2 juli 1998).
2
65-plussers zijn in principe uitgesloten van deelname. Zij kunnen een beroep doen op het reguliere ouderenwerk van de dienst OCW. Ook jongeren tot 23 jaar komen niet in aanmerking voor sociale activering, omdat zij onder de zogenoemde ‘sluitende aanpak’van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) vallen. Zij kunnen een beroep doen op de (vergelijkbare) voorzieningen en instrumenten van de afdeling Jongeren. 3
Fase 4 klanten hebben een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt vanwege medische, psychische en/of sociale belemmeringen. Het betreft bijstandsklanten met een vaak complexe problematiek. 4
Commissiebrief 2 februari 2000 (commissie OSWI 17 februari 2000).
3
1.2
De beleidsmatige ontwikkelingen
Activerend welzijnsbeleid In 1994 verscheen het rapport “Den Haag schrijft niemand af”, een onderzoek naar de bemiddelbaarheid van de klanten van de dienst SZW naar werk of scholing. Uit het onderzoek bleek dat een aanzienlijk deel van het klantenbestand niet naar de reguliere arbeidsmarkt of de (toenmalige) banenpool toeleidbaar was en blijvend afhankelijk leek te zijn van een uitkering. Eén van de aanbevelingen van het onderzoek was om deze groep klanten toe te leiden naar werkvervangende, maatschappelijk nuttige activiteiten. Naar aanleiding van dit rapport hebben de diensten SZW en OCW (Onderwijs, Cultuur en Welzijn) in 1995 samen het “Activerend welzijnsbeleid” ontwikkeld. Dit experiment is opgezet in het kader van “Maatschappelijk Herstel”. De verantwoordelijkheid voor het activerend welzijnsbeleid lag bij de dienst OCW. De DWO’s (Decentrale Welzijnsorganisaties) in de stadsdelen Escamp (“Actief in Escamp”) en Schilderswijk (“Matchwerk”) verzorgden de uitvoering. De dienst SZW speelde een sleutelrol bij het selecteren van de kandidaten. Het activerend welzijnsbeleid had als doel om langdurig werklozen die niet of niet op korte termijn in staat waren om deel te nemen aan op werk of scholing gerichte trajecten, te activeren door het aanbieden van voornamelijk vrijwilligerswerk. De activiteiten vonden plaats onder op de persoon afgestemde begeleiding. De bedoeling was om in het eerste jaar 75 deelnemers in het project te plaatsen. In de erop volgende jaren is de taakstelling van het aantal te plaatsen personen steeds uitgebreid. Deelname aan de activiteiten was vrijwillig. Dwang en drang bleven achterwege en de motivatie van de kandidaten stond voorop. De methode van werken in het experiment was individueel gericht met de nadruk op persoonlijke begeleiding en geïnspireerd door de methodiek van het Algemeen Maatschappelijk Werk. De werkwijze onderscheidde zich van het reguliere maatschappelijke werk door de specifiek op de doelgroep gerichte hulpverlening. Het doel was mensen te plaatsen door een actieve benadering van de klanten van de dienst SZW. Evaluaties van het Activerend Welzijnsbeleid5 laten zien dat deelnemers en beleidsfunctionarissen het ingezette beleid en de hieruit voorkomende projecten positief beoordeelden. De diensten SZW en OCW hebben dan ook hun inspanningen geïntensiveerd. Ontwikkeling programma Sociale Activering Met de invoering van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) in 1998 is door het Rijk een extra impuls gegeven aan een uitbreiding van de activiteiten voor langdurig werklozen met activerings- en hulpverleningstrajecten. Daarvoor heeft het Rijk een speciaal artikel opgenomen in de Algemene Bijstandswet (ex artikel 144). Gemeenten konden experimenten starten op het terrein van sociale activering.
5
P. Vlaar, ‘Tijd een aandacht; Activerend Welzijnsbeleid in twee Haagse wijken vergeleken’, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, Utrecht, 1996; W. Bakker, ‘Projectevaluaties Activerend Welzijnsbeleid 1995 en 1996', dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten Den Haag, Den Haag, 1995 en 1996; W. Bakker, Tegenwoordig krijg ik weer post. De doelgroep van het Activerend Welzijnsbeleid aan het woord’, dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten Den Haag, Den Haag, 1998.
4
In 136 gemeenten zijn experimenten6 gestart en inmiddels geëvalueerd7. De gemeente Den Haag behoorde niet tot de experimenteergemeenten, maar heeft wel verder gewerkt aan de ontwikkeling van het activerend welzijnsbeleid. De samenwerking tussen de diensten SZW en OCW is geïntensiveerd. Het activerend welzijnsbeleid is in 1999 omgezet in het programma Sociale Activering. Bij sociale activering worden vooral fase 4 klanten actief toegeleid naar activeringstrajecten en zo mogelijk naar vervolgtrajecten richting werk. Het programma Sociale Activering bouwt voort op de ervaringen van het experiment Activerend Welzijnsbeleid. Het aanbod van het Activerend Welzijnsbeleid bestond voornamelijk uit vrijwilligerswerk. Onder het programma Sociale Activering is het aanbod verder uitgebreid met andere mogelijkheden die de DWO’s aanbieden, zoals bijvoorbeeld cursussen, sportactiviteiten en thema-ochtenden. Ook kwam er een centraal (stedelijk) aanbod beschikbaar, zoals cursussen gericht op het motiveren van deelnemers, taaltrainingen en computercursussen. Eind 1999 bleek dat veel fase 4 klanten niet bereikt worden met sociale activering. Bij een groot deel van deze klanten is sprake van een complexe problematiek. De fase 4 klanten vormen een steeds groter deel (ongeveer 75%) van het klantenbestand van de dienst SZW. Intussen vraagt de krappe arbeidsmarkt ook om een goede aansluiting tussen sociale activeringstrajecten en werktrajecten. Bij de verdere uitbouw van sociale activering wordt hieraan extra aandacht geschonken. Inmiddels is duidelijk dat Den Haag naast Rotterdam (dat gestart is met sociale activering) één van de voorlopers is in de ontwikkeling van het programma Sociale Activering. Deelname aan het activerend welzijnsbeleid was geheel vrijwillig. Bij de start van het programma Sociale Activering werden fase 4 klanten met een arbeidsverplichting verplicht deel te nemen aan het eerste gesprek bij de DWO over de mogelijkheden van sociale activering (voor fase 4 klanten zonder arbeidsverplichting was dit eerste gesprek niet verplicht). Een DWO riep een klant zo nodig meerdere keren op voor dit eerste gesprek. Als een klant met arbeidsverplichting dan nog niet verscheen, stelde de DWO het wijkkantoor via de afdeling Sociale Activering hiervan op de hoogte. Het wijkkantoor probeerde (eventueel samen met de medewerker van een DWO) de klant alsnog te motiveren om deel te nemen. Als het niet lukte om de klant alsnog te motiveren, kwam het opleggen van een maatregel aan de orde. Voor zover bekend hebben de wijkkantoren geen maatregel opgelegd in verband met het niet verschijnen op het eerste gesprek bij een DWO, omdat bij het opleggen van een maatregel de persoonlijke situatie van de klant een belangrijke rol speelt. Uit het klantvolgsysteem blijkt dat in 1999 85% van alle 1560 opgeroepen kandidaten (met of zonder arbeidsverplichting) verscheen op het eerste gesprek bij de DWO. Na dit eerste gesprek is een deel van de klanten niet aan een activeringstraject begonnen. Ook zijn deelnemers na plaatsing uitgevallen door medische en/of psycho-sociale belemmeringen of omdat zij niet meer gemotiveerd waren. Uit het in 1999 verschenen rapport “Bemiddelen met zorg” (Den Haag, 1999) komt naar voren dat de doelgroep van sociale activering in toenemende mate wordt gekenmerkt door een meervoudige persoonlijke en sociale problematiek. De DWO’s worden in toenemende mate geconfronteerd met klanten met deze problematiek. Het kost hen steeds meer inspanning om een klant te motiveren en in een geschikt traject te plaatsen.
6
Inmiddels zijn er ook aparte evaluaties verricht van de voortgang van sociale activering in verschillende gemeenten, ondermeer door de Universiteit van Utrecht (o.a. evaluaties van project ‘Onbenutte Kwaliteiten in Rotterdam, 1996, 1997, 1998, 1999) en het Verwey-Jonker Instituut ( evaluaties van sociale activering in Hilversum, Schiedam, Middelburg-Vlissingen (zoals ‘Actief op Walcheren’, 1998 en R. Lammerts, H. Swinnen e.a., ‘Perspectief door samenwerking en solidariteit. Sociale activering in Schiedam’, Verwey-Jonker instituut, 1999) 7
zie Jehoel-Gijsbers e.a., ‘Het experimenteerartikel in de Abw’, Ministerie van SZW, febr. 2000
5
Verplichte deelname activeringstraject De uitvoeringspraktijk wijst uit dat klanten vaak een duwtje in de rug nodig hebben om aan sociale activering deel te gaan nemen. In het voorjaar van 2000 heeft de commissie OSWI daarom ingestemd met de aanbeveling uit “Bemiddelen met zorg” om deelname aan sociale activering voor fase 4 klanten met een arbeidsverplichting voor één jaar verplicht te stellen. Voor deze klanten is sociale activering bij uitstek een werkbaar instrument om de eerste stap te zetten in de richting van een beter perspectief op werk. Via een verplichting kunnen deze klanten nog meer over de drempel worden geholpen. Naar verwachting zal het aantal klanten dat na het eerste gesprek afhaakt, daardoor verminderen. Vanaf 1 oktober 2000 wordt deze beleidslijn toegepast in de uitvoering. Voor de invoering van verplichte sociale activering heeft er uitgebreid overleg plaatsgevonden met de bij de uitvoering van sociale activering betrokken instellingen. Deze instellingen bleken bereid mee te werken aan de uitvoering van deze beleidswijziging. Met de verplichte deelname aan sociale activering en een toenemende gerichtheid op aansluiting met werktrajecten wordt binnen de groep fase 4 klanten het volgende onderscheid gemaakt: S fase 4 klanten die beschikbaar moeten zijn voor de voorzieningen van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw), worden verplicht om gedurende één jaar deel te nemen aan sociale activering. Als de deelnemer de afspraken die in het kader van het traject zijn gemaakt, niet nakomt, volgt in principe een maatregel (korting op de uitkering). Natuurlijk wordt daarbij rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de klant. Na een jaar sociale activering wordt de balans opgemaakt en bekeken wat het meest geschikte vervolgtraject is. Aansluiting op (leer)werktrajecten komt daarbij expliciet aan de orde. S Fase 4 klanten die niet beschikbaar hoeven te zijn voor de voorzieningen van de Wiw worden ook benaderd voor deelname aan sociale activering. De klanten kunnen vrijwillig deelnemen aan sociale actiering en bij deze klanten staat maatschappelijke participatie in ruime zin centraal. Er wordt geen maatregel opgelegd als de klant niet wil meewerken aan een traject. De stuurgroep sociale activering (met vertegenwoordigers van de diensten OCW en SZW) zal samen met de uitvoerende partners de effecten van de invoering van de verplichte deelname aan sociale activering in de komende tijd nauwlettend volgen. Periode van deelname Bij de start van het programma Sociale Activering was het uitgangspunt dat deelnemers gedurende één jaar actief bemiddeld en begeleid zouden worden om te komen tot zelfstandige maatschappelijke participatie (conform het activerend welzijnsbeleid). Na een jaar wordt gekeken naar een geschikt vervolgtraject. In de praktijk blijkt dat één jaar begeleiding van deelnemers aan sociale activering niet in alle gevallen lang genoeg is. Sommige klanten hebben een langere periode begeleiding nodig voordat zij aan een vervolgtraject toe zijn of zelfstandig kunnen blijven participeren. Het voortzetten van de periode sociale activering is voor deze klanten daarom belangrijk. Na een tweede periode van sociale activering heeft de klant bijvoorbeeld een grotere kans op werk of kan daarna wel zelfstandig vrijwilligerswerk verrichten. Naar aanleiding van dit signaal is de gemeenteraad in juni 2000 akkoord gegaan met het voorstel om de periode sociale activering te verlengen van één tot maximaal twee jaar. De gemeenteraad besloot deze regeling een tijdelijk karakter te geven (geldend tot 31 december 2000), in afwachting van de resultaten van de evaluatie van sociale activering8. Vergoedingenregeling
8
Raadsvoorstel 179(2000)
6
Bij de start van een traject sociale activering ontvangt de deelnemer via de bijzondere bijstand een eenmalige kostenvergoeding van f 200,-. Deze vergoeding is bedoeld als tegemoetkoming in bijvoorbeeld de (aanschaf)kosten voor kleding, schoeisel, de kapper en dergelijke. Ook ontvangt de deelnemer tijdens het eerste jaar van deelname aan sociale activering een vergoeding van f 100,- per maand. Deze vergoeding wordt gefinancierd uit de Wiw-middelen. Deze vergoeding is bedoeld om mensen te motiveren deel te nemen aan sociale activering en dient als bijdrage in de eventuele lopende kosten van deelname aan een traject. De gemeenteraad is in juni 2000 akkoord gegaan met het voorstel om aan de deelnemers in het tweede jaar sociale activering een vergoeding van f 50,- per maand te verstrekken. Ook deze regeling is tijdelijk en geldt tot 31 december 2000. Met het verstrekken van deze vergoeding wordt de deelnemer ook in het tweede jaar gestimuleerd deel te blijven nemen aan sociale activering. De maandelijkse vergoeding blijkt een belangrijk motiverend instrument te zijn voor deelname aan sociale activering. De deelnemer ziet de vergoeding als een erkenning van zijn inspanningen, wat kan bijdragen tot een vergroting van het zelfvertrouwen. In de meeste andere gemeenten die een beleidsprogramma Sociale Activering hebben, bestaat een bepaalde vergoedingenregeling. Zo ontvangen deelnemers aan sociale activering in Rotterdam (project Onbenutte Kwaliteiten) een vergoeding van f 50,- per maand als zij tussen de 4 en 10 uur per week activiteiten verrichten. Vanaf 10 uur per week bedraagt de vergoeding f 100,- per maand. Een deelnemer kan maximaal twee jaar een beroep doen op deze vergoeding. Ook in Amsterdam ontvangen klanten met een bijstandsuitkering, die deelnemen aan activiteiten in het kader van sociale activering of hulpverlening, een activeringspremie. Deze bedraagt f 5,- per geïnvesteerde dag. Het maximale bedrag dat jaarlijks verstrekt kan worden is f 1260,-. Van de vier grote gemeenten kent alleen Utrecht geen premie- of vergoedingenregeling voor deelnemers aan sociale activeringsprojecten. Wel wordt hier overwogen om zo’n vergoedingen-regeling voor deelnemers aan het project ‘Anders Actief’ (stimulering van vrijwilligerswerk) in te voeren, vanwege de positieve ervaringen van andere gemeenten. Integrale aanpak fase 4 De fase 4 klanten vormen een steeds groter deel (ongeveer 75%) van het klantenbestand van de dienst SZW. Een goede toeleiding van deze klanten naar een traject richting werk, sociale activering of zorg begint met een grondige analyse van de wensen, mogelijkheden en belemmeringen van de klant. In de praktijk blijkt dat een activeringstraject niet altijd goed aansluit bij de mogelijkheden van de klant (zie ook deel 2, paragraaf 2.5). Het is belangrijk bij fase 4 klanten te investeren in de analysefase. De afdeling Toeleiding en Analyse begint in 2001 met de analyse van de nieuwe fase 4 klanten en een deel van de fase 4 klanten9. Als uit de analyse blijkt dat een klant naar een traject richting werken kan, wordt hij of zij op een traject richting werken geplaatst. Is een klant aangewezen op een activeringstraject en/of zorg, dan stuurt de afdeling Toeleiding en Analyse een trajectadvies naar het wijkkantoor. De SBM-er krijgt de regie over het trajectverloop van deze klanten (mentorrol) . Aan de hand van het trajectadvies stelt de SBM-er met een consulent van de afdeling Sociale Activering een trajectplan op en zorgt ervoor dat de noodzakelijke stappen uit het trajectplan worden uitgevoerd. Tijdens het traject heeft de SBM-er een stimulerende rol richting de klant (deelonderzoeken sociale activering of zorg10). 1.3
De organisatie 9
In het Jaarplan Uitstroom 2001 zal nader worden ingegaan op de werkwijze van de afdeling Toeleiding en
Analyse 10 Zie ook de voorstellen voor de invulling van het heronderzoeksplan 2001, goedgekeurd door de commissie OSWI 31 mei 2000
7
Afdeling Sociale Activering De dienst SZW heeft speciaal voor de stimulering en coördinatie van sociale activering een aparte afdeling Sociale Activering opgezet. Deze afdeling fungeert als intermediair tussen de diensten SZW, OCW en de uitvoerende partijen en is daarmee een “spin in het web”. Alle personen die mogelijk voor sociale activering in aanmerking komen, worden bij deze afdeling aangemeld en geregistreerd. De uitvoering van sociale activering is uitbesteed aan de Decentrale Welzijnsorganisaties (DWO’s) en de stedelijk werkende organisaties Leger Des Heils en Schroeder v.d. Kolk. In Den Haag is veel geïnvesteerd in een goede en constructieve samenwerking tussen de diensten OCW en SZW, zowel op beleids- als op uitvoerend niveau. De werkrelatie tussen de afdeling Sociale Activering en de uitvoerende partners is in het afgelopen jaar in een positieve sfeer tot stand gekomen De samenwerking heeft vaste vorm gekregen door diverse overlegvormen (ondermeer in de stuurgroep Sociale activering) en afstemmingsmomenten. Om alle deelnemende partijen op de hoogte te houden van de stand van zaken rond de projecten van de stedelijk werkende organisaties, geeft de afdeling Sociale Activering maandelijks het zogenaamde “Trajectnieuws” uit. In deze maandelijkse uitgave wordt informatie gegeven over het aantal deelnemers aan de projecten, eventuele wachtlijsten, bijzonderheden over het verloop van trajecten en de nieuwe trajecten. Gebleken is dat er behoefte bestaat aan het uitbouwen van “Trajectnieuws” tot een uitgave waarin ook de stand van zaken wordt gegeven over de trajecten van de DWO’s en de pilots die op het gebied van sociale activering en zorg worden ondernomen. Klantvolgsysteem In 1999 is een uniform klantvolgsysteem bij alle DWO’s, het Leger des Heils en Schroeder van der Kolk geïnstalleerd. Het klantvolgsysteem is vanaf 1 september 1999 operationeel. In het klantvolgsysteem worden de gegevens geregistreerd van de klanten bij de uitvoerende partners11. In het klantvolgsysteem kunnen bijvoorbeeld gegevens worden geregistreerd als leeftijd, huishoudensamenstelling, opleidingsniveau, inkomensbron en herkomst van de klant. Het genereren van de juiste management- en onderzoeksinformatie liet nog te wensen over. Ultimo 2000 zijn de verbeteringen gerealiseerd. Het is dan mogelijk in het systeem te registreren in welk stadium een klant zit en of klanten verplicht of vrijwillig aan sociale activering deelnemen (zie deel 2 paragraaf 1). Aanpak DWO’s Nadat het wijkkantoor de klant heeft aangemeld bij de afdeling Sociale Activering, wordt de klant op wijkniveau ingedeeld bij één van de uitvoerende DWO’s. De DWO’s volgen op hoofdlijnen dezelfde systematiek en aanpak. Na overdracht van de relevante gegevens wordt de klant door de betreffende DWO uitgenodigd voor een intakegesprek. Tijdens de intake worden de wensen en mogelijkheden van de klant besproken. Vervolgens wordt een matching gemaakt tussen deze wensen en mogelijkheden en het aanbod van beschikbare activiteiten. De DWO stelt samen met de klant een trajectplan op. De inhoud van het trajectplan wordt afgestemd met een vaste, aan de DWO gekoppelde consulent van de afdeling Sociale Activering. Tijdens de uitvoering van de activiteiten van het trajectplan is de DWO verantwoordelijk voor de trajectbegeleiding van de klant. De acties die de DWO’s ondernemen worden in het gezamenlijke klantvolgsysteem verwerkt. Het resultaat van de acties wordt via de afdeling Sociale Activering teruggekoppeld naar de wijkkantoren. Nadat de afdeling Sociale Activering het trajectplan in het klantvolgsysteem heeft vastgelegd, wordt het
11 De DWO’s registreren met name klanten, waarvoor een traject uitgezet is (=’geplaatst’). Het Leger des Heils en Schroeder v.d. Kolk registreren alleen daadwerkelijke deelnemers.
8
trajectplan door de afdeling doorgezonden naar het wijkkantoor. Op het wijkkantoor wordt vervolgens de verstrekking van de eenmalige kostenvergoeding (f 200,-) uit de bijzondere bijstand afgehandeld. De afdeling Sociale Activering zorgt ervoor dat de maandelijkse vergoeding van f 100,- of f 50,- aan de klant wordt verstrekt. Na afronding van een traject van een jaar of na tussentijdse uitval wordt in een gesprek met de klant gekeken wat de vervolg-mogelijkheden zijn of de redenen van uitval zijn. Ook deze gegevens12 worden opgenomen in het klantvolgsysteem. In enkele gevallen vindt er na afronding van een traject nog een gesprek met de DWO-medewerker plaats (nazorggesprek). Klachtenprocedure Als klanten zich onheus bejegend voelen, kunnen zij met hun klachten bij de betreffende instanties terecht. Zowel de dienst SZW als de stedelijke aanbieders en de DWO’s hebben hun eigen reguliere klachtenprocedures. Vastgesteld is (in antwoord op de vraag van de Commissie OSWI in november 1999) dat deelnemers aan sociale activering gebruik kunnen maken van deze reguliere klachtenprocedures. Voor zover bekend is het nog niet voorgekomen dat deelnemers een klacht hebben ingediend. Wellicht is het noodzakelijk om in de toekomst activeringstrajecten te gaan inkopen op de markt. Er zal moeten worden bekeken of de aanbieders van deze trajecten zelf een klachtenprocedure hebben of dat het noodzakelijk is om een aparte, uniforme klachtenregeling voor sociale activering op te zetten.
1.4
De aanbieders
De trajecten sociale activering bestaan uit activiteiten en cursussen die bij verschillende organisaties worden ingekocht. In deze paragraaf wordt een beknopte beschrijving gegeven van het productaanbod van de diverse organisaties. Bij dit rapport treft u een overzicht aan van het totale productaanbod van sociale activering. Decentrale Welzijnsorganisaties (DWO’s) Bij de 7 DWO’s zijn 5 uitvoeringsorganisaties bezig met het uitvoeren van het programma Sociale Activering. De welzijnsorganisaties Scheveningen en Haagse Hout werken samen. Ook Centrum en Schilderswijk werken nog samen. Centrum en Schilderswijk hebben echter afgesproken om met ingang van 2001 ieder met een eigen team “sociale activering” te gaan werken. De DWO’s zijn een belangrijke partner bij de uitvoeren van sociale activering. Zij dragen zorg voor de trajecten (intake, matching naar activiteiten, begeleiding en nazorg) op door de DWO’s zelf verworven vrijwilligerswerk en/of naar cursussen en bijeenkomsten die in de eigen wijken zijn georganiseerd. Indien wenselijk worden er linken gelegd met bijvoorbeeld vriendendienst, een maatschappelijk herstel project. In dit project worden mensen met een chronische psychiatrische achtergrond die bijvoorbeeld op het punt staan weer zelfstandig te gaan wonen en die het maatschappelijk weer actief worden een (nog) te grote stap vinden. Deze mensen worden gekoppeld aan een “vriend” (=vrijwilliger) die sociale steun kan verlenen. Vriendendienst is een samenwerkingsverband tussen de DWO’s, Parnassia en de Regionale Instelling Beschermd Wonen (RIBW). Ook kan een koppeling gemaakt worden met bijvoorbeeld de bestaande of in ontwikkeling zijnde moeder- en vadercentra. Zo wordt bijvoorbeeld in Laak het nieuwe
12
Ook hierin kunnen de registratie en het klantvolgsysteem verder worden verbeterd daar de verschillende antwoordcategorieën elkaar niet geheel uitsluiten en er mede daardoor veel onderlinge verschillen bestaan in de manier waarop het klantvolgsysteem wordt ingevuld door de verschillende gebruikers.
9
vadercentrum gehuisvest in hetzelfde pand als het team sociale activering. Ook kan binnen de DWO een klant verwezen worden naar het maatschappelijk werk, omdat deelname aan een bepaalde activiteit (nog) niet mogelijk is, maar na een gericht hulpverleningsaanbod wel. Bij de start van sociale activering werd aangenomen dat veel mensen die behoren tot de doelgroep van sociale activering al deelnam aan activiteiten van de DWO’s. Daarom werd afgesproken dat 25% van de activiteiten van de DWO’s beschikbaar en toegankelijk zou zijn voor deelnemers aan sociale activering. In de praktijk blijkt dat van deze activiteiten weinig gebruik wordt gemaakt. Er is behoefte aan een meer op de doelgroep sociale activering toegesneden aanbod. Er bestaat met name behoefte aan groepsbijeenkomsten. De komende periode wordt in overleg met de DWO’s onderzocht hoe dit kan worden vormgegeven. Daarnaast maken de DWO’s ook gebruik van het ‘stedelijke’ aanbod van cursussen en trainingen die verzorgd worden door andere gemeentelijke en marktpartijen. Ook hebben de DWO’s een aantal projectmatig opgezette trajecten, zoals: - Het “Tyfoonproject”. Dit project richt zich op het bestrijden van de overlast door harddrugsgebruikers in bepaalde wijken, door een pakket aan maatregelen op het gebied van preventie, zorg, maatschappelijk herstel en communicatie met de wijkbewoners. Het project wordt uitgevoerd in de Schilderswijk en de wijk Regentes/Valkenbos. - Het project “Aanpakken en Doorgeven”. Dit project zet in op de participatie en activering van werkloze Marokkaanse mannen met schoolgaande kinderen. De aanpak is gebaseerd op een combinatie van sociale activering (vrijwilligerswerk) en opvoedingsondersteuning. Het project wordt uitgevoerd in het stadsdeel Laak. Leger des Heils Het Leger des Heils neemt vanaf begin 1999 deel aan sociale activering in het kader van het project ‘R bij Blijven’. Personen tussen de 37 en 65 jaar worden geholpen bij het vinden van een zinvolle dagbesteding of werk dat bij hen past. Dit kan vrijwilligerswerk of gesubsidieerd werk zijn. Zij worden door het Leger begeleid door een mentor en een individuele trajectbegeleider. De activi-teiten liggen in de sfeer van recreatie, educatie en huishouding en zijn verspreid over diverse vestigingen. De opzet van dit project viel samen met de start van sociale activering. De gehanteerde methodiek en het bereik van een doelgroep (dak- en thuislozen) die anders niet of nauwelijks bereikt zou worden, gaf aanleiding het project op te nemen binnen sociale activering. De deelnemers worden vanuit de eigen doelgroep geworven en geplaatst op (vrijwilligers-)activiteiten binnen het Leger zelf. Verder wordt ook gebruik gemaakt van het overig stedelijke aanbod (zie hieronder). Een kwart van de deelnemers van het Leger des Heils heeft een andersoortige uitkering (WW, WAO/WAZ, ZW) dan een bijstandsuitkering: Schroeder van der Kolk Halverwege 1999 zijn de Leerwerkprojecten (LWP) van de Stichting Schroeder van de Kolk onder sociale activering gebracht en onderdeel van de mogelijke trajecten geworden. Net als bij het Leger des Heils is bij deze instelling het grote voordeel dat de bijzondere doelgroep van (ex)-psychiatrisch patiënten vanuit het eigen circuit wordt bereikt. Het LWP heeft een aanbod van trainingen, cursussen en dagbestedingsactiviteiten. Het doel is om de deelnemer via Arbeidsrehabilitatie en Praktijktraining tot een mogelijke uitstroom naar (vrijwilligers) werk te leiden. De meeste deelnemers (ruim 60%) bij Schroeder van de Kolk hebben een andere uitkering dan een bijstandsuitkering, meestal een WAO-uitkering. Overige stedelijke aanbieders
10
Bij verschillende andere stedelijke aanbieders worden deeltrajecten ingekocht. De deelnemers krijgen begeleiding bij de DWO’s, het Leger des Heils en Schroeder van der Kolk, maar volgen deeltrajecten bij de stedelijke aanbieders. De Mondriaan Onderwijsgroep Dit is een organisatie die ondermeer opleidingen en trainingen verzorgt voor volwassenen. Zij bieden de volgende trajectactiviteiten aan: - Informatica Traject. Dit betreft een sociaal activeringstraject dat na 6 maanden overgaat in een werkgelegenheidsproject. De deelnemer volgt eerst een oriëntatie- en schakelcursus in de automatisering. Na afronding hiervan kan de deelnemer via Werkraat een kwalificerende vervolgopleiding volgen met als doel het vinden van een betaalde baan in de automatisering. - Digitale vaardigheden (onder andere introductie Windows 95 en gebruik Internet). Belangrijkste doel van het traject is het aanleren van praktische digitale vaardigheden die direct toepasbaar zijn in het dagelijkse leven van de deelnemers. - Educatieve activiteiten voor allochtonen, zoals alfabetiserings-, taal- en communicatiecursussen. Het Leerwerkcentrum Het Leerwerkcentrum is een onderdeel van dienst SZW. In zes vestigingen worden cursisten via praktijktrainingen opgeleid voor (gesubsidieerd) werk of een verdere vaktraining/scholing. In het kader van sociale activering worden de volgende trajecten aangeboden: - “Samen tuinieren”. Doel van het project is het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van tuinaanleg en onderhoud en het ontwikkelen van sociale vaardigheden, zoals samenwerken, zelfvertrouwen in sociale contacten, verantwoordelijkheid hebben en nemen. - “Hobbyclub”. Doel van het project is het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van vrijetijdsbesteding en het opdoen van sociale vaardigheden. Onder begeleiding wordt een hobby uitgekozen bij bijvoorbeeld het Haags Amateur Centrum, een Welzijnsorganisatie of bij particuliere sport- en hobbyclubs. - Cursus dierenverzorging. Voor veel mensen zijn dieren belangrijk in hun leven. Een traject dat zich daar op richt, kan voor hen dan ook een stimulans zijn om over de drempel te stappen en mee te doen aan sociale activering. De Stichting Werk en Initiatief (SWI) De SWI is een stichting die moeilijk bemiddelbare, langdurig werklozen begeleidt naar activiteiten op het persoonlijke en maatschappelijke vlak. In het kader van sociale activering worden de volgende trajecten aangeboden: - Computercursus ‘Tekstverwerkingsprogramma WORD’. - Individueel Assessment Traject (I.A.T). Binnen dit traject inventariseert de deelnemer zelf zijn/haar mogelijkheden en wensen ten aanzien van de toekomst en ontwikkelt op basis daarvan een persoonlijk actieplan. - Computercursus “Op maat”. De deelnemer krijgt binnen deze cursus de mogelijkheid zich te oriënteren en te ontwikkelen op computergebied, waardoor de kans op (vrijwilligers)werk wordt vergroot. Faktor 2 Faktor 2 is een particulier bureau dat mensen begeleidt die weer actief willen zijn in de maatschap-pij, maar daar zonder steun in de rug niet meer toe kunnen komen. Zij bieden de deelnemer een traject van persoonlijke oriëntatie aan, waarin wordt bekeken wat iemand enthousiast maakt en waarin wordt geleerd opnieuw verantwoordelijkheid te nemen, doelen te stellen en ze durven te verwezenlijken.
TLS TLS is een particuliere instelling die onder andere werkgelegenheidsprojecten op het gebied van
11
informatietechnologie verzorgt. In het kader van sociale activering wordt het traject Digitron aangeboden, een traject waarin deelnemers de algemene basale vaardigheden in de automatisering leren. Doel is dat deelnemers aan dit project doorstromen naar een kwalificerende opleiding in de automatisering.
1.5
De pilots
Om de doelgroep van sociale activering beter te bereiken, zijn in 2000 twee pilots gestart op het gebied van sociale activering en zorg. Pilot zorgtrajecten Deelname aan sociale activering vereist een redelijke mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de klant. Daarom is voor klanten met zwaardere psychische, sociale en/of verslavingsproblemen het bestaande aanbod sociale activering vaak nog niet weggelegd. Voor deze klanten is een andere aanpak nodig, omdat zij eerst gestimuleerd moeten worden aan hun belemmeringen te werken en eventueel hulpverlening te accepteren. Daarvoor is het noodzakelijk afspraken te maken met zorginstellingen, die voor deze klanten zogenoemde zorgtrajecten uitzetten. Een eerste aanzet is de start van de pilot “zorgtrajecten” in maart 2000. Deze pilot vindt plaats in de stadsdelen Escamp en Laak. Klanten met psychische of sociale problemen die nog niet voor sociale activering in aanmerking komen, worden door het wijkkantoor opgeroepen voor een eerste oriënterend gesprek over een mogelijk zorgtraject. Dit eerste gesprek is een verplicht gesprek, waarin wordt vastgesteld of de klant een potentiële kandidaat is voor een zorgtraject. Zo nodig is bij dit eerste gesprek een DWO-medewerker aanwezig. Ook kunnen er na het eerste gesprek nog één of meer (intake)gesprekken plaats vinden tussen de klant en de betreffende DWO-medewerker. Ongeacht de uitkomst van deze gesprekken bepaalt de klant zelf of hij/zij wil gaan deelnemen aan een zorgtraject. Als de klant besluit om deel te nemen aan een zorgtraject, stelt de DWO-medewerker aan de hand van de eerdere gesprekken en in overleg met de klant een zorgtrajectplan op. Hierin wordt aangegeven van welke belemmeringen er sprake is en op welke wijze hier aan gewerkt gaat worden. Het trajectplan kan bestaan uit een voortzetting van de gesprekken met of hulpverlening door de betreffende DWOmedewerker, of een doorverwijzing naar de meer gespecialiseerde hulpverleningsinstelling Parnassia. De duur van een zorgtraject is maximaal een jaar en wordt afgesloten met een eindevaluatie tussen de DWO-medewerker, het wijkkantoor en de klant. Zij bekijken hoe het traject verlopen is en wat de volgende stap is: vervolg zorgtraject, sociale activering, geen vervolgtraject of traject richting werk. In deze pilot gaan 35 klanten met een zorgtraject van start. Het project bestaat uit meerdere fasen: de eerste fase van het project, het selecteren van de kandidaten door de wijkkantoren, is bijna afgerond. Deze fase kostte meer tijd dan van tevoren werd aangenomen. Bij het begin van de pilot werd ervan uitgegaan dat er voldoende kandidaten waren. Gebleken is dat veel kandidaten afvallen, omdat: - klanten met verslavingsproblemen niet onder de pilot vallen (zo nodig worden klanten wel doorverwezen naar de betreffende hulpverleningsinstelling) - klanten die al in behandeling zijn bij Parnassia of het Algemeen Maatschappelijk Werk niet onder de pilot vallen - klanten niet te motiveren zijn voor hulpverleningstrajecten De tweede fase, waarin de gesprekken met de klanten plaatsvinden, is voor de eerste kandidaten inmiddels begonnen. Het is nog te vroeg om iets te kunnen zeggen over de resultaten van de tweede fase en de effecten van de zorgtrajecten in het algemeen. In het tweede kwartaal van 2001 zal nader worden
12
teruggekomen op de resultaten van de pilot. Pilot “1 op 10” In februari 2000 is het wijkkantoor Loosduinen gestart met de pilot ‘1 op 10'. Doel van het project was om in 2000 10% van de klanten die op het wijkkantoor in fase 4 waren ingedeeld (d.w.z. 110 van de 1100 fase 4 klanten), aan te melden bij de afdeling Sociale Activering. Tijdens de reguliere heronderzoeksgesprekken besteedde de sociaal-bijstandsmedewerker op dit wijkkantoor extra aandacht aan het motiveren en stimuleren van de fase 4 klant om deel te nemen aan sociale activering. Eventueel werd in een tweede gesprek nader op de mogelijkheden van sociale activering ingegaan, waarbij meestal ook de consulent van de afdeling Sociale Activering of de DWO aanwezig was. Voor de sociaalbijstandsmedewerkers van het wijkkantoor is een speciale cursus georganiseerd, waarin handreikingen werden gegeven voor het houden van motiveringsgesprekken. Uit de voorlopige resultaten over de eerste zeven maanden van het project blijkt dat de pilot een succes is geworden. Tot en met augustus 2000 zijn ruim 400 fase 4 klanten gesproken, waarvan er 113 zijn aangemeld voor sociale activering. Daarmee is het streefpercentage van 10% ruim overtroffen. Van de 113 aangemelde klanten zijn er tot en met augustus 2000 34 geplaatst. Dit lijkt in eerste instantie laag, maar er zit tijd tussen de aanmelding en de plaatsing van de klanten. Een groot deel van deze aangemelde klanten is nog in bemiddeling. Ook kost het tijd om een (vrijwilligers)plaats te zoeken die aansluit bij de mogelijkheden van de klant. Succesfactoren van de pilot zijn onder andere de betrokkenheid en het enthousiasme van de medewerkers, de intensieve begeleiding van de klant en de goede onderlinge samenwerking tussen de DWO “Doorstroom”, het wijkkantoor van de dienst SZW en de afdeling Sociale Activering. Vanwege de succesvolle resultaten van de pilot wordt deze aanpak gespreid uitgebreid naar andere wijkkantoren.
1.6
Het aantal deelnemers
Algemeen De afgelopen jaren is het aantal deelnemers aan sociale activering in Den Haag sterk toegenomen. In 1997 (toen nog ‘activerend welzijnsbeleid’) zijn er 158 deelnemers gestart, in 1998 is het aantal toegenomen tot 223. In 1999 neemt het aantal gestarte deelnemers toe tot 635. In dat jaar gaan Schroeder van der Kolk en Leger des Heils ook meedoen aan sociale activering. In 2000 zullen er ongeveer 950 personen beginnen aan sociale activering. Voor 2001 bedraagt de taakstelling 1300 plaatsingen. In figuur 1 is het aantal geplaatse personen in kaart gebracht. Voor 2000 bedraagt het een schatting van het aantal geplaatste personen, voor 2001 is de taakstelling vermeld.
13
Activerend welzijnsbeleid (1997 en 1998) In tabel 1 vindt u een overzicht van de resultaten per (samenwerkende) DWO in 1997 en 1998. Tabel 1
Resultaten activerend welzijnsbeleid 1997 en 1998
Welzijnsinstelling
Resultaat 1997
Resultaat 1998
-
10
Laak en Rijswijk
13
39
Escamp
56
42
-
50
89
181
158
322
Haagse Hout /Scheveningen
Segbroek/Loosduinen Schilderswijk/Centrum
De welzijnsinstellingen in Haagse Hout/Scheveningen en Segbroek/Loosduinen hadden in 1997 nog geen resultaten geboekt; zij verkeerden in dat jaar nog in de opstartfase. Sociale activering (vanaf 1999) Eind 1998/begin 1999 zijn met de DWO’s afspraken gemaakt over het aantal te plaatsen deelnemers aan sociale activering in 1999. Aan het begin van het jaar was de ambitie dat via de DWO’s zo’n 700 mensen aan een activeringstraject zouden beginnen. In de loop van het jaar bleek deze taakstelling niet voor alle DWO’s haalbaar. De oorzaken hiervan waren: • de DWO’s hebben de uitbreiding van het personeel dat zich bezighoudt met sociale activering pas in de tweede helft van het jaar kunnen realiseren • de werklocaties moesten worden uitgebreid en verschillende teams zijn verhuisd
14
• •
de uitbreiding van het activerend welzijnsbeleid naar sociale activering betekende voor de DWO’s een nieuwe werkwijze, gewijzigde administratieve afhandelingen en procedures de doelgroep sociale activering wordt steeds moeilijker plaatsbaar.
De taakstelling voor1999 werd bijgesteld tot 600, waarbij ook rekening werd gehouden met de plaatsingen bij het Leger des Heils en Schroeder van der Kolk. In de tweede helft van 1999 is nog een behoorlijke inhaalslag gepleegd. De twee DWO’s met de laagste oorspronkelijke taakstelling hebben daardoor wel de taakstelling weten te halen. Bij drie DWO’s is dit niet meer gelukt. De taakstellingen en resultaten over 1999 van de DWO’s en de stedelijke aanbieders Schroeder van der Kolk en Leger des Heils zijn in tabel 2 in kaart gebracht. Resultaten sociale activering 1999-13
Tabel 2
Aanmeldingen 1999
Taakstelling14 1999
Plaatsingen 1999
Percentage geplaatst t.o.v. taakstelling
Matchwerk (Schilderswijk/centrum)
620
350
267
76%
Actief in Escamp (Escamp)
270
150
52
35%
Doorstroom (Segbroek/Loosduinen)
161
70
75
107%
Maar er werk van (Scheveningen/Haagse Hout)
161
38
39
103%
Werk op Maat (Laak)
183
100
55
55%
Totaal DWO’s
1395
708
486
69%
Leger des Heils15
65
-
65
-
Schroeder v.d. Kolk2
84
-
84
-
1544
708
635
Totaal
Opvallend is dat een relatief hoog percentage van de aangemelde klanten niet begint aan een activeringstraject. In de loop van de tijd verschijnen klanten steeds vaker niet meer na het eerste
13 In deze tabel worden de cijfers van de bereikte plaatsingen aangehouden zoals opgenomen in de OCW-monitor 2000. In een enkel geval is later gebleken dat het aantal plaatsingen over 1999 iets hoger was. 14
Onder de taakstelling DWO wordt verstaan de taakstelling die eind 1998/begin 1999 met de DWO’s is afgesproken. 15
Het leger des Heils en Schroeder v.d. Kolk hadden in 1999 geen taakstelling. Deelnemers worden vanuit het eigen circuit geworven of zijn administratief opgenomen in sociale activering. In deze paragraaf wordt daarom niet verder ingegaan op de taakstellingen van deze organisaties.
15
(verplichte) gesprek over mogelijke deelname aan sociale activering of worden zij teruggestuurd naar het wijkkantoor (met name klanten met te veel medische en psycho-sociale belemmeringen om deel te kunnen nemen). Deze zogenoemde retourstroom bedraagt ongeveer 50% van de klanten die door het wijkkantoor zijn aangemeld bij de afdeling Sociale Activering. Oorzaak van de stijgende retourstroom is dat de doelgroep van sociale activering wordt gekenmerkt door een steeds zwaardere en vaak meervoudige persoonlijke en situationele problematiek. Het kost de uitvoerende partners daardoor meer inspanning om de klanten te motiveren om deel te nemen aan sociale activering dan voorheen. Om deze retourstroom in de gaten te houden is afgesproken dat elk kwartaal met de DWO’s wordt bekeken hoe het staat met de taakstelling van de DWO’s en de retourstroom. Daarnaast zal het verplichtende karakter van sociale activering het aantal retourmeldingen waarschijnlijk verminderen. In tabel 3 vindt u het aantal plaatsingen bij de overige stedelijke aanbieders, waarbij de begeleiding bij de DWO’s, Leerwerkcentrum, Schroeder van der Kolk en het Leger des Heils lag. Tabel 3
Plaatsingen bij stedelijke aanbieders sociale activering 1999
Leerwerkcentrum - samen tuinieren
10
Leerwerkcentrum - Hobbyclub
6
Stichting Werk en Initiatief - Perspectief
8
Factor 2 - persoonlijke oriëntatie
9
TRE-contactgroep (ROC) - videotraject
5
TRE-contactgroep - digitale vaardigheden
10
Onderwijsgroep Haaglanden - educatieve trajecten voor allochtonen
17
Totaal
65
Het aantal plaatsingen bij de overige stedelijke aanbieders was in 1999 beperkt. Het kostte tijd voordat de trajecten op gang kwamen en deelnemers werden doorverwezen. De procedures, afspraken en contracten moesten worden vastgelegd. De uitvoerende organisaties moesten ook vertrouwd raken met de mogelijkheden van het verbrede aanbod. Zij waren als eerste gericht op het eigen aanbod. In het laatste kwartaal van 1999 zijn de aanmeldingen goed op gang gekomen. In tabel 4 worden de taakstellingen voor 2000 en de resultaten over de eerste helft van 2000 weergegeven van de DWO’s en de stedelijke aanbieders Schroeder van der Kolk en het Leger des Heils. Het aantal plaatsingen blijkt in het eerste halfjaar van 2000 iets achter te lopen op de taakstellingen. Het in tabel 4 gerapporteerde aantal plaatsingen (443) betreft uitsluitend nieuwe deelnemers aan sociale activering in 2000. Het aantal doorlopers van 1999 is 512 deelnemers (cijfers Afdeling Sociale Activering). De verwachting is dat over heel 2000 ongeveer 950 nieuwe plaatsingen zullen worden gerealiseerd.
16
Tabel 4
Taakstelling en resultaten sociale activering 2000 Taakstelling eerste helft 2000 (en totaal 2000)
Resultaat eerste helft 2000
Percentage geplaatst t.o.v. taakstelling eerste helft 2000
Matchwerk (Schilderswijk/Centrum)
175 (350)
137
78%
Actief in Escamp (Escamp)
100 (200)
82
82%
Doorstroom (Segbroek/Loosduinen)
60 (120)
68
113%
Nieuwe koers (Scheveningen/Haagse Hout)
47 (95)
44
94%
Werk op Maat (Laak)
61 (122)
47
77%
Totaal DWO’s
443 (887)
378
85%
Leger des Heils
50 (100)
41
82%
Schroeder v.d. Kolk
50 (100)
24
48%
543 (1087)
443
82%
Totaal
Bij de cijfers van Schroeder van de Kolk is in 1999 geen scheiding te maken tussen ‘oude’en ‘nieuwe’deelnemers, omdat alle actieve deelnemers in 1999 op één bepaald moment zijn opgenomen in sociale activering. De trajectduur van de sociale activeringstrajecten ligt bij deze organisatie op anderhalf tot twee jaar. Bij de geplaatsten in 2000 zit een behoorlijk aantal ‘doorlopers’ uit 1999. De taakstelling van 100 deelnemers voor 2000 is bij deze organisatie gebaseerd op het aantal geplaatste (84) deelnemers in 1999. Deze taakstelling lijkt te hoog geraamd. Belangrijk is dat deze aanbieder voor de instroom van klanten afhankelijk is van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Zij krijgt niet direct klanten van de dienst SZW aangeleverd. Voor een deel van de klanten van de dienst SZW kan het aanbod van Schroeder van der Kolk passend zijn. Om een directere instroom van klanten uit de dienst SZW op gang te brengen zal Schroeder van der Kolk een precieze omschrijving van hun doelgroep gaan maken, zodat deze nadrukkelijk onder de aandacht van de wijkkantoren van de dienst SZW kan worden gebracht. Klanten van de dienst die aan dit profiel voldoen kunnen dan instromen in de sociale activeringstrajecten van Schroeder van de Kolk. Taakstelling 2001 Momenteel vindt overleg plaats met de aanbieders over de taakstellingen voor 2001. De taakstelling voor 2001 bedraagt 1300 nieuwe plaatsingen.
17
1.7 De uitstroom In het klantvolgsysteem kan de reden16 van uitstroom van klanten uit sociale activering worden geregistreerd. Ook bij klanten die wel zijn aangemeld, maar niet aan een activeringstraject zijn begonnen, wordt de “uitstroomreden” geregistreerd. Volgens het klantvolgsysteem zijn in 1999 424 aangemelde klanten uitgestroomd. In tabel 5 is een overzicht van de (belangrijkste) redenen van uitstroom opgenomen. Tabel 5
Uitstroomreden van de in 1999 uitgestroomde aangemelde klanten
Uitstroomreden
Aantal
Percentage
122
29%
Ziekte, te veel psycho-sociale belemmeringen
68
16%
Werk gevonden
42
10%
Na herhaalde oproep niet verschenen
39
9%
Foute doorverwijzing
25
6%
Doorverwezen naar traject richting scholing/werk
10
2%
6
1%
Overig/onbekend
112
27%
Totaal
424
100%
Niet (meer) gemotiveerd voor deelname
Ontoelaatbaar gedrag
Uit de tabel blijkt dat het niet meer gemotiveerd zijn voor deelname de belangrijkste reden is van de (tussentijdse) uitstroom van de klant. Eén op de tien deelnemers is uitgestroomd omdat hij/zij werk gevonden heeft. In de eerste helft van 2000 blijken er geen grote verschuivingen in de uitstroomredenen te bestaan. Wel zijn er kleine verschuivingen zichtbaar. Het percentage “ontoelaatbaar gedrag” blijkt te zijn toegenomen, wat een aanwijzing kan zijn voor de zwaarder wordende doelgroep. In het kwalitatieve onderzoek (zie deel 2) wordt ook ingegaan op de uitstroomredenen van de deelnemers.
16
Zoals in noot 6 is opgemerkt, sluiten de redenen van uitstroom in het klantvolgsysteem elkaar niet volledig uit. Er zijn meerdere categorieën, die sterk op elkaar lijken, en/of een inhoudelijke explicatie bevatten, die overlap vertonen met andere categorieën. Zo bevat de antwoordcategorie ‘niet gemotiveerd’ een explicatie, waarin staat dat deze antwoordcategorie ook gescoord kan worden als cliënt niet plaatsbaar is vanwege te grote belemmeringen. Bovendien gaat het hier om de interpretatie van personen bij de DWO’s, waardoor enige vertekening van de daadwerkelijke situatie van klanten kan optreden. Het hoge percentage ‘niet-gemotiveerd’ kan hierdoor beïnvloed zijn. Daarnaast is ook bij veel klanten als uitstroomreden “overig/onbekend” ingevuld.
18
DEEL 2: DE KLANT IN BEELD
19
1.
DE TOTALE KLANTENGROEP IN 1999
Voor een goed inzicht is het van belang om te weten wat de achtergrondkenmerken zijn van de klantengroep van sociale activering en in hoeverre bepaalde groepen bereikt worden. In het klantvolgsysteem zijn gegevens verzameld over de klantengroep. Het soort gegevens, dat verzameld is, verschilt per (soort) organisatie. Zo verzamelen de DWO’s gegevens over het aantal klanten, dat geplaatst is in een traject17, en niet over het aantal deelnemers dat daadwerkelijk begint. Het Leger des Heils en Schroeder van de Kolk verzamelen gegevens van deelnemers die daadwerkelijk begonnen zijn. In deze paragraaf worden daarom in de meeste gevallen alleen gegevens18 weergegeven van geplaatste klanten. Leeftijd Uit tabel 6 blijkt dat de meeste klanten, die aangemeld zijn, tussen de 30 en 50 jaar oud zijn. De leeftijd van de klanten, die in een traject geplaatst zijn, ligt echter gemiddeld lager. Personen beneden de leeftijd van 40 jaar worden vaker in een traject geplaatst dan personen boven de 40 jaar. Naarmate de leeftijd van de klant hoger is, wordt er minder gemakkelijk een passend traject gevonden en vaker van plaatsing en deelname aan sociale activering afgezien. Tabel 6 Leeftijd geplaatste klanten sociale activering 1999 N=635 Leeftijd
Percentage aangemeld
Percentage geplaatst
< 20 jaar
2%
2%
20-30 jaar
12%
21%
30-40 jaar
28%
32%
40-50 jaar
34%
29%
50-60 jaar
23%
15%
1%
1%
100%
100%
>60 jaar Totaal
Geslacht De man-vrouw verdeling van de geplaatste klanten is nagenoeg evenredig (52% is vrouw, 48 % man).
17
Gezien het persoonlijke contact, de intensieve voorbereiding en de uitgebreide matching van het traject met de mogelijkheden en wensen van klanten zelf, is het voorstelbaar dat het overgrote deel van de geplaatsten daadwerkelijk aan het uitgezette traject begonnen is. In de steekproef, die in het kader van het navolgend onderzoek is getrokken, blijkt ook dat zelfs slechts een kleine minderheid van de ‘tussentijds gestopten’ eenzelfde aanvangsdatum als beëindigingdatum te hebben. 18
In de overzichten van de DWO’s is niet geheel duidelijk of klanten daadwerkelijk begonnen zijn of niet. Daardoor is geen onderscheid mogelijk tussen geplaatste klanten en deelnemers.
20
Huishoudsamenstelling Uit tabel 7 blijkt dat 60% van de geplaatste klanten alleenstaand is. Dit komt overeen met gegevens uit de armoedemonitor 200019, waaruit blijkt dat meer dan de helft (53%) van de Hagenaars met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum alleenstaand is. Tabel 7
Huishoudsamenstelling geplaatste klanten sociale activering 1999 N=635
Huishoudsamenstelling
Percentage
gehuwd/samenwonend met kinderen
7%
gehuwd/samenwonend zonder kinderen
4%
éénoudergezin
19%
alleenstaand
64%
onbekend
6%
Totaal
100%
Opleiding Uit tabel 8 blijkt dat meer dan de helft van de geplaatste klanten van sociale activering alleen lagere school of een VBO/MAVO opleiding zonder diploma heeft. Dit komt overeen met de cijfers uit de armoedemonitor en het gegeven dat de klanten uit fase 4 een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Tabel 8
Opleiding geplaatste klanten sociale activering 1999 N=635
Opleiding
Percentage
Lagere school; VBO/MAVO zonder diploma
55%
VBO/MAVO met diploma; HAVO/VWO zonder diploma
24%
MBO/HAVO/VWO met diploma; HBO/WO zonder diploma
13%
Onbekend
8%
Inkomensbron Uit tabel 9 blijkt dat bijna 90% van de aangemelde klanten een bijstandsuitkering heeft. Deelnemers met een andere uitkering (WW, WAO/WAZ, ZW) zijn met name te vinden bij het Leger des Heils (daar heeft 25% van de deelnemers een andere uitkering) en Schroeder van der Kolk (ruim 60% heeft een andere uitkering, voornamelijk WAO). Bij de DWO’s gaat het slechts om enkelingen die geen bijstandsuitkering hebben. Tabel 9
Inkomensbron aangemelde klanten sociale activering 1999
19
Bron: Armoedemonitor gemeente Den Haag 2000
21
Inkomen Abw
Percentage 89%
WAO/WAZ
7%
WW
1%
anders
3%
Herkomst Uit tabel 10 blijkt dat 60% van de geplaatste klanten van Nederlandse afkomst is, wat overeenkomt met het percentage in het gehele bestand van de dienst SZW (ook 60%). Daarnaast zijn er relatief veel Surinamers en relatief weinig Turken en Marokkanen onder de klanten van sociale activering. Op het gehele bestand van de dienst SZW is 12% van Surinaamse herkomst, 6% van Turkse en 7% van Marokkaanse herkomst. Tabel 10 Herkomst
Herkomst20 geplaatste klanten sociale activering 1999 N=635 Percentage
Nederland
60%
Suriname
18%
Antillen
5%
Marokko
4%
Turkije
3%
Overig rijke landen
4%
Overig arme landen
6%
Totaal
100%
Als wordt gekeken naar de afzonderlijke DWO’s dan blijken er verschillen te bestaan in de herkomst van de klanten. Dit is met name afhankelijk van de bevolkingssamenstelling in het stadsdeel van de betreffende DWO. Het percentage klanten dat niet uit Nederland komt, is het hoogst in Laak en in Centrum/Schilderswijk (ongeveer 50% is van niet-Nederlandse herkomst), terwijl het percentage klanten van niet-Nederlanders herkomst bij Schroeder van der Kolk en de DWO’s in Segbroek/Loosduinen en Scheveningen/Haagse Hout het laagst is (ongeveer 25%).
20
Herkomst wordt bepaald aan de hand van het geboorteland van de deelnemer en het geboorteland van de ouders. Indien de deelnemer en beide ouders in Nederland geboren zijn is de herkomst ‘Nederland’. Indien de deelnemer in Nederland is geboren, doch (een van de) ouders niet, dan is de herkomst van de ouders bepalend.
22
2.
DE BELEVING VAN DEELNEMERS: HET KWALITATIEVE ONDERZOEK
2.1 Inleiding In dit deel wordt het kwalitatieve onderzoek onder deelnemers aan sociale activering gepresenteerd. De bedoeling hiervan is te beschrijven hoe de deelnemers sociale activering beleven. De centrale vraag hierbij is welke effecten sociale activering voor de deelnemers heeft (gehad). Om de betekenis van sociale activering voor deelnemers in kaart te brengen zijn 23 diepte-interviews gehouden met deelnemers en ex-deelnemers. Om een beeld te krijgen van de groep geïnterviewden wordt allereerst een inventarisatie van belangrijke achtergrondkenmerken van de respondenten, hun leefsituatie en hun belemmeringen ten aanzien van de arbeidsmarkt weergegeven. Ten tweede wordt beschreven hoe hun situatie voor aanvang van sociale activering was met betrekking tot hun activiteiten, hun sociale contacten, hun tevredenheid met de situatie, hun gezondheid en hun problemen. Het effect van sociale activering kan immers alleen gerelateerd worden aan de situatie van deelnemers voorafgaand aan deelname. Vervolgens komt aan de orde welke activiteiten en trajecten de respondenten hebben gedaan in het kader van sociale activering, wat men hiervan vond en welke positieve punten, effecten en knelpunten zij hierin hebben ervaren. Tenslotte komen de toekomstperspectieven (mogelijkheden, wensen, hoe dit te bereiken) aan de orde. Met de interviews wordt voornamelijk beoogd om een beeld te schetsen van het belang dat sociale activering voor deelnemers kan hebben en welke knelpunten en suggesties voor verbeteringen uit de gesprekken naar voren komen. Om deze reden is gekozen voor een beperkt aantal intensieve diepteinterviews in plaats van een korte oppervlakkige inventarisatie van de effecten bij een grotere groep. Het was niet de bedoeling om aan de hand van de diepte-interviews een representatieve cijfermatige effectmeting te verrichten. Dit kwalitatieve onderzoek geeft een beeld weer van de beleving en de ervaringen kenmerkend voor deze respondentengroep. In totaal zijn 85 personen per brief en telefonisch benaderd om mee te werken aan het onderzoek (zie bijlage), waarvan er uiteindelijk 23 zijn geïnterviewd. Om zowel de persoonlijke effecten van sociale activering, als belangrijke knelpunten in kaart te brengen zijn twee verschillende steekproeven uit het deelnemersbestand van sociale activering getrokken. Ten eerste is een aselecte steekproef (60 personen) getrokken uit het bestand van deelnemers, die een traject van een jaar succesvol hebben afgerond. Ten tweede is een aselecte steekproef (25 personen) getrokken uit het bestand van ex-deelnemers, die uitgestroomd zijn zonder dat zij een traject van een jaar succesvol hebben afgerond. De bedoeling was om bij de eerste groep de vraag centraal te stellen in hoeverre het succesvol afronden van een traject leidt tot een toegenomen maatschappelijke en sociale participatie. Bij de tweede groep was het de bedoeling om de knelpunten en de redenen van uitval in kaart te brengen. Dit onderscheid tussen beide groepen blijkt niet geheel terug te vinden in de respondentengroep, aangezien voortijdige ‘uitstroom’ uit sociale activering (waarop de ‘niet-succesvollen’ zijn geselecteerd) ‘uitstroom’ vanwege vele redenen blijkt te zijn. Sommigen zijn verwezen naar leerwerktrajecten, hebben werk gevonden of zijn zelf verder gegaan met hun vrijwilligerswerk. Anderen zijn tijdelijk gestopt, omdat de cursus die zij deden afgelopen was, en wachten op een vervolg. Een ander deel is vanwege ziekte, vertrek, ontoelaatbaar gedrag of gebrek aan motivatie uitgevallen. Deze laatste groep kan daadwerkelijk als ‘niet-succesvol’ met betrekking tot hun participatie aangemerkt kan worden, zoals hierboven omschreven. Daarnaast blijkt ook een deel van de ‘succesvollen’ gestopt te zijn.
In de beschrijving van de ervaringen van respondenten is daarom naast redenen van tussentijdse uitval
23
ook gekeken naar redenen van respondenten om op te houden met participatie na afronding van het traject van een jaar. Dit is van belang met het oog op vervolgactiviteiten en nazorgtrajecten na afloop van één jaar sociale activering. Om de beleving van deelnemers zo goed mogelijk weer te geven en de onderzoeksbevindingen te illustreren, zijn bij ieder onderdeel citaten van deelnemers opgenomen. De meeste21 gesprekken zijn met toestemming van de respondenten op band opgenomen en aan de hand hiervan uitgewerkt. Om een vollediger beeld van de respondenten te geven zijn uitspraken waar nodig in de context van de situatie van geïnterviewden geplaatst.
2.2
Achtergrondgegevens van respondenten
In totaal hebben 16 respondenten die een traject succesvol hebben afgerond, en 7 personen die in het klantvolgsysteem te boek staan als ‘niet-succesvol’, meegewerkt aan het onderzoek. De responsgroep komt op veel punten redelijk goed overeen met het totale deelnemersbestand sociale activering (steekproef-respons: zie bijlage). Driekwart van de geïnterviewden is vrouw (18 van de 23). Het percentage vrouwen is daarmee hoger dan in het totale deelnemersbestand (hierin is 52% vrouw). De leeftijdsverdeling is als volgt: Tabel 11 Leeftijd
Leeftijdsverdeling respondenten Aantal (N)
Percentage
20-30 jaar
1
4
30-40 jaar
7
31
40-50 jaar
8
35
50-60 jaar
6
26
> 60 jaar
1
4
23
100
Totaal
De meeste respondenten zijn tussen de 30 en 45 jaar (14 personen). In vergelijking met het gehele deelnemersbestand zijn de respondenten enigszins ouder. Er zijn minder respondenten, die jonger zijn dan 30 jaar, en meer respondenten, die ouder zijn dan 50 jaar. Naar huishoudenssamenstelling blijken de respondenten niet veel af te wijken van het totale deelnemersbestand. De meeste respondenten zijn alleenstaand (20 personen), waarvan een groot deel alleen woont (11), een klein deel inwoont bij anderen (3) en relatief veel vrouwen (6) alleenstaand ouder zijn en samenwonen met hun kinderen. Een klein deel (3) van de geïnterviewden is gehuwd of samenwonend.
21 Enkele interviews zijn telefonisch gehouden. Deze zijn zo goed mogelijk genotuleerd en vervolgens zo snel mogelijk letterlijk uitgeschreven.
24
Ook naar herkomst en nationaliteit wijken de respondenten niet veel af van het gehele deelnemersbestand. Bijna 60% (14) is geboren in Nederland en heeft Nederlandse ouders. De overigen zijn van Surinaamse oorsprong (4 personen), komen uit Curaçao (2 personen), uit de Dominicaanse Republiek, Australië en Bulgarije. Er zijn geen deelnemers van Turkse of Marokkaanse afkomst gesproken. Ook in de steekproef waren weinig personen van Turkse of Marokkaanse afkomst vertegenwoordigd (3 personen). Geen van hen was telefonisch bereikbaar of heeft de antwoordkaart teruggestuurd. Het opleidingsniveau van respondenten is over het algemeen laag, wat overeen komt met het algehele deelnemersbestand. Driekwart heeft alleen lagere school of een vervolgopleiding op lager beroepsniveau gedaan. Een deel (9) van hen is na de lagere school of MAVO/HAVO aan een vervolgopleiding begonnen, maar heeft dit niet afgemaakt. Een kwart heeft een opleiding op HAVO/VWO- of MBOniveau gedaan of heeft dit grotendeels doorlopen. Betaald werk Dankzij het sociale activeringstraject hebben drie respondenten momenteel betaald werk. Twee hiervan hebben een ID-baan en één een reguliere vaste baan. Alle drie personen hadden een lange periode van werkloosheid en een uitkeringssituatie (ABW) achter zich. Een gebrek aan (recente) werkervaring is kenmerkend voor de meeste respondenten. Veel respondenten hebben nooit betaald gewerkt (7) of zijn nu al geruime tijd (10 à 20 jaar) uit het arbeidsproces (7). Enkelen (5) hebben wel diverse kortdurende banen gehad in het (nabije) verleden, maar zijn hiermee na korte tijd gestopt vanwege ziekte of ontslag. De banen die geïnterviewden hebben gehad, waren bijna allemaal op ongeschoold of lager beroepsniveau, zoals schoonmaakwerk, als inpakster, magazijnmedewerker, in een slagerij of de horeca. Slechts één respondent heeft een uitgebreid arbeidsverleden. Eén vrouw (61 jaar) heeft 20 jaar als secretaresse gewerkt plus 2 jaar als bejaardenverzorgster en is pas 2 jaar geleden hiermee gestopt. Inkomstenbron Drie ex-deelnemers aan sociale activering ontvangen inmiddels salaris uit een betaalde baan, die zij als gevolg van een activeringstraject hebben gekregen. Daarvoor hadden zij alle drie lange tijd een bijstandsuitkering. Ook de meeste andere respondenten zijn al lange tijd afhankelijk van een uitkering, de meesten al langer dan 10 jaar. Het grootste deel (70%) van de respondenten heeft een bijstandsuitkering. Enkelen hebben een WAO-uitkering. Eén persoon heeft een uitkering via de Algemene Nabestaanden wet (Anw). Tabel 12
Soort inkomensbron van respondenten
Inkomstenbron Bijstandsuitkering
Aantal (N) 16
WAO-uitkering
3
Salaris (daarvoor bijstandsuitkering)
3
ANW-uitkering
1
Totaal
23
25
2.3
Problematiek en belemmeringen
Veel geïnterviewden ondervinden problemen of hebben problemen ondervonden bij hun (maatschappelijk) functioneren. Deze problemen variëren van medische problemen (ziekten), psychische problemen (ernstige depressie, schizofrenie) psycho-sociale problemen (verslaving, gedragsproblemen, criminaliteit en detentieverleden) en uiteenlopende sociale problemen (jeugdtrauma’s, huwelijkstrauma’s, zorg voor en problemen met kinderen, trauma’s door sterfgevallen, sociaal isolement, schulden, dakloos zijn). Voor de meeste mensen geldt dat er vaak meerdere problemen tegelijk spelen of gespeeld hebben, waardoor zij maatschappelijk niet (meer) actief zijn. Voor een aantal geldt (ook) dat zij weinig kennis en vaardigheden hebben om hun problemen het hoofd te bieden. Ook speelt dat veel deelnemers weinig opleiding hebben genoten en dat zij in veel gevallen weinig arbeidservaring buitenshuis hebben opgedaan. Vooral de wat jongere deelnemers (<45 jaar) kampen vaak met een ernstige psychiatrische en psychosociale problematiek. De oudere deelnemers (>50 jaar) ondervinden meer een combinatie van sociale problemen, problemen door immigratie (taal, cultuur, contacten samenleving), gezondheids-problemen en onverwerkte traumatische gebeurtenissen. Voor hen blijkt de leeftijd een belangrijk bijkomend probleem te vormen voor deelname aan de arbeidsmarkt. Tabel 13
Soort problematiek van deelnemers naar hoofdprobleem
Problematiek
Aantal (N)
Psychische problemen
5
Trauma’s door gebeurtenissen
6
Verslaving
3
Combinatie van: - weinig opleiding/werkervaring - sociaal isolement - depressiviteit - hogere leeftijd
9
Totaal
23
Psychische aandoeningen/problemen Ernstige psychische problemen en aandoeningen zijn voor een deel de oorzaak van werkloosheid, sociaal isolement en andere problemen (criminaliteit-detentie, verslaving, e.d.). Voor een kwart (5) van de (ex)deelnemers spelen psychische problemen een hoofdrol. Schizofrenie, psychosen en andere psychische aandoeningen belemmeren mensen ernstig in hun sociaal en maatschappelijk functioneren, in de meeste gevallen blijvend. Verschillende respondenten zeggen dat hun ziektebeeld door de jaren heen niet beter, maar eerder slechter wordt. De kans op terugkeer van het ziektebeeld en terugval is voor hen groot, ondanks psychiatrische begeleiding en medicijnen.. “Ik heb een hele zware diagnose (‘schizofrenie’) en veel opnamen achter de rug. Ik vind dat het allemaal niet makkelijk meer gaat, minder makkelijk dan vroeger. Vooral sociale contacten en met mensen omgaan vind ik erg moeilijk. Het gaat steeds moeilijker naarmate ik ouder word. Ik moet prioriteiten stellen. Ik concentreer me nu op het huishouden en mijn relatie met mijn vriendin. Daar heb ik nu genoeg aan” (Nederlandse man, 43 jaar, WAO)
26
Verslaving Een aantal (3) deelnemers is door drugsverslaving steeds verder in de problemen geraakt. “Ik ben al jaren verslaafd en doe al sinds 10 jaar pogingen om af te kicken en om een normaal leven te leiden. Het is twee jaar goed gegaan, maar daarna ben ik toch weer begonnen. Ik heb veel last van angsten en ben ook een tijd opgenomen geweest. Mijn vier kinderen zitten in verschil-lende gastgezinnen. Mijn man is in 1991 overleden. Ik heb altijd problemen met sociale contacten gehad, voelde me nooit ergens thuis. Ik heb een tijd vrijwilligerswerk gedaan bij het maatschappe-lijk werk. Dat was de telefoon opnemen en receptiewerk. Maar daar moest ik mee stoppen, omdat ik weer angsten kreeg. Ik vond het echt fijn en het heeft aan mijn eigen gelegen dat ik niet verder ben gegaan.” (Nederlandse vrouw, 38 jaar, ANW). Huwelijksproblemen, echtscheiding, zorg voor kinderen Huwelijksproblemen, echtscheidingsproblematiek en de zorg voor kinderen zijn voor 6 van de 18 vrouwen een belangrijke reden dat zij in de bijstand en in een sociaal isolement zijn geraakt. Bijkomende problemen en trauma’s zorgen ervoor dat deze vrouwen vaak langdurig in de bijstand blijven. Weinig opleiding, weinig arbeidservaring, taalproblemen, geen sociale contacten in Nederland, bijkomende trauma’s (jeugdtrauma’s, sterfgevallen in directe omgeving) en gezondheidsproblemen (ongeluk, ziekten) en bijvoorbeeld problemen met de kinderen, dragen er verder toe bij dat deze vrouwen moeilijk uit hun situatie van depressiviteit, sociaal isolement en passiviteit komen. “Ik ben 18 jaar geleden door mijn huwelijk uit de Dominicaanse Republiek gekomen. Mijn man sloot mij op in huis en behandelde mij heel slecht. Ik mocht niet naar buiten, mocht de taal niet leren. Ik moest alleen het huis schoonmaken en onze drie kinderen verzorgen. Toen hij ineens weg was, was ik wel erg blij, maar ik wist niets van Nederland. Ik sprak de taal niet, wist niet waar ik naar toe moest en kende hier niemand. Ik durfde de deur niet uit, maar ik moest wel voor de kinderen. Toen ik een uitkering kreeg, zeiden ze dat ik taallessen mocht nemen en dat heb ik gedaan. Daarna hebben ze vrijwilligerswerk voor me gevonden en dat doe ik nu bijna een jaar. Daar ben ik zo blij mee. Ik vind het zo fijn. Ik beteken weer iets voor mensen, voor de wereld. Ik ben weer iemand”. (Vrouw, 43 jaar, Abw) Overige problematiek Voor een deel van de respondenten (9) lijken er niet direct belangrijke hoofdredenen te bestaan voor de situatie van werkloosheid en sociaal isolement, maar ligt de oorzaak meer in een cumulatie van belemmeringen. Een combinatie van gezondheidsproblemen (astma, suikerziekte, last van ogen, duizelingen, hoofdpijn) een gebrek aan (recente) arbeidservaring, een gebrek aan opleiding in samenhang met weinig initiatief, weinig zelfvertrouwen, weinig kennis omtrent wat men wil en kan, en depressiviteit over het eigen onvermogen, lijkt vooral voor alleenstaande vrouwen tot een vicieuze cirkel te leiden. Als depressiviteit en passiviteit ook nog gekoppeld wordt aan een wat hogere leeftijd (7 personen zijn ouder dan 50 jaar), een geringe integratie in de Nederlandse samenleving en een gebrek aan steun in de omgeving ontstaat gemakkelijk een negatieve spiraal richting sociaal isolement en het ontbreken van maatschappelijke participatie. “Ik heb 10 jaar in de ziekenverzorging gewerkt, maar daar moest ik mee stoppen omdat ik last van mijn knieën kreeg. Daarna heb ik jarenlang thuisgezeten zonder te weten wat ik wilde en kon. Daar voelde ik me niet lekker bij, ik was depressief, eenzaam, moedeloos en voelde me opgesloten. Ik werd beroerd van het nietsdoen en ik zag niemand meer. Als je toen bij me langsgekomen was, dan had ik de deur waarschijnlijk niet eens opgedaan. Op een gegeven moment heeft de sociale dienst vrijwilligerswerk voor mij gevonden bij het dierenasiel en dat heb ik gedaan. Dat ging zo goed dat ze me na 7 maanden gevraagd hebben om als betaalde kracht in tijdelijke dienst te komen. Na een paar maanden bleek er zelfs een vaste baan beschikbaar te zijn en nu heb ik dus een vaste baan. Ik heb
27
het enorm naar mijn zin en het heeft een enorme verandering in mijn leven gegeven. Eerst had ik niets om voor te leven en nu gaat het heel goed” (Nederlandse vrouw, 41 jaar, betaalde baan na Abw).
2.4
Participatie, activiteiten en trajecten
Het voorkomen/tegengaan van sociaal isolement en het bevorderen van maatschappelijke participatie zijn de hoofddoelen van sociale activering. Om deze doelen te bereiken worden aan fase 4 klanten en aan klanten van Schroeder v.d. Kolk en het Leger des Heils activiteiten aangeboden in de vorm van cursussen, vrijwilligerswerk, zorgtrajecten en leerwerktrajecten. Vanuit de dienst SZW wordt op dit moment een traject van een jaar aangeboden aan klanten, waarin zij meerdere cursussen en soorten vrijwilligerswerk aangeboden (kunnen) krijgen. De trajecten van Schroeder v.d. Kolk lopen vaak langer, veelal 2 jaar, om klanten in verschillende stappen (cursussen, vrijwilligerswerk, werkervaringsplaatsen, instroom-doorstroombanen) naar een volwaardige betaalde baan te begeleiden. De eerste vraag, die hieronder aan de orde komt, is in hoeverre de deelnemers al maatschappelijk actief waren, voordat zij aan sociale activering begonnen. De tweede vraag is welke activiteiten de respondenten in het kader van sociale activering doen en/of gedaan hebben. De derde vraag is in hoeverre hun participatie bevorderd is door sociale activering. Activiteiten voorafgaand aan deelname Het overgrote deel van de respondenten (21 van de 23) zat (voornamelijk) thuis en had weinig tot geen activiteiten buiten de deur, voordat zij aan sociale activering begonnen. Slechts twee personen waren op eigen initiatief al veel langer bezig met vrijwilligerswerk. Een deel (9) van de geïnterviewden had wel activiteiten thuis en in de familiekring. Zo was voor veel vrouwen het huishouden, de zorg voor de kinderen en in enkele gevallen (3) de zorg voor andere familieleden (hulpbehoevende ouders, kleinkinderen) de hoofdbezigheid. Ook voor hen geldt echter dat hun wereld zich voornamelijk binnen de vier muren van hun eigen huis afspeelde. Enkele respondenten (4) zeggen dat zij niet bijzonder ontevreden waren met de situatie. Zij verveelden zich niet echt en voelden zich niet eenzaam. Wel beperkten hun bezigheden zich veelal tot ‘dingetjes in huis’ en met familieleden. Het gebrek aan nuttige, maatschappelijke activiteiten wordt door hen wel genoemd als gemis en als reden om meer buiten de deur te willen doen. Voor veel geïnterviewden (13 van de 23) betekende de tijd dat zij thuis zaten en niets buiten de deur te doen hadden, een ellendige periode van passiviteit, depressiviteit en isolement. Tien respondenten zeggen dat het zo slecht met hen ging, dat zij tot weinig of niets meer kwamen op een dag. Zij voelden zich erg alleen, geïsoleerd, depressief en buiten de maatschappij staan. Velen spreken over een vicieuze cirkel of een negatieve spiraal, waarin zij geraakt zijn. Men voelde zich ellendig door het gebrek aan zinvolle bezigheden, het gebrek aan perspectief, het gebrek aan contacten en het gevoel buitengesloten te zijn. Het onvermogen om dit te doorbreken en het gevoel van moedeloosheid versterkte de depressiviteit en het zich niet goed voelen, wat weer tot gevolg had dat men zich steeds verder ging terugtrekken. In veel gevallen hebben de respondenten anderen en instanties (zoals de dienst, maatschappelijk werk of Schroeder v.d. Kolk) nodig (gehad), die hen hielp dit te doorbreken. “Voordat ik aan sociale activering begon, bestond mijn hele dagindeling uit eten, slapen en naar de WC gaan en voor de rest was ik depri” (Surinaamse man, 42 jaar, Abw) “Ik zat thuis en deed helemaal niets meer. Ik was er erg slecht aan toe en ik zag niemand meer. Het was een zwaar proces om hieruit te komen. Ik heb veel moeite gehad om iets positief op te bouwen. Via een psychiater en Schroeder van der Kolk heb ik verschillende trainingen en cursussen gedaan, onder andere de cursus ‘Dagindeling’. Pas daarna kon ik wat in het activiteitencentrum gaan doen,
28
zoals zelf kleren maken en houtbewerking”. (Nederlandse man, 31 jaar, nu betaald werk na Abw). “Ik voelde me erg opgesloten in huis. Ik stond lange tijd overal buiten en moest alles alleen doen, ook de zorg voor mijn zoon. Het ging slecht, nee ........ meer dan slecht met me. Nu gaat het veel beter met me. Ik denk zelfs weer aan betaald werk.”(Oorspronkelijk Bulgaarse vrouw, 51 jaar, Abw). De activiteiten en trajecten van respondenten in het kader van sociale activering De meeste respondenten (20) zijn vrijwilligerswerk gaan doen in het kader van sociale activering. Acht personen hebben één of meerdere cursussen gedaan, vooral computercursussen (7x), waarvan 4 voor of naast hun vrijwilligerswerk. Andere cursussen, die deelnemers hebben gevolgd of nog volgen zijn bijvoorbeeld de cursus ‘Samen tuinieren’ of de cursus/training ‘Liever lopen dan moe’ Uit verschillende interviews komt naar voren dat er samen met de deelnemers een traject wordt uitgezet, waarvan het de bedoeling is dat dit leidt naar een toenemende mate van (maatschappelijke) participatie. Door zowel cursussen, als vrijwilligerswerk te doen kunnen vaardigheden worden geleerd en werkervaring worden opgedaan. Hierdoor kan het perspectief van respondenten op maatschappelijke participatie en mogelijk zelfs betaald werk worden vergroot. In totaal hebben 5 respondenten zowel cursussen, als vrijwilligerswerk gedaan in het kader van sociale activering; 2 respondenten hebben meerdere cursussen (onder meer verschillende computercursussen) achter elkaar gedaan en 2 respondenten hebben meerdere soorten vrijwilligerswerk (in LWP) geprobeerd in het kader van sociale activering. Door meerdere soorten vrijwilligerswerk te proberen, kan een vorm van participatie worden gezocht, die goed aansluit bij wat de respondent kan en wil. In een aantal interviews komt het belang van maatwerk goed naar voren. “Het eerst dat ik aangeboden kreeg was de verzorging van demente en zwaar hulpbehoevende ouderen. Dat was te zwaar voor mij. Ik heb al zoveel problemen met alles, met de kinderen en alles, het gaat allemaal nog niet zo goed. In overleg met maatschappelijk werk en de sociale dienst is er vrijwilligerswerk voor mij gevonden in de dagverzorging thuis bij zelfstandig wonende ouderen, die hulp nodig hebben. Dat gaat heel goed. Daar ben ik heel erg blij mee.”(uit Dominicaanse Republiek afkomstige vrouw, 43 jaar, Abw). Zoals hiervoor gezegd, is het voor de meeste respondenten moeilijk (geweest) om zelf de vicieuze cirkel en het sociaal isolement te doorbreken. Verreweg de meeste (ex)klanten (14) van de sociale dienst zijn dan ook door actieve bemiddeling van de dienst en de DWO’s aan hun vrijwilligerswerk en/of cursussen gekomen. Slechts twee personen waren al op eigen initiatief lange tijd bezig met vrijwilligerswerk. Zeven respondenten zijn via Schroeder v.d. Kolk in een leerwerkproject geplaatst. Zij zijn vaak al langer dan een jaar bezig, omdat zij al deelnamen aan de projecten van Schroeder v.d. Kolk voordat deze werden omgezet in sociale activering. In 1999 zijn alle deelnemers aan de Leerwerkprojecten ‘omgezet’ naar sociale activering. Deze leerwerkprojecten betreffen activiteiten en vrijwilligerswerk in een activiteitencentrum van Schroeder v.d. Kolk zelf, in de houtbewerking, in de administratie en de verkoop in de winkel, reparatie-werkplaatsen e.d.. Twee deelnemers hebben inmiddels een ID-baan gekregen als vervolg op het leerwerkproject. De één werkt als assistent jobcoach in een activiteitencentrum van Schroeder v.d. Kolk zelf. De ander werkt in een reparatiewerkplaats voor oude audio-apparatuur. De klanten van de dienst zijn actief in verschillende maatschappelijke organisaties. Zes deelnemers zijn als vrijwilliger actief in de ouderenzorg (thuiszorg, dagopvang, verzorgingshuis of verpleeghuis). Hierbinnen verrichten zij uiteenlopende werkzaamheden: van rolstoelen rijden, in de keuken helpen, het ontbijt klaarmaken en rondbrengen, mensen voeren, activiteitenbegeleiding, met de mensen praten, schoonmaken.
29
Twee respondenten zijn als vrijwilliger actief in een buurtcentrum, waarvan één deelnemer nu gestopt is. Deze laatste vond het werk achter de bar en in de keuken van een buurtcentrum te zwaar in combinatie met de zorg voor de kinderen, de onverwerkte trauma’s en haar gezondheidsproblemen. Voorts is nog een deelnemer als vrijwilliger actief op een kinderboerderij (hokken en buitenterrein schoonmaken) en een respondent die vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk is. Deze laatste is al vele jaren actief in die organisatie en heeft hier zo ongeveer alle functies al gehad. Voor veel respondenten is het vrijwilligerswerk of de cursus van groot belang. “Ik zie weer toekomst door die computercursus. Ik ben weer levend en daar ben ik zo blij om. Ik vind het zo geweldig, dat ze dit organiseren hier in Nederland voor mensen zoals wij, die er een tijd uit geweest zijn. Ik vind dat heel perfect”(oorspronkelijk uit Bulgarije afkomstige vrouw, 51 jaar, Abw). “Eerst was alles zwart en moeilijk. De stap is zo moeilijk om iets te gaan doen..... ik zag het zelf niet. Wat dat betreft ben ik heel tevreden over Krispijn. Je wordt daar als mens behandeld. Nu ben ik 180 graden gedraaid wat betreft mijn situatie. Ik ben zo blij. Ik ben er weer helemaal uitgekomen, dankzij Krispijn, de goede begeleiding en natuurlijk mijn eigen motivatie. Ik zie nu, nu ik zelf mensen begeleid, hoe belangrijk een goede begeleiding en een goede motivatie is. Zonder dat kun je van alles proberen, maar lukt het je niet. Ik ben zo blij dat ik de kans heb gekregen om cursussen te volgen en door vrijwilligerswerk werkervaring op te doen, zodat ik nu uit de uitkeringssituatie ben. Ik verdien nu zelf geld; heb eindelijk succes en ik heb het enorm naar mijn zin. Ik heb weer zelfvertrouwen en kom de deur weer uit.”(Nederlandse man, 31 jaar, nu ID-baan). Tabel 14
Soort activiteit van respondenten in kader sociale activering (meerdere activiteiten per persoon mogelijk)
Activiteit
Aantal (N)
LWP Schroeder
7
Vrijwilligerswerk ouderenzorg
6
Vrijwilligerswerk buurtcentrum
2
Vrijwilligerswerk dierenasiel/kinderboerderij
2
Vrijwilligerswerk Vluchtelingenwerk
1
Computercursussen
7
Cursus “Samen tuinieren”
1
Cursus “Liever lopen dan moe”
1
Totaal
23
Toename participatie van respondenten door sociale activering Voor bijna alle respondenten geldt dat sociale activering heeft geleid tot een toename van hun participatie in die zin dat zij in veel gevallen aan activiteiten zijn begonnen waar zij anders niet mee in aanraking waren gekomen. Vergeleken met hun situatie voor sociale activering is het merendeel van de
30
respondenten door de activiteiten uit hun toestand van passiviteit en uit de kleine wereld van hun eigen huis gehaald. De vraag in hoeverre dit leidt tot een blijvende maatschappelijke participatie en in hoeverre trajecten leiden tot een toenemende participatie op weg naar het maximaal haalbare voor de persoon in kwestie, is moeilijk te beantwoorden aan de hand van een momentopname van de subjectieve beleving van de respondenten zelf. Het sociale activeringstraject, dat vanuit de dienst SZW wordt aangeboden, duurt momenteel maximaal een jaar. Op individuele basis is vooralsnog tijdelijk (tot 31 december 2000) verlenging mogelijk tot twee jaar. Daarna is het de bedoeling dat de deelnemers op eigen initiatief verder gaan met participatie in vrijwilligerswerk of cursussen of dat zij doorverwezen worden naar leerwerk-trajecten. Van de 23 respondenten zijn op het moment van interview 13 personen nog steeds actief zijn met de activiteiten, waar zij naar toegeleid zijn. Van deze 13 verrichten 3 personen betaald werk, zijn 9 personen op het moment van interview nog steeds actief in vrijwilligerswerk en is 1 persoon nog bezig met de cursus. Alle 13 respondenten zijn vast van plan om door te gaan met hun betaalde arbeid, vrijwilligerswerk of cursus(sen). De overige 10 respondenten zijn tijdelijk (9) of definitief (1) gestopt met het vrijwilligerswerk, leerwerktraject of de cursus, waarmee zij bezig waren in het kader van sociale activering. Twee respondenten zijn vervolgens op eigen initiatief met een andere activiteit gestart. Zo doet een respondent nu een cursus bloemschikken om toch iets te doen te hebben buiten de deur. Zij wil op termijn graag ander vrijwilligerswerk gaan doen. Eén van de klanten van de dienst, die 2 jaar vrijwilligerswerk (schoonmaakwerk) bij Parnassia heeft gedaan, doet nu op eigen initiatief vrijwilligerswerk (schoonmaakwerk) in de gehandicaptenzorg. De overigen (8) hebben op dit moment geen activiteiten buiten de deur, maar willen op één na zo snel mogelijk weer een andere vervolgactiviteit gaan doen. In tabel 15 is te zien hoe lang respondenten precies bezig zijn (geweest) en in hoeverre zij op eigen initiatief verder zijn gegaan na één jaar activeringstraject. Uit deze tabel komt naar voren dat 7 van de 23 respondenten korter dan 1 jaar actief zijn (geweest). Enkelen (2) hebben een cursus van 3 maanden gedaan en wachten op vervolg22. Twee personen zijn na een aantal maanden (4 en 6 maanden) opgehouden met het vrijwilligerswerk, dat zij deden en behoren dus tot de categorie ‘voortijdig uitgevallen’ (ofwel ‘niet-succesvol’, zie inleiding). De overigen (3 ), die als korter dan een jaar in traject geregistreerd staan in tabel 15, zijn nog steeds actief: twee in vrijwilligerswerk en één verricht betaald werk.
22
Zij staan als ‘uitgestroomd’ te boek in het klantvolg-systeeem.
31
Tabel 15
Daadwerkelijke duur activiteiten
Duur
Aantal (N)
Uitkering
Huidige situatie
3 mnd
2
Abw
Cursus afgelopen, wachten op vervolg
4 mnd
1
Abw
Gestopt met vrijwilligerswerk, vervolg ?
6 mnd
1
WAO
(Definitief) gestopt met vrijwilligerswerk
7 mnd
1
was Abw
Nu betaald werk
bijna 1 jaar
2
Abw (2x)
Gaan door met vrijwilligerswerk, ook na één jaar
1 jaar
5
Abw (4x), Anw
Gestopt met vrijwilligerswerk (4x), gaat op eigen initiatief door (1x)
ruim 1 jaar
3
Abw (3x)
Gaat op eigen initiatief door (1x), gestopt (1x), wacht op vervolg (1x)
1,5 jaar
2
Abw (2x)
ID-baan (1x), gaat op eigen initiatief door met vrijwilligerswerk (1x)
1 jaar + 10 mnd
1
Abw
ID-baan
2 jaar
3
Abw (2x), WAO
Gaan op eigen initiatief door met vrijw.werk
3 jaar
1
WAO
Actief via LWP Schroeder van der Kolk
vele jaren
1
Abw
Gaat op eigen initiatief door met vrijw.werk
Totaal
23
Vier personen zijn precies na één jaar deelname opgehouden met het vrijwilligerswerk, dat zij in het kader van sociale activering deden. Deze mensen zeggen overigens graag een andere activiteit/vrijwilligerswerk te willen gaan doen. De respondenten, die precies 1 jaar hebben afgerond en daarna opgehouden zijn, zeggen dat het vrijwilligerswerk dat zij deden eigenlijk te zwaar was, maar dat zij in ieder geval het jaar wilden afronden. “Alles bij elkaar was het te zwaar voor me. Die oude mensen waar ik voor zorgde in het zorgcentrum hebben erg veel hulp nodig en ze hadden daar veel tekorten aan personeel, dus vaak waren er te weinig mensen. Het werk was best zwaar. Vaak had ik hoofdpijn en was ik duizelig, maar als een oudere iets vraagt of nodig heeft, dan moet je dat wel doen. Dan kun je niet even gaan zitten en zeggen dat doe ik niet. Vaak had ik ‘s avonds geen energie meer om eten te koken, de huishouding te doen of nog iets voor mezelf te doen. Daarom ben ik nu gestopt.”(vrouw, Hindoestaanse, 50 jaar, Abw). De overige 11 (van de 23) personen zijn al langer dan een jaar actief (geweest), waarvan 6 respondenten op eigen initiatief zijn doorgegaan met vrijwilligerswerk, 2 personen na een leerwerktraject van ruim 1,5 jaar een ID-baan hebben gekregen, 1 persoon nog steeds bezig is met een leerwerkproject. De overige twee zijn na een traject van ruim een jaar (tijdelijk) opgehouden.
32
Ook van de respondenten, die op dit moment actief zijn, zijn er enkelen die tussentijds een periode zijn gestopt, in veel gevallen wegens ziekte en andere persoonlijke redenen (o.a. zorg voor kleinkinderen). Ook zijn er enkelen, die meerdere soorten activiteiten na elkaar hebben gedaan, waarbij een periode tussen de verschillende activiteiten zat. “Na mijn ziekte (hersentumor) en operatie zat ik weer een tijd thuis. Ik wilde zo snel mogelijk weer verder gaan met het vrijwilligerswerk en ben na 2 maanden alweer begonnen. Dat was veel te snel, want ik ben nog steeds snel moe en heb veel last van duizelingen. Toen heb ik een grote terugslag gekregen, maar ik moest gewoon wel weer beginnen want ik moet gewoon bezig zijn met iets. Ik wil niet thuis zitten en alleen maar nadenken. Ik heb het afgelopen jaar negen sterfgevallen in mijn directe omgeving meegemaakt. Mijn moeder, mijn zusje en andere familieleden. Ze zijn allemaal aan kanker overleden. Ik wil graag iets positiefs opbouwen en iets betekenen voor andere mensen.” (Nederlandse vrouw, 44 jaar, Abw). Uit een aantal interviews komt naar voren dat het belangrijk is voor respondenten dat trajecten goed op elkaar aansluiten, zowel qua tijd, als qua inhoud. “Via de sociale dienst heb ik verschillende computercursussen gedaan en een typecursus. Daar ben ik erg enthousiast over en de computer is mijn hobby geworden. Nu moet ik weer wachten op een vervolg-cursus. Dat vind ik wel jammer. Ze hadden ook vrijwilligerswerk voor me gevonden op een administratie van een verzorgingshuis, maar daar mocht ik alleen papieren sorteren. Daar ben ik wel teleurgesteld over. Ik wilde graag achter de computer zitten, iets nuttigs doen en ervaring opdoen, maar in de 5 maanden dat ik daar gewerkt heb, is dat er gewoon niet van gekomen. Ze zeiden dat ze geen tijd voor me hadden, Ze zaten midden in een reorganisatie en er moesten andere mensen achter de computer werken. Het was te druk en er veranderde voortdurend van alles in die organisatie. Ik hoop snel ander vrijwilligerswerk te vinden, waar ik wel met de computer kan werken.” (Nederlandse vrouw, 33 jaar, Abw). Elf respondenten, die momenteel actief zijn in vrijwilligerswerk of actief geweest zijn in een (net afgeronde) cursus, willen graag hiermee doorgaan en verder een toekomst opbouwen. Voor de meeste van hen blijft het opbouwen van een toekomst richting betaalde arbeid het perspectief, dat ze voor ogen hebben. Voor een aantal personen ligt dit perspectief echter ver weg en zullen lange trajecten nodig zijn van vrijwilligerswerk, opleiding en werkervaring, voordat dit een reële optie is. (zie verder Toekomstperspectieven). Voor henzelf is het in ieder geval belangrijk om dit toekomstbeeld voor ogen te houden.
2.5
Oordeel respondenten over de activeringstrajecten
Het algehele oordeel van respondenten over sociale activering is over het geheel genomen bijzonder positief. Zowel de vrijwilligers, als de cursisten, met name de deelnemers aan computercursussen, zijn voor het merendeel heel enthousiast over het werk dat ze doen en de cursus, die ze volgen of gevolgd hebben en het feit dat zij dit aangeboden hebben gekregen. Daarnaast noemen een aantal respondenten ook knelpunten in de trajecten en de activiteiten. Deze hebben vooral te maken met de zwaarte van de activiteiten, de mate van begeleiding en de aansluiting tussen het soort activiteiten, dat men wil en kan doen, en de activiteiten, die men aangeboden krijgt. Relatief veel deelnemers (6) zijn actief in de ouderenzorg. Over dit vrijwilligerswerk in de ouderzorg zijn bijna alle respondenten zeer enthousiast. Het geeft henzelf meer sociale contacten en meer zinvolle bezigheden buiten de deur. Dit is een zeer belangrijk aspect. Zij vinden het ook heel belangrijk dat zij weer iets betekenen voor andere mensen en voor de maatschappij.
33
“Dit werk is zo belangrijk. Ik krijg er zoveel voor terug. Als er iets is wat ik ooit met liefde heb gedaan dan is het deze baan. Dit werk is geweldig. Ze zijn zo lief die ouderen en ik krijg zoveel terug.” (Nederlandse vrouw, 44 jaar, Abw). “Het is zulk dankbaar werk. Ze zijn je zo dankbaar die oude mensen. Dag zuster, zeggen ze, u bent zo lief. Eerst wist ik niet zo goed wat het was en wist ik niet of ik dat wel wilde. Toen ze bij Matchwerk dit vrijwilligerswerk in het verpleeghuis voor mij gevonden hadden, wist ik niet hoe het was. Ik was nog nooit in een verpleeghuis geweest en ik wist niet eens dat ze dat zo voor oude mensen doen in Nederland. De eerste keer was ik verbaasd. Ik vond het wel prachtig. Het is allemaal zo mooi met schilderijen aan de muur. Toen ben ik daar begonnen en ik vind het zo ontzettend leuk, dat ik het ben blijven doen. Ik wil dit niet meer verliezen. Ik zie nu mensen die ik anders nooit gezien had.” (Surinaamse vrouw, 59 jaar, Abw). Ook voor de andere deelnemers is het vrijwilligerswerk, dat zij doen, erg belangrijk. De inhoud van het werk en de toekomstperspectieven zijn daarbij soms minder belangrijk dan de sociale contacten en het hebben van bezigheden op zich. “Laat mij maar simpel werk doen. Er woont een schizofreen boven mijn hoofd en die houdt mij de hele nacht wakker. Daardoor kan ik niet nadenken. Ik vind het werk zo fijn, zo geweldig. De anderen hebben allemaal een hekel aan de afwas, maar ik niet. Laat mij dan maar afwassen. Ik vind alles leuk als het maar gezellig en niet te ingewikkeld is. Als ik binnenkom in het buurtcentrum zeggen ze: “oh, wat fijn dat je er weer bent!” Dat vind ik zo leuk. Ik heb het er reuze naar mijn zin en ik heb heel veel vrienden gemaakt.” (Nederlands vrouw, 56 jaar, Abw). Voor de meeste respondenten is het hebben van zinvolle bezigheden de belangrijkste reden om actief te willen zijn. Daarnaast zijn belangrijke redenen ‘iets betekenen voor andere mensen’, de sociale contacten en het opbouwen van nieuwe toekomstperspectieven. Sommigen zeggen ook dat zij het belangrijk vinden om deel te nemen aan sociale activering, omdat zij iets voor hun uitkering willen doen of iets terug willen doen voor de sociale dienst. “Die persoon bij de dienst heeft zoveel voor mij gedaan, ik wilde wat terug doen. Ik was ook niet tevreden met hoe het ging en voelde me niet goed. Ik wilde zelf ook wel wat gaan doen. Maar ik wilde ook wel aan sociale activering meewerken, omdat ze ook veel voor mij deden met die verhuizing en het inrichten van mijn nieuwe huis. Ik vind de cursus erg gezellig. Lekker bijkletsen over dingen die je doet in je privé-leven. Diegenen die het begeleidt kan goed tuinieren en is altijd bereid te luisteren als mensen problemen hebben. Hij weet ook onderlinge conflicten goed op te lossen. Het werk is best zwaar, maar dat wilde ik ook. Het fijnste vind ik dat het vooral buiten is.” (Nederlandse vrouw, 41 jaar, Abw). Ook over de aangeboden cursussen zijn de respondenten erg enthousiast. Vooral de computer-cursussen bieden de deelnemers nieuwe perspectieven en nieuwe ontplooiingsmogelijkheden. Over het geheel genomen noemen de respondenten als belangrijke effecten van sociale activering het hebben van zinvolle bezigheden buitenshuis (20x) en een toename van sociale contacten (14x). Ook wordt veel genoemd, dat hun toekomstperspectieven beduidend zijn verbeterd door sociale activering (12x), dat er meer structuur in hun leven (10x) is gekomen en dat hun algehele tevredenheid met het bestaan (15x) en hun zelfvertrouwen (16x) toegenomen is. Een deel van de respondenten (9x) vindt dat zij vooral veel geleerd hebben en dat hun vaardigheden zijn toegenomen. Voorts zeggen enkele respondenten (4) dat sociale activering heeft gezorgd voor een toegenomen integratie in de Nederlandse samenleving.
34
“Ik heb nu al zoveel geleerd en ik voel me zoveel beter. Mijn Nederlands is ook zo veel beter, doordat ik veel meer buiten de deur ben en Nederlands praat. Dat moet ook voor de kinderen. Ik moet ook vragen kunnen stellen bij ouderavonden en zo. Ik voel me anders zo dom. Nu gaat het beter door de taalcursussen en het vrijwilligerswerk.” (vrouw, 43 jaar, uit Dominicaanse Republiek, Abw) Knelpunten en redenen van uitstroom De belangrijkste reden om tussentijds of na een jaar met de betreffende activiteit op te houden was, dat de activiteit te zwaar was (5) voor de respondent in kwestie. Andere redenen waren dat men niet tevreden was over de activiteit (2) en vanwege verhuizing (1). Ook de deelnemers (2x), die een kortdurende cursus hadden gedaan, staan als ‘uitgestroomd’ te boek, maar zitten in werkelijkheid dus nog in een traject. Uit de gesprekken komen verschillende aspecten van het vrijwilligerswerk of het leerwerktraject naar voren, die te zwaar worden gevonden. In enkele gevallen was de inhoud van het werk te zwaar of het aantal uren, dat respondenten investeerden. Voor een aantal respondenten was de werkomgeving te druk en de combinatie van het werk en het huishouden een probleem. Vooral mensen met psychische problemen kunnen moeilijk verschillende zaken met elkaar combineren. Tabel 16
Redenen van respondenten om op te houden met de activiteit
Reden
Aantal (N)
Te zwaar
5
Niet leuk/niet tevreden
2
Verhuisd
1
Cursus was afgelopen
2
Totaal
10
“Ik heb grote moeite om met mensen om te gaan. Het was daar de hele dag zo druk en er waren zoveel mensen om mij heen, die allemaal wel wat te zeggen hadden......... Het werd gewoon te druk in mijn hoofd. Ik kon niet meer slapen en voelde dat het fout ging. Toen ben ik maar niet meer gegaan. Ik denk dat ik het niet meer aan kan om te werken naast het huishouden en mijn relatie. Ik doe nu het huishouden, maak schoon, doe de boodschappen, kook het eten. Dat vind ik fijn.” (man, 43 jaar, WAO, gestopt met leerwerkproject na 6 maanden). “Ze vroegen me bij de sociale dienst of ik zin had om weer wat te gaan doen, bijvoorbeeld in vrijwilligerswerk. Dat wilde ik wel, want ik kan niet stilzitten. Toen ben ik begonnen in een verpleeghuis, rolstoelen rijden en zo. Dat heb ik een maand of 4 gedaan, maar dat vond ik veel te zwaar, daar ben ik mee opgehouden. De meeste van die ouderen geven ook niet mee, dat was verschrikkelijk. Ik heb wel gevraagd of ze niet wat lichter werk voor me hebben, maar daar heb ik niets meer van gehoord. Ze zouden contact met me opnemen, maar ik weet het niet.............. Licht schoonmaakwerk of zo of koffie en thee rondbrengen ergens, dat wil ik wel. Nu komt er even niets van, want ik zit erg in de problemen. Ik ben mijn huis kwijtgeraakt en al mijn spullen. Ik heb niets meer. Nu maak ik steeds meer schulden, ik weet niet hoe dat nu verder moet. “(Nederlandse vrouw, 47 jaar, Abw). De meeste respondenten, die momenteel (tijdelijk) opgehouden zijn met de activiteit in het kader van sociale activering, willen graag verder gaan met een andere vervolg-activiteit of zijn op eigen initiatief andere activiteiten gaan ondernemen .
35
“Het is niet goed als ik alleen maar thuis zit. Dat heb ik al veel te lang gedaan. Ik kwam nergens meer toe en heb nergens meer energie voor. Daar voel ik me niet lekker bij. Dat wil ik dus niet meer. Ik moet wat te doen hebben anders kom ik weer in die vicieuze cirkel. Ik wil wel vrijwilligerswerk gaan doen bijvoorbeeld, gewoon om de deur uit te zijn en zinvolle bezigheden te hebben, die mij wat zelfvertrouwen geven en om me wat beter te voelen. Ik wil ook graag wat meer mensen leren kennen, want ik ken nog steeds weinig mensen in Nederland, ja... los van wat kennissen.” (vrouw, Australische, 44 jaar, Abw). De bemiddeling en toeleiding De meeste respondenten zijn erg positief over het feit dat zij actief bemiddeld en toegeleid zijn naar hun activiteiten door de dienst SZW, de afdeling Sociale Activering en de uitvoerende instellingen. “Ik was zelf niet op het idee gekomen, ik had ook niet zo’n behoefte ergens aan. Nou ben ik tenminste bezig en het zal wel nut hebben. Ik heb zolang niet gewerkt........ en nu zijn er al die jonge werklozen......., ik dacht: ‘als oudere kom ik toch niet meer aan de slag’. Bij de sociale dienst hebben ze toen dit werk bij de kinderboerderij voor me gevonden. Nu ben ik tenminste weer in de roulatie. Misschien kan ik nu zelfs wel werk krijgen, straten vegen of zo.....iets schoonmaken. Ik vind het schoonmaken op de kinderboerderij erg leuk en het past goed bij mij. Ik kon ook meteen beginnen, want ze hadden hard vrijwilligers nodig.” (Nederlandse vrouw, 57 jaar, Abw). Voor sommigen heeft er wel enige tijd gezeten tussen bemiddeling en aanvang, vooral vanwege ziekte en andere persoonlijke omstandigheden. Voor sommigen zit er een periode tussen verschillende cursussen in verband met de aanvangsdatum van cursussen/trainingen. “Via Matchwerk heb ik eind 1997 het aanbod gekregen om vrijwilligerswerk te gaan doen, maar ik was eerst een tijd ziek en ik moest voor mijn doodzieke moeder zorgen, die bij mij thuis op bed lag. Ik dacht eerst: ‘dat kan ik niet en wat moet ik daar doen’. Mijn moeder is overleden en ik heb medicijnen gekregen voor mijn astma. In mei 1999 ben ik toch begonnen en ik wist niet dat het zo ontzettend leuk is. Nu kan ik weer even niet, omdat de kleinkinderen bij mij zijn. Mijn dochter is alleenstaand moeder. Als de kinderen weer naar school zijn, dan kom ik weer, heb ik daar gezegd.” (Surinaamse vrouw, 59 jaar, Abw). De begeleiding Een groot deel (12) van de respondenten is erg tevreden over de begeleiding die zij hebben gekregen bij sociale activering. Verschillende respondenten noemen bepaalde mensen bij naam, waar zij veel steun van hebben gehad. Veel respondenten hebben ook veel begeleiding en ondersteuning nodig, zo komt uit de interviews naar voren. “De vrouw, waar ik mee samenwerk, is zo goed voor mij. Zij is mijn alles op dit moment. Ze steunt me zo en helpt me. Geeft me zelfvertrouwen. Dan zegt ze tegen mij: ‘je hoeft niet verlegen te zijn. Je kan het best, kom op’. Ik ben haar heel dankbaar wat zij voor mij gedaan heeft” (vrouw, 43 jaar, uit Dominicaanse Republiek, Abw). “Ik vond de begeleiding bij Doorstroom erg goed. Ze komen persoonlijk kijken en praten met je hoe het gaat. Je kunt ze ook bellen als er iets is. Dat vind ik heel goed.” (Nederlandse vrouw, 41 jaar, nu betaalde baan). “Die leraar, die computercursus gaf is zo enthousiast. Die zegt: ‘je kunt het wel! Doe gewoon maar.’ Hij heeft me zo geholpen. Hij bracht z’n enthousiasme ook op ons over. Wij allemaal vonden het erg leuk. Ik dacht eerst dat ik dat niet zou kunnen, want ik ben al een dagje ouder. Ik heb ook niet veel opleiding en mijn Nederlands is nog steeds niet erg goed. Maar we hebben een
36
toets gedaan en we hebben het allemaal gehaald. Ik ook. Ik heb nu een certificaat Tekstverwerking. Dat vind ik perfect.” (vrouw, 51 jaar, Abw). Daarnaast hebben een aantal respondenten te weinig begeleiding gehad, waardoor zij uitgevallen zijn, of zijn niet erg enthousiast over de begeleiding, die zij hebben gekregen. “Ze hadden me meer begeleiding moeten geven of thuiszorg. dan was het me misschien wel gelukt. Ik wil ook wel weer terug naar het werk bij Schroeder v.d. Kolk, maar dan moet er eerst iets veranderen.” (Surinaamse man, 42 jaar, Abw) “De begeleiding hier is niet denderend. Er is een chef, die verstand heeft van elektronica. Maar als hij al bij ons is, dan zit hij meer aan t.v.’s te knutselen, dan dat hij ons helpt. Als ik al de kans krijg om een vraag te stellen, krijg ik een antwoord waar ik niets mee kan. Iedereen is het er wel over eens dat er meer begeleiding moet komen, geloof ik.”(Nederlandse man, 29 jaar, ID-baan) Verschillende respondenten (5) zeggen dat ze nooit begeleiding hebben gehad en dat ook niet nodig hebben. “Bij de kinderboerderij is er geen begeleiding en van de sociale dienst heb ik die ook nooit gehad. Ik heb dat ook niet gemist, want ik ga toch wel mijn eigen gang. Wel zou ik liever meer uren werken. Dat durf ik niet te vragen of dat mag. Ik maak gewoon de hokken schoon en praat niet veel met andere mensen. Daar ben ik te verlegen voor”(Nederlandse vrouw, 57 jaar, Abw) De financiële vergoeding De meeste respondenten zeggen dat de financiële vergoeding van f 100,- per maand gedurende het eerste jaar wel op prijs wordt gesteld, maar niet van doorslaggevend belang is om deel te gaan nemen aan de sociale activering. Veel respondenten beschouwen het als onkostenvergoeding en/of reisvergoeding voor het vrijwilligerswerk dat zij verrichten. Over het algemeen ontvangen de geïnterviewden geen onkostenvergoeding via de organisatie waarvoor zij het vrijwilligerswerk verrichten, ook niet nadat de financiële vergoeding na het eerste jaar ophoudt. “Ik gebruikte die f 100,- om strippenkaarten te kopen om naar het dierenasiel te gaan. Je krijgt geen onkostenvergoeding als vrijwilliger hier. Zij hebben weinig geld.” (Nederlandse vrouw, 41 jaar, nu betaalde baan na Abw) “Die f 100,- is natuurlijk wel aangenaam, maar niet essentieel. Het gaat om het werk en dat ik weer iets opbouw. Ik blijf het werk sowieso doen of ik die ƒ100,- nu krijg of niet.” (Nederlandse vrouw, 44 jaar, Abw) Anderen zeggen dat ze er niets van hebben gemerkt of dat ze de vergoeding toch moesten inleveren (bij schulden). Twee respondenten vinden dat het vrijwilligerswerk, dat zij doen, eigenlijk gewoon betaald zou moeten worden. “Dit werk is zo belangrijk, de opvang van asielzoekers bij Vluchtelingenwerk. Eigenlijk vind ik dat het gewoon betaald zou moeten worden. Ik zit nu al jaren op een houtje te bijten en kan nooit ergens heen. Veel dingen kan ik gewoon niet betalen van mijn bijstandsuitkering. Dat vind ik wel jammer.” (Nederlandse vrouw, 52 jaar, Abw)
Enkelen noemen de financiële vergoeding juist wel van belang om deel te nemen, niet als belangrijkste
37
reden, maar het speelde wel mee. De extra vergoeding is een welkom extra voor mensen, die al heel lang in een uitkeringssituatie zitten. “Nu is die f 100,- extra gestopt. Dat vind ik vreselijk jammer. Kunt u niet vragen of ik dat weer krijg? Ik ga altijd op de fiets en van de week was dat ding weer kapot. Nou moet ik dat ook weer betalen. Ik zou graag iets extra’s hebben. Ik doe toch vier ochtenden in de week de afwas in het buurtcentrum” (Nederlandse vrouw, 56 jaar, Abw en vermogen).
2.6
Toekomstperspectieven
Als gevolg van sociale activering hebben zoals gezegd drie personen reeds een betaalde baan gevonden, twee personen een ID-baan en één persoon een gewone vaste baan. Ook de twee personen met een IDbaan streven naar een ‘echte’ baan. Eén van hen heeft inmiddels al gesolliciteerd op een gewone baan als assistent-systeembeheerder bij de instelling waar hij nu een ID-baan als assistent job-coach heeft. Hij is erg enthousiast, dat hij deze mogelijkheid heeft gekregen en verwacht veel van de toekomst. De ander hoopt momenteel nog alleen op doorstroom naar een andere baan. De verwachting dat hij aanvullende cursussen kon gaan volgen, is niet helemaal uitgekomen tot nu toe. Van de overige 20 personen blijft voor 14 personen betaald werk het uiteindelijke doel waarnaar zij streven. “Ik wil graag een betaalde baan. Dat zal wel moeilijk zijn en dat moet wel kunnen met de kinderen. Soms ben ik nog steeds bang dat de vader van de kinderen terugkomt en de kinderen mee zou nemen. Ook mijn kleinste is nog steeds erg bang. Mijn kinderen gaan voor alles. Toch wil ik ook aan mijn kinderen leren dat je moet werken voor je geld en dat ze dat in de toekomst moeten doen. Dat is moeilijk. Ik wil voor mijn kinderen zorgen, maar ik schaam me ook zo dat ik geld van de sociale dienst krijg. Mijn kleinste vraagt nu al: ‘mama, waar haal jij je geld vandaan’. Dat doet zo’n pijn. Dat wil ik niet, maar het kan nu niet anders. Voor de toekomst en voor hen wil ik echt wel wat anders. Ik zeg ook tegen mijn kinderen: je moet leven en een baan krijgen. Want je moet voor later iets opbouwen.”(vrouw, 43 jaar, Dominicaanse Republiek, Abw) Voor sommigen lijkt betaald werk niet een reëel doel, voor anderen mogelijk wel. Het is duidelijk dat voor veel respondenten een lang traject nodig is van opleiding, werkervaring (o.a. door vrijwilligerswerk) en actieve toeleiding. Dan nog zal betaald werk mogelijk voor een aantal mensen niet zijn weggelegd. Toch lijkt er meer in sommige mensen te zitten dan er uitkomt. Hoewel deze conclusie voorzichtig getrokken dient te worden, lijkt voor een deel van de respondenten de mogelijkheid op betaald werk misschien aanwezig op langere termijn, mits de arbeidsmarkt zo gunstig blijft als momenteel het geval is. In ieder geval dragen een aantal factoren, zoals die uit de gesprekken naar voren komen, bij aan deze gedachte: - de eigen motivatie. Zo’n 8 respondenten zeggen dat zij absoluut van plan zijn om aan hun toekomst te bouwen en dat zij zeer gemotiveerd zijn om naar een betaalde baan toe te werken; - de tijdelijkheid van de problemen van sommige respondenten en de mogelijkheden op verbetering van de situatie, waardoor zij meer kans hebben om betaald te gaan werken. Vooral de vrouwen, die nu nog de zorg hebben voor kinderen, en de vrouwen, waarvan het leven door bepaalde gebeurtenissen ontregeld is, lijken meer kans te hebben om een toekomst op te bouwen met betaald werk; - de inmiddels opgebouwde vaardigheden via de cursussen en met name de computercursussen, waar
38
-
-
de respondenten vaardigheden en kennis opdoen, die zij goed kunnen gebruiken bij hun eventuele verder traject richting betaald werk; de werkervaring, die respondenten inmiddels door middel van hun vrijwilligerswerk hebben opgedaan, vergroten hun kans op betaald werk. Uit landelijk onderzoek naar verschillen tussen uitstromers en blijvers in de bijstand (Regioplan, 199823) blijkt dat deelname aan vrijwilligerswerk de kans op uitstroom uit de bijstand richting betaald werk vergroot. de grote vraag naar arbeidskrachten, onder meer in de zorgsector, waarin een belangrijk deel van de respondenten op dit moment als vrijwilliger actief is. Mogelijk biedt juist de werkervaring in deze sector de respondenten op langere termijn meer perspectieven. “Ik wil stap voor stap weer iets opbouwen om iets te bereiken in het leven. Ik moet iets zinnigs te doen hebben, omdat ik anders niet trots op mezelf kan zijn, hè. Als je niks doet in het leven, waarmee je iets bereikt in de samenleving, dan kun je niet trots op jezelf zijn.” (Surinaamse vrouw, 34 jaar, Abw) “Ik wil graag verder met computers, want daar ben ik hartstikke goed in. Ik heb zo lang naar werk gezocht en nooit gevonden. Nu wil ik werkervaring opdoen en gewoon stap voor stap naar betaald werk op welk niveau dan ook en voor hoeveel uur dan ook, het maakt me niet uit. Ik wil gewoon zinvol betaald werk doen. Al is het maar gewoon brieven typen. Misschien moet ik ook nog wel een opleiding doen, voor programmeur of zo. Dat wil ik wel, als ik maar verder kom.”(Nederlandse vrouw, 33 jaar, Abw)
Voor 6 personen is betaald werk geen doel of geen optie meer. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat respondenten ernstige, blijvende psychische aandoeningen hebben (3) en dat zij vanwege hun hogere leeftijd (2) geen mogelijkheid meer zien om betaald werk te krijgen. Deze respondenten zien hun toekomst in alternatieven, waaronder vrijwilligerswerk. Tabel 17
Redenen van respondenten om betaald werk niet meer als doel te zien
Reden
Aantal (N)
Te ernstige psychische aandoeningen
3
Hogere leeftijd (>59 jaar)
2
Gezondheidsproblemen
1
Totaal
6
23 Hospers, L.A., C.J.M. Schuyt en R.C. van Geuns, ‘Van bijstand naar werk: een onderzoek naar blijvers in en stromers uit de bijstand’, Regioplan, Amsterdam, 1998
39
DEEL 3: CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
40
3. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Ontwikkelingen De afgelopen 5 jaar heeft de ontwikkeling van sociale activering in Den Haag een grote vlucht genomen. Het aantal deelnemers is in die periode bijna vertienvoudigd; van 75 deelnemers in 1995 (toen nog onder de noemer ‘activerend welzijnsbeleid’) naar ruim 600 in 1999. In 2000 worden naar schatting 950 nieuwe plaatsingen gerealiseerd. Met de uitvoerende partners worden afspraken gemaakt voor 1300 nieuwe plaatsingen in 2001. Het productaanbod sociale activering is in de loop der jaren steeds verder uitgebreid. Naast vrijwilligerswerk bestaat de mogelijkheid om cursussen en scholing te volgen (computervaardigheden, persoonlijke ontplooiing, leerwerktrajecten) en deel te nemen aan diverse activiteiten op het gebied van recreatie en andere vormen van dagbesteding. De ontwikkeling van het programma Sociale Activering is tot stand gekomen dankzij een goede en intensieve samenwerking tussen de diensten SZW en OCW en de uitvoerende partners (Decentrale Welzijnsorganisaties, Schroeder van der Kolk en het Leger des Heils). Sociale activering is daarmee een volwaardig instrument geworden voor het vergroten van het perspectief op werk en het stimuleren van de maatschappelijke participatie van langdurig werklozen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De klant in beeld Veruit het grootste deel van de totale deelnemersgroep (90%) heeft een uitkering op grond van de Algemene Bijstandswet (Abw). Personen boven de 40 jaar worden relatief minder vaak geplaatst in sociale activeringstrajecten dan personen jonger dan 40 jaar, met name in vergelijking met het aandeel van 40-plussers in het totale klantenbestand van de dienst SZW. Verder is het aantal personen van Turkse en Marokkaanse herkomst dat geplaatst is in sociale activeringstrajecten relatief lager dan personen uit andere (allochtone) bevolkingsgroepen, zeker als dit wordt afgezet tegen het aandeel dat deze twee groepen uitmaken van het totale klantenbestand van de dienst SZW. Het is aan te bevelen om aan deze groepen extra aandacht te besteden bij de matching van mogelijkheden, wensen en trajecten. Uit het kwalitatieve onderzoek blijkt dat sociale activering door de geïnterviewden als zeer positief wordt ervaren en beoordeeld. In veel gevallen leidt sociale activering tot een toenemende en blijvende participatie op sociaal gebied, in vrijwilligerswerk en zelfs in betaald werk. De gesprekken laten goed zien dat betrokkenen in veel gevallen door een complex van problemen uitgerangeerd zijn (geweest) en nu door sociale activering weer in mindere of meerdere mate op het 'juiste' spoor zijn gekomen. Vooral voor mensen, waarbij de oorzaak van het sociaal isolement en gebrek aan maatschappelijke participatie grotendeels in de omstandigheden ligt (huwelijksproblemen/echtscheiding, andere calamiteiten/trauma's, zorg voor kleine kinderen), kan sociale activering op termijn leiden tot leerwerktrajecten en volwaardig betaald werk. Wel zijn er vaak lange trajecten nodig, via cursussen, vrijwilligerswerk en werkervaringsplaatsen. Een goede begeleiding en individueel maatwerk is daarbij van essentieel belang. Ook personen met ernstige, complexe problemen op medisch, psychisch en sociaal gebied kunnen door sociale activering een aangenamer en actiever bestaan opbouwen. Uit de gesprekken blijkt dat er vaak meer in mensen zit dan de buitenwereld en zijzelf (in eerste instantie) geloven. Wel blijkt dat ernstige, blijvende problemen zoals psychiatrische aandoeningen, verslaving, schulden en dakloosheid de kans op uitval vergroten, vooral als er in de loop van de tijd meer geëist wordt van mensen. Voor sommige personen is een beperkte inzetbaarheid (bijvoorbeeld 2 ochtenden vrijwilligerswerk per week) het maximaal haalbare. In veel gevallen gaat het om vrijwilligerswerk in de sfeer van ouderenzorg, gehandicaptenzorg, werk in buurtcentra en activiteitencentra voor (ex)psychiatrisch patiënten. Dit is werk waaraan een grote behoefte bestaat in de samenleving. Daarnaast biedt het de deelnemers zelf
41
zinvolle bezigheden, sociale contacten, waardering vanuit de omgeving en een toegenomen tevredenheid met hun bestaan. Uit de gesprekken komt naar voren dat in het maatwerk, de aansluiting van trajecten en de begeleiding van klanten nog verbetering gebracht kan worden. Dit geldt niet alleen tijdens de onderdelen van het activeringstraject, maar met name ook in het vervolgtraject na afloop van sociale activering. Vooral voor de deelnemers die na deelname alsnog uitvallen kunnen via een nazorgtraject alternatieven bedacht worden. In elk geval is het aan te bevelen om na afloop van een activeringstraject samen met de deelnemer actiever een vervolgtraject uit te zetten. Aanbevelingen Voor sociale activering kan worden gesteld dat ‘het bouwwerk staat’. Daarnaast is sociale activering volop in ontwikkeling is. Om het programma de komende jaren verder te verbeteren en uit te bouwen worden de volgende aanbevelingen gedaan: 1. Inzetten ambassadeur voor het bereiken van allochtone groeperingen Allochtone klanten (met name Turken en Marokkanen) zijn relatief ondervertegenwoordigd in de deelnemersgroep van sociale activering. In maart 1999 is daarom speciaal voor Marokkaanse vaders het project ‘Aanpakken en Doorgeven’ gestart (zie paragraaf 1.4). Voor dit project is een Marokkaanse projectbegeleider aangesteld, die zelf uit eigen circuit de kandidaten werft. Aanbevolen wordt om vaker een ‘ambassadeur’ uit de eigen gemeenschap (bijvoorbeeld de moskee) in te zetten om de allochtone klantengroep beter te bereiken. Hiervoor kan de dienst SZW ook gebruik maken van de bestaande contacten van de dienst OCW met de zelforganisaties. 2. Verbetering van de analyse en diagnose Een belangrijke oorzaak voor uitval bij sociale activering is dat een traject niet altijd goed aansluit bij wat de deelnemer wil en kan. De doelgroep van sociale activering heeft vaak te maken met een meervoudige, persoonlijke problematiek. Uit het kwalitatieve onderzoek blijkt dat een belangrijke reden voor uitval is dat het vrijwilligerswerk te zwaar is voor de deelnemer. Er moet dus nog meer aandacht worden gegeven aan de matching tussen de mogelijkheden van de klant en de werksoort en de werklast. Ook zal moeten worden gelet op specifieke belemmeringen van speciale doelgroepen. Samen met de deelnemers kan het uiteindelijke (persoonlijke) doel van sociale activering beter geformuleerd worden, zodat er kwalitatief betere trajectplannen worden opgesteld. Dit geldt zowel voor deelnemers die een beperkte inzet en toekomstperspectief hebben en toch graag iets anders willen gaan doen, als voor de deelnemers die betaald werk als uiteindelijk doel hebben. Aanbevolen wordt om de diagnosestelling en het individuele maatwerk verder te verbeteren. Ook tijdens het activeringstraject zal bij de tussentijdse gesprekken extra aandacht moeten worden gegeven aan de zwaarte van het vrijwilligerswerk. Daarnaast vraagt de plaatsing van 40-plussers en personen van Turkse of Marokkaanse afkomst om specifieke aandacht. Dit punt wordt in de besprekingen met de DWO’s en de andere productaanbieders meegenomen. 3. Intensivering van de begeleiding bij de uitvoering Veel deelnemers kampen met een complexe problematiek. Steeds meer personen hebben psychische of psychiatrische problemen. Daarom is een goede begeleiding essentieel. Uit de interviews komt naar voren dat de communicatieve vaardigheden bij een belangrijk deel van de respondenten niet erg goed ontwikkeld zijn. Deze deelnemers zijn eerder geneigd om zich terug te trekken en niet meer te komen opdagen, dan om assertief optreden en eventuele knelpunten in het werk aan de orde stellen. De meeste deelnemers hebben veel begeleiding nodig, zowel vanuit de begeleidende organisatie als vanuit de organisaties waar zij actief zijn.
42
Aanbevolen wordt om in gevallen waarin dat nodig is de begeleiding verder te verbeteren. Dit punt wordt in de besprekingen met de DWO’s en de andere productaanbieders meegenomen. Ook de contacten tussen de uitvoerende partners en de wijkkantoren van de dienst SZW zal speciale aandacht krijgen. 4. Verbetering van de aansluiting tussen de verschillende trajectonderdelen Het kwalitatieve onderzoek wijst uit dat de aansluiting tussen de verschillende trajectonderdelen (met name tussen de verschillende cursussen en tussen cursussen en vrijwilligerswerk) verbeterd kan worden. Er zit soms behoorlijk lange tijd tussen twee verschillende trajectonderdelen. Aanbevolen wordt de aansluiting tussen de verschillende trajectonderdelen verder te verbeteren en bij het opstellen van het trajectplan hieraan extra aandacht aan te besteden. 5. Verbetering van de aansluiting van vervolgactiviteiten op sociale activering Uit het kwalitatieve onderzoek blijkt dat de aansluiting van vervolgtrajecten op sociale activering verbeterd kan worden. Dit geldt met name voor de aansluiting tussen sociale activering en (leer)werktrajecten. Zeker in het licht van de invoering van één jaar verplichte sociale activering per 1 oktober 2000 moet hier veel aandacht aan worden besteed. Uit het kwalitatieve onderzoek komt naar voor dat relatief veel deelnemers na precies één jaar deelname uitvallen en geen alternatieven aangereikt lijken te krijgen. Hieraan zal extra aandacht moeten worden gegeven. Door het aanbieden van alternatieven op het gebied van werkvervangende activiteiten kan het vervolgtraject verder worden verbeterd. Daarnaast dienen periodiek op gestructureerde wijze de mogelijkheden naar aansluiting op werk te worden bekeken. Aanbevolen wordt de aansluiting tussen vervolgactiviteiten en sociale activering verder te verbeteren. 6. Voortzetting verlenging deelname tot maximaal 2 jaar Sinds 1 juli 2000 is er een tijdelijke regeling (tot 31 december 2000) op grond waarvan deelname aan sociale activering na één jaar kan worden verlengd tot maximaal 2 jaar (zie ‘Periode van deelname’ in paragraaf 1.2 van deel 1). In de periode tot en met augustus 2000 zijn inmiddels 62 personen aan een tweede jaar sociale activering begonnen. Hieruit blijkt dus dat het tweede jaar sociale activering voorziet in een behoefte. Het grootste deel van de groep is in begeleiding bij Schroeder v.d. Kolk (28 personen) en het Leger des Heils (13 personen). Ook uit het kwalitatieve onderzoek (zie deel 2) blijkt de mogelijkheid om langer dan één jaar aan sociale activering deel te nemen in een behoefte te voorzien. Daarnaast blijkt dat de doelgroep van sociale activering in toenemende mate wordt gekenmerkt door een meervoudige persoonlijke en sociale problematiek. Het zal daardoor steeds meer tijd en inspanning kosten om een klant te activeren. Aanbevolen wordt om de mogelijkheid om op individuele basis deelname aan sociale activering te verlengen tot maximaal twee jaar, na 31 december 2000 voort te zetten. De grens van twee jaar blijft een arbitraire keuze. Aan de hand van ervaringsgegevens in Den Haag en andere gemeenten zal in de toekomst moeten blijken of twee jaar sociale activering voldoende is. Het ligt voor de hand om deze klanten na twee jaar sociale activering op te nemen in het reguliere welzijnswerk.
7. Voortzetting maandelijkse vergoeding van f 100,- in tweede jaar van deelname Met de introductie van de mogelijkheid tot verlengde deelname is ook de vergoedingenregeling uitgebreid. In het tweede jaar van deelname wordt een maandelijkse vergoeding van f 50,- aan de deelnemer verstrekt (zie ‘Vergoedingenregeling’ in paragraaf 1.2 van deel 1). Ook deze regeling geldt
43
tot 31 december 2000. Analoog aan de eerstgenoemde aanbeveling om de mogelijkheid tot verlengde deelname structureel in te voeren, wordt voorgesteld ook de maandelijks vergoeding voort te zetten. 8. Verbetering van de communicatie met potentiële deelnemers Bij de potentiële kandidaten voor sociale activering en de deelnemers bestaat behoefte aan meer informatie over de verschillende mogelijkheden die sociale activering biedt en de activiteiten die in dat kader gevolgd kunnen worden. Voorgesteld wordt om een aparte folder met informatie hierover voor klanten te ontwikkelen. 9. Verbetering van de communicatie tussen de uitvoerende partijen Alle partijen die zich bezighouden met (de uitvoering van) sociale activering hebben behoefte om op de hoogte te worden gehouden van de stand van zaken van sociale activering. Daarom wordt aanbevolen om “Trajectnieuws” (zie paragraaf 1.3, afdeling Sociale Activering) uit te bouwen tot een informatiebulletin waarin niet alleen informatie wordt gegeven over de stedelijke projecten, maar ook over de DWO’s en de pilots die op het gebied van sociale activering en zorgtrajecten worden ondernomen.
44
BIJLAGE 1:
OVERZICHT VAN HET STEDELIJKE PRODUCTAANBOD SOCIALE ACTIVERING
INHOUD
1. Faktor 2 - Persoonlijke oriëntatie
2. Stichting werk en initiatief (SWI) - Computercursus ‘Tekstverwerkingsprogramma WORD’ - Individueel Assessment Traject(I.A.T.) - Computercursus ‘Op maat’
3. Leerwerk Centrum (dienst SZW) - Samen tuinieren - Hobbyclub - Dierenverzorging
4. Mondriaan Contractgroep - Digitale vaardigheden - Educatieve activiteiten voor allochtonen
5. TLS - DIGITRON
6. Leger des Heils - ‘R Bij Blijven
7. Schroeder Werkgelegenheid - Arbeidsgewenning en Praktijktraining
8. Sociale activeringsprojecten - ‘Aanpakken en Doorgeven’ - ‘Doorpakken’ - ‘Tyfoon’
i i
ii-v ii iii v
vi-ix vi vii viii-ix
x-xii x xi-xii
xiii xiii-xiv
xv xv
xvi xvi
xvii-xviii xvii vxii xviii
1. FAKTOR 2 Faktor 2 is een particulier bureau uit Heerhugowaard. Men begeleidt mensen, die weer actief willen zijn in de maatschappij, maar daar zonder steuntje in de rug niet meer kunnen komen. Zij gaan ervan uit dat ieder mens zijn eigen unieke weg naar geluk en vervulling kent. En dat mensen van die weg af kunnen raken. Zij gaan samen onderzoeken wat iemand enthousiast maakt, welke weggestopte dromen en wensen iemand heeft, waar iemand weer van gaat 'stralen. Op deze manier komen we bij de kern, daar waar iemand weer energie krijgt en in beweging gaat komen. Opnieuw verantwoordelijkheid neemt, doelen stellen, ze durven verwezenlijken, het ervaren van verandering, is onderdeel van het doorbreken van langdurig geleefde patronen. Trajectactiviteit:
Persoonlijke oriëntatie
Beschrijving van de activiteit: Het traject kan gezien worden als een persoonlijk reis. Het resultaat is dat de deelnemers een bewuste keus (inclusief de consequenties) hebben gemaakt ten aanzien van al dan niet in beweging komen in de richting van maatschappelijke participatie. Doelgroep: • Ongeloof in mogelijkheid eigensituatie te veranderen • De wens om situatie te veranderen is wel aanwezig. • Sociale/psychologische/medische factoren zijn hanteerbaar. • Voor mensen die niet meer weten wat ze willen, die denken dat ze niets meer kunnen, mensen die niet durven Doel: • • •
Het maken van een bewuste keuze. In beweging komen in de richting van....... Een actie plan maakt waarin keuze wordt geconcretiseerd.
Duur: • 1 dag per week: - 8 weken training in groepsverband - 8 weken coaching. Instroom: • Er is per te starten groep een wachtlijst. Zijn er voldoende deelnemers aangemeld wordt er contact opgenomen met de uitvoerder van het traject. • Daarna worden er 1 á 2 kennismakingsgesprekken gevoerd met de potentiele deelnemers. Na deze gesprekken wordt pas definitief een groep samengesteld en de startdatum en de cursusdag bepaald. Locatie: Fruitweg 17
i
2. STICHTING WERK EN INITIATIEF (SWI) SWI is een stichting uit Den Haag die moeilijk bemiddelbare, langdurig werklozen begeleidt naar een grotere activiteit op het persoonlijke en maatschappelijke vlak. SWI verzorgt ondersteuning in het onderzoeken en toepassen van de mogelijkheden van de deelnemer in de maatschappij. Trajectactiviteit 1:
Computercursus ‘Tekstverwerkingsprogramma WORD’
Beschrijving van de activiteit: In 20 dagdelen wordt deelnemers kennis bijgebracht van het tekstverwerkingsprogramma ‘Word’. Een bepaalde mate van basiskennis/vaardigheden is nodig om met Word 97 om te kunnen gaan. Daarom zal er, indien nodig, aandacht zijn voor: algemene oriëntatie (muisgebruik, Windowsvaardigheden, bestandsbeheer, opslaan, hardware, software, stukje geschiedenis van de computer, geheugen floppy’s etc. Instroomcriteria: • Spreken en verstaan van de Nederlandse taal. • Minimaal 6 uur per week beschikbaar zijn voor de groepsbijeenkomst en zelfstudie. • Deelnemers hebben geen belemmeringen om aan de activiteit deel te nemen. • Deelnemers behoren tot de fase 4 klanten. Activeringsdoelen: • Verbreding / verdieping van zijn / haar computerkennis waardoor de kans op vrijwilligerswerk of betaalde arbeid wordt vergroot. • Inzicht over zijn / haar mogelijkheden en talenten binnen die activiteit waarbij computers een rol spelen. • Vertrouwen in eigen kunnen t.a.v. de computer. Duur en intensiteit van het traject: • 1 dagdeel per week een groepsbijeenkomst • Zelfstudie. • 20 weken. • Locatie nader te bepalen Groepsgrootte: 6 -12 deelnemers. Certificaat: Deelnemers krijgen aan het eind een deelnamebewijs of certificaat uitgereikt. Algemeen: • Deze computercursus wordt bij voorkeur gekoppeld aan een andere activiteit. • Als de cursus is gestart, kunnen geen deelnemers meer instromen. Zij worden op een wachtlijst geplaatst voor een volgende cursus.
ii
Trajectactiviteit 2:
Individueel Assessment Traject (I.A.T).
Beschrijving van de activiteit: Binnen dit traject inventariseert de deelnemer zelf zijn kansen, mogelijkheden en wensen t.a.v. de toekomst. In persoonlijke gesprekken wordt de deelnemer hierbij begeleid. Ook kunnen er testen worden afgenomen om de deelnemer meer inzicht te verschaffen. De nadruk bij deze uitgebreide inventarisatie ligt op de motivatiefactoren en de sterke punten. Wat kan de deelnemer wel en waarvoor is hij/zij gemotiveerd? Deze positieve factoren zijn ook het uitgangspunt van het verdere handelen. Daarna wordt er gekeken of er eventuele belemmeringen zijn die de aandacht verdienen. Vervolgens kan de deelnemer doelen formuleren die getoetst zullen worden aan de gemaakte inventarisatie en de mogelijkheden in de maatschappij. Deze inventarisatie zal leiden tot 2 resultaten: 1. Alle doelen en de daarvoor benodigde stappen zullen worden geordend in het persoonlijk actieplan. In dit persoonlijk actieplan staat: • Welke doelen de deelnemer zichzelf heeft gesteld. (Korte en lange termijn); • Per doel omschreven wat er moet gebeuren om die doelen te halen; • Aandachtspunten voor de begeleider bij de verdere begeleiding; • Een tijdpad. 2. Alle relevante informatie die uit de gesprekken komen, zullen in een zogenaamd PPA worden genoteerd. Deze Persoonlijke Profiel Analyse bestaat uit een 3-tal onderdelen, te weten mogelijkheden, kansen en belemmeringen. Om een indruk te geven van het soort informatie dat hier in komt te staan, volgen hier een aantal voorbeelden: • Mijn sterke punten zijn ....; • Mijn mogelijkheden en kansen liggen ....; • Werkervaring, hobby’s en interesses; • Ik ga werken aan de volgende persoonlijke belemmeringen .... • Mijn ideale plek kan ik omschrijven als ...; Door het bezig zijn met het maken van zijn / haar eigen actieplan is de deelnemer actief betrokken bij het maken van keuzes en het inventariseren van alle daarvoor benodigde informatie. De deelnemer: • Leert na te denken over de bovenstaande onderwerpen; • Leert sterke en zwakke punten van zichzelf beter kennen; • Ervaart het belang van gestructureerd werken; • Leert om informatie te ordenen; • Leert verbanden te leggen en de daarbij behorende conclusies te trekken; • Krijgt een duidelijkere toekomstvisie; Doel(en) van het traject: • De deelnemer ontwikkelt binnen een termijn van 10 weken (excl. vakantie) een persoonlijk actieplan. • Er wordt een helder geformuleerd en overzichtelijke Persoonlijke Profiel Analyse opgesteld. • Uiteindelijk zal de deelnemer met deze producten teruggaan naar de verwijzer om met hem / haar het uitgewerkte actieplan te gaan uitvoeren. Rol van de verwijzende DWO’s: Na afronding van het traject is het de bedoeling dat het actieplan uitgevoerd gaat worden. De verwijzer (de begeleider bij de DWO) heeft als taak de uit te voeren stappen te begeleiden. Het is belangrijk dat er snel na het einde van het traject actie wordt genomen door de verwijzer.
iii
Het persoonlijk actieplan zal door de deelnemer digitaal worden gemaakt en bij de eindrapportage ook digitaal ( op floppy) worden aangeleverd (vrij van virussen). Hierdoor is het voor de verwijzer snel en gemakkelijk om het actieplan tijdens de uitvoering bij te stellen. Wanneer naar het traject ‘I.A.T’ verwijzen ? De verwijzer kan deelnemers die niet of onvoldoende inzicht hebben in hun mogelijkheden, kansen, belemmeringen en wensen in het kader van hun sociaal activeringsproces naar dit traject verwijzen. Doelgroep: Om aan het traject deel te nemen is het van belang dat de deelnemer: • op een goed niveau verstaanbaar en begrijpelijk Nederlands spreekt en verstaat; • openstaat voor persoonlijke verandering; • circa 8 uur in de week beschikbaar is; • geen belemmeringen heeft die het onmogelijk maken om te communiceren of het leven zodanig beheersen dat een vrije keuze in handelen en het maken van veranderingskeuzes niet mogelijk zijn. Opzet en duur: Het traject ‘I.A.T’ duurt 6 tot 10 weken. Met de planning van de gesprekken wordt rekening gehouden met het tempo van de betrokken deelnemer. Duur en intensiteit van het traject: • 8 individuele gesprekken. • 3 bijeenkomsten om onder begeleiding verschillende testen te maken. • Na de laatste bijeenkomst zal de eindrapportage binnen 3 weken opgestuurd worden naar de contactpersoon van afd. Sociale activering. Inhoud van de eindrapportage per deelnemer: • Persoonlijk actieplan van de deelnemer (digitaal); • PPA (Persoonlijke Profiel Analyse); • Een beschrijving van het verloop van het traject. Bijzonderheid: Binnen dit traject wordt individueel met de deelnemers gewerkt. Een wachtlijst is dan ook niet aan de orde. Na aanmelding zullen de deelnemers gelijk worden uitgenodigd. Locatie: SWI, Zieken 115.
Trajectactiviteit 3:
Computercursus ‘Op maat’
iv
Beschrijving van de activiteit: De deelnemer kan zich oriënteren op de mogelijkheden van de computer en een keuze maken in welk(e) software pakket(ten) ze zich willen bekwamen. Gedurende de cursus kunnen deelnemers computerkennis opdoen op het gebied van: • Algemene oriëntatie: muisgebruik, Windows vaardigheden, bestandsbeheer, opslaan, hardware, software, geheugen, floppy’s, enige geschiedenis over het ontstaan van de computer. • Omgaan met internet: surfen, zoekprogramma’s, E-mailen, hoe op internet starten? • Het maken van eenvoudige internetpagina’s. • Word ’97: een tekstverwerkingsprogramma. • Powerpoint: een presentatieprogramma. • Paint: een eenvoudig tekenprogramma. • Typevaardigheid verbeteren. Instroomcriteria: • Het spreken en verstaan van de Nederlandse taal. • 8 uur per week beschikbaar zijn. • Geen belemmeringen hebben om aan de omschreven activiteit deel te nemen. • Deelnemers behoren tot fase 4. Activeringsdoelen: De deelnemer krijgt binnen deze cursus de mogelijkheid zich te oriënteren en te ontwikkelen op computergebied. Door middel van de groepsbijeenkomsten en begeleiding komt men tot: • Een verbreding en verdieping van zijn/ haar computerkennis waardoor de kans op vrijwilligerswerk en/of werk wordt vergroot. • Inzicht in zijn/ haar mogelijkheden en talenten binnen die activiteiten waarbij computers een rol spelen. • Vertrouwen in eigen kunnen en zijn/ haar rol binnen de groep. Deze activiteit is met name gericht op de computer, het is geen activiteit waarin de deelnemer uitgebreide individuele begeleiding krijgt naar vrijwilligerswerk of een andere activiteit. Bijzonderheden: De deelnemers krijgen na het voltooien van de cursus een deelnamebewijs uitgereikt. Aantal deelnemers: Maximale aantal deelnemers: 16 Duur en intensiteit van de cursus: C Groepsbijeenkomst, 1 dagdeel per week C Zelfstandig oefenen: 1 dagdeel per week. SWI biedt hier de gelegenheid voor. C Duur: 20 weken Locatie: SWI (Stichting Werk en Initiatief), Zieken 115.
v
3. LEERWERK CENTRUM Het Leerwerk centrum is een onderdeel van de hoofdafdeling werken van de DSZW in Den Haag. In een zestal vestigingen worden cursisten via praktijktrainingen opgeleid voor (gesubsidieerd) werk of een verdere vak training/scholing bij het Centrum Vakopleiding Haaglanden. Een aantal trainingen zijn: bouw, houtbewerking, elektro, tuinbouw, administratie, horeca, autotechniek en zorg. In het kader van de sociale activering is het volgende ontwikkeld: Trajectactiviteit 1:
Samen tuinieren
Beschrijving van de activiteit: De deelnemer bewerkt onder begeleiding een stuk grond als moes- en/of siertuin gedurende een vastgestelde tijd. De tuin wordt gevarieerd ingericht. Gereedschap, zaai-en pootgoed en andere middelen worden aangereikt. Er worden bijeenkomsten/excursies georganiseerd over in de praktijk omgaan met het stukje grond. In de winterperiode wordt een ander programma met de deelnemers afgewerkt. Dit gebeurt in een aanwezige kas. Doelgroep: C Eenvoudig Nederlands spreken en verstaan. C Lichamelijk in staat zijn lichte tuinwerkzaamheden te verrichten. C Op maan- dins- en donderdag 1- 4 uur beschikbaar zijn. C Belangstelling hebben voor tuinwerkzaamheden. Doel: C C
Kennis, inzicht en vaardigheden verwerven omtrent tuinaanleg en onderhoud. Een aantal sociale vaardigheden ontwikkelen, zoals samenwerken, zelfvertrouwen in sociale contacten, verantwoordelijkheid hebben en nemen.
Duur: Minimaal 12 uur per week op vaste dagdelen, gedurende 1 jaar. Instroom: • Deelnemers kunnen individueel instromen. • De cursistenbegeleider nodigt de deelnemer uit voor een kennismakingsgesprek, waarin datum van starten wordt afgesproken. Locatie: L.C. de Voorde, Vredenburgweg 979, Rijswijk
vi
Trajectactiviteit 2:
Hobbyclub.
Beschrijving van de activiteit: Er zijn twee fasen. Na een introductiegesprek wordt onder begeleiding een hobby uitgekozen bij bijvoorbeeld het Haags Amateur Centrum, Welzijns-organisaties, of particuliere sport- en hobbyclubs. Daarna worden er 2 terugkom-ochtenden georganiseerd voor het uitwisselen van ervaringen en de betekenis van de hobby. Bijzonderheden: • Hobby’s hebben wat betreft de uitvoering veel ‘werk-kwaliteiten’ in zich. • Een belangrijk verschil is dat de deelnemer zichzelf de taak oplegt om actief te worden. Het is zowel een voorbereiding op echt werk als een motivatie versterkende activiteit. Inhoud van de cursus: • De deelnemers laten participeren in een groep d.m.v. groepsgesprekken over persoonlijke zaken als: leefomstandigheden, familie, wonen, plannen, toekomst. • Externe zaken bespreken zoals, welke hobby’s heb je of zou je gaan willen volgen. • Hobby’s met elkaar delen door informatie, demonstratie en vragen stellen. • Elkaar stimuleren om keuze’s te maken en/of te verwezenlijken. Sturen en begeleiden van het proces: • Aanbod van cursussen inbrengen. • Individuele gesprekken met klanten voeren. Doelgroep: • Spreken en verstaan eenvoudig Nederlands • Gemotiveerd zijn tot deelname en afspraken kunnen nakomen. • Begeleiding en sturing nodig hebben om een vrijetijdsbesteding te realiseren. Doel: • • •
Kennis, inzicht en vaardigheden hebben verworven op het gebied van vrijetijdsbesteding Een aantal sociale vaardigheden hebben ontwikkeld zoals zelfvertrouwen en het onderhouden van sociale contacten. Actiever kunnen gaan deelnemen aan de samenleving.
Duur: Hobby-traject 6 maanden, waarvan 1 dagdeel per 2 weken een bijeenkomst. Instroom: Deelnemers kunnen individueel worden aangemeld en door de cursistenbegeleider worden uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek. Er is geen wachtlijst.. Locatie: Terugkomdagen vinden plaats op: L.C. Willem Dreespark 141 en de hobby’s worden verricht bij de uitgekozen organisatie.
vii
Trajectactiviteit 3:
Dierenverzorging
Voor veel mensen zijn dieren belangrijk in hun leven. Een traject dat zich daar op richt, kan voor hen dan ook een stimulans zijn om over de drempel te stappen en mee te doen aan sociale activering. Ook kan met dieren contact worden gemaakt. Voor een aantal deelnemers is dit misschien een belangrijk begin voor het doorbreken van een sociaal isolement. Beschrijving van de activiteit: Onder begeleiding wordt het gehele project opgezet door de deelnemers zelf. Dit betekent dat eerst de hokken en rennen gemaakt moeten worden. Dit onderdeel omvat de volgende elementen: • hoe zien de hokken en rennen voor de verschillende dieren eruit. • welk materiaal is nodig voor het bouwen hiervan. • het bouwen en vervolgens het onderhouden van de hokken en rennen. Uiteindelijk zullen verschillende, kleinere dieren rondlopen op het traject, zoals cavia’s, konijnen, geiten, kippen, duiven, parkieten en katten. Hiermee zullen de deelnemers werken. Te doen valt het volgende: • het voederen van de dieren. • schoonmaken van de hokken. • het verzorgen van de vacht. • het begeleiden en/of verplaatsen van de dieren op de juiste manier. • controle op ziekten en gebreken. • zorgen dat de juiste dieren bij elkaar gezet worden. De bedoeling is om één dagdeel per week elders te helpen met het verzorgen van dieren, bijv. bij een dierenasiel, manege of vogelopvang. Deze uitstapjes dienen o.a. als oriëntatie op een vervolgactiviteit als vrijwilliger bij één van deze organisaties. En allerlei speciale projecten worden opgezet, bijv. ‘dier van de maand’ en ‘eigen huisdier presenteren’. Het is de bedoeling expliciet aandacht te besteden aan sociale vaardigheden. Bijv.: • Hoe gaan de deelnemers met elkaar om bij de werkzaamheden. Op welke manier worden de taken verdeeld. Hoe worden onenigheden opgelost en kan dit ook anders. • Het verzorgen van dieren kost geld. Naar aanleiding van dit thema kan bijv. budgetteren in het eigen huishouden aan de orde komen. Deze zaken zullen niet in een apart les worden besproken, maar een onderwerp van gesprek worden als ze worden opgeroepen door situaties die zich in de groep voordoen en als de behandelde thema’s daar aanleiding toe geven. Doelgroep: • Van dieren houden en belangstelling hebben voor dierenverzorging. • Eenvoudig Nederlands spreken en verstaan. • Gemotiveerd zijn tot deelname en bereid zijn afspraken te maken. • In een groep kunnen functioneren. • Lichamelijk in staat zijn om lichte onderhoudswerkzaamheden en schoonmaakwerkzaamheden te kunnen verrichten. D.w.z.: kunnen bukken, in ieder geval lichtere objecten kunnen tillen. Niet afhankelijk zijn van een rolstoel. Doel: • • •
Het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden omtrent dieren en dierenverzorging. Sociale vaardigheden ontwikkelen als samenwerken, zelfvertrouwen, functioneren in een groep, verantwoordelijkheden hebben en nemen. Openstaan voor uitstroom naar (vrijwilligers) werk of anders.
viii
Groepsgrootte, dagen, tijden, duur: • Minimaal 6 en maximaal 10 deelnemers. • 3 dagdelen per week: maandag-, woensdag- en vrijdagochtend. • Vanaf 9.00 tot 12.00 uur. Aanvangstijd kan worden aangepast indien dit echt noodzakelijk is (zodat alleenstaande ouders bijv. hun kinderen naar school kunnen brengen). • Duur traject: afhankelijk van de behoefte van de deelnemers. Maximaal één jaar. • Voor de deelnemer zijn er geen kosten aan verbonden. Alle benodigde materialen, gereedschap etc. worden door het L.C. verstrekt. Instroom: Deelnemers kunnen individueel worden aangemeld en door de cursistenbegeleider worden uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek. Er is geen wachtlijst. Locatie: L.c. de Voorde aan de Van Vredenburchweg 979 in Rijswijk
ix
4. MONDRIAAN ONDERWIJSGROEP (voorheen TRE en OGH) De opleidingsinstituten TRE en OGH in Den Haag zijn per 1-1-2000 gefuseerd en voeren nu gezamenlijk de naam MONDRIAAN onderwijsgroep. Deze nieuwe organisatie verzorgt (nog steeds) opleidingen en trainingen voor volwassenen. Trajectactiviteit 1:
Digitale vaardigheden (Mondriaan contractgroep)
Beschrijving van de activiteit: Het project bestaat uit 5 onderdelen: • Basisbegrippen van informatietechnologie (IT); • Introductie Windows 95; • Praktisch tekstverwerken met Word; • Introductie Internet; • E-mail via Internet. Werkvorm: Kenmerkend voor de doelgroep is dat er veelal weinig affiniteit met computers is. Soms kan zelfs gesproken worden van angst voor en aversie tegen computers. Het is essentieel dat in de werkvorm aandacht besteed wordt aan het wegnemen van vooroordelen over digitalisering en dat de manier van leren goed aansluit bij de belevingswereld van de deelnemers. Tevens is het belangrijk te realiseren dat een dergelijke training vaak een statusverhogend karakter heeft voor de deelnemers. Met computers kan immers indruk gemaakt worden. Daarom wordt gekozen voor praktijkgericht leren waarin de deelnemer centraal staat. Daarbij wordt gebruik gemaakt van herkenbare opdrachten die een uitvoerend karakter hebben. Een voorbeeld is dat de doelgroep leert met internet informatie op te vragen over voetbaluitslagen of over het filmaanbod in de bioscoop. De thema’s van de opdrachten kunnen door de trainer worden verstrekt of ingebracht worden door de deelnemers zelf. Zij voeren de opdrachten zelfstandig of in samenwerking met anderen uit, met waar nodig ondersteuning van de trainer. Binnen de training is dan ook veel aandacht voor het groepsproces. De deelnemers worden gestimuleerd tot een actieve houding. Ze zullen betrokken worden bij het aanleveren van thema’s en er zal gebruik worden gemaakt van de al aanwezige kennis in de groep. Dit heeft tot voordeel dat de mensen zich meer betrokken gaan voelen bij het traject en het verhoogt het zelfvertrouwen van de deelnemers die al over een deel van de kennis beschikken. Doelgroep: • Interesse in het werken met de computer; • In staat zijn mondelinge en schriftelijke instructies te volgen; • Kunnen lezen en schrijven in de Nederlandse taal; • In zekere mate ontwikkelde sociale en communicatieve vaardigheden. Activeringsdoelen: • Het doel van het traject is langdurig werklozen praktische digitale vaardigheden aan te leren die direct toepasbaar zijn in hun dagelijkse leven. • Een tweede doel is drempelverlagend te zijn en zo maatschappelijke activering te stimuleren. Groepsgrootte, duur en intensiteit: • De groepsgrootte is 6 t/m 12 deelnemers. • De cursus zal 14 dagdelen van 3 uur beslaan. Er zal 2 keer per week een bijeenkomst zijn. De totale cursusduur is 7 weken. • Er wordt rekening gehouden met de reguliere Haagse schoolvakanties. Bijzonderheden:
x
Na afloop van de training ontvangen de deelnemers het certificaat Digitale Vaardigheden op voorwaarde dat: de deelnemers minimaal 80% aanwezig zijn geweest en de opdrachten naar het oordeel van de docent goed zijn uitgevoerd. Het certificaat is een opstap naar vervolgcursussen. Locatie: Stokroosstraat 185
Trajectactiviteit 2:
Educatieve activiteiten voor allochtonen (Mondriaan Onderwijsgroep)
Beschrijving van de activiteit: Er is een aanbod van 6 trajecten. Onderstaand worden deze in het kort beschreven: •
•
•
•
•
•
ALFA Voor deelnemers die nog helemaal geen letters kennen. Maandag en donderdag van 9.00 - 11.30 uur. CONTACT: succesvol omgaan met mensen Deelnemers verwerven kennis en vaardigheden om in sociale situaties effectief te kunnen communiceren. Dinsdagmiddag 12.30 - 14.00 uur LIFE GROEP LEARNING: lessen in cultuur en kiezen voor allochtone vrouwen Allochtone vrouwen krijgen zicht op hun thuissituatie, ontdekken welke culturele bagage zij met zich meedragen en leren welke invloed dit heeft voor het maken van keuzes voor hun leven in Nederland. Dinsdag en vrijdag van 12.15 - 13.45 uur DE WERELD IN LETTERS: functioneel omgaan met geschreven taal. Allochtone semi-analfabeten verwerven basisvaardigheden, waarmee zij adequaat kunnen handelen in de Nederlandse, gealfabetiseerde taal. Dinsdag en vrijdag 9.00 - 11.45 uur TAAL VAN ALLEDAG: Nederlandse taal functioneel Allochtonen verwerven met name mondelinge basisvaardigheden, waarmee zij adequaat kunnen handelen in de Nederlandse maatschappij. Dinsdag en vrijdag 9.00 - 11.45 uur WEGWIJS IN DEN HAAG
Iedere week wordt met een groep deelnemers een plek c.q. organisatie in Den Haag bezocht. Dit kan een b.v. museum, bibliotheek, bank, Madurodam, concert enz. zijn. Ter plekke wordt dan het een en ander uitgelegd. Donderdagmiddag 11.30 - 14.00 uur Doelgroep: Deze activiteiten zijn bestemd voor allochtone deelnemers. Duur: Ook de duur per activiteit is verschillend en afhankelijk van de inhoud van de activiteit, minimaal 10 weken en maximaal 15 weken, exclusief de startgroep. Bovendien wordt er individueel gekeken naar de mogelijkheden van de deelnemer. Dat wil zeggen dat de duur per deelnemer kan worden verlengd. De cursussen worden op verschillende dagdelen per week gegeven, afhankelijk van de cursus welke men volgt, met een maximum van 20 uur per week. Instroom: Deelnemers kunnen individueel instromen omdat er om de twee weken een startcursus is. Er is dus
xi
geen wachtlijst. Werkwijze: Introductie voor een startgroep: in een of twee dagdelen wordt bepaald aan welke activiteit deelnemers willen/kunnen meedoen. Daarna start pas de werkelijke gekozen activiteit en dat tevens de startdatum aan het traject. Het is ook mogelijk dat een deelnemer aan meerdere onderdelen mee doet. Locatie: Gaslaan 125
xii
5. TLS Trajectactiviteit:
DIGITRON
Beschrijving van het traject: Dit betreft een sociaal activerings traject dat na 6 maanden overgaat in een werkgelegenheidsproject. Het is een vervolgcursus Informatie Technologie, in 2 fasen: De eerste fase is de oriënterende fase, waarin de deelnemers de meest algemene basale vaardigheden in de automatisering krijgen aangereikt. In 12 weken worden deelnemers onder begeleiding, via theorie en het werken met de computer, opgeleid richting Assistent PC technicus, PC technicus, Assistent Systeembeheerder en Webdesigner. Deze fase van de cursus heeft een opbouwprogramma, waarin Basiskennis MS Dos (les 1), Windows (les 2), Werkstation Windows, Windows Cliënt Server Configuratie, Systeembeheer, Photoshop 5,5, Flash 4.0, Dreamweaver 3 en Webdesign, uitgebreid aan de orde komen. In de laatste lessen (les 9 -12) krijgen deelnemers onder toezicht van de docent een opdracht die ze zelfstandig moeten uitvoeren. De tweede fase staat bekend als een schakelende fase. In deze fase worden de vaardigheden uit de eerste fase uitgediept. Daarnaast worden meer handvatten aangereikt die van belang zijn tijdens de specialisatie in de hierop volgende kwalificerende fase. Na het positief afronden van deze schakelende fase kunnen deelnemers doorstromen naar reeds bestaande kwalificerende opleidingen, zoals b.v. Netwerkbeheerder, Assistent Systeembeheerder Lokaal beheerder, PC Technicus en Web Designer. Dit betekent dat deelnemers niet meer de doelgroep sociale activering blijven behoren en doorstromen naar Werkraat. Werkwijze: Omdat de groep redelijk klein is, wordt er veel persoonlijke aandacht gegeven. Belangrijk is dat er flexibel wordt gewerkt en dat de uitvoerende organisatie er veel aan is gelegen om deelnemers te volgen. Eventuele leerbelemmeringen worden vroegtijdig opgespoord en indien nodig wordt het leertraject aangepast. Doelgroep: • Alle mensen uit fase 4 • duidelijke wens om de situatie te veranderen • sociale / psychologische / medische factoren zijn hanteerbaar • specifieke wens zich in automatisering te oriënteren of te bekwamen • maximaal 8 deelnemers Doel: • • •
oriëntatie- en schakelcursus in automatisering te volgen na succesvol afsluiten van deze twee fasen doorstromen naar een kwalificerende opleiding na deze 3 fasen van cursus in de automatisering aan het werk te gaan.(deelnemer zal door herfasering mogelijk tot de fase 3 klanten gaan behoren)
xiii
Duur en intensiteit van het traject: Eerste fase (oriënterend ): 3 maanden • 2 dagdelen à 4 uur per week beschikbaar zijn voor 1ste maand • 3 dagdelen à 4 uur per week beschikbaar zijn in de 2 de maand • 4 dagdelen à 4 uur per week beschikbaar zijn in de 3 de maand • (cursusweek 9-12) afsluiting met een opdracht. Tweede fase (schakelend): 3 maanden • opbouwend naar full-time aanwezigheid. Totale trajectduur binnen sociale activering: 6 maanden. Daarna doorstroommogelijkheid naar kwalificerende opleiding richting werk. • 3 á 4 maanden afhankelijk van opleiding, full-time aanwezig zijn. Opleidingseisen en niveau:. • Opleiding: LBO-, maar affiniteit met automatisering • Voorbereidende cursus digitale vaardigheden hebben gevolgd of beschikken over basiskennis • TRE (digitale vaardigheden) • SWI (PC op Maat) • Voldoende aantoonbare eigen ervaring. Aanmeldingsprocedure: Deelnemers worden volgens de bekende procedure aangemeld. Locatie: TLS Polakweg 15 f 2288 GG Rijswijk
xiv
6. LEGER DES HEILS Aangenomen mag worden dat iedereen op de hoogte is welke plaats het Leger in onze maatschappij inneemt. Vooral de dak- en thuislozen zijn personen die worden opgenomen en begeleid. Intern bestaat er een activiteit onder de naam ‘ R Bij Blijven ‘. Mensen die worden opgevangen door het Leger kunnen als zij intern of extern regelmatig activiteiten verrichten in aanmerking komen voor sociale activering. Ook vanuit andere instellingen kunnen personen worden aangemeld voor dit traject. Trajectactiviteit:
‘R Bij Blijven’
Beschrijving van de activiteit: Personen tussen de 37 en 65 jaar worden geholpen bij het vinden van een zinvolle dag besteding of werk dat bij hen past. Dit kan vrijwilligerswerk of gesubsidieerd werk zijn. Zij worden door het Leger hierin begeleid d.m.v. een mentor en een individuele trajectbegeleider. De activiteiten liggen in de sfeer van recreatie, educatie en huishouding en zijn verspreid over diverse vestigingen. Doelgroep: • Personen die om diverse redenen niet in staat zijn het hoofd boven water te houden (dak-en thuislozen). • Personen met een lage opleiding die begeleiding nodig hebben. • Leeftijd 37 jaar en ouder. • Sociale / psychologische / medische problemen. Doel: • •
Een zinvolle dag besteding, vrijwilligerswerk en wellicht werk. De doelstelling en mogelijkheden zijn per klant verschillend.
Bijzonderheden: • Nazorg behoort tot de mogelijkheden. • Individuele begeleiding wordt geboden. Duur: Afhankelijk van de persoon.
xv
7. SCHROEDER WERKGELEGENHEID (voorheen LeerWerkProjecten) Stichting Leerwerkprojecten Schroeder van der Kolk biedt arbeidsrehabilitatietrajecten aan personen met een psychische of sociale handicap met als doel persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke (re)integratie. Trajectactiviteiten:
Arbeidsgewenning en Praktijktraining
Beschrijving van de activiteit: De stichting heeft twee activiteiten gericht op sociale activering, die in de praktijk in elkaar kunnen overlopen: 1. Arbeidsgewenning. 2. Praktijktraining. De activiteiten zijn verspreid over diverse vestigingen en verschillende projecten van de Stichting. Te denken valt aan groenvoorziening, schoonmaak, productie, houtbewerking, catering, winkel, administratie, naaiatelier e.d.. Men wordt in een groep geplaatst en krijgt een mentor toegewezen. Doelgroep: Personen met een psychische of sociale handicap met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Doel van arbeidsgewenning: • Krijgen van een dagritme. • Leren nakomen van afspraken. • Het aangaan van sociale contacten. Doel van praktijktraining: • Leren samenwerken. • Vergroten werkvaardigheden.. • Vergroten van zelfvertrouwen. • Aanleren van een werkhouding. Duur: • Minimaal vier en maximaal tien dagdelen per week gedurende maximaal twee jaar. Er wordt een individueel traject uitgezet. Instroom: • Deelnemers worden door hulpverlenende instellingen naar de Schroeder door hulpverlenende instellingen werkgelegenheid verwezen. • Via de wijkkantoren kunnen ook aanmeldingen plaats vinden. Locatie: • Crispijnstraat 74 • Deelnemers kunnen op diverse locaties van Schroeder werkgelegenheidsproject worden geplaatst.
xvi
8. SOCIALE ACTIVERINGS PROJECTEN Project 1:
‘AANPAKKEN en DOORGEVEN’
Projectbeschrijving: Dit is een project voor werkloze Marokkaanse mannen met schoolgaande kinderen. Een deel van de Marokkaanse bevolkingsgroep in Den Haag verkeert in een maatschappelijk isolement. De gemeente Den Haag zet in op participatie en activering van o.a. deze bevolkingsgroep. Ook landelijk zijn initiatieven ontwikkeld in deze richting. Stichting Welzijns Organisatie Laak en Rijswijk (SWL & R) wil hier op aansluiten door het realiseren van een aanbod “op maat” en een aanbod “dat werkt”. De door SWL&R ontwikkelde aanpak combineert cultuur-taal, en belevingsaspecten met die van de leefomgeving. Kenmerkend voor de aanpak is het vertrouwen in de mogelijkheden van de deelnemer/doelgroep en het aansluiten bij de situatie. Deze aanpak maakt het mogelijk participatie en verdere integratie van de doelgroep te bereiken. Aanpakken en Doorgeven is een combinatie van sociale activering (vrijwilligerswerk) en Opvoedingsondersteuning en daarmede een kans om actief deel te nemen aan de samenleving. Duur: 12 maanden Werving: S Via het (bestaande) Marokkaanse netwerk in de wijk waaronder de Moskee. S In samenwerking met de dienst SZW. Inhoud: Tijdens de bijeenkomsten praten de deelnemers met elkaar over allerlei onderwerpen in relatie tot de eigen en de Nederlandse cultuur. Onderwerpen in verband met de opvoeding en het Onderwijs krijgen hierbij extra aandacht krijgen. Bezig zijn en contact hebben met anderen biedt de deelnemer structuur, status en vaardigheden. Tijdens de groepsbijeenkomsten worden de deelnemers gestimuleerd tot het deelnemen aan vrijwilligers- of sociale activeringsactiviteiten Groepsgrootte: maximaal 15 deelnemers.
Project 2:
‘DOORPAKKEN’
Projectbeschrijving: Dit is een vervolgproject voor Marokkaanse mannen. In aansluiting op het hierboven beschreven project is “Doorpakken” ontwikkeld. Vanuit de eerder omschreven methodiek wordt in dit project toegewerkt naar op werk gerichte activiteiten. Doelgroep: Marokkaanse mannen (met of zonder kinderen) vanaf 23 jaar, woonachtig in stadsdeel Laak, gefaseerd “in nader te bepalen” (fase 2/3) en fase 4. Er wordt zowel groepsgewijze als individueel gewerkt. Duur: 12 maanden
xvii
Werving: Intensieve werving via eigen netwerk, moskee, project “de Gids” en de wijkkantoren van dSZW. Inhoud: Tijdens de bijeenkomsten praten de deelnemers met elkaar over allerlei onderwerpen in relatie tot de eigen- en de Nederlandse cultuur. Onderwerpen in verband met de opvoeding en het Onderwijs krijgen hierbij extra aandacht. Wekelijks worden twee thema’s behandeld: Welzijn en werk. Groepsgrootte: maximaal 15 deelnemers. Het traject wordt afgesloten met een schriftelijke evaluatie, waarin vervolgacties richting de arbeidsmarkt worden aangegeven. Locatie: De Wissel
Project 3:
‘TYFOON’
Projectbeschrijving: In diverse wijken in Den Haag zorgen harddruggebruikers voor overlast. In samenwerking met de beleidsverantwoordelijke dienst OCW is in een aantal wijken een projectgroep opgericht om via een pakket aan interventies met preventie, zorg, maatschappelijk herstel en communicatie tussen partners en wijkbewoners de overlast te bestrijden. Voorop staat een betere zorg-hulpverlening aan de gebruikers, zodat de overlast zal afnemen voor de omgeving zeker als het gaat om openbare orde en veiligheid. Via de Wijk- en Dienstencentra wordt decentraal methadon verstrekt aan een geselecteerde groep verslaafden. Door meer tijd en aandacht aan de verslaafden te geven in deze setting kan er een mogelijkheid worden gecreëerd tot deelname aan sociale activeringstrajecten. Deze aanpak is in de Schilderswijk gestart en is inmiddels ook actief in de wijk Regentes/ Valkenbos.
xviii
BIJLAGE 2:
STEEKPROEF RESPONS KWALITATIEF ONDERZOEK
In totaal is een steekproef van 85 personen getrokken uit het bestand van personen, die aangemeld zijn voor sociale activering. Hiervan zijn 60 personen aselect uit het bestand getrokken, die het traject van een jaar succesvol hebben afgerond. Daarnaast zijn 25 personen aselect getrokken, die als ‘niet succesvol’ te boek staan in het afronden van een traject van een jaar. De selectie van de steekproef en de aanlevering van namen en adressen is verricht door de Afdeling Sociale activering. Vervolgens is per brief aan alle deelnemers gevraagd om hun medewerking, waarbij een antwoordkaart was toegevoegd, die zijzelf konden terugsturen. Via deze antwoordkaart konden respondenten aangeven of zij wilden meedoen aan het onderzoek en op welke dag(en) en uren zij het best telefonisch bereikbaar zijn (plus telefoonnummer). Daarnaast kondigde de brief aan dat er telefonisch contact met hen zou worden opgenomen om een afspraak voor een gesprek te maken. Voorts is een brief gestuurd aan de uitvoerende organisaties, de Decentrale Welzijnsorganisaties (DWO’s), het Leger des Heils en Schroeder van de Kolk, met de mededeling dat het onderzoek van start gaat en dat klanten van hen benaderd kunnen worden. In eerste instantie bleek het maken van afspraken langzaam te verlopen wegens het ontbreken van veel telefoonnummers (van ongeveer een kwart was geen telefoonnummer bekend) en de vele telefoontjes die nodig bleken om afspraken met deelnemers te maken. De vakantieperiode zal hierop invloed hebben. In de tweede helft van juli zijn de interviews gestart en begin augustus zijn alle 85 personen in de steekproef benaderd. Uiteindelijk is in totaal met 23 personen een gesprek gevoerd. Van de 23 gesprekken zijn 11 gesprekken op het stadhuis, 8 telefonisch, 4 bij de respondenten thuis en 1 gesprek op het werk gevoerd. Dit al naar gelang de voorkeur van geïnterviewden zelf en de mate waarin respondenten telefonisch hun situatie goed onder woorden konden brengen. De telefonische interviews zijn tijdens het gesprek genotuleerd en direct daarna zoveel mogelijk letterlijk uitgewerkt. Achtergrondkenmerken steekproef De steekproef van 85 personen bevat enigszins meer vrouwen (53%) dan mannen. Een groot deel van de steekproef bestaat uit alleenstaande alleenwonenden (44%); een kwart is alleenstaand, maar woont in bij anderen, en 22% woont in een eenouder-gezin. Slechts 9% woont samen met een partner met of zonder kinderen. Bijna 60% (58%) van de steekproef bestaat uit personen die in Nederland zijn geboren. Ook hun ouders zijn in de meeste gevallen in Nederland geboren. Ruim 40% is elders geboren, in de meeste gevallen in Suriname, de Antillen of overige niet-Europese landen. Qua leeftijd is 11% jonger dan 30 jaar, eenderde is tussen de 30 en de 40 jaar, eenderde is tussen de 40 en de 50 jaar en een kwart is ouder dan 50 jaar. Non-respons Van de 85 personen bleken 41 personen (=48%) telefonisch niet bereikbaar te zijn, omdat ze geen telefoon hebben, een geheim telefoonnummer hebben of ook na herhaaldelijk bellen geen gehoor gaven. In mate van telefonische bereikbaarheid bleek geen verschil te bestaan tussen de ‘nietsuccesvollen’ en de ‘succesvollen’ (beide 48%). Met 44 personen is persoonlijk contact geweest of is met huisgenoten of begeleiders van begeleid-wonen-projecten contact geweest. Van 20 personen is een reden bekend waarom zij niet hebben deelgenomen aan het onderzoek. De belangrijkste redenen waren ziekte/te zeer in de war (7x), niet gemotiveerd (4x), verhuisd/vertrokken (3x), overleden (2x). Voorts hebben enkelen het te druk of zijn op vakantie. Vier personen hebben via de antwoordkaart laten weten dat zij hun medewerking willen verlenen
xix
aan het onderzoek. Met de respondenten is vervolgens telefonisch een afspraak voor een interview gemaakt. Vijf personen namen zelf telefonisch contact op, waarvan drie om een afspraak te maken (later belt één alsnog af) en twee om te zeggen dat ze niet in staat zijn wegens gezondheidsproblemen om aan het onderzoek mee te werken. Vier personen hebben schriftelijk (o.a. via de antwoordkaart) gemeld, dat zij niet in staat of niet gemotiveerd zijn om mee te doen en van drie personen is de antwoordkaart retour gestuurd met de mededeling dat de betreffende persoon overleden of verhuisd is.
xx
BIJLAGE 3:
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
W. Bakker, ‘Projectevaluaties Activerend Welzijnsbeleid 1995 en 1996', dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten Den Haag, Den Haag, 1995 en 1996. W. Bakker, Tegenwoordig krijg ik weer post. De doelgroep van het Activerend Welzijnsbeleid aan het woord’, dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten Den Haag, Den Haag, 1998. Gemeente Den Haag, dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidprojecten, Armoedemonitor gemeente Den Haag, Den Haag, 2000. Gemeente Den Haag, Bestuursdienst, Stadsenquête Den Haag 2000, Den Haag, 2000. Hospers, L.A., C.J.M. Schuyt en R.C. van Geuns, ‘Van bijstand naar werk: een onderzoek naar blijvers in en stromers uit de bijstand’, Regioplan, Amsterdam, 1998. Jehoel-Gijsbers e.a., ‘Het experimenteerartikel in de Abw’, Ministerie van SZW, februari 2000. R. Lammerts, ‘Actief op Walcheren’, Verwey-Jonker instituut, 1998. R. Lammerts, H. Swinnen e.a., ‘Perspectief door samenwerking en solidariteit. Sociale activering in Schiedam’, Verwey-Jonker instituut, 1999. Arjan Mulder, ‘Kadernotitie Onbenutte Kwaliteiten 2000 t/m 2002.’ Stedelijk Bureau OK, Rotterdam,1999. Koning, E. de, Maazen, M. van der, Oudshoorn, M. en IJssels, K. ‘Bemiddelen met zorg. Inspelen op veranderingen in he klantenbestand’; gemeente Den Haag, dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten, Den Haag, 1999. Sociaal Wetenschappelijke Afdeling dienst SoZaWe Rotterdam, ‘Onbenutte Kwaliteiten Rotterdam vanaf 2000: consolideren en innoveren. Evaluatierapport experimenteerperiode 1995-2000’; Rotterdam 1999. Universiteit van Utrecht, evaluaties van project ‘Onbenutte Kwaliteiten in Rotterdam’ (1996, 1997, 1998, 1999). P. Vlaar, ‘Tijd een aandacht; Activerend Welzijnsbeleid in twee Haagse wijken vergeleken’, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, Utrecht, 1996.
xxi