Limburgs Finest #2
Limburgs Finest #2 Drie generaties beeldende kunstenaars uit Limburg
19 september 2014 t/m 11 januari 2015
Limburgs Finest #2 Onder de noemer Limburgs Finest #2 presenteert Museum van Bommel van Dam in Venlo, op basis van de gemeentelijke kunstverzameling, wederom een eigenzinnige selectie uit de eerste, tweede en derde lichting naoorlogse kunstenaars uit de provincie Limburg. Uit iedere generatie zijn, analoog aan de expositie Limburgs Finest #1, die van 26 januari t/m 1 juni jl. in Venlo was te zien, telkens vier representatieve kunstenaars gekozen. Naast belangrijke werken uit de stedelijke collectie worden er van de levende kunstenaars gericht aanvullende bruiklenen van recente datum getoond. Op de tentoonstelling Limburgs Finest #2 stelt het Venlose museum werken tentoon van Anton Rooskens, Aad de Haas, Piet Killaars, Lei Molin, Mathieu Knippenbergh, Margriet Luyten, Marjan Teeuwen, Jos Deenen, Aline Thomassen, Judith Krebbekx, Jack Reubsaet en Gies Backes. De geëxposeerde kunstwerken zijn twee- en driedimensionaal en omspannen ruim vijftig jaar beeldende kunst, die zowel binnen als buiten Limburg is ontstaan. De van oorsprong Limburgse kunstenaars Anton Rooskens, Lei Molin, Margriet Luyten, Marjan Teeuwen en Aline Thomassen hebben het leeuwendeel van hun kunst in Noord-Holland, Noord-Brabant en Zuid-Holland gemaakt. Aad de Haas en Judith Krebbekx komen respectievelijk uit ZuidHolland en Noord-Brabant en hebben op relatief jonge leeftijd artistiek wortel geschoten in Limburg. De projecten Limburgs Finest #1 en Limburgs Finest #2 maken deel uit van een in 2008 bewust gestarte campagne om Museum van Bommel van Dam serieus te musealiseren. Uit volle overtuiging is inmiddels veel energie gestoken in het professioneel ontsluiten van de
kunstcollectie van de gemeente Venlo. Graag bedank ik nogmaals het college van B&W en de leden van de Raad van de gemeente Venlo voor hun financiële steun om het complexe proces van fotograferen, digitaliseren en communiceren mogelijk te maken. Gaarne wil ik ook alle museummedewerkers en vrijwilligers, die onder leiding van Gabi Stoffels, conservator collectie, bezield aan het inlopen van achterstanden op het vlak van behoud en beheer hebben gewerkt, uit de grond van mijn hart bedanken. Dit geldt mutatis mutandis ook voor fotograaf Peter Cox, vormgever Mark van den Eijnden, binder Gijs Wortel en drukker Pascal Walters van Drukkerij Walters Maastricht. Mede dankzij hun royale inzet verschijnt opnieuw een kwalitatief hoogwaardig product. In dit begeleidend cahier vindt u twaalf inhoudelijke toelichtingen op Birds of Marathea van Anton Rooskens, De geweldloze en de geweldenaar van Aad de Haas, het beeld Verticalen in beweging, halve cirkel van Piet Killaars, Goyesca van Lei Molin, Hanging uit de serie Terrestrial van Mathieu Knippenbergh, Chronos van Margriet Luyten, Archief 6 van Marjan Teeuwen, It’s not Brittania that rules the waves, it’s fat naked oil! van Jos Deenen, Zonder titel van Aline Thomassen, Luz (Agatha & Lucia) van Judith Krebbekx, een selectie Uit de serie Spice of Life van oud-winnaar van de Van Bommel Van Dam Prijs Jack Reubsaet en Into the wild 2 van benjamin Gies Backes. Al deze kunstenaars hebben mettertijd een eigen, uniek handschrift ontwikkeld. Rick Vercauteren Directeur Museum van Bommel van Dam
Eerste generatie
Anton Rooskens Aad de Haas Piet Killaars Lei Molin
Birds of Marathea 1973, olieverf op doek 100 x 130 cm, Schenking kunstenaar 1978
Anton Rooskens In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich drie werken van de van oorsprong Limburgse kunstenaar Anton Rooskens (Griendtsveen, 1906 Amsterdam, 1976): Compositie (1953), Secrèt de la nuit (1958) en het tot genoegen van het team van Museum van Bommel van Dam door de kunstenaar (postuum) geschonken late werk Birds of Marathea (1973). Na een technische opleiding in Venlo vertrekt Rooskens voor de Tweede Wereldoorlog naar Amsterdam alwaar hij gedurende vele jaren metaalbewerking onderricht. Tezelfdertijd ontwikkelt hij als autodidact zijn schilderstalenten. Aanvankelijk schildert Rooskens onder invloed van Vincent van Gogh vooral expressief verbeelde landschappen. In 1945 ontdekt hij de krachtige, sterk geabstraheerde vormentaal van beeldhouwers uit Afrika, India en Nieuw-Guinea. In combinatie met inspiratie, die hij blijvend uit het vroege kubistische werk van Pablo Picasso haalt, ondergaan de vormentaal en het coloriet van Rooskens meteen na de oorlog significante veranderingen. Anton Rooskens heeft vanaf 1946 in Amsterdam veelvuldig contact met Karel Appel, Eugène Brands en Corneille. Twee jaar later leert hij daar tevens Constant (Nieuwenhuys) kennen. Rooskens legt gaandeweg een fraaie verzameling ‘primitieve sculpturen’ aan. Hij is één van de medeoprichters van de Experimentele Groep, die later opgaat in de internationale CoBrA beweging. In 1949 neemt hij deel aan de geruchtmakende CoBrA expositie in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Relatief snel daarna trekt Rooskens zich terug om zich vol overgave schilderkunstig zo onafhankelijk mogelijk te vernieuwen. De ruig geschilderde ‘jungle kunst’ van Anton Rooskens, die vanuit gerichte belangstelling voor volksculturen Afrika en Groenland bezoekt, evolueert in de jaren
vijftig, zestig en zeventig diverse malen. Naast vrijwel volledig abstracte kunst met een sterk lineaire inslag zoals Compositie ontstaan er, mede geïnspireerd door surreële werken van Joan Miro, Max Ernst en Wifredo Lam, schilderijen met een meer magisch-mythische lading waaronder het qua palet subtiel uitgebalanceerde Secrèt de la nuit. In vergelijking met de vroegere, donker getinte schilderijen uit de jaren vijftig wordt het late olieverfwerk Birds of Marathea door een opmerkelijke lichtheid gekenmerkt. Rooskens heeft in de verticale as van het rechthoekige doek op een elementaire scheepsvorm een complexe constellatie van telkens van vorm verspringende vogelfiguren in geel, groen, rood en roze gezet. De hoofdvormen van de iedere keer weer hoekig en puntig uitgebeelde dieren stoelen op trefzeker geplaatste lijnen in zwart en wit. Ritmisch geplaatste ovalen, spikkels, stippen verlevendigen de vogellijven à la Paul Klee. De achtergrond is in twee relatief grote vlakken onderverdeeld: een analoog aan de zee golvend fond in paars en wit alsook een groot vlak in azuur dat ter linkerzijde door elf identieke wolkjes wordt doorsneden. Het dynamische en serene zijn schitterend in balans. Invloeden van buitenaf, zoals abstract-expressionisme, expressionisme en surrealisme worden door Anton Rooskens telkens geabsorbeerd en vervolgens naar eigen inzichten gemodelleerd. Als schilder pur sang heeft hij zijn oeuvre in picturaal opzicht een onverwisselbare signatuur gegeven. Venlo heeft, met oprechte dank aan oud-museumdirecteur Lei Alberigs, een boeiend cluster van deze eigenzinnige meester in huis. Sinds de zomer van 2014 maakt het doek Birds of Marathea optisch en ritmisch verrassenderwijs deel uit van de baanbrekende, multimediale Cave Experience in Valkenburg aan de Geul. Laat u ter plekke in dubbel opzicht inspireren.
1
De geweldloze en de geweldenaar 1960, olieverf op doek 73,9 x 46,6 cm, Schenking 1969
Aad de Haas
In 1943-1943 maakt hij als directe reactie op de oorlog en de bezetting meerdere anti-Duitse prenten. Bij een controle van de door de Duitse bezetters opgerichte Kultuurkamer wordt de ronduit kritische kunst van Aad de Haas in beslag genomen en ‘entartet’ verklaard. De Haas wordt door de Sicherheitsdienst gearresteerd en vijf maanden in detentie gehouden. Tijdens de lente van 1944 komt Aad de Haas weer vrij. Hij trouwt met Nel Koekman en duikt, om aan de verplichte omscholing van de Nazi’s te ontsnappen, met zijn vrouw onder in Zuid-Limburg, waar hij de rest van zijn relatief korte leven zal wonen en werken.
met de ultraconservatieve clerus stort Aad de Haas zich tussen 1950 en 1972 echt met energie, lef en passie op het expressief uitbeelden van grote schilderkunstige thema’s als dood, macht, religie en seksualiteit. Het schitterend gecomponeerde, complexe doek Brand in de Leuvehaven Rotterdam is qua beeldtaal duidelijk geïnspireerd door het meesterlijke, expressionistische oeuvre van de van oorsprong Russische kunstenaar Chaïm Soutine. Bij het schikken van het voor-, middenen achterplan trekt De Haas de picturale registers in volle breedte open. Het in verf uitgebeelde, elementaire havengebied met omineuze lucht golft, kolkt en wervelt voor onze ogen. Tevens zien we dat de kunstenaar over een magnifiek kleurgevoel beschikt: blauw, groen, roze en rood zijn in combinaties met zwart en wit telkens in andere subtiele schakeringen over het in velerlei opzichten indrukwekkend doek verdeeld. In het vijf jaar jongere schilderij De geweldloze en de geweldenaar weet Aad de Haas, nu bewust gebruik makend van grove, dynamische stippeltechnieken die hij aan Vincent van Gogh en Paul Signac heeft ontleend, feilloos de scherpe tegenstelling tussen beider figuren te verbeelden. De nauwelijks verhulde naaktheid van de weerloze pacifist op blote voeten staat in schril contrast met de in uniform, pet en forse laarzen gestoken militaire figuur achter hem. Het is alsof Aad de Haas, vanuit persoonlijke herinnering, het weerloze bij wijze van spiegel bewust symbolisch laat botsen op het in potentie brute geweld van fascisten in spe. Het moge duidelijk zijn dat het abjecte wezen van de Sicherheitsdienst feitelijk niet ver weg is.
Tussen 1946 en 1949 schildert Aad de Haas kruiswegstaties voor de Sint Cunibertuskerk in Wahlwiller. Na een hevig polemiek worden de schilderingen, die godbetert ‘deformerend’ en ‘spottend’ worden genoemd, op last van de kerk verwijderd. Na deze onverkwikkelijke affaire
De gemeente Venlo heeft, met dank aan Maarten en Reina van Bommel-van Dam alsook Thei Voragen, oudmuseumdirecteur, een fraai cluster van de godzijdank weer volledig gerehabiliteerde en nationaal gewaardeerde kunstenaar Aad de Haas in de verzameling.
In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich talloze, expressief geschilderde doeken en werken op papier van beeldend kunstenaar Aad de Haas (Rotterdam, 1920 - Schaesberg, 1972) zoals Brand in de Leuvehaven Rotterdam (1955), De geweldloze en de geweldenaar (1960), Zonder titel (1970-1971) en Zonder titel (1970-1971). Op achttienjarige leeftijd wordt Aad de Haas, die over bijzonder tekentalent beschikt, op basis van een zelfbedacht stripverhaal toegelaten tot de Academie voor Beeldende Kunsten in zijn geboortestad. Tijdens de opleiding vervaardigt de in een streng katholiek milieu opgegroeide kunstenaar gevoelvol werk dat thematisch sterk is beïnvloed door vertellingen uit de bijbel. Het vernietigend bombardement op Rotterdam en oorlogservaringen hebben ook een grote impact op het engagement en scheppingsdrift van De Haas.
2
Verticalen in beweging, halve cirkel 1977/1978, brons, 9 elementen 100 x 114 x 103 cm
Piet Killaars In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich sinds 1998 drie bronzen beelden van de nationaal sterk gewaardeerde Limburgse kunstenaar Piet Killaars (Tegelen, 1920): de in langdurig bruikleen gegeven zevendelige plastiek Verticale variaties (1967), Kiem II (1969) en Verticalen in beweging, halve cirkel (1977-1978). Killaars stelt in 1970 samen met Gerard Princée in het Cultureel Centrum te Venlo werk tentoon en presenteert respectievelijk in 1973 en 1997 zijn vrije beelden, inclusief foto’s, maquettes en voorstudies solo in Museum van Bommel van Dam. Op jonge leeftijd krijgt Piet Killaars tekenles van Sef Moonen in Venlo alsook avondlessen beeldhouwen bij Victor Sprenkels in Tegelen. Tussen 1941 en 1943 studeert hij bij Charles Vos aan de Middelbare Kunstnijverheidsschool te Maastricht. In 1943-1944 duikt Killaars onder. Daarna volgt hij korte tijd onderricht aan de Academie Sint Luc in Brussel. Killaars reist medio 1948 door Frankrijk en leert daar het baanbrekende, sterk geabstraheerde beeldhouwwerk van Constantin Brancusi, Alberto Giacometti, Henri Laurens en Jacques Lipchitz kennen. In hetzelfde jaar begint Killaars te studeren aan de Jan van Eijkacademie in Maastricht bij de beroemde Belgische beeldhouwer Oscar Jespers. Hij studeert cum laude af in 1953 en kapt vrijwel meteen daarna in kalksteen het Oorlogsmonument voor Tegelen. Toch zal Killaars in tegenstelling tot zijn inspirerende leermeester gaandeweg geen ‘hakker’ of ‘houwer’ worden. Hij wil, mede gevoed door positieve ervaringen met het maken van keramiek in Tegelen, zijn beelden specifiek met gips en klei opbouwen, ze daarna zorgvuldig in brons laten gieten om ze vervolgens subtiel af te werken. Al in de jaren vijftig kiest Piet Killaars een intrigerend artistiek en filosofisch thema voor het vervaardigen van zijn driedimensionale beelden: de plastische, procreatieve verovering van ruimte. Hoe ontbolsterd zich in de natuur iets precies? Hoe ontkiemt een vrucht exact? Hoe richt zich feitelijk iets op? Hoe dringt eigenlijk iets door in iets anders? Deze inhoudelijk boeiende, rond vruchtbaarheid cirkelende vragen, die ook direct met de
weergave van beweging en dynamiek zijn verbonden, heeft de kunstenaar mettertijd zowel in verticale als diagonale varianten het licht doen zien. Killaars laat in Kiem II uit een grote, halfopen bolvorm ritmisch kleinere vormen steken. Bij kijkers roepen de met elkaar vergroeide vormen aan de buiten- en binnenzijde van de bol meteen associaties met mosselbanken op. Het fraai gepolijste beeld is daadwerkelijk driedimensionaal van opzet: er is geen voor- of achterkant. De toeschouwers moeten letterlijk om de bolvormige sculptuur heen bewegen om alle facetten van het fascinerend groeizaam proces te zien. Het verbeelden van groeien staat op andere, sculpturale wijze centraal in Verticale variaties. Zeven ranke, organisch ogende, telkens in hoogte verschillende florale totems met wisselende basementen staan in vijf uitgekiende rijen achterelkaar. Tezamen vormen de ritmisch iedere keer weer anders aan elkaar geschakelde kegels en knoppen een collectief dat, vooral vanuit een frontaal perspectief, als een gestileerd, architecturaal bos kan worden geïnterpreteerd. In Verticalen in beweging, halve cirkel vestigt Killaars, in navolging van fotografen als Marey en Muybridge, de aandacht in negen, getrapte fasen bovenal op het proces van fier oprichten zelf. Ter linkerzijde hangen de eerste vier verticalen nog diep voorover. Alsof het halmen zijn die door een valwind ferm naar beneden zijn geslagen. De volgende vier verticalen winnen per keer snel aan hoogte. De meeste linkse verticaal torent trots boven alles uit. Deze totem zal in overdrachtelijke zin extra veel licht ontvangen en zich zo maximaal kunnen ontplooien. In de jaren zestig, zeventig en tachtig ontpopt Piet Killaars zich tot een begaafd didacticus en een in velerlei opzichten enthousiasmerende docent aan de Katholieke Leergangen in Tilburg en de Stadsacademie in Maastricht. Vele, jonge beeldhouwers en kunstenaars zijn door Piet Killaars op professionele en betrokken wijze al vroeg levenswijs gemaakt. De gemeente Venlo heeft, met dank aan oud-museumdirecteuren Lei Alberigs en Thei Voragen, een fraai cluster van de alom gerespecteerde kunstenaar Piet Killaars in de verzameling.
3
Goyesca 1987, gemengde techniek 180 x 140 cm, aankoop met steun van de provincie Limburg 1994
Lei Molin In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich talloze doeken en werken op papier van Lei Molin (Berg en Terblijt, 1927 - Eindhoven, 1990): Mykonos (1959), Zonder titel (1965), Staand Want (1981), de elfdelige serie gouaches op papier Villa Landolina (1987) en Goyesca (1987). In 2013 schenken particulieren tot groot genoegen van het team het fraaie werk op papier De vrouw van de archeoloog (1986) aan Museum van Bommel van Dam.
In Amsterdam en later ook in België en op Sicilië ontstaan expressief geschilderde doeken en organische alsook anorganische collages met vaak over elkaar heen vallende stroken wild bekrast papier en transparante folievellen, die aan de achterzijde met acryl, ecoline, houtskool, inkt en potlood zijn bewerkt. Tegelijkertijd keert na 1985 de kleur, briljant en tintelend, terug. De ‘Amsterdamse fase’ leidt uiteindelijk tot een perfecte synthese tussen vorm en kleur.
Vijf jaar na de dood van Lei Molin organiseert Museum van Bommel van Dam in nauwe samenwerking met de Erven van Lei Molin en kunsthandelaar en -verzamelaar Leon Mommers een groot retrospectief onder de titel Lei Molin 1927 - 1990. Op de expositie en in de gelijknamige publicatie wordt het autodidactisch kunstenaarschap van Lei Molin in drie fasen ontleed. De eerste fase (1944 - 1967) in Limburg is overwegend figuratief. Geïnspireerd door het expressionisme onderzoekt de schilder met name de kleur. In het tijdvak dat volgt (1968-1985) vertrekt hij naar de in Noord-Holland gelegen plaatsen Overveen, Bloemendaal en IJmuiden.
Lei Molin koestert in de jaren tachtig intense belangstelling voor kunst en cultuur uit Spanje en ZuidAmerika. Hij leest met grote interesse vertaalde gedichten en romans van Jorge Luis Borges, Julio Cortazar, Mario Vargas Llosa, Garcia Lorca, Gabriel Marcia Marquez en Pablo Neruda. Uit deze poëzie en literatuur, met een sterk fabulerende inslag, put Molin met grote regelmaat energie en inspiratie. Naar aanleiding van een aangrijpende televisiedocumentaire over de intrigerende Argentijnse dichter/zanger Atahualpa Yupanqui vervaardigt Lei Molin diverse werken op papier. De Spaanse componist Enrique Granados (1867 - 1916) schrijft bij wijze van hommage aan Francisco Goya een magnifieke, zesdelige pianosuite die Goyescas (Los majos enamorados) wordt genoemd. De gracieuze muziek, die in 1911 in première gaat, is later wereldberoemd gemaakt door de Spaanse toppianiste Alicia de Larrocha. Lei Molin maakt op zijn beurt in 1987 een krachtig, abstract kunstwerk waarin hij op uiterst subtiele wijze varianten in blauw, bruin, groen en rood robuust over een stelsel met relatief dunne, meanderende lijnen in zwart, wit en grijs zet. Lichtvoetigheid en monumentaliteit zijn, analoog aan betoverende klassieke muziek alsook het schitterende, tijdloze oeuvre van Francisco Goya, prachtig in balans.
Onder invloed van fundamentele, minimale en optische tendensen concentreert de kunstenaar zich eerst op vorm om later toch weer kleur toe te laten. Tenslotte volgt een derde periode (1985-1990) waarin hij als ‘Amsterdamse Limburger’ een productieve en creatieve fase beleeft in Amsterdam. Tevens werkt Molin in die jaren in een groot atelier in Comblain-au-Pont in de Belgische Ardennen. Daarenboven reist hij in die fase in het voorjaar gaarne naar Sicilië, alwaar hij een tijdelijk atelier in Siracusa heeft. Kleur en vorm versterken elkaar in een krachtige, poëtische finale. Door de verhuizing naar Amsterdam in 1985 komen vorm en kleur in de kunstproductie van Lei Molin goed in balans. Het is vooral de stad die effect sorteert: “De stad levert dat vanzelf. Daar hoef ik als kunstenaar niets voor te doen. Je wilt het en het komt. Na de vorm richt je je op de kleur, zodat de kleur de vorm verstevigt.”
De gemeente Venlo heeft, met dank aan Maarten en Reina van Bommel-van Dam en oud-museumdirecteur Thei Voragen, een bijzonder cluster van de nog altijd sterk gewaardeerde kunstenaar Lei Molin in de collectie.
4
Tweede generatie
Mathieu Knippenbergh Margriet Luyten Marjan Teeuwen Jos Deenen
Hanging uit de serie Terrestrial 2000, lamdaprint op aluminiumdrager 240 x 120 cm, aankoop 2010
Mathieu Knippenbergh In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich vijf werken van Mathieu Knippenbergh (Venlo, 1950): Tong (1989), Hanging uit de serie Terrestrial (2000), Drawing uit de serie Terresterial (2000), Schijngestalte (2010) en Schijngestalte (2010). Met zijn overdonderende solotentoonstelling Psychonaut ontvouwt Mathieu Knippenbergh in Museum van Bommel van Dam in 2011 een messcherpe visie op de 21ste-eeuwse mens. De hedendaagse mens is vrijwel totaal geconditioneerd en wordt bovendien systematisch gemanipuleerd door een giftig mengsel van bedrog, brood en spelen, valse voorlichting, farmacie, oorlogen, populisme, profijt, uitputting en verkeerd voedsel. In zijn ruimtelijke presentatie keert Knippenbergh feitelijk direct terug naar de oude, Griekse wortels van het woord psychonaut, dat ‘zeevaarder van de ziel’ betekent. Een psychonaut vaart, op basis van antipathie en sympathie, een eigen, onafhankelijke koers. Daarbij zet de kunstenaar zijn lijf letterlijk en figuurlijk als gereedschap voor kunst in. Als beklemmende variant op de zichzelf telkens ritualistisch met aarde en water insmerende ‘mudmen’ op Papoea Nieuw-Guinea heeft Mathieu Knippenbergh zijn huid van onder tot boven met een mengsel van klei en perenpulp ingewreven. Na oren, neus en mond zorgvuldig te hebben afgesloten, is hij diverse keren in een speciale ruimte vol zelf gekweekte vliegen gegaan. Knippenberghs verblijven in de ‘vliegenkooi’ zijn afwisselend gefotografeerd en gefilmd. Het werk Hanging wordt door een bijna ondraaglijke spanning in de armen, nek en schouders gekarakteriseerd. Voor dat deze opname kon worden gemaakt heeft Knippenbergh lange tijd zware fysieke trainingen gedaan. Ongemakkelijke beelden van martelingen in Abu Graib, Guantánamo Bay alsook andere gevangenissen liggen in associatief opzicht dicht onder het oppervlak van ons collectief geheugen. Een indringend en niets verhullend beeld, in zwart en wit, van een verkennende mens, die op het vlak van persoonlijke ervaring en waarneming bereid is tot het uiterste te gaan. De vierkante foto Drawing, die ook door sereniteit wordt gekenmerkt, behoort qua thematiek ook tot hetzelfde cluster. De vol aandacht tekenende, met krioelende en
knabbelende vliegen overdekte figuur, lijkt een sterk vervreemde variant op de larger than life figuren van gips in de environments van collega kunstenaar George Segal. In de collectie bevinden zich ook twee werken die Schijngestalten heten. Een rijzige gestalte, in vliegeniersoutfit met mysterieus embleem, draagt in het besef dat de paradigmaverschuiving ‘alive and kicking’ is, verscheidene maskers in de vorm van inventieve brillen en revolutionaire verrekijkers. Deze psychonaut is klip en klaar verzamelaar/uitvinder die C2C principes huldigt: afval bestaat niet. Oude objecten en weggegooide spullen krijgen in zijn creatieve handen een tweede leven, zowel in vorm als betekenis. De in de Schijngestalten gedragen Tools staan zonder uitzondering symbool voor aangescherpte waarneming en minutieuze perceptie. De vitalistische, verkennende mens, die voor zijn genoegen soms tussen ernst en luim pendelt, is op basis van reststroomdenken voorzien van futuristisch ogend gereedschap. Deze Tools helpen de psychonaut ook bij het ontvankelijk zijn voor actualisaties. Op de kleding van de psychonaut bevindt zich vlak naast het hart een bijzonder logo, in de vorm van een zelfs nu nog regelmatig gebruikte gevleugelde zon, dat direct naar een oeroude, hoge beschaving (Annunaki of Nefilim geheten) verwijst. Deze civilisatie staat concreet in Oud-Soemerische en Oud-Testamentische teksten vermeld. Uit deze oeroude literatuur valt op te maken dat aardbewoners reeds lang geleden in contact zijn geweest met van oorsprong buitenaardse culturen. Als we scherp naar de Schijngestalten kijken, zien we een alerte ‘kosmonaut’ die alle facetten van het immense universum in zichzelf en daarbuiten op ‘excentrieke’ wijze verkent. Een vragende mens, die zelfbewust op avontuur is gegaan en daarbij vastberaden naar nieuwe antwoorden op persoonlijke en collectieve vraagstukken zoekt. Door zelf op odyssee te gaan en je als radicaal anders denkende, vragende mens te ontwikkelen kun je het alomtegenwoordige kwaad individueel weerstreven. Door vitalisme en spiritualiteit kun je het leven idealiter weer als één geheel zien.
5
Chronos 2013, katoen (100%) jacquard geweven op een Dornier weefmachine 150 x 207 cm, aankoop 2013
Margriet Luyten In de collectie van de gemeente Venlo bevinden zich diverse topwerken van de van oorsprong Limburgse kunstenares Margriet Luyten (Venlo, 1952): een serie van ruim twintig gomdrukken met als titel Ella (2005), de vierdelige fotoserie D.A.D. I ‘Dead Hand Dead I’, D.A.D. II ‘Dead Hands Dad II’, D.A.D. III ‘Dead Hand Dead’ en D.A.D. IV ‘Dead Head Dad’ (2010) alsook het monumentale werk Chronos (2013). Tezamen vormen deze kunstwerken een fascinerend fotografisch cluster dat het oerthema (nakende) dood dan wel eindigheid van zowel de moeder als de vader van de kunstenares specifiek tot onderwerp heeft. Ervaring leert dat het thema dood, zelfs als het met uitdrukkelijke toestemming fijnzinnig en wellevend wordt weergegeven, nog altijd een groot taboe is. Deep down weten kijkers maar al te goed dat de dood onlosmakelijk bij het leven hoort. Toch hebben ze in de regel veel moeite met het accepteren van de dood. Mensen voelen zich blijkbaar onmiddellijk midscheeps geraakt als ze oog in oog met de onomfloerste, onopgesmukte dood komen te staan. Is dat omdat de afgebeelde doden de levende beschouwers er in wezen toch direct aan herinneren dat ze zelf ook vergankelijk zijn? Zijn wij, stervelingen, altijd bang voor de omnipotente, onafwendbare dood? Verzoenen met de schoonheid van ouderdom zou echt al een grote stap voorwaarts zijn. Mentaal actief en fysiek vitaal pogen te zijn op de ‘oude dag’ verlengt in velerlei opzichten het leven. Margriet Luyten treedt zoals goed valt af te leiden uit de gomdrukken uit de serie Ella het proces van de naderende dood picturaal met een wijd open blik tegemoet. Ze is daarbij geserreerd zwanger van verwondering en nieuwsgierigheid. Door de keuze voor het aloude medium gomdruk opteert Luyten, daarmee sterk afwijkend van kunstenaars als Andres Serrano, Joel
Peter Witkin en Sally Mann, voor innigheid en zachtheid. De serie Ella is ronduit intiem. Kijkers zitten, vooral door de wijze waarop de steeds iets ouder wordende vrouw is ingekaderd, letterlijk en figuurlijk op de huid van het door en door menselijke onderwerp. Er is ook heel bewust niets in beeld gebracht dat voor ongepaste afleiding zou kunnen zorgen. Eerst blikt het model op hoge leeftijd kijkers nog direct in de ogen. Ruim negen maanden later heeft het naar buiten gericht zijn plaatsgemaakt voor een volledig naar binnen gekeerde ‘blik’. Deze zichtbaar broze mens is dan letterlijk en figuurlijk, over het lijden heen. Dit geldt mutatis mutandis ook voor het tamelijk sobere kwartet D.A.D. I t/m IV. Zonder opsmuk of afleiding toont Luyten in vier uitgekiende, atypische etappes op majestueuze, picturale wijze het verscheiden van haar vader. De zeggingskracht van de handen, in combinatie met vloeiende patronen en plooien, en het bewust bijna volledig buiten het kader gelaten hoofd in een opzettelijk lege omgeving getuigen ten volle van een ontroerend rake opmerkingsgave alsook een diepe, emotionele betrokkenheid. In Chronos heeft Margriet Luyten de betekenisvolle, sterk symbolische gomdruk (M) 28 02 04 uit de serie Ella, in nauwe samenwerking met het Textiel Museum in Tilburg, als wandtapijt van 150 bij 207 centimeters laten weven. Daarbij is katoen de nieuwe drager geworden en zijn de handen van de kunstenaar getransformeerd naar een weefmachine van Dornier die specifiek Jacquard kan weven. De uitkomst van het weefproces is in alle opzichten verbluffend en adembenemend. De zachtheid en het sfumato van het origineel op papier blijven volledig intact. Door het monumentale karakter van Chronos winnen de prachtig doorleefde handen van de overledene zelfs nog aan zeggingskracht. De keuze van het materiaal speelt een sleutelrol bij het slechten van het taboe. De dood wordt als het ware beter benaderbaar, meer invoelbaar.
6
Archief 6 2012, inkjetprint op dibond/diasec 125 x 157 cm, aankoop 2013
Marjan Teeuwen In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich drie werken van de van oorsprong Limburgse kunstenares Marjan Teeuwen (Venlo, 1953), die reeds lang vanuit ’s-Hertogenbosch opereert: Huiskamer 2/3 (2003), Huiskamer 3/6 (2006) alsook de meer recente met genereuze korting van de kunstenaar verworven inkjetprint Archief 6 (2012). Museum van Bommel van Dam organiseert in 2006 in nauwe samenwerking met de kunstenares de opzienbarende tentoonstelling Schuilplaats. De expositie, die deels op zaal en deels in een niet voor publiek toegankelijk ondergronds Nucleair Complex in het Julianapark te Venlo plaatsvindt, geeft een beeld van de foto’s en films die Teeuwen in relatief korte tijd heeft vervaardigd. De titel Schuilplaats refereert specifiek aan de installatie die Marjan Teeuwen in de atoomschuilkelder in Venlo heeft gemaakt. De installatie is slechts te zien aan de hand van beelden van speciaal geplaatste bewakingscamera’s. De monitorbeelden tonen een raadselachtig archief vol beelden, ordners en tijdschriften alsook kasten die tot de nok toe zijn gevuld met verbrande huisraad en puin. Op sublieme wijze wekt Teeuwen in de toch al ‘zwaar beladen’ omgeving van het Nucleair Complex beelden over destructie en dood suggestief op. In filosofische zin laat ze kijkers aan de hand van haar weloverwogen gecomponeerde beelden diep nadenken over een mogelijke, navrante toekomst. Na een Fall Out is de samenleving immers grotendeels vernietigd. Nog levende mensen, die verzamelen blijkbaar in hun ‘DNA’ hebben zitten, zijn toch weer aan het ‘archiveren’ geslagen. Het herschikken en ordenen van immense chaos is noodzakelijk om weer ‘grip’ op een volledig kapotte wereld te krijgen. Fictie en feiten worden in Schuilplaats op bijzondere, haast mystieke wijze met elkaar verweven.
Marjan Teeuwen maakt naast installaties grote kleurenfoto’s waarop door mensen verlaten ruimtes in beeld zijn gebracht. Deze ruimtes zijn boordevol uiteenlopende spullen gestouwd. Door met veel gevoel voor kleur en vorm uitgekiend te stapelen en te rangschikken, ontstaan spannende, ruimtelijke composities, waarin kleuren, lijnen en vormen telkens weer verbluffend afwisselende environments evoceren. Uit de fraaie lambdaprints Huiskamer 2/3 en Huiskamer 3/6 blijkt zonneklaar dat Marjan Teeuwen een volbloed organisator met sterk humoristische inslag is. De kleurrijke foto’s tonen forse kamers die in wezen obsessief zijn volgestapeld met boeken, dozen, hout, huisraad, kranten, kleding, planten en wat dies meer zij. Dingen duwen mensen hier letterlijk en figuurlijk uit hun habitat. Op ingenieuze, bijna perspectiefloze wijze verbeeldt Teeuwen, via een na-afbraak-voltooid-principe, het fenomeen verzamel-itis op zijn puurst. De titels van de kunstwerken zijn gortdroog en in hoge mate onderkoeld. In deze huiskamers, waar consumptie en materialisme triomferen, kunnen mensen namelijk niet echt leven. In de grote, aan het palet van minimal art refererende tonale inkjetprint Archief 6 voert Marjan Teeuwen het na-afbraak-voltooid-principe naar een nieuw artistiek hoogtepunt. Het is alsof de kunstenares kijkers bewust naar een rare, superstrak gepresenteerde verzameling van een atypische collectaholic (een verzamelaar van verzamelingen) laat kijken. Alle geëxposeerde zaken zijn ooit functioneel en nuttig geweest. Marjan Teeuwen geeft ze op geraffineerde en grandioze wijze een nieuw kunstzinnig leven. Het begrip archief krijgt door de weloverwogen, tongue in cheek ingrepen van Marjan Teeuwen, analoog aan de huiskamers, zo met opzet een totaal nieuwe, conceptuele en picturale inhoud!
7
It’s not Brittania that rules the waves, it’s fat naked oil! 2009, collage 85 x 65 cm, aankoop 2011
Jos Deenen In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich zes karakteristieke werken van Jos Deenen (Baarlo, 1956): Excorciation (2000), It’s not Brittania that rules the waves, it’s fat naked oil! (2009), Obscuur muzisch Elysium (2009), Met de mantel der liefde (2010), Zolang het water de einder kust, zullen er pennevruchten blijven branden (2008) en Met hypocriete schietgebedjes schieten ISAF militairen meestal bitter weinig op (2011). Aan de hand van schitterend voorgeselecteerd beeldmateriaal uit magazines en tijdschriften, supergedetailleerd uitknippen; weloverwogen assembleren en combineren van verschillende, soms volstrekt tegengestelde componenten; minutieus verlijmen alsook vlijmscherp ironisch taalgebruik in titels en teksten produceert Jos Deenen jaar in jaar uit een grote flow unieke en onverwisselbare kunstwerken. Deenen sluit nauw aan bij de roemruchte collagetradities van kunststromingen als Dada, het Surrealisme en de Engelse Pop Art. De soms ook bewust erotische kunstwerken worden gekenmerkt door ingenieus compositiegevoel in combinatie met afwisselend gebruik van Venlo’s dialect, ABN of Engels. Op vele, recente collages neemt hij de halfslachtige en dikwijls hypocriete houding van bijvoorbeeld de United Nations, de V.S., het Vaticaan en de media keihard op de korrel. Tezelfdertijd kijkt hij kritisch naar reclames over voedsel en drank en volgt hij de mondiale vervuiling met grote aandacht. In de collage It’s not Brittania that rules the waves, it’s fat naked oil! refereert Jos Deenen ondubbelzinnig aan de enorme milieuramp met de supertanker Amoco Cadiz, die in de lente van 1978 wordt veroorzaakt. Het aan de grond gelopen schip, dat 334 meter (lengte) bij 51 meter (breedte) meet, bevat 230.000 ton ruwe olie. In zwaar weer breekt het schip en er vloeit ruim 200.000 ton olie in zee. Het Kanaal en de Bretonse stranden worden, over een lengte van ruim 300 kilometer, op nooit geziene wijze met een dikke laag smurrie vervuild. Het opruimen van de olie en kadavers van getroffen dieren duurt meer dan een jaar. Jos Deenen, die op geraffineerde wijze al deze elementen vermengt, heeft ongelooflijk veel energie gestoken in
het naadloos verlijmen van talloze fragmenten met kolkende en spattende olie in de zone tussen de stompe boeg van het schip en de elf vrijwilligers op de voorgrond. In alle opzichten een meesterlijk vervaardigd, kunstwerk waarin alle dode dieren in visuele zin louter als een voetnoot in deze bizarre geschiedenis lijken te fungeren. Met de uit 2011 stammende kloeke collage Met hypocriete schietgebedjes schieten ISAF militairen meestal bitter weinig op, die 64 bij 85 centimeter meet, maakt hij ondubbelzinnig en onverbiddelijk korte metten met het fenomeen leugenachtigheid in de nog altijd durende oorlog in Afghanistan. Op uitdrukkelijk bevel van superieuren en spindoctors presenteren Westerse soldaten zich als sympathieke, godsvruchtige en devote personen. Ze hopen met deze tout court kunstmatige handelswijze de autochtone bevolking en thee drinkende, tribale krijgsheren een rad voor de ogen te draaien. Met zichtbaar genoegen verwerkt Jos Deenen op Met hypocriete schietgebedjes fragmenten uit tientallen bronnen, waaronder National Geographic (VS), Nieuwe Revue (NL), Paris Match (FR) en Stern (DE). Het subtiel samengestelde omineuze berglandschap met grote, inktzwarte slagschaduwen vormt een perfect decor voor het ronduit belachelijke Westerse theaterstuk. De autochtonen laten zich anno 2011 echter niet meer foppen. Niet voor niets houdt iemand in de achterste groep een fors oranje gekleurd bord omhoog met daarop een tekst die via fotomontage op Internet tot stand is gekomen: “Wij zijn niet in ons reet geneukt door de hollanders.” Deze handgeschreven tekst fungeert binnen het kritisch werk van Jos Deenen in feite als een superironische variant op het beroemde liedje van The Who: We won’t get fooled again! Analoog aan Grosz, Ernst, Bunûel, Dali, Bacon of Pasolini, weet Jos Deenen zijn boodschap subliem te verpakken. Met zichtbaar genoegen manipuleert hij via zijn messcherpe collages, die nu eens ambigu en dan weer ondeugend, prikkelend, stout of venijnig zijn, op doordachte wijze de argeloze kijkers die, of ze nou willen of niet, regelmatig in de positie van voyeurs worden gedwongen.
8
Derde generatie
Aline Thomassen Judith Krebbekx Jack Reubsaet Gies Backes
Zonder titel 2009, aquarel op papier 235 x 114,5 cm, aankoop 2011
Aline Thomassen In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich zeven kunstwerken, zowel op doek als op papier, van de van oorsprong Limburgse Aline Thomassen (Maastricht, 1964), die reeds lang vanuit Den Haag opereert: La voilée - De gesluierde (2001), De slangevrouw I, II en III (2002), Zonder titel (2009), Zonder titel (2010) en het in 2011 tot grote vreugde van het team aan het Museum van Bommel van Dam geschonken werk vol arabesken Zonder titel (2010). In La voilée - De gesluierde is tegen een groengeel fond met blauwe onderschilderingen een deels afgesneden, halfnaakte vrouw in een wijdvallende, lichtblauwe rok uitgebeeld. In eerste instantie trekt vooral de halftransparante rok van turkoois de aandacht van de kijker. Aline Thomassen heeft aan de onderzijde, ten opzichte van het brede bovenlijf, disproportioneel dunne benen en andere, meanderende vormen aangebracht, en daar toen stap voor stap een horizontaal georiënteerd weefsel van smalle, licht gebogen lijnen over heen geplooid. Het onregelmatige lijnenspel suggereert middelpuntvliedende beweging. Het lijkt alsof de vrouw wervelend als een om de as tollende derwisj danst. Bij de taille heeft de rok een sierlijke groene band. Boven deze band bevindt zich een relatief smalle zone met verticale motieven. Pas daarna verschuift de aandacht van de beschouwers naar het ontblote bovenlijf en de kastanjebruine krullen, die het gezicht speels omlijsten. Een sterk verkorte linkerarm bevindt zich pal achter het lichaam. De rechterarm met opvallend uitgestoken wijsvinger onttrekken de mond en neus deels aan het zicht. Tussen beide borsten heeft Thomassen, als extra zwevende laag, expressief geschilderde eierstokken, uterus en vulva uitgebeeld. De aan de onderzijde versluierde onderbuik bevindt zich bij wijze van curieus contrast aan de bovenzijde figuurlijk in de hartstreek.
De tweetalige titel La voilée - De gesluierde krijgt zo een onverwachte connotatie. Dat wat bij een vrouw absoluut intiem en privaat is wordt door Aline Thomassen op volstrekt integere en gevoelvolle wijze publiekelijk gemaakt. De maakster heeft ondubbelzinnig voor indirect en symbolisch uitbeelden gekozen. In Zonder titel, een monumentale aquarel op papier, verbeeldt Thomassen op bijzondere wijze de speciale band tussen een moeder en haar kinderen. Een groengele, meer dan levensgrote, staande vrouw met licht opgeheven linkerbeen in klassiek contrapost, is met een kunsthistorische knipoog naar barokkunst verrassenderwijs door een pantheon van rondzwevende jonge kinderen omgeven. Zoals een planeet door manen wordt omringd. Analoog aan de atypische plaatsing van de geslachtsorganen in La voilée - De gesluierde in de borststreek heeft de schilderes daar nu bewust een meer dan levensgroot hart centraal gepositioneerd. Vanuit dit letterlijk en figuurlijk rode hart lopen, metaforisch parallel aan navelstrengen, expressief uitgebeelde verbindingslijnen naar vrijwel alle kinderen. In de linkerbovenhoek bevinden zich echter twee bewust de wereld in blikkende baby’s, die in tegenstelling tot alle anderen, niet direct met het hart van de moeder in contact staan. Toch horen ze er wel degelijk bij. Met gevoelvol raffinement fungeert Zonder titel zo in wezen als een ragfijne hommage aan jong gestorvenen of dood geboren kinderen. Niet levensvatbaar, maar juist daarom extra dierbaar. Een subliem verbeeld moederschap. Met tussenposen vertoeft Aline Thomassen ook in Marokko waar ze telkens inspiratie krijgt om met relatief lichte, semitransparante aquarelverf compositorisch krachtige, nieuwe werken op papier te maken. In Zonder titel en Zonder titel, beiden ontstaan in 2011, is de uiterst subtiel weergegeven verbeelding echt aan de macht.
9
Luz (Agatha & Lucia) 2011, acrylverf op doek 170 x 220 cm, particuliere schenking 2012
Judith Krebbekx In de collectie van de gemeente Venlo bevinden zich diverse werken van de in Limburg werkzame, talentvolle kunstenares Judith Krebbekx (Roosendaal, 1967): Als de rook om je hoofd is verdwenen (2001), Crawling back to you (2003), Beneden alle peil (Sinner Boy) (2009/2010) alsook het monumentale diptiek If I’m not beside you, I’m behind you (2011). Meteen na afloop van de grote solo-expositie Fear & Desire, die in 2012 in Museum van Bommel van Dam in Venlo is te zien, schenkt een particulier die bewust anoniem wenst te blijven, het grote doek Luz (Agatha & Lucia) (2011) aan het museum in Venlo. Voorwaar een fantastische geste waarvoor wij de gulle gever bijzonder erkentelijk zijn. Judith Krebbekx combineert telkens op oorspronkelijke wijze verhaallijnen uit de mythologie en oeroude religieuze vertellingen met een intrigerend actueel inzicht en hoogstpersoonlijk engagement. Het atypische, eigenzinnige picturale universum van Krebbekx weerspiegelt telkens verrassenderwijs het hele spectrum van het menselijk denken en handelen. In het compositorisch bewust symmetrisch opgezette doek Luz (Agatha & Lucia) toont de kunstenares twee vrouwen die reeds eeuwenlang als beschermheiligen fungeren. Het zijn zelfbewuste vrouwen, die zich niet willen conformeren aan de geldende normen en sociale conventies. In plaats van zich (blijvend) te verloven, wensen zij hun beider levens bewust aan het geloof wijden. Een noodlottige keuze die uiteindelijk tot hun vroegtijdige dood leidt. Bij het folteren van Agatha worden haar beider borsten afgesneden. Tijdens het martelen van Lucia worden allebei de ogen uitgestoken. De ogen op de schaal verwijzen direct naar de rol van Lucia als beschermheilige tegen oogkwalen, naar het op veel plaatsen gevierde feest van het Licht alsook letterlijk en figuurlijk naar het begrip Visie. In het spoor van Fernand Khnopff heeft Judith Krebbekx op ragfijne wijze met houtskool de halfdiffuus ogende gezichten bij wijze van symbolisch contrapunt ‘en face’ uitgebeeld. Kijkers kunnen zich op deze wijze verrassenderwijs beter identificeren met de sterk op elkaar gelijkende, mythische vrouwen. In 2013 heeft Judith Krebbekx in een serie doeken Silent Witnesses al schilderend picturaal ingezoomd op
een subthema in Luz (Agatha & Lucia): de hypergestileerde gordijnen en elegante vitrages, die betekenisvol voor vensters en deuren hangen. De factor mens is in deze verticale werken met fraai repeterende, doorzichtige motieven enkel indirect aanwezig. Wat overdrachtelijk van binnen naar buiten stroomt of van buiten naar binnen vloeit, kruist elkaar subtiel in de semitransparante voiles. In figuurlijke zin cirkelt Krebbekx consequent om het inhoudelijk relevante en actuele thema privé/ openbaar. Wat blijft geheim of verborgen als ramen en deuren wijd open staan en de gordijnen en vitrages verstild of bevallig wapperen? Voor je er erg in hebt, ligt je intieme wereld pardoes op straat of dringt de straat agressief bij jou binnen. In huis, maar misschien ook wel in je hoofd! Met als opmaat het op een Egyptische vertelling gebaseerde Weight of the soul, waarin bewegende gordijnen gracieus als backdrop figureren, ziet medio 2014 een volledig nieuwe serie werken met als overall titel Secrets and Lies Redux het licht. De recente doeken The wild woods, Hunting for sweets en het naar Mantegna verwijzende schilderij Agony in the garden zijn complexe, gelaagde werken waarin de tekenhand van Judith Krebbekx picturaal in hoge mate verder is ontwikkeld. Deels met houtskool getekende elementen en partieel met verf geschilderde delen vormen tezamen samengestelde composities waarin willens en wetens facetten van klassieke verhalen, historische vertellingen met Limburgse roots (de Bokkenrijders) en verwijzingen naar de jongste geschiedenis (NSA) worden verknoopt. In tegenstelling tot de cerebrale, ingetogen sfeer met mysterieuze ondertonen in de reeks Silent Witnesses is de generale stemming in de serie Secrets and Lies Redux eerder brutaal, in the face en hedonistisch. Deze omineuze werelden worden bovenal door bokken, honden, schapen en wolven bevolkt. Het brein wisselt er, zoals goed op Hunting for sweets is te zien, stuivertje met de onderbuik. “Living on their instincts”, zou Arno Hintjes van TC Matic zeggen. Een intrigerende, nieuwe kunstzinnige loot aan het toch al rijk geschakeerde oeuvre van een kunstenares met grote picturale potentie.
10
Uit de serie Spice of Life – Zonder titel (4x) 2007, gemengde techniek op papier 50 x 65 cm, Collectie Stichting van Bommel van Dam
Winnaar Van Bommel Van Dam Prijs 2007
Jack Reubsaet In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevindt zich als bruikleen van de Stichting van Bommel van Dam één Gesamtkunstwerk van beeldend kunstenaar Jack Reubsaet (Sittard, 1976), die al jaren vanuit Maastricht opereert: Spice of Life (2007). De grote wandinstallatie van 136 verschillende, gemengde technieken op papier is door de Stichting van Bommel van Dam verworven nadat Jack Reubsaet in 2007, als 31-jarig kunstenaarstalent, de Van Bommel Van Dam Prijs heeft gewonnen. Delen van het in velerlei opzichten intrigerende, kolossale Gesamtkunstwerk hebben gedurende de afgelopen jaren diverse keren op zaal gehangen. Nadat de charismatische zanger Jim Morrison van The Doors is overleden, brengen de drie overgebleven leden Ray Manzarek, Robby Krieger en John Densmore in 1971 het album Other Voices uit. Manzarek en Krieger nemen beurtelings als ‘Andere Stemmen’ de vocalen voor hun rekening. Op de elpee staat een relatief kort nummer, gezongen door Krieger, dat Variety is the Spice of Life heet. Jack Reubsaet, die grote belangstelling voor popmuziek heeft, neemt in 2007 een deel van die tekst over om zijn met viltstift en plakaatverf gemaakte, jongste reeks tekeningen van een pakkende alsook prikkelende titel te voorzien. Met de wandinstallatie Spice of Life kan en mag met toestemming van de enthousiaste maker variabel worden omgesprongen. Selecties uit de 136 autonome kunstwerken, die tezamen een krachtig artistiek pantheon vormen, kunnen iedere keer weer specifiek aan de beschikbare ruimte worden aangepast. Het Gesamtkunstwerk van Jack Reubsaet, die met ernst en luim uit de (kunst)geschiedenis, erotica, films, muziek, reclame en wereld van de strips citeert, is letterlijk en figuurlijk organisch. De enorme variëteit in onderwerpen en uitvoeringen maakt het materieel mogelijk om telkens andere accenten in het in velerlei opzichten genuanceerde en verrassende aanbod aan te brengen. Tegelijkertijd beseffen de toeschouwers, vooral op grond van het karakteristieke handschrift en het herkenbare, soms bijna giftige coloriet, dat de
rijkgeschakeerde, kunstzinnige productie door een en dezelfde persoon is vervaardigd. Jack Reubsaet is, blijkens de serie Spice of Life, een tekenaar pur sang. In een relatief klein, titelloos blad, dat 50 x 65 centimeter meet, heeft de kunstenaar met monumentaal ogende, over elkaar heen buitelende, blokvormige letters het woord JAWEH op originele wijze geëvoceerd. Kijkers zien, als ware zij kikvorsen, de relatief grote letters schuin van onderen. Daardoor krijgen de toch al architecturaal overkomende, lineair haarscherp geduide vormen nog meer volume en kracht. Tezelfdertijd valt op dat Reubsaet rondom de omtreklijnen in blauw en zwart effectvol roze, rood en geel heeft geplaatst zodat het contrast tussen de vijf letters en de omgeving extra uit de verf komt. Strak design en vrije verbeelding komen picturaal op overtuigende alsook humoristische wijze samen. De losse elementen, die samen JAWEH vormen, kunnen nog naar believen worden herschikt. Er is bij wijze van spreken nog geen standaard logo voor de almachtige. Bij tijd en wijle schroomt Jack Reubsaet het niet om zichzelf ongenadig op de korrel te nemen of zichzelf als fictieve persoon juist larger than life te projecteren: for the better, for the worse. In een titelloos blad beeldt de nog jonge kunstenaar zich, getuige de sterk tegenstrijdige teksten, als een mentaal worstelende krijger af. De protagonist staat als vechter met relatief groot, getrokken zwaard, dat blinkt in de zon, superdicht tegen de beeldrand aan. De in zwart, wit en grijs weergegeven, grotendeels afgesneden personage steekt krachtig af tegen een symbolisch bloedrode hemel en witgele zon, die in een werk van Vincent van Gogh absoluut niet zou misstaan. Zal de liefde het uiteindelijk winnen van het geweld of zal het bloed voor altijd aan de handen blijven kleven? Op de expositie Limburgs Finest #2 wordt een ruime selectie uit de serie Spice of Life gepresenteerd. Die keuze wordt gericht aangevuld met ander, recent werk dat Jack Reubsaet na het winnen van de Van Bommel Van Dam Prijs in 2007 heeft gemaakt.
11
Into the wild 2 2009, acrylverf op doek 150 x 130 cm, aankoop 2011
Gies Backes In de kunstcollectie van de gemeente Venlo bevinden zich twee, in thematisch opzicht, karakteristieke doeken van beeldend kunstenaar Gies Backes (Venlo, 1977): Zonder titel (2004) en Into the wild 2 (2009). Beide werken zijn in 2011 aangekocht en hebben in de afgelopen jaren meerdere malen op zaal in Museum van Bommel van Dam gehangen. Medio 2014 realiseert Gies Backes, daarbij financieel ondersteund door de gemeente Venlo, een monumentale muurschildering in de openbare ruimte in de Picardie, op een steenworp afstand van het museum. In dit kolossale kunstwerk tegen de zijgevel van een winkel (Beddenspecialist) zal een droomlandschap met kenmerkende verwijzingen naar het stedelijk verleden alsook het filmisch heden centraal komen te staan. De relatief nog jonge schilder Gies Backes doorkruist reeds vele jaren met veel interesse urbane gebieden. Met grote regelmaat legt hij in het stedelijk landschap, zowel in centra als in meer afgelegen, perifere gebieden, locaties en situaties vast die bovengemiddeld zijn visuele aandacht trekken. Het is Backes daarbij niet per se om schoonheid an sich te doen. Hij krijgt juist krachtige, creatieve prikkels van aspecten en zaken die sterk van de algemene smaak of gemiddelde opinie over mooi en lelijk afwijken. Juist rare, morsige en ogenschijnlijk banale dingen oefenen een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de altijd alerte, naar geschikte beelden jagende kunstenaar uit. Al doende is er mettertijd een fors fotografisch archief met buitenissige zaken en vreemde non-plekken gegroeid. Bij het vervaardigen van Zonder titel en Into the wild 2 heeft Backes ter inspiratie liefdevol uit zijn particuliere beeldvoorraad geput. Op een gegeven moment ontdekt Gies Backes tijdens schilderkunstige locationhunting een net verlaten woning in de binnenstad van Venlo. Een ideaal onderwerp voor een nog te maken schilderij. Met name een schuin gelegde tegelvloer, waaruit een stuk van een
willekeurig afgesneden buis steekt, werkt inspirerend. Backes fotografeert het vrijwel lege pand en focust daarbij vooral op de vloer die ranzig en smerig oogt. In het doek Zonder titel wordt het vuil in de tegelvloer via een uitgekiende mix van bruin, groen en roze uitgebeeld. Zonder titel, dat door een sterk vervreemdende, licht hellende perspectiefwerking qua compositie extra raar overkomt, is, geen letterlijke weergave van een foto van een huis op zijn retour. Gies Backes creëert met louter picturale middelen een in velerlei opzichten overtuigende, benauwende atmosfeer, die illusionistisch nog wordt versterkt door het verschoten coloriet. Wat heeft zich op deze ruimtelijk curieuze, intens gore plek, zwanger van verval, feitelijk afgespeeld? In het doek Into the wild 2, dat qua formaat vrijwel identiek is, heeft Gies Backes eerst de zone aan de rand van het donkere bos uitgebeeld. De schuin aangesneden, maagdelijk witte stoel met anderskleurige contourlijnen, lijkt ooit pardoes achtergelaten. Om de spanning in de compositie te verhogen heeft de kunstenaar, deels parallel aan het patroon van de diagonale voegen in de tegelvloer in Zonder titel, over de voorstelling in bruin, groen en roze, een onregelmatig ritme van gevlochten draden in groen en blauw gelegd. Zo is een ontoegankelijk, schimmig oord ontstaan dat prima zou kunnen fungeren als backdrop in een nog te maken film van de bijzonder talentvolle, Belgische regisseurs Jean-Pierre en Luc Dardenne. Met puur schilderkunstige middelen evoceert Backes een lichtmysterieuze sfeer met unheimische ondertonen. Op de expositie Limburgs Finest #2 zullen de schilderijen uit de gemeentelijke collectie gericht worden aangevuld met andere, thematisch ook marginaal ogende, eigenzinnige doeken, die Gies Backes na 2011 met telkens weer verrassende verbeeldingskracht heeft geschilderd.
12
Anton Rooskens Rooskens isbn 978-90-6216-171-3
Aad de Haas Aad de Haas (1920-1972) isbn 978-90-74106-11-5
Piet Killaars Piet Killaars beelden isbn 978-90-73367-12-8
Marjan Teeuwen Constructed moment
Jos Deenen Art is like religion: preaching to people of the same faith isbn 978-90-6216-997-9
Judith Krebbekx Fear & Desire isbn 978-90-78290-24-7
Aanbevolen publicaties
Lei Molin Lei Molin isbn 978-90-5349-158-4
Mathieu Knippenbergh Psychonaut isbn 978-90-78290-23-0
Margriet Luyten Levenswerk Life’s Work isbn 978-90-79372-12-6
Limburgs Finest #1 isbn 978-90-78290-34-6
Collectie Museum van Bommel van Dam Venlo 2011 isbn 978-90-78290-00-1
Collectie Museum van Bommel van Dam Venlo - Collectie KnechtDrenth Venlo 2014 isbn 978-90-78290-33-9
Colofon De publicatie Limburgs Finest #2 verschijnt ter gelegenheid van de gelijknamige expositie die van 19 september 2014 t/m 11 januari 2015 in Museum van Bommel van Dam te Venlo wordt gehouden. Concept cahier Rick Vercauteren, Gabi Stoffels en Mark van den Eijnden Eindredactie Rick Vercauteren, Gabi Stoffels en Mark van den Eijnden Teksten Rick Vercauteren Fotografie Peter Cox, Peter Cox Fotografie, Eindhoven Ontwerp Mark van den Eijnden, Grafisch Ontwerpbureau Storm, Weert Druk Drukkerij Walters, Maastricht Afwerking Gijs Wortel Binding, Someren-Eind Boekbinderij Distelkamp, Dodewaard Oplage 300 exemplaren
© 2014 Museum van Bommel van Dam, Venlo isbn
978-90-78290-34-6
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt worden, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Uitgever Museum van Bommel van Dam Venlo Deken van Oppensingel 6 nl-5911 ad Venlo T +31(0)77 - 351 3457 F +31(0)77 - 354 6860 E
[email protected] I www.vanbommelvandam.nl