LESTIPS
Stichting Lezen presenteert
EEN ZEE VAN TIJD
vierde en vijfde leerjaar
JEUGDBOEKENWEEK 2 4 17 MAART 2013
www.jeugdboekenweek.be
Inleiding Tijd voor boeken In 2013 neemt de Jeugdboekenweek de tijd. Ze kijkt naar het verleden en richting toekomst, telt de dagen van de week en ziet de seizoenen passeren. Ze is opgejaagd en ze verveelt zich. Ze denkt na over de eeuwigheid. Ze zet de tijd stil. Ze zoekt het juiste verhaal en laat het voor altijd duren. Laten we eerlijk zijn : boeken delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Deze bundel wil je dan ook uitnodigen om boeken naar de klas te halen en om je klas onder te dompelen in een wereld van verhalen.
Boeken in de klas Ter gelegenheid van de Jeugdboekenweek 2013 stelde Stichting Lezen samen met een redactie uit het onderwijs zes boekenpakketten samen. Elk pakket bestaat uit een gevarieerde selectie van zes bijzondere boeken over tijd, met aandacht voor verschillende genres. Scholen bestellen de pakketten met korting via www.jeugdboekenweek.be. Je kan deze boeken aan je klas tonen en voorlezen. Maar er kan meer ! Deze bundel biedt een uitgewerkte lessuggestie bij elk boek uit de boekenpakketten. Elke lessuggestie volgt hetzelfde stramien : –– Aanzet : manieren om het boek te introduceren –– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking –– En verder : extra – kortere – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de Jeugdboekenweek óf daarna. Verder noemt elke tip de concrete eindtermen en ontwikkelingsdoelen die je met deze activiteiten realiseert.
Met de klas naar de bib In opdracht van de bibliotheken schreef Kristien Dieltiens een spannend, historisch vervolgverhaal voor Jeugdboekenweek 2013 : Loewie en het mysterieuze boek. Benjamin Leroy maakte er ontwapenende prenten bij, vol historische details. Het verhaal begint in de bib : een mysterieus boek en een amulet nemen Loewie mee terug in de tijd. Wil hij terug naar 2013 reizen, dan moet hij een reeks tijdvakken doorlopen. Hij start in de prehistorie, en ontmoet later Egyptenaren, Grieken, Vikingen en zelfs Christoffel Columbus. Tijdvakken opschuiven kan als hij raadsels oplost en opdrachten uitvoert. Individuele bezoekers en klassen kunnen Loewie daarbij een handje helpen : neem dus zeker contact op met de bib in je buurt ! In het verhaal zitten bovendien tal van aanknopingspunten met het Jeugdboekenweek-thema : de evolutie van mode, geloof, speelgoed, eten en gewoontes door de eeuwen heen bijvoorbeeld. Het verhaal staat op panelen in je lokale bib, en kan je downloaden via www.jeugdboekenweek.be om thuis van te genieten of in de klas mee te werken.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Tot slot Luisterpunt Moeilijke lezers in de klas ? Dankzij een samenwerking met Luisterpunt zijn alle boeken uit de pakketten (behalve die voor kleuters en enkele boeken voor het eerste leerjaar) als Daisy-boek verkrijgbaar voor kinderen met een leesbeperking. Meer info op www.luisterpunt.be. A lt i j d v o o r l e z e n 2013 is Jaar van het Voorlezen ! Het hele jaar lezen we met z’n allen massaal voor. Ook tijdens de Jeugdboekenweek natuurlijk, en ook aan kinderen die al lang zelf kunnen lezen. De website www.voorlezen.be verzamelt alle informatie over voorlezen. K i n d e r e n t o e g e lat e n www.jeugdboekenweek.be is er voor volwassenen, met alle info over de Jeugdboekenweek, én voor kinderen. Vanaf februari vinden zij er boekentips, weetjes en spelletjes, en een overzicht van de Jeugdboekenweekactiviteiten in hun buurt. Leuk voor tussendoor in de klas! Va n u w r e p o r t e r t e r p laat s e De Jeugdboekenweek start op zaterdag 2 maart 2013 met de 24 Uur van de Jeugdboekenweek. Eerst wordt op zaterdagmiddag de Cultuurprijs 2011-2012 voor Jeugdliteratuur uitgereikt. Daarna is het 24 uur lang non-stop al jeugdboeken wat de klok slaat. Boekhandels, bibliotheken en andere bijzondere leesplekken trekken de Jeugdboekenweek op gang met lezingen, workshops, tentoonstellingen … De site doet verslag in woord en beeld – ook ná deze eerste 24 uur. Doet u iets in uw school tijdens de Jeugdboekenweek? Laat het ons zeker weten !
Maar blader nu vooral snel verder, krijg de smaak te pakken en breek de grenzen van de Jeugdboekenweek open. Want leesplezier laat zich niet vangen in twee weken !
Veel succes!
Stichting Lezen
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
L E S T I P S B I J b o e k e n pa k k ette n VAN J E U G D B O E K E N W E E K 2 0 1 3
Vierde en vijfde leerjaar – – – – – –
Aan boord van de Titanic – Peter Chrisp (Standaard, 2011) De boom van Anne – Irène Cohen-Janca en Maurizio A. C. Quarello (ill.) (Hoogland & Van Klaveren, 2012) De ogen van Sitting Bull – Mireille Geus (Lemniscaat, 2011) Gilgamesj – Frank Groothof, Marjet Huiberts en Karst-Janneke Rogaar (ill.) (Nieuw Amsterdam, 2006) Hoe maak ik tijd ? – Evelien De Vlieger en Wendy Panders (ill.) (Lannoo, 2011) Hotel Tussentijd – Lisa Boersen en Lars Deltrap (ill.) (Gottmer, 2011)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Lestip
1
Aan boord van de Titanic Peter Chrisp en Somchitch Vongprachanh (ill.) Standaard, 2011
Over het boek
De Titanic was het meest tot de verbeelding sprekende schip aller tijden. Lezers van dit boek worden toeschouwers die kunnen meevolgen hoe het idee voor de Titanic ontstond, hoe het schip gebouwd en te water gelaten werd en – helaas – ook hoe het schip zonk. Verder krijg je een prachtige inkijk in het leven aan boord en geeft de auteur aan hoe de herinnering aan het majestueuze schip na de ramp al die tijd is blijven verder leven. De prachtige illustraties maken van dit non-fictieboek over de Titanic een uniek werk. De makers baseerden zich op de originele bouwplannen voor hun ultrarealistische 3d-beelden van het schip. Bovendien namen ze ook originele foto’s – meer dan 100 jaar oud – in dit boek op. A a n d e s la g
Aanzet Toon de kinderen een afbeelding van een patrijspoort (eenvoudig te vinden via Google-afbeeldingen). Vraag de kinderen naar wat ze zien, naar de juiste naam, naar wat dit bij hen oproept. Leg uit dat je aan de slag zal gaan met een boek dat hen laat binnenkijken in één van de beroemdste schepen uit de geschiedenis. Mogelijk komt bij de kinderen de naam ‘Titanic’ spontaan op. Als dat niet zo is, toon ze dan de cover van het boek. Bespreek wat ze zien. Geef ze even de tijd om op te zoeken waar de naam ‘Titanic’ vandaan komt. Met Wikipedia komen ze al een heel eind. Ze doen dat alleen of met z’n tweeën, als huiswerk of contractwerk. Geef je dit als huiswerk mee, dan betrek je het thuisfront meteen bij de Jeugdboekenweek. Op een afgesproken tijdstip brengt iedereen verslag uit. Situeer het ontstaan van de Titanic in de tijdsgeest. De Titanic werd gebouwd ten tijde van de industriële revolutie, vlak voor WO I. Er werden stoommachines ontwikkeld en er werden veel kolen gedolven zodat men staal kon maken. Mensen begonnen in die tijd steeds grotere gebouwen en voertuigen te bouwen (wolkenkrabbers, de Eiffeltoren, spoorlijnen, treinen, boten …). In Europa heerste grote armoede en veel mensen emigreerden in die tijd daarom naar de VS. De voornaamste plaatsen die met de bouw en de reisweg van de Titanic te maken hebben, situeren de kinderen tot slot op de kaart : Belfast, Southampton, Cherbourg, Queenstown/Cobh, New York, Atlantische oceaan, plek waar het schip zonk. Meer info hierover is terug te vinden op http ://nl.wikipedia.org/wiki/Titanic_(schip) Voorzie een prikbord waarop de kinderen en jijzelf informatie aanbrengen en visualiseren. Nederlands – 3 Lezen – 3.1 ICT – 6 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Verwerkingsactiviteit
–
Boek voorstellen Verdeel de verschillende hoofdstukken van het boek onder de kinderen. Individueel, per twee of per drie bereiden ze een hoofdstuk voor. Overloop wat je verwacht van die voorstelling. Eventueel maak je gebruik van forumlezen. Eerst zorgen de kinderen ervoor dat ze de tekst zelf begrijpen. Moeilijke woorden en begrippen zoeken ze op en proberen ze te verklaren. Ze noteren de belangrijkste woorden of sleutelwoorden op kaarten. Die krijgen een plaats op het prikbord. Vervolgens zoeken ze een manier om hun hoofdstuk zo boeiend mogelijk voor de groep te brengen. Hierbij kunnen ze gebruik maken van bijkomende documentatie. Om bepaalde inhouden nog extra visueel te ondersteunen vind je op het internet een schat aan informatie. Dat kunnen afbeeldingen zijn, maar ook videofragmenten. Enkele interessante voorbeelden : –– www.youtube.com/watch?v=8wTlureUMP8 (zwart-witfoto’s van de Titanic), –– www.youtube.com/watch?v=oHqMaYmdg7M (simulatie van hoe de Titanic zonk), –– www.history.com/interactives/titanic-interactive (interactieve website over de Titanic), –– www.youtube.com/watch?v=ESuceYnFQgQ (lange documentaire, Engelstalig), –– www.youtube.com/watch?v=6U_7nEkMTRk&feature=related (zwart-witbeelden van de bouw van de Titanic), –– www.youtube.com/watch?v=Du58gwXFjIc (interview met de auteur die allerhande verhalen rond de Titanic verzamelde). Spreid de voorstellingsmomenten over verschillende tijdstippen die je vooraf vastlegt. Zo leren de kinderen hun werk plannen. Bovendien zorgen korte luistermomenten, waarin telkens één of twee hoofdstuk(ken) aan bod komen, voor meer aandacht en betrokkenheid. De sprekers voorzien ook telkens een vraag over hun hoofdstuk, luisteraars antwoorden. Maak het spannender door een wedstrijd van te maken : wie na de voorstelling van alle hoofdstukken de meeste vragen juist beantwoord heeft, wint. Sociale vaardigheden – Samenwerking 3 Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.1 – 5.3 – 5.7 – 5.8 – 5.9 Nederlands – 1 Luisteren – 1.9 Nederlands – 2 Spreken – 2.6
En verder – Maatwerk Laat de kinderen de afmetingen van de Titanic opzoeken (de Titanic was 269 meter lang, 28 meter breed en had een diepgang van 10,5 meter). Om die afmetingen concreter te maken, laat je hen de vergelijking maken met andere zaken zoals mensen, auto’s, bussen, vrachtwagens, vliegtuigen. Het schat- en rekenwerk laat je aan de kinderen over. Ze zoeken op hoe lang een gemiddelde auto is (4 meter) en rekenen vervolgens uit hoeveel auto’s achter elkaar op het dek van de Titanic kunnen staan. Een handige afbeelding is deze : http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Nl_ mary_titanic.svg Als je schoolomgeving het toelaat, teken dan de afmetingen van het schip uit met stoepkrijt op de speelplaats of een doodlopende straat in de buurt, of zet de lengte uit met een lint en paaltjes in een veld. De afmetingen van de andere voertuigen (auto, vrachtwagen, vliegtuig …) laat je in een andere kleur uittekenen, binnen de grenzen van de scheepsafmetingen. Wiskunde – 2 Meten – 2.3
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
– Cruiseschepen Laat de kinderen informatie over moderne cruiseschepen opzoeken en documentatie meebrengen. Laat hen nu – op basis van hun opzoekingen enerzijds en op basis van het boek anderzijds – de Titanic vergelijken met moderne cruiseschepen. Suggereer verschillende vergelijkingsparameters : afmetingen, gewicht, luxe, passagierscapaciteit, aantal reddingsboten, faciliteiten … Gegevens noteren ze op een tabel op het bord of op een werkblad. Wil je de opdracht inleiden (of afronden), toon hen dan een filmfragmentje waarin ze zien hoe een cruiseschip wordt gebouwd (bijvoorbeeld : www.youtube.com/watch?v=gsnGOGkiLYo). Ook het programma MegaStructures op Discovery Chanel of de zender National Geographic gaan soms in op dit onderwerp. ICT – 6 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
– Scheepsrampen Laat de kinderen zoeken naar informatie over moderne scheepsrampen. Welke scheepsrampen hebben zich in de laatste 10 jaar afgespeeld ? Waar vonden ze plaats ? Waren er veel slachtoffers ? Wat was de impact op het milieu ? Voorzie hiervoor ook een plaats op het prikbord. Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.24
–
Beroepen aan boord Maak – onder meer op basis van de info die ze in eerdere opdrachten verzamelden – met de kinderen een lijst van jobs die moeten worden uitgevoerd aan boord van een cruiseschip. Zijn er beroepen die in de tijd van de Titanic nog werden uitgeoefend die nu verdwenen zijn ? Welke ? Waarom ? (Verdwenen beroepen zijn bijvoorbeeld klinknagelmakers en -slagers, plaatmakers, stokers, marconisten …). Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.17
– Morse-alfabet Praat met de kinderen over hoe de communicatie tussen schepen verloopt. Tegenwoordig werkt men vooral met een marifoon, d.i. een radio op zee. Ten tijde van de Titanic werden dan weer vooral seinvlaggen en morsesignalen gebruikt. Aan dat gesprek kan je verschillende activiteiten koppelen. Geef hen elk een kopietje met het morse-alfabet op. De ‘zenders’ sturen nu een geheime boodschap naar de ‘ontvangers’ door te tikken op de bank, of te klappen in de handen. Ontvangers ontcijferen de boodschap en ‘zenden’ een antwoord in morse. Oefen eerst het alfabet in : laat eerst letters, dan woorden in morse klappen of tikken, en geef hen enkele korte luisteroefeningen waarbij ze naar jouw morse-letters of -woorden raden. Nederlands – 1 Luisteren – 1.6
– Seinvlaggen Eenzelfde raadspelletje kan je spelen met seinvlaggen. Een lijst seinvlaggen en hun betekenis vind je hier : http ://nl.wikipedia.org/wiki/seinvlag. De kinderen sturen elkaar boodschappen door bepaalde seinvlaggen te tekenen. Werk je met grotere seinvlaggen, dan kan je een kind op de speelplaats een boodschap laten vlaggen naar de rest van de klas. ICT – 6 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
– Titanic-spel Op http ://nl.gonzagames.com/games/1912-titanic-mystery kan je een gevarieerd en leerrijk Titanic-spel downloaden en – 60 minuten – gratis spelen. Het spel is een zoektocht naar een bom die verstopt zit aan boord van de Titanic, doorspekt met zoekopdrachten en puzzels. De tekeningen bij het spel geven een goed beeld van het leven aan boord en naarmate het spel vordert krijg je meer en meer pagina’s uit een dagboek van een Ierse emigrante die met haar zoontje naar Amerika trekt, op zoek naar een beter leven. ICT – 1
– Patrijspoort Geef de kinderen een afbeelding van een blanco patrijspoort. Ze tekenen wat ze zien door die patrijspoort. Ze mogen zelf een standpunt kiezen. Zo kunnen ze tekenen wat ze vanuit hun kajuit op het dek of op zee zien. Of ze kijken vanop het dek binnen in de kajuit. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
–
Te water Laat de kinderen een boot met kosteloos materiaal knutselen – individueel of in groepjes. Daag hen uit om een vaartuig te maken dat effectief kan drijven (en op zoek te gaan naar ‘water bestendige materialen’). Test daarna uit. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Lestip
2
De boom van Anne Irène Cohen-Janca en Maurizio A.C. Quarello (ill.) Hoogland & Van Klaveren, 2012
Over het boek
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat Anne Frank twee jaar lang ondergedoken in het Achterhuis in Amsterdam. Het verstrijken van de tijd en de loop van de seizoenen kon ze volgen door de enorme paardenkastanjeboom die ze door het dakraam zag. In haar bekende dagboek schrijft ze vaak over de boom. Na de oorlog werd de boom daarom een symbool, verzorgd en gekoesterd. Jammer genoeg werd een ziekte de boom toch fataal. Dit prentenboek vertelt Annes verhaal door de ogen van de kastanjeboom. Vooral geschikt voor de oudere kinderen vanwege de poëtische, maar ook harde manier waarop het de gruwel van de holocaust verhaalt. A a n d e s la g
Aanzet – Opmerking vooraf Op www.annefrank.org/nl/Metanavigation/Voor-docenten/ vind je kant-en-klare digitale lessen over WO II en Anne Frank. Hou er wel rekening mee dat de lessen gemaakt zijn voor leerlingen in Nederland uit het vijfde en zesde leerjaar en dat de kinderen voldoende voorkennis moeten hebben over WO II en Anne Frank.
–
WO II Voor je het boek voorstelt is het belangrijk dat de kinderen een goed beeld hebben van WO II. Die heeft zijn wortels in WO I, maar is uiteraard fundamenteel anders. Het is belangrijk dat de kinderen de twee wereldoorlogen goed uit elkaar houden. Je hoeft het verloop van WO II niet helemaal uit de doeken te doen om het boek te kunnen situeren. De volgende aspecten kan je wel aan bod laten komen : –– Na WO I wordt Duitsland gestraft voor zijn rol in WO I. In de jaren na WO I groeit het Duitse verzet tegen de zware sancties. –– In Duitland komt Hitler aan de macht. Hij wordt Führer (‘leider’) genoemd. Zijn ideologie heet ‘nazisme’. Hij geeft de Duitsers hun trots terug. Meer uitleg over Hitler op kindermaat vind je hier : www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20080926_ hitler02. –– Een eerste vijand van het nazisme is het communisme in de toenmalige ussr met Stalin als leider. –– Een tweede vijand zijn de zogenaamde ‘Untermenschen’ : Arabieren, Aziaten, Afrikanen, Joden, Roma, Slavische volkeren, homoseksuelen en mensen met een aangeboren handicap. –– De Holocaust leg je uit met dit filmpje : http://player.omroep.nl/?aflID=12411137. Het gaat om een filmpje van de Nederlandse schooltelevisie, maar er is weinig
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
verschil met de situatie in België. Vertel erbij dat de Joden in België moesten komen wonen in Antwerpen, Brussel, Luik en Charleroi.
– Prenten De boom van Anne is een prentenboek waarbij prenten en tekst elkaar aanvullen en ondersteunen. Lees het boek voor in de kring, terwijl je de prenten toont. Of, bij grotere groepen, scan de tekeningen in en projecteer ze terwijl je voorleest. Laat de kinderen naar de prenten kijken, zoals je hen naar kunst laat kijken. Mogelijke vragen zijn : –– Wat zie je ? –– Welke kleuren gebruikt de illustrator ? Waarom is dat, denk je ? –– Welke technieken gebruikt de illustrator ? –– Waarom maakt hij precies deze tekening bij dit fragment uit het boek ? –– Welke sfeer straalt deze illustratie uit ? –– Wat is de naam van de illustrator ? (‘Maurizio A.C. Quarello’) Merken ze iets grappigs op aan die naam als ze hem hardop voorlezen ?
–
Anne Frank Hoewel er een klein fotootje van haar op de cover staat, wordt Anne Frank in het boek maar een paar keer bij naam genoemd. Voldoende voor het verhaal, maar omdat het niet zomaar een meisje is, mag het wat meer zijn. Volgend filmpje schetst een vrij volledig beeld van de bijzondere persoon die Anne Frank was, op kindermaat : www.ntr.nl/player?id=TELEA_1035313 (ongeveer de eerste 10 minuten). Zorg ook voor boeken over Anne Frank (en bij uitbreiding over WO II) in de boekenhoek (zie : Bibliografie). Nederlands – 3 Lezen – 3.1 Muzische vorming – 3 Drama – 3.1 Muzische vorming – 5 Media – 5.5 Wereldoriëntatie – 5 Tijd –5.6 – 5.8 – 5.9
– Opdracht Vooraan dit boek staat een opdracht : “Ter nagedachtenis aan Ilan Halimi”. Ga daar dieper op in. Zagen ze dat al vaker, dat auteurs hun boek opdragen aan iemand ? Haal er eventueel enkele voorbeelden bij. Waarom staat er ‘ter nagedachtenis’ ? Wie is Ilan Halimi ? Laat hen dat opzoeken. (Ter info : Ilan Halimi was een 23-jarige Fransman van Joods-Marokkaanse origine die in 2006 ontvoerd en mishandeld werd door een bende moslimimmigranten. Hij overleed aan zijn verwondingen.) Daarna zet je de kinderen verder aan het denken. Heeft de auteur Ilan Hamili persoonlijk gekend ? Waarom is net dit boek aan hem opgedragen ? Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.9 ICT – 1
Verwerkingsactiviteiten – Anne Frankboom Het verhaal van de kastanjeboom gaat door ! Uit de kastanjes werden vooraf zaailingen gekweekt. Later zal één van die zaailingen als nieuwe Anne Frankboom dienen. Ook de 263 Anne Frankscholen uit 14 verschillende landen in verschillende werelddelen hebben een zaailing gekregen.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Er bestaat een virtuele Anne Frankboom (www.annefrank.org/nl/Subsites/AnneFrankBoom/) waarop je een blaadje met je eigen boodschap kan achterlaten. Die boodschappen gaan over vrijheid, menselijkheid, geluk, moed, geven en goedheid. Maak je eigen Anne Frankboom voor in de klas. Teken, schilder en knip een boom op een groot stuk karton. Knip blaadjes uit die je in een bakje onderaan de boom legt, het hele schooljaar lang. Telkens als de kinderen iets positiefs ervaren, iets meemaken wat hen of anderen gelukkig maakt, schrijven ze het op een blaadje dat ze daarna op de boom prikken. Wereldoriëntatie – 5 Tijd –5.6 – 5.8 – 5.9 Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 Muzische vorming – 5 Media – 5.5
– Dagboek Anne Franks vader besloot, na lang twijfelen, om het dagboek van zijn dochter openbaar te maken. Via haar dagboek weten we veel over Anne Franks leven in het Achterhuis. Breng het dagboek mee naar de klas, lees eventueel enkele fragmenten voor. Vraag de kinderen daarna om zelf een dagboek te beginnen, een fijn document voor later als ze ouder zijn en het herlezen. In dat dagboek schrijven ze wat ze gedaan hebben en hoe ze zich voelden. Voorzie tijdens de Jeugdboekenweek elke dag een vast moment waarop kinderen in hun dagboek mogen schrijven. Het dagboek is strikt persoonlijk – zelfs jij leest het niet – en dat moeten de andere kinderen respecteren. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.9 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1 – 6.5
– Helden Hou een klasgesprek over ‘helden’. Vraag de kinderen waaraan ze denken bij ‘held’ of ‘helden’ en laat ze drie begrippen of namen noteren. Om beurt geven ze één begrip of naam. Noteer die zodat je een klassikale mindmap krijgt. Op basis daarvan start je een gesprek : –– Hoe ziet een held eruit ? –– Welke eigenschappen moet een held hebben ? –– Is een held beroemd ? –– Wanneer ben je een held ? –– Kan je officieel een held zijn ? (bijvoorbeeld door geridderd te worden of door een medaille voor uitzonderlijke moed opgeprikt te krijgen door de kroonprins) Aansluitend kan je vertellen over oorlogshelden en verzetslieden. Tijdens oorlogen komt het slechtste en het beste in mensen naar boven. De meeste mensen durfden niks tegen de Duitsers te beginnen en pasten zich aan. Ze hielpen de bezetter niet, maar gingen ook niet actief in het verzet. Later werd het verzet beter georganiseerd. Verzetsmensen hielpen onderduikers, vervalsten papieren en maakten illegale kranten om de bevolking een hart onder de riem te steken. Sommigen pleegden overvallen om voedselbonnen in handen te krijgen. Anderen bevrijdden gevangengenomen verzetsstrijders. Elk jaar ter gelegenheid van de nationale feestdag beloont de koning verdienstelijke Belgen met een ereteken. In 2012 werd bijvoorbeeld Andrée Geulen onderscheiden met het ereteken ‘Commandeur in de Kroonorde’. Mevrouw Geulen (°1921) werd in 1941 lid van het ‘Comité voor de verdediging van de Joden’ en zorgde ervoor dat Joodse kinderen konden onderduiken in Belgische opvanggezinnen. Zo redde ze 300 Joodse kinderen in ons land. Zoveel jaren later wordt ze daar nog steeds voor gewaardeerd.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Wie dieper op dit thema wil ingaan, vindt veel inspiratie in Helden, mensen die de wereld mooier maakten (zie : Bibliografie, waar je nog meer suggesties vindt over helden in boeken). Wereldoriëntatie – 3 Mens 3 – 3.1 Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.9
En verder – Oorlogssporen In elke gemeente vind je sporen terug van de oorlog : straatnamen, (koperen) gedenkborden aan gebouwen, monumenten, toeristische borden … Stippel een route uit langs die oorlogssporen in eigen gemeente en zoek het verhaal erachter op. Toeristische diensten of heemkundige kringen helpen graag. Ga daarna op pad met de klas en speel zelf voor gids.
– Oorlogskinderen Kinderen beleefden de oorlog op verschillende manieren. De meeste kinderen bleven gewoon thuis bij hun ouders, maar andere kinderen moesten onderduiken. Sommige kinderen zaten bij de Hitlerjugend, andere kinderen hadden ouders in het verzet. Veel boeken over WO II zijn geschreven voor oudere kinderen, maar op www.boekenzoeker.org of www.pluizer.be vind je er ook voor jongere kinderen. Bied geen boeken over WO I en II samen aan om verwarring te vermijden. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.9 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
–
Wat ziet Anne ? Laat de kinderen kijkdozen maken waarin ze laten zien wat Anne door het zolderraampje ziet : de Westertoren, de kastanjeboom doorheen de verschillende seizoenen … Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
Bibliografie
Anne Frank Anne Frank, haar leven – Marian Hoefnagel (Eenvoudig Communiceren, 2008) Anne Frank – Josephine Poole (De Eekhoorn, 2005) De laatste reis. Het verhaal van de Holocaust – Aline Sax en Stijn Felix (ill.) (Clavis, 2010) De wereld van Anne Frank – Carol Ann Lee (Piramide, 2000) Het verhaal van Anne Frank – Menno Metselaar (Anne Frank Stichting, 2004) (veel fotomateriaal) Het achterhuis – Anne Frank (Prometheus, 2012)
Helden Beroemde verhalen over schurken & superhelden – Tony Bradman (Bakermat, 2006) Helden en boeven – Tony Bradman ( Zirkoon, 2008) Hoe word ik een superheld ? – Gideon Samson (Leopold, 2011) Mijn papa is een held – Berti Persoons (Clavis, 2012) Querido’s poëziespektakel 4 : vijf draken verslagen – Ted van Lieshout (Querido, 2011) Wie heeft dat gedaan ? Over heldhaftige helden en hun heldendaden – Aby Hartog (Moon, 2011)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Lestip
3
De ogen van Sitting Bull Mireille Geus Lemniscaat, 2011
Over het boek
Valentijn is gefascineerd door indianen, op zijn kamer krijgt hij een muurschilderij van Sitting Bull. Maar die kamer moet hij afstaan aan zijn oma, tot ze naar een bejaardentehuis kan. Valentijn besluit haar aanvraag voor het rusthuis niet te posten en zelf voor haar te zorgen – zijn ouders zijn drukdrukdruk en hebben niks in de gaten. Valentijn helpt oma om de slaap weer te vinden, oma helpt Valentijn met zijn angst voor achtbanen. Het lijkt de gedroomde oplossing, tot oma weer eens verdwaalt … Dit verhaal over een gewone jongen en een grootmoeder die begint te dementeren, is een veellagig pareltje. Het behandelt onder meer thema’s als vroeger en nu, loyauteit tussen ouders en kinderen, infantiel omgaan met ouderen, écht zorgen voor en doen alsof. A a n d e s la g
Opmerking vooraf De titel van dit boek kan misleidend zijn. Kinderen die houden van indianenverhalen, zullen ontgoocheld zijn ; kinderen die een gevoeliger verhaal willen, zullen er vanwege de titel niet naar grijpen. Daarom is het belangrijk om dit boek met extra zorg te introduceren. Zo krijgt dit pareltje de waardering die het verdient.
Aanzet De titel kan verwachtingen scheppen die niet worden ingelost. Ga daar voorlopig niet op in, maar vraag de kinderen waaraan ze denken als ze het woord ‘oma’ horen. Ze noteren er elk drie, die jij op jouw beurt verzamelt in een woordspin op het bord. Daarna vraag je : –– Is jouw oma al eens komen logeren ? Waarom ? –– Hoe lang bleef je oma logeren ? –– Hoe vond je dat logeerpartijtje ? Vervolgens noteren ze elk drie woorden die ze associëren met het woord ‘indiaan’. Ook die associaties noteer je in een nieuwe woordspin. Vraag hen : –– Wat weet je over indianen ? –– Ken je enkele indianennamen ? –– Hoe denk je over indianen ? Vind je hen mysterieus, boeiend, vreemd … ? Zijn er woorden die in beide woordspinnen voorkomen ? Markeer ze dan. Zijn er geen overlappingen, ook goed. Daarna vertel je dat je een boek, De ogen van Sitting Bull, zal voorlezen over een oma en indianen. Zeg erbij dat ze niet veel hoeven te weten over indianen om het verhaal te begrijpen en om ervan te genieten. Toon tot slot de cover van het boek. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.6 Leren leren – 3
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Verwerkingsactiviteit Samen luisteren naar en genieten van een verhaal bevordert de samenhorigheid en nodigt uit tot zelf lezen. Dit boek leest bijzonder prettig voor. In plaats van enkele fragmenten te selecteren lees je beter het hele boek voor, omdat belangrijke details anders verloren gaan. Overal in het boek zijn er zinnen, uitdrukkingen en gebeurtenissen waarop je dieper kan ingaan. Zo laat je kinderen kennismaken met meerdere lagen uit het verhaal. Een aantal suggesties om dieper op de tekst in te gaan, vind je hieronder.
–
Hoofdstuk 1 p. 5 : “Toen zei mama niets meer.” Waarom niet ? p. 6 : Wat is een reservaat ? p. 7 : “En ik was er elke dag blij mee geweest. Tot vandaag.” Waarom ‘tot vandaag’ ? p. 8 : “Haar ogen waren vochtig.” Waarom ?
–
Hoofdstuk 2 In het fragment dat start op pagina 9 bij “‘Thee ?’ vroeg mijn moeder” en eindigt op “Weer te lang” op pagina 10 wordt een koekjes- en theescène beschreven die meteen de verhoudingen tussen Valentijns moeder en oma duidelijk maakt. De scène speelt zich bijna als een film voor je ogen af. Ideaal om te laten naspelen en dramatiseren door de kinderen ! Muzische vorming – 3 Drama – 3.1 – 3.3
–
Hoofdstuk 5 (p. 22) In dit hoofdstuk krijg je heel wat informatie over Sitting Bull. Voorzie een prikbord met een foto van Sitting Bull en info over Indianen. Na het voorlezen van dit hoofdstuk formuleren de kinderen wat ze meer te weten gekomen zijn over Sitting Bull. Noteer wat ze aangeven op een flap die je daarna aan het prikbord hangt. Later kan het prikbord worden aangevuld met nog meer info na verdere voorleessessies. Nederlands – 3 Lezen – 3.1
–
Hoofdstuk 10 (p. 44) In dit hoofdstuk spelen Valentijn en zijn oma een zoekspelletje. Valentijn verstopt zijn bal, oma gaat er achter aan. Speel hetzelfde zoekspel met de klas na het voorlezen. Maak er een race tegen de tijd van. Je verstopt een voorwerp – bijvoorbeeld tijdens de pauze. Stel een (luid tikkende) wekker in : de tijdsdruk verhoogt de concentratie. De kinderen zoeken binnen een bepaalde tijd en om ter eerst naar het voorwerp.
–
Hoofdstuk 14 (p. 60) Dit hoofdstuk gaat over eetgewoontes van vroeger en nu. Dit roept bij de kinderen wellicht meer vragen op over de kindertijd van hun eigen grootouders. Wat zouden ze willen weten over de tijd dat hun grootouders even jong waren als zij nu zijn ? Voorbeelden van vragen die ze hun grootouders kunnen stellen, zijn : Over eten –– –– ––
Wat at je als ontbijt ? Had je een tussendoortje mee naar school ? Wat was je lievelingseten ?
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–– –– –– Over school –– –– –– –– –– ––
Wat lustte je helemaal niet ? Wat aten jullie als er iets te vieren viel ? Wat aten jullie zondagochtend ?
Wie zat er allemaal in je klas ? Met hoeveel zat je in de klas ? Zaten jongens en meisjes samen ? Welke kleren droeg je om naar school te gaan ? Welke vakken kreeg je op school ? Wat was jouw favoriete vak en wat deed je minst graag ? Waren de juffen of meesters vriendelijk ? Hoe heetten ze ?
Spelen –– –– –– ––
Waar speelden jullie ? Wat speelde je toen ? Wat was je favoriete spelletje ? Wat was je mooiste stuk speelgoed ?
Laat de kinderen hun grootouders interviewen. Zijn er kinderen van wie er geen grootouder(s) meer leeft (leven) ? Die zoeken een ‘pleeggrootouder’. Kinderen mogen de antwoorden uitschrijven, maar het is net zo makkelijk om de gesprekken op te nemen met laptop of gsm. Het gesprek is belangrijker dan het resultaat. Na afloop maken ze een identiteitskaart van hun grootouders. Daarop noteren ze de voornaam en naam van hun grootouders (en ze zetten er voor het gemak hun eigen naam bij). Op de identiteitskaart komen de vragen en – in staakwoorden – de antwoorden op die vragen (op telkens één regel die je blanco liet in de opmaak van de identiteitskaart). Verzamel alle identiteitskaarten, hang ze op aan het prikbord en laat de kinderen de identiteitskaarten van elkaars grootouders bekijken. Ze vergelijken de antwoorden : de aanzet om elkaar te vertellen over hun grootouders. Wellicht krijg je een bonte mix van antwoorden – er zijn jongere en oudere grootouders, grootouders die in dezelfde buurt opgroeiden als hun kleinkinderen of grootouders die uit een ver land komen. Het resultaat is een genuanceerd beeld over hoe mensen uit twee generaties terug hun jeugd beleefden. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.6 – 5.8 – 5.9 Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 Nederlands – 6 Taalbeschouwing Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid
–
Hoofdstuk 17 (p. 72) Valentijns oma heeft vaak last van nachtmerries. In dit hoofdstuk kom je te weten waarover precies. Het is niet altijd eenvoudig om nachtmerries onder woorden te brengen. Enkele kunstenaars probeerden wel nachtmerries in beelden te genieten. Schilderijen als De schreeuw van Munch, De Dulle Griet van Breughel, Constellaties van Miró en verschillende schilderijen van Bosch visualiseren heel treffend hoe het voelt om een nachtmerrie te hebben. Breng verschillende reproducties van de schilderijen mee en bespreek ze met de kinderen : –– Wat zie je ? –– Wat gebeurt er ?
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–– Wat maakt dit schilderij eng ? –– Welke kleuren gebruikt de schilder ? –– Werkt de schilder gedetailleerd ? Of net niet ? Na het gesprek mogen de kinderen zelf aan de slag. Ze denken terug aan een welbepaalde nachtmerrie of aan wat nachtmerries in het algemeen bij hen oproepen. Dat proberen ze op papier te zetten met houtskool, verf, dikke penselen en grote vellen papier. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
–
Hoofdstuk 18 (p. 76) Valentijn heeft een tipi gekregen. Zowel papa, Valentijn als oma voelen zich bijzonder en anders als ze in de tipi zitten. Het ligt niet voor de hand, maar de kinderen zullen het fantastisch vinden om een hut te bouwen waar ze zich even in kunnen afzonderen. Dat kan buiten, als je voldoende groen hebt in de schoolomgeving, of in de klas zelf. In dat laatste geval kunnen een camouflagenet en enkele spijkers in de muur wonderen doen om een eigen tipi te maken. In de ‘klashut’ kan je non-fictieboeken over indianen leggen (zie : Bibliografie). Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1 – 6.5
–
Hoofdstuk 32 (p. 124) Het boek eindigt met een ‘open einde’. Leg uit wat dat is en zeg dat ze dus zelf een vervolg kunnen bedenken. Dat open einde zal voor iedereen verschillen en precies dat is het mooie aan een open einde. Alle mogelijkheden zijn goed ! Laat de kinderen brainstormen over een mogelijk vervolg op het verhaal. Ze moeten elk personage een plekje geven : oma, Valentijn, mama en papa, de meester, Hazel en Willie. De kinderen brainstormen individueel, hun vervolg vertellen ze aan een kleine groep medeleerlingen. Nederlands – Strategieën – 5.2 – 5.3 – 5.4 Sociale vaardigheden – 3 Samenwerking
En verder – Indianen Misschien smaakt het thema ‘Indianen’ naar meer ? Als het thema leeft in de klas, ga er dan dieper op in. Maak er eventueel een project van. Kinderen zoeken in groepjes naar meer info over Sitting Bull, over andere bekende indianen, indianenreservaten, indianengebruiken, indianen in het algemeen … Elke groep kan informatie opzoeken over een bepaald aspect en die informatie voorstellen in een schriftelijk werkstuk of een spreekbeurt (ondersteund met Powerpoint of – het nieuwere – Prezi). Je kan ook een groepje kinderen de opdracht geven om een toneelvoorstelling te maken over indianen. Eventueel kan dit ook een opdracht zijn voor kinderen die heel weinig tijd nodig hebben voor hun taken in de klas (in het kader van kangoeroewerking). Sociale vaardigheden – 3 Samenwerking ICT – 1 – 5 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
– Bejaardentehuis Veel bejaardentehuizen vinden het leuk om kinderen over de vloer te krijgen. Maak vooraf afspraken met een home in de buurt voor een uitwisseling. De animatoren weten vaak wat aanspreekt en wat al dan niet haalbaar is. Je zou bij een eerste bezoek een spel kunnen spelen
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
dat de bewoners in hun kindertijd speelden. Bij een tweede bezoek leren de kinderen de senioren een spel dat nu populair is. Ter voorbereiding kan je Aan de kant, ik ben je oma niet ! gebruiken (zie : ‘Lestips zesde leerjaar’). Eventueel lezen ze daar (of uit een ander boek) zelfs uit voor aan de bejaarden. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.8 – 5.9
–
Rustige ogen Sitting Bull straalt rust uit. Dat zie je aan zijn ogen. Laat kinderen uit een stapel tijdschriften en kranten (paren) ogen knippen. Ze zoeken vervolgens uit welke ogen van Sitting Bull zouden kunnen zijn. En welke gevoelens koppelen ze aan de andere uitgeknipte ‘oogparen’ ? Je kan variëren bij deze opdracht. Laat kinderen foto’s trekken van elkaars ogen. De gefotografeerde probeert verschillende emoties met de ogen uit te drukken, de fotograaf probeert die zo goed mogelijk vast te leggen. Kunnen andere kinderen de emoties in kwestie raden op basis van de foto’s ? Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1
Bibliografie
Indianen Apuni het paardenmeisje – Gabriele Kärcher (Rozhanitsa, 2011) Bij de indianen – Christa Holtei (Cyclone, 2007) (Wat ik weten wil) Bij de indianen – Michel Piquemal (Davidsfonds, 2004) (Toen leefden kinderen zo) De wereld van de Indianen – Marion Wood, Ferruccio Cucchiarini (ill.) e.a. (Bergmans, 2008) Help, mijn iglo smelt ! – Natalie Righton, Ton Koene e.a. (Lemniscaat, 2009) Indianen – Suzan Boshouwers en Marjolein Hund (ill.) (Clavis, 2012) (Willewete : Geschiedenis) Indianen : volken, cultuur, geschiedenis – Martina Gorgas en Eva Widermann (ill.) (Baeckens Books, 2010) Indianen – Rita Steininger en Charlotte Wagner (ill.) (Deltas, 2010) (Wauw ! Wist je dat al ?) Mijn grote Indianenboek – Thea Ross (De Vier Windstreken, 2007) Sitting Bull : het leven van een Lakota Sioux-opperhoofd – Gary Jeffrey en Kate Petty (Biblion, 2005) Vandaag ben ik een … indiaan ! – Vivian Den Hollander (Van Holkema & Warendorf, 2007)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Lestip
4
Gilgamesj Frank Groothof, Marjet Huiberts en Karst-Janneke Rogaar (ill.) Nieuw Amsterdam, 2006
Over het boek
Al van bij zijn geboorte blijkt Gilgamesj een onstuimig jongetje. Hij houdt van wilde spelletjes en zo af en toe een knokpartij. Wanneer hij al op zijn zestiende koning wordt, is dat een ramp voor zijn onderdanen die hij iets te vaak meesleept in zijn hang naar avontuur. Nadat het volk zijn beklag doet bij de goden, sturen die als straf het wilde mensbeest Enkidoe op Gilgamesj af. Maar na een stevig robbertje vechten sluiten de twee vriendschap. Wanneer Enkidoe sterft, slaat de schrik Gilgamesj om het hart. Hij besluit op zoek te gaan naar het eeuwige leven … Het Gilgamesj-epos is één van de oudste literaire werken en is vooral in het Midden-Oosten bekend. Dit boek (met cd) brengt de oude vertelling op jongerenmaat : Frank Groothof vertelt en zingt de avonturen van Gilgamesj, de liedjesteksten zijn van Marjet Huiberts. En passant leer je ook hoe men het spijkerschrift heeft ontdekt en ontcijferd. A a n d e s la g
Aanzet – Archeologen in spé Om er zeker van te zijn dat zijn nageslacht zijn verhalen niet zou vergeten, liet Gilgamesj ze in spijkerschrift vastleggen op kleitabletten. Die tabletten werden later ontdekt en ontcijferd door wetenschappers. Daardoor weten we vandaag steeds meer over het leven dat mensen 4000 jaar geleden leidden. Wellicht zijn weinig vierde- en vijfdeklassers vertrouwd met de tijd vóór de klassieke oudheid en behoort een heldenepos niet tot hun meest geliefde literatuur. Hun nieuwsgierigheid kan je wekken door hen aan het werk te zetten als archeologen : die beleving kan hen prikkelen en zin doen krijgen om toch meer over Gilgamesj te weten te komen. Maak zelf een kleitablet – heb je een grotere klas, zorg dan voor meerdere kleitabletten – van ongeveer 30 bij 30 centimeter. Op die kleitablet(ten) kras je – gecodeerd, met telkens één codeteken per letter – de naam ‘Gilgamesj’. Kies voor een eenvoudig geheimschrift (het spijkerschrift is hiervoor te moeilijk). Je bakt het kleitablet, of je laat het gewoon lang genoeg drogen, en je breekt het in stukken. Verstop ze in een voldoende groot, maar wel afgebakend terrein, bij voorkeur een zandbak. Vraag de kinderen om in aangepaste werkkledij naar school te komen. Voorzie zelf plastic hand schoenen en zelfs kniebeschermers, en verder kleine schopjes, harkjes en penselen. Nodig hen uit om ‘met de grootste omzichtigheid’ (net als echte archeologen dat doen) de ‘resten uit de geschiedenis’ op te zoeken. Ze stallen de scherven uit op een groot doek of op een tafel en voegen ze samen. Hebben ze het kleitablet samengesteld, dan proberen ze de tekst te ontcijferen. Hiervoor geef je hen een overzicht van alle letters van het alfabet, met daarnaast jouw gecodeerde alfabet. Is het woord ‘Gilgamesj’ gevonden ? Dan nodig je de kinderen uit om op zoek te gaan naar de oorsprong van dit woord. Zorg voor wat non-fictiewerken en een computer met internet.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Voor het opzoekwerk voorzie je tijd in de klas, maar laat hen ook thuis verder zoeken. Zo betrek je het thuisfront meteen bij de Jeugdboekenweek. Na afloop brengen de kinderen verslag uit, jij praat alle info aan elkaar. Heb je een digitaal schoolbord, dan zet je dat natuurlijk in. Lees aansluitend de inleiding uit Gilgamesj voor (p. 5-9). Lees vertellend voor en verwijs geregeld naar de info die de kinderen zelf al aanbrachten – dat maakt het boeiender. Nederlands – 1 Luisteren – 1.6 Nederlands – 2 Spreken – 2.6 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1 – 6.5 Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.7
Verwerkingsactiviteiten – Mondelinge overlevering In de aanzet ging je in op het ontdekken en ontcijferen van het spijkerschrift. Sta nu even stil bij de manier waarop oude verhalen worden overgeleverd. Soms gebeurde dat mondeling, dan weer werden verhalen opgetekend (vaak in oude talen, die nu moeilijk te ontcijferen zijn). Laat hen ervaren dat mondeling doorvertellen een weinig betrouwbare vorm van overlevering is. Schrijf een willekeurige zin op de achterkant van het bord of op een blaadje papier. Die fluister je in het oor van een leerling die de zin op zijn of haar beurt doorfluistert in het oor van een andere leerling en ga zo maar door. De laatste leerling noteert de eindzin. Vergelijk die met de originele zin. Wedden dat de (betekenis van) de zin gewijzigd is ? Geschreven teksten zijn dus duidelijk betrouwbaarder. Sta stil bij enkele beroemde teksten die schriftelijk werden overgeleverd : de Dode Zeerollen, de hiërogliefen in het graf van Toetanchamon, de steen van Rosetta, de Soemerische kleitabletten … Vertel er ook telkens bij hoe archeologen erin zijn geslaagd om de teksten te ontcijferen. Nederlands – 1 Luisteren – 1.9 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
–
Gilgamesj in tijd en ruimte Om dit oude heldenepos echt te kunnen smaken, is het belangrijk voor kinderen dat je het in tijd en ruimte situeert. Het verhaal speelt zich af tussen 2652 v.Chr. en 2602 v.Chr. in een gebied tussen de rivieren de Tigris (ca. 1900 km lang) en Eufraat (ca. 3600 km lang). Dat gebied valt min of meer samen met het huidige Irak. Visualiseer die tijds- en geografische gegevens op een tijdslijn en op een landkaart. Die hang je uit in de lees- en luisterhoek waar je verdere info over het boek kan verzamelen tijdens de Jeugdboekenweek. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.5 – 5.7 – 5.9
– Luister-cd Bij Gilgamesj hoort een cd waarop het verhaal tot leven gebracht wordt door verschillende stemmen, door instrumentale begeleiding en enkele liedjes. Samen luisteren is voor deze leeftijdsgroep ideaal ! Spreek een vast tijdstip af waarop je een fragment beluistert. De kinderen kiezen het tijdstip en waken er zelf over dat de cd op het juiste ogenblik wordt opgezet. De cd bevat dertien luisterfragmenten, die overeenstemmen met volgende tekstfragmenten : –– Fragment 1 : vanaf pagina 11 t.e.m. pagina 17. –– Fragment 2 : vanaf pagina 18 t.e.m. pagina 23. –– Fragment 3 : vanaf pagina 24 t.e.m. pagina 31.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–– –– ––
Fragment 4 : vanaf pagina 31 (laatste zin) t.e.m. pagina 38 (tweede alinea). Fragment 5 : vanaf pagina 38 (derde alinea) t.e.m. pagina 40. Fragment 6 : vanaf pagina 40 (voorlaatste zin) t.e.m. pagina 48 (derde alinea, eerste regel). –– Fragment 7 : vanaf pagina 48 (derde alinea, tweede regel) t.e.m. pagina 51. –– Fragment 8 : vanaf pagina 52 t.e.m. pagina 57. –– Fragment 9 : vanaf pagina 58 t.e.m. pagina 63. –– Fragment 10 : vanaf pagina 64 t.e.m. pagina 67 (derde alinea, vierde regel). –– Fragment 11 : vanaf pagina 67 (derde alinea, vijfde regel) t.e.m. pagina 69 (eerste alinea). –– Fragment 12 : vanaf pagina 69 (tweede alinea) t.e.m. pagina 76 (tweede alinea). –– Fragment 13 : vanaf pagina 76 (derde alinea) t.e.m. pagina 79. Beluister samen met de kinderen het verhaal, fragment per fragment. Wie kan, projecteert de bijbehorende tekst op het digitale bord. Zo kunnen de kinderen meevolgen, kunnen ze de illustraties bekijken en raken ze vertrouwd met de lay-out van dit epos. Een andere optie is om de illustraties nog niet te laten zien en de kinderen een tekening te laten maken na elk beluisterd fragment. Die kan je achteraf vergelijken met de illustraties uit het boek. Wijs op het verband tussen enerzijds tekens en stijlen van de oude geschriften als de Dode Zeerollen (die je eerder al besprak) en anderzijds de illustraties van het boek. Tijdens het luisteren noteren de kinderen woorden die ze niet begrijpen. Na elk luistermoment verklaar je die. Laat hen ook verwoorden wat ze onthielden van het fragment. Ter ondersteuning van de luistermomenten noteer je de namen van de verschillende personages op de wand in de lees- en luisterhoek. Het gaat om Gilgamesj, Anou, Aroeroe, Samsjat, Enkidoe, Hoembaba, Ninsoen, Isjtar, Sjamas, Sidoeri, de veerman, Oetnapisjtim, Enlil en Ea. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6 Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.3
En verder – Rollenspel Verdeel de klas in groepjes. Elk krijgt de tekst van een geluidsfragment. Die tekst vatten ze samen en herschrijven ze, bij voorkeur in dialoogvorm. Kies zelf wanneer ze dat moeten doen : binnen het lessenpakket, tijdens contract- of hoekwerk, als huiswerk. De resultaten brengen ze tijdens een klassikaal moment samen tot één groepswerk. Dat doe je door elk groepje hun tekst te laten voorlezen aan de rest van de klas – in de juiste volgorde – zodat elk kind een zicht krijgt op wat anderen hebben geschreven. Maak van de teksten één geheel, verdeel de verschillende rollen onder de kinderen. Spelen maar ! Maak er een toonmoment van voor de parallelklas of voor de lagere of hogere graadklas. Nederlands – 2 Spreken – 2.6
–
Ark van Noah Eén van de fragmenten uit het Gilgamesj-epos (p. 69) vertoont grote gelijkenis met het Bijbelverhaal van de Ark van Noah. Je kan de gelijkenissen en de verschillen in die verhalen bespreken. Nederlands – 3 Lezen – 3.5
–
Gilgamesj verbeeld Google afbeeldingen en filmpjes met trefwoord ‘Gilgamesj’. Er bestaan heel wat afbeeldingen en boeken van deze figuur. Je vindt ook korte filmpjes van theaterproducties rond het epos. Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–
Ontstaan van het schrift Je kan dieper ingaan op het ontstaan van het schrift. www.zie.nl/video/wetenschap/Geschiedenisvan-het-Schrift/m1cz70sfwnmr is een interessant, begrijpelijk en Nederlandstalig filmpje dat daar dieper op ingaat. Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
– Superheld Laat de kinderen aanvoelen dat Gilgamesj een soort van superheld was. Filosofeer samen over de betekenis van het woord ‘held’. –– Wanneer is iemand een held ? –– Wanneer is iemand geen held ? –– Ken je nog meer helden uit verhalen, fictieve helden dus ? –– Ken je namen van personages die ‘in het echte leven’ als helden werden of worden beschouwd, reële helden dus ? –– Gilgamesj was een superheld uit een ver verleden. Wie zijn de (fictieve) superhelden van nu ? (Batman, MegaMindy, Spiderman). Sociale vaardigheden – 2 Gesprekconventies
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Lestip
5
Hoe maak ik tijd ? Evelien De Vlieger en Wendy Panders (ill.) Lannoo, 2011
Over het boek
Felix moet van zijn ouders alleen op bezoek bij zijn jarige tante Zweem. De ene na de andere smoes verzint hij om aan die kwelling te ontsnappen. Dat hij geen tijd heeft bijvoorbeeld. Maar in dat geval moet hij maar tijd maken, vindt zijn moeder. Maar tijd maken, hoe doe je dat ? Felix krijgt hulp van zijn overleden grootvader, de mysterieuze meneer Pep en zijn vriend Pieter. Alle bedenkingen over tijd maken en tijd goed gebruiken giet hij in lijstjes. Handig voor wie wil meedenken ! Dit boek daagt jonge lezers uit om na te denken over tijd en brengt een geslaagde mix van fantasie en humor. Het grafische werk – geschreven lijstjes en schema’s – en de geestige illustraties waarin af en toe foto’s zitten verwerkt zorgen voor dat tikkeltje extra. A a n d e s la g
Aanzet – Kringgesprek Vraag de kinderen naar een herinnering aan iets wat ze moesten doen van hun ouders, terwijl ze daar heel hard tegen op zagen. –– Kan je wat meer vertellen over dat moment ? –– Waarom zag je er zo tegen op ? –– Probeerde je eronder uit te komen ? Hoe dan ? –– Is het je gelukt om eronder uit te komen ? Hoe dan ? –– Of heb je gedaan wat er van je verwacht werd ? En viel dat uiteindelijk mee of tegen ? Vraag even verder door op de smoezen die je kan bedenken om aan een vervelend klusje te ontsnappen. Mogelijk is één van de antwoorden dan : ‘Ik heb geen tijd’. Gebruik dat antwoord als aanleiding voor een klasgesprek rond ‘tijd’ : –– Wat is tijd ? –– Bestaat tijd ? –– Kan je tijd ‘hebben’ of ‘niet hebben’ ? –– Kan je tijd ‘maken’ ? –– Bestaat er zoiets als ‘snelle tijd’ of ‘trage tijd’ ? Probeer met de kinderen tot slot tot een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van het begrip ‘tijd’ te komen. Hang aan bord een flap waarop je in het midden ‘tijd’ noteert. De kinderen krijgen een paar dagen de tijd om over het begrip na te denken. Ze noteren hun bedenkingen in de loop van de Jeugdboekenweek op die flap. Is de bedenktijd om, dan zoek je samen het woord op in het woordenboek of op Wikipedia. Vergelijk met de resultaten die de kinderen vonden. Pak je het graag groots aan ? Hang dan een grote flap uit op de speelplaats en nodig de hele school uit om mee na te denken over het Jeugdboekenweek-thema. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 – 3.2 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–
Boek voorstellen Op pagina 6 staat een grappig citaat (geïntegreerd in de afbeelding van een kalenderblaadje) : “De tijd is een opgezet konijn waarvan je dacht dat het echt was, waarvoor je je wanten al uittrekt om het te aaien tot je dichterbij komt en de glazige oogjes zeggen : Te laat ! Te laat !” Noteer dat op het bord of projecteer de hele illustratie met citaat op het digibord. Laat het boek zien en zeg dat het citaat uit Hoe maak ik tijd ? komt. Vraag hen de definitie van tijd uit dit citaat te vergelijken met de definitie die zij eerder vonden. Daag de kinderen uit om hun bedenkingen en gedachten duidelijk te verwoorden. Hulpvragen zijn : –– Welke omschrijving spreekt je het meest aan ? Waarom ? –– Welke omschrijving is volgens jou het meest correct ? Waarom ? Er bestaan geen goede of foute antwoorden. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1
Verwerkingsactiviteiten Als kernactiviteit lees je het hoofdstuk per hoofdstuk voor. Op elk hoofdstuk laat je een opdracht aansluiten. Hieronder geven we enkele suggesties.
– Algemeen Doorblader het boek en laat de kinderen de paginanummers bekijken. Merken ze iets speciaals op ? De paginanummering bovenaan telt op, die onderaan telt af. Bovendien worden de paginanummers onderaan weergegeven in een bom die aan het einde van het boek ontploft. Het is fijn om kinderen zulke details te laten ontdekken.
–
Hoofdstuk 1 – 14 :03 In het eerste hoofdstuk worden een aantal spreekwoorden en zegswijzen gebruikt waarmee de auteur de tekst rijker maakt. Tijdens het voorlezen sta je stil bij die bijzondere uitdrukkingen. Op pagina 4 bijvoorbeeld staat : “De tijd gaat snel, gebruik hem wel” : –– Ken je de uitdrukking ? Gebruik je hem zelf ? –– Wat is de betekenis van de uitdrukking ? Kan je de betekenis uit de context afleiden ? Sta op eenzelfde manier stil bij alle volgende spreekwoorden in het boek. Geef kinderen de kans om het zelf aan te geven wanneer ze er één horen. De gehoorde uitdrukkingen inventariseer je. Tot slot laat je de kinderen verder op zoek gaan naar zegswijzen en spreekwoorden rond tijd. Rebussen hebben vaak een spreekwoord als oplossing. Overloop samen hoe een rebus gemaakt wordt en vraag de kinderen om de spreekwoorden rond tijd die ze vonden onder de vorm van een rebus voor te stellen. Hang de resultaten op een prikbord waar ze door iedereen bekeken en ontcijferd kunnen worden. Vergelijk de rebussen die eenzelfde spreekwoord als oplossing hebben. Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1
–
Hoofdstuk 2 – 14 :35 In hoofdstuk 2 worden allerlei lijstjes gemaakt rond tijd. Laat kinderen zelf eerst dergelijke lijstjes aanleggen : een lijst van goede (en slechte) tijden, een lijst van dingen waaraan je tijd verspilt, een lijst van mensen die veel tijd hebben. Iedereen kleeft nadien zijn lijstjes op één groot vel papier. Laat ze voorlezen. Pas daarna lees je de lijstjes op pagina 8 en 9 voor. Vergelijk met de zelf samengestelde lijstjes. Nederlands – 3 Lezen – 3.5
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–
Hoofdstuk 3 – 15 :11 In dit hoofdstuk worden zinnen speels ingekort, om tijd te winnen. Zo wordt “Mooi weer vandaag, maar koud” eerst “Mooi weer vndaag, mr koud” en verderop simpelweg “Br !” Laat de kinderen daar varianten op bedenken. Bijvoorbeeld : “Het schip zinkt in de stormzee” wordt “Blubblublub” en “De trein raast razendsnel voorbij” wordt “Tsjoektsjoek !” Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.5
–
Hoofdstuk 4 – 15 :46 In dit hoofdstuk maakt Felix een lijstje met de goede dingen van tante Zweem. Geef alle kinderen een blanco klaslijst. Naast de naam van elke klasgenoot schrijven ze iets goeds. Nadien knip je de klaslijsten in stroken. Elk kind krijgt zo een pak complimenten. Complimenten uitdelen (en ze ontvangen) is niet altijd makkelijk, maar het betreft natuurlijk een belangrijke sociale vaardigheid (cf. de Axen van de pauw en de wasbeer). Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 – 1.3
–
Hoofdstuk 5 – 16 :07 Laat je de kinderen een snelle, eenvoudige schets maken van hoe tante Zweem er uitziet, op basis van de beschrijvingen in het boek. Vergelijk hun schetsen nadien met de illustraties in het boek op pagina’s 16 en 18. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
–
Hoofdstuk 7 – 17 :54 Hoofdstuk 7 bevat een aantal illustraties van reële en gefantaseerde klokken (bijvoorbeeld : de ‘geen-tijd-klok’ die geen wijzers heeft). Als voortaak bij dit voorleesfragment laat je kinderen op zoek gaan in tijdschriften en op internet naar allerlei afbeeldingen van klokken, wekkers, pendules, wekkerradio’s, horloges … Eventueel maken ze zelf kleine tekeningen. De kinderen kleven alle afbeeldingen op een groot vel papier. Dat gebruik je tijdens het voorlezen van dit hoofdstuk als achtergrond. Leg hen uit dat hun collage de etalage van Pep verbeeldt, de optiekzaak waar Felix de bril van zijn moeder moet gaan afhalen. Je kan ook een tocht door de tijd maken en de leerlingen laten uitzoeken hoe mensen doorheen de geschiedenis de tijd leerden meten en registreren. Welke meetinstrumenten gebruikten ze vroeger (bijvoorbeeld : een zonnewijzer) ? Laat hen hier ook afbeeldingen van zoeken en die bij de collage kleven als extraatje. Zo raakt de etalage van Pep nog gevulder. ICT – 1 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
–
Hoofdstuk 8 –18 :33 In dit hoofdstuk legt Pieter aan Felix uit wat een ‘biologische klok’ is. Peil naar de (voor)kennis van de kinderen over dit begrip en laat hen voorbeelden opsommen. Bij weinig voorkennis laat je hen het begrip googelen. Laat hen hun voorbeelden vergelijken met de voorbeelden die op pagina 39 in het boek staan opgesomd. ICT – 1 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–
Hoofdstuk 9 – 18 :57 Pieter lust geen coq au vin, zoveel is duidelijk na het voorlezen van dit hoofdstuk. Ga in een kringgesprek na wat de kinderen wel en niet lusten. Het hoofdstuk eindigt met een opmerking over bedtijd. Ook dat kan aanleiding zijn voor een kringgesprek. Wanneer moeten de kinderen gaan slapen ? Is dat anders in de week dan tijdens het weekend ? Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1
–
Hoofdstuk 11– 06 :00 In dit hoofdstuk schrikt Felix wakker omdat hij zijn poesjes uit het oog verloren is. De poesjes jouwen hem uit om zoveel vergeetachtigheid en wel zo : “Miezerd, mierenmensje, miezemuizer” (p. 47). Laat de kinderen elkaar ook allitererend uitjouwen. Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1
–
Hoofdstuk 15 – 12 :39 In dit hoofdstuk fluistert opa Felix een verhaal in. Gebruik dat als aanleiding om een meditatie oefening te doen. Laat die plaatsvinden in een stille ruimte waar alle kinderen, net als Felix, languit op hun rug kunnen liggen. Voorzie een neutraal, rustgevend muziekje op de achtergrond. Inspiratie voor een meditatietekst vind je op internet. Kies een niet al te wollige tekst uit. Muzische Vorming – 4 Beweging – 4.1 Muzische Vorming – 6 Attitudes – 6.1
–
Hoofdstuk 17 – 14 :31 Lees voor tot en met pagina 74. Geef de kinderen even de tijd om te noteren hoe het verhaal volgens hen verder zal aflopen. Geef hen voldoende de kans om hun zelfbedachte wendingen te verwoorden. Lees daarna de rest van het boek voor. Ga tot slot na met de kinderen op welke manier Felix nu eigenlijk tijd heeft ‘gemaakt’. Nederlands – 5 Strategieën – 5.1
En verder – Recordboek Maak een eigen recordboek. Bedenk met de klas allerlei uitdagingen waarin ze binnen een bepaalde tijd moeten slagen. Elk kind moet bij minstens één activiteit aan bod komen. Nadien voorzie je een soort wedstrijdmoment waarbij de lijst zelfbedachte proeven ook wordt uitgevoerd en waarbij jij met een chronometer de tijd registreert. Zijn er activiteiten die door meerdere kinderen worden uitgevoerd ? Dan wordt het kind met de beste tijd vereeuwigd in een zelfgemaakt klas-recordboek. Je kan deze opdracht ook met meerdere klassen tegelijk laten uitvoeren, of je kan de uitdagingen integreren als activiteiten tijdens een sportdag. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.3 Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Lestip
6
Hotel Tussentijd Lisa Boersen en Lars Deltrap (ill.) Gottmer, 2011
Over het boek
Hotel Tussentijd vangt – tijdelijk – mensen op die zich van schaamte op de wc verstoppen. De negenjarige Bibi, de twaalfjarige Melvin, de minister van Financiën en mevrouw Kokkeltoren van Franecker lopen er elkaar tegen het lijf. Ze krijgen een time-out van 24 uur lang waarin ze kunnen nadenken over de reden van hun vlucht en moed verzamelen. Krijgen ze genoeg tijd om de buitenwereld weer aan te durven ? Een vlot en humoristisch boek met mooi uitgewerkte karakters en veel stof tot nadenken en relativeren. A a n d e s la g
Aanzet Hou een klasgesprek over ‘vakantie’ en ‘reizen’. Vraag waar ze logeren tijdens een reis (bijvoorbeeld : in een tent, caravan, mobilhome op de camping ; in een bungalowpark ; op hotel ; in de jeugdherberg …) : –– Hoe ziet dat logement er doorgaans uit ? –– Hoe werkt dat logement, welke service krijg je er ? –– Zijn er activiteiten waaraan je kan deelnemen ? Met de antwoorden maak je een tabel met de verschillende logeermogelijkheden en met de kenmerken. Daarna vertel je dat je een boek wil voorlezen over mensen die op hotel gaan. Dat hotel heet ‘Hotel Tussentijd’. Kennen ze het woord ‘tussentijd’ ? Gebruiken ze het ? Zo ja, in welke context ? En waarom zou een hotel zo heten ?
Verwerkingsactiviteiten Dit boek leest makkelijk voor. Lekker doorlezen en maar af en toe onderbreken voor een activiteit is de boodschap. Hieronder vind je enkele suggesties.
–
Deel 1 – Hoofdstukken 1 t.e.m. 4 (p. 9-15) In elk hoofdstuk van Deel 1 van Hotel Tussentijd wordt één personage geïntroduceerd. Het gaat om de negenjarige Bibi, de twaalfjarige Melvin, de minister van Financiën en mevrouw Kokkeltoren van Franecker. Na elk hoofdstuk vat je op een flap samen wat je over elk personage te weten kwam : de naam, de leeftijd, het geslacht …
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–
Deel 2 – Hoofdstukken 1 t.e.m. 33 (p. 19-136) (*De hoofdstukken worden per deel opnieuw genummerd)
4 Algemeen
Naarmate je meer hoofdstukken uit Deel 2 voorleest, wordt duidelijk dat de personages die in Deel 1 zijn geïntroduceerd een evolutie doormaken. Pols bij de kinderen of ze die evolutie doorhebben : de personages zijn karikaturen, maar ze hebben meer om het lijf. Zo lijkt Melvin ‘de dikkerd’, Bibi ‘de leugenaar’, de minister onbetrouwbaar en mevrouw Kokkeltje oppervlakkig. Maar ze zijn meer dan die ene eigenschap. Elk van hen is op een andere manier kwetsbaar en eenzaam. In Deel 2 komen de kinderen ook te weten waarvoor elk van de personages zich schaamt. Vul die gegevens aan op de flappen die je in Deel 1 maakte. Nederlands – 3 Lezen – 3.5 Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1 Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1
4 Hoofdstuk 15 (p. 70)
De gasten krijgen een rondleiding in het hotel. De sfeer zit er goed in, ze hebben een heleboel leuke dingen ondernomen. En dan komen ze bij een plekje waar ze kunnen zwemmen … Lees volgend fragment opnieuw voor : “ ‘Ik hoef ook niet te zwemmen,’ zei Melvin. ‘Ik wil hier even rustig zitten.’ Mevrouw Kokkeltje keek Melvin verrast aan. Toen zei ze : ‘Een jongen van jouw leeftijd moet gaan zwemmen, niet rustig gaan zitten.’ Melvin zei niets. ‘Wil je echt niet zwemmen ?’ vroeg de minister. ‘Nee,’ zei Melvin. Hij deed zijn handen in zijn zakken. ‘Als hij nou niet wil,’ zei de minister, maar mevrouw Kokkeltje zei : ‘Melvin, ga zwemmen. Het water is vast heerlijk.’ ‘Hij wil niet,’ zei de minister. ‘Hij wil wel, maar hij schaamt zich. Hij vindt zichzelf te dik. Melvin, dat hoeft niet,’ zei mevrouw Kokkeltje. ‘Ik ben niet blind, ik kan moeilijk zeggen dat je dun bent. Maar ik ken je nu een paar uur, en als ik naar je kijk denk ik : ’Melvin’. Niet meer : “die dikke jongen”. Ook niet als je in je onderbroek bent.’ Melvin knipperde zenuwachtig met zijn ogen. ‘Oké,’ zei hij toen.” Geef een kopie van het fragment. Bezorg hen ook een tabel met twee kolommen. In kolom 1 herneem je enkele uitspraken uit het fragment. In kolom 2 kunnen de kinderen beoordelen of wat de personages zeggen ‘waar’ is of ‘niet waar’ (d.w.z. : of ze menen wat ze zeggen of niet).
‘Ik wil hier even rustig zitten.’
Niet waar (Melvin heeft wél zin om te zwemmen)
‘Een jongen van jouw leeftijd moet gaan zwemmen, niet rustig gaan zitten.’
Waar
‘Nee’ als antwoord op ‘Wil je echt niet zwemmen ?’
Niet waar (Hij wil wél zwemmen)
‘Het water is vast heerlijk.’
Waar
‘Hij wil niet.’
Niet waar
‘Hij wil wel, maar hij schaamt zich. Hij vindt zichzelf te dik.’
Waar
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Melvin verzon met andere woorden maar een uitvlucht omdat hij zich schaamt over zijn dikke lijf. Is dat de kinderen ook al eens overkomen : iets niet durven omdat ze zich schamen ? Noteer op bord : ‘Ik wil wel [ …], maar ik durf niet, omdat [ …]’. Vraag hen nu de zin aan te vullen. Geef enkele voorbeelden als dat moeilijk loopt : ‘Ik wil wel gezelschapsspelletjes spelen, maar ik durf niet, omdat ik niet goed tegen mijn verlies kan.’ Laat zoveel mogelijk kinderen aan het woord. Je kan tot de slotsom komen dat iedereen wel iets heeft dat hij of zij niet durft uit schaamte. Daarna analyseer je het antwoord van mevrouw Kokkeltje : –– Is Melvin dik ? –– Ziet mevrouw Kokkeltje dat ? –– Vindt ze dat (nog) erg ? Waarom (niet) ?
4 Hoofdstuk 25 (p. 102)
Na dit hoofdstuk komen we te weten waarvoor elk personage zich schaamt. Giovanni – uitbater van hotel Tussentijd en onderzoeker van het fenomeen ‘schaamte’ – deelt de dingen waarvoor je je kan schamen in 53 categorieën in. Je komt in het boek wel niet alle categorieën te weten. Kunnen de kinderen enkele categorieën bedenken ? Laat hen daarvoor individueel nadenken aan schaamtevolle situaties waarvan ze al dan niet fictieve voorbeelden noteren. Alle suggesties van de kinderen verzamel je daarna klassikaal op een flap. Situaties die herkenbaar zijn voor de hele klas, zet je in een kleurtje. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 – 3.2 – 3.3
4 Hoofdstuk 30 (p. 121)
Wanneer de personages naar de echte wereld teruggaan, zullen ze zich niets meer herinneren van hotel Tussentijd, op één prettige gedachte na die ze mogen uitkiezen. Giovanni zal die vervolgens met één van zijn uitvindingen projecteren. In De griezels legt Roald Dahl de link tussen lelijke gedachten hebben en er lelijk uitzien, tussen goede gedachten hebben en er goed uitzien. Lees volgend fragment uit De Griezels (zie : Bibliografie) voor en koppel terug naar wat je met de klas besprak na Hoofdstuk 15 : “Als iemand lelijke gedachten heeft, ga je dat aan zijn gezicht zien. En wanneer die iemand aldoor lelijke gedachten heeft, elke dag, elke week en elk jaar, dan wordt dat gezicht lelijker en lelijker tot het zo lelijk wordt dat het niet meer om aan te zien is. Iemand die mooie gedachten heeft, kan nooit lelijk zijn. Al heb je een knobbelneus, een scheve mond, een onderkin en konijnentanden ; als je mooie gedachten hebt, schijnen ze uit je gezicht als zonnestralen en zul je er altijd even mooi uitzien.” Het wordt helemaal mooi als je er de tekeningen van illustrator Quinten Blake bij dit fragment bijneemt. Zien de kinderen overigens de parallellen tussen de tekenstijl van Quinten Blake in De griezels en Lars Deltrap in Hotel Tussentijd ? Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 – 3.2 – 3.3
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
–
Deel 3 – Hoofdstukken 1 t.e.m. 4 (p. 139-148)
4 Rollenspel
In Deel 3 keren de vier personages terug naar het toilet en pakken ze de vervelende situatie aan waarin ze terechtgekomen zijn. Dat leent zich uitstekend tot een rollenspel. Verdeel de klas in vier groepjes. Elk groepje krijgt een personage – negenjarige Bibi, de twaalfjarige Melvin, de minister van Financiën en mevrouw Kokkeltoren van Franecker – en bedenkt een (positieve !) oplossing voor het probleem van dat personage. Bijvoorbeeld : –– Hoe kan Bibi aan haar vriendin uitleggen dat ze helemaal geen astma heeft ? –– Hoe kan de minister uitleggen dat hij niet achter de nieuwe wet staat, maar dat hij z’n bril niet wilde opzetten om indruk te maken op z’n secretaresse ? –– Hoe kan mevrouw Kokkeltje gepast omgaan met een ontsnapt windje op een pijnlijk stil en plechtig moment ? Daarna spelen ze de oplossing na : één kind speelt het hoofdpersonage, de rest de nevenpersonages (Lydia, de klasgenootjes, mama, juffrouw Smitsman, barones van Blaet …). Na een eerste spelronde geven de andere kinderen eventueel suggesties voor een nog betere oplossing. Bedoeling is dat kinderen positieve tools aangereikt krijgen die ze kunnen gebruiken wanneer ze zelf eens in een vervelende situatie terechtkomen. Na de opdracht lees je Deel 3 helemaal voor. Muzische vorming – 3 Drama – 3.5
4 Schaamte
Zit de sfeer goed in je klas ? Heerst er voldoende vertrouwen ? Dan kan je de kinderen die willen vragen om iets te vertellen over gênante situaties waarin ze zelf verzeild raakten. Hoe zijn ze de schaamte te lijf gegaan ? Hebben ze de situatie goed aangepakt ? Of zouden ze het een volgende keer anders oplossen ? Muzische vorming – 3 Drama – 3.5 Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 – 3.2 – 3.3
En verder … – Bonusdag De gasten van hotel Tussentijd krijgen een bonusdag cadeau waarin ze de gekste dingen mogen doen. Daag de kinderen uit om zelf zo’n bonusdag bijeen te fantaseren – geen praktische of financiële bezwaren mogen hen tegenhouden. The sky is the limit ! Laat ze een affiche ontwerpen waarin ze hun bonusdag ‘verkopen’. Daarna is het tijd voor plan B : een realistische bonusdag. Elk kind denkt na over een ‘bonus schooldag’ die op een fijne manier afwijkt van de dagelijkse routine, die voor iedereen leuk is. De activiteiten op die dag moeten natuurlijk mogen en kunnen op school. De kinderen hangen hun ideeën op het prikbord – spreek af wanneer de ‘inschrijvingen’ moeten binnen zijn. Verzamel alle ideeën op één groot stemformulier. Elk kind krijgt daar een kopie van, en stemt op zijn of haar favoriete bonusactiviteit. Daarmee puzzel je een programma samen voor een heuse bonusdag die je bijvoorbeeld laat doorgaan tijdens de laatste schoolweek. Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.3
– Hotels Hotel Tussentijd is een buitenissig hotel, maar wel een hotel dat tot de verbeelding spreekt. Giovanni en Sari zijn de uitbaters van het hotel. Giovanni is ook de uitvinder van allerlei
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
machines die het leven aangenamer maken. Hij bestudeert ook het fenomeen ‘schaamte’. Sari ontvangt de gasten en staat in voor de leuke activiteiten. Vraag de kinderen welke activiteiten zij zouden organiseren als ze Sari of Giovanni zouden zijn ? Laat de kinderen die activiteiten tekenen, knippen, plakken, schilderen, met lego nabouwen … Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
– Privacy Tegenwoordig geven mensen veel over zichzelf bloot op internet (bijvoorbeeld via Facebook). Soms gaan ze zich daar later voor schamen omdat dingen die ze liever privé wilden houden nu plots voor iedereen toegankelijk zijn. Hou een klasgesprek over veilig internettten en ‘netiquette’. Childfocus heeft daar uitstekend materiaal voor : www.clicksafe.be/kinderen en www.clicksafe.be/ ouders/nl/downloads/affiche-veilig-chatten. ICT – 2 ICT – 8
– Wc’s Toilets of the world (zie : Bibliografie) is een kijkboek met toiletten in al z’n verschijningsvormen. Gegniffel verzekerd als je dit boek in de boekenhoek legt. Er hoort ook een leuke site bij waarop je veel ‘kleinste kamertjes’ kan zien (cf. http://toiletsoftheworldbook.com/). Bibliografie
De griezels – Roald Dahl (De Fontein, 2010) Toilets of the world – Morna E. Gregory
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar
Colofon Jeugdboekenweek 2013 Een zee van tijd Lestips, werken met boeken in de klas Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Sofie Daniëls, Miek Driesen, Joke Gevaert, Katrien Goeman, Ariane Moreels, Stijn De Paepe, Nathalie Serraris, Raf De Smedt, Inge Umans en Veerle Verbruggen Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen Illustraties : Kaatje Vermeire Grafisch ontwerp : Kris Demey isbn 9789077178607 d/2012/9654/7 De lestips voor vierde en vijfde leerjaar werden geschreven door Nathalie Serraris en Raf De Smedt. Nathalie Serraris is leerkracht in het Gemeentelijk Basisonderwijs Diksmuide. Eerst gaf ze les in het vierde leerjaar, nu staat ze voor de klas in het vijfde leerjaar – na een uitstap naar zorg, GOK en ict. Door verhalen, lezen en voorlezen een ereplaats te geven in haar lessen probeert ze leerlingen haar liefde voor lezen, boeken en mooie dingen door te geven. Raf De Smedt staat al twintig jaar voor de klas en heeft ervaring in het tweede, vierde en vijfde leerjaar. Leespromotie, vertel- en voorleesmomenten zijn voor hem de kers op de onderwijstaart. Hij werkt voor een eerste keer mee aan de lessuggesties van de Jeugdboekenweek. Jeugdboekenweek 2013 vindt plaats van 2 tot 17 maart. Jeugdboekenweek is een project van Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en staat onder de hoge bescherming van H.K.H. Prinses Mathilde.
www.jeugdboekenweek.be www.stichtinglezen.be V.u. : Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor vierde en vijfde leerjaar