LESTIPS
Stichting Lezen presenteert
EEN ZEE VAN TIJD
kleuters
JEUGDBOEKENWEEK 2 4 17 MAART 2013
www.jeugdboekenweek.be
Inleiding Tijd voor boeken In 2013 neemt de Jeugdboekenweek de tijd. Ze kijkt naar het verleden en richting toekomst, telt de dagen van de week en ziet de seizoenen passeren. Ze is opgejaagd en ze verveelt zich. Ze denkt na over de eeuwigheid. Ze zet de tijd stil. Ze zoekt het juiste verhaal en laat het voor altijd duren. Laten we eerlijk zijn : boeken delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Deze bundel wil je dan ook uitnodigen om boeken naar de klas te halen en om je klas onder te dompelen in een wereld van verhalen.
Boeken in de klas Ter gelegenheid van de Jeugdboekenweek 2013 stelde Stichting Lezen samen met een redactie uit het onderwijs zes boekenpakketten samen. Elk pakket bestaat uit een gevarieerde selectie van zes bijzondere boeken over tijd, met aandacht voor verschillende genres. Scholen bestellen de pakketten met korting via www.jeugdboekenweek.be. Je kan deze boeken aan je klas tonen en voorlezen. Maar er kan meer ! Deze bundel biedt een uitgewerkte lessuggestie bij elk boek uit de boekenpakketten. Elke lessuggestie volgt hetzelfde stramien : –– Aanzet : manieren om het boek te introduceren –– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking –– En verder : extra – kortere – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de Jeugdboekenweek óf daarna. Verder noemt elke tip de concrete eindtermen en ontwikkelingsdoelen die je met deze activiteiten realiseert.
Met de klas naar de bib In opdracht van de bibliotheken schreef Kristien Dieltiens een spannend, historisch vervolgverhaal voor Jeugdboekenweek 2013 : Loewie en het mysterieuze boek. Benjamin Leroy maakte er ontwapenende prenten bij, vol historische details. Het verhaal begint in de bib : een mysterieus boek en een amulet nemen Loewie mee terug in de tijd. Wil hij terug naar 2013 reizen, dan moet hij een reeks tijdvakken doorlopen. Hij start in de prehistorie, en ontmoet later Egyptenaren, Grieken, Vikingen en zelfs Christoffel Columbus. Tijdvakken opschuiven kan als hij raadsels oplost en opdrachten uitvoert. Individuele bezoekers en klassen kunnen Loewie daarbij een handje helpen : neem dus zeker contact op met de bib in je buurt ! In het verhaal zitten bovendien tal van aanknopingspunten met het Jeugdboekenweek-thema : de evolutie van mode, geloof, speelgoed, eten en gewoontes door de eeuwen heen bijvoorbeeld. Het verhaal staat op panelen in je lokale bib, en kan je downloaden via www.jeugdboekenweek.be om thuis van te genieten of in de klas mee te werken.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Tot slot Luisterpunt Moeilijke lezers in de klas ? Dankzij een samenwerking met Luisterpunt zijn alle boeken uit de pakketten (behalve die voor kleuters en enkele boeken voor het eerste leerjaar) als Daisy-boek verkrijgbaar voor kinderen met een leesbeperking. Meer info op www.luisterpunt.be. A lt i j d v o o r l e z e n 2013 is Jaar van het Voorlezen ! Het hele jaar lezen we met z’n allen massaal voor. Ook tijdens de Jeugdboekenweek natuurlijk, en ook aan kinderen die al lang zelf kunnen lezen. De website www.voorlezen.be verzamelt alle informatie over voorlezen. K i n d e r e n t o e g e lat e n www.jeugdboekenweek.be is er voor volwassenen, met alle info over de Jeugdboekenweek, én voor kinderen. Vanaf februari vinden zij er boekentips, weetjes en spelletjes, en een overzicht van de Jeugdboekenweekactiviteiten in hun buurt. Leuk voor tussendoor in de klas! Va n u w r e p o r t e r t e r p laat s e De Jeugdboekenweek start op zaterdag 2 maart 2013 met de 24 Uur van de Jeugdboekenweek. Eerst wordt op zaterdagmiddag de Cultuurprijs 2011-2012 voor Jeugdliteratuur uitgereikt. Daarna is het 24 uur lang non-stop al jeugdboeken wat de klok slaat. Boekhandels, bibliotheken en andere bijzondere leesplekken trekken de Jeugdboekenweek op gang met lezingen, workshops, tentoonstellingen … De site doet verslag in woord en beeld – ook ná deze eerste 24 uur. Doet u iets in uw school tijdens de Jeugdboekenweek? Laat het ons zeker weten !
Maar blader nu vooral snel verder, krijg de smaak te pakken en breek de grenzen van de Jeugdboekenweek open. Want leesplezier laat zich niet vangen in twee weken !
Veel succes!
Stichting Lezen
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
LESTIPS BIJ boekenpakketten VAN JEUGDBOEKENWEEK 2013
KLEUTERS – – – – – –
Aan de andere kant van de zee … – Marina Marcolin en Janna Carioli (ill.) (De Vier Windstreken, 2010) Bedtijd voor monsters – Ed Vere (De Fontein, 2011) Blijven ze nog lang ? – Ute Krause (Clavis, 2011) En ? – Kitty Crowther (De Eenhoorn, 2010) Nippertje – Rian Visser en Noëlle Smit (ill.) (Gottmer, 2012) Vriendjes : vandaag en morgen … later als ik groot ben – Hans Kuyper en Alice Hoogstad (ill.) (Leopold, 2012)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Lestip
1
Aan de andere kant van de zee … Marina Marcolin en Janna Carioli (ill.) De Vier Windstreken, 2010
Over het boek
Een romantisch prentenboek … Waarom ook niet ? Een jongetje in een vuurtoren heeft het een beetje kwaad, zo helemaal alleen, en probeert via flessenpost contact te leggen met ‘iemand’ aan de overkant. Die iemand blijkt een Engelssprekend meisje te zijn dat met aandoenlijke briefjes antwoordt. In een vuurtoren aan de andere kant van de zee wacht, uiteindelijk, Lizzy op Luuk. Aan haar voeten ligt de fles met de boodschap ‘I will wait for you’ die ze net in zee wilde gooien. Wat dus niet meer hoeft … Sfeervolle prenten en een ontroerend verhaal over geduldig afwachten. Voor de oudste kleuters die al zin hebben in en toe zijn aan een mondje Engels. A a n d e s la g
Aanzet Er ligt een fles in de kring. Laat de kleuters reageren en het ding van dichterbij bekijken. Maak dat het een bruine of groene glazen fles is, zodat de kinderen niet meteen zien dat er een brief in zit. Ze moeten dat kunnen ontdekken door intensief aan de fles te snuffelen en ermee te schudden. In de fles zit een brief met een Engelse tekst - ‘Dear children, do you know the story of Luuk and me ?’ Aan de hand van een stokje haal je hem er voorzichtig uit. Je oefent dit natuurlijk eerst eens. Zorg dat de brief lang genoeg is en dicht bij de hals zit. Lees voor en vraag de kleuters of ze het begrijpen. Horen ze een taal die ze (her)kennen ? Waar kennen ze die van ? Waar spreken ze Engels ? Haal er gerust een landkaart bij, zo kan je ook wijzen op het nabuurschap – de Noordzee over – van Groot-Brittannië. Zijn er al kleuters naar Engeland gevaren ? Of hebben ze Engeland al zien liggen van op het strand ? Of vanuit de lucht tijdens een vliegreis ?
Verwerkingsactiviteiten Boodschappen in flessen prikkelen ongetwijfeld de fantasie van de kleuters en je mag er donder op zeggen dat ze zelf veel zin hebben om het lichtjes ouderwetse communicatiesysteem uit te proberen. Terwijl je het boek behandelt, kan je hen die fascinatie op verschillende manieren laten botvieren. Hieronder vind je enkele suggesties. Het zou leuk zijn als je voor een waterpartij kon zorgen in de klas, zodat ze de flessen ook werkelijk te water kunnen laten.
–
Vragen voor de overkant … Ga met een groepje kleuters samen zitten. De bedoeling is dat elke kleuter, net zoals Luuk in het verhaal, naar een bijzonder iemand een bijzondere boodschap stuurt. Zorg voor glazen flessen in verschillende kleuren en formaten en voor het nodige papier, schrijf- en tekengerei. Als de eenzaamheid en verveling Luuk te veel worden, begint hij, om de tijd te doden, aan
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
een onbekende bestemmeling vragen te versturen via briefjes in een fles. Daarbij durft hij in eerste instantie natuurlijk niet op een antwoord te hopen. En toch … Wellicht leven er bij kleuters ook zulke vragen, waar ze al lang mee zitten, maar waar nog nooit iemand een antwoord op heeft kunnen geven. Je kan de kleuters op weg zetten door je zelf hardop enkele ‘rare dingen’ af te vragen : –– Waarom begint het altijd te regenen als ik geen jas of paraplu bij me heb ? –– Hoe vinden duiven de weg terug naar hun duiventil ? –– Wat doet mijn kat terwijl ik slaap ? Zie er vooral op toe dat de kleuters tot vragen komen waarop niet zomaar een antwoord bestaat. Wanneer elke kleuter zijn boodschap in de fles heeft gestopt, mogen ze die in ‘het water’ – de waterpartij die je in je klas hebt voorzien – gooien. Op een later moment speel je een stukje drama bij dit ‘klaswater’. Fantaseer hardop dat de hele klas aangespoeld is op een eiland. Kijk : er drijven een paar flessen in het water ! Kunnen ze erbij ? Een visnet of opgestroopte broekspijpen kunnen helpen. Je stelt samen met de kleuters vast dat er brieven in de flessen zitten, met de allervreemdste vragen erop. Voer genoeg voor een filosofisch gesprek met veel vragen en zonder foute antwoorden … Muzische vorming – 3 Drama – 3.1 – 3.2 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1 – 6.4 Nederlands – 2 Spreken – 2.6 – 2.8 – 2.10 Nederlands – 4 Schrijven – 4.2
–
Elk zijn fles, elk zijn boodschap Laat de kleuters van thuis een lege glazen fles meebrengen (en zorg dat je zelf een voorraadje aangelegd hebt voor de kleuters die er geen mee hebben). Geef de opdracht om hun fles tijdens vrije spelmomenten te personaliseren, hoe ze dat maar willen : door er een wikkel voor te ontwerpen, door ze met glans- of ander papier te bekleven, door ze te beschilderen, door er hun naam op aan te brengen … Laat hen hun fles ten slotte toegankelijk en zichtbaar bij hun plaats of vakje of kapstok zetten – in elk geval zó dat ze als ‘postbus’ kan dienen. Voorzie ook een hoek in de klas met papier en schrijfmateriaal, zodat de kleuters gedurende de hele periode waarin het boek centraal staat, boodschappen in de fles van hun vrienden kunnen posten. Zorg ook voor een aantal woordkaarten – die je klassikaal bespreekt – en voor stempels. Maak de kleuters duidelijk dat jij altijd kan helpen als een boodschap van kleuter X of Y te cryptisch blijkt. Zorg er ook hier voor dat het papier dat je voorziet lang genoeg is om de brieven er met een beetje vissen en mikken in een mum van tijd uit te kunnen halen. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5 Nederlands – 4 Schrijven – 4.2 Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.2 – 5.4
–
Poppenhoek wordt vuurtoren Zorg voor een stevig uit de kluiten gewassen zaklamp of een draaglantaarn van het type wegenwerken, met een groot schijnoppervlak. Zoek ook naar een draaisysteem : dat kan een houten kaas- of sausjesplank zijn, een fietswiel op een as gemonteerd, het frame van een tuinslang … Aan de hand daarvan kan je zelf een roterende constructie maken, of je kan het de kleuters laten doen. In elk geval moet het lichtgevende gevaarte boven de poppenhoek uitsteken en moet het door de kleuters bediend kunnen worden.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Zorg ook voor plastic flessen – de kleuters kunnen doen alsof die van glas zijn – en schrijfgerei of stempelmateriaal. Hiermee maken ze boodschappen. De flessen gooien ze uit het raam van de vuurtoren, de zee in. Met een lange blauwe doek of met plastic of papier breng je naast de vuurtoren ‘de zee’ aan. Als je klasruimte het enigszins toelaat, zou het fantastisch zijn als je naast de zee nog een ‘huisje’ zou kunnen voorzien voor Lizzy. Zet het boek in deze hoek en stimuleer de kleuters om het verhaal na te spelen en op hun manier te interpreteren en eventueel uit te breiden. Het is goed als je daar, zeker in het begin, vaak in meespeelt. Zo kan je de rolneming van de kleuters een beetje sturen en in goede banen leiden : wat Luuk in de vuurtoren zoal doet, waar Lizzy woont en wat zij doet … Zorg ervoor dat je het verhaal meer dan één keer hebt aangebracht, zodat ze het echt kennen en kunnen naspelen. Muzische vorming – 3 Drama – 3.2 – 3.3 – 3.5 Nederlands – 3 Lezen – 3.1 – 3.4
–
Boodschappen in flessen en daarbuiten Lees het volgende gedicht van Slauerhoff een keer of drie voor : “Gij die deez’ flesch op ‘t strand mocht vinden, Doe in een kist wat drank en tabak En stuur het met zeestroom en winden Naar de overlevenden van ‘t wrak Der Insulinde” Laat de kleuters reageren en geef zelf wat toelichting. Van wie zou deze boodschap komen ? Wie zou ze gevonden hebben ? Zou de vinder effectief ‘drank en tabak’ ‘met zeestroom en winden’ hebben meegestuurd ? Denken de kleuters dat er nog vaak boodschappen in flessen verstuurd worden ? Kennen ze nog manieren om, van op een eiland of van op een schip te communiceren ? Hoe gebeurt het nu ? Nu sturen we kaartjes, brieven, sms’en of e-mails. Hebben we boodschappen altijd zo overgebracht ? Wat denken de kleuters ? De tijdslijn van ‘De geschiedenis van De Post’ (cf. www.bpost.be/site/nl/ postgroup/aboutus/history/history.html) kan je helpen om dit gesprek voor te bereiden. Ongetwijfeld spreekt de bode die van Marathon naar Athene liep tot de verbeelding van de kleuters en vinden ze het interessant dat de oudste brief zo’n 2262 jaar oud is. Zorg voor voldoende concrete illustraties om dit gesprek levendig en boeiend te houden. Nederlands – 1 Luisteren – 1.3 Nederlands – 2 Spreken – 2.8 Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.3 – 5.4 Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.2 Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.1 – 4.2
En verder – Engels lijkt op Nederlands Leer de kleuters het alom bekende lied ‘My Bonnie Is Over The Ocean’ aan. Dat lied past bij de thematiek en bevat bovendien heel wat woorden waarvan de kleuters zelf kunnen vaststellen hoezeer ze op de Nederlandse vertaling lijken. Alleen ‘back’ en ‘to’ lijken niet op hun Nederlandse equivalent, alle andere woorden wel. Leg daar sterk de nadruk op als je de betekenis van het liedje uit de doeken doet. ‘Oosjen’ lijkt sterk op ‘o-see-aan’, enzovoort.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
“My Bonnie is over the ocean My Bonnie is over the sea My Bonnie is over the ocean Oh bring back my Bonnie to me Bring back, bring back Oh bring back my Bonnie to me to me Bring back, bring back Oh bring back my Bonnie to me to me.” (eventueel uit te breiden met de laatste strofe : ) “The winds have blown over the ocean, The winds have blown over the sea, The winds have blown over the ocean, And brought back my Bonnie to me.” Vraag hen hoe het meisje in het boek alweer heette. Vervang daarna Bonnie door Lizzy, als de kleuters min of meer weg zijn met het oorspronkelijke lied. Op die manier betrek je het lied nog nauwer op het boek en kan je het gebruiken bij een rollenspel, waarbij Luuk het lied zingt voor die verre, verre Lizzy. Muzische vorming – 2 Muziek – 2.4 – 2.5 Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.1
–
Vuurtoren bezoeken In Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge en Heist vind je nog een vuurtoren. Je kan ze bijna allemaal bezoeken. Het is zowat de enige manier om de werking van een vuurtoren echt duidelijk te maken aan kinderen. Een bezoek aan de Lange Nelle in Oostende is bijvoorbeeld zeer de moeite waard en mooi te combineren met een uitgebreidere wandeling door de mooie, tot de verbeelding sprekende haven op de Oosteroever. Bovendien kan je je het hele jaar door gratis laten overzetten naar Oostende-centrum met een door Roger Raveel beschilderde boot – met de prikkelende naam ‘Het rode vierkant op de zee’. Een aanrader ! Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.9 Wereldoriëntatie – 6 Ruimte – 6.9
–
Vuurtoren in de klas Zet je kleuters aan het schilderen en inspireer hen door de vele vuurtorenschilderijen waarvan je replica’s op het net vindt (cf. www.americanlighthouseart.com). Muzische vorming – 1 Beeld – 1.1 – 1.3 – 1.4
– Seinen De vuurtoren heeft zijn eigen code en een soortgelijke code is er ook voor niet-vuurtorens : morse. Zoek het morse-alfabet op en formuleer enkele eenvoudige boodschappen – SOS bijvoorbeeld – samen met de kleuters. Laat zien hoe dat alfabet auditief kan worden ingezet, en visueel, met lichtseinen. Laat de kleuters er achteraf zelfstandig mee aan de slag gaan, met een arsenaal zaklampen.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.4 Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.2 – 2.7 – 2.9
– De Vuurtoren van Koos Meinderts Vertel het ontroerende prentenboek De Vuurtoren (zie : Bibliografie) als verwant verhaal bij Aan de andere kant van de zee … Over een nostalgische oma in haar vuurtoren die haar kleinzoon wegwijs maakt in de toren, de zee en het leven. Muzische vorming – 3 Drama – 3.5 Nederlands – 1 Luisteren – 1.5 Bibliografie
De Vuurtoren – Koos Meinderts (Lemniscaat, 2007)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Lestip
2
Bedtijd voor monsters Ed Vere De Fontein, 2011
Over het boek
Griezelen is pas echt leuk als je bang bent en tegelijkertijd weet dat er niets is om echt bang van te zijn. Kleuters houden van griezelen met voorpret. Met dit boek worden ze op hun wenken bediend. Er is namelijk, vanuit een hele meute gedrochten, een afzichtelijk monster vertrokken op weg naar … JOU. Misschien wel met een ‘dat-zal-lekker-smaken-gedachte’ in zijn hoofd. Het hele boek maakt de kleuters lekker bang, maar zorgt aan het eind voor de nodige ontlading : het beest komt ‘jou’ gewoon een nachtzoen geven. En dan is het écht tijd om te gaan slapen. Grappig – maar nogmaals : best griezelig boek – voor de tweede, derde kleuterklas. A a n d e s la g
Aanzet Knoop met de kleuters een gesprek aan over het bedritueel bij hen thuis : hoe stopt mama, papa of wie dan ook hen in bed ? Doen ze dat allemaal op dezelfde manier ? Geven ze een aaitje, een dikke knuffel, een natte nachtzoen ? Door wie worden ze het allerliefst in bed gestopt ? En waarom ? Neem er ook enkele foto’s bij en vraag of diegene op de foto hen in bed zou mogen stoppen en een dikke nachtzoen geven ? Een lief klein katje ? Een kwijlende grote hond ? Een lieve toverfee ? Een vriendelijk opaatje ? Een groot stekelvarken ? En een … monster ? Bij dat laatste laat je hen de achterflap van het prentenboek zien, waar je het groene monster met roze nagels en tong ziet likkebaarden.
Verwerkingsactiviteiten – Voorlezen Vertel daarna het verhaal, in eigen woorden en met voldoende bombarie, maar maak de eerste vertelbeurt ook weer niet té eng, voor de angsthazen in de klas. Verander je vertelplaats gerust in een iets donkerder monsterholletje en wek daarbinnen die vreemde creaturen tot leven.
–
Monsterparcours (bewegingsverhaal) Het parcours dat het monster aflegt op weg naar het slachtoffer in bed leent zich makkelijk tot een leuk bewegingsverhaal, waarbij je het prentenboek samen met de kleuters in de gymzaal of buiten omzet in actie. Zet het boek om in een aantal scènes. Hieronder vind je een aantal suggesties. Scène 1
Monstermeute doet spelletjes Laat de klas vol monsters eerst een tijdje vrij spelen, per twee, alleen, in groepjes, zoals ze maar willen. Inspireer hen wel via de eerste grote prent en bespreek samen wat die monsters zoal doen om zich bezig te houden. Twee spelen er vuurspuwertje, twee spelen spiegelbeeldje, er zijn er die gekke bekken trekken naar elkaar, een duo
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
doet aan minimonster gooien, er is er eentje dat zich in een kuil verstopt … Geef de kleuters enkele minuten om zich op monsterlijke wijze te amuseren. Scène 2
Monster maakt zich op Ondertussen prepareert het ‘hongerige’ monster zich om op trektocht te vertrekken. Je ziet hem zijn haar kammen. Bedenk met de kleuters wat voor ochtendrituelen de wezens nog allemaal zouden kunnen hebben en geef daarna uitbeeldinstructies. Nemen ze een modderbad of een modderdouche ? Hoe ziet dat er uit ? De monsters schrobben en drogen zich duchtig af of schudden het nat van hun monstervacht. Vergeten de kleuters het monsterparfum niet als finishing touch ?
Scène 3 Fietstocht Als je voldoende fietsjes en bewegingsruimte hebt, kan je nu aan een heuse fietstocht beginnen, zo niet dan doen ze alsof. Doe ze maar goed puffen, ‘kriskras kriskras’ door het kreupelhout. Scène 4
Door het moeras De monsters komen aan bij het moeras. Met een aantal grote blokken mousse kan je een plaats maken waar kleuters een beetje doorheen zakken, als door een zompig moeras. Koppel er gerust opdrachten aan (op één been, op handen en voeten, sluipend).
Scène 5
Naar de top Door de stekelige struiken naar de top van de witbesneeuwde berg – zwiep zwap au ! Laat een dubbele rij kleuters een assortiment stekelige struiken vormen en hun tentakels vervaarlijk uitsteken. Tussen die twee rijen struikgewas moeten de andere kleuters zo vlug mogelijk van de ene kant naar de andere en hoe minder ze geprikt raken, hoe beter. Als ze het einde van de struikenrij bereikt hebben, zijn ze zelf een struik en op die manier gaan ze van de ene kant van de zaal naar de andere : de top van de witbesneeuwde berg.
Scène 6
Op de trap Knierp knerp kraak ! Leer de kleuters een oude mime-truc, namelijk het zogezegde trap op- en afgaan. Doe het zelf eerst voor : zorg voor een scherm, een poppenkast, een laag muurtje of een doek en zorg dat je kleuters je enkel tot je middel kunnen zien. Ga dan een denkbeeldige trap op en af. Dat doe je door door je knieën te zakken en weer te stijgen. Vraag achteraf aan de kleuters hoe dat kon … Leer hen vervolgens het trucje, laat hen oefenen zonder scherm, liefst altijd monsterachtiger en vervolgens voor elkaar ‘optreden’ achter het scherm. Goed voor de beenspieren en grappig.
Scène 7
Bij je bed Het parcours eindigt met een relaxatie, op een rustig muziekje. Het grote meesterof juffenmonster komt ondertussen monstrueuze nachtzoentjes uitdelen op de voorhoofden van de kleuters. Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische competenties – 1.6 – 1.24 – 1.33 Muzische vorming – 4 Beweging – 4.2
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
– Monstergedachten Laat de kleuters nog een tijdje aandachtig kijken naar de monstermuilen uit het boek en voeg er gerust enkele nieuwe uit je eigen collectie aan toe. Laat hen minutieus observeren en verwoorden wat ze zien. Wat zouden de monsters denken ? Waaraan zouden ze denken ? Waar hebben ze zin in ? Kunnen ze net zulke snuiten trekken als de monsters ? Laat hen dat eens proberen … Kunnen de kleuters zich ook inleven in het gevoelsleven ‘des monsters’ ? Hoe kijkt een monster met reuzehonger ? Hoe kijkt een monster dat zin heeft in één van je klasgenootjes ? Hoe ziet een monsterlijk zoengezicht eruit ? En hoe zie je dat een monster bang is ? Werk van klassikaal naar individueel en fluister een aantal kleuters precieze monsterbeschrijvingen in (bijv. : ‘Jouw monster is nog maar net wakker’, ‘Jouw monster is heel erg boos’, ‘Jouw monster is verdwaald in het donkere woud’ …). Kunnen ze ook zelf monstrueus improviseren en allerlei monsterlijke types neerzetten ? Misschien moet je voor een spiegel zorgen, zodat de kleuters hun eigen beestachtigheid kunnen checken en ‘boetseren’. Hiervan opnames maken is uiteraard de boodschap ! Muzische vorming – 3 Drama – 3.2 – 3.3 – 3.4
–
New born monsters Zoek in (dieren)magazines naar zoveel mogelijk exotische fauna (rare vissen, verre amfibieën, grillige zoogdieren …), knip die uit en knip de beesten ook in stukken : poten apart, romp apart, kop apart, naar gelang van het dier in kwestie. Dat is het basismateriaal waarvan kleuters zullen vertrekken om, als heuse dokter Frankensteins, nieuwe monsters samen te stellen die er het liefst zo afschrikwekkend mogelijk uitzien. Laat hen ook de best passende namen bedenken voor hun afschuwwekkend mooie mismaaksels. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 – 1.5 Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5 Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.4
En verder – Nacht- en andere zoenen Het monster uit het boek wil alleen maar een ‘natte nachtzoen’. Krijgen de kleuters er ook wel eens zo één ? Van wie ? Van wie krijgen ze zo’n nachtzoen het liefste en van wie willen ze er liever helemaal nooit één ? Van het monster kunnen ze een ‘natte’ nachtzoen verwachten. Wat voor nachtzoenen zouden er zo nog zijn ? Hoe voelt een droge ? Heb je er ook koude, warme, lange, stiekeme, kleverige ? En zijn er ook andere dan nachtzoenen ? Wat is een dagzoen dan ? Zijn er ochtend-, middagen avondzoenen ? Hoe voelen die ? Wie geeft ze ? Welke soorten zoenen kunnen de kleuters nog zoal bedenken ? Hoe heet een zoen van iemand die je troost ? Van iemand die iets goed wil maken ? Geven dieren zoenen ? Katten ? Honden ? Hou dit taalbeschouwelijke gesprek (met een groepje kleuters) levendig door foto’s te voorzien van onverbiddelijke zoeners van allerhande pluimage. Nederlands – 2 Spreken – 2.13 Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
– Speelversje “Grrrrom Groooaar Boeh ! Er komt een monster naar je toe Een monster met een grote bek Komt naar jou toe en het heeft trek Waar naartoe en wat te doen ? Want het heeft trrrrrek … ! …In een zoen !” (Stijn De Paepe)
Gebruik dit speelversje om een tikspelletje of een ander bewegingstussendoortje in te kleden. Wie is het monster ? Wie wacht er op zijn nachtzoen ? Muzische vorming – 3 Drama – 3.4 Nederlands – 2 Spreken – 2.13
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Lestip
3
Blijven ze nog lang ? Ute Krause Clavis, 2011
Over het boek
Wat geeft het als het gebroed van een gezin rovertjes willens nillens fusioneert met een huishouden prinsessenkinderen met prinses-moeder ? En wat als uiteindelijk de roversmama met een draak trouwt ? Het vraagt in elk geval de nodige tijd om zich aan de nieuwe situatie aan te passen ! De termen ‘nieuw samengesteld gezin’, ‘co-ouderschap’ swingen niet echt, maar een pak kleuters worden ermee geconfronteerd. Dit maffe prentenboek is lekker stout en kaart de thema’s op een speelse manier aan. Voor de derde kleuterklas. A a n d e s la g
Aanzet Knip een aantal grote mannen- en vrouwenfiguren uit, zo divers mogelijk qua leeftijd, stijl en afkomst. Zorg dat er van het ene geslacht meer zijn dan van het andere : neem bijvoorbeeld vier vrouwen- en zes mannenfoto’s. Nu mogen de kleuters koppelaartje spelen en samen met jou hardop nadenken over wie bij wie hoort. Stimuleer hen om daarbij hardop na te denken en stel verhelderende vragen. Zorg dat je op het einde een consensus bereikt en je dus twee heterokoppels en één homokoppel hebt. Waarom hebben ze X aan Y gekoppeld ? Omdat ze op elkaar lijken ? Omdat ze even oud lijken ? Omdat ze hetzelfde gekleed gaan ? Lijken hun mama’s en papa’s en eventuele stiefouders op elkaar ? En zo neen, maakt het dan iets uit of ze op elkaar lijken of niet ? Lijken de kleuters op hun beste vriendjes ? Waarschijnlijk niet, misschien sommige wel … Conclusie : het kan best, maar het hoeft geenszins. Neem er nu het verhaal bij.
Verwerkingsactiviteiten – Alles dubbel ? Het boek is speels uitgewerkt en het werpt een verfrissende en tegendraadse blik op het onderwerp ‘co-oudershap’. Het is een uitgelezen aanleiding om met kleuters uit allerlei gezinnen en gezins samenstellingen over hun thuis en andere ‘thuizen’ te praten. Probeer daarbij niet te confronterend en niet te vergelijkend te werk te gaan, maar zorg dat het gewoon een aangenaam gesprek wordt waarin kleuters ervaren dat wat voor hen normaal is, voor een ander speciaal kan zijn. Waak er vooral over dat je kleuters, bij wie een eventuele scheiding nog recent is, niet gaat bruuskeren. Overweeg goed welke kleuters je voor zo’n gesprek uitnodigt. Ga vooral uit van wat in het verhaal gebeurt. Hoe voelen ze zich erbij als mama en papa ruzie maken ? Zouden kleuters die dat niet kennen het fijn vinden om in twee huizen te mogen wonen ? En wat vinden de co-ouderkleuters ervan ? Hebben ze alles dubbel of reizen ze, net als de roverbroertjes en -zusjes, met hun koffertje heen en weer ? Duurt het hen soms te lang voor ze weer naar mama of papa mogen : als ze bij de een zijn missen ze dan de ander en omgekeerd ? Nederlands – 1 Luisteren – 1.6 Nederlands – 2 Spreken – 2.2 – 2.3 Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.3
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
–
Rovers, prinsessen en draken Verdeel kaartjes met daarop een roversjongen, een prinsesje of een drakenkind lukraak in de kring. Laat de kleuters zich inleven in hun personage en geef hen de ruimte om lustig vuur te spuwen, te roven of zich als een prinses te bewegen. Vertel de kleuters dat je het dagboek van een draken-, een rovers- en een prinsessenkind hebt gevonden, maar dat alle blaadjes door elkaar zaten. Je zal enkele stukken voorlezen en als ze denken dat het over hen gaat, dan staan op en doen ze hun ‘ding’. Spreek dat ‘ding’ eerst af, bijvoorbeeld : de draken spuwen vuur ; de prinsessen doen een reverence en de rovers graaien links en rechts. Bouw de dagboekdeeltjes zodanig op dat het maar geleidelijk aan duidelijk wordt wie er aan het woord is. Drie voorbeelden van dagboekfragmenten : –– “Ik sta op, trek mijn pantoffels aan en daarna ga ik ontbijten. Ik ga aan de lange tafel zitten, neem een boterham en stop die niet in de broodrooster maar ik maak er een toastje van door er gewoon vuur naar te spuwen.” –– “Ik ga naar de badkamer om me te wassen. Ik neem een handdoek en een washandje. Ik laat het bad vollopen. Dan doe ik er twintig scheppen aarde in, zodat ik lekker zwart zie en niemand me herkent als ik op (rovers)tocht ga.” –– “Nu ga ik boodschappen doen. Ik neem een grote tas op wieltjes en het boodschappen lijstje dat papa klaargelegd heeft. Ik doe mijn mooiste jas aan en mijn lakschoenen. Ik fluit. Daar komt de boodschappenkoets al aan met vier witte paarden en een lakei.” Als uitbreiding kan je enkele kleuters zelf een dag uit het leven van een draak, rover of prinses laten verzinnen en dan moeten hun klasgenootjes raden. Nederlands – 1 Luisteren – 1.3 – 1.5 Nederlands – 2 Spreken – 2.10
–
Rover- en andere koffers Verzamel een heleboel spullen die ofwel uitgesproken roverachtig ofwel duidelijk prinsesgebonden kunnen zijn. Wat hebben rovers nodig ? Een net, touw, een katapult, pijl en boog, rovershoed, donkere jas, verrekijker, grote roverszak … En prinsessen ? Alles wat blinkt en glinstert : spiegeltjes, juwelen, een kroon, een feestelijke jurk, een opgedirkt schoothondje … Zorg ook voor spullen die dubbelzinnig zijn en bij allebei kunnen horen : een kam, een flesje water, een pakje boterhammen of een paraplu bijvoorbeeld. Stop al die spullen in twee koffers waar je de kring mee binnen komt en maak dat ze allebei openvallen. Vertel dat de koffers van een roverbroertje en een prinsessen zusje waren, maar dat je niet weet wat in welke koffer zat. Zouden de kleuters kunnen helpen ? Nederlands – 2 Spreken – 2.5 Wiskundige initiatie – 2 Meten – 2.1 – 2.2
–
Aan het huis ken je de bewoner Op de laatste dubbele pagina van het boek zien we de grote familie actief en verenigd. Op de achtergrond zien we de huizen van de verschillende ‘takken’ : rotsachtige kasteeltjes met een mengeling van enerzijds draken- en roverskenmerken en anderzijds prinsessen- en roverkenmerken op de voorgrond en de ‘oude’ prinsessen- en drakenkasteeltjes op de achtergrond. Die moeten de nieuw samengestelde gezinnen symboliseren. Ga met de kleuters aan het associëren en fantaseren : welke sprookjesachtige wezens zijn er zo nog ? En in wat voor kenmerkende woningen zouden die huizen ? Hoe kunnen we van ver zien waar de wolven-, feeën-, heksen- of andere families wonen ? Laat de kleuters zulke huizen (en de bewoners ervan) tekenen.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
En stel nu dat de heksenmama iets begint met een wolvenman en dat een trollenvader een feeënmoeder ontmoet, hoe zouden hun nieuwe huizen er dan uitzien ? In plaats van te tekenen, kan je de kleuters ook heuse mengwoonsten laten ontwerpen aan de hand van kosteloos materiaal : dozen en doosjes, karton en papier. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 – 1.5 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 – 6.3 Nederlands – 2 Spreken – 2.10
En verder – Namen voor roverkinderen en prinsessenkinderen Zoals je kan lezen op de eerste pagina van Blijven ze nog lang ? heten de roverbroertjes en -zusjes van het ik-personage Erwin, Bruni, Roderik, Emma, Amalia en Ewein. Behalve ‘Emma’ zijn dat niet bepaald alledaagse namen. Van de prinsessenkinderen vernemen we niet hoe ze heten en ook moeder en vaders hebben geen namen. Dat vraagt om bemoeienis van de kleuters : onalledaagse namen zoeken ! Je kan daarbij op verschillende manieren te werk gaan. Ofwel laat je de kinderen volledig vrij en mogen ze erop los fantaseren en associëren : niets is fout, als het maar goed gevonden is. Je kan hen wel op weg zetten en tegelijkertijd ontluikende geletterdheid stimuleren door met een Pim Pam Pet-schijf te werken : de naam die de kleuters verzinnen moet beginnen met de letter die de pijl aanwijst. Je kan ook zelf een aantal antieke of in elk geval zeldzame namen verzamelen per letter – Anastasia, Berthold, Constance, Donatella, Elfrida, Friso, Genoveva, Hortensia, Ingmar, Jeremias … Stanislas, Thelonius, Ulrika, Vadim, Werenfried, Xanthippe en Zeno, om maar enkele suggesties te doen – en de kleuters aan de hand daarvan op de wijze van Pim Pam Pet namen bezorgen. Je maakt het extra concreet door de figuren uit het boek te kopiëren en erbij te nemen. Misschien kunnen de kleuters hen een naamkaartje bezorgen ? Nederlands – 2 Spreken – 2.13 Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.3 – 5.5
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Lestip
4
En ? Kitty Crowther De Eenhoorn, 2010
Over het boek
Een boekje met nog geen vijftig woorden maar met des te meer mogelijkheden en kleine nuances. Raadselachtig en tegelijkertijd helemaal zoals kinderen het zich kunnen inbeelden. Wat er gebeurt ? De knuffels op een kinderkamer wachten vol ongeduld op de komst van het kind, om vervolgens samen onder de wol te kruipen. Tot het zover is, vraagt de ene knuffel aan de andere : ‘En ?’ ‘Niks niemendal.’ Tot het markante kereltje er eindelijk is. En dan : ‘Slapen allemaal !’ Leuk boekje – een kleintje – voor de kleintjes, maar niet voor de allerkleinsten : voor drieà vierjarigen. Een typische Kitty Crowther : een raadseltje in prenten. A a n d e s la g
Aanzet De klaspop is er niet. Hij is even bij zijn vriendje in een andere klas en kan elk moment binnen vallen. Je collega zou ze komen brengen. Je begint dus alvast aan andere dingen – het onthaal, de kalender, aanwezigheden – en slaat het klaspopritueel over. Maar je laat duidelijk je ongeduld en misschien wel ongerustheid merken en vraagt herhaaldelijk : ‘Is hij/ze er al ?’ De kleuters zullen daar natuurlijk op inspelen. Vraag aan je collega dat ze de pop na een kwartiertje komt brengen … ‘Hij/ze is er !’ Trakteer de pop vervolgens op een welkom van jewelste.
Verwerkingsactiviteiten – Als we niet op onze (speel)kamer zijn … Ga met een groepje kleuters samen rond de tafel zitten en fris het verhaal van Crowther nog even op. Nu mogen zij hun slaapkamer of speelkamer of -hoek tekenen zoals die er op dit moment uitziet, met alles erop en eraan. Vooral waar hun knuffels of speelgoedmannetjes staan is belangrijk. Hoe jonger de kleuters zijn, hoe sterker je hen daarin zal moeten begeleiden door gerichte vragen te stellen. Leg als ze klaar zijn het verband met En ? Zou er in hun kamer ook iets dergelijks gebeuren als ze er niet zijn ? Zouden hun knuffels en poppetjes ook zo ongeduldig naar hun komst uitkijken ? Zouden ze ondertussen met hun speelgoed spelen, net als de beer en het ‘konijn’ op de prent ? Of veeleer een kopje koffie drinken ? Of … ? Geef de kleuters die het een beetje moeilijk hebben om zich daar iets bij voor te stellen eventueel een duwtje door een stukje uit te spelen met een knuffel en wat speelgoed. Laat de kleuters nu een tweede tekening maken, waarop ze weergeven wat hun kamergenoten zouden uitvoeren in hun afwezigheid. Schrijf er zelf bij wat ze daarover vertellen en fantaseren. Laat hen – misschien in de grotere klaskring – ook vertellen wat ze tekenden en wat hun speelgoed dus volgens hen uitvreet terwijl ze zelf niet op hun kamer zijn. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1 – 6.3
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
– Schaduwen Een van de manieren waarop Kitty Crowther de lange duur van het wachten laat zien is aan de hand van de groeiende schaduwen van de dingen en knuffels in de kamer. Ga met een groepje kleuters rondom het boek zitten en bekijk het samen uitgebreid van prent tot prent. Laat de kleuters verwoorden wat hen zoal opvalt. Als het niet meteen wil vlotten kan je vragen stellen. Wat zien ze in de kamer ? Welke meubels en speeltjes herkennen ze ? Wat zien ze op de vloer ? Wat is er, bij het doorbladeren, telkens veranderd ? Wat zijn die zwarte vlekken op de vloer ? Heeft alles en iedereen een schaduw ? Van waar komt die dan ? Hopelijk is het een beetje mooi weer en kan je buiten in de zon aan de slag. Als de kleuters er al aan toe zijn, kan je samen met hen hun schaduwen opmeten doorheen de hele dag om te zien hoe die telkens langer en langer worden. Ga als volgt te werk : geef elke kleuter een vaste plaats – hij/zij kan zijn/haar naam met krijt op die stip schrijven, of jijzelf – en telkens op een ander tijdstip, ‘meten’ ze vanaf dat punt hun schaduw. Als je per twee werkt, kan de ene kleuter de schaduw van de andere omlijnen en vervolgens eventueel ‘invullen’. Als extra verwerking is een schimmenspel vanzelfsprekend en ook een schaduwenmemory past hier : je selecteert plaatjes van voorwerpen en voorziet plaatjes van de schaduwen van diezelfde voorwerpen. Je kleurt de dingen dus helemaal zwart zodat ze alleen nog te herkennen zijn aan hun omtrek. Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.1 – 1.2 – 1.8 Wiskundige initiatie – 3 Ruimte – 3.2
–
Leon Spilliaert Haal er een boek bij met een overzicht van de belangrijkste schilderijen van de Belgische kunstenaar Leon Spilliaert, bekend om zijn duistere doeken vol grillige schaduwen en tinten van zwart, grijs en donker. Bespreek een aantal werken, laat kleuters daarbij nauwkeurig kijken en benoemen of verzinnen wat ze zien. Aan welk moment van de dag denken de kleuters als ze de schilderijen bekijken ? Wat voelen ze erbij ? Zouden ze in het doek willen springen of er liever hard van weglopen ? Merken ze de schaduwen op ? Laat de kleuters vanuit die observaties en reflecties zelf aan het werk gaan met verf of met potloden, waarbij je er nog eens uitdrukkelijk op wijst dat ze het zwart kunnen gebruiken als ze schaduwen willen weergeven. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.1 – 1.3 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.5
–
Zandloper maken Tijd is voor jonge kinderen een complex, want abstract en ontastbaar, begrip. Manieren om tijd zichtbaar te maken, helpen hen in het begrijpen en vatten van ‘tijd’. Samen met de kleuters kan je een zandloper maken. Via een stappenplan kunnen ze zo zelfstandig mogelijk mee kijken hoe dat in elkaar zit : –– Gebruik twee dezelfde doorzichtige flessen met een schroefdop. –– Maak de schroefdoppen los en lijm ze op elkaar. –– Prik een gaatje door de twee doppen. –– Vul één fles met zand. –– Schroef de aan elkaar gelijmde doppen erop. –– Schroef de tweede fles in de bovenste dop.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Naarmate het gaatje in de doppen groter of kleiner is, zal het zand sneller of trager glijden en zal de zandloper een kortere of langere tijdsduur aangeven. Ook de grootte van de flessen en de hoeveelheid zand bepalen de tijdsduur van de zandloper. Op de flessen kan je een schaalverdeling aanbrengen, zodat je met de kleuters verschillende tijdspannes kan meten. Wat kinderen bovendien erg leuk vinden, is het raden van de tijd. Draai de zandloper om en laat de kinderen hun ogen sluiten. Ze houden ze gesloten, zolang ze denken dat de zandloper nog loopt. Wie zijn ogen open doet, houdt zich muisstil om het niet te verklappen. Een simpel spelletje, maar heel plezierig ! Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.4 – 2.6 Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.3 Wiskundige initiatie – 2 Meten – 2.5 – 2.6
En verder – Versje Herhaal ’s ochtends het wachten op de klaspop uit de aanzet. Het kan een grappig poppenspel tussendoortje worden waarbij jij en je kleuters ongeduldig wachten tot vriend klaspop er eindelijk is. Verstop de pop telkens op een andere plaats. Telkens zeg je het volgende versje : “is hij er al ? niks niemendal ! hij is er toch ? we wachten nog ! wachten maar, wachten maar is hij daar … ? hij is daar !” (Stijn De Paepe)
Ondertussen zoek je de klaspop en roep je af en toe zijn naam. Probeer de kleuters ertoe te brengen dat ze het versje samen met jou in vraag-antwoord opzeggen : jij zegt ‘Is hij er al ?’, de kleuters antwoorden : ‘Niks niemendal !’ enzovoort. Aan de hand van het versje kan je ook leuke verstopspelletjes doen met de kleuters zelf – ‘Is hij er al ?’ Muzische vorming – 3 Drama – 3.2 – 3.3 – 3.4 Nederlands – 1 Luisteren – 1.3 Nederlands – 2 Spreken – 2.13
–
Tafelpoppenspel en drama Dit verhaal vraagt erom om door jou en door de kleuters te worden uitgespeeld. Een toegankelijke manier om dat te doen is aan de hand van een tafelpoppenspel. Verzamel een aantal knuffels en één mensenpop en werk en speel het verhaal uit : de knuffels die ongeduldig wachten en elkaar opjutten op een kinderkamer tot het kereltje uiteindelijk arriveert. Als je het verhaal één keer zelf uitgespeeld hebt, bied je het decor en de poppen vervolgens aan in een hoek om er de kinderen, al dan niet onder jouw begeleiding, zelf mee aan de slag te laten gaan. Een andere manier om het verhaal ten volle te beleven is het omzetten in een dramaspel. Daarbij spelen ofwel jij ofwel een kleuter het menselijke personage uit het boek en de andere kleuters zijn de knuffels en poppen. Met berenoortjes, mutsjes, konijnenflappen, kattenstaartjes en andere aanhangsels kan je ervoor zorgen dat alle kleuters er knuffelachtig uitzien. Muzische vorming – 3 Drama – 3.2 – 3.3 – 3.4 Nederlands – 2 Luisteren – 2.5 – 2.10
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Lestip
5
Nippertje Rian Visser en Noëlle Smit (ill.) Gottmer, 2012
Over het boek
Nippertje is een herkenbaar prentenboek voor kleuters en hun moeders. Een klein egeltje moet naar school, maar ziet onderweg de ene attractie na de andere die het waard is om even bij stil te staan. Hoewel zijn naam anders doet vermoeden, is Nippertje nooit op het nippertje, maar altijd te laat. De bloemen staan er zo mooi bij, de veters moeten nog gestrikt, er moet nog piano gespeeld, er moet zelfs nog worden opgeruimd. De ontknoping is verrassend : Nippertje is door zijn getreuzel net op tijd om meneer Vogel te redden, die onderuitgezakt op zijn stoel zit. Eind goed al goed … leve Nippertje ! Een boek voor de tweede of derde kleuterklas. A a n d e s la g
Aanzet Kies een moment uit om dit verhaal te vertellen, waarop je maar op het nippertje in de klas aankomt. Als ze bijvoorbeeld van de speelplaats komen, of van de gymzaal en je hen daar altijd stipt in begeleidt naar de klas, laat je dat nu eens over aan een collega en kom je zelf ‘op het nippertje’ de klas binnen, in elk geval na je kleuters. Zorg dat ze duidelijk zien dat je je hebt moeten haasten, maar wees blij dat je er op het nippertje toch nog bent. Herhaal ook de uitdrukking ‘op het nippertje’ een paar keer expliciet. Leg de link tussen je eigen aankomst en het kleine Nippertje van het prentenboek en begin te vertellen.
Verwerkingsactiviteiten – Nippertjes hoeken Als je dit boek centraal stelt, kan je de hoeken in je klas probleemloos integreren in de wereld van Nippertje. Hoge torens Verzamel stapelbare dozen, doosjes en blokken. Maak er gerust een zootje ongeregeld van. Laat de kleuters aan het werk gaan om – als rasechte Gaudi’s en Facteur Chevals (Facteur Cheval was bekend om zijn outsiderkunst, cf. : www.facteurcheval.com) – eclectische bouwwerken te maken. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.5 Auto’s opruimen Verdriedubbel het aantal speelgoedautootjes van de klas (leen er bij je collega’s) en leg al dat blik in de autohoek. Voor een keer gaan ze niet zomaar ‘met de autootjes spelen’. Ze gaan ‘opruimen’ ofte parkeren. Net zoals auto’s in de stad zichzelf opruimen door netjes binnen vakjes te gaan staan, gaan ook de kleuters ‘parkeerdertje’ spelen. Voorzie dagelijks nieuwe manieren : van groot naar klein, per kleur, per soort … Enkel voor de liefhebbers. Wiskundige initiatie – 2 Meten – 2.3
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Nog een klein liedje op de piano Niks vindt een kleuter zo leuk als op een piano pingelen. Het kost wellicht weinig moeite om een elektrisch orgeltje/synthesizer/pianootje te lenen, waarop kleuters, met de koptelefoon aangesloten, kunnen improviseren. Bij het terugblikken in de kring mogen de kleine Beethovens als ze dat willen wel een stukje van hun composities laten horen. Muzische vorming – 2 Muziek – 2.5 Veters nog strikken Voorzie een grote bak met veters en veterschoenen zonder veters. Zorg ook dat er in de klas voldoende veterschoenen mèt veters beschikbaar zijn als model. Laat de kleuters nu zelf uitvissen hoe ze veters in schoenen krijgen. Kunnen ze ze vervolgens al strikken ? Lichamelijke opvoeding – 1 Motorische vaardigheden – 1.28 – 1.29 Op de bus Maak in één van de hoeken plaats voor een heuse bus. Dat wil zeggen : enkele rijen stoelen met één stoel vooraan, een groot stuurwiel en een chauffeurspet (zoals de pad in het verhaal). Dat volstaat in principe als je er de verbeelding van de kleuters aan toevoegt, maar alle extra aankleding (versnellingspook, microfoon …) is natuurlijk welkom. Met grote stukken karton kan je zorgen voor de carrosserie : je snijdt er zelf de ramen uit en vervolgens zet je een groepje kleuters aan het werk om de bus te versieren. Hij mag lijken op die uit het boek, maar dat hoeft natuurlijk niet. Muzische vorming – 3 Drama – 3.2 Boeketje onkruid In het prentenboek blijft Nippertje hangen bij de mooie bloemen van de buurman. Als je wat nader toekijkt zie je Nippertje tussen de distels staan. Best grappig en helemaal herkenbaar voor kleuters, die vaak moeilijk inzien wat rozen en tulpen voorhebben op boter- en paardenbloemen. Ga met je kleuters dus op pad in een buurt waar bloemig onkruid welig tiert : herderstasjes, paardenbloemen, boterbloemen, klaprozen, distels, dovenetels, wilde viooltjes, madeliefjes, kamille, berenklauw en zo voort. Laat de kleuters volop zoeken naar mooie wilde bloemen, ze mogen ze ook plukken om zo de klas (of één hoek ervan) op te vrolijken met wilde boeketten naar de smaak van Nippertje. Een en ander hangt natuurlijk af van het tijdstip waarop je dit doet : de meeste veldbloemen kom je pas in april tegen … Wereldoriëntatie – 1 Natuur – 1.2 – 1.4 – 1.13
–
Nippertjes bordspel Maak van Nippertjes treuzelparcours een bordspel, met de haltes uit het boek. De pionnen zijn wijn- of champagnekurken waarop je stekels en twee oogjes hebt gemonteerd. Misschien één grote en één kleine kurk, voor mama en Nippertje ? Het einddoel is de bus naar school. Koppel aan de haltes dan ook kleine opdrachten, waarin ze moeten slagen voor ze verder mogen. –– Bij de blokjeshalte : maak met alle blokken van recyclagemateriaal een toren die minstens vijf seconden zelfstandig blijft staan. –– Bij de auto-opruimhalte : zet binnen een bepaalde tijd een lego- (of ander demonteer baar) autootje in elkaar. –– Bij de pianohalte hoort een speelgoedorgeltje (of -klokkenspel) : wie aan de beurt is, speelt aan de hand van een legende een bekend klasliedje, de tweede moet raden hetwelk.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
–– ––
Bij de veterstrikhalte : strik de veters van een schoen. Bij de bloemenhalte hoort een voeldoos met verschillende echte veldbloemen, de bijhorende kaartjes met de afbeelding ervan (paardenbloem, boterbloem, madelief, klaproos, dovenetel …) : trek een kaartje en zoek de afgebeelde bloem op de tast. –– Wie op de snoepjeshalte belandt krijgt … een snoepje. –– En uiteindelijk eindigen de Nippertjes op de bus naar school. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.11 Wiskundige initiatie – 1 Getallen – 1.2
En verder – Dagelijks een goeie mop Om meneer Vogel op te beuren vertelt Nippertje hem ‘een paar van zijn leukste moppen’. Toevallig doen kleuters dat ook heel graag, maar meestal raken ze het noorden kwijt midden in de clou. Misschien kan je, in de periode dat je rond Nippertje werkt, een moppentrommel bijhouden en elk dagdeeltje beginnen met een mop : als de kleuters er geen weten, halen ze er één uit de trommel. Op www.kindermoppen.be vind je een boel dijenkletsers op kleutermaat. Je kan ook net als Nippertje proberen om, als er een kleuter wat sikkeneurig is, hem op te beuren met een leuke mop. Nederlands – 1 Luisteren – 1.5 – 1.6 Nederlands – 2 Spreken – 2.2
–
Kaartje voor meester Vogel Voorzie een ruim aantal telefoonboeken of andere dikke boeken waartussen de veldbloemen die de kleuters tijdens de wandeling plukten (zie : eerder), kunnen drogen. Met die gedroogde bloemen maken ze een stilleven op de voorzijde van een prentkaart. Het probleem is dat dat drogen van bloemen een aantal dagen in beslag neemt – je mag rekenen op ruim een week. Daarom is het makkelijker dat de kleuters enerzijds hun eigen bloemen drogen, maar anderzijds aan de slag gaan met veldbloemen die je zelf een week tevoren hebt geplukt en gedroogd. Hun eigen gedroogde bloemen kan je later in de klas nog gebruiken (collages, mixed media met bloemen, verf en ander materiaal …) Je kan ervoor kiezen om de kleuters kaartjes te laten maken voor meester Vogel – je ziet er al een aantal hangen aan een draad boven zijn ziekenhuisbed. Maar uiteraard mogen ze iemand die ze persoonlijk kennen en die ziek is ook een kaartje bezorgen. Muzische vorming – 1 Beeld – 1.2 – 1.4
– Speelversje Gebruik het versje hieronder bij een loop- of tikspelletje of bij een poppen- of uitbeeldingsspel rond het verhaal : “Rennen, Nippertje, ren je rot Is je uurwerk soms kapot ? School begint en bus is daar. Rennen, Nippertje, rennen maar !” (Stijn De Paepe)
Muzische vorming – 3 Drama – 3.4 Nederlands – 2 Spreken – 2.13
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Lestip
6
Vriendjes vandaag en morgen … later als ik groot ben Hans Kuyper en Alice Hoogstad (ill.) Leopold, 2012
Over het boek
Dit boek is een verzenbundel met vlotte gedichten die apart te lezen zijn, maar die wel één geheel vormen. Vers per vers worden kleuters wegwijs gemaakt in het thema ‘tijd’. Van ‘vier jaar geleden’, via ‘volgende week’, ‘gisteren’ en ‘tien minuten geleden’ tot ‘nu’, ‘morgen’, ‘volgend jaar’ en ‘later als ik groot ben’. Van geboorte (‘vier jaar geleden’), via verjaardag (‘nu’) tot droomjob (‘later, als ik groot ben’). De versjes bekken goed en liggen makkelijk in het oor. De prenten zijn kleurrijk en speels met veel ruimte voor details. Doelpubliek : derde kleuterklas. A a n d e s la g
Aanzet Ideaal is, als je dit boek kan vertellen in een week waarin er een of enkele kleuters verjaren. Aansluitend bij hun verjaardagsfeestje sla je het boek open en begin je te vertellen bij de middelste pagina : het verjaardagsfeest voor Schaap, het ‘Nu’ : “Nu schiet me iets raars te binnen : er komt geen einde aan dit feest ! Want echt, en zonder overdrijven ‘nu’ dat zal het altijd blijven en ‘nu’, dat is het steeds geweest.” Je hoeft niet te lang stil te staan bij de filosofische kwestie ‘nu’, dat is iets voor verder in de verwerking en het begrip ‘nu’ krijg je klassikaal sowieso moeilijk verhelderd. Vraag aan de jarigen of ze al lang uitkijken naar hun verjaardag. Hoe lang al ? Sinds gisteren ? Sinds vorige week ? En als dit feestje voorbij is, hoe lang duurt het dan voor ze nog eens jarig zijn ? En hoeveel keer willen ze eigenlijk jarig zijn ?
Verwerkingsactiviteiten – Eigen tijdslijn Hou een beknopt klassikaal gesprek naar aanleiding van het boek. Wat is er vier jaar geleden met Schaap gebeurd ? En nu ? En wat ging ze ook weer over een maand doen ? En over een jaar ? En als ze groot was ? Teken die gebeurtenissen op een tijdslijn. Ga daarna met een apart groepje kleuters aan de slag. Laat hen zoveel mogelijk zelf doen. Ze beginnen met, op een half A3-blad (zodat je een behoorlijke strook hebt), een lange pijl te tekenen met de punt naar rechts. Bespreek met de kleuters waar ze ‘nu’ zouden schrijven. In het midden is het meest logisch omdat er al heel wat voor hen was en hen nog heel wat achterna komt. Misschien kan de datum erbij ? Wat zouden ze aan het begin van de pijl zetten ?
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Hoeveel jaar geleden is het ‘begin’ van hun leven ? Misschien kunnen de kleuters op die plek een baby’tje tekenen ? Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.1 – 5.2 Wiskundige initiatie – 2 Meten – 2.9
–
Tijdloze versjes Ga met een groepje aan de slag om zelf versjes over hun leven en de tijd te maken, naar het voorbeeld van Hans Kuyper. Zo’n poëzieactiviteit organiseren is best moeilijk dus je zorgt best voor een aantal aanzetten, waaraan kleuters nieuwe versregels kunnen breien. Van nul beginnen is geen goed idee, je zorgt dus het best voor een aantal opstartwoorden die al een zeker metrum suggereren. Dat ritme mag je in die aanzetten sterk benadrukken, zodat je kleuters op weg zet naar aanvullingen die een beetje muzikaal klinken. Bijvoorbeeld : –– ‘Gisteren heb ik …’ –– ‘Morgen ga ik …’ –– ‘Als ik groot ben …’ –– ‘Toen ik klein was …’ Als dat maar moeizaam gaat, kan je de kleuters aanvulrijmpjes laten vervolledigen. Begin de rijmpjes telkens met een tijdsbegrip. Bijvoorbeeld : –– ‘Volgend jaar word ik zes En ga ik naar de reken … (les)’ –– ‘Vorig jaar was ik vier En toen zat ik nog niet … (hier)’ –– ‘Straks mag ik met papa mee Ik speel, ik eet en kijk … (tv)’ –– ‘Vijf jaar geleden, kon je me niet horen Want ik was nog niet … (geboren)’ Nederlands – 1 Luisteren – 1.4 Nederlands – 2 Spreken – 2.13 Nederlands – 5 Taalbeschouwing – 5.5
–
Later als ik groot ben Vriendjes vandaag en morgen eindigt met dit versje : “Dit droom ik vaak : ik ben de schipper van een grote boot op zee. Ik ben niet bang, want ik kan zwemmen en als het moet ook haaien temmen. De vriendjes mogen gratis mee.” Van welk beroep dromen de kleuters ? Aan de hand van een uitbeeldingsspelletje – nog fijner met een verkleed- en spulletjeskist in de buurt – of een rondje Pictionary, laat je hen zeggen welk beroep ze willen uitoefenen ‘later als ze groot zijn’. Vraag hen telkens waarom ze dat wel zouden willen. Omdat hun papa of mama dat ook doet ? Omdat het hen spannend lijkt ? Bekijk vervolgens samen met de kleuters de prent bij ‘Vanavond’. Aan Schaaps kamer kan je duidelijk afleiden wat haar droomjob is. Zo’n droomkamer willen wellicht alle kleuters wel.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Ze mogen kiezen of ze een tekening of schilderij of een maquette maken van de ‘kamer van hun droomjob’. Zorg voor materiaal in veelvoud : magazines, kranten, verf, stiften, potloden, karton, schoendozen. Als iedereen klaar is, organiseer je natuurlijk een ‘kijk-eens-in-mijn-kamertjes’-dag : kunnen de kijklustige kleuters raden van wie welke kamer en welk droomberoep is ? Muzische vorming – 1 Beeld – 1.4 Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.1
En verder – Een origineel verjaardagscadeau Praat met een groepje (jarige en bijna jarige) kleuters over cadeautjes krijgen en geven. Wat krijgen en kregen ze zoal met hun verjaardag ? Zijn daar, als ze eerlijk zijn, niet heel wat spullen bij die ze misschien niet echt nodig hadden of waar ze maar even mee gespeeld hebben ? Als ze nu eens verjaardagscadeaus voor elkaar zouden bedenken die origineel zijn, maar die geen of nauwelijks geld kosten ? Ze hoeven zelfs helemaal niet leverbaar te zijn. Misschien geef je het best een voorbeeld. Een hele dag mooi weer ? Een snoepjespapierenalbum ? Een rondleiding door je huis en tuin ? Laat de kleuters maar verzinnen. Stop hun suggesties, voorzien van de nodige pictogrammen of beelden in een doos, en laat de eerstvolgende jarige maar een ‘kosteloos cadeau’ graaien ! Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1 Nederlands – 2 Spreken – 2.5 – 2.6
–
Schipperskind en schippersouders Het laatste versje in Vriendjes vandaag en morgen gaat over de wens om later schipper te worden. Misschien willen wel meer kleuters dat ? Vzw De Schroef (www.deschroef.be) is een organisatie die zich inzet voor schipperskinderen en die ook kleuteronderwijs verstrekt. Je zou met hen, of met een andere instantie, contact kunnen opnemen voor een bezoek met de kleuters aan een school of opvangplaats voor schipperskinderen. Of je bezoekt een boot met schippersgezin. Of je laat een schippersgezin jouw klas bezoeken. Of misschien woont één van de kleuters op een woonboot ? Nederlands – 2 Spreken – 2.7 – 2.8 Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.3 – 4.5
–
Naar het randje van de kaart “Nog even en dan gaan we varen naar het randje van de kaart. Het is druk, dus wordt het dringen. We gaan zeemansliedjes zingen ! Hou je vast ! Behouden vaart !” Zorg voor een hoek, een tafel met kaartmateriaal : landkaarten van je stad of gemeente, van België, van Europa en andere landen, een wereldkaart … Een wereldbol hoort hier ook thuis. Zorg ook voor kleine speelgoedbootjes, waarmee de kleuters vanaf een bepaald startpunt mogen varen tot ‘het randje van de kaart’. Waar belanden ze ? Bevaren ze nu rivieren of zitten ze op zee ? Is er wel een waterweg naar het randje van de kaart ? Misschien hebben ze andere vervoersmiddelen nodig ?
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
De oudste kleuters kan je heuse vaartrajecten laten afleggen. Ze moeten bijvoorbeeld van Gent naar Ieper varen, of van Oostende naar Doornik. Zorg voor duidelijke en ondubbelzinnige opdracht- en woord/beeldkaarten. Ze kunnen ook uitzoeken naar en door hoeveel landen ze heen kunnen varen vanuit België. Nederlands – 3 Lezen – 3.2 – 3.3 Wereldoriëntatie – 6 Ruimte – 6.5 Wiskundige initiatie – 3 Ruimte – 3.1
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters
Colofon Jeugdboekenweek 2013 Een zee van tijd Lestips, werken met boeken in de klas Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Sofie Daniëls, Miek Driesen, Joke Gevaert, Katrien Goeman, Ariane Moreels, Stijn De Paepe, Nathalie Serraris, Raf De Smedt, Inge Umans en Veerle Verbruggen Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen Illustraties : Kaatje Vermeire Grafisch ontwerp : Kris Demey isbn 9789077178607 d/2012/9654/7 De lestips voor kleuters werden geschreven door Stijn De Paepe. Hij is germanist en geeft Nederlands en taalvaardigheid aan studenten Bachelor Kleuteronderwijs van de Gentse Arteveldehogeschool. Hij combineert een kritische kijk op kinderliteratuur met een grote liefde voor het genre en schrijft zelf al eens een verhaal of een gedicht voor kleuters. Verder is hij docent aan het Katholiek Hoger Instituut voor Opvoedkunde waar hij taaldidactiek in de kleuterschool samen met mensen uit het werkveld behandelt. Jeugdboekenweek 2013 vindt plaats van 2 tot 17 maart. Jeugdboekenweek is een project van Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en staat onder de hoge bescherming van H.K.H. Prinses Mathilde.
www.jeugdboekenweek.be www.stichtinglezen.be V.u. : Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor kleuters