LESTIPS
Stichting Lezen presenteert
EEN ZEE VAN TIJD
eerste leerjaar
JEUGDBOEKENWEEK 2 4 17 MAART 2013
www.jeugdboekenweek.be
Inleiding Tijd voor boeken In 2013 neemt de Jeugdboekenweek de tijd. Ze kijkt naar het verleden en richting toekomst, telt de dagen van de week en ziet de seizoenen passeren. Ze is opgejaagd en ze verveelt zich. Ze denkt na over de eeuwigheid. Ze zet de tijd stil. Ze zoekt het juiste verhaal en laat het voor altijd duren. Laten we eerlijk zijn : boeken delen vinden we één van de leukste dingen die er zijn. Deze bundel wil je dan ook uitnodigen om boeken naar de klas te halen en om je klas onder te dompelen in een wereld van verhalen.
Boeken in de klas Ter gelegenheid van de Jeugdboekenweek 2013 stelde Stichting Lezen samen met een redactie uit het onderwijs zes boekenpakketten samen. Elk pakket bestaat uit een gevarieerde selectie van zes bijzondere boeken over tijd, met aandacht voor verschillende genres. Scholen bestellen de pakketten met korting via www.jeugdboekenweek.be. Je kan deze boeken aan je klas tonen en voorlezen. Maar er kan meer ! Deze bundel biedt een uitgewerkte lessuggestie bij elk boek uit de boekenpakketten. Elke lessuggestie volgt hetzelfde stramien : –– Aanzet : manieren om het boek te introduceren –– Verwerkingsactiviteiten : tips voor een creatieve verwerking of nabespreking –– En verder : extra – kortere – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de Jeugdboekenweek óf daarna. Verder noemt elke tip de concrete eindtermen en ontwikkelingsdoelen die je met deze activiteiten realiseert.
Met de klas naar de bib In opdracht van de bibliotheken schreef Kristien Dieltiens een spannend, historisch vervolgverhaal voor Jeugdboekenweek 2013 : Loewie en het mysterieuze boek. Benjamin Leroy maakte er ontwapenende prenten bij, vol historische details. Het verhaal begint in de bib : een mysterieus boek en een amulet nemen Loewie mee terug in de tijd. Wil hij terug naar 2013 reizen, dan moet hij een reeks tijdvakken doorlopen. Hij start in de prehistorie, en ontmoet later Egyptenaren, Grieken, Vikingen en zelfs Christoffel Columbus. Tijdvakken opschuiven kan als hij raadsels oplost en opdrachten uitvoert. Individuele bezoekers en klassen kunnen Loewie daarbij een handje helpen : neem dus zeker contact op met de bib in je buurt ! In het verhaal zitten bovendien tal van aanknopingspunten met het Jeugdboekenweek-thema : de evolutie van mode, geloof, speelgoed, eten en gewoontes door de eeuwen heen bijvoorbeeld. Het verhaal staat op panelen in je lokale bib, en kan je downloaden via www.jeugdboekenweek.be om thuis van te genieten of in de klas mee te werken.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Tot slot Luisterpunt Moeilijke lezers in de klas ? Dankzij een samenwerking met Luisterpunt zijn alle boeken uit de pakketten (behalve die voor kleuters en enkele boeken voor het eerste leerjaar) als Daisy-boek verkrijgbaar voor kinderen met een leesbeperking. Meer info op www.luisterpunt.be. A lt i j d v o o r l e z e n 2013 is Jaar van het Voorlezen ! Het hele jaar lezen we met z’n allen massaal voor. Ook tijdens de Jeugdboekenweek natuurlijk, en ook aan kinderen die al lang zelf kunnen lezen. De website www.voorlezen.be verzamelt alle informatie over voorlezen. K i n d e r e n t o e g e lat e n www.jeugdboekenweek.be is er voor volwassenen, met alle info over de Jeugdboekenweek, én voor kinderen. Vanaf februari vinden zij er boekentips, weetjes en spelletjes, en een overzicht van de Jeugdboekenweekactiviteiten in hun buurt. Leuk voor tussendoor in de klas! Va n u w r e p o r t e r t e r p laat s e De Jeugdboekenweek start op zaterdag 2 maart 2013 met de 24 Uur van de Jeugdboekenweek. Eerst wordt op zaterdagmiddag de Cultuurprijs 2011-2012 voor Jeugdliteratuur uitgereikt. Daarna is het 24 uur lang non-stop al jeugdboeken wat de klok slaat. Boekhandels, bibliotheken en andere bijzondere leesplekken trekken de Jeugdboekenweek op gang met lezingen, workshops, tentoonstellingen … De site doet verslag in woord en beeld – ook ná deze eerste 24 uur. Doet u iets in uw school tijdens de Jeugdboekenweek? Laat het ons zeker weten !
Maar blader nu vooral snel verder, krijg de smaak te pakken en breek de grenzen van de Jeugdboekenweek open. Want leesplezier laat zich niet vangen in twee weken !
Veel succes!
Stichting Lezen
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
L E S T I P S B I J b o e k e n pa k k ette n VAN J E U G D B O E K E N W E E K 2 0 1 3
EERSTE LEERJAAR – – – – – –
Bramenjam – Natascha Stenvert (The House of Books, 2010) De buik van mama – Jo Witek en Christine Roussey (ill.) (Lannoo, 2011) Het uur bij tuur – Riet Wille en Frank Daenen (ill.) (De Eenhoorn, 2012) Mare en de dingen – Tine Mortier en Kaatje Vermeire (De Eenhoorn, 2010) Mijn eerste seizoensgroeiboek – Heidi Walleghem en Doesjka Bramlage (ill.) (Davidsfonds/Infodok, 2010) Pomelo groeit – Ramona Badescu en Benjamin Chaud (ill.) (Lannoo, 2011)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Lestip
1
Bramenjam Natascha Stenvert The House of Books, 2010
Over het boek
Een koppel wil bramen plukken om er daarna lekkere bramenjam van te maken. Maar de hond van de buren verpest de plukrijpe braambessen door ertegen te plassen. Daar bedenkt het koppel wat op : zélf bramen planten ! Met boeiende prenten illustreert Bramenjam het wachten én de groeicyclus van de bramen. En er is meer voor wie goed kijkt : verdoken verhaaltjes over een vliegende citroen en een braambes, een apenfamilie, een krokodil, een meisje en een schilderij. Een woordeloos prentenboek dat veel te bieden heeft … als je de tijd neemt. A a n d e s la g
Aanzet Laat de kinderen plaatsnemen in de kring. Toon het boek. Laat de kinderen de kaft ontdekken. –– Wat zie je op de cover ? –– Wat is de titel ? –– Er staat één naam op, wie zou dat kunnen zijn ? Vertel dat je het verhaal zal voorlezen. Laat de prenten één voor één zien. Je kan dit best snel doen. Uitleg geven doe je niet. De kinderen zullen vast snel reageren wanneer ze ontdekken dat er geen tekst bij de prenten staat. Ga hier even op in voor je verder gaat. Laat de kinderen nadien zelf verzinnen welk verhaal verteld wordt met de prenten. Alles kan ! Geef hen de tijd om in de loop van de dag, individueel of in groepjes, in het boek te kijken. Als dagafsluiter hou je nog een kringgesprek : –– Wat vind je van boeken zonder tekst ? –– Spreken de prenten je aan ? Waarom (niet) ? Leg het boek nadien op een plaats waar de kinderen er nog regelmatig in kunnen kijken. Nederlands – 2 Spreken – 2.5
Verwerkingsactiviteiten – Hoofdverhaal Ga op ontdekkingstocht in het boek : toon de prenten rustiger en deel per deel. Hou per getoond deel een nabespreking. Deel 1 –– ––
Neem het boek door van het begin tot aan de prenten waarop de hond plast. Wat willen de man en de vrouw maken ? (bramenjam) Lukt dat meteen ? (Neen, want wanneer ze bramen willen plukken, plast een hond tegen de struik.)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Deel 2 ––
Deel 3 –– ––
Deel 4 –– Deel 5 –– ––
–
Ga verder tot de prenten waarop de zaadjes aangekomen zijn. Wat zijn de man en vrouw van plan ? (Ze bestellen zaadjes en vullen alvast een pot met aarde. Ze willen zelf bramen planten.) Ga verder tot de prenten die een eerste braambes tonen aan de struik. Hangen er meteen bramen aan de struik ? (Neen, dat duurt even. De struik moet nog groeien.) Wat moet je doen om een plantje te laten groeien ? (Er goed voor zorgen : het plantje in het licht zetten en regelmatig water geven.) Ga verder tot de prenten waarop het koppel met hun potje confituur naar de bromfiets gaat. Hoe maak je confituur ? (Je moet de bramen plukken en koken.) Ga door tot op het einde. Wat willen de man en vrouw doen ? (picknicken) Wat gebeurt er dan ? (De hond plast over hun picknick. Weer geen boterham met bramenjam !)
Verborgen verhalen Het hoofdverhaal van het boek besprak je hierboven. Wijs de kinderen erop dat het boek ook kleine, verborgen verhaaltjes bevat. Scan de prenten op pagina 5, 6, 7, 8, 9, 10, 13, 14 en 15 in. Vraag de kinderen vervolgens om dit keer niet naar de man en vrouw te kijken, maar naar het meisje met de opblaaskrokodil en de krokodil in de vrachtwagen. Kunnen ze het ‘krokodillenverhaal’ samenvatten ? (Dat verhaal gaat ongeveer als volgt. De krokodil in de vrachtwagen ziet het meisje met de opblaaskrokodil, wordt verliefd op de nepkrokodil en ontsnapt. Het meisje schrikt wanneer ze de echte krokodil ziet. De robot heeft alles gezien en gaat op zoek naar de echte krokodil, terwijl de echte krokodil op zijn beurt op weg is naar de nepkrokodil die in de bramenstruik ligt. Ook de leverancier van de krokodil en de persoon die op de krokodil zit te wachten gaan achter de krokodil aan. Het is uiteindelijk de robot die hen de echte krokodil bezorgt.) Laat de kinderen daarna zelfstandig de andere verborgen verhalen zoeken. Het gaat om : –– de apenfamilie die doorheen het ganse verhaal meeverhuist. –– de vliegende citroen en braambes die elkaar tegenkomen, verliefd worden en kinderen krijgen. –– het schilderij van de prinses en de kikker (De prinses vindt een kikker, de kikker wil haar kussen maar dat vindt de prinses vies. Ze schrikt wanneer de kikker plots praat. Ze kust hem toch en hij verandert in een prins. Al heeft de prins nog steeds iets van een kikker, want hij hapt met zijn ontzettend lange tong een vliegje naar binnen.) Het zoeken naar verhalen doen ze met jouw ingescande prenten. Die projecteer je als je klassikaal wil werken of je giet ze in een Powerpoint wanneer je kleine groepjes op de klascomputer wil laten zoeken. Het is natuurlijk een meerwaarde als de kinderen in het boek zelf mogen opzoeken. Zorg dan wel dat ze niet met meer dan drie zijn. Nederlands – 1 Luisteren – 1.1 Nederlands – 2 Spreken – 2.6 Nederlands – 3 Lezen – 3.5
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
En verder
– Confituur Een boek dat Bramenjam heet ? De ideale aanleiding om zelf confituur (‘jam’) te maken ! Zoek samen met hen een recept voor confituur op in kookboeken, via het internet of vraag (groot)ouders naar familierecepten. Om de opdracht in te bedden in het Jeugdboekenweek-thema neem je alle tijdsaspecten goed in acht, bij het vergelijken van de recepten en bij het koken zelf. –– Hoe lang moet het fruit koken ? –– Na hoeveel tijd is de confituur koud ? –– Hoe lang duurt het om de ingrediënten af te wegen ? –– Hoe lang duurt het om potjes te vullen ? Werk met kookwekkers, maar gebruik ook andere instrumenten om de tijd te meten : een wijzerklok, een zandloper, een stopwatch … Ook de keuze van het fruit is belangrijk. Neem er een seizoensgroente- en fruitwijzer bij. Elke maand kent zijn seizoensfruit : dat zijn fruitsoorten die traditioneel groeien in ons land tijdens een bepaald seizoen. Tijdens de Jeugdboekenweek zijn er bijvoorbeeld geen bramen, maar is er wel rabarber. Door de kassenbouw en de globalisatie is het meeste fruit echter het ganse jaar door verkrijgbaar. Sta daar even bij stil. Wat heeft dat voor (ecologische) gevolgen ? De kinderen brengen elk een potje mee : zo krijg je net als in het boek een bonte verzameling potjes. Nadien komt er een etiket op. Hun naam (of de naam van de confituursoort) schrijven ze in dezelfde stijl als de titel van het boek. Elke letter is dus een beetje hol en kleuren ze in naar wens. Eventueel kan je deze etiketten al maken op computer zodat de kinderen ze enkel nog moeten inkleuren. Nederlands – 4 Schrijven – 4.1 Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik Wereldoriëntatie – 5 Tijd – Dagelijkse tijd – 5.1
–
Van zaadje tot plant Koop een pakje tuinkers en een pakje met bonen. Zaai de tuinkers op een schaaltje met watten of een beetje aarde. Zorg dat de watten of aarde vochtig zijn. Tegelijkertijd plant je ook een boon in een potje half gevuld met aarde met daarbovenop watten. De watten zorgen ervoor dat je het groeiproces van de boon goed kan volgen. Zorg ervoor dat de watten steeds goed vochtig blijven. Elke dag laat je de kinderen een foto nemen van de tuinkers en de boon. De foto’s bewaar je op computer, of je print ze in zwart-wit. Elke foto stelt één dag voor. Zo kunnen de kinderen goed het tijdsverloop bijhouden waarbinnen de tuinkers en de boon groeien. Na enkele dagen zullen ze merken dat de tuinkers stopt met groeien, maar dat de boon nog steeds doorgroeit. Sta stil bij de tijdsbegrippen ‘traag’ en ‘snel’, ‘kort’ en ‘lang’. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.1
– Kaders Gebruik de prenten die je eerder inscande om de verborgen verhaallijnen te laten ontdekken. Deze keer kijken de kinderen vooral naar de illustratietechniek. Wat is er zo speciaal aan de tekeningen ? (Sommige delen zijn getekend, andere delen lijken foto’s, nog andere lijken uit stofjes opgebouwd …) Toon daarna de binnenkant van het boek waar de fotokaders staan afgebeeld. Die hebben allemaal een gouden rand en zijn mooi versierd. Zorg dat de kinderen vooral de kaders goed bekijken.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Vertel er ook bij dat de mensen vroeger geen foto’s konden maken. Ze lieten portretten schilderen. Dat duurde erg lang en het was heel duur bovendien. De kaders die prenten omlijstten waren dan ook echte kunstwerkjes. Laat hen een stuk karton meebrengen ter grootte van een A3-blad. In het midden kleef je een wit A4-blad. Dat mag kladpapier zijn. Zo krijg je rondom het witte blad een kader. In die rand brengen de kinderen met papier maché proppen of stroken aan (niet op het witte blad) : het is de bedoeling dat de kader dikker is. In de hoekpunten zorgen ze voor extra versieringen. Is de kader droog, dan spuit je hem in goud. Het midden laten ze nog steeds blanco. Laat de kinderen oude tijdschriften en stofjes meebrengen. Daarmee mogen ze een portret maken van een persoon of een stilleven van één of meerdere voorwerpen, zo realistisch mogelijk. Ze krijgen een nieuw wit A4-blad en gebruiken alle beschikbare materialen. Nadien wordt dit A4-blad in de gouden kader gekleefd. Versier de gang met de mooie kaders. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.8 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
–
Gezocht ! Dit boek kan je ook gebruiken om zoekopdrachten te doen. Neem kopies van de prenten en knip opmerkelijke details uit, bijvoorbeeld : de prinses die de kikker kust, de vliegende citroenen braambesfamilie … De details steek je in een doosje of enveloppe, eventueel sorteer je de fragmenten naar moeilijkheidsgraad (bijvoorbeeld : één van de confituurpotjes (betrekkelijk makkelijk), een klein deeltje van de keuken (betrekkelijk moeilijk)). Tijdens hoeken- of contract werk kan je de kinderen de fragmentjes in het boek laten opzoeken. Nederlands – 3 Lezen – 3.5
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Lestip
2
De buik van mama Jo Witek en Christine Roussey (ill.) Lannoo, 2011
Over het boek
Een meisje wacht tot haar broertje of zusje geboren wordt. Ze praat alvast tegen de baby in mama’s buik en vraagt zich af hoe het daar is. Ook vertelt ze wat er buiten mama’s buik gebeurt. Zo maakt ze het hele groeiproces van de baby mee, tot het grote moment daar is … Dit mooie, poëtische verhaal wordt verteld vanuit het oogpunt van een klein kind dat helemaal in de ban is van haar nieuwe broer of zus. De sfeervolle illustraties in kleur lopen telkens door over twee pagina’s. De rechterpagina toont het vertellende meisje, de linkerpagina toont de steeds grotere buik van mama. Til je het flapje op mama’s buik op, dan zie je hoe de baby groeit. A a n d e s la g
Aanzet Toon de cover en laat hen fantaseren over de inhoud : –– Wie kan de titel lezen ? –– Waarover zou het boek gaan ? Lees de achterkant van het boek voor. –– Wordt het al duidelijker waarover het boek zal gaan ? –– Ken jij een vrouw die zwanger is ? Vertel ! Weet je of het een jongen of een meisje wordt ? Hou met de kinderen een kringgesprek met als thema ‘wachten op’. –– Waarop kan je wachten ? –– Wat maakt wachten lang of net niet lang ? –– Hoe voelt het om op iets te wachten ? –– Vind je wachten leuk, niet leuk ? Sta vooral stil bij de verschillen tussen de antwoorden van de kinderen. Sommige kinderen zijn geduldiger dan andere bijvoorbeeld. Nederlands – 2 Spreken – 2.5 Wereldoriëntatie – Mens 3 – 3.1 Keer na het kringgesprek terug naar het boek en sta stil bij het luikje in de cover. –– Wie woont er in de cirkel ? –– Welke kleur heeft het gat ? –– Waarom zou het gat rood zijn ? Wijs hen ook op de tweekleurige titel. ‘Buik’ en ‘mama’ staan in het rood. –– Waarom is dat, denk je ? –– Waarom gebruikt de vormgever precies voor die woorden rood, en voor ‘de’ en ‘van’ een andere kleur ?
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Vertel daarna het verhaal. Laat de kinderen in een kring zitten. Maak het knus in de ruimte zodat ze de sfeer van het boek ook in het echt aanvoelen. Sta stil bij sommige prenten in het boek. Kijk naar de gekleurde details. Maak de flapjes open. Laat de kinderen raden wat de baby daar aan het doen is. Nederlands – 1 Luisteren – 1.1
Verwerkingsactiviteiten – Bolle buiken Verzamel met de kinderen foto’s van zwangere buiken. In ‘vrouwentijdschriften’ of speciale zwangerschapstijdschriften, kan je hele mooie close-ups vinden van al dan niet ontblote buiken. Laat hen elke foto op een blad kleven, maar snij zelf vooraf in de buik een luikje uit dat uiteraard niet vastgekleefd wordt. Achter het luikje maken de kinderen een tekening van de baby die in de buik zit. Als je de kinderen met een fijn zwart stiftje laat tekenen, kunnen ze makkelijk klein en gedetailleerd tekenen. Stimuleer hun fantasie : ze moeten een baby tekenen die iets aan het doen is. Laat de kinderen per buik en per baby vertellen wat de baby aan het doen is. Hang de buiken daarna vooraan in de klas en doe de flapjes dicht. Wie weet nog wat de baby’s aan het doen waren ? Wijs een buik aan en laat de klas raden. Kijk onder de flapjes en ontdek zo wie goed onthouden kan. Bundel de babybuiken tot een boekje. Maak een mooie kaft en verzin een leuke titel. Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Muzische vorming – 1 beeld – 1.6
– Tijdslijn Bespreek de illustraties uit het boek. Sta stil bij het groter worden van de buik in het boek. Hoe komt het dat die steeds groter wordt ? Hoe lang is een vrouw zwanger ? Maak een tijdslijn die vertrekt bij de conceptie van de baby. Zoek samen met de kinderen in weetboeken hoe de baby in de buik groeit en daarna wat baby’s, peuters, kleuters en kinderen per leeftijd al kunnen of nog niet kunnen. Laat deze kenmerken tekenen en hang ze bij de tijdslijn. Schrijf de kenmerken erbij, zodat de kinderen ze ook nog kunnen nalezen. Waar staan de kinderen van de klas op de tijdslijn in hun ontwikkeling ? Duid aan. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – Dagelijkse tijd – 5.2 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2
–
Geboortekaartjes en babynamen Laat de kinderen hun eigen geboortekaartjes meebrengen. Sta stil bij de verschillen tussen vormgeving en kleurkeuze voor meisjes en jongens, bij het geboortegewicht en -lengte, bij de meter en peter … Daarna ontwerpen ze zelf een geboortekaartje voor een fantasiebroertje of -zusje. Laat hen een naam bedenken voor de baby en schrijf die naam op het kaartje in grote letters. Stop de naamkaartjes in een doos. Zet de doos in de klas en neem er regelmatig een kaartje uit. Wie kan alle namen lezen ? Wie wil iets vertellen over het kaartje ? Schrijf de namen met dezelfde beginletters op een strook. Je kan een alfabetstrook maken en namen zoeken bij alle letters van het alfabet. Bij welke beginletters zijn makkelijk namen te verzinnen ? Bij welke gaat dat moeilijker ? Hulp vind je op namensites of in namenboekjes. De kinderen kunnen ook namen verzamelen bij familieleden, buren en kennissen.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Sta tot slot ook stil bij de betekenis van namen en bij het feit dat bepaalde namen gebonden zijn aan trends, bijvoorbeeld het vernoemen van kinderen naar populaire film- en popsterren, de revival van oude namen, samengestelde namen, exotische namen … Ga ook na wat de populairste namen van het moment zijn. Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.1 – 6.5 Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
En verder – Babybezoek Nodig een zwangere vrouw uit in de klas. Vraag haar om een echofoto mee te brengen. Je kan ook op bezoek bij een gynaecoloog of de kraamafdeling van het ziekenhuis. Vraag of je ook bij de premature baby’s mag gaan kijken. Laat de kinderen honderduit vragen stellen. Nederlands – 2 Spreken – 2.2
– Zwangerschapslectuur Breng non-fictieboeken rond zwangerschap en baby’s mee naar de klas. Geef de kinderen tijd om er samen in te kijken en er samen over te vertellen. Vraag om achteraf in groepjes over een boek te vertellen. Geef hen alvast een paar opdrachten mee : –– Zoek iets in het boek wat je heel fijn/mooi/schattig vindt. –– Zoek iets in het boek wat je nog niet wist. –– Zoek iets in het boek wat je al wel wist. –– Zoek iets in het boek waarvan je schrok. Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik
–
Zwangere dieren Maak een dierenbuikenboek. Weten ze bij welke dieren de baby in de buik groeit ? Som met de klas zoveel mogelijk zoogdieren op. Laat hen achteraf prenten zoeken of tekeningen maken van die dieren. Bundel alle prenten en tekeningen tot een boek. Schrijf de namen van de dieren en hun jongen er telkens onder. Vergeet ook de buidelbaby’s niet ! Nederlands – Strategieën – 5.1 – 5.3
– Vertelronde Baby’s zijn doorgaans leuk, maar niet altijd. Laat de kinderen hun eigen gevoelens en ervaringen onder woorden brengen. Wereldoriëntatie – 3 Mens 3 – 3.1
– Babyhoek Richt een poppenhoek in. Voorzie poppen en echte verzorgingsmaterialen voor baby’s. Laat de kinderen genieten van het verzorgen van de babypoppen. Observeer het spel. Als er enkel meisjes in de hoek gaan spelen (of steeds dezelfde kinderen), stel daar dan openlijk vragen over. Muzische vorming – 3 Drama – 3.3
– Babyverhalen Maak met de kinderen gedichten of verhaaltjes over baby’s. Zoek eerst zelf in bundels of op het net naar mooie gedichten en lees ze op geregelde tijdstippen voor ter inspiratie. Verzamel daarna met de kinderen passende woorden in een woordwolk. Een elf is voor deze leeftijdsgroep
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
nog steeds een veilige vorm, durf er gerust voor kiezen. Een elfje is een gedicht dat uit elf woorden bestaat. De eerste regel telt één woord, de tweede twee, de derde drie, enz. De laatste regel, die dan weer één woord telt, vat het hele gedicht samen. Op het internet vind je talrijke voorbeelden. Hang deze gedichtjes uit of maak er een dichtbundel van voor de klas. Die bundel kan elk kind ook eens meenemen naar huis. Op zwangerschap.startpagina.be vind je zeker inspiratie ! Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.3 Nederlands – 5 Strategieën – 5.1 – 5.3 Bibliografie
Baby in mama’s buik ! - Mick Manning en Brita Granström (NBD Biblion, 2012) Een baby’tje op komst - William Sears, Martha Sears en Christie Watts Kelly (Deltas, 2011) Er groeit een baby in mama’s buik ! - Mac Guff Ligne en Denis Boulard (Deltas, 2009) Het grote wonder – Lennart Nilsson (Ploegsma, 2007) Mama, wat heb je in je buik ? - Abby Cocovini (The House of Books, 2007) 9 maanden in de buik van mama - Natacha Fradin en Yves Calarnou (Standaard, 2007)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Lestip
3
Het uur bij tuur Riet Wille en Frank Daenen (ill.) De Eenhoorn, 2012
Over het boek
Als de ouders van Vik nog niet thuis zijn, mag hij een uurtje naar buurman Tuur. Maar wat kan je zoal beleven in één uur tijd ? Leuke avonturen, in elk hoekje van Tuurs huis ! Zo kookt en bakt Tuur, spelen de twee vrienden verstoppertje, maken ze een geitenhok en leest Tuur voor. Beginnende lezers vanaf 6 jaar zullen veel plezier beleven aan de leuke, grappige teksten in dit rijm- en zoekboek op dwarsliggerformaat (avi-1 / avi-m3). De tekeningen zetten aan tot fantaseren. A a n d e s la g
Aanzet Wie van de kinderen gaat na schooltijd niet direct naar huis ? Laat hen vertellen. –– Wie blijft op school in de opvang ? –– Wie gaat bij oma, opa, tantes, nonkels … ? –– Wie gaat nog ergens anders heen ? –– Wat doe je daar ? –– Vind je de opvang leuk ? Of net niet ? Waarom ? –– Voor wie duurt het lang voor mama of papa komen ? –– Waarom lijkt wachten soms lang te duren, denk je ? –– Voor wie lijkt de tijd in de opvang te vliegen ? –– Wanneer lijkt de tijd te vliegen ? –– Wat is ‘lang’, wat is ‘maar even’ ? –– Duurt een uur altijd even lang ? Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.1 Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 Neem het boek er nu bij en bespreek de cover. –– Spreekt de tekening op de cover je aan ? –– Wie en wat zie je ? –– Wie zou Tuur zijn ? –– Wat gebeurt er op de tekening ? Laat de kinderen de rode en de groene woorden van de titel lezen. Benadruk dat de letters in de twee rode woorden bijna dezelfde zijn : ‘uur’ en ‘tuur’. Lees daarna de achterkant van het boek voor. Wie wil weten wat er verder gebeurt in het boek ? Bij het voorlezen breng je vooral de humor en het speelse karakter van het boek over. Waar het kan, benadruk je tijdens het voorlezen dat de tekst rijmt. Nederlands – 2 Spreken – 2.6 Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.5
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Verwerkingsactiviteiten
–
Samen rijmen Dit boek heeft een tekst op rijm. Ga daarom samen aan het rijmen. Benadruk het plezier van rijmpjes zoeken. Rijmt iets ‘nog niet echt’, zoek dan gewoon samen met de kinderen verder tot het goed klinkt. Om te beginnen laat je de kinderen rijmwoorden op hun naam zoeken. Alle kinderen in de klas krijgen een andere kleur. Rijmwoorden die rijmen op hun naam, schrijf je in dezelfde kleur op. Zoek afbeeldingen bij de woorden die rijmen op hun naam en hang die bij de woorden. Bij hun naam kan je verder ook hun foto hangen. Daarna laat je hen zoeken naar woorden die in andere woorden verborgen zitten. Zo zit in ‘Tuur’ ‘uur’ verborgen, en in ‘banaan’ ‘aan’. Zorg voor een kaartjessysteem waarbij je de verborgen, kleinere woorden van de grotere woorden kan loskoppelen (zoals bij een legpuzzel). Bij ‘banaan’ heb je in dat geval twee losse, in elkaar passende kaartjes ‘ban’ en ‘aan’. Het wordt zo makkelijk(er) voor kinderen om te gaan rijmen met de grotere woorden : ‘Daan’ rijmt op het verborgen woordje ‘aan’, ‘Daan’ en ‘banaan’ dus ook. Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.5
– Speelhuis Maak met de kinderen een huis, met een grote kartonnen doos van een diepvries, waar ze af en toe in kunnen spelen. Elke dag verzin je iets nieuws voor het huis, zodat het spelen aantrekkelijk blijft. –– Verzamel leuke spelletjes om in het huis te leggen. Kinderen mogen zelf ook hun lievelingsspelletjes meebrengen. –– Leg verkleedkledij in het huis om het fantasiespel te stimuleren. –– Laat de kinderen de binnen- en buitenkant van het huis versieren. –– Laat de kinderen hun lievelingsboeken meebrengen. Stimuleer hen vooral om het huis per twee in te gaan en een rollenspel te spelen : de ene is Tuur, de ander is Vik. Laat de kinderen die in het huisje speelden, bij het afsluiten van de dag steeds aan de groep vertellen wat ze gespeeld hebben en hoe hun ervaring met de tijdsbeleving was. Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Muzische vorming – 3 Drama – 3.5
– Zandloper Maak van het speelhuisje ook gebruik om het gevoel voor tijd van de kinderen te prikkelen. Buiten het huis plaats je een grote zandloper, eentje die minstens tien minuten doorloopt. De kinderen spelen in het huis, zolang ze denken dat de zandloper loopt. Het zal waarschijnlijk niemand lukken om precies binnen de zandlopertijd naar buiten te komen. Hou een oogje in het zeil en vraag bij kinderen die erg ver binnen of buiten de tijd naar buiten gekomen zijn, waar dat aan zou kunnen liggen. Misschien gingen ze zo op in het spel dat ze de tijd vergaten ? Of ze vonden het niet fijn in het huisje en kwamen daardoor te vroeg naar buiten ? Of waren er nog andere redenen ? Hadden ze veel pret en gingen ze zo in het spel op dat ze de tijd vergaten ? Vonden ze het niet fijn in het huisje en kwamen ze daardoor te vroeg naar buiten ? Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.1
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
–
Mijn koek heeft een hoek Het versje op pagina 5 begint als volgt : “mijn koek / heeft een hoek hoek hoek hoek.” Leer het hen aan, en laat het hen uitbeelden met een koek. Happen maar ! Ze oefenen thuis verder en brengen het versje daarna voor de klas. Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2
–
Samengestelde dieren Op pagina 19 staat een versje over een nonsensdier, dat uit verschillende echte dieren is samen gesteld (“de kop van een kip / de buik van een beer”). Laat elk kind een dier tekenen of schilderen. Het dier moet een duidelijke kop, staart, rug, buik en poten hebben. Daarna knippen ze hun prent in vijf delen. De delen verzamelen ze in vijf dozen : de koppen bijeen, de staarten bijeen, etc. Elk kind kiest nu uit elke doos een deel. Daarmee stellen ze een nieuw nonsensdier samen. Ze zoeken er een naam voor. Je kan ook een kopie maken van elke tekening, die zelf in vijf delen knippen, lamineren en in het hoekenwerk aanbieden. Zorg voor een dobbelsteen waarop tekeningen van een rug, poten, een kop, een buik, een staart en een joker staan. Al dobbelend stellen ze een nieuw dier samen. Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6
–
Leuke uurtjes Elk kind maakt een tekening van wat hij of zij leuk vindt om te doen in één uur tijd. Ze geven na afloop ook uitleg bij hun tekening. Bundel de tekeningen tot een ‘leuke uurtjes-boek’. Geef het boekje elke dag mee aan een kind, als inspiratie om een ‘verloren uurtje’ te vullen. Ze vertellen nadien wat ze uit het boek hebben gedaan. Je kan een paar extra bladen in het boek openlaten, zodat het boek nog kan worden aangevuld. Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1
En verder – Koekjestaart Tuur en Vik koken vaak samen. Misschien is het prettig om samen een koekjestaart te maken. Ingrediënten die je nodig hebt : –– twee pakken petit beurre-koekjes, –– een kan koude koffie, –– 250 gram zachte boter, –– 100 gram bloemsuiker (afhankelijk van hoe zoet je de taart wil maken), –– een pakje hagelslag. De kinderen volgen volgende stappen : –– Maak de boterroom. Meng de boter en de bloemsuiker in een kom, zorg dat alles goed gemengd is en dat je de boter goed kan smeren. –– Begin met de onderlaag. Doop de koekjes in de koffie, zorg dat ze goed doordrenkt zijn en leg ze op een bakplaat of plateau. Vorm een grote rechthoek. –– Besmeer de onderlaag met een fijne laag boterroom. –– Werk naar boven toe af, door iedere keer een laag koekjes gedrenkt in koffie te leggen.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
–– –– ––
Eindig met een laag koekjes. Zorg dat je nog wat boterroom over hebt, of maak er wat extra bij en besmeer de hele taart. Bestrooi de buitenlaag met hagelslag. Zet de taart zeker een uur in de koelkast om ze te laten opstijven.
Enkele tips om mee te geven : –– Wees voorzichtig als je de petit beurre-koekjes in de koffie doopt. De koekjes moeten doordrenkt zijn, maar mogen niet in stukken breken. –– Wie een krokante onderlaag wil, doopt de onderste koekjes uiteraard níet in de koffie. –– Je kan cacaopoeder toevoegen aan de boterroom voor een chocoladesmaak. –– Wie het geduld heeft om de petit beurre-taart een hele nacht te laten staan in de koelkast, wordt beloond. Na één nachtje smaakt de taart nog beter. Wereldoriëntatie – 2 Techniek – 2.13
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Lestip
4
Mare en de dingen Tine Mortier en Kaatje Vermeire (ill.) De Eenhoorn, 2010
Over het boek
Mare is als een snelle wervelwind. Ze wil alles ‘nu meteen’. Grootmoe is uit net hetzelfde hout gesneden. Ze doen de leukste dingen samen, totdat grootmoe valt en in een diepe slaap raakt. Van ‘snel’ en ‘nu’ gaat het plots naar ‘langzaam’. En al heeft Mare het daar moeilijk mee, ze weet toch tot haar oma door te dringen. Vastberaden maakt dit prentenboek een moeilijk onderwerp bespreekbaar voor jonge kinderen. Het werd een emotioneel verhaal over vriendschap en het leven, en over hoe de tijd dingen veranderen kan. A a n d e s la g
Aanzet Zeg tegen de kinderen dat ze ‘NU’ met jou een nieuw boek gaan bekijken. Leg de nadruk op ‘nu’, maar doe niets. Eventueel herhaal je nog eens dat je ‘nu’ een nieuw boek met hen gaat bekijken. Als je nog steeds niets onderneemt, zijn er beslist kinderen die zullen reageren. Start hierover een kringgesprek : –– Wat is ‘nu’ ? –– Hoe lang duurt ‘nu’ ? –– Is wachten vervelend ? –– Wanneer voelt wachten lang of kort aan ? –– Wat betekent ‘ongeduldig zijn’ ? Vertel dat je een prentenboek hebt over een meisje dat ongeduldig is, een meisje dat wil dat alles nu meteen gebeurt. Toon het boek. Laat iemand de titel voorlezen. Laat hen ook de auteur, illustrator en uitgever zoeken. Vertel daarna het verhaal. Als kinderen nood hebben om verder in te gaan op bepaalde gebeurtenissen, dan geef je hen daar de kans toe. –– Wat vind je van het boek ? –– Welk gevoel geeft het je ? Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.1 Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 Muzische vorming – 3 Drama – 3.1
Verwerkingsactiviteiten – Grootouders –– ––
Wie is ‘grootmoe’ eigenlijk ? (de mama van Mares mama of papa) Hoe noem jij je grootouders ? (oma, moeke, mémé, bomma …)
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Er zijn zeker ook kinderen die een grootouder verloren hebben. Besteed daar ook aandacht aan. –– Welke dingen deed Mare samen met haar grootmoe ? –– Doen jullie dingen samen met oma ? Zo ja, welke ? –– Hoe komt het dat je soms geen dingen samen doet ? (Oma is ziek, ze woont ver weg …) Sta ook stil bij het feit dat grootouders soms nog wel dingen willen ondernemen, maar dat hen dat door bepaalde omstandigheden niet meer zo goed lukt.
– Grootouderboekje De kinderen, ook die zonder grootouders, bedenken wat ze graag met hun grootouders of met een andere dierbare senior willen doen. Maak op het bord een wenslijst. Geef elk kind daarna een A4-blad. Laat hen het blad dubbel plooien in de lengte. Hierna knippen ze het blad op deze vouwlijn in tweeën. De twee delen leggen ze op elkaar en plooien ze dicht. De bladen nieten ze in het midden aan elkaar. Ze hebben nu een klein boekje. Aan de voorkant schrijven ze hun naam en de titel : Wat ik met X graag wil doen. Binnenin zijn er nog zes pagina’s waarop ze hun wensen kunnen tekenen of neerschrijven. Ze laten zich inspireren door de ‘wishlist’ op het bord. Je kan het boekje meegeven naar huis, of er enkele leuke dingen uit halen om samen met de grootouders te doen in de school. Eventueel kan je een grootoudernamiddag houden op school met activiteiten uit het grootouderboekje. Zorg ervoor dat de kinderen zonder grootouders zich niet buitengesloten voelen. Dat kan je doen door meer te spreken van ‘oudere mensen’ dan van ‘grootouders’.
–
Gevoelens herkennen Toon het boek opnieuw maar zonder de tekst voor te lezen. Bekijk samen enkel de prenten, bijvoorbeeld de prent waarop opa Mare vertelt dat oma is gevallen. –– Hoe merk je dat er iets ergs gebeurd is ? (De kleuren veranderen, de houding van de figuren is teneergeslagen, de mimiek is droevig …) –– Kan je het zien aan mensen wanneer er iets mis is ? –– Kan je het ook zien aan kinderen op de speelplaats wanneer er iets mis is ? –– Tonen mensen altijd meteen hoe ze zich voelen ? Laat ze enkele voorbeelden geven. Bespreek welke gevoelens ze allemaal kennen. Kies een viertal makkelijke herkenbare gevoelens uit. Verdeel de klas in vier groepjes. Elk groepje krijgt een gevoel toebedeeld en een stapeltje post-its in bijbehorende kleuren. Zorg ook voor vier stapels boeken, liefst aangevuld met boeken van de bib en bij voorkeur prentenboeken. Telkens als ze ‘hun’ gevoel herkennen op een prent, kleven ze er een post-it bij. Verzamel de boeken met de meeste post-its. Die mogen kinderen op vrije momenten herbekijken. Wil je er dieper op ingaan, neem je een (kleuren)kopie van elke prent waarop een post-it zit. Zo kan elk groepje een collage maken met prenten die ‘hun gevoel’ uitbeelden. Je kan de verschillende tekenstijlen bespreken, verschillen of gelijkenissen zoeken in hoe één gevoel wordt uitgebeeld, je kan de gevoelens preciezer gaan benoemen en nuanceren. Zo kan je bijvoorbeeld blij zijn of goed gezind, maar ook euforisch. Hang de vier collages op, op kinderhoogte. Handig wanneer de kinderen tijdens het schooljaar gevoelens moeten tekenen. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
–
Ik en de blije dingen Naar aanleiding van de vorige opdracht, waarin je vier herkenbare gevoelens met de kinderen verkende, kan je verder focussen op het meest positieve gevoel : blij zijn. Ga met de kinderen naar buiten en laat ze elk een tak met zijtakjes zoeken. Ligt je school niet in een bosrijke omgeving, dan laat je hen een tak meebrengen of je brengt zelf een takkenbos mee. Elk kind krijgt een bolletje klei om het takje in te duwen. Zo blijft het stevig rechtstaan. Dit ‘blije boompje’ hangen ze vol met dingen die hen gelukkig maken. De ‘blijmakers’ tekenen ze op kleine papiertjes die ze met een touwtje ophangen in hun boompje. Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2
– Nonsenstaal De grootmoeder van Mare kan niet goed meer praten. Toch verstaat Mare haar. Door goed te luisteren en te letten op intonatie en mimiek kan je soms toch ontdekken wat mensen willen zeggen. Dat moeten ze uitproberen. Als voorbereiding zing je de nonsensklassieker ‘Loelaalielee’. Je kan het melodietje eindeloos herhalen, met telkens een andere medeklinker : ‘Koekaakieekee’, ‘Soesaasiesee’ … Kies daarna samen met de kinderen een klank uit, bijvoorbeeld de /m/. Door daar klinkers of tweeklanken aan te plakken, maken ze nonsenswoorden. Demonstreer de opdracht en probeer hen iets duidelijk te maken zonder bestaande woorden te gebruiken. De kinderen raden wat je zeggen wil. Daarna is het hun beurt. Geef hen eventueel concrete opdrachten mee, bijvoorbeeld in nonsenstaal duidelijk maken dat ze naar het toilet moeten, dat ze pijn hebben, dat ze jarig zijn, dat ze verliefd zijn … Experimenteren in duo’s kan veiliger aanvoelen dan voor de hele klas nonsenstaal te spreken. Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.5 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2
En verder – Bejaarde op bezoek Nodig enkele grootouders (of onbekende senioren uit de buurt) uit die willen komen vertellen over toen ze zes waren en in het eerste leerjaar zaten. Bereid hun komst voor door klassikaal vragen te bedenken. –– Met welk speelgoed speelde je vroeger ? –– Hoe zag jouw klas er uit ? –– Welke regels waren er bij jou op school ? –– Kreeg je wel eens straf ? –– Welke tussendoortjes at jij ? –– Hoe zag je boekentas eruit en wat zat erin ? –– Wat vond jij het leukste op school ? –– Was er in jouw tijd al een digitaal bord ? –– Hoe kwam jij naar school ? –– Welke spelletjes speelden jullie op de speelplaats ? –– Waarvoor was jij vroeger bang op school ? Waren de leerkrachten streng ? –– Hoe zag je kamer er vroeger uit ? Had jij een eigen bureau ? Waar maakte je je huiswerk ?
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
De kinderen ontdekken zo dat ook oudere generaties vroeger ooit jong waren en gekke, leuke dingen ondernamen. Ze zullen ook evoluties vaststellen : vroeger bestonden er geen computers, gingen de meeste mensen te voet of met de fiets naar school, was het schoolregime strenger … Maak nadien een tijdslijn in de klas die uit verschillende bladen bestaat. Op het eerste blad komen de woorden of tekeningen die bij de spreker en zijn schoolgaande jeugd horen. Rechts daarvan komt een blad met de dingen die leerlingen vandaag doen op school. Naast dat blad hang je tot slot een leeg blad met een vraagteken. Dat is voor de dingen die toekomstige generaties op school zullen doen. Laat de kinderen daarover fantaseren. Dat werkt het best als je van een concreet thema vertrekt. Zo schreven grootouders met inkt, schrijven leerlingen vandaag met een pen of ze tikken opdrachten uit op computer. Hoe zouden leerlingen dat in de toekomst doen ? Andere mogelijke thema’s zijn : speelgoed, vervoer, schoolbanken … Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.5 – 5.8 – 5.9
–
Op bezoek bij een bejaarde Mare maakt voor haar grootmoe tekeningen om haar kamer op te fleuren. Spreek af met een bejaardentehuis in de buurt dat je klas tekeningen wil maken om de kamers of de gezamenlijke ruimtes op te vrolijken. Brainstorm met de kinderen wat ze kunnen tekenen. Wat zou een leefruimte of kamer opfleuren ? Wat zou een ouder persoon mooi vinden ? Iets van nu ? Iets van vroeger ? Breng de tekeningen met de hele klas naar het tehuis. Wil je het bezoekje nog iets uitbreiden, dan kan je de bewoners vragen om een activiteit uit het eerder samengestelde grootouderboekje te kiezen. Die voer je dan samen uit. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 Nederlands – 5 Strategieën – 5.2 – 5.3 Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.1 Nederlands – 7 (Inter)culturele gerichtheid
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Lestip
5
Mijn eerste seizoensgroeiboek Heidi Walleghem en Doesjka Bramlage (ill.) Davidsfonds/Infodok, 2010
Over het boek
Dit boek volgt duo Pim en Nel, de kat Toos en de kip Tok doorheen de seizoenen. In de herfst gaan ze weer naar school en trekken ze het bos in. In de winter wachten ze op de Sint en krijgen ze bijzonder nieuws. In de lente werken ze in de tuin, worden Carnaval en 1 april gevierd, en in de zomer is het tijd voor vakantie ! De verhalen in dit boek – steeds met herkenbare situaties als thema – groeien mee met de beginnende lezertjes : met het verstrijken van de seizoenen stijgt ook de leesmoeilijkheidsgraad. De herfst start bij AVI-0, de zomerse verhalen zijn geschreven op AVI-5-niveau. Ook aan de prenten merk je dat : ze evolueren van striptekeningen die een verhaal op zich vertellen tot tekeningen die de tekst ‘gewoon’ opvrolijken. A a n d e s la g
Aanzet Vat de korte inhoud van het boek samen. Sta stil bij de seizoenen. Hang vier grote prenten van de vier seizoenen omhoog. De kinderen sommen de typische kenmerken van de seizoenen op en vertellen wat ze in elk seizoen doen. Vat hun antwoorden in kernwoorden samen. Schrijf die woorden op kaartjes en gebruik ze eventueel later bij de ‘seizoensbomen’ (zie : verder). Vertel korte, passende verhaaltjes of lees enkele gedichten voor en laat de kinderen raden in welke seizoenen die zich afspelen. Op www.jeugdboekweek.be (op de bibliotheekpagina) vind je de locus-boekenlijst. Daar haal je alvast inspiratie voor de gedichten. Je kan ook een kind een kort verhaaltje laten vertellen of enkele trefwoorden over een seizoen laten opsommen. De rest van de klas raadt. Nederlands – 2 Spreken – 2.6 – 2.7 Nederlands – 1 Luisteren – 1.1 Nederlands – 3 Lezen – 3.1 Neem het boek er nu bij en bespreek de inhoudsopgave. Sta stil bij de verschillende huisjes – ze verschillen in grootte – en bij de cijfers. Bespreek wat AVI-niveau’s zijn. Lees de titels van de verschillende verhalen. Bespreek samen met de kinderen waar het boek over zou kunnen gaan. Welke titels spreken voor zich en welke niet ? Welke spreken hen aan en maken hen nieuwsgierig ?
Verwerkingsactiviteiten – Niveaugroepjes Het boek is ingedeeld volgens de verschillende AVI-niveaus. Per niveau selecteer je een verhaal dat een van de seizoenen het meest typeert : –– avi-0 : ‘boos’ of ‘tok wil mee’ –– avi-1 : ‘sint en piet’ of ‘de man in het hok’
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
–– –– –– ––
avi-2 : ‘een raar jaar’ of ‘koud en warm’ of ‘een huis voor de mees’ avi-3 : ‘de stoet’ of ‘de paashaas’ avi-4 : ‘werk in de tuin’ of ‘dubbel feest’ of ‘vriendendag’ avi-5 : ‘de kampioenen’ of ‘vakantie’
Lees telkens zelf één verhaal voor en laat de kinderen achteraf vertellen waarover het gaat. Laat hen het seizoen zoeken op een jaartijdslijn. Laat de kinderen een tekening maken bij het verhaal. Selecteer daarna samen met de kinderen de tekening die het best het verhaal weergeeft. Hang die tekening op de juiste plaats op de jaartijdsband. Verdeel de andere verhalen over de kinderen. Laat de kinderen het verhaal lezen op de computer, in het boek of op kopieën. Laat de moeilijke verhalen voorlezen door oudere kinderen bijvoorbeeld uit vijfde en zesde leerjaar (‘peer tutoring’) of door leesmoeders of voorleesjuffen. Je kan de vijfde- en zesdejaars vragen om de verhalen op verschillende manieren te brengen : als poppenkastspel, als schimmenspel, met een tafelpoppenkast, in gedramatiseerde vorm, met (kamishibai)prenten … Opnieuw maken ze een illustratie bij die verhalen : tekeningen of collages met foto’s uit tijdschriften. Dat beeldmateriaal hangen ze opnieuw onder de jaartijdslijn. Bekijk achteraf met de hele groep of de beelden op de juiste plaats hangen. Geef elke groep de tijd om zich te verantwoorden en kort hun gelezen verhaal na te vertellen. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.2 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Nederlands – 3 Lezen – 3.5
– Rollenspel Geef de kinderen de kans om in een vrij moment de verhalen in een hoek na te spelen. Verzamel in een doos prenten die een verhaal typeren. Nodig de kinderen uit om een prent te trekken en dat verhaal na te spelen. Je kan ook prenten maken van de hoofdfiguren uit de verhalen en die in een ander doosje verzamelen. De kinderen trekken een personage dat meespeelt in dat verhaal. Zo vermijd je discussie over rolverdeling. Zorg voor een aantal attributen zoals oren voor een haas, een mijter voor de sint, een baret voor de piet. Die attributen kan je de kinderen op voorhand ook zelf laten maken. Muzische vorming – 3 Drama – 3.3
– Verteltas Maak bij het boek een verteltas. De kinderen kunnen het boek mee naar huis nemen en zelf een verhaal lezen of er eentje laten voorlezen. Stop een logboekje in de tas. Ouders schrijven daarin wat ze met het boek hebben gedaan. De kinderen kunnen er een tekening in maken. Stop een memory, lotto of domino met prenten over de seizoenen in de verteltas. Maak zelf foto’s die de verschillen tussen de seizoenen in beelden vatten met de klas. Die reeks foto’s vul je het hele jaar door aan. Een groepsfoto van de eerste schooldag, een foto van de kinderen met mutsen en sjaals en dikke jassen, een foto van de eerste lentedag … Die stop je in een fotoalbum. Ook het album komt in de verteltas. Kinderen kunnen de foto’s dan nog eens bekijken en eventueel nieuwe, passende foto’s bijmaken. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
– Seizoensboom Adopteer een boom in de buurt van de schoolomgeving. Neem regelmatig foto’s van die boom. Versier hem op een passende manier op verschillende gelegenheden. Hou een fotoreportageboek bij van de boom. Alternatief : maak met ‘Timerime’ (http ://timerime.com/nl/) een digitale tijdslijn aan waarop de kinderen de foto’s van de boom kunnen toevoegen. De kinderen zoeken passende verhalen en gedichten (of ze maken ze zelf ), ze maken collages of tekeningen van de seizoensbomen, ze scannen ze in en plaatsen ze op de digitale tijdlijn of kleven ze in het reportageboek. De trefwoorden uit de aanzet, kernwoorden die elk seizoen typeerden, schrijven ze bij de collages, foto’s en tekeningen. Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Muzische vorming – 5 Media – 5.3 – 5.5
– Seizoensboeken Breng non-fictieboeken over de seizoenen in de klas : kijkboeken, maar ook eerste lezersboekjes met informatie. Verdeel de klas in vier groepen. Elke groep neemt één seizoen voor haar rekening en gaat op zoek naar leuke weetjes. Na afloop wisselen ze die seizoensweetjes aan elkaar uit. Nederlands – 3 Lezen – 3.5
–
Jaarlijn bis Bij het (laten voor)lezen van het boek, maakten de leerlingen tekeningen die ze op de juiste plek op een jaarlijn hingen. Vul die jaarlijn nu verder aan met foto’s van steeds dezelfde voorwerpen of planten, bomen … telkens in een ander seizoen. Bespreek aan de hand van die foto’s hoe je dingen ziet evolueren doorheen de seizoenen. Zo kan de schoolbank er mossig groen uitzien in de natte herfst en er in de winter besneeuwd bijliggen. En een boom verliest zijn bladeren in de herfst en krijgt weer nieuwe blaadjes in de lente. Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.2
–
Le Quattro Stagioni Beluister met de klas De vier seizoenen van Vivaldi, elke dag een ander seizoen. Geef op voorhand aan om welk seizoen het gaat. –– Welke instrumenten herken je ? –– Herkende je het seizoen ? Hoe komt dat ? Door de instrumenten ? Door de manier waarop de muziek gespeeld wordt : zacht, luid, snel, traag ? –– Klinkt de muziek van de herfst spannender en dreigender dan die van de lente ? –– Krijg je het warm van de zomermuziek ? Waarom ? Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1
– Seizoenshoeken Maak in de vier hoeken van je klaslokaal telkens een ander seizoen zichtbaar. Werk met vier doeken in passende kleuren. Op elk doek komt het silhouet van een boom. De kinderen ‘kleden de boom aan’ met typische seizoensmaterialen. Ook de kernwoorden die elk seizoen typeren hangen ze in de vier hoeken : op ooghoogte, zodat ze ze makkelijk kunnen lezen. Grijp de hoeken aan om regelmatig stil te staan bij de seizoenen, geef ook telkens de juiste volgorde van de seizoenen aan. Bijvoorbeeld : “De Jeugdboekenweek valt in maart. 21 maart wordt het lente. In september wordt het herfst, maar voor de herfst en na de lente, is het eerst nog zomer.” Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.2
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Lestip
6
Pomelo groeit Ramona Badescu en Benjamin Chaud (ill.) Lannoo, 2011
Over het boek
Pomelo is een kleine roze olifant die op een dag ontdekt dat hij is gegroeid. Heerlijk vindt hij dat, maar hij heeft er wel een paar vragen bij : Hoe groei je ? Stopt het ooit ? Mag je, als je groot bent, alles doen wat je maar wil ? Dit grappige prentenboek bevat eenvoudige, duidelijke prenten en simpele, maar rake vragen over ‘groeien’. Concrete antwoorden worden niet gegeven, geen enkele gedachte dringt het boek op als ‘goed’ of ‘fout’. En toch heb je het gevoel dat je na dit boek alles over groeien weet. Bovendien zet het aan tot filosoferen ! A a n d e s la g
Aanzet Neem met de kinderen plaats in de kring. Laat het boek nog niet zien. Lees enkel de achter flaptekst voor : –– Wie of wat is Pomelo, denk je ? –– Wijs erop dat Pomelo gegroeid is. Wie of wat kan Pomelo dan zijn ? Wat kan allemaal groeien ? Zorg ervoor dat de kinderen in hun antwoorden breder gaan dan het voor de hand liggende. Naast mensen kunnen ook planten, dieren, lichaamsdelen, gevoelens … groeien. En zelfs sommige dingen, zoals de maan, een huis of een wolk ‘groeien’ op een bepaalde manier. Laat hen vervolgens iets dat (of iemand die) kan groeien tekenen. Misschien is dat Pomelo wel ? Verzamel de prenten, hang ze op. Toon daarna het boek, op de cover staat Pomelo in het groot afgebeeld. Laat de kinderen vrij reageren. Nederlands – 2 Spreken – 2.6 Nederlands – 1 Luisteren – 1.1 Muzische vorming – 1 Beeld – 1.6 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2 Lees het boek voor en toon telkens de prenten. Eventueel kan je de prenten inscannen en projecteren. Er komen veel vragen in het boek voor. De kinderen mogen vrij reageren, maar ga er nog niet echt op in. Daar is later ruimte voor. Het is de bedoeling dat je het boek voorleest met regelmatige tussenpauzes. Zo kunnen de kinderen de vragen en de prenten beter in zich opnemen. –– Wat ontdekt Pomelo tijdens een wandeling ? (Hij is gegroeid.) –– Wat vindt hij daarvan ? (Hij vindt het heel leuk, hij voelt zich super. Maar hij stelt zich wel een heleboel vragen.) Nederlands – 2 Spreken – 2.6 Nederlands – 1 Luisteren – 1.1 Muzische vorming – 3 Drama – 3.1
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Verwerkingsactiviteit
–
De Pomelo-doos Herhaal eventueel even samen met de kinderen wat er gebeurde in het boek. Belangrijk is dat de kinderen zich nog herinneren dat Pomelo veel vragen heeft. In het boek krijgt Pomelo geen echte antwoorden op zijn vragen. Het is aan de kinderen om hem advies te geven, vanuit hun eigen ervaringen. In een mooi doosje, waarop je een afbeelding van Pomelo kleeft, verzamel je volgende vragen : –– Word je ouder, terwijl je groeit ? –– Als je oud bent, ben je dan ook wijs ? –– Groeit alles even snel ? –– Groeit iedereen op dezelfde manier ? –– Mag je nog de clown uithangen als je groot bent ? –– Mag je alles doen als je groot bent ? –– Moet je als je groot bent ook dingen doen waar je helemaal geen zin in hebt ? –– Groei je echt helemaal vanzelf ? Die vragen kunnen de aanleiding zijn voor een filosofisch gesprek. Regels voor zo’n gesprek zijn : –– Er zijn geen foute antwoorden. –– Wie aan het woord is, wordt niet onderbroken. Je luistert naar elkaar. –– Is iemand klaar, dan mag je reageren. Je kan akkoord gaan met wat net gezegd is, of niet natuurlijk. Geef je eigen mening. –– Je mag elkaar om verduidelijking vragen. Je kan het filosofische doosje gebruiken op de volgende manieren : –– Je laat een kind een vraag nemen uit het doosje. Die wordt besproken in de kring volgens de regels van een filosofisch gesprek. Je stelt jezelf enkel op als begeleider van het gesprek. Je brengt het gesprek eventueel terug op gang, wanneer het strandt op ja-neeantwoorden. Dat kan je doen door bijvragen te stellen, veelal antwoorden van de kinderen die je ombuigt tot nieuwe vragen (Bijvoorbeeld : “Word je ouder terwijl je groeit ?” “Ja.” “Dus als je niet meer groeit, word je niet ouder ?”) –– Je kan de kinderen ook in groepjes verdelen. Elk groepje krijgt een vraag mee uit het doosje. Die kleven ze in het midden op een groot karton of papier. De rest van het blad verdeel je in vakken, evenveel als er kinderen in het groepje zijn. Elk kind maakt een passende tekening bij zijn antwoord. Ze vertellen elkaar wat ze hebben getekend. Zijn er kinderen die van mening veranderen nadat ze de uitleg van een ander groepslid hebben gehoord ? Na de sessie stelt elke groep hun flap voor aan de rest van de klas. Ook dan kunnen ze verder filosoferen. Je kan natuurlijk de groepjes ook éénzelfde vraag meegeven en de resultaten daarna klassikaal vergelijken. –– Bij minder tijd wordt er gefilosofeerd zonder tekeningen. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.1 Nederlands – 1 Luisteren – 1.9 Nederlands – 2 Spreken – 2.6 – 2.7
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
En verder
– Groeimeter Toon de prent waarop Pomelo zichzelf meet met zijn slurf en ontdekt dat hij gegroeid is. Hoe ontdekken de kinderen dat ze gegroeid zijn ? (Bijvoorbeeld doordat hun kleren niet meer passen of dat ze een grotere fiets nodig hebben, doordat ze makkelijker aan de bovenste plank in de snoepkast kunnen of doordat ze zich hebben laten meten bij de dokter …). Zorg voor een (klassikale) groeimeter van 2 meter. Op die groeimeter duiden ze aan hoe groot ze zijn, met hun klasnummer of naam. Geef ook aan wie de grootste en wie de kleinste van de klas is. Oefen zo ook even de begrippen ‘kleiner dan’ en ‘groter dan’ in. Maakte je zo’n groeimeter al in het begin van het schooljaar, dan kan je nu tijdens de Jeugdboekenweek, een vergelijking maken. Wie is al gegroeid ? Hoe lang deden ze daarover ? Je kan deze opdracht ook uitbreiden door elk kind hun geboortelengte – die vinden ze op hun geboortekaartje – aan te duiden op de groeimeter. Welk kind was het kleinst bij geboorte ? Welk het grootst ? Laat hen vervolgens een lijn trekken van hun geboortelengte naar hun huidige lengte. Hoeveel centimeter zijn ze gegroeid ? En in hoeveel jaar tijd ? Is de kleinste baby nog steeds de kleinste van de klas ? Is de grootste baby qua lengte ingehaald door een ander kind ? Leg uit dat je niet aldoor kan blijven groeien en dat je steeds minder fel doorgroeit. Stoppen met groeien doen mensen gemiddeld als ze 20 jaar zijn. Maar er zijn natuurlijk wel dingen die blijven doorgroeien, zoals je nagels en je haren … Muzische vorming – 5 Tijd – 5.5 Wiskunde – 2 Meten – 2.3
–
Groeimeter bis Toon de prent van Pomelo naast de grote boom (p. 12). Pomelo voelt zich al groot, maar is nog niet op zijn grootst : hij is nog niet ‘volgroeid’. Laat de kinderen met de groeimeter (zie : eerder) de school rondtrekken (of zorg voor verschillende groeimeters, zodat ze in verschillende groepjes aan de slag kunnen). Ze meten de lengte van voorwerpen, dieren, mensen. Ze duiden de lengte aan met een streepje, een naam of een tekening. Ze nemen ook een foto van wie of wat ze gemeten hebben. Die foto’s printen ze en kleven ze op de groeimeter, op de juiste plaats. Dingen die groter zijn dan de groeimeter (dus groter dan 2 meter) komen ‘in de zolder’, boven de groeimeter terecht. Duid ook aan hoe groot jij zelf bent. Zo link je ‘groter zijn’ aan ‘ouder worden’. Jij bent groter dan de kinderen omdat je ouder bent. Maar blijft dat zo ? Er komt een moment waarop de kinderen jou ‘voorbijgroeien’ en oudere mensen krimpen ook weer een beetje. Wiskunde – 2 Meten – 2.3
–
Klassikale levenslijn Breng foto’s mee : van jezelf (van baby over kind tot volwassene), van dieren (van dierenjong tot volwassene), van planten (van zaadje tot volwassen plant). De kinderen rangschikken die chronologisch. Dat brengt vast een levendig gesprek op gang ! Laat de kinderen ook foto’s meebrengen van zichzelf als baby (bij de geboorte), als peuter (voorschoolse leeftijd), als kleuter en als 6- of 7-jarige (nu dus). Herkennen ze hun klasgenoten op die foto’s ? Zorg voor een wand in zes delen. In het tweede deel hang je de babyfoto’s, in het derde deel de peuterfoto’s, het vierde deel de kleuterfoto’s, het vijfde deel de recente foto’s. Bovenaan het tweede tot en met het vijfde wanddeel hang je de titels ‘toen ik er al was’, ‘peuter’,
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
‘kleuterschool’ en ‘eerste leerjaar’. In het eerste wanddeel hang je een pijl ‘vroeger’ (met de punt naar links), in het laatste wanddeel een pijl ‘later’ (met de punt naar rechts). De eerste pijl verwijst naar de tijd toen de kinderen nog niet geboren waren, de tweede pijl naar de tijd die nog voor hen ligt. Boven deze ‘levenslijn’ breng je ook een echte tijdslijn aan waarop je de geboortedata weergeeft. Zo zorg je voor enige wiskundige ordening en oriëntatie – daarin verschilt het eerste leerjaar van de kleuterschool. Bespreek de levenslijn nu met de kinderen. Was er ook al iets voor ze geboren waren ? (Hun ouders bijvoorbeeld). Wil je de levenslijn nog verder gebruiken, bij andere klasthema’s, dan kan je nog een deel ‘nog vroeger’ toevoegen (als je bijvoorbeeld naar het dinosaurussen tijdperk verwijst.) Wereldoriëntatie – 5 Tijd – 5.2 – 5.5
–
Hoe groei ik vanbinnen ? Laat de kinderen de prent bekijken waar Pomelo ‘vanbinnen groeit’. Laat hen in groepjes spreken over ‘groeien in je lichaam’. Ga bij elk groepje langs, stel zo nu en dan een ‘argeloze vraag’. Het is niet de bedoeling dat dit wetenschappelijk correcte gesprekken worden. Ze mogen vrijuit denken. Daarna kunnen ze zelf een tekening maken over wat er volgens hen gebeurt in hun lichaam. Geef de kinderen de mogelijkheid om op het formaat te tekenen dat ze het fijnst vinden, eventueel zelfs op levensecht formaat. Ook hier staat beleven en aanvoelen centraal, ‘anatomisch juist tekenen’ is minder van tel. Leg zeker ook wat extra boeken over ‘het lichaam’ in de klas. Zo kunnen de kinderen die nood hebben aan informatie iets opzoeken of meteen meer informatieve boeken ontdekken. Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik Nederlands – 2 Spreken – 2.6 Muzische vorming – 6 Attitudes – 6.2
–
To do-lijst Laat de kinderen de pagina’s bekijken waar Pomelo zich de held van het heelal voelt, en waar hij zin heeft in ‘grote dingen’. Dat moet de kinderen inspireren om dingen op te sommen die ze nog nooit gedaan hebben. Maak er een lange to do-lijst van, bijvoorbeeld : tellen tot 5 in het Chinees, een gedichtje achterstevoren opzeggen, een les Frans mee volgen in het vijfde of zesde leerjaar, een schoolmuur versieren, een verhaaltje voorlezen aan mama of papa … Maak met de klas een top 6 uit de lijst : evenveel als er zijden aan een dobbelsteen zijn. Door te dobbelen bepaal je wekelijks welke opdracht de klas die week zal uitvoeren. Wie meer wil, kan meer opdrachten van de to do-lijst vervullen, over een langere periode.
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar
Colofon Jeugdboekenweek 2013 Een zee van tijd Lestips, werken met boeken in de klas Redactie : Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Sofie Daniëls, Miek Driesen, Joke Gevaert, Katrien Goeman, Ariane Moreels, Stijn De Paepe, Nathalie Serraris, Raf De Smedt, Inge Umans en Veerle Verbruggen Coördinatie en eindredactie : Stichting Lezen Illustraties : Kaatje Vermeire Grafisch ontwerp : Kris Demey isbn 9789077178607 d/2012/9654/7 De lestips voor het eerste leerjaar werden geschreven door Sofie Daniëls en Katrien Goeman. Sofie Daniëls geeft les in het eerste leerjaar in de Trip Trap in Kortenaken. Ze houdt er ook de Cultuurwerkgroep draaiende en is verder een manusje-van-alles. Elke dag leert ze leerlingen lezen en dus de code van onze taal ontrafelen. Daarmee leidt ze kinderen naar de magische wereld van boeken en naar de wereld in het algemeen. Katrien Goeman staat al tweeëntwintig jaar voor de derde kleuterklas in Asse en oefent sinds drie jaar ook een directiefunctie uit in de lagere school. Eén derde van haar kleuters is anderstalig. Oog voor differentiatie, kindgericht werken, een uitdagende leeromgeving en zorg voor kinderen die ‘anders’ zijn, vindt ze erg belangrijk. Ook buiten het onderwijs houdt ze van sociaal engagement : ze is actief in de kinderoppasdienst, de wereldwinkel en de gezinsbond. Jeugdboekenweek 2013 vindt plaats van 2 tot 17 maart. Jeugdboekenweek is een project van Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en staat onder de hoge bescherming van H.K.H. Prinses Mathilde.
www.jeugdboekenweek.be www.stichtinglezen.be V.u. : Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen
jeugdboekenweek 2013 – lestips voor het eerste leerjaar