Lestips Vierde en vijfde leerja ar
Inleiding Twintig jaar geleden keurden de Verenigde Naties het Verdrag inzake de Rechten van het Kind goed. Al bijna dubbel zo lang brengt de Jeugdboekenweek de beste boeken onder de aandacht bij kinderen. In 2010 schreeuwen we die kern van de Jeugdboekenweek van de daken: kinderen hebben recht op boeken! Tussen 13 en 28 maart laten we kinderen stilstaan bij kinderrechten. Dat doen we aan de hand van de beste boeken en de mooiste verhalen – omdat net die verhalen vaak gaan over dat belangrijke dak boven je hoofd, over mensen die om je geven, over klein zijn en groot groeien in veiligheid én vrijheid. Kinderen hebben recht op boeken. Want laat één ding duidelijk zijn: boeken zijn geen overbodige luxe. Voor wie het leven niet mee zit, bieden ze troost. Wie niets te kort komt, ontdekt er werelden – dichtbij of ver weg – waar overleven veel minder vanzelfsprekend is. Verhalen verruimen je blik. Wie leest, kijkt verder dan zijn eigen huis en zijn eigen straat. Wie leest, weet dat niet iedereen geboren wordt met een rugzakje geluk. Zo krabben verhalen aan het onrecht in de wereld. Zo kunnen verhalen dat ene duwtje geven dat nodig is om in actie te komen. Daarom hebben kinderen recht op boeken. Daarom hoort in elke klas een rijk gevulde boekenplank, bijvoorbeeld met de boekenpakketten van de Jeugdboekenweek. De boeken in die pakketten gaan dit jaar – uiteraard – allemaal over kinderrechten. Wat niet betekent dat het allemaal kommer en kwel hoeft te zijn: in de selectie vind je grappige, ernstige, geïllustreerde, poëtische, levensechte, fantastische en informatieve boeken. Voor elk wat wils! Maar boeken komen pas tot leven als ze van de plank en uit het rek komen. Verhalen leven pas in de hoofden en handen van hun lezers. Pak de boeken dus vast, lees ze voor, geef ze aan je leerlingen, kortom: laat je klas genieten van de verhalen. Al kan er natuurlijk veel meer dan (voor)lezen alleen. We helpen je hier graag bij. Zo vind je in deze bundel bij elk boek uit de boekenpakketten een uitgewerkte lessuggestie. De lessuggesties zijn geordend per leeftijd en hebben allemaal hetzelfde stramien: – Aanzet: manieren om het boek bij je leerlingen te introduceren. – Verwerkingsactiviteiten: tips voor een creatieve verwerking of nabespreking – En verder: extra – korte – ideeën om met het boek aan de slag te gaan, in de Jeugdboekenweek óf daarna. Om aan te sluiten bij de realiteit van je klas, vermelden we bij elke tip de bijbehorende eindtermen die je met de activiteiten realiseert. Omdat lezen niet stopt op 28 maart en omdat er veel meer boeken zijn dan die in de boekenpakketten, kan je vanaf nu ook een algemene handleiding downloaden op www.jeugdboekenweek.be. De tips in die handleiding zijn altijd inzetbaar, met om het even welk boek. Want het spreekt voor zich dat iedereen recht heeft op een eigen mening en op een eigen favoriet boek. Het recht op vrije meningsuiting en alle andere (kinder)rechten vind je trouwens in diezelfde algemene handleiding op kindermaat uitgelegd. Je kan er ook terecht voor een overzicht van alle organisaties die je met het thema kinderrechten kunnen helpen.
Maar nu is het tijd voor actie! Tijd voor boeken! Op naar de Jeugboekenweek!
De hele ploeg van Stichting Lezen
jeugdboekenweek 2010
LESTIPS BIJ DE BOEKENPAKKETTEN VAN JEUGDBOEKENWEEK 2010 Vierde en vijfde leerja ar — Geweldboek / Pernilla Stalfelt. De Groenhazenpers, 2006. — Het fantastische verhaal van Ferre en Frie / Siska Goeminne en Jef Roels (ill.).
De Eenhoorn, 2009.
— Moeder nummer nul / Marjolijn Hof. Querido, 2008. — Overleven op Drakeneiland / Lydia Rood en Kees de Boer (ill.). Leopold, 2007. — Verkocht / Hans Hagen en Philip Hopman (ill.). Querido, 2007. — Voel je wat ik voel? / Jan Van Coillie (comp.) en div. ill. Davidsfonds/Infodok, 2009
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Lestip
1
Geweldboek Pernilla Stalfelt Cora Polet (vert.) De Groenhazenpers, 2006
Over het boek
Dit is een dun, geestig boekje over een heftig thema: geweld in alle vormen, kleuren en maten. De naïeve tekeningen verlichten de zware onderwerpen, zonder aan sérieux in te boeten. Dit warme pleidooi voor meer verdraagzaamheid in alledaagse dingen komt uitstekend van pas bij grote en kleine conflicten. Het boek wordt nergens moraliserend, maar de boodschap is duidelijk: geweldloosheid begint bij jezelf. Kinderrechten
Elk kind heeft recht op veiligheid en bescherming. Elk kind heeft recht op bescherming tegen oorlog. Elk kind heeft recht op een eigen mening en inspraak. A an de slag Opmerking vooraf
Dit boek heeft geen genummerde pagina’s. De eerste zin van elke pagina wordt in deze lestip daarom gebruikt als paginaverwijzing. Aanzet
— Materiaal verzamelen Ruim een week op voorhand vraag je de leerlingen materiaal uit de actualiteit te verzamelen rond ‘geweld’ en ‘vrede’: foto’s, krantenartikels, krantenkoppen, interviews... Verzamel het materiaal op een ‘geweldbord’ en een ‘vredesbord’. De kinderen beslissen zelf op welk bord hun materiaal best past. Voorlopig geef je geen commentaar bij de opdracht. Wereldoriëntatie – 7 Brongebruik – 7
— Woordveld ‘geweld’ en ‘vrede’ Op stroken papier noteren de kinderen steekwoorden over geweld of vrede. Inspiratie vinden ze bijvoorbeeld op de twee borden met artikels e.d. Ze mogen ruim gaan in hun interpretatie: concrete beelden en daden, gevoelens, kleuren, geluiden… Bespreek de resultaten. Vergelijk daarna het geweldbord met het vredesbord. Op welk bord hangt het meeste materiaal? Hoe komt dat? Wat vinden ze daarvan? Ga verder in op het geweldbord. Kunnen ze verschillende soorten geweld onderscheiden (natuurgeweld, oorlogsgeweld, zinloos geweld, ‘amusementsgeweld’ in films en spelletjes, kindermishandeling, pesten…)? Nederlands – 2 Spreken – 2.3
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
— Cirkels Verdeel de klas in twee gelijke groepen. De ene groep vormt een cirkel binnen de andere, de kinderen in beide cirkels kijken elkaar aan. Je stelt telkens een vraag die de kinderen bespreken met hun overbuur. Bij elke nieuwe vraag schuift de buitenste cirkel naar links, zodat telkens nieuwe discussieparen ontstaan. Je kan deze vragen stellen: – Kan je voorbeelden van geweld opsommen? – Welke vorm van geweld vind je het ergste en waarom? – Bestaat er een goede reden om geweld te plegen? Of: Wat kan een goede reden zijn om geweld te plegen, volgens jou? – Is er een vorm van geweld die gerechtvaardigd is? Wanneer? – Welke vorm van geweld raakt je? – Wat kunnen gevolgen zijn van geweld? – Ben je zelf wel eens betrokken (geweest) in geweldsituaties? – ... Na een aantal keren doorschuiven vraag je bijvoorbeeld welke vraag hen het meeste is bijgebleven, welke vraag hen het meeste aan het denken zette, op welke vraag ze zonder moeite een antwoord konden bedenken, welke vraag discussie heeft uitgelokt… Nederlands – 1 Luisteren – 1.8 en 1.9 – 2 Spreken – 2.6
— Boek voorstellen Lees het gedicht voor op de achterflap behalve het laatste zinnetje (nl. ‘Ik hou van jou’). Dat laat je de kinderen zelf raden. Lukt dat niet, verklap nog niks, maar laat hen opnieuw raden aan het einde van de activiteit. Toon de cover of projecteer de ingescande cover op scherm. Laat de kinderen vertellen wat ze zien (de tekeningen, de letters van de titel zijn wapens…)? Wat verwachten ze over de inhoud van dit boek? Kunnen ze bedenken wat dit boek met de kinderrechten te maken heeft? Verwerkingsactiviteiten
— Groepswerk Verdeel de klas in groepjes van vier (of in duo’s bij kleine groepen). Geef elk groepslid een taak: – de materiaalverantwoordelijke zorgt voor het materiaal dat nodig is om de taken uit te voeren; – de verslaggever noteert alle opmerkingen en bedenkingen; – de begeleider zorgt ervoor dat iedereen betrokken is bij de activiteit; – de woordvoerder brengt verslag uit voor de klas. Kopieer een aantal dubbele pagina’s uit het boek op a3-formaat. Voorzie zoveel dubbele pagina’s als er groepjes zijn. Zoek prenten uit die bij de interesses van de groepjes aansluiten. Maak een werkblad met volgende vragen (met voldoende ruimte voor de antwoorden): – Wat vind je van de prenten? – Welke vorm van geweld wordt geïllustreerd? – Vind je dit geweld zinvol of zinloos? – Is dit ‘echt’ geweld of niet? Waarom? – Welke info was nieuw voor jou? Wat wist je al? Nederlands – 3 Lezen – 3.5
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
— Rollenspel In elke groep kiezen de kinderen een fragment uit de kopie. Ze verwerken de situatie tot een rollenspel met een aanleiding tot geweld, een dader en een slachtoffer. Vooraf beslissen ze of de situatie zal escaleren of dat een derde speler oplossing aandraagt. Hou de voorbereiding kort en het rollenspel bij de kern van de zaak. Wie niet speelt, observeert. Bespreek na met de acteurs. Hoe voelden ze zich tijdens het rollenspel? Wat was de invloed van de verschillende acties? Waren ze gelukkig met het slot? Laat daarna de observators aan het woord. Hoe zouden zij het rollenspel laten eindigen? Deze oefening kan kinderen doen ervaren dat goed overleg een conflict kan voorkomen of oplossen. Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.6
— Voorkomen en genezen De kinderen brengen ideeën aan om geweld te voorkomen of te stoppen. Noteer alle voorstellen op bord. Lees dan verder voor uit het boek vanaf ‘Geweld – is dat nou echt nodig?’, dat is de pagina waar je linksboven een tekstballon vol ‘blablabla’ ziet staan, tot het einde. Vergelijk de voorstellen van de kinderen met die van het boek. Wat is voor hen haalbaar? Welke acties willen of kunnen zij ondernemen? Nederlands – 2 Spreken – 2.5 En verder
— Mijn mening telt Wat volgt zijn een aantal kernideeën uit het boek waarover kinderen hun mening kunnen geven.
4 ‘Luisteren is ook belangrijk’
Deze activiteit komt uit het handboek Opvoeden tot wereldburger (p. 89-90). De opdracht leert ‘actief luisteren’, een vaardigheid die je nodig hebt bij conflicten. Organiseer een duo-rollenspel. De ene leerling is uitgelaten en heeft iets belangrijks te vertellen, dat hij geselecteerd is voor het schooltoneel bijvoorbeeld. De andere leerling luistert niet. Dat kan blijken op vele manieren: hij keert de eerste leerling de rug toe, kijkt hem niet aan, onderbreekt hem, verandert van onderwerp... De klas observeert en noteert een lijst van houdingen waaruit blijkt dat tweede leerling niet luisterde. Herhaal hetzelfde duo-rollenspel. Alleen geeft de tweede leerling nu blijk van oprechte interesse: hij kijkt de ander aan, stelt vragen, reageert... De klas noteert opnieuw hoe de tweede leerling zich gedraagt. Daarna bespreek je klassikaal de kenmerken en het belang van ‘actief luisteren’. Kinderen oefenen de vaardigheid in door in duo’s een gesprekje met elkaar te houden over iets waarop ze trots zijn of iets wat ze erg graag willen doen. Ze wisselen de rollen af. De ‘luisteraar’ probeert zo actief mogelijk te luisteren. Bespreek na. Hoe voelt het om actief te luisteren? Zijn er verschillen met de manier waarop je normaal luistert? Hoe voelt het als iemand actief naar je luistert? Draagt actief luisteren ertoe bij dat je je gesprekspartner beter begrijpt? Sociale vaardigheden – 2 Gespreksconventies – 2
4 ‘Je kan tegen geweld en oorlog demonstreren en protesteren’
Ook in de eigen klas, op de speelplaats, in de turnzaal zijn er conflictsituaties. Laat de kinderen hier over nadenken en voorbeelden aanreiken. Hoe zinloos zijn die conflicten? Hoe kan het anders?
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Hoe kunnen ze die situaties vermijden? De kinderen gaan op zoek naar straffe, maar realistische slogans om op verschillende plekken op school uit te hangen. Ze maken krachtige spandoeken of affiches en verspreiden ze op school. Nederlands – 2 Spreken – 2.10 Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.6
4 ‘Je kan bij jezelf beginnen ...’
De kinderen ontwerpen een persoonlijke badge met een positieve boodschap. Dat kan een zin zijn, een enkel woord, een symbool, een beeld. Voorzie divers materiaal, liefst van duurzame kwaliteit. Ga aan de slag met stukjes vilt, naald en draad. Badges van papier kan je plastificeren. Met een veiligheidsspeldje bevestig je je badge op een duidelijk zichtbare plaats. Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.5 en 1.6
Bibliografie
Opvoeden tot wereldburger 1: Handboek voor de leerkracht van de basisschool / Susan Fountain en Ingrid Quix (vert.). Bakermat, 1996
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Lestip
2
Het fantastische verhaal van Ferre en Frie Siska Goeminne en Jef Roels (ill.) De Eenhoorn, 2009
Korte inhoud
Wanneer de kleine Ferre zonder ouders valt, vangt zijn grootmoeder Frie hem op. Op een peuter in huis zit Frie niet te wachten, maar ze probeert er het beste van te maken, op haar hoogst persoonlijke manier. Dat lokt reacties uit bij buitenstaanders die wel eens fluisteren dat Frie gek is. Ferre gaat ervan steigeren als iemand Frie uitlacht, want hij en zijn grootmoeder zijn ondertussen twee handen op één buik. Ondanks alle liefde en warmte die hij van haar krijgt, twijfelt ook hij aan het prachtige verhaal dat Frie hem vertelt. Klopt het wel? Ontbreekt er niet iets? Wat verzwijgt zijn grootmoeder? De waarheid komt uiteindelijk keihard aan, maar ook dan maakt Frie er een ontroerend verhaal van. Kinderrechten
Elk kind heeft recht op gezonde voeding, water, kleding en onderdak. Elk kind heeft recht op veiligheid en bescherming. Elk kind heeft recht om bij de eigen familie te zijn. A an de slag Opmerking vooraf
Als je meer tijd hebt, lees dan het hele verhaal en niet alleen onderstaande fragmenten voor. Het boek zit vol mooie, ontroerende stukjes. In dat geval leg je de nadruk op het genieten van voorlezen en luisteren naar een verhaal. Lees elke dag een stukje voor en ondersteun elk fragment met een prent bijvoorbeeld door ze te projecteren. Aanzet
— Auteur en illustrator Toon het boek. Wat zien ze op de cover (bijv. de titel, auteur, uitgeverij, de groene kleur, de tekening van de vogel)? Ga verder in op de auteur: Siska Goeminne. Op www.siskagoeminne.be lees je meer over haar drijfveren, haar leven en haar werk. Een interview met de auteur over Ferre en Frie vind je op www.klara.be waar je de naam van de auteur ingeeft in het zoekveld. Haal enkele andere boeken van Goeminne in huis (zie: Bibliografie). Laat de illustraties zien. Vraag hun mening. Vertel daarna dat de illustrator Jef Roels is, die acht is en de zoon van Siska Goeminne. Zijn de kinderen hierover verbaasd? Hadden ze gedacht dat een kind de tekeningen maakte?
— Personages Lees voor aan de kinderen vanaf pagina 7 t.e.m. pagina 18. In dit eerste stuk maak je kennis met Ferre, Frie, Fredje en Tuur.
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Bespreek de hoofdpersonages met de klas: – Hoe stel je je hen voor? – Wie vind je interessant en waarom? – Zou je een vriend van Ferre willen zijn? – Begrijp je dat Ferre zich schaamt voor Frie? – Wie is Fredje? – Wie is Tuur? Noteer aan bord enkele typische eigenschappen en kenmerken van elk personage. Laat hen een tekening maken van één, twee of alle vier de personages. Nederlands – 3 Lezen – 3.5 Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.6 Verwerkingsactiviteiten
— Het verhaal
4 Fragment 1 (p. 20-31)
Lees voor van pagina 20 t.e.m. pagina 31. Ferre stelt zijn ‘fantastische verhaal van Ferre en Frie’ voor aan de klas. Laat de kinderen even reageren op het verhaal van Ferre. Geloven ze het? Wat voelen ze bij dit verhaal? Nodig de kinderen uit om zelf hun levensverhaal te doen: helemaal echt of met een vleugje fantasie. Ze kiezen zelf hoe ze hun verhaal willen voorstellen: vertellen, schrijven, tekenen, uitbeelden, poppenkast, in een gedicht… Kiezen ze voor het uitschrijven van hun levensverhaal, bespreek dan eerst hoe je een verhaal opbouwt: hoe je personages introduceert, hoe je plaats en tijd beschrijft, wat er gebeurt en hoe je mooi kan afsluiten. Een woordweb helpt hen verder op weg. Maak er een individuele opdracht van. Elk kind heeft vast een uniek verhaal. Geef hen een duwtje in de rug en voldoende tijd om aan de opdracht te werken. Wie wil, mag zijn of haar verhaal voor de klas brengen. Nederlands – 4 Schrijven – 4.7 Muzische Vorming – 3 Drama – 3.6
4 Fragment 2 (p. 4-5)
Lees de tekst op pagina 4 en 5 voor, verhaal van Frie over Ferres moeder. Het is een prachtig sprookje dat Ferre troostte toen hij klein was. Wat vinden ze van het verhaal? Vertel dat Ferre zich vragen begint te stellen over het verhaal en meer info over zijn moeder wil. Laat de klas bedenken wat er met Ferres moeder gebeurd zou zijn. Verklap niets, de ontknoping komt later.
4 Fragment 3 (p. 81-88)
Lees tot en met de zin ‘Ik ga ervandoor. Ik ga naar het park.’ Begrijpen ze dat Ferre boos is? Hoe zouden ze het zelf aanpakken? Vertel in eigen woorden het vervolg. Ferre is boos op Frie omdat ze niet verder vertelt. Dus gaat hij even voetballen in het park om af te koelen. Tuur, zijn vriend, en pestkoppen Willen en Thomas zijn er ook. Maar iedereen amuseert zich, tot Ferre naar huis moet.
4 Fragment 4 (p. 97-102)
Willems pesterijen worden Ferre teveel. Alle boosheid moet er uit. Herkennen ze dat gevoel? Willen ze erover vertellen? Hoe gaan ze om met boosheid?
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
4 Fragment 5 (p. 103-109)
Lees voor tot het einde. Ferre krijgt het hele verhaal te horen. Hadden ze dit verwacht? Hoe zou Ferre zich voelen? Nederlands – 3 Lezen – 3.5
— Illustraties In het verhaal tekent Ferre om zijn gevoelens te verwerken. Daarom vond de auteur het belangrijk dat een kind de illustraties maakte. Haar zoon Jef bleek de belevingen van Ferre uitstekend uit te beelden (zie: De Standaard, 20 juni 2009). Gerda Dendooven noemde hem “een kind dat goed om zich heen kijkt.” Jef Roels’ tekenstijl is sober en gestileerd, met veel oog voor detail en beweging. Kies een aantal illustraties uit het boek die je uitvergroot of projecteert. Kunnen ze de prenten linken aan fragmenten? Wat zien ze? Wat heeft de tekening met het verhaal te maken? Wat vinden ze ervan? Hoe zouden ze de tekenstijl van Jef Roels omschrijven? Wat vertellen de tekeningen over de illustrator? Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.1 en 1.3 En verder
— Groen De kleur groen speelt een belangrijke rol in het verhaal. Wie heeft al kunnen ontdekken wat ‘groen’ betekent voor Ferre (met name de kleur van het gras en van de blaadjes aan de bomen in het park als het zomer is, cf. p. 17)? Wat is hun lievelingskleur? Wat betekent die kleur voor hen? Laat de kinderen vertellen en fantaseren. Daarna maken ze een collage in hun lievelingskleur met stofjes, geschenkpapier, tijdschriftfoto’s… Ze schenken aandacht aan de vormgeving en de uitstraling van hun werkje. Je kan hen ook een kleurenpaletboek laten samen te stellen (zie: ‘Tweede en derde leerjaar’, ‘Lestip 1 – Bruin!’). Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.6
— Zelf illustreren Vraag de kinderen een oud, afgedankt boek mee te brengen. Misschien kan de bibliotheek je ook wel helpen met de afgevoerde boeken. Via uitgeverijen raak je misschien aan dummy’s (boeken ter promotie met een ‘echte’ cover, maar met lege pagina’s). Wanneer je het verhaal voorleest, nodig je de kinderen uit om schetsen te maken van fragmenten die hen aanspreken. Na afloop kiezen ze hun favoriete schets en werken die verder uit. In plaats van te tekenen op een keurig wit tekenblad, nemen ze hiervoor het oude boek. Ze slaan het boek willekeurig open en tekenen daar hun illustratie van het verhaal. Ze werken bij voorkeur met inkt of ecolineverf. Kinderen mogen – als variatie op deze opdracht – ook een passende illustratie of zelfs een cover maken bij hun levensverhaal. Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.5 en 1.6
Bibliografie
Actief met boeken: vertellen, ontdekken, spelen, creëren / Philippe Brasseur. Casterman, 2003 De billen van Mamoe / Siska Goeminne. Clavis, 2003 Het hoofd van Marieke / Siska Goeminne en Yvonne Jagtenberg (ill.). Davidsfonds/Infodok, 2001 Ik was een steen / Siska Goeminne. De Eenhoorn, 2008 Twee meisjes / Siska Goeminne. Clavis, 2006 Wie heeft mij uitgevonden? / Siska Goeminne. Clavis, 2004
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Lestip
3
Moeder nummer nul Marjolijn Hof Querido, 2008
Over het boek
Eigenlijk heeft Fé geen behoefte om meer te weten over zijn adoptie en ‘echte’ moeder. Totdat zijn nieuwe vriendin Maud hem honderduit vraagt en hij zich toch vragen begint te stellen. Het verhaal wisselt af tussen het verloop van zijn zoektocht naar ‘Moeder nummer nul’ en verzonnen scenario’s over mogelijke ontmoetingen met zijn buikmoeder. Dit is een gevoelig en waarachtig boek over adoptie, met prachtige dialogen. Je volgt er de bijzondere gedachtegang van een gelukkig geadopteerd kind. Tegelijkertijd gaat het over zoveel meer dan adoptie: over graag willen weten wie je bent en wat je zo gemaakt heeft, vragen die elk kind kan hebben. Leuk om weten: de auteur is zelf geadopteerd. Kinderrechten
Elk kind heeft recht op bescherming bij adoptie. Elk kind heeft recht op een gelijke behandeling. Elk kind heeft recht op een naam en nationaliteit. Elk kind heeft recht op zorg. A an de slag Opmerking vooraf
Als er een geadopteerd kind in de klas zit, vraag je even aan de ouders hoe gevoelig het thema ligt voor je aan dit boek begint. Natuurlijk is dit boek een unieke kans om het onderwerp op een heel fijne manier bespreekbaar te maken. Het informatieve boek Mag je zelf een mama en papa kiezen? Vragen van en voor kinderen over adoptie is de ideale aanvulling op dit boek. Op vragen als ‘Mag de eerste mama haar kindje nog terugzien als ze later spijt krijgt?’ en ‘Kunnen vondelingen geadopteerd worden?’ krijg je zowel in dit boek als in Moeder nummer nul een antwoord. Aanzet
Toon de cover. Wat zien ze? Wat zou de titel Moeder nummer nul kunnen betekenen? Laat hen raden. Verklap nog niets. Als extra tip lees je pagina 5 voor. Kunnen ze de titel nu verklaren? Verklap nog steeds niets. Lees voor tot ‘omdat jullie alleen een naam hadden en verder niet zoveel’ op pagina 6. Stel vragen: – Vind je het belangrijk om een eigen naam te hebben? – Zou jij jezelf met een andere naam kunnen voorstellen? – Vind jij het belangrijk dat ze jouw naam juist uitspreken en schrijven? Waarom? – Weet jij wat je naam betekent?
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Leg uit dat een eigen naam en nationaliteit hebben een van de rechten uit het Kinderrechtenverdrag is. Laat hen eventueel opzoeken wat hun naam betekent (voor een activiteit rond namen, zie ook: ‘Zesde leerjaar’, ‘Lestip 4 - Gevlucht uit Tibet’) Lees nu het volledige eerste hoofdstuk voor. Weten ze nu wat Moeder nummer nul betekent? En kunnen ze voorspellen waarover het boek zal gaan? Wat weten ze al over adoptie? Wat zouden ze nog graag te weten komen? Heeft Fé het moeilijk met zijn adoptie? Wat heeft adoptie te maken met de rechten van het kind? Sta met de kinderen even stil bij de laatste regels op pagina 9: ‘Alle kinderen kwamen uit een buik en niemand kon zich dat nog herinneren. Wat maakte het dan uit, de ene buik of de andere? De ene plek of de andere?’ Is het belangrijk om te weten wie je moeder en vader zijn? Is het belangrijk om te weten waar je vandaan komt? Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.2 en 4 Maatschappij – 4.13 Lees het tweede en derde hoofstuk voor tot pagina 19 (‘Het gaat wel. Niet te veel, een beetje maar’). Overloop kort de verschillende personages uit het verhaal die tot dan toe aan bod kwamen: Fezjo (Fé), Bing, moeder, vader, Maud, Jesse, Hamid en de zwerver of broodjatter. Verwerkingsactiviteiten
— Rollenspel Voor deze opdracht werden verschillende fragmenten met mooie en sterke dialogen uit het boek geselecteerd. Ze geven Fezjo’s evolutie mooi weer: vanaf zijn eerste vragen over ‘moeder nummer nul’ tot het moment dat hij haar gaat opzoeken. Je leest de fragmenten voor, de leerlingen spelen de dialogen na. Je bespreekt ook telkens elk rollenspel. Geef volgende tips mee: – Lees de tekst verschillende keren aandachtig door. – Let op de vijf W-vragen: • Waar speelt het verhaal zich af ? • Wie zijn de hoofdpersonages? • Wanneer speelt het verhaal zich af ? • Wat gebeurt er? • Waarom gebeurt het? – Spreek luid en duidelijk. – Speel met je gezicht naar het publiek. – Durf en geniet! Hieronder staat bij elke dialoog welke personages meedoen, waarover de dialoog gaat en welke pagina’s de dialoog beslaat. Bij sommige fragmenten staat ook vermeld welke pagina’s je extra voorlezen moet, voor je aan de volgende dialoog begint.
4 Dialoog 1
Maud en Fé. Maud ontdekt dat Fé en zijn zus geadopteerd zijn. Van ‘Je zus is Chinees’ op pagina 19 tot ‘Sorry had niets te maken met mij en ook niet met Moeder nummer nul’ op pagina 20. Lees nadien hoofdstuk drie volledig verder voor.
4 Dialoog 2
Maud en Fé. Maud zou willen weten vanwaar het tekentalent van Fé komt. Hij zou kunnen uitzoeken of het van zijn moeder komt. Laat pagina 28 en 29 volledig naspelen.
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
4 Dialoog 3
Moeder, vader, Bing en Fé zitten samen aan de ontbijttafel en praten over Moeder nummer nul. De dialoog loopt van ‘zaterdagochtend’ op pagina 33 tot ‘Ik moest er niet aan denken’ op pagina 34.
4 Dialoog 4
Maud en Fé en Moeder nummer nul. Een eerste voorstelling van ontmoeting met Moeder nummer nul. De dialoog loopt van pagina 36 tot 37. Lees nadien het zesde hoofdstuk voor. Ga dieper in op de prachtige laatste regels van pagina 42: ‘We zaten op de bank. Mijn vader, mijn moeder en ik. Moeder nummer nul was er ook. Onzichtbaar maar vlakbij. Ik had over haar gepraat en nu was ze er. En ze ging niet meer weg.’ Wat bedoelt Fezjo? Daarna lees je het zevende hoofdstuk voor tot het midden van pagina 47.
4 Dialoog 5
Moeder nummer nul en Fé. Een volgende voorstelling van een ontmoeting met Moeder nummer nul. De dialoog loopt van ‘Ik belde aan’ op pagina 47 tot ‘De bedenktijd is afgelopen!’ op pagina 48. Lees achteraf voor van pagina 56 onderaan (‘Aan tafel ...’ ) tot pagina 58 (‘Ze gaf geen antwoord’).
4 Dialoog 6
Moeder, vader en Fé. Fé wil nu echt zijn Moeder nummer nul zoeken. De dialoog loopt van pagina 58 (‘Beneden waren mijn vader en moeder de afwas aan het doen’) tot pagina 59 onderaan. Daarna lees je voor van pagina 79 onderaan tot het einde van pagina 82. Sta ook stil bij volgend fragment op pagina 82: ‘Dat ik ook uit de piemel van iemand anders was gekomen, daar hadden we het nooit over. En wie weet was er nog meer. Er zouden broertjes en zusjes nummer nul kunnen zijn. Broertjes en zusjes die na mij of voor mij waren geboren en die niet waren weggegeven.’
4 Dialoog 7
Moeder en Fé. Moeder heeft een afspraak gemaakt bij de organisatie die Moeder nummer nul gaat helpen zoeken. De dialoog loopt van pagina 84 bovenaan tot ‘We merken het wel, zei ze’. Lees daarna pagina 84 en 85 verder voor, en vanaf ‘Ik ging naar huis…’ op pagina 93 tot en met pagina 97. Muzische Vorming – 3 Drama – 3.3 Laat de kinderen het einde van het verhaal raden. Zal de organisatie Moeder nummer nul vinden? Ontmoet Fé zijn echte moeder? En hoe zou dat dan lopen? Wie zit het dichtste bij het verhaal? Lees het einde van het verhaal zelf voor of laat het de kinderen voorlezen. In dat geval mogen ze eerst oefenen, thuis of in de klas en verdeel je de overgebleven pagina’s (vanaf pagina 111 tot aan het einde) over de vrijwilligers in de klas. Nederlands – 4 Schrijven – 4.8 En verder
— Alles over adoptie Hebben de kinderen nog vragen over adoptie? Willen ze nog meer te weten komen? Is er een ouder die wil komen vertellen hoe de adoptie van hun kind verlopen is? Zorg voor een voorbereiding van het bezoek. Laat de kinderen vooraf hun vragen op een blad schrijven en bezorg die aan de persoon die wil komen vertellen over adoptie. Zo weet die meteen wat er leeft in de klas. Het boek Mag je zelf een mama en papa kiezen? Vragen van en voor kinderen over adoptie kan ook hier verder van pas komen.
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
— Getalenteerd Lees de tweede alinea op pagina 11. Fezjo wil graag weten vanwaar hij zijn tekentalent heeft. Welke talenten hebben de kinderen van de klas? Kennen ze elkaar echt goed? Laat de kinderen zichzelf op een speciale manier voorstellen. Inspiratie daarvoor vind je in het knutselboek Max op visite (p. 85). Kleef een groot vel doorschijnende mica (bijv. inpakpapier van bloemen) op het raam. Laat de ene leerling aan de andere kant van het raam staan. Een andere leerling tekent met zwarte stift het profiel over op de mica. Elke leerling schildert en kleeft wat hij over zichzelf vertellen wil rond het profiel: hobby’s, favoriete dieren, lievelingskleuren, bijzondere eigenschappen, broers en zussen... Wanneer alle portretten klaar zijn, lopen de kinderen rond en stellen ze elkaar vragen, vooral over de nieuwe dingen die ze van elkaar ontdekten. Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.6
— Schrijfopdracht Fezjo stelt zich een aantal keer in het boek zijn eerste ontmoeting met Moeder nummer nul voor. Lees de fragmenten op pagina’s 36, 37, 47, 49 en 50 opnieuw voor. Introduceer daarna de schrijf opdracht. Ze moeten zich voorstellen dat ze geadopteerd zijn en voor het eerst hun biologische vader of moeder zullen ontmoeten. Hoe zou de ontmoeting verlopen? Wat willen ze te weten komen? Waarin zouden ze op hun biologische ouders lijken? De antwoorden op die vragen verwerken ze in een schrijfopdracht. Nederlands – 4 Schrijven – 4.4
— Verzamelen Nodig de kinderen uit om een verzameling waaraan ze gehecht zijn mee te brengen naar de klas. Lees daarna pagina 23 tot pagina 25 voor (‘Van al die ingeplakte kaarten vlak bij mijn hoofd werden mijn hersens meestal rustig’) en pagina 61 (‘Ik rende naar mijn kamer ...’) tot pagina 63. Daarin wordt duidelijk dat Fezjo erg gehecht is aan zijn beestenboek met zijn verzameling postkaarten. Je komt ook te weten dat Maud dat niet goed begrijpt. Laat de kinderen hun verzameling voorstellen. Waarom is verzamelen zo leuk? Herkent iemand het gevoel van Fé, namelijk dat je rustig wordt van verzamelen? Zegt de verzameling iets over de persoon die de verzameling voorstelt? Zijn er kinderen met dezelfde verzameling? Is er een verzamelrage op school? Voorzie een ruimte in de klas waar de kinderen hun verzameling kunnen uitstallen. Een interessante interactieve website over verzamelen is www.nooitgenoeg.be van Tapis plein en www.vlaanderenverzamelt.be van de vzw Volkskunde Vlaanderen. Tapis plein bracht naar aanleiding van de familie-expo Nooit genoeg ook een gelijknamige publicatie uit met 50 privécollecties en evenveel portretten van de verzamelaars. Voor kinderen verscheen in dit kader Briek van Pieter Gaudesaboos. Nederlands – 2 Spreken – 2.1
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Bibliografie
100 speelteksten voor kinderen / Paul Rooyackers, Bor Rooyackers, Liesbeth Mende. Panta Rhei, 2006 Briek / Annick Lesage en Pieter Gaudesaboos (ill.). Lannoo, 2008 Klein applaus / Koen Krul, Joris Nevejans, Peter Spaepen en Jef Goedemé (ill.). Abimo, 2005 Mag je zelf een mama en een papa kiezen? Vragen van en voor kinderen over adoptie / Evelien de Vlieger, Vereniging voor kind en adoptiegezin vzw en Hilde Schuurmans (ill.). Biblion, 2002 Max op visite / Ellen Cornelis. Davidsfonds/Infodok, 2007 Nooit genoeg: over verzamelen en verzamelaars / Tapis plein vzw. Lannoo, 2008
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Lestip
4
Overleven op Drakeneiland Lydia Rood en Kees de Boer (ill.) Leopold, 2007
Over het boek
Niemand weet nog wat aan te vangen met Mark. Altijd wat met die jongen. Zijn ‘grapjes’ vallen zelden in goede aarde. En dus moet Mark naar Drakeneiland. Daar zal hij zijn lesje wel leren. Mark valt er van de ene verbazing in de andere. Op Drakeneiland zijn géén volwassenen, kinderen zijn er de baas, iedereen heeft een baantje en alle kinderen hebben wel iets op hun kerfstok. In het begin kan Mark alleen maar plannen bedenken om van het eiland af te raken. Maar wanneer hij aan zijn toegewezen baantje begint en ontdekt dat er best wel fijne kinderen rondlopen, gaat hij alles anders zien... Kinderrechten
Elk kind heeft recht op gezonde voeding, water, kleding en onderdak. Elk kind heeft recht op een eigen mening en inspraak. Elk kind heeft recht om samen te komen met anderen. Elk kind heeft recht op spel en vrije tijd. Elk kind heeft recht op een gelijke behandeling. A an de slag Aanzet
Hou een kort klasgesprek. Welke reden zou iemand bedenken om iemand anders helemaal alleen naar een afgelegen eiland te sturen? De kinderen denken na in kleine groepjes. Hun bedenkingen noteren ze in korte zinnen. De antwoorden stellen ze per groep voor aan de klas. De groepjes mogen nadien reageren op elkaar. Tijdens het klasgesprek kan je zelf checken of de kinderen aan volwassenen of kinderen denken die helemaal alleen worden weggestuurd. Mag je een kind helemaal alleen op een onbewoond eiland droppen, vinden ze? Is dat in overeenstemming met de kinderrechten? Nederlands – 2 Spreken – 2.9 en 2.10 Toon het boek, maar dek de titel af. Wat zien ze op de cover? Vertel dat het boek over Mark gaat, die voor straf naar een afgelegen eiland wordt gestuurd. Lees de achterflap, toon de titel. De kinderen vertellen daarna hoe ze zich het eiland voorstellen. Ze maken er een tekening bij die een plaatsje in de klas krijgt. Elk werkje wordt tijdens de andere activiteiten rond het boek aangevuld met extra materiaal over de personages, de bezigheden op Drakeneiland… Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.6
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Verwerkingsactiviteiten
— Fragment 1 Lees het derde hoofdstuk (‘De Woordenbedenker’, p. 15-18) en het vierde hoofdstuk (‘Wedden?’, p. 19-22) na elkaar voor. Wat zijn ze te weten gekomen over Drakeneiland (geen volwassenen, kinderen baas, iedereen heeft een baantje)? Wat vinden ze van het eiland? Komt hun indruk overeen met hun eerdere verwachtingen?
— Fragment 2 Lees het vijfde hoofdstuk vanaf ‘Waarom ben je hier?’ (p. 25) tot en met ‘Hij had er ongeveer tweehonderd’ (p. 27). Sta stil bij volgend fragment op pagina 26: ‘Snap je, Mark, we hebben allemaal dingen gedaan die niet mogen. We staan allemaal te boek als lastig en slecht opgevoed en onhandelbaar. Daarom zijn we hierheen gestuurd. Het is, zoals Marisol zegt, een straf.’(p. 26) Is dit eiland een goede straf, vinden ze? Wanneer is iemand lastig en onhandelbaar? Wanneer verdient iemand straf ? Nederlands – 4 Schrijven – 4.8
— Fragment 3 Lees volgend fragment op pagina 27 voor: ‘De regels waren simpel: je mocht niets doen waar een ander last van had. Er waren tien wetten, die aangeplakt hingen op de dikke eik. En verder moest je zorgen dat je genoeg spieën verdiende om van te leven. Mobieltjes moesten worden ingeleverd, radio, televisie en computerspelletjes waren verboden. De rechten waren dat je elke dag één brood kreeg thuisbezorgd, dat je een fiets mocht nemen als je die nodig had en dat je met klachten naar de Parlevinkers kon gaan, of naar de Schout.’ Deel de tien wetten van Drakeneiland uit. Je vindt ze in het boek op pagina 127-128. De leerlingen lezen de regels in stilte. Verdeel de klas daarna in kleinere groepjes. Organiseer het groepswerk volgens de clim-principes 1 (zie ook: Bibliografie). Elke groepsleider krijgt onderstaande vragen. Daarover discussiëren ze in de kleine groepjes. De conclusies worden in grote groep besproken. – Zou jij je houden aan de Wetten? Waarom? – Zou een eiland met alleen kinderen een zootje worden? – Welke wet vind jij dat er nog bij moet? – Welke wet vind je onzin? Waarom? – Welke wet vind je het belangrijkste? Waarom? – Aan welke wet zou jij je nooit kunnen houden? Nederlands – 2 Spreken – 2.3, 2.5, 2.9 en 2.10
1
clim staat voor ‘Coöperatief Leren in Multiculturele Groepen’ en houdt een onderwijsvorm in die vertrekt van gestructureerd groepswerk. De nadruk ligt daarbij op het werken aan interculturele vaardigheden bij alle leerlingen. Deze kant-en-klare methodiek die van de heterogene samenstelling van de klas een meerwaarde maakt en in steeds meer klassen wordt toegepast, werd ontwikkeld en uitgebreid uitgetest door het Steunpunt Intercultureel Onderwijs (Universiteit Gent).
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Heb je een computerklas op school? Laat elk kind dan de vraagjes online beantwoorden op www.drakeneiland.nl bij ‘De wetten’. Ze kunnen na de klassikale bespreking ook één besluit doorsturen. ICT – 2 en 8 Na de bovenstaande opdracht bekijk je welke wetten bruikbaar zijn voor de eigen klas? Welke zijn overbodig? Welke ontbreken? Steek je licht op bij de zeventien kinderrechten en maak een unieke en orginele verklaring van plichten en rechten van je eigen klas. Selecteer er tien, maak er een op vallende affiche van en hang die op. Je kan je laten inspireren door de tekeningen die illustrator Klaas Verplancke bij tien verschillende kinderrechten maakte (www.jeugdboekenweek.be). Sociale vaardigheden – 1 Relatiewijzen – 1.2 en 1.6 Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.6 En verder
— Hoekenwerk
4 Speurtocht
Mark wordt aangeduid als spellier: iemand die spelen organiseert. Zijn eerste opdracht bestaat uit een griezeltocht voor het Toedeledokiefeest. Een groepje vrijwilligers steekt een speurtocht in elkaar. Kies zelf een thema of verzamel ideetjes in Het speurtochtenboek (zie: Bibliografie).
4 ICT
Ontdek de personages, het eiland, de vervolgverhalen en de auteur op www.drakeneiland.nl. ICT – 1
4 Vrij lezen
Hebben leerlingen zin in meer boeken over Drakeneiland? Er bestaan vijf boeken over die ze afzonderlijk kunnen lezen. Nederlands – 3 Lezen – 3.5 Nederlands – 4 Schrijven – 4.8
4 Folder
Laat de kinderen een folder maken met als titel ‘Drakeneiland voor stoute kinderen’. Laat ze nadenken over het lezers- en schrijversdoel: – Wat zijn de kenmerken van de folder als tekstsoort? – Wie wil je met de folder bereiken? Voor wie wordt de folder geschreven? – Waarom zou iemand de folder willen lezen? – Wat moet er zeker in de folder staan? – Hoe geef je de folder vorm? Schrijf je, tik je de tekst in? Welk lettertype gebruik je? Moet de folder geïllustreerd? Moet de tekst in zwartwit of in kleur? Noteer de antwoorden in sleutelwoorden waarop ze kunnen terugvallen tijdens de schrijfopdracht. Nederlands – 4 Schrijven – 4.2
4 Mijn baantje op Drakeneiland
De woordenbedenker schudt de nieuwe woorden zo uit zijn mouw. Waar zijn zij goed in? Welk baantje zouden zij willen of kunnen doen op Drakeneiland? Elk kind bedenkt voor zichzelf een passend baantje mét originele benaming. Iedereen stelt zijn of haar baantje voor.
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Zijn er kinderen die een gelijkaardig baantje uitkozen? Zijn er voldoende baantjes om het leven op Drakeneiland mogelijk te maken? Welke baantjes ontbreken? Is het zinvol om ‘strafbaantjes’ te voorzien voor wie zich niet aan de afspraken houdt? Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.3
4 Feest op Drakeneiland
Toedeledokie is het midzomerfeest. De kinderen op Drakeneiland keren dan terug naar huis en tegelijk komt er een nieuwe lading kinderen toe. Hoe zouden zij het feestje aanpakken? Wat zou er te doen zijn op het feest? Wat valt er te eten? Zijn er rituelen verbonden aan het feest? Aan de slag! Muzische Vorming – 3 Drama – 3.5
Bibliografie
Boeken
Bedrieger op Drakeneiland (deel vijf) / Lydia Rood en Kees de Boer (ill.). Ploegsma, 2009 CLIM-Wijzer / Filip Paelman. De Boeck, 2001 Drenkeling op Drakeneiland (deel drie) / Lydia Rood en Kees de Boer (ill.). Ploegsma, 2008 Het speurtochtenboek / Erica Bakker en Ellen van den Broek. Alex de Wolf (ill.). Ploegsma, 2004 Strijd om Drakeneiland (deel twee) / Lydia Rood en Kees de Boer (ill.). Ploegsma, 2007 Vermist op Drakeneiland (deel vier) / Lydia Rood en Kees de Boer (ill.). Ploegsma, 2009 Website
http://www.drakeneiland.nl
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Lestip
5
Verkocht Hans Hagen en Philip Hopman (ill.) Querido, 2007
Over het boek
Yaqub, een jongen van vier jaar, wordt door zijn ouders verkocht aan een man die kleine jongens misbruikt voor de kamelenraces in Dubai. Zijn ouders wordt een maandelijks bedrag beloofd. Daarmee kunnen ze de misvormde benen van Noor, Yaqubs zus, laten behandelen. Ver weg van huis wacht Yaqub een vreselijk bestaan van honger, pijn en keihard trainen voor de races. Yaqub blijft verlangen naar huis. Samen met zijn vrienden probeert hij stand te houden. Hoe kan hij ontsnappen? De hulp komt uit onverwachte hoek... Een spannend en ontroerend boek over kinderslavernij in eenvoudige en zeer duidelijke taal. Het verhaal grijpt je onmiddellijk bij de keel en laat je niet meer los. Lees zeker ook achteraan in het boek waarom de schrijver over dit wrede onderwerp wilde schrijven. Kinderrechten
Elk kind heeft recht op gezonde voeding, water, kleding en onderdak. Elk kind heeft recht op veiligheid en bescherming. Elk kind heeft recht op onderwijs en informatie. Elk kind heeft recht op spel en vrije tijd. Elk kind heeft recht op zorg. Elk kind heeft recht op een eigen naam en nationaliteit. Elk kind heeft recht op een gelijke behandeling. Elk kind heeft het recht om bij de eigen familie te zijn. Elk kind heeft recht op een aangepaste verzorging bij ziekte of handicap. Elk kind heeft recht op een privéleven. Elk kind heeft recht op bescherming tegen uitbuiting. Elk kind heeft recht op bescherming tegen onwettelijke opsluiting. A an de slag Opmerkingen vooraf
Voor dit boek heb je voldoende tijd nodig. Op vijftig minuten kan je de aanzetten geven om het boek zelfstandig te laten lezen. Maar het is jammer dat de meeste kinderen dan niet de volledige inhoud kunnen beleven. Als je de tijd hebt om alle verwerkingsactiviteiten te doen, maken de kinderen kennis met elk hoofdstuk. Voor dit harde, realistische verhaal is dat bijzonder zinvol. Dit boek is ook te verkrijgen als luisterboek. Hans Hagen sprak het verhaal zelf in. Leen het uit in de bib, handig voor de moeilijke lezers in je klas. Nadien kan je de luisterversie samen met het boek in je hoekenwerk gebruiken.
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Aanzet
Stel boek, schrijver en illustrator voor. Alle info vind je op de website van Hans Hagen (zie: Bibliografie). Aan het eind van het boek (p. 167-171) vertelt Hans Hagen hoe het verhaal ontstaan is. Ook de krantenartikels die hem op het spoor brachten van het onderwerp neemt hij op. Dit nawoord geeft goed de sfeer en de realiteit van Verkocht weer. Meteen wordt ook duidelijk hoe Hans Hagen in dit boek vertelt wat hij gezien en beleefd heeft door Yaqubs ogen. Yaqub en zijn lotgenootjes maken heel wat akeligs mee. Op pagina 64 en 65 en pagina 93 vertelt hij bijvoorbeeld hoe de kinderen aan hun einde komen en wat er daarna mee gebeurt. Waarom moeten deze kinderen geholpen worden, vinden ze? In het gesprek dat op die vraag volgt kan je de rechten van het kind voorstellen en kort bespreken, als dat nog niet eerder in de Jeugdboekenweek gebeurde. Later komen ze nog uitgebreid aan bod. Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.13 Verwerkingsactiviteiten
— Eerste en tweede hoofdstuk (klassikaal) Dit boek valt onmiddellijk met de deur in huis. Lees de twee hoofdstukken voor. De taal is eenvoudig, maar de inhoud niet. Voor je begint voor te lezen, krijgen de kinderen volgende vragen op een blaadje: – Welke belangrijke personages komen er in deze hoofdstukken voor? – Wat ontdek je over de personages? – Welke rechten van het kind worden er geschonden? – Waarom kregen de hoofdstukken de titels Zoet en Zout? Terwijl je voorleest, noteren de kinderen de antwoorden op een kladblaadje. Pauzeer even na het eerste hoofdstuk. Maak op flappen een overzicht van de personages: Yaqub, moeder, vader, zus Noor, Asnar, zoon van Asnar (Javed), Zareena en Babu. Noteer de gegevens die ze verzameld hebben over de personages. Na het tweede hoofdstuk vul je de gegevens aan. Laat de flappen centraal in de klas hangen. De kinderen kunnen erop terugvallen tijdens het groepswerk. Bespreek ook de rest van de vragen. Hoe voelden ze zich tijdens het voorlezen? Hebben ze ontdekt welke rechten van het kind geschonden werden? Hebben ze ontdekt waarom de hoofd stukken Zoet (voor het antwoord, zie: p. 14, 21 en 27) en Zout (voor het antwoord, zie: p. 37) heten? Hebben ze nog vragen over de twee hoofdstukken? Hoe gaat het verhaal verder, denken ze? Nederlands – 3 Lezen – 3.5 en 4 Schrijven – 4.1 Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.13
— Derde tot zevende hoofdstuk (groepswerk)
4 Verdeling van de hoofdstukken
Er blijven nog vijf hoofdstukken over in het boek: Zand, Stof, Zweet, Tranen en Hout. De hoofd stukken verdeel je over vijf groepjes. Dat kan origineel! Maak kaartjes met de namen van de verschillende hoofdstukken in het Arabisch (zie: de inhouds tafel vooraan het boek). Voor de les begint, kleef je de kaartjes met Arabische hoofdstuktitels onder hun stoel. De inhoudstafel kopieer je verschillende keren. Je hangt ze uit in de klas. Daarin staan zowel de Arabische titels als de Nederlandse vertaling. Op jouw teken draaien de kinderen hun stoel om. Aan de hand van de inhoudstafel ontcijferen ze de Nederlandse titel. Kinderen met eenzelfde hoofdstuktitel vormen telkens een groepje.
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Voor je de groepsopdrachten geeft, sta je even stil bij het Arabische schrift (voor meer info: Wikipedia en Hier woon ik: Marokko, zie: Bibliografie): – Waarom staan de hoofstuktitels en de hoofdstuknummering in het Arabisch? – Wat is er typisch aan het Arabische schrift? – Hoe zie je ook aan de tekeningen dat het verhaal zich afspeelt in een Arabisch land?
4 Groepswerk per hoofdstuk
Elk groepje verwerkt één hoofdstuk. Rol- en taakverdeling kan volgens de clim-principes (zie: Bibliografie). Je bezorgt elk groepje voldoende kopies van ‘hun’ hoofdstuk en een verklaring van de rechten van het kind. Het hoofdstuk lezen doen ze individueel. Wijs de kinderen erop dat ze niet alles uit het hoofdstuk meteen zullen begrijpen omdat sommige elementen verwijzen naar één van de vorige hoofdstukken. Die elementen mogen ze negeren of ze mogen uitleg vragen aan het groepje die het hoofdstuk met ontbrekende info las. Ze zoeken een antwoord op volgende vragen: – Welke personages komen er voor in jullie hoofstuk? – Wat wisten jullie al over hen? Wat zijn jullie extra te weten gekomen? – Welke rechten van het kind worden geschonden? – Waarom kreeg jullie hoofdstuk deze titel (Zand, Stof, Zweet, Tranen of Hout)? – Hoe gaan jullie het hoofdstuk navertellen aan de groep? Het is de bedoeling dat de kinderen het hoofdstuk op een vlotte manier navertellen en er de antwoorden op de vragen in verwerken. Ze spreken goed af wie wat gaat vertellen. Dat kan bijvoorbeeld door hen een flap met tekst en illustraties te laten maken maken over de personages, de kinderrechten en het verhaal in hun hoofdstuk. Aan de hand van die flap vertellen ze hoofdstuk na. Heb je meer tijd, laat hen dan voorwerpen verzamelen die in het hoofdstuk voorkomen. Zo kunnen ze op een visuele manier hun uitleg bij het hoofdstuk verduidelijken. Elke leerling licht het verband tussen een voorwerp en het hoofdstuk toe. Alle flappen en/of voorwerpen komen daarna terecht in een kleine klastentoonstelling. Eventueel gidsen de kinderen andere klassen rond op de tentoonstelling. Nederlands – 2 Spreken – 2.3, 2.6 en 3 Lezen – 3.5 Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.13 en 6 Ruimte – 6.9 En verder
— Wereldkaart Situeer het verhaal op een wereldkaart. In de eerste hoofdstukken van het boek worden een heel aantal plaatsnamen genoemd. Waar komt Yaqub vandaan? Hoe ver van huis is Yaqub? Kunnen ze Yaqubs reisroute volgen op de kaart? Als bijkomende opdracht tijdens het voorlezen en tijdens het groepswerk kan je de kinderen vragen om alle plaatsaanduidingen uit het boek te noteren. Die zoeken ze dan later op in een atlas. Wereldoriëntatie – 6 Ruimte – 6.11
— Arabisch Je kan het Arabisch en de bijhorende boeiende cultuur verder bestuderen. Op Wikipedia vind je als leerkracht een duidelijke uitleg hierover. Nog leuker wordt het als een leerling of een ouder hebt die Arabisch spreekt en die meer uitleg geven kan. Ook het boek Hier woon ik: Marokko kan interessant zijn. Wereldoriëntatie – 6 Ruimte – 6.9
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
— Illustraties Illustrator Philip Hopman maakte prachtige tekeningen bij dit boek. Overal in het boek staan schetsen van wat Yaqub ziet en beleeft (zie ook: het interview met Hans Hagen en Philip Hopman op Kidsweek). Met een potloodstompje dat hij van zijn zus kreeg, is Yaqub voortdurend aan het tekenen. Op pagina 147-148 staat een mooi fragment over Yaqubs tekentalent. Je leest er hoe Yaqub van Asnar een groot bord met kamelen mag beschilderen. Na dit fragment bezorg je de kinderen houtskool of potloden. Kunnen zij een kameel schetsen? Kunnen ze Yaqub schetsen? Vergelijk hun tekeningen daarna met die van Yaqub (Philip Hopman). Wat heeft hen het meeste getroffen in het verhaal? Kunnen ze dit tekenen? Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.6
— Actie! Zijn de kinderen verontwaardigd na het lezen van Verkocht? Dan is het tijd voor actie. Laat hen een affiche tegen kindslavernij ontwerpen. Je kan ook verder ingaan op de kinderrechten die in het verhaal met de voeten getreden worden. Betrek daarbij ook de krantenartikels die achteraan in het boek vindt.
Bibliografie
Boeken
CLIM-Wijzer / Filip Paelman. De Boeck, 2001 Hier woon ik: Marokko / Butterfly works. The House of Books en Oxfam Novib, 2009 Websites
http://nl.wikipedia.org/wiki/Arabisch http://www.kidsweek.nl/artikel/175541 http://www.moniquehagen.nl/verkocht_interview.htm
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Lestip
6
Voel je wat ik voel? Jan Van Coillie en diverse illustratoren Davidsfonds/Infodok, 2009
Over het boek
Elk kind heeft recht op eigen gedachten, gevoelens, een eigen mening en geloof. En elk kind mag daar ook voor uitkomen. Waar kan een kind een betere verwoording en troost voor die gedachten en gevoelens vinden dan in zorgvuldig uitgekozen poëzie? Ook volwassenen zullen zich herkennen in deze ‘gevoelige’ gedichten. Van deze verzamelbundel geniet je extra door de schitterende illustraties van dertien illustratoren. Kinderrechten
Dit boek kan je verbinden met alle kinderrechten. Een overzicht van die zeventien kinderrechten vind je in de algemene suggesties bij de lestips. A an de slag Opmerking vooraf
Lees het woord vooraf op pagina 11 en 12 voor je aan de slag gaat met Voel je wat ik voel? Het geeft je inzicht in de structuur en de inhoud van de gedichtenbundel. Aanzet
Een kind een kind een boek een boek een kind ze horen bij elkaar hier weet je dat er boeken zijn ze liggen voor je klaar een kind een land een land een kind geen scholen en geen geld daar kunnen ook geen boeken zijn daar wordt alleen verteld
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
verhalen zijn er overal die horen bij de mens maar boeken – planken, kasten vol dat is voor daar een wens een kind een boek een boek een kind dat geldt voor iedereen je wereld wordt er groter door je kijkt er meer doorheen
Nannie Kuiper (uit De Voorleesvogel)
Stel het Jeugdboekenweek-thema voor, lees zelf even de inleiding op het thema op www.jeugdboekenweek.be. Hou ook een exemplaar van de Jeugboekenweek-affiche bij de hand. Laat kinderen kort reageren op het thema en de affiche. Daarna lees je bovenstaand gedicht van Nannie Kuiper voor dat het thema Recht op boeken! perfect verwoordt. – Wat voor soort tekst is dit (een gedicht)? Door welke kenmerken weet je dat? – Wat heb je ontdekt in dit gedicht? – Hoe sluit het gedicht aan bij het thema van de Jeugdboekenweek? – Welk gevoel roept het gedicht bij je op? Filosofeer even verder naar aanleiding van het gedicht (over Filosoferen met kinderen lees je meer in de algemene suggesties bij de Jeugdboekenweek): – Hebben kinderen recht op boeken? – Wat is een recht? – Is leren lezen voor kinderen een recht? – Staat dat in het verdrag met de rechten van het kind? – Hebben kinderen boeken nodig? – Wat kunnen boeken betekenen voor kinderen? – Kunnen boeken kinderen helpen? – Welke boeken hebben voor jou iets betekend? Op welke manier? Door het gesprek wordt vast duidelijk dat een boek je troosten en opvrolijken kan, dat een boek je op andere gedachten kan brengen… Misschien kwam ook aan bod dat er niets zaliger is dan in een boek een gevoel te herkennen dat je zelf nooit zo mooi onder woorden kan brengen. En dat is precies waar dichters erg goed in zijn. Stel de gedichtenbundel voor: een verzameling gedichten over gevoelens. Vertel ook iets over de auteurs en de illustratoren. Nederlands – 2 Spreken – 2.5 Verwerkingsactiviteiten
— Vooraf Voor deze lestip werd een beperkt aantal gedichten geselecteerd. De bundel bevat natuurlijk veel meer moois. Je kan de kinderen elke dag van de Jeugdboekenweek op een extra gedicht trakteren: een leuk literair tussendoortje. Komt er een herkenbaar gevoel aan bod, mogen ze reageren. Maar gewoon genieten mag ook.
— Spiegelgedichten
4 ‘Je gezicht’ van Jan ’t Lam (p. 14)
Laat alle kinderen een spiegel(tje) meebrengen. Lees het korte gedicht voor. Wat betekent ‘je eigen bui zien hangen’? Laat de kinderen om beurt een gezicht in de spiegel trekken die ze hoog in de lucht steken. Dat gezicht weerspiegelt hun bui. Klasgenootjes kijken in de spiegel. Wie ziet de bui van de klasgenoot hangen?
4 ‘Ik wou dat ik’ van Hans Hagen (p. 15)
Ik wou dat ik is nog een gedicht met een spiegel: – Welk gevoel geeft dit gedicht je? – Hoe voelt ‘de ik’ zich in het gedicht? – Is het gevoel van ‘de ik’ herkenbaar?
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
De kinderen nemen opnieuw hun spiegel. Terwijl ze in de spiegel kijken kunnen ze hun gezicht naschilderen op de spiegel. Ze leggen ook een bepaalde emotie in hun schilderij. Heb je plaats in de klas, dan heb je met alle spiegels op een rij een prachtige spiegeltentoonstelling. Iedereen raadt elkaars emoties. De spiegelgedichten hang je uitvergroot bij de spiegels. Je kan ook mooie gezichten in elektriciteitsdraad laten maken. Leuke voorbeelden daarvan vind je in het knutselboek Max op visite van Ellen Cornelis op pagina 20 (zie: Bibliografie). Opnieuw kunnen de kinderen proberen om een gevoel te laten zien in het gezicht van elektriciteitsdraad. Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.6 Wereldoriëntatie – 3 Mens – 3.2
— ‘Hier wordt gewaakt (een rap voor reptielen)’ van Colin McNaughton (p. 150) Terwijl je het gedicht leest begin je vanzelf te rappen. Laat de kinderen per twee aan de slag gaan. Rappen ze om de beurt een strofe of vormen ze samen een echt rapgroepje? Ook klassikaal kan je aan het rappen slaan. De meisjes rappen de even strofes, de jongens de oneven strofes. Dit is een leuke opdracht als bewegingstussendoortje. Muzische Vorming – 2 Muziek – 2.2 Nederlands – 4 Schrijven – 4.8
— Diverse gedichten over verliefdheid (p. 102 – 114) Van pagina 102 tot pagina 114 staan heerlijke gedichten in verband met verliefdheid. Laat de kinderen hun favoriete gedicht kiezen om voor te dragen. De kinderen die hetzelfde gedicht hebben gekozen kunnen samen gaan zitten om voor te bereiden. Vraag aan de kinderen waarop je moet letten bij het voordragen van een gedicht. Breng hun ideeën op het bord en zorg voor een samenvatting. Tijdens hun voorbereiding kunnen ze dan altijd terugvallen op die samenvatting. De stemming van het gedicht bepaalt het tempo. Zijn er klemtonen die ze moeten leggen? De kinderen moeten vermijden dat het gedicht wordt afgedreund. Je kan klemtonen leggen door harder, stiller, sneller of trager te spreken. Ook pauzes kunnen ervoor zorgen dat het aangenamer wordt om naar het gedicht te luisteren. Kan het gedicht door verschillende personen gelezen worden of laat het beter door één persoon voordragen? Wat vinden kinderen van dit soort gedichten? Hier kan je ook stil staan bij de individuele beleving. Lenen deze gedichten zich tot voorlezen of zijn ze eerder bedoeld om zelf in stilte te lezen? Nederlands – 6 Taalbeschouwing – 6.5 en 4 Schrijven – 4.8
— Verschillende stijlen De gedichten werden geïllustreerd door het kruim van de Vlaamse – en enkele Nederlandse – illustratoren. Als je door de bundel bladert, merk je dat elke illustrator zijn eigen stijl heeft. Kies er enkele illustratoren uit en kopieer van elk een aantal prenten. Herkennen de kinderen de verschillende stijlen en kunnen ze de prenten samen brengen per illustrator? In het mooie boek Buiten de lijntjes gekleurd vind je extra achtergrondinformatie over het werk van heel wat Vlaamse illustratoren. Muzische Vorming – 1 Beeld – 1.1 en 1.2
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
En verder
— Kinderrechten in poëzie Laat de rechten van het kind koppelen aan de verschillende gedichten. Als je door de bundel bladert, vind je bij elk recht wel een passend gedicht. Enkele voorbeelden: – Een geheim plekje op pagina 36 en Eiland op pagina 37 illustreren heel mooi dat elk kind recht heeft op een privéleven. – Ziekenhuis op pagina 41 toont het recht op een aangepaste verzorging bij ziekte of handicap. – Adv. op pagina 61 en het gedicht zonder titel op pagina 181 wijzen op het recht op veiligheid en bescherming. – De gepeste op pagina 86 en Frekie op pagina 98 illustreren het recht op gelijke behandeling. Je kan op twee manieren werken. Of je biedt hen een grote selectie gedichten aan waaruit ze er eentje kiezen en waaraan ze vervolgens een kinderrecht koppelen. Of ze krijgen een lijst met kinderrechten waaruit ze eentje kiezen en waarbij ze een gedicht zoeken. Voorzie naast Voel je wat ik voel? ook andere dichtbundels (zie: Bibliografie). Ze mogen ook zelf hun favoriete dichtbundel meebrengen. Wie wil mag ook zelf een gedicht verzinnen bij een kinderrecht naar keuze (bijv. een haiku of een elf, zie: ‘Tweede, derde leerjaar’ – ‘Lestip 3 – De Zomerzot’ en ‘Lestip 4 – In een land hier ver vandaan...’). Je vindt ook info in handleidingen of websites rond poëzie-onderwijs (voor enkele suggesties, zie: Bibliografie). Laat de kinderen van de gedichten met bijbehorende kinderrechten affiches maken die ze illustreren. Inspiratie genoeg in Voel je wat ik voel? Alle affiches hang je uit in de gang. Samen vormen ze een prachtige kinderrechtententoonstelling. Zorg voor een plechtige opening met een fijne receptie. Met hun affiche kunnen ze ook deelnemen aan de Poem Express (een inter nationaal kunst- en poëzieproject, voor meer info, zie: www.boekie-boekie.nl). Je kan ook een poëzievoordracht rond kinderrechten houden. De kinderen dragen hun favoriete gedichten voor. Ze geven ook kort uitleg over het bijbehorende kinderrecht. Je kan ouders of andere klasen uitnodigen. Wereldoriëntatie – 4 Maatschappij – 4.13
Bibliografie
Boeken
Buiten de lijntjes gekleurd: uitgelezen Vlaamse illustratoren in de kijker / Marita Vermeulen. Lannoo, 2006 De Voorleesvogel / Bibliotheek Rotterdam (digitale versie op: http://www.bibliotheekdenhaag.nl/ asp/com/voorleesvogel/download/Volwasseneneducatie%20Lesmateriaal%20cursisten.pdf) Vrij: de rechten van de mens voor alle kinderen / John Burningham e.a. (ill.). Lemniscaat, 2008 Dichtbundels
Altijd heb ik wat te vieren / André Sollie. Querido, 2008 Fluit zoals je bent / Edward van de Vendel (comp.) en Carll Cneut (ill.). De Eenhoorn, 2009 Lampje voor de nacht / Theo Olthuis en Alice Hoogstad (ill.). Holland, 2005 Twee ons liefde / Ted van Lieshout. Leopold, 2008
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Boeken over poëzie
Het huis lijkt wel een schip: handleiding voor het poëzieonderwijs op de basisschool / Jacques Vos. hb, 2004 Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken / Jan van Coillie. Davidsfonds/Infodok, 2007 Websites over poëzie
http://www.boekie-boekie.nl http://www.doemaardichtmaar.nl http://www.gedichtendag.org http://www.jeugdenpoezie.be http://www.skep.nl
jeugdboekenweek 2010 – lestips voor het vierde en vijfde leerjaar
Over de samenstellers Ingrid Antheunis Ingrid Antheunis werkt op de Pedagogische Begeleidingsdienst van de stad Gent voor wock, Werken aan Onderwijs, Cultuur en Kunst. Deze cel slaat een brug tussen onderwijs en de culturele wereld. In haar functie is ze vooral bezig met muzische en buurtgerichte projecten, kinderliteratuur en filosoferen met kinderen. Dat gebeurt voornamelijk via nascholingen en via begeleiding op klas- of schoolniveau.
Hedwige Buys Hedwige Buys werkt als zorgcoördinator en boekenjuf in een lagere school, waar ze zoveel mogelijk het lezen wil stimuleren. Daarnaast werkt ze mee aan cursussen voor ouders en leer krachten. Zo ziet ze wat er leeft in scholen die buiten haar dagelijkse werkdomein vallen en kan ze de theorie meteen aan de praktijk koppelen. Verder bespreekt ze kinderboeken in Klapper-Pluizer.
Ria Carette Ria Carette werkt ongeveer twintig jaar in het Gentse Stadsonderwijs. Vooral met de jongere kinde ren uit het lager onderwijs heeft ze ervaring. Haar school heeft gekozen voor ‘meervoudige intelli gentie’ als pedagogische invalshoek. Met haar collega’s probeert ze kinderen via de acht intelligenties met boeken in contact te brengen. Ze organiseert daarom diverse klasoverstijgende projecten.
Frans Hoes Frans Hoes geeft vooral talen in het zesde leerjaar van een lagere school. In zijn klas is plaats voor een ruime boekenhoek mét salon. Hij probeert de (voor)leesmicrobe zoveel mogelijk door te geven aan zijn collega’s. Voor linc (Centrum voor Lezen en Informatie) verzorgt hij al vijftien jaar lezingen en workshops. Hij werkte als redacteur mee aan www.schoolenbibliotheek.be van Locus en leest wekelijks met veel plezier boeken voor blinden en slechtzienden in.
Jesse Van de Kerckhove Jesse Van de Kerckhove studeerde af met een scriptie over ‘De Boekenjuf ’ en staat al acht jaar in het vierde leerjaar. Boeken, lezen en voorlezen staan er dagelijks op het menu. Ze ontwikkelde een eigen methode om via een leesportfolio kritische en enthousiaste lezers te maken van de kinderen uit haar klas.
Stijn De Paepe Stijn De Paepe is germanist en geeft Nederlands en taalvaardigheid aan studenten Bachelor Kleuteronderwijs van de Arteveldehogeschool in Gent. Hij combineert een kritische kijk op kinderliteratuur met een grote liefde voor het genre en schrijft zelf al eens een verhaal of een gedicht voor kleuters. Verder is hij docent aan het Katholiek Hoger Instituut voor Opvoedkunde waar hij taaldidactiek in de kleuterschool samen met mensen uit het werkveld behandelt.
Annemie Vriens Annemie Vriens is juf in het vierde leerjaar in Gemeentelijke Basisschool Overijse. In de klas maakt ze werk van boeken: voorlezen, boekpromotie, op ontdekking in de bib ... Veel plezier en genieten dus! Met enkele collega’s zorgt ze ervoor dat ‘boeken’ en ‘lezen’ in de kijker staan op school. Samen organiseren ze de Voorleesweek, Gedichtendag en natuurlijk ook de Jeugdboekenweek. Haar zoon Thor krijgt elke avond in bed een verhaaltje als afsluiter van de dag.
jeugdboekenweek 2010
Colofon Jeugdboekenweek 2010 Recht op boeken! Lestips, werken met boeken in de klas Redactie: Ingrid Antheunis, Hedwige Buys, Ria Carette, Frans Hoes, Jesse Van de Kerckhove, Stijn De Paepe, Annemie Vriens Coördinatie en eindredactie: Stichting Lezen Illustraties: Klaas Verplancke Grafisch ontwerp: Kris Demey De Jeugdboekenweek 2010 vindt plaats van 13 tot 28 maart 2010. De Jeugdboekenweek is een project van Stichting Lezen. Stichting Lezen wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en is het expertisecentrum voor leesbevordering. Het Focuspunt Jeugdliteratuur vormt een bijzondere opdracht binnen Stichting Lezen en staat voor de deskundigheidsbevordering inzake jeugdliteratuur.
Quadri
www.stichtinglezen.be www.jeugdboekenweek.be v.u.: Majo de Saedeleer, Frankrijklei 130/4, 2000 Antwerpen.
Zwart
jeugdboekenweek 2010