Lessenreeks Drama Leerjaar 1
Project 1B Schooljaar ’09-’10 De Nieuwste School Tilburg Mentoren: Paul Pelle & Ilse Maas
Dramaproject 1B
Januari – februari ’10 Paul Pelle & Ilse Maas
Planning Les 1
2
3
4
5
6
7 8
Datum
Lesstof algemeen Werkvormen • tableau vivant • spiegelspel • bewegingsspel Werkvormen • inspringspel • voordracht • bewegingsspel Emoties • tableau vivant • pantomime • dialoogspel Emoties • tableau vivant • ‘beeldhouwen’ • dialoogspel Improvisatiespel • dialoogspel • vertelpantomime • inspringspel Improvisatiespel • spel met materialen • inspringspel • dramatisch spel Uitvoering Uitleg eindproduct (2 lessen) Bedenken en oefenen in groepjes Uitvoering Verder oefenen stukje vorige week Presenteren aan elkaar
Algemene regel
Binnen deze dramareeks geldt een regel, die iedere les weer terugkomt. • Als er geklapt wordt, wordt het stil en het spel stopt meteen.
Les 1 Stageschool: Groep: Vak/Lesactiviteit: Tijdsduur:
Inleiding
De Nieuwste School Tilburg Leerjaar 1 Drama 45-60 minuten
Instructie & Opwarmer
Instructie In het kort wordt uitgelegd hoe de lessenreeks van drama eruit gaat zien voor de komende weken (over het algemeen 2 lessen per week, op donderdag en vrijdag door zowel Paul als door mij). Ik vertel de leerlingen wat ze ongeveer kunnen gaan verwachten. Het doel van de lessenreeks (groeien naar improvisatiespel en het zelf creëren van spel) wordt hierbij duidelijk vermeld. Daarnaast licht ik toe wat er in les 1 aan de orde is: het leren omgaan met werkvormen die betrekking hebben op drama: tableau, spiegelspel en bewegingsspel. De klapregel wordt ook hier uitgelegd. Opwarmer Leerling A speelt dat hij een voorwerp gebruikt. De andere leerlingen proberen te raden wie zo’n voorwerp dagelijks gebruikt. Daarna noemt leerling A het beroep dat hij in zijn hoofd had. De leerlingen bepalen zelf welk voorwerp ze ‘kiezen’.
Kern
Werkvormen
Bewegingsspel Eén leerling beeld een beroep uit dat hij van mij te horen krijgt. De andere leerlingen proberen het te raden. Degene die het raadt steekt zijn hand op. Nadat meerdere leerlingen het beroep weten, mag het uitbeeldende kind iemand uitkiezen die het antwoord geeft. Eventueel kan er ook gekozen worden om die leerlingen mee te laten doen. Beroepen: Kapper, meester, timmerman, verkoper in een winkel, marktkoopman, buschauffeur, schrijver, bakker, schoonmaker, voetballer, brandweerman, kelner, tandarts, stewardess Tableau vivant Enkele leerlingen (ongeveer 6) beelden een situatie uit. Als er geklapt wordt, veranderd het spel in een foto. De leerlingen die toeschouwer zijn, steken hun hand op als ze weten om welke situatie het gaat. De mentor kiest enkele leerlingen uit die zich gaan mengen in het spel. Vervolgens wordt het spel verder gespeeld om te kijken of de ‘nieuwe’ spelers de goede locatie voor ogen hadden. Na nogmaals klappen vertellen de ‘nieuwe’ spelers om welke situatie het gaat en wordt deze vergeleken met de originele locatie. Locaties:
In een supermarkt, in de trein, op school, in de douche, in een kledingwinkel, in de kroeg, in de gevangenis, in het circus, op het strand, aan een parachute in de lucht, op de wc Spiegelspel De leerlingen volgen elkaars bewegingen gelijktijdig en spiegelbeeldig volgen en nadoen. Dit wil zeggen dat 1 leerling van me te horen krijgt welk werkwoord hij uit moet beelden. De andere 6 leerlingen voeren dit vervolgens in spiegelbeeld uit, tegenover de leerling. De rest van de klas moet proberen te raden om welk werkwoord het gaat. Werkwoorden: lachen, lopen, zwaaien, slaan, tanden poetsen, sluipen, dansen, huilen, zingen, fietsen, auto rijden, paard rijden, zwemmen, timmeren, zagen, tekenen, typen, huppelen, koken, schieten, skiën, tennissen, golfen, touwtje springen, schrijven, dwarsfluit spelen, eten, drinken, vliegen, scheppen, slapen, honkballen, viool spelen
Slot
Evaluatie
De mentor leidt de evaluatie. • Er worden 3 tips en 3 tops gegeven op deze les. De mentor kan deze meenemen naar volgende lessen, om zo zoveel mogelijk aan de wens van de leerlingen te voldoen. De mentor stelt evaluerende vragen. • Wat verwachtte je precies van deze dramales? • Kwam deze verwachting overeen met de lesinhoud? • Wat vond je het moeilijkste van de les? Waarom? • Wat ging jou juist heel gemakkelijk af? Waarom? • Wat verwacht je van de aankomende lessen?
Les 2 Stageschool: Groep: Vak/Lesactiviteit: Tijdsduur:
Inleiding
De Nieuwste School Tilburg Leerjaar 1 Drama 45-60 minuten
Opwarmer
De kinderen lopen door elkaar zonder elkaar aan te raken. Als de groep en/of het lokaal het niet toelaat doet de mentor dit in halve groepen. Als de mentor klapt, bevriezen de leerlingen zoals ze op dat moment zijn. Daarna hetzelfde alleen vertel je ze hoe ze moeten lopen, Voorbeelden: Held, slechterik, koningin, robot, oud opaatje, kip, aap
Kern
Werkvormen
Voordracht De mentor leest een verhaal voor. Het is handig als de mentor van te voren ongeveer weet hoeveel personen er nodig zijn om het verhaal te spelen. Het verhaal mag niet te lang duren. Het verhaal wordt omgezet in spel door de leerlingen. Zij mogen daar hun eigen draai aan geven op het gebied van bewegingen, mimiek en geluiden. Voorbeeldverhalen: Zwaan kleef aan, versjes Bewegingsspel Alle leerlingen zijn aanwezig op het speelvlak. Ze lopen door elkaar heen. De manier van bewegen staat centraal. Bij iedere ‘klap’ wordt een nieuwe manier van bewegen aangereikt, waar de leerlingen hun eigen draai aan kunnen geven. Voorbeelden: Clown > verdrietig, blij, verlegen, boos, zenuwachtig, zich vervelen, slaperig Dieren > slang, olifant, stokstaartje, kat Inspringspel Een leerling krijgt een locatie of bezigheid, die hij alleen gaat spelen. Als leerlingen doorhebben wat deze leerling uitbeeldt, kunnen ze inspringen. De nieuwe speler oefent invloed uit op het spelverloop. Locaties: Markt, dierenarts, reisbureau, taxistandplaats Bezigheden: Kopiëren, huilen, fietsband plakken, scheet laten, vals spelen met knikkeren
Slot
Afsluiter
Dieren We sluiten af met het uitbeelden van dieren. Er staan 6 leerlingen in het speelvlak. Eén van hen krijgt het dier te horen dat ze allen uit moeten beelden. Hij beeldt het dier uit, waarna de overige 5 leerlingen vanzelf mee gaan doen als ze in de gaten hebben welk dier het is. Zij moeten het dier op een andere manier weergeven. Dieren: Slang, vis, olifant, aap, giraffe, leeuw, hond
Les 3 Stageschool: Groep: Vak/Lesactiviteit: Tijdsduur:
Inleiding
De Nieuwste School Tilburg Leerjaar 1 Drama 45-60 minuten
Opwarmer
De mentor start met het uitbeelden van een emotie. De leerlingen moeten raden om welke emotie het gaat. Vrijwilligers mogen zelf een emotie uitbeelden, waarna klasgenoten raden om welke emotie het gaat. De mentor kan ervoor kiezen om kaartjes aan te reiken met emoties, of de leerlingen zelfstandig emoties laten bedenken. Emoties: Bang, verlegen, verliefd, blij, bedroefd, boos, kwaad, verdrietig, woedend
Kern
Emoties
Tableau vivant Enkele leerlingen (ongeveer 4) beelden een situatie uit, waarin een bepaalde emotie naar voren komt. Als er geklapt wordt, veranderd het spel in een foto. De leerlingen die toeschouwer zijn, steken hun hand op als ze weten om welke situatie en emotie het gaat. De mentor kiest enkele leerlingen (maximaal 2) uit die zich gaan mengen in het spel. Vervolgens wordt het spel verder gespeeld om te kijken of de ‘nieuwe’ spelers de goede locatie en emotie voor ogen hadden. Na nogmaals klappen vertellen de ‘nieuwe’ spelers om welke situatie en emotie het gaat en wordt deze vergeleken met de originele locatie en emotie. Locaties: In een supermarkt, in de trein, op school, in de douche, in een kledingwinkel, in de kroeg, in de gevangenis, in het circus, op het strand, aan een parachute in de lucht, op de wc Pantomime Enkele leerlingen (3) beelden zonder woorden overgangen van emoties uit. Zij kunnen samen spelen, maar ook los van elkaar. Overgangen: Boos > woedend, verliefd > verlegen, verdrietig > bang, vriendelijk > onvriendelijk, woede > schaamte, bewondering > verwijt, liefde > jaloezie Dialoogspel Dit spel draait om het tweegesprek: een interview, een telefoongesprek of een ontmoeting tussen twee mensen. Er worden groepjes van 4 personen gemaakt. Twee ervan zijn publiek, twee spelen het spel. Na afloop geven de toeschouwers feedback op het stuk (1 tip en 1 top). Mensen & inhoud bericht: Politie & ouder > kind gespijbeld
Mentor & leerling > leerling heeft een andere leerling tegen de schenen geschopt zonder reden Puber & vriend > de een heeft graffiti gespoten en licht hierover de ander in Treinconducteur & zwartrijder > conducteur betrapt de zwartrijder
Slot
Afsluiter
Houding & veranderen Één of meerdere kinderen worden in een bepaalde houding gezet. Een kind bestudeert deze kinderen aandachtig, en gaat dan uit de klas. Er wordt iets veranderd aan het kind of de kinderen, en dan mag de persoon terugkomen. Hij moet dan kijken wat er verandert is.
Les 4 Stageschool: Groep: Vak/Lesactiviteit: Tijdsduur:
De Nieuwste School Tilburg Leerjaar 1 Drama 45-60 minuten
Inleiding Alle leerlingen zitten in een kring. De mentor kiest een voorwerp in gedachten dat doorgegeven gaat worden. Er wordt net alsof gedaan of er een voorwerp doorgegeven wordt. Bijvoorbeeld een bal. Iedere leerling die het ‘voorwerp’ in zijn handen krijgt, mag er iets mee doen om het nog duidelijker te maken om welk voorwerp het gaat of om juist grapjes uit te halen. Als de bal weer bij de mentor aangekomen is, wordt het voorwerp veranderd. Voorwerpen: Bal, laptop, stift, onderbroek, föhn, koelkast
Kern
Emoties
Tableau vivant • Alle leerlingen staan in een grote kring met hun ruggen naar elkaar toe. De mentor noemt een emotie. De leerlingen voeren dit uit. Op het moment dat de mentor klapt, springen de leerlingen om in een beeld wat aansluit bij de emotie. Emoties/gebeurtenissen: Razend, verliefd, erg verdrietig, nodig naar de wc, een miljoen gewonnen, het zien van een enge spin, haast, trein gemist •
Beeldhouwen: De leerlingen spreken in drietallen af wie beeldhouwer, wie beeld en wie koper is. De beeldhouwer ‘zet’ het beeld in de positie zoals de koper het wil hebben.
Dialoogspel De leerlingen voeren de onderstaande stappen uit. De mentor bepaalt om welke combinaties het gaat tussen waar, wie, stemmingen en beperkingen/aanleidingen/bedoelingen. • Tweetallen maken met behulp van kaartjes. De kinderen met hetzelfde kaartje zijn een duo. • Begroeten: Aan de lange kanten van de zaal staan leerlingen. Deze lopen naar elkaar toe en begroeten elkaar in het midden op de manier zoals de mentor aangeeft. Opdracht is om een korte dialoog met elkaar te voeren. Waar: In een drukke winkelstraat, op een receptie, op het strand, op de speelplaats. Wie: Vrienden die elkaar al lang niet meer gezien hebben, buren, vijanden, bejaarden, drukke zakenmensen.
Stemmingen: slecht nieuws overbrengen, verliefd, ontwijkend, gehaast, bedroefd. Beperkingen, aanleidingen, bedoeling: Te laat, ruzie, je krijgt nog geld van de ander, lang niet gezien, slecht nieuws, alle tijd.
Slot
Evaluatie
In de evaluatie zal het dramaproject tot zo ver geëvalueerd worden. - Wat heb je precies geleerd? - Wat verwachtte je precies van de dramalessen? Sluit dat aan bij wat we nu doen? - Wat vind je het moeilijkste van de lessen tot nu toe? Waarom? - Wat ging jou juist heel gemakkelijk af? Waarom? - Wat verwacht je van de aankomende lessen?
Basketbal
Basketbal
Rugby
Rugby
Schaatsen
Schaatsen
Wielrennen
Wielrennen
Atletiek
Atletiek
Golf
Golf
Hockey
Hockey
Voetbal
Voetbal
Korfbal
Korfbal
Turnen
Turnen
Volleybal
Volleybal
Skaten
Skaten
Tennis
Tennis
Batminton
Batminton
Trampoline springen
Trampoline springen
Les 5 Stageschool: Groep: Vak/Lesactiviteit: Tijdsduur:
Inleiding
De Nieuwste School Tilburg Leerjaar 1 Drama 45-60 minuten
Beeldhouwen
Tableau vivant Beeldhouwen: De leerlingen spreken in drietallen af wie beeldhouwer, wie beeld en wie koper is. De beeldhouwer ‘zet’ het beeld in de positie zoals de koper het wil hebben. Eventuele ideeën: Koning, Romeins standbeeld, Model, onzekere juf/meester
Kern
Improvisatiespel
Vertelpantomime Een leerling verzint een verhaal, terwijl vier Andere leerlingen het uitbeelden. Dit gebeurt zonder geluid en is pure improvisatie. Het is te vergelijken met het diaspel van de Lama’s: de verteller vertelt een verhaal, vervolgens wordt er geklikt en gaan de leerlingen in tableau staan, vervolgens gaat de verteller weer een stukje door met zijn verhaal, enzovoort. Het diaspel kan ook andersom plaatsvinden. De leerlingen die in tableau staan bepalen dan het verhaal. Als er geklikt wordt gaan zij in een houding staan, de verteller past zijn verhaal hierop aan, vervolgens wordt er weer geklikt enzovoort. Eventuele ideeën verhaal: Vrijgezellenfeest, Bruiloft, Boxwedstrijd Dialoogspel De leerlingen voeren de onderstaande stappen uit. De mentor bepaalt om welke combinaties het gaat tussen waar, wie, stemmingen en beperkingen/aanleidingen/bedoelingen. • Tweetallen maken met behulp van kaartjes. De kinderen met hetzelfde kaartje zijn een duo. • Begroeten: Aan de lange kanten van de zaal staan leerlingen. Deze lopen naar elkaar toe en begroeten elkaar in het midden op de manier zoals de mentor aangeeft. Opdracht is om een korte dialoog met elkaar te voeren. Waar: school, disco, begrafenis, DNS Wie: bejaarden, drukke zakenmensen, twee aankomende DNS leerlingen Stemmingen: ontwijkend, gehaast, tevreden, zwaar geëmotioneerd Beperkingen, aanleidingen, bedoeling: nieuwe vrouw gevonden, slecht nieuws, alle tijd, zin in school
Inspringspel Ongeveer 4 leerling krijgen een locatie of bezigheid, die ze gaan spelen. Als leerlingen doorhebben wat deze leerling uitbeeldt, kunnen ze inspringen. De nieuwe speler oefent invloed uit op het spelverloop. Het inspringen gebeurt pas als de mentor geklapt heeft, het oude spel blijft in tableau staan, vervolgens voegen de nieuwe leerlingen zich toe aan het spel en gaat het spel verder. Het is de kunst om het voor het publiek zo moeilijk mogelijk te maken om te raden wat het is, maar het wel door een paar leerlingen geraden wordt zodat er invloed uitgeoefend kan worden op het oude spel. Het spel kan al dan niet gesproken gespeeld worden. De leerlingen die graag in willen springen, steken hun hand op. De mentor organiseert wie/hoeveel leerlingen aan het spel mogen deelnemen, om zo overzicht te bewaren. Locatie/bezigheid: Hele gezin aan de eettafel, volwassenen die naar een voetbalwedstrijd kijken, casino, Elfstedentocht
Slot
Evaluatie
In de evaluatie zal het dramaproject tot zo ver geëvalueerd worden. - Wat heb je precies geleerd? - Wat verwachtte je precies van de dramalessen? Sluit dat aan bij wat we nu doen? - Wat vind je het moeilijkste van de lessen tot nu toe? Waarom? - Wat ging jou juist heel gemakkelijk af? Waarom? - Wat verwacht je van de aankomende lessen?
Les 6 Stageschool: Groep: Vak/Lesactiviteit: Tijdsduur:
Inleiding
De Nieuwste School Tilburg Leerjaar 1 Drama 45-60 minuten
Opwarmer
Dieren We sluiten af met het uitbeelden van dieren. Er staan 6 leerlingen in het speelvlak. Eén van hen krijgt het dier te horen dat ze allen uit moeten beelden. Hij beeldt het dier uit, waarna de overige 5 leerlingen vanzelf mee gaan doen als ze in de gaten hebben welk dier het is. Zij moeten het dier op een andere manier weergeven. Dieren: Slang, vis, olifant, aap, giraffe, leeuw, hond
Kern
Improvisatiespel
Spel met materialen Dit spel is gebaseerd op het spel van de Lama’s, waarbij de twee duo’s verschillende voorwerpen krijgen. Om en om beelden de duo’s iets uit met de voorwerpen. Het doel is om juist niet de meest voor de hand liggende dingen uit te beelden, maar om het improvisatievermogen van de leerlingen te stimuleren. Een handveger kan bijvoorbeeld gebruikt worden als tandenborstel enzovoort. Voorwerpen: Bezem, map, schemerlamp, kroon, krant Inspringspel Ongeveer 4 leerling krijgen een locatie of bezigheid, die ze gaan spelen. Als leerlingen doorhebben wat deze leerling uitbeeldt, kunnen ze inspringen. De nieuwe speler oefent invloed uit op het spelverloop. Het inspringen gebeurt pas als de mentor geklapt heeft, het oude spel blijft in tableau staan, vervolgens voegen de nieuwe leerlingen zich toe aan het spel en gaat het spel verder. Het is de kunst om het voor het publiek zo moeilijk mogelijk te maken om te raden wat het is, maar het wel door een paar leerlingen geraden wordt zodat er invloed uitgeoefend kan worden op het oude spel. Het spel kan al dan niet gesproken gespeeld worden. De leerlingen die graag in willen springen, steken hun hand op. De mentor organiseert wie/hoeveel leerlingen aan het spel mogen deelnemen, om zo overzicht te bewaren. Locatie/bezigheid: Wedstrijd sjoelen, beklimmen van de Mount Everest
Dramatisch spel Spel naar aanleiding van een verhaal/krantenartikel. De mentor zorgt voor een verhaal of krantenartikel, dat door leerlingen nagespeeld wordt. Naar aanleiding van het verhaal/artikel wordt er duidelijk hoeveel leerlingen het speelvlak mogen betreden. De andere leerlingen geven na afloop de spelers een tip en een top.
Slot
Afsluiter
Levende knoop Alle leerlingen staan hand in hand in een kring. Ze lopen naar het midden van de kring toe, waarna iedereen de handen loslaat. Iedereen pakt vervolgens twee andere handen vast. Als iedereen weer 2 handen vast heeft, probeert de groep uit de knoop te komen.
Les 7 Stageschool: Groep: Vak/Lesactiviteit: Tijdsduur:
Inleiding
De Nieuwste School Tilburg Leerjaar 1 Drama 45-60 minuten
Instructie
Onderdelen stukje: • Wie? • Wat? • Waar? • Wanneer? • Waarom? De leerlingen gaan in groepjes een kort script schrijven met de bovenstaande hoofdvragen. Dat gaan ze vervolgens omzetten in spel. In les 9 hebben de leerlingen nog even tijd om te oefenen, waarna het spel uitgevoerd zal worden voor hun klasgenoten. Het spel moet ongeveer 5-10 minuten duren. Er worden 4 groepjes van 6 gemaakt en 1 groepje van 7. In deze groepjes zitten zowel jongens als meisjes. De keuze is aan de mentor om zelf groepjes te maken, of de leerlingen groepjes te laten maken. Dit kan bijvoorbeeld op de volgende manier. Leerlingen maken duo’s. Ze zoeken daar nog 2 duo’s bij.
Kern
Uitvoering
De leerlingen gaan in groepjes aan de slag met de opdracht die ze in de inleiding gekregen hebben. De mentor loopt rond en houdt in de gaten of iedere groep zelfstandig uit de opdracht komt.
Slot
Evaluatie
De mentor stelt enkele evaluerende vragen, die de leerlingen helpen volgende les actief aan de slag te kunnen gaan. • Wat is er nu af en wat moet er nog gedaan worden? • Welke materialen hebben jullie de volgende les nodig? • Wie gaat daar voor zorgen? • Hoe verliep het proces van samenwerken aan hetzelfde product? • Zijn er nog punten die verbeterd kunnen worden volgende les? Zo ja, welke?
Les 8 Stageschool: Groep: Vak/Lesactiviteit: Tijdsduur:
Inleiding
De Nieuwste School Tilburg Leerjaar 1 Drama 45-60 minuten
Herhaling
Er wordt kort verteld wat ook alweer de opdracht was die vorige les opgegeven is. Onderdelen stukje: • Wie? • Wat? • Waar? • Wanneer? • Waarom? De leerlingen gaan in groepjes een kort script schrijven met de bovenstaande hoofdvragen. Dat gaan ze vervolgens omzetten in spel. In les 9 hebben de leerlingen nog even tijd om te oefenen, waarna het spel uitgevoerd zal worden voor hun klasgenoten.
Kern
Uitvoering
De leerlingen gaan weer zelfstandig in hun groepjes oefenen. Hier krijgen ze 10-15 minuten de tijd voor. Vervolgens gaan de leerlingen hun spel aan elkaar presenteren. De evaluatie van de stukjes wordt na ieder stukje gedaan. Zo ook de tips en de tops. (Zie evaluatie.)
Slot
Evaluatie
Het publiek verziet de spelers van 2 tips en 2 tops. De spelers vertellen hoe het werkproces is verlopen: • Wat was jullie plan? • Wat heb je gebruikt als inspiratiebron? • Wat heb je onderzocht? • Wat is er wel en niet gelukt? Na afloop wordt er kort verteld dat het einde is van de lessenreeks. De mentor kan eventueel de leerlingen om feedback vragen op de lessenreeks.